Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen Simon Stevin GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar universiteitsbibliotheek Utrecht, signatuur: Mag. P. Fol. 15 ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen van Simon Stevin uit 1608. REDACTIONELE INGREPEN p. 22: het foutieve paginanummer 52 is verbeterd in 22. Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (Eerste stuk: p. 22; tweede stuk: p. II; derde stuk p. 20; zesde stuk: p. 40, 68 en 118) zijn niet opgenomen in de lopende tekst. [pagina 1] VYFDE STVCK DER VVISCONSTIGE GHEDACHTENISSEN VAN DE GHEMENGDE STOFFEN. Inhoudende t'ghene daer hem in gheoeffent heeft DEN DOORLVCHTICHSTEN Hoochgheboren Vorst ende Heere, Mavrits Prince van Oraengien, Grave van Nassau, Catzenellenbogen, Vianden, Moers &c. Marckgraef vander Vere, ende Vlissinghen &c. Heere der Stadt Grave ende S'landts van Cuyc, St. Vyt, Daesburch &c. Gouverneur van Gelderlant, Hollant, Zeelant, Westvrieslant, Zutphen Vtrecht, Overyssel &c. Opperste Veltheer vande vereenichde Nederlanden, Admirael generael vander Zee &c. Beschreven deur Simon Stevin van Brugghe. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Tot Leyden, Inde Druckerye van Ian Bouvvensz. Int Iaer cIɔ Iɔ cviii. 2010 dbnl stev001wisc05_01 unicode scans Simon Stevin, Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen. Ian Bouvvensz., Leiden 1608  DBNL-TEI 1 2010-06-04 CB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Simon Stevin, Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen. Ian Bouvvensz., Leiden 1608  Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp der ghemengde stoffen. NAdien my int vergaren deser vvisconstige ghedachtenissen verscheyden stoffen te vooren quamen, die om haer cleynheyt niet en schenen elck een besonder stuck behooren ghenoemt te vvorden, soo heb ickse t'samen vervought, en daer af een stuck gbemaeckt, vvesende in d'oirden het vijfde, en dat Ghemengde Stoffen ghenoemt, vvelck vijf deelen sal hebben. Het eerste van Telconstighe anteyckeninghen. Het tvveede vande Vorstelicke Bouckhouding. Het derde vande Spiegheling der Singconst. Het vierde vanden Huysbou, Het vijfde vanden Crijchshandel. Het seste van verscheyden anteyckeninghen. {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Eerste deel der ghemengde stoffen, van de telconstighe anteyckeninghen. {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp deses eersten deels. ALsoo Syn Vorselicke Ghenade over een tijt besloot te vvillen oversien en grondelick verstaen de Telconst die ick daer te vooren int Iaer 1585 in Francoysche sprake hadde laten uytgaen, en dat hy dien volghens niet alleen alles innerlicker en ondersocht dan na de ghemeene vvijse, maer oock sijn eyghen vonden daer noch by voughde, vvaer af ick schriftelicke ghedachtenis behielt, en alles by een vergaerde, soo heeft my goet ghedocht t'selve hier te stellen. {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} 1 Hooftstick. Van DiophantusAlgebraicis questionibus. Stelreghelsche geschillen by hem ghevvrocht door t'behulp van TelconstigeTheorematatibus. Vertoogen, vvelcke sijn Vorstelicke Ghenade sonder t'behulp der selve afgheveerdicht heeft. NAdien sijn Vorsetlicke Ghenade in onse voorschreven Telconst oversien hadde de bepalinghen, metsgaders deComputationes rationales. redelicke rekeninghen van Vergaring, Aftrecking, Menichvulding, en Deeling derNumerorum Algebraicorum. stelreghelstalen, en ghecommen was totte boucken van Diophantus int Francois overgheset, diens voorstellen alsPraxis. Daet des stelreghels by t'voorgaende vervought waren, soo en heeft hy int berekenen van dien niet mijn beschreven wercking willen volghen, noch ghelijckmen seght manneken na manneken maken, dan met sijn eyghen invallen de sake afveerdighen, siende opt laetste na de evenheyt der uytcomst van sijn besluyt mettet ander, maer want de stelling der Stelreghelstalen om den eysch te volghen daer dickwils soo duyster valt, dat haer eyghenschap deur telconstighe vertooghen verclaert wort, soo en heeft dese wijse van wercking sijn Vorstelicke Ghenade niet bevallen, segghende datmen sulcke onghewoonlicke vertooghen en diepsinnighe stellinghen tot sijn wille niet bedencken en can alsser soodanighe geschillen te berekenen sijn, sulcx dat hy in die plaets en overal daert steute, een ander wech inginck, gebruyckendePostposees quantitez. naghestelde stelreghelstalen, en daer me deur ghemeene reghel tottet begheerde commende. Om van t'selve hier uyt verscheyden voorbeelden een te verhalen, t'is ghebeurt dat wy ghecommen sijn tottet onbesloten 19 gheschil des 2 boucx van Diophantus, alwaer gheseyt is sijn besluyt niet goet te wesen, en dat denCommentator. uytleggher Xylander willende t'selve verbeteren oock faute hadde: ende want sijn Vorstelicke Ghenade dat berekent heeft na de boveschreven ghemeene reghel, soo sal ick dit beschrijven in plaets van veel anderen voorbeelden by hem afgheveerdicht, eerst stellende t'gheschil dat dusdanich is: 19 Gheschil des 2 boucx van Diophantus. Laet ons 80 in drien deelen, soo dat vande somme des tvveeden en ⅕ des eersten meer 6, ghetrocken het ⅙ des tvveeden meer 7: Voort vande somme des derden en het ⅙ des tvveden meer 7, getrocken het 1/7 vant derde meer 8: Voort vande somme des eersten en 1/7 des derden meer 8, getrocken het ⅕ vant eerste meer 6, de drie resten even sijn. Eerste deel des vvercx. Sijn Vorstelicke Ghenade heeft voor t'eerste ghetal of begheert deel der 80 ghestelt 1①. Angaende het tweede, wanttet duyster soude vallen, en veel bedenckens vereysschen dat te stellen in sulcke deelen alsser het eer- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} ste 1 ① doet, of ander behendicheyt daer op te vinden, soo stelde hy daer voor 1 tweede ①. Twelck so wesende t'derde sal nootsakelick sijn vā - 1① - 1 tweede ① + 80. Nu met dese drie ghetalen ghevolght den eysch van t'geschil, te weten vande somme des tweeden getals ende het ⅕ des eersten + 6, ghetrocken het ⅙ des tweeden + 7, soo blijft de eerste rest ⅚ tweede ① + ⅕ ① - 1. Voort vande somme des derden getals en het ⅙ des tweede + 7, getrocken het 1/7 des derde + 8, soo blijft de tweede rest - 6① - 29/42 tweede ① + 473/7. De boveschreven twee resten moeten even sijn na t'inhoudt des geschils, waer deur hy dieReduisoit. verkeerde volghens de reghel, en vandt eintlick 1 tweede ① even met - 111/160 ① + 45. Tvveede deel des vvercx. Nu dan aldus gevonden hebbende dat de 1 tweede ① gestelt voor het tweede ghetal of deel tweede in d'oirden, even is in eerstghestelde stelreghelstalen met - 111/160 ① + 45, hy heeft een nieu werck begost heel van eerstgestelde stelregelstalen, ghelijck ant voorgaende, als volght: Voort t'eerste ghetal of begheerde deel der 80 sy ghestelt 1 ①. Voor het tweede - 111/160 ① + 45. Om nu het derde te stellen, men moet weten de weerde vande - 1 tweede ① staende int ghetal vant derde in d'oirden des eersten wercx, die ghevonden wort segghende 1 tweede ① ghelt - 111/160 ① + 45, wat - 1 tweede ①? Comt 111/160 ① - 45: De selve ghestelt in plaets vande voorschreven - 1 tweede ①, en die vergarende met d'ander twee - 1① en + 80, soo sal voor het derde ghetal of begheerde deel der 80 commen - 49/160① + 35. Nn dan met dese drie ghetalen ghevolght den eysch van t'gheschil, te weten vande somme des tweeden ghetals en het ⅕ des eersten + 6, ghetrocken het ⅙ des tweeden + 7, soo blijfter de eerste rest - 121/320 ① + 73/2. En alsoo sal de tweede rest bevonden worden oock van - 121/320 ① + 73/2. En de derde rest van - 121/160 ① + 7. Nu dan wesende dese derde rest even an elcke der twee voorgaende, te weten - 121/160 ① + 7, even met - 121/320 ① + 73/2, hy heeftse verkeert volghens de regel, en vant eintlick 1 ① weerdich te sijn of te doen 9440/363 voor t'eerste deel: En de - 111/160 ① + 45 te doē 9786/363, voor het tweede deel: En de - 49/160 ① + 35 te doen 9814/363 voor het derde deel. T'bewys. De boveschreven drie ghetalen doen t'samen 80, als heelende deelen der selve 80, en alsmen daer me doet na den eysch des gheschils, men vint de drie begheerde resten even te wesen, en elck te doen 9680/363 na t'behooren. T'beslvyt. Wy hebben dan 80 in drie ghetalen ghedeelt, soo dat vande somme des tweeden &c. 1 Merck. T'werck hier boven en heeft maer een mael stelling ghehadt van naghestelde stelreghelstalen, maer t'is in sommighe voorbeelden gebeurt, dat haer weerde in eerstghestelde ghevonden sijnde, en daer me voortghewrocht na den {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} eysch des gheschils, datter de tweede mael stelling van nagestelde stelregelstalen viel, waer toe Syn Vorstelicke Ghenade weerom nam tweede naghestelde stelreghelstalen, en dat sghelijcx oock wel ghebeurde totte derde mael: Want hoewel sulcx deur een corter wech soude meughen ghewrocht worden, ghebruyckende derde en vierde naghestelde stelreghelstalen, sonder elcke mael de weerde der naghestelde te soucken in eerstghestelde, nochtans scheen die wijse bequamer, om min met diepsinnighe ghedachten te moeten becommert sijn. 2 Merck. Hoewel rekeninghen ghewrocht met naghestelde stelreghelstalen gheen nieuwe stof en sijn, maer dat by eenighe Schrijvers voorbeelden daer af ghegheven worden, nochtans anghesien my onbekent is, van dies teghen veel voorvallende duyster gheschillen soo ghemeenen ghebruyck gheweest te hebben als sijn Vorstelicke Ghenade daer af int werck ghestelt heeft, en dat op soo vasten voet, dat veel sware gheschillen daer menich Telder andersins langhe het hooft over soude breken, met d'eerste wercking sonder vergrijping dickwils opt recht besluyt uyt quamen, soo acht ick meughelick te sijn dattet anteyckenen deses Hooftsticx vrucht soude connē veroirsaken, voor de gene die opt werckē met nagestelde stelregelstalen nauwer acht sullen meugen nemen danmen gedaen heeft: Ick belijde oock dat waer my int oversetten en verclaren van Diophantus boucken, sulcx doen soo wel bekent geweest als nu, dat ick die vergetelicke vertoogen niet en soude ghestelt hebben, want my noch voorstaet dat ick doen int beschrijven der selve in mijn ghedacht sulcke kennis (ghelijck sijn Vorstelicke Ghenade ghedaen heeft) voor onvolcommen hielt. Dit is van desen handel gesproken na mijn tegenwoordich ghevoelen, soo ymant daer af buyten mijn weten breeder gheschreven heeft dan mijn ter handt ghecommen is, men wil my verontschuldighen, als van meyning niet sijnde ymants eere te vercorten. Noch wil ick hier wel dit by seggen, te weten dat sijn Vorstelicke Ghenade dickwils tot geen recht besluyt en conde commen, mettet wercken deur naghestelde stelreghelstalen, in Diophantus gheschillen van begeerde viercanten en sijden van ghegheven ghedaente, en met ghemeen ghetal metelick: Maer want de selve gheschillen oneindelicke menichte van besluyten hebben, soo schijnt dat een afcomst van cleender acht: Doch sy ande welcke die behaghen, meughen ondersoucken watser in doen connen deur naghestelde stelreghelstalen, sonder t'behulp vande vertooghen des derden en vierden boucx. 2 Hooftstick. Wesende ghegheven drie palen van stelreghelstalen soot valt: Te vinden haer vierde everedenige, of volcommelick, of met oneindelicke naerdering. Ick heb in mijn voorschreven Francoische Telconst vant 66 tottet 80 Wercstuck, beschreven de vinding der vierde everedenighe pael, van drie ghegheven stelregelsche, en dat soo verre als ick doen achte die stof bekent te wesen, maer heb daer na ghevonden een ghemeene reghel om van alle ghegeven drie stel- {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} reghelsche te vinden de vierde, of weerde van 1 ①, volcommelick of met oneindelicke naerdering, t'welck ons inde daet bycans soo veel doet als een wercking die in volcommen wisconstich bewijs bestaet, want ghelijck de houckmaten in haer tafels onvolcommen sijn, en nochtans ons inde daet soo veel doen al oft volcommen veelnamighe worteltalen waren, gecregen door kennis vande reden des omtrecx totte middellijn, in welcker ghetalen plaets men tottet ghebruyck d'ander nemen soude, alsoo gadet hier oock met desen stelreghelschen handel. T'ghegheven. Laet de drie ghegheven stelreghelsche palen, volghens het Hooftstick dusdanich sijn: D'eerste 1 ③, de tweede 300 ① + 33915024, de derde 1 ①. T'begheerde. Wy moeten haer vierde everedenighe pael vinden. T'werck. Om eerst int ghemeen te verclaren de volgende manier van doen, ick segh datmen vinden sal van hoe veel letters sijn moet de weerde van 1 ①, welcke veelheyt der letters bekent sijnde, men sal daer na vinden d'eerste letter, die sal sijn een van dese neghen, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9: Daer na sal desghelijcx ghevonden worden de tweede en al d'ander soo veel alsser is. Nu dan om totte saeck te commen, en eerst te vinden van hoe veel letters de weerde vande ghegheven 1 ① sijn moet, ick stel voor de selve 1, ondersouck daer me watter uyt commen sal, segghende anghesien 1 ① doet 1, de 300 ① doen 300 deur het 67 werckstuck der telconst, totte selve vergaert 33915024, comt voor de weerde der tweede pael 33915324: Ende d'eerste pael sal alleenelick 1 doen: T'welck te weynich is, om dat de weerde van d'eerste pael even behoort te wesen mette weerde vande tweede, en daerom stel ick ten tweeden 10 voor weerde van 1 ①, daer me ondersouckende als vooren vinde de weerde der tweede pael van 33618024, en der eerste van 1000, t'welck andermael te weynich sijnde ick stel ten derden 100 voor de weerde van 1 ①, t'selve oock te weynich sijnde ick stel ten vierden 1000, waer me ick de weerde der eerste pael grooter bevinde dan der tweede, daerom de weerde van 1 ① is meerder dan 100, en minder dan 1000, sy is dan nootsakelick van drie letters. T'welck bekent wesende, soo moet d'eerste letter sijn een deser negen 1,2,3,4,5,6,7,8,9: Maer t'is hier boven ondersocht met d'eerste letter 1, te weten met 100, en vandt te weynich, daerom ondersouck ickt nu met voor d'eerste letter der drie te stellen 2, dats 200 voor weerde van 1 ①, en vinde te weynich: Ick ondersoucket daer na met 300, en comt oock te weynich: Daer na met 400, en vinde te veel, t'welck my beteyckent dat d'eerste letter 3 moet sijn. Om nu de tweede letter te vinden, die moet nootsakelick sijn of 0,1,2,3,4,5,6,7,8, of 9: Maer t'is vooren ondersocht mette tweede letter 0, te weten met 300, en quam te weynich, daerom stel ick nu voor tweede letter 1, te weten 310, en vinde te weynich: Daer na 320, en comt oock te weynich: Daer na 330, en comt te veel, t'welck my beteyckent dat de tweede letter 2 moet sijn. Om nu de derde letter te vindē, die moet nootsakelick sijn of 0,1,2,3,4,5,6,7,8, of 9: Maer t'is boven versocht deur 320, en quam te weynich, waer deur ick nu de derde letter stel 1, te weten 321, en vinde te weynich: Daer na met 322, en comt oock te weynich: Daer na met 323, en comt oock te weynich: Daer na met 324, en bevinde daer mede de weerde van d'eerste pael even ande weerde der tweede, te weten d'een en d'ander van 34012224, t'welck my betuycht 324 de weerde te sijn van 1 ①, en de begheerde vierde everedenighe pael, want ghelijck 34012224 weerde van d'eerste, tot 34012224 weerde vande tweede, alsoo 324 weerde vande derde, totte vierde 324. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Vervolgh. Het blijckt deur het voorgaende dat als de weerde van 1 ① heel ghetal is. dat de selve weerde volcommelick ghevonden can worden. Maer by aldien de boveschreven rekening niet alsoo, effen uyt ghecommen en hadde, als by voorbeelt dattet ⓪ of gemeen getal in plaets van 33915024 alleenelick waer gheweest 33900000, alsdan soude 323 te luttel gheweest hebben, en 324 te veel, t'welck my versekert dat de weerde van 1 ① doet 323 met een ghebroken minder dan eenheyt. Maer om t'selve ghebroken te vinden, of dat oneindelick te naerderē, ick stel 323 met noch een 0 op een lini als telder, en 10 daer onder als noemer, aldus 3230/10: Dit ghebroken doet 323, t'welck te weynich sijnde, soo moet 0 des telders doen 0 met eenighe rest, of 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, of 9: De selve letter ghevonden sijnde als boven, en datter noch eenich overschot is, men sal tot telder en noemer andermael 0 vergaren, ondersouckende als boven watter commen moet in plaets van die 0 des noemers, en alsoo oneindelick voortvarende, men naerdert oneindelick tottet begheerde. Maer soo de begheerde weerde van 1 ① waer een ghebroken minder dan eenheyt, men salt eerst ondersoucken met 1/10, welcke te groot sijnde, alsdan met 1/100, daer na met 1/1000 &c. Nu ghenomen dat 1/100 te groot waer, maer 1/1000 te cleen, dit versekert my dat boven de noemer 1000 commen moet een ghetal als telder meerder dan 1, en minder dan 10, t'selve sal nootsakelick sijn een letter als 1 met eenich overschot, of 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, of 9: Die letter ghevonden sijnde ten naesten en minder, en datter noch overschot is, men sal telder en noemer vermeerderen elck van een 0, ondersouckende daer na als vooren wat die laetste 0 des telders sijn moet, en alsoo voort met al de ander. Merckt noch dat wesende de weerde van 1 ① ghebroken ghetal, het can ghebeuren datmen oneindelick sal naerderen totet begheerde, sonder nochtans deur dese manier te connen gheraken tot een volcommen besluyt. Als by voorbeelt, laet ons nemen dat de onbekende weerde van 1 ① waer ⅚, en datmen den noemer na de voorschreven reghel stelt 10, men vint dat boven de selve 10 moet commen 8 in deser voughen 8/10: Maer wanttet te weynich is, ick stel by elck ghetal 0 aldus 80/100, en souckende daer na wat letter commen moet in plaets van 0 des telders, ick vinde ten naesten en minder 3, aldus 83/100: En doende sghelijcx de derde mael ick vinde 833/1000: En de vierde mael 8333/10000. En alsoo met de ander voortvarende, men siet datmen oneindelick mach naerderen sonder nochtans totte volcommen ⅚ te gheraken, uyt oirsaeck datter gheen heel ghetal en is in sulcke reden tot 10, 100 of 1000 (en dierghelijcke daer af d'eerste letter is 1 mette volghende 0) als 5 tot 6. Wy souden noch meughen voorbeelt gheven alwaer de weerde van 1 ① is van worteltalen, onmetelick mette ghemeene, maer anghesien die oneindelicke naerdering deur t'voorgaende ghenouch bekent is, ten schijnt niet noodich daer afeyghen verclaring te doen. Angaende t'bewijs, anghesien al de boveschreven voorbeelden deur haer werck openbaer sijn, soo en behouvense gheen ander. T'beslvyt. Wesende dan ghegheven drie palen van stelreghelstalen {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} soot valt, wy hebben ghevonden haer vierde everedenighe, of volcommelick, of met oneindelicke naerdering, na den eysch. Merckt. In dit eerste deel der ghemengde stoffen ghebreken noch veel ander Telconstighe anteyckeninghen, maer d'oirsaeck waerom die voor ditmael daer uyt ghebleven sijn, sal verclaert worden int Merck ten einde deses vijfden stucx. Telconstighe Anteyckenings EYNDE. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Tweede deel der ghemengde stoffen, van de vorstelicke bovckhovding in domeine en finance extraordinaire. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Argumentum. Cortbegryp. WY noemen desen handel Vrostelicke bouckhouding op de Italiaensche vvijse, tot onderscheyt der Coopmans bouckhouding, op de vvijse van Italie, daermen seght dat die const onlancx eerst ghevonden en gheoeffent is ghevveest, hoevvel eenige vermoeden de oude Romeinen die ghebruyct te hebben, vvaer af ick t'sijnder plaets de reden sal verclaren. Maer nadien dese Vorstelicke bouchouding uyt des Coopmans ghetrocken is, en daer groote ghemeenschap me heeft, soo sullen vvy van des Coopmans bouckhouding (na verclaring der oirsaken deser beschrijving) eerst een cort voorbeelt stellen, om daer mebequamelicker uyt te leggen de voorghenomen Vorstelicke, vvelck op tvveederley soorte valt, te vveten in Domeine, en Finance extraordinaire, vvaer af van elcke int besonder hier nagheseyt sal vvorden. {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Oirsaeck der onduytsche vvoorden die in desen handel ghebruyckt sullen vvorden. Alsoo wy int begin deser Wisconstighe ghedachtenissen voor ons genomen hadden alles in plat Duytsch te beschrijven, en dat nochtans dese Bouckhouding tegen sulck voornemen met veel onduytsche woorden ghemengt is, soo sal ick eer wy totte sake commen daer af mijn redenen verclaren. Tis te weten dat ick eerst Duytsche woorden ghestelt hadde in plaets der onduytsche, als Debet, Credit, Debiteur, Crediteur, Balance, Iornael, Finance, Domeine, met diergelijcke: Maer want sijn Vorstelicke Genade het bouckhouden geleert hebbende, daer na oirboir verstont en besloot, sijn rekeninghen van Domeinen in bouckhoudersche stijl te doen vervaten, hy ghebruyckte daer toe de ervarentste en bequaemste Bouckhouders diemen crijghen conde: Maer want sy de boveschreven ghemeene onduytsche woorden ghewoon waren, ghelijck oock meest al de ghene daer hy vande stof des bouckhoudens me spreken wilde, soo soude die verandering inden anvang haer swaricheyt gehadt hebben, inder voughen dat wy om sulcke redenen, besloten voor t'eerste by het boveschreven onduytsch gebruyck te blijven. {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} An myn heerende vorstelicke penningmeesters. WAntmen totten stant der Ghemeensaken noodich bevint dat hun penningben oirdentlick en ghetrouvvelick vergaert vvorden, soo sijn de Menschen van ouden tijden tot nu toe, geduerlick seer becommert ghevveest met sulcke oirden te verbeteren daerseghebreckich vvas, en met alle ontmoetende onghevallen te voorcommen na hun vermeugen, vvaer af oock by de Francoisen verscheyden edict en en bouckē in druck uytgaen: Daerom dat ymant mocht meynen dese vvijse van schrijven streckende tot sulcke verbetering, t' eenemael een nieuvve stof te vvesen, en aloft gheschiede deur gheneghentheyt om ymants fauten te straffen, dat vvaer ghemist, vvant ick d'oirsaeck soodanigher ongevallen meer acht ghebreck van oir den, dan ongherechticheyt der Menschen: Te meer datter veel ghelooven, hemlien vanden Heer gheen behoorlicke belooning voor hunghetrouvven dienst gheschiet te vvesen, en daerom met een vryghevvissen inhouden t'ghene sy achten hun met recht toe te commen. Maer vvanttet sijn conde dat hem yghelick met die antvvoort niet en vvilde ghenoughen, soo vvilickt met dese laten berusten, te vveten dat sulcke verbetering dickvvils gehandthaeft en bevoordert vvort deur vrome Tresoriers en Penningmeesters selfs, de vvelcke ick acht dat my soot noodich vielhier in souden voorstaen. {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} An myn heer Maximiliaen de Bethune, Hertoch van Seully, Pair van Vranckrijck, Marcgraef van Rosny, Raetsheer des Conincx insijnen Raet van Staet en Prive, Sijn ordinaris Camerlinck, Capiteyn van hondert peerden van ordonnancie van sijn Maiesteyt, Groot Voyer, Grootmeester vande Artillerie, en Superintendent der Financen van Vranckrijck, Gouverneur voor den Coninck in sijn landen van Poictou, en Superintendent der Fortificatien vant Coninckrijck &c. Myn Heer na dien mijn voornemen is dese beschrijving u E. toe te eygenen, soo salick eerst verclaren d'oirsaeck die my daer toe bevveecht heeft: Tis openbaer dat der groote Coopluyden Penningmeesters diemen Cassiers noemt, het ghelt haers Meesters tot hun eygen baet soo niet gebruycken en connen, ghelijck vvel doen de Penningmeesters der Vorsten, uyt oirsaeck dat den Coopman deur sijn Bouckhouder altijt vveet vvat gelt sijn Cassier teghenvvoordelick sonder vvederspreking in casse moet hebben: T'vvelck den Vorst van sijn Penningmeesters onbekent is, vvant hoevvel mē jaerlicx maect slot van rekening eens voorgangē jaers, en datse t'selve slot voldoen, nochtans soo en heeft den Vorst geen bevvijs van t'ghene sy int volgende onbesloten jaer of jaren meer ontfanghen hebben dan uytgegheven, t'vvelck al op hun segghen an moet commen, te meer datse (buyten Cassiers gebruyck) voor alle schulden verantvvoorden. Hier uyt volght datter tusschen den Vorst en sijn Penningmeesters (alanders dan tusschē den Coopman en sijn Cassier) geen eintlick slot van rekening met volcommen oplegging der resten gemaect en vvort, dan als sy uyt het amptscheyden, of mette erfghenamen na hun overlijden, vvelcke dan dickvvils het slot voldoen met een hoop bancquerouten en quade schulden, diese bevvijsen op hemlien niet te moeten commē, en dat deur een ghemeene reghel, vvelcke voor de ghene diese vvel volght, vast gaet, gelijck t'sijnder plaets verclaert salvvor- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} den. Nu dan den Heer vant gelt by sijn Penningme esters in vvesen geen kennis noch bevvijs hebbende, soo volght hier uyt dat hemlien na ghelt ghevraecht sijnde, soo sy antvvoorden datter geen en is t'moet daer by blijven, den Vorst mach vvel anders vermoeden, of vveten dat hy sijn eyghen penninghen op intrest moet lichten, maer hy en cant niet bevvijsen, dan siet sich met open oogē tot achterstel commen, en sijn benautheyt geduerlick versvvaren, te meer dattet cleen overschot van een groot incommen, op dergelijcke voet inde dispense deurvliecht. Maer de groote Coopluyden verstaen hun stuck beter, vvant by aldiense sulcken stijl volghden, daer souder vveynich groote Coopluyden blijven, en hun Cassiers soudē so vvel schatten veroveren als Vorstelicke Penningmeesters. By aldien de Coopluyden sulckē manier van bevvijs te vvercke stelden, inden handel die hun Facteurs voor hemlien doen, gelijck de Vorsten gebruycken over de Facteurs van hemlien dispense, sy en souden met sulcken vrymoedicheyt soo grooten handel niet drijven alsmen vvel siet ghebeuren. Doirsaeck die my tot dese verlijcking bevveeghde is dusdanich ghevveest: Nadien ick my dadelick gheoeffent hadde in Coopmansche bouckhouding en cassierschap; Daer nain stof van Finance (t'een T'antvverpen, t'ander in Vlaender int quartier vande Vryen) en in dese sake soo veel ghesien als my de omstandighen toelieten, ick viel in vermoeden, ja gheloofde vastelick, dattet den Vorsten meugelick vvas in dese sake des Coopmans vvijse te volgen, en soo nauvve te vveten vvat penningen hun Tresoriers en ander Penningmeesters onder hun hebben, als de groote Coopluyden dat van hun Cassiers bekent is: Oock inde dispense sulcke versekertheyt te connē hebben vande vvaren van contabel slete den Officiers ghelevert, als de Coopluyden vande goeden die hemlien Facteurs verhandelen, Maer dit gheloof bestont een tijt langh alleenelick in ghedachten sonder vruchten, ja sonder te denc- {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} ken datter oyt vruchten af souden ghecommen hebben, vvant t'vvas verre van yet te doen, gemerckt my niemant en bejegende om daer af soo te spreken dat icker af mocht verstaen vvorden, uyt oirsaeck datmense soo ick meyne selden ontmoet, die hun in d'een en d'ander handel dadelick gheoeffent hebben, Doch ist daer na by ghevalle gebeurt dat sijn Vorstelicke Genade hoorende des Coopmans bouckhouding een nieuvve const te vvesen, vveerdich onder de vrye gerekent te vvorden, begeerich vviert die te verstaen, begaf hem tottet leeren, quam daer af tot grondelicke kennis, vvaer benevens hy ghenouchsaem ervarentheyt hebbende in stof vā Domeine, so deur geduerige oeffening in sijn eygen saken, als in die van sijn Gouvernementen, heeft opentlick gesien het boveschreven seer vvel meughelick te sijn: Inder voughen dat hy tottet uytrechtē van dien niemants bevveging en behoufde, maer de sake in sijn eygen Domeinen (daer hy niemants teghenvvorsteling in ondervvorpen en vvas) stracx te vvercke stelde, en met vernoughen de uytcomst sach. Nu dese sake buyten alle mijn vermoeden sulcken anvang gecregen hebbende, my docht oirboir voorder de handt daer an te houden, en dat om drie voornamelicke punten. Tē eersten om te bevvijsen dat die Penningmeesters, of vviet oock vvesen mocht, feylen, achtende dese oeffening geen Vorstē te betamen, niet gedenckende soot schijnt, vvat Koningē hier in gearbeyt hebben, niet heymelick, maer geschreven Ordonnantien, instructien, en edicten daer af uytghevende. Ten tvveeden op dat Coopmans Bouchouders, die hun mochtē vvillen begeven tot bouckhouding in Domeine, of Finance sonder nochtans in die stof ervarē te vvesen, dit voorbeelt tot hulp mochtē nemen. Ten derdē op dat deur gemeene kennisdeser Vorstelicke bouchouding, de selve verbetert mocht vvorden, en by ander Vorsten int gebruyck geraken soo veel meughelick vvaer, om alsoo te voorcommen een svvaricheyt, daer de vveerelt vande oudtste tijden daer ons ghedachte- {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} nis af gebleven is, een groote quelling me ghehadt heeft. Tot dien einde heb ick desen handel als oeffening van sijn Vorstelicke Genade, onder sijn Wisonstighe ghedachtenissen vervought, en de selve vooryghelick laten uytgaen: Oock die u E. toegheeyghent, uyt oirsaeck vande gemeene fame dieder overal verbreyt is van u Wijs beleyt der Finance van Vranckrijck, vvelcke ghy als Superintendent (beneffens u ander groote Ampten en Gouvernementen) op corten tijt vvonderbaerlick opgerecht, en soo vervallen sy vvas vveder op de beenen gheholpen hebt, t'vvelck my doet achten, dat by aldien tot bevoordering van sulcke stof yet in desen handel ghedaen is, dattet u niet mishaghen en sal. Ende hoevvel het te vermoeden staet, dat ander vvichtighe saken niet toe en sullen laten u met dese dinghen te becommeren, ja dattet lesen deser toeeyghening u t'onpas sal meughen commen, nochtans heb ick besloten dit aldus te doen, deur dien my gheen bequamer middel int ghedacht en quam, om totte boveschreven bevoordering der sake te gheraken: Doch al vvaert datter gantschelick gheen met allen uyt en volghede, soo en sal daerom mijn aerbeyt niet heel te vergeefs sijn, gemerct dat vande sake dadelick proef is die mijn Meester behaecht, vvaer benevens ick noch hope mijn goede meining by anderen int goede te sullen ghenomen vvorden. Vaert vvel. Gheschreven inden Haech inde maent van Augustus 1607. Door u ootmoedich onderdanich dienaer Simon Stevin. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Anden leser dadelick ervaren inde Italiaensche bovckhovding. ONder de ghene die hooren van dese nieuvve manier der bouckhouding in Domeine, isser veel die aldus segghen: Datmen meent de oude abuysen dieder ommegaen in rekeninghen of saken van Domeine en Finance, te voorcommē met Bouchouders, sonder van hemlien te vervvachten de svvariche den en ongherechticheden diemen in alle menschen ghemeen vindt, t' is ghemist, en daerom salment eer lanck bevinden al op den ouden voet te commen, en dese bouckhouding van selfs te verdvvijnen. Nu vvant dit in reden ghegront schijnt, en menighen een afkeer mocht gheven van het volghende te lesen, denckende den handel int gheheel op een ghemiste gront ghebout te vvesen, soo heb ick voor my ghenomen eer ick totte sake comme, de dvvaling der boveschreven reden te verclaren, en dat eygentlick ande ervaernen inde Jtaliaensche bouckhouding, om dat ander dit niet soo grondelick verstaen en souden: Jck segh dan totte sulcke aldus: Ghenomen datter vvaer een seer machtich Coopman van grooten handel, met veel Cassiers, vvelcke Coopman niet en hielde Iornael noch Schultbouck, maer elcke Cassier alleenclick een cassebouck, vviens bladeren breede ledighe canten hadden, om daer in nevens elcke partie te stellen sommighe ghedachtenissen en dinghen die de Cassiers int afrekenen seyden sus of soo te vvesen: Doch sonder daer in te brenghen vvat sy van elck Debiteur int besonder op rekening ontfanghen hebben, t'vvelck daer te veel schrijvens soude vereysschen, en te vervvarden vvercksijn, oock sonder te vveten vvat goedensijn Facteurs boven alle ontfanck en levering noch by hemlien moeten hebben, latende sulcx al opt segghen der Cassiers en Facteurs ancommen. Dit soo ghenomen, ick meyn dat elck van ulieden lichtelick sal toestaen den handel van sulcken Coopman niet langh te connen dueren, dan dat sijn saken op een verloop moeten commen. Maer sulcx als hier gheseyt is vande ongheschicte manier der rekening van soodanighen Coopman, derghelijcke is oock te verstaen vande rekeninghen der Vorsten en Republiquen, die sy tot noch toe gehouden hebben in Domeine, Finance, en Ghemeene landtsrekeninghen, te vveten alleenelickDer Penningmeesters tekeningē casseboucken te wesen, sal bree der verclaert worden int 10 Hooftstick vā de volghende bouchouding in Domeine. casseboucken haer der Penningmeesters, diemen hun rekeninghen noemt, vvaer uyt den Heer gheen kennis en heeft vande ghestalt der besonder rekeninghen {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} van Pachters en ander Debiteurs: Oock en can hy daer uyt niet vveten vvat goeden by sijn Officiers noch in vvesen moetē sijn bovē allen ontfanck en distributie by hemlien ghedaen: Sulcx datmen van t'beleyt sijns handels soodanigen quaden uytcomst mach vervvachten, als vanden boveschreven ongheschickten Coopman gheseyt is. Maer nadien dese Italiaensche bouckhouding alle fauten en ongherechticheden openbaer maeckt, soo vvel voor Vorsten als voor Coopluyden, soo ist een quaet besluyt hier in dit Hoofsch bevvint meer dan in Cooplien handel, te segghen dese dinghen ghebouvvet te sijn op de rechtveerdicheyt der Bouckhouders, vvelcke ghebrekende, dat daer me de bouchhouding in d'asschen light, vvant ghelijcse daerom by den Coopman niet en verdvvijnt, alsoo is te vervvachten datse daerom by de Vorsten en Republiquen daerse int gebruyck geraeckt niet verdvvijnen en moet. Noch soudemē meugen dit seggen: Sooder ymant vvaer die de groote Coopluyden ontraden vvilde Bouckhouders te ghebruycken, seg ghende dat als hun rechtveerdicheyt failliert, dat dan de Bouckhouding in d'asschen sal ligghen, ghylieden soudt hem achten voor een onervaren die geen antvvoordens vvaert en vvaer, als sprekende van dinghen daer hy gheen verstant af en heeft. En derghelijcke meyn ick oock dat ghylieden soudt oordeelen vande ghene die Vorsten en Republiquen het bouckhouden ontraden. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Oirspronck der beschrijving deser Vorstelicke Bouckhoudingh. TIs ghebeurt dat ick op een morgenstont commende by sijn Vorstelicke Genade, d'eerste woorden die hy my voorhielt, waren, dat s'daechs te vooren hem hadden behandicht gheweest seker rekeningen daer hy duysterheyt, en sijns bedunckens onnoodighe lanckheyt in vandt, Maer om int verhael van dien hier niet t'elckens en dickwils te segghen doen seyde hy, en daer op antwoorde ick, soo sullen wy dit t'saemspraecksche wijse beschrijven, ghenouchsaem ghelijck de redenen doen vielen, alwaer cortheyts halven mette letteren S.V.G. beteyckent wort Syn Vorstelicke Genade, en met ST. Stevin. Tsaemspraeck. S.V.G My sijn gister en t'ander tijden meer rekeninghen behandicht, daer in ick vinde een duyster manier van doen, nochtans te wijle het over al in sulck ghebruyck is, soo weet ick dattet sijn redenen heeft: Ick heb voor my ghenomen met u daer af te spreken. ST. Waren die rekeninghen na Coopwans wijse, of na stijl van Rentmeesters? S.V.G. Wort by d'een ander manier ghebruyckt al by d'ander? ST. Iaet, daer is groote verscheydenheyt in: De Coopman spreeckt van Debet, Credit, Balance: Hy maeckt Peper, Gimber, Capitael, Casse, soo wel Debiteurs en Crediteurs als Menschē, t'welck by d'ander in geen gebruyck en is. S.V.G. Welcke manier is de beste? ST. Yder is op de sijne ghewoone. S.V.G. Maer daer benevens schijnet datmen can seggē d'een of d'ander best te sijn, welcke acht ghy die te wesen? ST. Des Coopmans. S.V.G. Waerom? ST. Ten eersten dat hy altijt weet wat ghelt sijn Cassiers in casse hebben, of behooren te hebben, dat den Vorst van sijn Pennincmeesters onbekent is, ande welcke hy al anders sijn ghelt moet laten ghebruycken. Ten anderen heeft den Coopman een behendighe sekerheyt van alle goeden daer hy sijn Facteurs bewint af gheeft, t'welck den Vorst inde gheleverde waren al anders opt segghen van sijn Officiers moet laten ancommen. Ten derden soo staen den Coopman altijt claer voor oogen, niet alleen de resten van Debiteurs en Crediteurs, maer oock resten van alle goeden dieder in wesen moetē sijn, wat prouffijt of scha hy op elcke soorte van goet gedaē heeft, en dat met een gewisse corte behendicheyt, sulcx dat dergelijcke te doē in grooten handel deur de gewoonlicke manier van rekening der Rentmeesters, voor onmeugelick te houden is. S.V.G. Te wijle de Coopmans bouckhouding de beste is, hoe comt datse de Rentmeesters en Rekencamers in Domeine en Finance niet en gebruycken? ST. Ick meen onder de voornaemste oirsaken dit een te sijn, te wetē dattet seldē gebeurt ymant in beyde manierē dadelick ervarē te wesen, overmits elck gemeenlick blijft by t'gene daer hy hem in sijn joncheyt eerst toe begeeft, en dat daerom het oirdeel vant onderscheyt niet seer gemeen en wort: Ten anderen dat vande selve die in Coopmans bouckhouding ervaren sijn, en hun dadelick in Domeinen meughen oeffenen, niet lichtelick verandering te verwachten en is, om datse misschien hun eyghen baet souden {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} moeten teghenstaen. S.V.G. Gaetter vant bouckhouden yet in druck uyt? ST. Iaet by verscheyden Schrijvers, als van een const welcke ick, hoewelse in Barbaro soeculo ghevonden schijnt, weerdich acht onder de vrye plaets te houden, meyn oock niet te blijcken, datter oyt in Italie daermen seght datse eerst int ghebruyck quam, een ander soo oirboir ghevonden is. S.V.G. Dunckt u dat ick de bouckhouding wel soude connen leeren soo icker my toe begaef? ST. u Vorstelicke Genade heeft ander dinghen begrepen van veel meerder swaricheyt. S.V.G. Maer alsoo ick my in coophandel niet en verstae, te weten of het leeren der eyghen woorden en ander noodighe omstandighen, welcke de Cooplien deur gheduerighe gewoonte weten, niet langer tijt en soude vereysschen dan my oirboir waer daer an te besteden? ST. Ick acht datter sulck ongeval uyt volghen mocht, by aldien u Vorstelicke Genade alles soo nauwe wilde ondersoucken, als hemlien wel noodich is die hun als Bouckhouders dadelick daer in oeffenen. S.V.G. Ick soude voor t'eerste alleenelick begheeren te sien int rouwe wat bouckhouden is, en na de genegentheyt die icker dan toe creghe, mocht icker my meer of min in oeffenen. ST. Ick meen dat u Vorstelicke Genade in twee of drie weken tijts daeraf al veel soude connen sien. S.V.G. Hebt ghy yet in schrift of gedruckt daer toe dienende? ST. Iaick. S.V.G. Als ons Algebra ten eynde is, soo moeten wyderan vallen, maeckt daer teghen wat ghereetschaps, want icker seer begheerich toe ben. TSAEMSPRAECX EYNDE. TIs daer na ghebeurt dat ons Algebra afgheveerdicht wesende, Syn Vorstelicke Genade des Coopmans bouckhouding weerom bedocht heeft, ant leeren viel, en die eintlick met vernougen verstont, sulcx dat ickse hier int corte onder sijn Wisconstighe ghedachtenissen sal vervoughen, welcke beschreven sijnde, sal daer na segghen hoe wy voorder quamen totte bouckhouding in Domeine, en vande selve oock voorbeelt gheven. {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Coopmans bovckhovding op de Italiaensche wyse. {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp deser Coopmans Bovckhovding. IN dese Bouckhouding vvorden ghebruyckt drie voornamelicke Boucken, als Jornael Schultbouck en Memoriael: vvaer by noch vallen Cassebouck en Oncostbouck: Angaende Jornael, t'vvelck dachbouck beteyckent, is daermen daghelicx alle voorvallende handelinghen naseker reghel in beschrijft: Maer Schultbouck vvaer in de partien des Iornaels overghestelt vvorden, en alle schulden gheduerich oirdentlick voor ooghen staen.Ander doen daer af ander bepaling. Memoriael noemick daer beschreven ghedachtenissen in commen, die int Iornael noch Schultbouck niet en behooren. Het inhoudt van desen sullen vvy met thien Hooftsticken verclaren. Ten eersten de manier vant stellen der partien int Jornael. Ten tvveeden de manier vant overstellen uyt het Iornael int Schultbouck. Ten derden voorbeelt van Jornael en Schultbouck in behoirlicke form beschreven. Ten vierden verclaring der eyghenschappen des Memoriaels, Casseboucx en Oncostboucx. Ten vijfden een t'saemspraeck inhoudende bouckhoudersche questien. Ten sesten van bouckhouding of rekenings oirden in Facturie. Ten sevenden van bouckhouding of rekenings oirden in Compaignie. Ten achtsten van Compaignieslot. Ten neghenden vande Balance of Staetmaking. Ten thienden vande bouck sluyting en beginning der uieuvve boucken. {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} 1 Hooftstick. De manier vant stellen der partien int Iornael. OM alle voorcommende partien in coophandel ghedaen ten Iornale te stellen, soo is te weten dat elcke haer debet en credit heeft daerse me begint, de selve wel te treffen, is een vande besonderste punten tot kennis der bouckhouding noodich, daerom sullen wyder by voorbeelt wat verclaring af doen. Ghenomen dat ymant met naem Pieter, my schuldich wesende, doet daer op betaling van 100 ℒ: En ick t'ghelt in een casse legghende, alsof ickt heur te bewaren gave, segh dat die casse my t'selve gelt schuldich is, waer deur ick haer al oft een mensch waer, debiteur make, en Pieter crediteur, om dat hy sijn schult vermindert, stellende int Iornael t'begin der partie aldus. Casse debet per Pieter. Waer by noch vervought sijnde de noodighe omstandighen, als somme hoe veel, en d'oirsaeck waerom, soo is dan de partie neem ick aldus: Caße debet per Pieter 100 ℒ die van hem ontfaen sijn in mindering van datter verschenen is op den 1 Maerte 1600, comt - 100 ℒ. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 20 Iunius. Maer by aldien ick self gelt gaef an Pieter, op mindering van meerder schult, soo segh ick dan: Pieter debet per casse. Soo ick van Pieter peper ghecocht heb op dach, ick stel aldus: Peper debet per Pieter. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 28 maerte. Maer ick an Pieter peper vercocht hebbende op dach, stel aldus: Pieter debet per peper. Soo Pieter my ghelt gheeft op intrest, waer me Debiteur worden twee verscheyden partien, te weten casse, en rekening van winst en verlies, om t'verloops wille, ick stel aldus: Verscheyden partien debet per Pieter. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 21 Augustus. Maer ick an Pieter ghelt op intrest ghegheven hebbende, stel aldus: Pieter debet per verscheyden partien. Soo ick an Pieter vercoop verscheyden goeden, als peper, Gimber, en naghelen op dach, ick stel aldus: Pieter debet per verscheyden partien. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 30 Meye. Maer Pieter an my vercoopende verscheyden goeden, als peper, Gimber, naghelen, op dach, ick stel aldus: Verscheyden partien debet per Pieter. Soo Pieter aen my schuldich waer, en ick an Ian, den welcken ick bewesen heb van Pieter te ontfanghen, ick stel aldus: Ian debet per Pieter. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 12 Meye. Soo Pieter my peper vercoopt ghereet ghelt, ick stel aldus: Peper debet per casse. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Merckt dat Pieter, hoe wel hy de ghene is die my t'peper vercocht heeft, hier nochtans niet vermaent en wort, uyt oirsaeck dat hy debiteur noch crediteur en is: Men soude hem meughen stellen inde breeder verclaring vande omstandighen, die achter de boveschreven woorden volghen, alsoo derghelijcke ghedaen is int Iornael mette partie op den 20 April, maer ten is niet heel noodich, want daer ghebeurt menighen coop, voornamelick in groote marckten, als van Franckfort en dierghelijcke, alwaer de handelende persoonen malcander dickwils niet en kennen, sulcx dat als den vercooper t'gelt ontfangt voor sijn goet, en dē cooper t'goet voor sijn gelt, daer is hemliē weynich an malcanders naem gheleghen: Doch t'ghebeurt dat die een meester dienen, of in compaignie sijn, inde breeder verclaring gheeren stellen de naem des gheens daerse me ghehandelt hebben, op datse dieder na begheeren te vernemen, bevinden meugen inde saken recht ghehandelt te sijn, maer anders en ist niet seer noodich. En t'gene hier gheseyt is van een ghecochte partie met ghereet ghelt, verstaet hem oock alsoo van een vercochte met ghereet ghelt, oock in manghelinghe van waren teghen waren, voort in schijnckagien, en alsins daer d'ander persoon debiteur noch crediteur en blijft, ghelijck oock inde volghende vier partien: Soo ick an Pieter peper vercoop ghereet ghelt, ick stel aldus: Caße depet per peper. Soo ick met Pieter manghelinghe doende, hem lever peper voor gimber, ick stel aldus: Gimber debet per peper. Van sulcke ghedaente is int lornael de partie op den 4 Augustus. Soo Pieter my een somme ghelts schoncke, of dat ick die van hem erfde, ick stel aldus: Casse debet per Capitael. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 24 September. Maer soo ick an Pieter een somme ghelts schoncke, ick segh aldus: Capitael debet per caße. Soo ick betaling ghedaen hadde voor oncosten vanden huyse, ick stel aldus: Oncosten vanden huyse debet per caße. Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 28 Februarius. Ymant mocht nu dencken en segghen, dat elcke ghehandelde partie twee Debiteurs, en twee Crediteurs heeft, en daerom beswaerlick te sijn hier uyt altijt de twee rechte te verkiesen: Als by voorbeelt, Pieter my betalende 100 ℒ, ick ben sijn Debiteur, en casse de mijne: Hy is mijn Crediteur, en casse de sijne, vraghe welcke uyt dese vier de twee sijn die ick verkiesen moet? Antwoort die, welcke Debiteur en Crediteur an my sijn, als hier casse mijn Debiteur, en Pieter mijn Crediteur: Angaende d'ander twee die an Pieter Debiteur en Crediteur sijn, als ick sijn Debiteur, en casse sijn Crediteur, daer laet ick hem in sijn bouckhouding voor sorghen, sonder my daer me te becommeren. Een ander ghemeen teycken is noch dit, dat ick in alle ghehandelde partie myselven of mijn naem, nummermeer debet of credit en stel. Na dien ick Syn Vorstelicke Genade aldus deur verscheyden voorbeelden verclaert hadde, hoe elcke ghehandelde partie heur debet en credit heeft, ick heb hem voort op mijn vraghen na de ghemeene wijse van spreken, laten antwoorden hoe debet en credit daer af in bouckhoudersche stijl soude moeten commen. Als by voorbeelt, ick seyde ghy hebt van Pieter peper ghecocht op dach, hoe moet dat int Iornael commen? Waer op hy antwoordende Peper debet per Pieter, t'was wel gheseyt: En derghelijcke vraghen heb {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} ick gedaen op al de voorgaende partien, met noch veel meerander onnoodich hier al te beschrijven, en dat soo lang tot dat hy den rechten debet en credit over al trefte. T'welck doent soo verre ghecommen was, wy hebben het volghende Iornael voor ons ghenomen, en sijn voortgegaen mette verclaring der manier vant stellen der partien daer in beschreven, anwijsende dat d'eerste twee sijn vant Capitael, t'welck de reden alsoo vereyscht, want ten tijde vant begin des boucx, sijn ghemeenelick in wesen eenighe schulden, en weerschulden, goeden, en penninghen, eerder eenighen handel gheschiet, diens partie beschreven moet worden: Tis wel waer dat soot anders viel, te weten dat ymant begost met puyr gheloof sonder eenighe schult, weerschult, ware, of ghelt, datter dan sulcke twee partien van capitael niet en souden te schrijven vallen, maer want dat seer selden ghebeurt soo ist beter het voorbeelt te stellen van t'ghene metter daet ghemeenelick te vooren comt. D'eerste der boveschreven twee is van Verscheyden partien debet per capitael: De tweede Capitael debet per verscheyden partien: Daer na volghen de partien der handeling oirdentlick van daghe tot daghe achter malcander ghelijckse ghebeurt sijn. Maer hoe in elcke achter de ghetroffen debet en credit een breeder verclaring volght vande omstandighen der selve partie, daer af sietmen int Iornael verscheyden voorbeelden. Merckt noch dat ick gebruyck onder elcke partie een deurgaende lini te trecken, streckende deur al d'ander linien die van boven neerwaert commen, en wel sichtbaerlick anwijsende waer een partie ten einde is, en waer een nieuwe begint, t'welck anders soo claer niet en valt, voornamelick in partien die veel blaren gheschrifts begrijpen. Noch is te weten dat ettelicke bouckhouders in plaets van per, ghebruycken an, als voor Pieter debet per peper, te stellen Pieter debet an peper: Maer de wijse van per heeft my beter gedocht: Om hier af mijn redenen te verclaren ick segh aldus: Laet ons in plaets van t'ghene boven door verlatijndeVocabula artium. constwoorden int corte vervatet is, stellen Duytsche redenen die int langhe daer af de meininghe inhouden, aldus: Pieter is my schuldich deur peper an hem vercocht 100 ℒ. Pieter is my schuldich an peper an hem vercocht 100 ℒ. En soude in sulck ansien het laetste sonder bescheyt sijn, want Pieter an my schuldich te wesen 100 ℒ, en an peper oock soo veel, ten sluyt niet. Men mocht noch segghen dat heel verkeert peper schuldich is an Pieter, ghemerckt hy in sijn boeck t'selve peper debet stelt, dat is hem schuldich te wesen soo veel uyt te brengē: Maer alsmē segt Pieter is my schuldich deur peper an hem vercocht 100 ℒ, dat sluyt, en meyn daer me te blijcken het woort deur hier bequamer te sijn als an. Doch die om eenige redenen dit anders verstaen, meugē hun goetduncken volghen, t'is een sake van cleen belangh, en heb hier me alleenelick d'oirsaeck mijns doens willen verclaren. 2 Hooftstick. De manier van het oversetten uyt het Jornael int Schultbouck. DE partien des handels eens Coopmans alsoo ten Iornale ghestelt wesende, met sulck vervolgh ghelijckse daghelicx gebeurt sijn, soo heeft hy vvel by gheschrift sijn heelen handel, met alle omstandigen, maer niet soo dat hyder bequamelick afrekening deur soude connen doen, met Debiteurs en Credi- {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} teurs: Want yders persoons verscheyden partien al het Iornael deur ghesaeyt staende, t'soude, als ymant al gereet quaem om af te rekenen beswaerlick vallen die metter haest, onder soo grootē menichte van ander partien, uyt te soucken, t'soude oock onseker werck vallen, deur dien lichtelick eenighe partien mochten overghesleghen sijn: En om derghelijcke redenen soudet moeyelick vallen, te connen weten wat ghelt, wat gewicht, maet of ghetal van elcke soorte goets datter in wesen moet sijn, wat prouffijt of scha hy op elcke soorte van goet ghedaen heeft, wat dat beloopen oncosten vanden huyse, wat oncosten van coopmanschap, wat ontfang en betaling alle vierendeel jaers valt, om den verschijndach van incoop en uytcoop der goeden en wisselbrieven daer na te rechten, en nummermeer in faute van betaling te vallen, met ander dierghelijcke. Nu om dese swaricheden licht te maken, soo worden de boveschreven partien des Iornaels overgedragen int Schultbouck, sulcx dat al t'ghene een selve mensch aengaet, by den anderen comt, te weten al sijn debet ter eender sijde, en credit ter andere: Sghelijcx oock by een elcke ander soorte, als ghelt, ware, oncosten, of wattet sy, en dat op een aerdighe corte wijse, met weynich gheschrifts. Om hier af tot voorbeelt te commen, ghenomen dat ick wil oversetten de partie des Iornaels vanden 7 Maerte (d'oirsaeck waer om wy niet en beginnen met verclaring vant oversetten der eerste partie des Iornaels, sal hier na gheseyt worden) inhoudende Iacques de Somer debet per naghelen, t'welck my anwijst, dat Iacques de Somer moet ghestelt sijn debet, en naghelen credit. Om dan Iacques sijn debet te gheven, ick nemer de 12 sijde toe, stellende ghelijckmen siet een opschrift als dit: Iacques de Somer debet. Ende daer onder in een reghel aldus: 7 Maerte Per naghelen verschijnende den 7 Meye 1600 fol. 5 104 ℒ 18 β 6 ₰. Ende want dit staet inde 12 sijde des Schultboucx, soo stel ick in des Iornaels eerste pilaer 12 met een liniken daer onder, beteyckenende dat den debet van die partie tot sulcken sijde des Schultboucx overghedreghen is. Sghelijcx stel ick int Schultbouck 2 inde eerste pilaer daer toe veroirdent, beduydende dat die oversetting haer partie tot sulcken sijde des Iornaels heeft: Voort stel ick inde boveschreven regel noch fol. 5, te weten t'ghetal der sijde in welcke ick sie den credit der selver partie int Schultbouck te sullen commen. Om nu naghelen haer credit te gheven, ick com totte voorschreven 5 sijde des Schultboucx, stellende daer in ghelijckmen siet een opschrift als dit: Naghelen credit. En daer onder in een reghel aldus: 7 Maerte Per Iacques de Somer fol. 12 174 ℔ 14 onc. - - 104 ℒ 18 ß 6 ₰. Ende want dit staet inde boveschreven 5 sijde des Schultboucx, soo stel ick in des Iornaels eerste pilaer 5 onder het boveschreven liniken, beteyckenende dat den credit van die partie tot sulcken sijde des Schultboucx overghedreghen is. Sghelijcx stel ick int Schultbouck 2 inde eerste pilaer daer toe veroirdent, beteyckenende dat die oversetting haer partie tot sulcke sijde des Iornaels heeft. Voort stel ick inde boveschre ven reghel noch fol. 12. te weten t'ghetal der sijde in welcke den debet der selve partie int Schultbouck staet. Om nu te verclaren de gedaen te en eygenschap deser corte tweederley oversetting, d'een van Iacques de Somer, d'ander van Naghelen, hoe en waerom daer in al t'gene is datmē totte sake behouft, so valter voor al acht te nemen tot wat einde deselve oversetting geschiet, en bevint sich dat die van Iacques de So- {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} mer dient tot twee saken: Ten eersten om hem te connen manen op den behoirlicken tijt, de penninghen dieder verschenen sijn, en daerom wortter den verschijndach ghestelt: Ten tweeden om altijt ghereet voor oogen te hebben de rest die hy my of ick hem schuldich ben, en daerom wortter de somme ghestelt, want als de poste in debet en credit veel overghestelde partien heeft, men behouft niet dan elcke te vergaren, en haer verschil is de begheerde rest. Tot sulcken einde dan dese oversetting van Iacques de Somer dienende, ick segh dat na dien ick inde selve poste niet soucken en sal de uytcomst van t'ghewicht der naghelen (waer toe de poste van naghelen veroirdent is) soo en stel ickt daer niet, noch ander onnoodighe omstandighen, als prijs of wattet wesen mocht, want sooder int afrekenen tusschen my en Iacques de Somer verschil viel vant ghewicht of prijs, ick neem het Iornael, vinde daer t'ghewicht niet alleen net, maer der balen elck int besonder, met tar, no, prijs en allen omstandighen int langhe en breede: Sulcx dat hier alleenelick ghestelt is datter behouft, te weten verschijndach en somme, om daer deur te vinden t'ghene in die poste begheert wort, dat is als vooren, om te connen manen op den behoirlicken tijt, en de rest der rekening altijt ghereet voor ooghen te hebben. Angaende t'ander deel, te weten Naghelen credit, d'oversetting gebeurt oock om twee saken: Ten eersten om daer deur altijt voor ooghen te sien wat nagelen by my noch in wesen moeten sijn, waer deur men weet ofser al sijn, of watterghebreeckt, om te meughen acht nemen oft ghebeurt mocht sijn deur ymants misrekening, ontrou, of onachtsaemheyt. Ten tweedē om te sien winst of verlies op nagelen gevallen. Tot sulcken einde dan dese oversetting der naghelen dienende, ick seg dat na dien men daer in niet soucken en sal verschijndach, (waer toe de poste van Iacques de Somer dient) soo en heb ickser niet gestelt, noch andere onnoodighe omstandighen, als prijs of wattet wesen mocht, maer wel t'ghewicht en somme, om daer deur te vinden t'gene in die poste begheert wort, dat is als vooren, uytcomst van ghewicht, met winst of verlies: En sulck onderscheyt overal gagheslaghen tusschen posten van menschen en waren, men ontlast sich van veel onnoodighe schrijving. Daer isser die int Schultbouck benevens veel omstandighen noch stellen de gheltsommen, niet met ghetalletters, dan int langhe met gheschreven woorden, maer ten bevalt my niet, want hoewel dat dient om int Schultbouck sulcke sommen niet lichtelick te connen vervalscht wordē, nochtans insiende t'selve Schultbouck het voornaemste niet en is, maer het Iornael (deur dienmē, het Schultbouck verlooren sijnde, uyt het Iornael een ander can maken, maer niet verkeert een Iornael uyt het Schultbouck, om dat alle maten, gewichten, bruut en net, met ander omstandighen, daer in soo volcommelick niet en staen als int Iornael) ick soudet laten ghenoech sijn met sulcke lanckheyt int Iornael ghestelt te wesen, want daer deur soude, soot noodich viel, vervalsching des Schultboucx connen ghestraft worden. Merckt noch dat ick ghebruyck den verschijndach eyghentlick te stellen, als in plaets van te segghen, Te betalen binnen twee maenden, ick stel den dach daer de verschijning op valt, als int voorgaende Verschijnende den 7 Meye, eensdeels op dattet telckens alsmen den dach wil weten, niet noodich en sy te rekenen waer die valt. Ten anderen dat t'ghene op ses maenden gecocht is, dickwils niet en verschijnt op ses maendē na den dach dat de partie ten Iornale gestelt wort, ghelijck meest al die welcke deur Facteurs ghehandelt wesende, eenige daghen of weken na den dach der handeling int Iornael des Meesters ghestelt worden, om datter mettet oversenden tijt moet deurloopen. {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Tot hier toe is verclaert d'oversetting wesende debet en credit eenvoudich, waer me wy begosten om dat de uytlegging daer deur wat lichter valt, maer van verscheyden partien sijnde, als d'eerste des Iornaels aldus luydende: Verscheyden partien debet per capitael, daer sullen wy nu af segghen: T'is voor al te weten dat ick hierin buyten de ghemeen manier van doen een cortheyt ghebruyck, die my bevalt, hoewel ick daer benevens yghelick gheeren laet sijn goetduncken volghen: Dese cortheyt is hier in gheleghen: De verscheyden partien des debets overghestelt sijnde elcke na de voorgaende leering, en ghelijck deur de oversetting int Schultbouck noch eyghentlicker blijckt, soo stel ick den heelen credit over in een partie alsmen fien mach inde 3 sijde, aldus. Capitael credit. 0 Ianuarius Per verschey den partien. 2667. 9. 8. Want in die plaets te beschrijven al de besonder partien wiens somme bedraghen moet de voorschreven 2667.9.8. na de gemeene vvijse, ick houdet voor onnoodighe moeyte, want als ick de poste van mijn capitael oversie, bequamer staet my voor ooghen de eenighe somme dan de menichte der ghedeelten: Maer sooder van eenich der selve ghedeelten eenich twijffel is, ick vinde daer af int Iornael alle bescheyt int langhe. Sulcx als wy hier gheseyt hebben van verscheyden partien met capitael, sal hem oock soo verstaen van alle verscheyden partien waerse commen, want al had een Coopman van my gecocht hondert verscheyden soorten van goet op dach, ick stel daer af op sijn debet int Schultbouck alleenelick de somme in een partie, want by aldien tusschen ons eenich verschil viel, het Iornael dient my om alle besonderheden te verclaren. Angaende ymant mocht segghen dat wanneermen van eenich der overghedregen gedeelten in debet, souckt sijn overcommende credit, ten wort niet besonderlick ghevonden als anders na de ghemeene wijse, maer daer staet een grooter somme, waer in men vermoeden mach dat ghedeelte begrepen te sijn, doch niet claer ghenouch. Ick antwoort daer op dat in sulcke ondersoucking (welcke ghemeenelick met puntering gheschiet) bevonden wesende al de partien des debets t'samen even te sijn, mette eenighe des credits, soo moet alles in sijn behoorlicke Balance staen, soo ghewis al of den credit in haer verscheyden partien waer. Vande bequame cortheyt hier uyt volghende, hebben wy inde Domeinsche bouchouding seker en dadelick voorbeelt in d'oversetting van d'eerste twee groote capitale partien. Merckt noch dat wy de ghetalen der sijden des Schultboucx al vervolghens stellen, sulcx dat de sijde van debet altijt parich ghetal heeft, en van credit on parich: In wiens plaets na de ghemeene wijse die twee sijden een selve ghetal hebben. De reden my hier toe beweghende is dese: Voor al dattet de natuerlicke oirden volght als in ander boucken, want twee verscheyden sijden een selve ghetal te gheven al oft een sijde waer, ten is soo eighentlick niet. Ten anderen de paerheyt of onpaerheyt der ghetalen die inde cant des Iornaels ghestelt worden, wijsen van selfs an oft debet oft credit is: Inder voughen dat al en waerder t'ghemeen onderscheyt niet van een liniken tusschen beyden, soo soude sulcx daer deur bekent sijn; Voort by aldienmen boven het schreefken eenich onparich ghetal vonde, of parich daer onder, t'soude mettet eerste opsien kennelick wesen daer in ghemist te moeten sijn. Nu hoewel dit een saeck is van cleyn belangh, daer elck sijn sin af mach volgen, soo heb ick hier nochtans d'oirsaeck mijns doens willen verclaren. Noch heb ick hier willen dit vermanen: Want veel Iaerlicksche rekenin- {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} ghen soo wel in Domeinen en Finance extraordinaire als Coopmanschap, gemeenelick anvanghen opt begin van Ianuarius, soo ist int ghebruyck datmen t'selve begin beteyckent metten 1 Ianuarius: Doch ghelijck den 20 Ianuarius niet recht en beteyckent t'begin des jaers, maer 20 daghen voorder: Alsoo en beteyckent den 1 Ianuarius niet recht t'begin des jaers, maer 1 dach voorder: En hierom en ghebruycken wy dat voor gheen begin, maer stellen aldus: 0 Ianuarius, om dat de letter 0 int cijfferghetal begin bediet. Dit in reden gegront te wesen soudemen noch breeder aldus meugen verclaren: Gelijck den 300en trap eens ronts des Eertcloots of Hemelcloots, en t'begin des eersten traps, een selve meetconstich punt bediet, t'welck dickwils met 0 beteyckent wort, alsoo is den 31en van December, en t'begin des 1en van Ianuarius een selve punt des tijts, t'welck wy hier oock met 0 beteyckenen: Sulcx dat die in plaets van te schrijven 0 Ianuarius, stelde 31 December, t'soude een selve wesen: Maer de reden vereyscht datmen onderscheyt ghebruycke na den eysch der omstandigen: Want datmen int begin der rekening eens voorghestelden jaers de maent December soude noemen, welcke maent in dat jaer niet en comt, t'waer onbetamelick, alsoot oock soude t'einde des selven jaers met 0 Ianuarius te beteyckenen. Merckt noch dat dit onderscheyt niet in ydel neuswijsicheyt en bestaet, ghelijck sommige mochten meynen, maer is onder anderen in verpachtingen van Imposten en Excijsen van ansien, alwaermen om den anvanck oft einde des tijts wel uyt te drucken, somwijlen daer by seght: Ingaende snachts ten twaelf uyren achter den 31 December tusschen den maendach en dinxdach, welcke woorden niet noodich en souden wesen, en alles sonder twijffel soude sijn, als yghelick de sake verstonde na behoirlicke ghemeene reghel als boven. Noch is te ghedencken dat inde Duytsche bouckhouding op de Italiaensche wijse, seer ghebruyckt wort het Italiaensch woort adi ditto, beteyckenende ten daghe voorseyt: Maer my bevalt beter den dach self te schrijven soo dickwils die comt, uyt oirsaeck dat wanneermen stelt adi ditto, soo moetmen somwijlen soucken hoedanich den voorgaenden dach was, en tot dien einde eenighe bladeren om keeren, dat onnoodich is alsmen den dach t'elckemael plat uyt schrijft, t'welck schijnt datmen te liever behoort te doen, ghemerckt deur adi ditto gheen vercorting en comt, en alsoo haest 7 Meye, oft sulcken dach alst sijn moet gheschreven is. En om dese redenen en sullen wy dat woort niet ghebruycken, doch latende daerentusschen yder by sijn ghevoelen. 3 Hooftstick. Vant voorbeelt des Iornaels en Schultboucx in behoirlicke form beschreven. TOt hier toe gheseyt hebbende van de eyghenschappen des Iornaels en Schultboucx, wy sullen volghende d'oirden des onderscheyts int Cortbegrijp verhaelt, de selvetwee boucken voorbeeltsche wijse in behoirlicke form beschrijven, dat is ghelijckse in de daet ghebruyckt worden, als volght. {==I==} {>>pagina-aanduiding<<} Iornael in Bovckhovding van Coomschap op de Italiaensche wyse. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} T'jaer 1600. 0 Ianuar. Verscheyden partien debet per Capitael van my Deirick Roose 2667 ℒ 9 β 8 ₰, deur dat ick ten voornomden dage staet van goet makende, my bevonden hebbe toe te behooren de navolgende partien van ghelt, waren en schulden: Ende eerst: 4 Caße in ghereeden ghelde 4 Naghelen 4 balen vveghende no 3-87-tar 1.2.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 5-90¼ tar 1.4.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 4-86½ tar 1.2.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 7-91¼ tar 1.0.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt _____ 355 tar 4.8. _____ 6 Noten 4 balen vveghende no 9-79 tar 1.4.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 7-82 tar 1.4.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 6-84 tar 1.2.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 8-80 tar 1.6.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt _____ 325 tar 5.0. _____ 6 Peper 3 balen vveghende no 9-250 tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 ₰ t'pont, comt 10-260 tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 ₰ t'pont, comt 11-254 tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 ₰ t'pont, comt _____ 764 tar 6.0. _____ 8 Gimber 5 balen vveghende no 4-266 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 5-260 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 6-258 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 7-264 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 8-256 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt _____ 1304 tar 10.0. _____ ℒ β ₰ Verscheyden partien debet per Capitael van my Deirick Roose 2667 ℒ 9 β 8 ₰, deur dat ick ten voornomden dage staet van goet makende, my bevonden hebbe toe te behooren de navolgende partien van ghelt, waren en schulden: Ende eerst: Caße in ghereeden ghelde 880 0 0 Naghelen 4 balen vveghende no 3-87-tar 1.2.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 175 5 0 5-90¼ tar 1.4.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 175 5 0 4-86½ tar 1.2.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 175 5 0 7-91¼ tar 1.0.}Net 350 ℔ tot 10 β t'pont, comt 175 5 0 _____ 355 tar 4.8. _____ Noten 4 balen vveghende no 9-79 tar 1.4.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 144 0 0 7-82 tar 1.4.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 144 0 0 6-84 tar 1.2.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 144 0 0 8-80 tar 1.6.}Net 320 ℔ tot 9 β t'pont, comt 144 0 0 _____ 325 tar 5.0. _____ Peper 3 balen vveghende no 9-250 tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 ₰ t'pont, comt 94 15 0 10-260 tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 ₰ t'pont, comt 94 15 0 11-254 tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 ₰ t'pont, comt 94 15 0 _____ 764 tar 6.0. _____ Gimber 5 balen vveghende no 4-266 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 172 10 8 5-260 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 172 10 8 6-258 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 172 10 8 7-264 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 172 10 8 8-256 tar 2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 ₰ t'pont, comt 172 10 8 _____ 1304 tar 10.0. _____ Het navolghende sijn Debiteurs ghetrocken uyt de voorschreven staet. 8 - - - Omaer de Swarte verschijnende 6 Meye 1600. 10 - - - Adriaen de Winter verschijnende 8 Iunius 1600. 10 - - - Pieter de Witte verschijnende 20 Iunius 1600. 12 - - - Iacques de Somer verschijnende 1 Martius 1600. 3 Somme 2 0 Ianuar. Capitael van my Dierick Roose debet per verscheyden Crediteuren, an de vvelcke ick my ten voornomden dage deur de voorschreven staetmaking bevinde schuldich te sijne als volght: 13 - - - Ioos Noirot verschijnende den 7 Maerte 1600. 15 - - - Davit Roels verschijnende den 2 Meye 1600. 15 - - - Aernout Iacobs verschijnende den 10 April 1600. Somme Omaer de Swarte verschijnende 6 Meye 1600. 200 0 0 Adriaen de Winter verschijnende 8 Iunius 1600. 350 6 0 Pieter de Witte verschijnende 20 Iunius 1600. 360 8 0 Iacques de Somer verschijnende 1 Martius 1600. 290 5 0 _____ _____ _____ Somme 2667 9 8 Capitael van my Dierick Roose debet per verscheyden Crediteuren, an de vvelcke ick my ten voornomden dage deur de voorschreven staetmaking bevinde schuldich te sijne als volght: Ioos Noirot verschijnende den 7 Maerte 1600. 100 0 0 Davit Roels verschijnende den 2 Meye 1600. 150 0 0 Aernout Iacobs verschijnende den 10 April 1600. 276 6 0 _____ _____ _____ Somme 514 6 0 {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} T'jaer 1600. 16 28 Februa. Oncosten van coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Februarius blijckende by t'memoriael van dien 5 16 28 Februa. Oncost en vandē huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Februarius blijckende by t'memoriael van dien 5 12 7 Maerte. Iacques de Somer debet per naghelen, deur dat ick an hem vercocht heb 2 balen te betalen binnen 2 maenden, vveghende 5 - - - no 3-87-tar 1.2.}Net 174 ℔ 14 onc. tot 12 β t'pont 5-90¼ tar 1.4.Net 174 ℔ 14 onc. tot 12 β t'pont _____ 177¼ tar 2.6. 6 28 Maerte. Noten debet per Davit Roels, deur dat ick van hem gecocht heb 3 balen te betalen binnen 3 maenden, weghende 15 - - - no 4 - 79 tar 1.0.}Net 238 ℔ tot 8 β t'pont, comt 5-80 tar 1.0.}Net 238 ℔ tot 8 β t'pont, comt 6-82 tar 1.0.}Net 238 ℔ tot 8 β t'pont, comt _____ 241 tar 3.0. 16 31 Maerte. Oncosten van Coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Maerte blijckende by t'memoriael van dien 5 16 31 Maerte. Oncost en vandē huyse debet per casse, deur betaelt in dese maent van Maerte blijckende by t'memoriael van dien 5 4 6 April. Casse debet per nagelen, deur dat ick contant vercocht heb 2 balen an Iosep Sanders vveghende 5 - - - no 4-86 ½ tar 1.2.}Net 175 ℔ 10 onc. tot 13 β t'pont 7-91 ¼ tar 1.0.}Net 175 ℔ 10 onc. tot 13 β t'pont _____ 177 ¾ tar 2.2. 8 20 April. Gimber debet per caße, deur dat ick contant gecocht heb 3 balen van Louijs Ianß, vveghende 5 - - - no 14-264 tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 ₰ t'pont 15-270 tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 ₰ t'pont 16-266 tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 ₰ t'pont _____ 800 tar 6.0. 16 30 April. Oncosten van coomschap debet per casse, deur betaelt indese maent April blijckende by t'memoriael van dien 5 16 30 April. Oncosten vanden huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van April blijckende by t'memoriael van dien 5 14 12 Meye. Davit Roels debet per Omaer de Svvarte, deur dat ick Davit geassigneert heb van Omaer t'ontfangen in volle betaling van dies ick Davit schuldich ben, vervallende den 2 Maerte 1600, en in mindering van dies my Omaer schuldich is, vervallende 6 Meye 1600 9 ℒ β ₰ Oncosten van coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Februarius blijckende by t'memoriael van dien 3 0 0 Oncost en vandē huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Februarius blijckende by t'memoriael van dien 3 4 0 Iacques de Somer debet per naghelen, deur dat ick an hem vercocht heb 2 balen te betalen binnen 2 maenden, vveghende 0 no 3-87-tar 1.2.}Net 174 ℔ 14 onc. tot 12 β t'pont 104 18 6 5-90¼ tar 1.4.Net 174 ℔ 14 onc. tot 12 β t'pont 104 18 6 _____ 177¼ tar 2.6. Noten debet per Davit Roels, deur dat ick van hem gecocht heb 3 balen te betalen binnen 3 maenden, weghende no 4-79 tar 1.0.}Net 238 ℔ tot 8 β t'pont, comt 95 4 0 5-80 tar 1.0.}Net 238 ℔ tot 8 β t'pont, comt 95 4 0 6-82 tar 1.0.}Net 238 ℔ tot 8 β t'pont, comt 95 4 0 _____ 241 tar 3.0. Oncosten van Coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Maerte blijckende by t'memoriael van dien 4 2 0 Oncost en vandē huyse debet per casse, deur betaelt in dese maent van Maerte blijckende by t'memoriael van dien 6 6 0 Casse debet per nagelen, deur dat ick contant vercocht heb 2 balen an Iosep Sanders vveghende no 4-86 ½ tar 1.2.}Net 175 ℔ 10 onc. tot 13 β t'pont 114 3 1 7-91 ¼ tar 1.0.}Net 175 ℔ 10 onc. tot 13 β t'pont 114 3 1 _____ 177 ¾ tar 2.2. Gimber debet per caße, deur dat ick contant gecocht heb 3 balen van Louijs Ianß, vveghende no 14-264 tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 ₰ t'pont 99 5 0 15-270 tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 ₰ t'pont 99 5 0 16-266 tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 ₰ t'pont 99 5 0 _____ 800 tar 6.0. Oncosten van coomschap debet per casse, deur betaelt indese maent April blijckende by t'memoriael van dien 3 10 0 Oncosten vanden huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van April blijckende by t'memoriael van dien 6 0 0 Davit Roels debet per Omaer de Svvarte, deur dat ick Davit geassigneert heb van Omaer t'ontfangen in volle betaling van dies ick Davit schuldich ben, vervallende den 2 Maerte 1600, en in mindering van dies my Omaer schuldich is, vervallende 6 Meye 1600 150 0 0 {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} T'jaer 1600. 30 Meye. Verscheyden partien debet per Aernout Iacobs, van hem gecocht de navolgende partien te betalen binnen een maent, en eerst: 4 - - - Naghelen 2 balen vveghende no 11-90 tar 1.0.}Net 176 ℔ tot 10 β t'pont 12-88 tar 1.0.}Net 176 ℔ tot 10 β t'pont _____ 178 tar 2.0. _____ 6 - - - Noten 2 balen vveghende no 13 - 86 tar 1.8.}Net 171 ℔ tot 8 β t'pont 14 - 88 tar 1.8.}Net 171 ℔ tot 8 β t'pont _____ 15 174 tar 3.0. Somme 10 30 Meye. Pieter de Witte debet per verscheyden partien, an hem vercocht te betalen binnen 6 vveken, en eerst: 9 - - - Gimber 8 balen vveghende no 4-266 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 5-260 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 6-258 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 7-264 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 8-256 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 14-264 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 15-270 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 16-266 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont _____ 2104 tar 16.0. _____ 7 - - - Noten 7 balen vveghende no 4-79 tar 1.0.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 5-80 tar 1.0.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 6-82 tar 1.0.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 9-79 tar 1.4.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 7-82 tar 1.4.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 3-84 tar 1.2.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 8-80 tar 1.6.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont _____ 566 tar 8.0. Somme 4 31 Meye. Casse debet per Omaer de Swarte, van hem ontsaen in mindering van t'verschenen den 6 Meye 1600 9 12 31 Meye. Ioos Noirot debet per caße, an hem betaelt in mindering van t'verschenen den 7 Maerte 1600 5 14 31 Meye. Aernout Iacobs debet percasse, an hem betaelt in mindering van t'verschenen den 10 April 1600 5 16 31 Meye. Oncosten van coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Meye blijckende by t'memoriael van dien 5 16 31 Meye. Oncost en vandē huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Meye blijckende by t'memoriael van dien 5 4 20 Iunius. Casse debet per Iacques de Somer, van hem ontfaen in mindering van t'verschenen den 1 Maerte 1600 13 ℒ β ₰ Verscheyden partien debet per Aernout Iacobs, van hem gecocht de navolgende partien te betalen binnen een maent, en eerst: Naghelen 2 balen vveghende no 11-90 tar 1.0.}Net 176 ℔ tot 10 β t'pont 83 0 0 12-88 tar 1.0.}Net 176 ℔ tot 10 β t'pont 83 0 0 _____ 178 tar 2.0. _____ Noten 2 balen vveghende no 13-86 tar 1.8.}Net 171 ℔ tot 8 β t'pont 68 8 0 14-88 tar 1.8.}Net 171 ℔ tot 8 β t'pont 68 8 0 _____ _____ _____ _____ 174 tar 3.0. Somme 151 8 0 Pieter de Witte debet per verscheyden partien, an hem vercocht te betalen binnen 6 vveken, en eerst: Gimber 8 balen vveghende no 4-266 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 5-260 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 6-258 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 7-264 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 8-256 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 14-264 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 15-270 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 16-266 tar 2.0.}Net 2088 ℔ tot 36. ₰ t'pont 313 4 0 _____ 2104 tar 16.0. _____ Noten 7 balen vveghende no 4-79 tar 1.0.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 5-80 tar 1.0.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 6-82 tar 1.0.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 9-79 tar 1.4.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 7-82 tar 1.4.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 3-84 tar 1.2.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 8-80 tar 1.6.}Net 558 ℔ tot 12 β t'pont 334 16 0 _____ _____ _____ _____ 566 tar 8.0. Somme 648 0 0 Casse debet per Omaer de Swarte, van hem ontsaen in mindering van t'verschenen den 6 Meye 1600 30 0 0 Ioos Noirot debet per caße, an hem betaelt in mindering van t'verschenen den 7 Maerte 1600 30 0 0 Aernout Iacobs debet percasse, an hem betaelt in mindering van t'verschenen den 10 April 1600 200 0 0 Oncosten van coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Meye blijckende by t'memoriael van dien 4 5 0 Oncost en vandē huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Meye blijckende by t'memoriael van dien 7 0 0 Casse debet per Iacques de Somer, van hem ontfaen in mindering van t'verschenen den 1 Maerte 1600 200 0 0 {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} T'jaer 1600. 14 28 Iunius. Aernout Iacobs debet per casse, an hem betaelt in voldoening van t' verschenen den 10 April 1600 5 16 30 Iunius. Oncosten van Coomschap debet per casse deur betaelt in dese maent van Iunius blijckende by t'memoriael van dien 5 16 30 Iunius. Oncosten vanden huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Iunius blijckende by t'memoriael van dien 5 8 4 Iulius. Omaer de Swarte debet per verscheyden partien, an hem vercocht te betalen binnen 2 maenden, die gelevert sijn in handen van Andries Corfsijn Facteur, En dat deur last vanden voor schreven Omaer, blijckende by sijn missive vandē 16 Iunius 1600: En ten eersten 7 - - - Peper 3 balen vveghende no 9-250 tar. 2.0.}Net 758 ℔ tot 36 ₰ t'pont 10-260 tar. 2.0.}Net 758 ℔ tot 36 ₰ t'pont 11-254 tar. 2.0.}Net 758 ℔ tot 36 ₰ t'pont _____ 764 tar. 6.0. _____ 7 - - - Noten 2 balen vveghende no 13-86 tar. 1.8.}Net 171 ℔ tot 10 β t'pont 14-88 tar. 1.8.}Net 171 ℔ tot 10 β t'pont _____ 147 tar. 3.0. _____ 5 - - - Naghelen 2 balen vveghende no 11 - 90 tar. 1.0.}Net 176 ℔ tot 13 β t'pont 12-88 tar. 1.0.} Net 176 ℔ tot 13 β t'pont 114 8 0 _____ 178 tar. 2.0. Somme 4 8 Iulius. Casse debet per verscheyden persoonen, van hemlien ontfaen gereet ghelt als volght 11 - - - Adriaen de Winter in mindering vant verschenen 8 Iun. 1600 11 - - - Pieter de Witte in volle betaling vant verschenē 20 Iun. 1600 11 - - Pieter de Witte in mindering vā t'verschenē den 5 Iulius 1600 13 - - - Iacques de Somer in volle betaling vāt verschenē 1 Mart. 1600 13 - - Iacques de Somer in mindering van t'verschenē 7 Meye 1600 Somme 16 Iulius. Verscheyden persoonen debet per caße, an hemlien betaelt gereet ghelt als volght: 12 - - - Ioos Noirot in volle betaling van t'verschenē 7 Maerte 1600 14 - - - Davit Roels opt verschenen 28 Iunius 1600 14 - - - Aernout Iacobs opt verschenen den 30 Iunius 1600 5 Somme 14 20 Iulius. Davit Roels debet per caße, an hem betaelt in voldoening van t'verschenen den 28 Iunius 1600 5 6 28 Iulius. Noten debet per casse, deur dat ick ghecocht heb 3 balenghereet ghelt vveghende net 240 ℔ tot 7 β t'pont 19 ℒ β ₰ Aernout Iacobs debet per casse, an hem betaelt in voldoening van t' verschenen den 10 April 1600 64 6 0 Oncosten van Coomschap debet per casse deur betaelt in dese maent van Iunius blijckende by t'memoriael van dien 2 10 0 Oncosten vanden huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Iunius blijckende by t'memoriael van dien 5 0 0 Omaer de Swarte debet per verscheyden partien, an hem vercocht te betalen binnen 2 maenden, die gelevert sijn in handen van Andries Corfsijn Facteur, En dat deur last vanden voor schreven Omaer, blijckende by sijn missive vandē 16 Iunius 1600: En ten eersten Peper 3 balen vveghende no 9-250 tar. 2.0.}Net 758 ℔ tot 36 ₰ t'pont 113 14 0 10-260 tar. 2.0.}Net 758 ℔ tot 36 ₰ t'pont 113 14 0 11-254 tar. 2.0.}Net 758 ℔ tot 36 ₰ t'pont 113 14 0 _____ 764 tar. 6.0. _____ Noten 2 balen vveghende no 13-86 tar. 1.8.}Net 171 ℔ tot 10 β t'pont 85 10 0 14-88 tar. 1.8.}Net 171 ℔ tot 10 β t'pont 85 10 0 _____ 147 tar. 3.0. _____ Naghelen 2 balen vveghende no 11 - 90 tar. 1.0.}Net 176 ℔ tot 13 β t'pont 114 8 0 12-88 tar. 1.0.} Net 176 ℔ tot 13 β t'pont 114 8 0 _____ _____ _____ _____ 178 tar. 2.0. Somme Casse debet per verscheyden persoonen, van hemlien ontfaen gereet ghelt als volght Adriaen de Winter in mindering vant verschenen 8 Iun. 1600 200 0 0 Pieter de Witte in volle betaling vant verschenē 20 Iun. 1600 360 8 0 Pieter de Witte in mindering vā t'verschenē den 5 Iulius 1600 360 8 0 Iacques de Somer in volle betaling vāt verschenē 1 Mart. 1600 90 5 0 Iacques de Somer in mindering van t'verschenē 7 Meye 1600 50 0 0 _____ _____ _____ Somme 500 13 0 Verscheyden persoonen debet per caße, an hemlien betaelt gereet ghelt als volght: 5 Ioos Noirot in volle betaling van t'verschenē 7 Maerte 1600 50 0 0 Davit Roels opt verschenen 28 Iunius 1600 60 0 0 Aernout Iacobs opt verschenen den 30 Iunius 1600 100 0 0 _____ _____ _____ Somme 210 0 0 Davit Roels debet per caße, an hem betaelt in voldoening van t'verschenen den 28 Iunius 1600 35 4 0 Noten debet per casse, deur dat ick ghecocht heb 3 balenghereet ghelt vveghende net 240 ℔ tot 7 β t'pont 84 0 0 {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} T'jaer 1600. 4 August. Peper debet per noten, deur dat ick ghemanghels hebtegen Andries Claeß. als volght: 16 - - - Peper 120 ℒ tot 40 ₰ t'pont by Andries Claeß. an my ghelevert, comt 7 - - - Noten 66 ℒ 11 oncen tot 6 β t'pont, die ick aen Andries Claess. ghelevert heb, comt 18 18 August. Rekening van vvinst en verlies debet per casse, deur dat ick met Catrine mijn dienstmaecht ten huwelicke ghegheven hebbe 19 21 August. Verscheyden partien debet per Aernout Iacobsz, deur dat ick van hem ghelicht hebbe 1000 ℒ op intrest teghen 12 ten bondert t'siaers, en dit voor een maent, vvaer af de verscheyden partien dusdanich sijn: 18 - - - Caße deur dat ick van hem ontfaen hebbe de boveschreven hooftsomme van 18 - - - Rekening van vvinst en verlies deur dien den intrest der boveschreven hooftsomme op een maent bedraecht 15 Somme 12 10 Sept. Iacques de Somer debet per verscheyden partien, deur dat ick hem ghegheven heb 500 ℒ op intrest teghen 10 ten hondert t'siaers, en dit voor een maent, waer af de verscheyden partien dusdanich sijn: 19 - - - Casse deur dat ick hem ghetelt hebbe de boveschreven hooftsomme van 19 - - Rekening van vvinst en verlies, deur dien den intrest der boveschreven hooftsomme op een maent bedraecht Somme 10 18 Sept. Adriaen de Winter debet per verscheyden partien 180 ℒ, deur dat hy van my ontfaen heeft op vvißel 100 ℒ steerlincx tot 33 β het pont, bedraghende 165 ℒ, om die vveerom te betalen an Omaer de Swarte binnen Lonnen op twee maenden na sicht, het pont steerlincx gherekent op 36 β, vvaer af de verscheyden partien dusdanich sijn: 19 - - - Casse deur dat ick van hem ontfaen heb de boveschreven somme van 19 - - - Rekening van vvinst en verlies, deur dien de vvissel van 3 β te ponde op de 100 ℒ steerlincx bedraecht Somme 14 23 Sept. Aernout Iacobsz debetper casse, an hem betaelt datter verschenen was den 21 September 1600 19 18 24 Sept. Casse debet per rekening van vvinst en verlies, deur gheerft te hebben het goet mijns Ooms 19 18 12 Octob. Casse debet per Iacques de Somer, van hem ontfaen datter verschenen was den 10 October 1600 13 ℒ β ₰ Peper debet per noten, deur dat ick ghemanghels hebtegen Andries Claeß. als volght: Peper 120 ℒ tot 40 ₰ t'pont by Andries Claeß. an my ghelevert, comt 20 0 0 Noten 66 ℒ 11 oncen tot 6 β t'pont, die ick aen Andries Claess. ghelevert heb, comt 20 0 0 Rekening van vvinst en verlies debet per casse, deur dat ick met Catrine mijn dienstmaecht ten huwelicke ghegheven hebbe 100 0 0 Verscheyden partien debet per Aernout Iacobsz, deur dat ick van hem ghelicht hebbe 1000 ℒ op intrest teghen 12 ten bondert t'siaers, en dit voor een maent, vvaer af de verscheyden partien dusdanich sijn: Caße deur dat ick van hem ontfaen hebbe de boveschreven hooftsomme van 1000 0 0 Rekening van vvinst en verlies deur dien den intrest der boveschreven hooftsomme op een maent bedraecht 12 0 0 _____ _____ _____ Somme 1012 0 0 Iacques de Somer debet per verscheyden partien, deur dat ick hem ghegheven heb 500 ℒ op intrest teghen 10 ten hondert t'siaers, en dit voor een maent, waer af de verscheyden partien dusdanich sijn: Casse deur dat ick hem ghetelt hebbe de boveschreven hooftsomme van 500 0 0 Rekening van vvinst en verlies, deur dien den intrest der boveschreven hooftsomme op een maent bedraecht 4 3 4 _____ _____ _____ Somme 504 3 4 Adriaen de Winter debet per verscheyden partien 180 ℒ, deur dat hy van my ontfaen heeft op vvißel 100 ℒ steerlincx tot 33 β het pont, bedraghende 165 ℒ, om die vveerom te betalen an Omaer de Swarte binnen Lonnen op twee maenden na sicht, het pont steerlincx gherekent op 36 β, vvaer af de verscheyden partien dusdanich sijn: Casse deur dat ick van hem ontfaen heb de boveschreven somme van 165 0 0 Rekening van vvinst en verlies, deur dien de vvissel van 3 β te ponde op de 100 ℒ steerlincx bedraecht 15 0 0 _____ _____ _____ Somme 180 0 0 Aernout Iacobsz debetper casse, an hem betaelt datter verschenen was den 21 September 1600 1012 0 0 Casse debet per rekening van vvinst en verlies, deur gheerft te hebben het goet mijns Ooms 1000 0 0 Casse debet per Iacques de Somer, van hem ontfaen datter verschenen was den 10 October 1600 504 3 4 {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} T'jaer 1600. 8 14 Decem. Omaer de Swarte tot Lonnen debet per Adriaen de Winter, deur dat hy voor my ontfaen heeft op wißel vanden selven Adriaen, blijckende by sijn schrijven 11 16 31 Decem. Oncosten vā coomschap debet per caße, deur betaelt inde maenden van Iulius, Augustus, September, October, November, en December, blijckende by t'memoriael van dien 19 16 31 Decem. Oncosten vanden huyse debet per casse deur betaelt inde maenden van Iulius, Augustus, September, October, November, en December, blijckende by t'memoriael van dien 19 Merckt dat dese twee laetste partien van oncosten souden na t'ghemeen ghebruyck verdeelt behooren te worden ten einde van yder maent, soo veel op elcke viel: Doch alsoot vergheten was, ick en hebt niet willen verschrijven, te meer dattet inde daet somwijlen soo toegaet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ Omaer de Swarte tot Lonnen debet per Adriaen de Winter, deur dat hy voor my ontfaen heeft op wißel vanden selven Adriaen, blijckende by sijn schrijven 180 0 0 Oncosten vā coomschap debet per caße, deur betaelt inde maenden van Iulius, Augustus, September, October, November, en December, blijckende by t'memoriael van dien 40 0 0 Oncosten vanden huyse debet per casse deur betaelt inde maenden van Iulius, Augustus, September, October, November, en December, blijckende by t'memoriael van dien 80 0 0 Merckt dat dese twee laetste partien van oncosten souden na t'ghemeen ghebruyck verdeelt behooren te worden ten einde van yder maent, soo veel op elcke viel: Doch alsoot vergheten was, ick en hebt niet willen verschrijven, te meer dattet inde daet somwijlen soo toegaet. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Schvltbovck in Bovckhovding van coomschap op de Italiaensche wyse. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Capitael debet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per verscheyden partien 514 6 0 31 Decem. Per noten fol. 7, deur datter inde staetmaking bevonden sijn 173 ℔ 5 oncen, nu vveerdich 7 β t'pont, comt 60 13 2 31 Decem. Per peper fol. 7, deur datter inde staetmaking bevonden sijn 120 ℔, nu vveerdich 40 ₰ t'pont, comt 20 0 0 31 Decem. Per Omaer de Swarte verschijnende den 4 September en 14 December 1600 fol. 9 513 12 0 31 Decem. Per Adriaen de Winter verschijnende dē 6 Iunius 1600 fol. 11 150 6 0 31 Decem. Per Pieter de Witte verschijnende den 5 Iulius 1600 fol. 11 448 0 0 31 Decem. Per Iacques de Somer verschijnende dē 10 October 1600 fol. 13 54 18 6 31 Decem. Per casse fol. 19 1944 7 5 _____ _____ _____ Somme 3706 3 1 {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Capitael credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar- Per verscheydenpartien 2667 9 8 31 Decem. Per Aernout Iacobs verschijnende den 30 Iunius 1600 fol. 14 51 8 0 31 Decem. Per rekening van vvinst en verlies fol. 18 987 5 5 _____ _____ _____ Somme 3706 3 1 {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Fol. Casse debet. T'jaer 1600. ℒ β 1 0 Ianuarh. Per capitael fol. 3 880 0 0 2 6 April. Per naghelen fol. 5 114 3 1 3 31 Meye. Per Omaer de Swarte fol. 9 30 0 0 3 20 Iunius. Per Iacques de Somer fol. 13 200 0 0 4 8 Iulius. Per verscheyden partien 900 13 0 _____ _____ _____ Somme 2124 16 1 Naghelen debet. T'jaer 1600. 1 0 Ianuar. Per capitael fol. 3 3 30 Meye. Per Aernout Iacobs fol 15 Somme 31 Decem. Per rekening van winst en verlies fol. 19 hier ghestelt by slote van desen, wesende prouffijt op naghelen Somme Naghelen debet. T'jaer 1600. ℔ onc. Per capitael fol. 3 350 8 175 5 0 Per Aernout Iacobs fol 15 176 0 83 0 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 526 8 258 5 0 Per rekening van winst en verlies fol. 19 hier ghestelt by slote van desen, wesende prouffijt op naghelen 75 4 7 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 526 8 333 9 7 {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Fol. Casse credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 2 28 Februa. Per oncosten van coomschap fol. 16 3 0 0 2 28 Februa. Per oncosten vanden huyse fol. 16 3 4 0 2 31 Maerte. Per oncosten van coomschap fol. 16 4 2 0 2 31 Maerte. Per oncosten vanden huyse fol. 16 6 6 0 2 20 April. Per gimber fol. 8 99 5 0 2 30 April. Per oncosten van coomschap fol. 16 3 10 0 2 30 April. Per oncosten vanden huyse fol. 16 6 0 0 3 31 Meye. Per Ioos Noiret fol. 12 50 0 0 3 31 Meye. Per Aernout Iacobs fol. 14 200 0 0 3 31 Meye. Per oncosten van coomschap fol. 16 4 5 0 3 31 Meye. Per oncosten vanden huyse fol. 16 7 0 0 4 28 Iunius. Per Aernout Iacobs fol. 14 64 6 0 4 30 Iunius. Per oncosten van coomschap fol. 16 2 10 0 4 30 Iunius. Per oncosten vanden huyse fol. 16 5 0 0 4 16 Iulius. Per verscheyden partien 210 0 0 4 20 Iulius. Per Davit Roels fol. 14 35 4 0 _____ _____ _____ Somme 703 12 0 Per slot van desen, en overghedraghen in debet fol. 18 1421 4 1 _____ _____ _____ Somme 2124 16 1 Naghelen credit. T'jaer 1600. ℔ onc. 2 7 Maerte. Per Iacques de Somer fol. 12 174 14 104 18 6 2 6 April. Per caße fol. 4 175 10 114 3 1 4 4 Iulius. Per Omaer de Swarte fol. 8 176 0 114 8 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 526 8 333 9 7 {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} Fol. Noten debet. T'jaer 1600. ℔ onc. ℒ β ₰ 1 0 Iaunar. Per capitael fol. 3 320 0 144 0 0 2 28 Maerte. Per Davit Roels fol. 15 238 0 95 4 0 3 30 Meye. Per Aernout Iacobs fol. 15 171 0 68 8 0 4 28 Iulius. Per casse fol. 19 240 0 84 0 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 969 0 391 2 0 31 Decem. Per rekening van winst en verlies fol. 19, hier gestelt by slote van desen, wesende prouffijt op noten 109 7 2 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 969 0 500 19 2 Peper debet. T'jaer 1600. 1 0 Ianuar. Per capitael fol. 3 758 0 94 15 0 5 4 August. Per noten fol. 7 120 0 20 0 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 878 0 114 15 0 31 Decem. Per rekening van winst en verlies fol. 19, hier gestelt by slote van desen, wesende prouffijt op peper 18 19 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 878 0 133 4 0 {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Fol. Noten credit. T'jaer 1600. ℔ onc. ℒ β ₰ 3 30 Meye. Per Pieter de Witte fol. 10 558 0 334 16 0 4 4 Iulius. Per Omaer de Swarte fol. 8 171 0 85 10 0 5 4 August. Per peper fol. 6. 66 11 20 0 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 795 11 440 6 0 31 Decem. Per capitael fol. 2 deur datter inde staetmaking bevonden sijn 173 ℔ 5 oncen noten, nu vveerdich 7 β t'pont, comt 173 5 60 13 2 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 969 0 500 19 2 Peper credit. T'jaer 1600. 4 4 Iulius. Per Omaer de Swarte fol. 8 758 0 113 14 0 31 Decem. Per capitael fol. 2 deur datter inde staetmaking bevonden sijn 120 ℔ peper, nu weerdich 40 ₰t'pont, comt 120 0 20 0 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 878 0 133 14 0 {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Gimber debet. T'jaer 1600. ℔ onc. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per capitael fol. 3 1294 0 172 10 8 2 20 April. Per casse fol. 5 794 0 99 5 0 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 2088 0 271 15 8 31 Decem. Per rekening van winst en verlies fol. 19, hier ghestelt by slote van desen, wesende prouffijt op gimber 41 8 4 _____ _____ _____ _____ _____ Somme 2088 0 313 4 0 Omaer de Swarte debet. T'jaer 1600. 1 0 Ianuar. Per capitael verscijnende 6 Meye 1600 fol. 3 200 0 0 4 4 Iulius. Per verscheyden partien verschijnende 4 Sept. 1600 313 12 0 6 14 Decem. Per Adriaen de Winter op vvißel fol. 11 180 0 0 _____ _____ _____ Somme 693 12 0 {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Fol. Gimber credit. T'jaer 1600. ℔ onc. ℒ β ₰ 3 30 Meye. Per Pieter de Witte fol. 10 2088 0 313 4 0 Omaer de Swarte credit. T'jaer 1600. 2 12 Meye. Per Davit Roels opt verschenen 6 Meye 1600 fol. 14 150 0 0 3 31 Meye. Per caße opt verschenen 6 Meye 1600 fol. 4 30 0 0 _____ _____ _____ Somme 180 0 0 31 Decem. Per capitael fol. 2 hier ghestelt by slote van desen 513 12 0 _____ _____ _____ Somme 693 12 0 {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Adriaen de Winter debet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende 8 Iunius 1600 fol. 3 350 6 0 5 18 Septem. Per verscheyden partien verschijnen de 2 maenden na sicht des wisselbriefs 180 0 0 _____ _____ _____ Somme 530 6 0 Pieter de Witte debet. T'jaer 1600. 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende 20 Iunius 1600 fol. 3 360 8 0 3 30 Meye. Per verscheyden partien verschijnende 5 Iulius 1600 648 0 0 _____ _____ _____ Somme 1008 8 0 {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Adriaen de Winter credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 4 8 Iulius. Per casse opt verschenen 8 Iunius 1600 fol. 4 200 00 0 6 14 Decem. Per Omaer de Swarte opt verschenen hier revens fol. 8 180 00 0 Somme 380 00 0 31 Decem. Per capitael fol. 2 hier ghestelt by slote van desen 150 6 0 Somme 530 6 0 Pieter de Witte credit. T'jaer 1600 4 8 Iulius. Per casse opt verschenen 20 Iunius 1600 fol. 4 360 8 0 4 8 Iulius. Per casse opt verschenen 5 Iunius 1600 fol. 4 200 0 0 Somme 560 8 0 31 Decem. Per capitael fol. 2 hier ghestelt by slote van desen 448 0 0 Somme 1008 8 0 {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Iac ques de Somer debet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende 1 Maerte 1600 fol. 3 290 5 0 2 7 Maerte. Per naghelen verschijnende 7 Meye 1600 fol. 5 104 18 6 5 10 Sept. Per verscheyden partien te betalen 10 Octob. 1600 504 3 4 _____ _____ _____ Somme 899 6 10 Ioos Noirot debet. T'aer 1600. 3 31 Meye. Per casse opt verschenen 7 Maerte 1600 fol. 5 50 0 0 4 16 Iulius. Per casse opt verschenen 7 Maerte 1600 fol. 5 50 0 0 _____ _____ _____ Somme 100 0 0 {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Iacques de Somer credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 3 20 Iunius. Per casse opt verschenen 1 Maerte 1600 fol. 4 200 0 0 4 8 Iulius. Per casse opt verschenen 1 Maerte 1600 fol. 4 90 5 0 4 8 Iulius. Per casse opt verschenen 7 Meye 1600 fol. 4 50 0 0 5 12 Octob. Per casse opt verschenen 10 Octobris 1600 fol. 8 504 3 4 _____ _____ _____ Somme 844 8 4 31 Decem. Per capitael fol. 2 hier ghestelt by slote van desen 54 18 6 _____ _____ _____ Somme 899 6 10 Ioos Noirot credit T'jaer 1600. 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende 7 Maerte 1600 fol. 2 100 0 0 {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Davit Roels debet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 2 12 Meye. Per Omaer de Swarte optverschenen 2 Maert 1600 fol. 9 150 0 0 4 16 Iulius. Per casse opt verschenen 28 Iunius 1600 fol. 5 60 0 0 4 20 Iulius. Per casse opt verschenen 28 Iunius 1600 fol. 5 35 4 0 _____ _____ _____ Somme 245 4 0 Aernout Iacobs debet. T'jaer 1600. 3 31 Meye. Per casse opt verschenen 10 April 1600 fol. 5 200 0 0 4 28 Iunius. Per casse opt verschenen 10 April 1600 fol. 5 64 6 0 4 16 Iulius. Per casse opt verschenen 30 Iunius 1600 fol. 5 100 0 0 5 23 Sept. Per caße opt verschenen 21 Sept. 1600 fol. 19 1012 0 0 _____ _____ _____ Somme 1376 6 0 31 Decem. Per capitael fol. 3 hier ghestelt by slote van desen 51 8 0 _____ _____ _____ Somme 1427 14 0 {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} Davit Roels credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende 2 Maerte 1600 fol. 2 150 0 0 2 28 Maerte. Per noten verschijnende 28 Iunius 1600 fol. 6 95 4 0 _____ _____ _____ Somme 245 4 0 Aernout Iacobs credit. T'jaer 1600. 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende 10 April 1600 fol. 2 264 6 0 3 30 Meye. Per verscheyden partien verschijnende 30 Iunius 1600 151 8 0 5 21 August. Per verscheyden partien verschijnende 21 Sept. 1600 1012 0 0 _____ _____ _____ Somme 1427 14 0 {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Oncosten van Coomschap debet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 2 28 Febr. Per casse fol. 5 3 0 0 2 31 Maerte. Per casse fol. 5 4 2 0 2 30 April. Per casse fol. 5 3 10 0 3 31 Meye. Per caße fol. 5 4 5 0 4 30 Iunius. Per casse fol. 5 2 10 0 6 31 Decem. Per casse fol. 19 40 0 0 _____ _____ _____ Somme. 57 7 0 Oncosten vanden huyse debet. T'jaer 1600. 2 28 Febr. Per casse fol. 5 3 4 0 2 31 Maerte. Per casse fol. 5 6 6 0 2 30 April. Per casse fol. 5 6 0 0 3 31 Meye. Per casse fol. 5 7 0 0 4 30 Iunius. Per caße fol. 5 5 0 0 6 31 Decem. Per casse fol. 19 80 0 0 _____ _____ _____ Somme 107 10 0 {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} Oncosten van Coomschap credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 31 Decem. Per rekening van winst en verlies fol. 18 hier ghestelt by slote van desen 57 7 0 Oncosten vanden huyse credit. T'jaer 1600. 31 Decem. Per rekening van winst en verlies fol. 18 hier ghestelt by slote van desen 107 10 0 {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} Casse debet. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 20 Iulius. Per slot van casse fol. 5, t'welck daer in credit gebrocht was 1421 4 1 5 21 August. Per Aernout Iacobsen fol. 15 1000 0 0 5 24 Sept. Per rekening van winst en verlies fol. 19 1000 0 0 5 12 Octob. Per Iacques de Somer fol. 13 504 3 4 _____ _____ _____ Somme 3925 7 5 Rekening van winst en verlies debet. 1600. 5 18 August. Per casse fol. 19 100 0 0 5 21 August. Per Aernout Iacobsen fol. 15 12 0 0 31 Decem. Per oncosten van coomschap fol. 17 57 7 0 31 Decem. Per oncosten vanden huyse fol. 17 107 10 0 _____ _____ _____ Somme 276 17 0 31 Decem. Per capitael fol. 3 hier ghestelt by slote van desen 987 5 5 _____ _____ _____ Somme 1264 2 5 {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Fol. Casse credit. T'jaer 1600. ℒ β ₰ 4 28 Iulius. Per not en fol. 6 84 0 0 5 18 August. Per rekening van winst en verlies fol. 18 100 0 0 5 10 Sept. Per Iacques de Somer fol. 12 500 0 0 5 18 Sept. Per Adriaen de Winter fol. 10 165 0 0 5 23 Sept. Per Aernout Iacobs fol. 14 1012 0 0 6 31 Decem. Per Oncosten van coomschap fol. 16 40 0 0 6 31 Decem. Per Oncosten vanden huyse fol. 16 80 0 0 _____ _____ _____ Somme 1981 0 0 31 Decem. Per capitael fol. 2, hier ghestelt by slote van desen 1944 7 5 _____ _____ _____ Somme 3925 7 5 Rekening van winst en verlies credit 1600. 5 10 Sept. Per Iacques de Somer fol. 12 4 3 4 5 18 Sept. Per Adriaen de Winter fol. 10 15 0 0 5 24 Sept. Per casse fol. 18 1000 0 0 31 Decem. Per winst op naghelen fol. 4 75 4 7 31 Decem. Per winst op noten fol. 6 109 7 2 31 Decem. Per winst op peper fol. 6 18 19 0 31 Decem. Per winst op gimber fol. 8 41 8 4 _____ _____ _____ Somme 1264 2 5 {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} 4 Hooftstick. Vant memoriael, Cassebouck, en Oncostbouck. DE ghedaente van des bouckhoudings twee voornamelicke boucken als lornael en Schultbouck beschreven sijnde als vooren, wy sullen nu commen totte verclaring vant derde, te weten het Memoriael, t'welckmen metter daet noodich bevint, om dinghen in te schrijven die in d'ander niet en behooren: Als by voorbeelt dat ick an ymant leende een gulden voor een uyr of een dach, t'is ghenouch daer af meteen woort ghedachtenis te houden int Memoriael, sonder die partie int Iornael te brengen, en van daer int Schultbouck hem Debiteur en casse Crediteur te maken: En t'ghelt binnen een uyr weerom ghegheven sijnde, sonder alsdan dat weerom ten Iornale te brenghen, voort casse debet, en hem credit te stellen, t'welck in soo cleynen saeck te veel onnoodighe moeyte waer, met een groote somme voor langhe tijt gheleent soudet ander bescheyt hebben. Oock vallender in coophandel somwijlen partien op voorwaerde sonder seker besluyt, daer af men eerst na ettelicke bestemde dagen bescheyt weet: Sulcx en vereyscht oock niet int Iornael noch Schultbouck te commen, maer wel int Memoriael, met prijs, menichte des goets, en ander omstandigen, op dat soo den handel voort moest gaen, bekent sy waermen an verbonden is. T'gebeurt oock dat des Coopmans dienaers in hun Meesters naem goeden coopen, vercoopen, leveren en ontfanghen, t'welck eyghentlick des Meesters handel sijnde deur hemlien uytgherecht, soo en moetenser Debiteur noch Crediteur afghemaeckt sijn, nochtans ist somwijlen noodich daer af gedachtenis te houden, en dat niet slechtelick, maer altemet soo, dat de selve ghedachtenis een bouckhoudersche form vereyscht, voornamelick wanneer die dienaers hun Meesters saken als Facteurs doen, ghelijck daer af hier na int seste hooftstick breeder gheseyt sal worden. Men bevint oock wel oirboir het Memoriael t'onderscheyden in ghedachtenissen die daghelicx of dickwils veranderen, en der langduerighe: Als Inventaris van juweelen, costelicken huysraet, huysen, erven, en dierghelijcke, welcke hoewelse volgende des Coopmans eerste voornemen in sijn coopmanschap of capitael niet vermengt en worden, nochtans gherakenser wel metter tijt in, en hebben goede ghedachtenis noodich, op datter niet af verlooren en gae. Merckt noch een ghemeen ghebruyck te sijn, datmen alle ghecochte, vercochte en ghehandelde partien in een cladbouck schrijft eermense ten Iornale stelt, om datter dicwils voor het eintlick besluyt verandering valt deur verscheyden oirsaken, als ghemist te sijn in ghewicht, maet, ghetal, of rekening, voort datmen eenighe soorte van goet vermeerdert, vermindert, of uytlaet, en diergelijcke, waer af de verschrijving en cladding int Iornael ongeschickt soude sijn. En hoewel sulck bouck int ghemeen Memoriael ghenoemt wort, nochtans opt einde acht ghenomen sijnde, soo schijnet eygentlicker de cladde te heeten, en Memoriael t'ghene wy vooren Memoriael gheseyt hebben. In sulcke cladde schreef ick, Bouckhouder sijnde, alle partien in form ghelijckse int Iornael commen moesten, op dattet overschrijven van woort te woort lichter en sekerder soude vallen: En hoewel t'ghemeen ghebruyck by velen, en oock by eenighe die vande Bouckhouding geschreven hebben, anders is, nochtans bevalt my dit beter, doch ick laet elck sijn goetduncken volghen. {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} Cassebouck is een besonder bouck vanden ontfangh ende uytgheven des ghelts, te weten ontfangh ghestelt in debet, en uytgheven of betaling in credit. Maer, mocht ymant segghen, anghesien sulcke partien int langhe gheschreven sijn int Iornael, en van daer overghestelt worden int Schultbouck, alwaerse met debet en credit commen inde posten der casse, wat ist noodich die noch eens met debet en credit een besonder cassebouck te hebben? Hier op wort gheantwoort, dat by aldien den Bouckhouder oock Cassier waer, gelijckt wel gebeurt, soo en soude sulck Cassebouck niet heel noodich wesen, ghemerckt de post der casse int Schultbouck sijn bewijs is, en dattet houden van een Cassebouck niet en soude sijn dan een selve sake tweemael gheschreven; Men mocht oock segghen dat ghelijck sulcx inde posten van peper en gimber onnoodich is, alsoo oock inde poste van ghelt. Maer wantter in groote comptoiren over t'bewint des ghelts een besonder persoon ghestelt is, Cassier ghenoemt, die daer af bewijs moet doen, soo vereyscht de reden dat hy sijn eyghen cassebouck hebbe, uyt het welck den Bouckhouder de partien daghelicx ten Iornale stelt. Nu dan sulck Cassebouck niet eyghentlick wesende des Bouckhouders, maer des Cassiers, en alleenelick copie der poste van casse int Schultbouck, soo en hebben wy daer af, als bekent ghenouch sijnde, gheen voorbeelt ghestelt, maer met dese redenen sijn eyghenschap willen verclaren. Angaende het Oncostbouck, dats mede een specie van Cassebouck, maer alleenelick van oncosten, die ghemeenelick eens ter maent met een somme int cassebouck of poste van casse ghebrocht worden, en dat eensdeels cortheyts halven, om veel partien t'samē in eenmael over te dragen, gelijckmen hier vooren ghesien heeft: Ten anderen overmitds in groote huysen over de betaling van oncosten een besonder persoon is Dispensier ghenoemt, die daer af rekening doet totten uytersten toe, soo wel van mostaert en solferpriemen, als van dinghen die meer bedraghen, waer deur daer af een besonder bouck moet sijn. Syn Vorstelicke Genade aldus hebbende beginnen te sien en verstaen wat bouckhouden was, soo sijn hem, ghelijckt menighen gebeurt, dinghen int ghedacht ghevallen die hem twijffelachtich dochten, of naerder uytlegging te vereysschen: Sulcx dat hy daer af verscheyden vraghen en questien voorwende, welcke mette antwoorden daer op gedaen, my oirboir dochten hier t'saemspraecksche wijse by ghedachtenis te stellen, om datse totte saeck des bouckhoudens schijnen te dienen. 5 Hooftstick. Tsaemspraeck inhovdende Bouckhoudersche questien. S.V.G. Anghesien men seght Pieter debet, Gimber debet, waerom en seghtmen niet oock ghelt debet, in plaets van casse debet? want datmen de casse anspreeckt om datse t'ghelt in heur te bewaren heeft, men mocht daer op segghen dat ander waren dan ghelt oock wel in cassen geleyt worden, daer af men mette selve reden soude meughen seggen casse debet. St. Datmen seght casse debet in plaets van ghelt debet, ick en sie daer af gheen ander reden dan t'ghebruyck, t'welck soot niet en waer, ick acht datmen beter soude segghen ghelt debet: Want dat ymant mettet woort kelder wilde wijn beteyckenen, en solder {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} seyde coorn te bedien, om dat hy int een sijn wijn, opt ander sijn coorn leght, ten soude niet lichtelick anghenomen worden, alsoo oock en soude casse voor ghelt, waert in gheen ghebruyck. S.V.G. Nadien de Cassier van t'gelt dat hy ontfangt en uytgeeft sijns Meesters Debiteur en Crediteur is, waerom en steltmen niet den naem des Cassiers debet en credit, in plaets van casse? St. Diet soo dede souder verwarring in d'oirden der bouckhouding deur bevinden, uyt oirsaeck datter dan geen rekening of poste van gelt en soude vallē. S.V.G. Alsmen mette naem des Cassiers soo wel ghelt verstonde als mettet woort casse, soude dat niet al op een selve uytcommen? St. By aldienmen t'ghelt mocht gheven den naem vanden Cassier dieder t'bewint af heeft, daer soude uyt volghen datmen t'peper oock de naem soude meugen gheven vanden Facteur dieder t'bewint of hadde, en soo met ander coopmanschappen, t'welck ongeschict waer. D'oirsaeck waerom sulcx mettet stellen van casse voor ghelt gheen swaricheyt en heeft, is datmen daer, na ghemeene wijse van spreken, t'begrijpende voor t'begrepen neemt. Oock waert een duyster saeck, dat eenige menschens namen ghelt souden beteyckenen, eenighe niet. S.V.G, Ghy segt dat wanneer des Cassiers naem ghestelt wierde, soo en souder inde bouckhouding geen rekening van ghelt vallen: Maer hier tegen mochtmen weerom antwoorden, dat alsmen de Cassens naem stelt, soo en valter dan inde bouckhouding gheen rekening van Cassier, nochtans ist hoochnoodich gheweten hoemen daer me staet. St. Tis soo, want een van beyden ghestelt sijnde, d'ander blijfter uyt, en wort daer af besonder memorie ghehouden. S.V.G. Het schijnt nochtans een vreemde sake dat vanden Cassier die sijn Meester schuldich is gheen rekening te boucke en wil vallen, soudemen met een woort niet connen segghen waer dat an schort? St. Ick meyn datment aldus soude meughen verclaren: Een Cassier van sijn Meesters weghe ontfanghen hebbende duysent guldens, dat de Meester hier uyt aldus beslote: Die duysent guldens behooren my toe ick hebse in mijn casse: Boven dien mijn Cassier is my schuldich duysent guldens, want hy van mijnent weghe soo veel ontfanghen heeft: En volghende sulck ghestelde maccte in sijn boucken casse debet van duysent guldens, en den Cassier oock debet van soo veel, dat waer openbaerlick ghemist, en het capitael van duysent guldens grooter ghestelt dant dadelick wesen soude. Hier uyt machmen verstaen dat casse debet ghestelt sijnde, waerom den Cassier boven dien gheen debet en mach ghemaeckt worden, niet tegenstaende hy sonder opsicht te nemen tottet eerstghestelde, debiteur soude wesen. Noch is t'anmercken dat eenighe soorte van Cassiers te boucke connen commen, maer in wat ander ansien, t'welck dusdanich is: Wanneer eenighe Ondercassiers hebben eenen Generalen, daer sy altemael hun ghelt an leveren (gelijckt in Domeine en extraordinaire Finance toegaet) t'welck den Meester niet eer en acht in casse te wesen voor dattet den Generalen Cassier en heeft, alsdan meughen die Ondercassiers van hun ontfangh en betaling te boucke debet en credit ghestelt worden, doch en comter dan den naem des Generalen Cassiers niet, maer in sijn plaets casse: Sulcx dattet eintlick noch al opt eerste segghen uyt comt, te weten dat den ghenen die eygentlick Cassier is, niet te boucke en staet. S.V.G. Soo den Coopman an ymant een groot geschenck dede, als neem ick met sijn dochter ettelicke duysent guldens ten huwelicke gaef, hoe soudemen die int Iornael stellen? St. Capitael debet per casse. S.V.G. En of hy aen een kint een stuver gaef om noten te coopen, waer soude dat behooren te commen? St. Op oncosten vanden huyse, segghende Oncosten vanden huyse debet per casse. S.V.G. Anghesien t'een en t'ander gheschenck is, alleen verschillende in me- {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} nichte, wat sekerheyt isser van een middelbaer somme hoe die commen moet? St. T'ghene ick gheantwoort heb is alsoo metten lichtsten gheseyt na de ghemeene wijse van doen, maer de meining van u Vorstelicke Genade tot sulcken einde streckende als ick nu mercke, soo souder breeder onderscheyt en verclaring by behouven. Tis te weten dat na dien alle oncosten het capitael verminderen, oock meughen capitael ghenoemt sijn, te weten capitael debet, en souden int Schultbouck inde poste van capitael debet by d'ander partien meughen ghestelt worden, maer want een Coopman wil weten wat hy jaerlicx in sijn huyshouding verteert, soo maeckt hy van t'verminderende capitael dat totte huyshouding behoort een besonder rekening, brengende de somme van dien eens t'siaers als hy staet maeckt, of als hy sijn bouck sluyt, onder capitael debet. Dit soo sijnde, t'is kennelick dat een Coopman, die als gheseyt is een groote somme van ettelicke duysent guldens met sijn dochter ten huwelick gheeft, t'selve gemeenelick niet en hout voor oncosten vanden huyse, maer voor een partie diens ghelijcke selden comt, en als verminderende capitael, dat onder capitael debet by d'ander partien ghestelt mach worden: Sgelijcx is kennelick datmen een gheschoncken stuver ghemeenelick voor oncosten vanden huyse rekent, om dat sulcx inde huyshouding dickwils te vooren comt. Doch soo ymant van ander ghevoelen waer, en verstonde de boveschreven ettelicke duysent guldens onder de oncosten van sijn huyshouding te behooren, hy soude die soo meughen te boucke stellen, ende en soude om de voorgaende redenen (te weten dat t'een en t'ander capitael bediet, en eintlick daer onder comt) inde sake gheen verschil by brenghen: Sulcx dat de ghemeene reghel der bouchouding hier in niet onsekers en heeft, ghelijck u Vorstelicke Genade voorwende, want den Coopman besloten hebbende van wat ghedaente hy sijn uytghegheven penninghen neemt te wesen, soo en valter maer een bekende stelling. Om hier af noch breeder te spreken, t'gebeurt dat ymant coopt een Diamant, of stuck schilderie, en t'selve ansiet voor huysraet, en dat daerom neemt voor oncosten vanden huyse, of voor verminderende capitael: Maer een ander coopt sulcx om weerom te vercoopen, en prouffijt daer an te doen, waer deur hy t'selve te boucke stelt als ander gecochte waren, dat sijn debet en credit ghevende. Noch is te weten dat sulcke manier van twijffeling niet alleen en valt in capitael, maer in meer ander partien: Als by voorbeelt, soo Pieter an my schuldich waer, en ick an Ian, den welcken ick bewesen heb van Pieter t'ontfanghen, Ick stel aldus: Ian debet per Pieter. Maer soo ick wilde nemen dat Pieter my t'ghelt ghetelt heeft, en ick t'selve gelt weerom an Ian, deur dien ick mijn boucken wil doen overcommen met die van Ian en Pieter, welcke ick mercke hun met gheen assignatie te willen becommeren, oft om soodanighe oirsaeck dan alst wesen mocht, in sulckē gevalle sal ick volgende sodanich gestelde twee partien maken, d'eerste aldus: Casse debet per Pieter, de tweede: Ian debet per casse, en sal al op een selve uytcommen. Wederom, soo ick met ymant mangheling ghedaen heb, en hem ghelevert peper voor gimber, ick stel aldus: Gimber debet per peper: Maer soomen wilde nemen dat ick van hem sijn gimber ghecocht heb met ghereet ghelt, en hy van my het peper oock ghereet ghelt, elck tot sulckē prijs als inde mangeling verdragen wiert, men soude volgende sulck ghestelde twee partien maken, d'eerste Gimber debet per casse, de tweede Caβe debet per peper, en alles soude op een selve uytcommen: Inder vougen dat met elcke stelling het voornemen ghevolght, soo gaet de bouckhoudersche reghel in alle dese oock vast. S.V.G. Ghy hebt gheseyt dat oncosten capitael beteyckenen, maer ten schijnt gheen goet onderscheyt, ghemerckt des Coopmans {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} ghelt, waren, Debiteurs, en Crediteurs, oock al capitael bedien, want als blijckt int begin des Iornaels, soo bestadet capitael uyt soodanighe partien. St. Wy hebben hier vooren gheseyt van vermeerderende of verminderende capitael, sulck sijn ontfanghen giften, winning, verlies, en dierghelijcke. S.V.G. Maer ghelt, goet, en Debiteurs vermeerderen oock het capitael, want hoe hy sulcke meer crijcht, hoe sijn capitael grooter wort, en deur Crediteurs cleender. St. Ic heb daer af ander ghevoelen: Om t'welck by voorbeelt te verclaren, soo ick van Pieter coop een bale peper op dach, t'selve peper en vermeerdert mijn capitael niet, want ick an Pieter soo veel schuldich worde alst peper weert is: Sghelijcx en vermindert mijn capitael niet deur dat Pieter mijn Crediteur wort, wanttet soo veel mettet peper vermeerdert: Maer my een bael peper geschoncken sijnde, soo stel ick Peper debet per capitael, en daer me vermeerderet. S.V.G. Ick moet nu een ander vragen: De posten staen int Schulibouck met debet en credit, welck van beyden streckt tot mijn voordeel, welck tot mijn achterdeel? St. Debet tot voordeel, want Pieter my veel schuldich wesende, dat vermeerdert mijn capitael, alsoo oock doet veel peper int packhuys, veel ghelt in casse, die al onder debet staen, maer credit doet het verkeerde. S.V.G. Isser gheen uytneming? St. Ick en bedencke gheen. S.V.G. Nochtans capitael debet en schijnt tot mijn voordeel niet te strecken, noch capitael credit tot mijn achterdeel, maer heel verkeert. St. Daer op en docht ick niet, u Vortelicke Genade heeft ghelijck, want die uytneming valt in capitael, en in gheen ander, so ick meyne. S.V.G. Nochtans Oncosten debet en Rekening van winst en verlies debet strecken oock beyde tot achterdeel. St. Anghesien die capitael sijn om de redenen terstont gheseyt, soo en valter gheen uytneming dan in capitael. S.V.G. Den credit der poste van naghelen bedraecht in het Schultbouck 75 ℒ 4 β 7 ₰ meer dan den bebet, welcke nochtans voordeel sijn, want het is prouffijt ghevallen op naghelen. St. Men mocht daer op antwoorden dat wanneer die poste ghesloten waer (t'welck vry staet te doen alsmen wil, hoewel men gemeenelick tot opt einde des jaers toeft) en datmen sulck prouffijt van 75 ℒ 4 β 7 ₰ by slote onder debet stelde, ende in rekening van winst en verlies onder credit, inder voughen dat de poste van naghelen alsoo heur volcommentheyt hadde, soo soude dan den debet even sijn metten credit, en die voorschreven questie van voordeel inden credit niet vallen. S.V.G. Maer evewl blijvet vast, datmen vande poste van naghelen, en alle ander daer winst en verlies op valt, niet soo volcommelick en mach segghen ghelijck van ander posten, den debet tot voordeel en credit tot nadeel te strecken. St. Tis soo, ende heeft daer in wat uytneming: Doch t'schijnt vast te gaen in alle poste van capitael of capitael beteyckenende, dat debet nadeel, en credit voordeel is. S.V.G. Waerom heeft dese poste van capitael meer uytneming als al d'ander partien? St. uyt oorsaeck dat capitael debet, soo veel beteyckent als of de Meester seyde, Ick N ben debet: Maer hoe een man self meer debiteur is, hoet meer tot sijn achterdeel streckt, en hoe meer crediteur hoe meer t'sijnen voordeele, waer deur sulcx t'verkeerde vant ander moet wesen. S.V.G. Te wijle capitael of des Meesters naem een selve beteyckent, waerom en steltmen in plaets van capitael niet des Meesters naem? want daer me en souden sulcke dinghen soo duyster niet vallen. St. Cooplien sijn dickwils in compaignie van velen, die alt'samen een hoofisomme hebben, en daerom behoufter van dies een ghemeene naem, waer toe t'woort Capitael met geen onteden gebruyct en schijnt. Ten anderen nadien een mans rijckdom of goet dat hy in een voorghestelden handel heeft, een punt is van grooten ansien, soo vereysschet in alle bouckhou- {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} ding een gemeene bekende uytstekende naem, t'welck die des Meesters onder veel ander namen van menschen te boucke staende, niet bequamelick sijn en soude, maer wel t'woort capitael. S.V.G. Ghy hebt eens gheseyt als voor gemeene reghel, dat de Meester sijn selven nummermeer debet noch credit en stelt, nochtans na dien capitael en des Meesters naem een selve beteyckent, daer volght uyt dat soo dickwils hy capitael debet of credit maeckt, dat hy soo menichmael sijn selven stelt. St. Ick seyde daer noch by In alle ghehandelde partie, op welcke woorden te letten staer, want de Meester in alle gehandelde partie sijn selven debet noch credit en stelt, daer hijt doet ten sijn gheen partien in welcke hy met ymant handelt: Als wanneer hy van weghen peper hem gheschonckē, seght Peper debet per capitael, daer en is niemant daer hy me handelt. S.V.G. Vallender int bouckhouden gheen ander verscheydenheden dander in dese boucken ghestelt en sijn? St. De Bouckhouders hebben noch verscheyden ghevoelen angaende de bequaemste oirden van rekening in Facturie, en Compaignie, maer want mijn ghevoelen is de selve int voorgaende Iornael en Schultbouck niet behooren ghemengt te worden, soo heb ick daer af wat int besonder gheschreven. TSAEMSPRAECX EINDE. 6 Hooftstick. Van rekeningsoirden in factvrie. ALs den Coopman an sijn Facteur sendt eenich goet of ghelt, t'is een ghemeen ghebruyck dat hy daer af voyage debet maeckt, en de goeden credit: Maer den Facteur t'selve goet vercocht hebbende, stelt hem daer af debet, en voyage credit: Als by voorbeelt de Meester gesonden hebbende 100 balen peper an sijn Facteur Pieter Claessens tot Dantzick, hy schrijft aldus: Voyage op Dantzick debet per peper. D'oirsaeck waerom hy den Facteur self gheen debet en maeckt, is om dat hy alsdan noch gheen wesentlick Debiteur en is, als sijnde het goet onderworpen de Fortuyn die op de voyage noch vallen can, sulcx dat hy t'selve voyage debet stelt. Maer den Facteur dat peper vercocht hebbende, stelt dan op dese wijse Pieter Claessens Facteur tot Dantzick debet per voyage: Welcke twee partien uyt het Iornael int Schultbouck overghedreghen sijnde, soo heeft de poste van peper haer behoirlicke credit, en de poste van voyage die eerst met debet belast was, heeft haer ontlasting: En den Facteur staet debet in sijn poste, alles, soot schijnt, na behooren. Nu hoewel dit een seer ghemeen manier van doen is, nochtans en bevaltse my niet, om dese redenen: Genomen dat de Meester ghecocht heeft 100 balen peper, de selve te boucke debet gestelt wesende, hy sentse als vooren gheseyt is na Dantzick an sijn Facteur, makende daer af voyage Debiteur, en peper Crediteur. Dit soo sijnde, debet en credit sal inde poste van peper evegroot wesen, t'welck beteyckent dat hy gheen peper meer en heeft, nochtans die 100 balen opwech wesende, of by sijn Facteur legghende, behooren hem toe, soo langh tot datse vercocht sijn, of een einde nemen van sijn eyghen te wesen: Maer t'ghebeurt dat sulcke goeden jaren lanck daer ligghen sonder vercocht te worden, of ten deele vercocht sijn, ten deele {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} niet, waer uyt blijckt in sulcke bouckhouding faute te wesen: Want te segghen datmen deur de poste des Eacteurs eyghentlick bescheyt can weten wat peper by hem vercocht is, en daer deur vindē hoe veel noch in wesen moet sijn: Hier op wort gheseyt datmen deur sulcke hinckende wijse in cleen bedrijf sich mach behelpen, maer in grooten handel daer veel verscheyden Facteurs sijn, en elck bewint heeft van veel goederen, diese oock senden soo wel an malcander, als vercoopen of verhandelen met anderen, daer schijnt sulcke oneyghentheyt beswaerlick en sorghelick te moeten vallen, want na dien de posten der goeden int Schultbouck tot dien einde staen, om deur t'verschil van debet en credit te sien watter ghebreeckt, soo en heeftmen deur soodanighe wijse t'begheerde niet sonder onnatuerlicke haspeling, ghegront op onbequame stelling. Maer om te segghen hoe t'boveschreven na mijn ghevoelen op een vaster voet soude gheschien, soo sal ick eerst dit verclaren: Te weten datter int voorgaende Iornael en Schultbouck gheen ander debet en credit der goeden gestelt en behoort te worden dan van haer eerste incomst, en laetste uytganck, anders gheseyt partien van t'begin en t'einde des eyghendoms, want ander debet en credit tusschen beyden vallende, van weghen sending der goeden an Facteurs, die is van ander aert, ende en wil met d'eerste soorte niet ghemengt sijn: Als by voorbeelt ymant peper coopende, hy maket vā die eerste incomste debet, en dē vercooper, soot op dach was, credit: Maer t'selve peper vercoopende, hy maket van die laetste uytganc credit, en den cooper, soot op dach was, debet. Angaende t'selve peper tusschen beyde die uytersten mocht gelevert hebben gheweest an een schipper, diet voorder behandichde an een Facteur, welcke dat eintlick vercocht, hoe wel die Schipper en Facteur Debiteurs wierden, en schuldich waren t'peper by hemlien ontfaen te verantwoorden, nochtans en wil sulcke schult of oversetting van soodanighe partie, niet ghestelt sijn by d'ander partien int Iornael en Schultbouck, om de redenen vooren verclaert, waer by noch dit mach geseyt worden: Gelijck de handeling van mijn Dienaers binnens huys mijn werck is, en dat neem als self ghedaen te hebben, sonder hemlien daer af Debiteurs of Crediteurs inde voorschreven boucken te stellen, alsoo is de handeling van mijn Facteurs buytens huys mijn werck, t'welck ick neem self ghedaen te hebben, sonder hemlien daer af Debiteur of Crediteur inde voorschrevē boucken te stellen. Voort machmen noch segghen dat sending van goeden an mijn Facteur gheen handeling en is, maer all eenelick verlegging mijns goets van de een plaets tot d'ander, want hoewel het verder is dan goederen ghebrocht uyt de wijnckel inde kelder, nochtans ist in dat ansien van ghelijcke natuer, ghemerckt t'een en t'ander int verlegghen en na t'verlegghen mijn goet blijft tot datt et vercocht of vervreemt wort. Dit verstaen sijnde, en om totte saeck te commen, ick segh dat van al de voorschreven versendinghen der goeden gheschiet tusschen haer eerste incomst en laetste uytganck, anders gheseyt partien van t'begin en t'einde des eygendoms, gehouden sal wordē of besonder memorie, of besonder bouckhouding, na den eysch van de grootheyt der facturie, want acht nemende op t'ghene inde daet ommegaet, soo bevintmen somwijlen in cleene dinghen, dattet ghenouch is de sake by memorie te teyckenen, sonder gheformeerde bouckhouding, welcke men nochtans in grooten handel noodich verstaet. Om t'welck wat breeder te verclaren, soo staet te ghedencken dat ons de Facteurs op tweederley wijse ontmoeten, beloont en onbeloont: Beloonde sijn die voor hun bewint twee of drie meer of min ten hondert hebben, heetende de gene diens saken sy doen hun Meesters, en worden dese int ghemeen eyghentlick Facteurs genoemt. On- {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} beloonde Facteurs sijn die ymants saken doen uyt vrientschap, of om dat d'ander weerom derghelijcke voor hemlien doen, en hoewel het niet ghebruyckelick en is sulcke Facteurs te noemen, nochtans insiende dat Facteur doender beteyckent, en dat dese malcanders saken doen, en ghelijcke form van rekening vereysschen, soo heet ick die alsoo om mijn meyning beter te verclaren. Onder de sulcke neem ick te ghebeuren at ymant an sijn vrient een bale peper sendt, begheerende dat hy die wil vercoopen, en t'ghelt metten brengher weerom stieren, t'welck ick neem alsoo op den selven dach volbrocht te wesen, om datse maer twee of drie uyren gaens van malcander en woonen: In sulcken ghevalle ghebeuret dat soodanighen Facteur van die facturie niet alleenelick geen geformeert bouck en houdt, maer niet een woort by memorie en schrijft, achtende sulcx onnoodich te wesen in eens anders saken daer hy gantsch geen prouffijt af en heeft, en alles op soo corten tijt ghedaen is. Maer by aldien de betaling acht of thien dagen hadde moeten anloopen, t'mocht sijn dat hy sulcx by ghedachtenis op een leye teyckende, en t'selve weerom uytvaeghde als t'gelt ontfanghen en overghesonden waer: Of de saeck hem dunckende van wat meerder belanck, t'mocht sijn dat hyder een blijvende gheschreven memorie af hielde, doch sonder gheformeerde bouckhouding. Maer by aldient waer een beloont Facteur, of dienaer sijns meesters, of ymant die veel handels voor een ander uytrichte, en rekening moest houden van veel verscheyden Debiteurs, Crediteurs, goeden ontfanghen, ghelevert, ghecocht, en vercocht, in sulcken gevalle sal hy van alles meughen bouckhouden na de voorschreven reghelen gelijck oft hem self anginghe, nochtans ghedenckende daer in niet te menghen yet van t'ghene sijn eyghen handel is: Voort soo dickwils alsser bequame ghelegentheyt valt om brieven an sijn Meester over te schicken, sal hy uyt sijn lornael trecken van woort tot woort in lornaelsche form, al de partien dieder by hem voor sijn Meester ghehandelt sijn sedert sijn laetste schrijven, gelijck oock by eenighe ghebruyckt wort: De Meester sulcke papieren ontfanghen hebbende, salse altemael oirdentlick by malcander vervougen, sulcx datse t'samen maken den Iornael sijns Facteurs: Of by aldien den selven Facteur geen bequame stijl van bouckhouding en hielde, de Meester mocht die overgesonden partien na sijn ghebruyck Iornaelsche wijse doen verschrijven, welcke in een besonder Schultbouck overghedreghen sijnde, soo sal hy des Facteurs bouckhouding altijt teghenwoordelick by hem hebben, en daer in sien hoe alle saken met hem staen. Nu rest hier uyt te trecken, en in des Meesters Iornael en Schultbouckte brengen al de voorschreven partien van t'begin en t'einde des eygendoms, en daer uyt te laten partien die sulcx niet en sijn, als alle gelt of waren by hem of by ymant van sijnent wege gesonden an sijn Facteur, of van hemlien ontfangen, want dat om de voorgaende redenen, nietanders en is dan des Meesters waren ghelt of saken van d'een plaets tot d'ander verlegghen. Maer om hier af wat voorbeelt te gheven, ghenomen dat de Meester an sijn Facteur ghesonden hebbe 4000 pont pepers tot 30 ₰ t'pont, bedraghende 500 ℒ 0 β 0 ₰, om dat te vercoopen: Den Facteur t'selve peper ontfanghen hebbende, betaelt voor vracht 10 ℒ 0 β 0 ₰, vercoopt daer na tot 40 ₰ t'pont, bedraghende 666 ℒ 13 β 4 ₰: En treckende daer af sijn facturie 20 ℒ 0 β 0 ₰, sendt an sijn Meester de rest 636 ℒ 13 β 4 ₰: Dese dinghen by den Facteur ten Iornale gestelt, vallen daer in als volght. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Iornael. 10 Iannarius Peper debet per Meester, deur van hem ontfaen om te vercoopen 4000 ℔ peper tot 30 ₰ t'pont, comt 500 ℒ 0.0. 11 Ianuarius Meester debet per casse deur betaelt voor vracht van sijn peper 10 ℒ 0.0. 24 Ianuarius Casse debet per peper, deur vercocht 4000 ℔ tot 40 ₰t'pont ghereet ghelt, comt 666 ℒ 13.4. De voorschreven drie partien int volghende Schultbouck overghestelt sijnde, ghenomen dat de Facteur een slot van rekening wil maken met sijn Meester: Tot dien einde siet hy int selve Schultbouck wesende dan van soodanige ghestalt, datter in credit van d'eerste poste 106 ℒ 13 β 4 ₰ meer comt dan in debet, als prouffijt op peper ghevallen. Ten tweeden overlegt hy wat hem van sijn facturie comt. Ten derden wat penninghen hy an sijn Meester by reste moet senden: Welcke drie dingen deur t'boveschreven Schultbouck bevonden worden te moeten vallen gelijck de volgende drie partien deses Iornaels uytwijsen. 25 Ianuarius Peper debet per Meester, deur prouffijt daer op ghevallen 166 ℒ 13.4. 25 Ianuarius Meester debet per casse, betaelt an my selven de facturie van 666 ℒ 13 β 4 ₰ teghen 3 ten 100, comt 20 ℒ 0.0, 26 Ianuarius Meester debet per casse, an hem ghesonden by slote van rekening 636 ℒ 13.4. IORNAELS EINDE. Dese drie laetste partien des Iornaels int Schultbouck oock overgestelt sijnde, soo salt dan van ghestalt sijn als volght. Schvltbovck. Peper debet. Pepercredit. 10 Ianuarius Per Meester 4000 ℔peper 500.0.0. 24 Ianuarius Per casse 4000 ℔ peper 666.13.4. 25 Ianuarius Per Meester voor prouffijt 166.13.4. _____ Somme 666.13.4. Meester debet. Meester credit. 11 Ianuarius Per casse voor vracht 10.0.0, 10 Ianuarius Per peper 500.0.0. 25 Ianuarius Per casse voor facturie 20.0.0. 25 Ianuarius Per peper deur prouffijt 166.13.4. 26 Ianuarius Per casse by slote 636.13.4. _____ _____ Somme 666.13.4. Somme 666.13.4. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Casse debet. Casse credit. 24 Ianuarius Per peper vercocht ghereet 666.13.4. 11 Ianuarius Per Meester voor vracht 10.0.0. 25 Ianuarius Per Meester voor facturie 20.0.0. 26 Ianuarius Per Meester by slote 636.13.4. _____ Somme 666.13.4. SCHVLTBOVCX EINDE. DVsdanich dan sijnde het Iornael en Schultbouck des Facteurs, soo staet te ghedencken dat de Meester derghelijcke Iornael en Schultbouck by hem sal hebben, deur de middel hier vooren beschreven: Int selve siet hy twee saken: Ten eersten hoe hy met sijn Facteur staet: Ten anderen wat partien van t'begin en t'einde des eyghendoms uyt des Facteurs boucken ghetrocken moeten worden, en overghestelt in sijn eyghen boucken. Belanghende t'eerste, te weten hoe hy met sijn Facteur staet, hy siet inde poste van peper, dat de selve Facteur soo veel peper vercocht heeft als ontfanghen: Daerenboven watter op gewonnen is, te weeten 166 ℒ 13 β 4 ₰: Maer inde poste des Meesters staet voor ooghen t'ghene hem selfangaet: En inde laetste poste de ghestalt der casse: In somme geseyt, hem is kennelick dat hy van sijn Facteur in alles voldaen is. Angaende het tweede, te weten wat partien van t'begin en t'einde des eygendoms uyt des Facteurs boucken ghetrocken moeten worden, en overghestelt in sijn eyghen boucken, hy siet dat d'eerste partie des Iornaels vanden 10 lanuarius in sijn Iornael niet commen en moet, want daer begin noch einde des eyghendoms en is, maer alleenelick verlegging sijns goets van d'een plaets tot d'ander: Oock is hier vooren bewesen dat deur d'oversetting van sulcke partie dwaling int bouckhouden veroirsaeckt soude worden, te weten dat de poste sijns pepers soude anwijsen 4000 ponden pepers onder sijn bewint min te wesen dant eyghentlick sijn soude: De tweede partie vanden 11 Ianuarius moet inde boucken commen, want de 10 ℒ aldaer deur sijn Facteur voor vracht betaelt, namen daer me een einde van des Meesters eyghen te wesen. De derde partie vanden 24 Ianuarius moet in sijn Iornael oock commen, want de 4000 vercochte ponden peper namen een einde sijns eyghendoms, en t'ghelt uyt sijnder naem deur den Facteur daer voor ontfanghen, nam een begin van des Meesters eyghendom: En de penningen alsdoen berustende in handen van sijn uytheemschen Cassier, mocht hy noemen sijn gereet gelt, soo wel als de penningen berustende in handen van sijn binnenshuysschen Cassier: Want hoewel diens gelt den Meester gereeder is om daer me betaling te doen ter plaets daer hy woont, daer teghen is hem t'ander sijn gelt gereeder om daer me betaling te doen ter plaets daer den Facteur woont. De vierde partie en moester niet commen. De vijfde partie wesende betaling van facturie moester in commen om de redenen van derghelijcke verclaert op de tweede partie des 11 Ianuarius. De seste partie vanden 26 Ianuarius en moester niet commen, want dat niet en was dan verlegging van t'ghelt des Meesters uyt d'een plaets in d'ander, sonder begin of einde des eyghendoms: Oock by aldienmense ten Schultbouck overghestelt hadde, {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} sy soude t'ghelt der casse van 636 ℒ 13 β 4 ₰ doen grooter schijnen dant inder waerheyt sijn soude. Sulcke oversetting der partien aldus ghedaen wesende, soo en salder deur vermenging des handels van facturie, in des Meesters boucken gheen dwaling vallen, niet meer dan deur den handel der binnenshuyssche dienaers, en sal daer benevens vandē handel der selver facturie ooc besonder claer bescheyt hebbē. Noch is te ghedencken dat den Facteur in sijn bouckhouding van facturie, niet en moet menghen dinghen van sijn eyghen handel, noch verkeert uyt de facturie yet inde boucken van sijn eyghen handel brenghen, dan dat als begin of einde sijns eyghendoms daer in behoort: Als int voorgaende Iornael is alleenelick een partie, welcke als begin des eyghendoms in sijn eyghen bouckhouding commen moet, te weten de 20 ℒ van facturie. Angaende ymant dencken mocht, dat dese eenighe boveschreven partie der sending en vercooping van 4000 ponden pepers gheen form van bouckhouding en soude behouven, maer dat een slechte corte memorie daer toe genouch conde wesen, die sal weten dat wy deur dit cort voorbeelt anwijsen de gemeene form van bouckhouding welcke men in grooten handel ghebruycken mach. Merckt noch dat dese ghemeene reghel sich van goet gherief bevint inde bouckhouding van Vorstelicke dispense, oock in dispense van Extraordinaire Finance opt stick der Amonitien en Fortificatien, waer af tusschen eerste incomst en laetste uytganck verscheyden persoonen comptabel vallen, ghelijck daer af t'sijnder plaets eyghentlicker ghehandelt sal worden. 7 Hooftstick. Vande rekenings oirden in Compaignie. SOo al dē handel en t'bewint stonde alleenlick by een en der Compaignons, de selve soude al d'ander Compaignons te boucke meughen debet en credit stellen van haer ingheleyde en uytghetrocken penninghen, gelijck ander Debiteurs en Crediteurs, sulcx dat die bouckhouding van Compaignie ghelijck soude sijn mette ghemeene sonder Compaignie. Maer elck der Compaignons handelende, soo vereyscht de saeck ander beleyt, t'welck my aldus best bevalt: Yder Compaignon sal van sijn handel bouckhouden al of hy cen Facteur waer, en ansiende den Bouckhouder der gemeen Compaignie als voor Meester, en sulcken Meester al de Compaignons als voor sijn Facteurs, en daer me d'oirden ghevolght die vooren vanden Coopman en sijn Facteurs gheseyt is, men sal bycans t'begheerde hebben: Ick segh bycans om datter in Compaignie noch wat besonders valt dat sijn verclaring vereyscht: Tis kennelick dat ghelijck den meester deurde copie van sijn Facteurs bouckhouding, die hy als gheseyt is altijt by hem heeft, weten can wat elck der selve Facteurs meer of min uytghegeven heeft dan ontfaen; Also can den Bouckhouder der gemeene Compaignie, deur de copie vande Compaignons bouckhoudingen die hy altijt by hem heeft, weten wat elck meer of min uytghegheven heeft dan ontfaen: Doch en is hem daer me noch niet bekent de eintlicke rest, noch wat elck meer of min in handen heeft dan hy na sijn behoorlick anpart volgens t'verdracht behoort te hebben, t'welck niet openbaer en wort dan deur een gemeen slot der rekening van al de Compaignons der heele Compaignie, waer deur men weet hoe groot het {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} capitael is, en wat elck voor winst en verlies toecomt. Dit eintlick slot (deur welcx be hulp ick de Compaignons van ettelicke verwarde twistighe rekeninghen verscheydener Compaignien met luttel moeyte vereenicht heb) is dusdanich. 8 Hooftstick. Van compaignieslot. GHenomen datter sy een Compaignie van drie Compaignons, d'eerste ghenaemt A, de tweede B, de derde C, elck handelende, ontfanghende, uytgevende ghelt en waren, soo an malcander als an anderen: de selve tot my commende en begheerende te weten hoese met malcander staen, en wat yder meer of min in handen heeft dan na t'behooren, volgende t'verdrach, ick eysch hun drie saken: Ten eersten dat elck my lever t'gene hy dadelick meer ontfaen heeft dan betaelt, of meer betaelt heeft dan ontfaen: Ten tweeden t'verschil tusschen de somme der tegenwoordighe Crediteurs, en de somme der tegenwoordighe Debiteurs met gereet gelt en goederen dieder in wesen sijn: Ten derden wat gedeelte van baet of scha yder angaet volghende t'verdrach, want hier me sal ick stracx totten uytersten seggen wat elck toecomt, sonder dattet my noodich sal sijn met groote moeyte yders handel in bouckhoudersche stijl int lange te vervaten, gelijck somwijlen gedaen wort. Om hier af tot voorbeelt te commen, ick neem dat my de boveschreven drie dinghen ghelevert worden als volght: A heeft meer betaelt dan ontfaen 2000 ℒ B heeft meer ontfaen dan betaelt 4000 ℒ C heeft meer betaelt dan ontfaen 3000 ℒ Ten tweeden vande somme der teghenwoordighe Crediteurs, ghetrocken de somme der Debiteurs met ghereet ghelt en waren, soo was de rest dat de Compaignie noch toequam 7000 ℒ Ten derden an yder der Compaignons ginck an een derdedeel van scha of baet. My dese drie dinghen aldus overgelevert sijnde, ick stelse in form als volght: Compaignie debet. Compaignie credit. Per A 2000 ℒ Per B 4000 ℒ Per C 3000 ℒ Per resterende, debiteurs ghereet ghelt en goederen 7000 ℒ _____ _____ Somme 5000 ℒ Somme 11000 ℒ Per slot van desen t'welck de Conpaignie ghewonnen heeft 6000 ℒ _____ Somme 11000 ℒ De compaignie dan ghewonnen hebbende 6000 ℒ, comt yders derdendeel 200 ℒ, en daerom moet A boven sijn 2000 ℒ noch hebben 2000 ℒ vant prouffijt, comt t'samen 4000 ℒ En C moet hebben boven sijn 3000 ℒ, noch 2000 ℒ vant prouffijt, comt t'samen 5000 ℒ _____ Somme 9000 ℒ _____ {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} Maer dat de boveschreven 9000 ℒ connen effen betaelt worden mette debiteurs, ghereet ghelt en waren, blijckt aldus: B was schuldich 4000 ℒ, daer afghetrocken sijn deel vant prouffijt bedraghende 2000 ℒ, blijft schuldich 2000 ℒ Daer toe de restende de biteurs met ghereet ghelt en waren 7000 ℒ _____ Somme om al de boveschreven schulden te betalen 9000 ℒ _____ En is openbaer dat niemant der Compaignons hem te beclaghen en heeft, want elck sal sijn behoorlicke deel verovert hebben, te weten 2000 ℒ. Merckt noch tot een volcommen slot noodich te sijn, dat elck der Compaignons toestae de rest van t'ghene elck seght meer betaelt te hebben dan ontfaen, of meer ontfaen dan betaelt: Maer soo sy daer in niet overcommen en conden, men soude verscheyden sloten meughen maken, voor elck der Compaignie een, seggende na die mans andienen commet aldus uyt, na desens also. MAer om nu te segghen d'oirsaeck waer deur ick quam totte voorgaende reghel, die was dusdanich: T'is ghebeurt over eenighe jaren, datter was een Compaignie die grooten handel dreef, hebbende heur Comptoiren en Facteurs te Venege, Ausburch, Cuelen, Antwerpen, en Lonnen: De selve Compaignie scheydende, daer was een der Compaignons die in sijn rekening gheen bouckhoudersche stijl ghevolght en hadde, en daer deur totte saeck van soo swaren rekening niet veel bescheyts en wist by te brengen, dan soude hem hebben moeten ghevoughen na al t'ghene d'ander seyden. Doch ick heb t'sijnen versoucke de moeyte aenghenomen van sijn saken in bouckhoudersche form te vervatē, alles beschrijvende in een Iornael met sijn Schultbouck, welcx besluyt van d'ander toeghestaen meer tot sijnen voordeele streckte, dan t'besluyt dat hem d'ander Compaignons voorgehouden hadden: Waer me hy verblijt sijnde, soo ist daer na eens ghebeurt dat hy my aldus seyde: Tis waer dat ick my niet en verstae an ulieder debet en credit, en dat ick wel begeer te blijven by ulieder slot, en ben blijde dattet soo verre commen is, maer daer benevens soude my na mijn plompe manier van rekening, noch over de drie hondert guldens meer moeten toegeleyt worden dan het slot mebrengt, om dese redenen: Ghylieden seght dat my voor mijn deel vant prouffijt dat de Compaignie ghedaen heeft sulcken somme toecomt, daerom treckende al t'ghene ick voor de Compaignie uytghegheven heb bedragende in somme soo veel, van al t'gene ick ontfanghen heb bedraghende soo veel, daer soude moeten mijn deel vant prouffijt overschieten, maer daer an ghebreken noch over de drie hondert guldens, en soo veel com ick te cort: Doch ghelijck gheseyt is, ick en wilder t'hooft niet meer over breken, noch swaricheyt maken, maer daer by laten. Nu want my docht die reden niet qualick ghegront te wesen, ick seyde breeder daer op te willen letten. Maer wanttet moeyelick soude ghevallen hebben, onder soo grooten menichte van partien daer soo nau toesicht op had genomen geweest, sulcx int wilde te soucken, my quam wat anders inde sin, en seyde by my selven aldus: Op sulcken voet als ghy daer vindt wat ghy hebbē moet, op de selve canment oock vinden van elck der Compaignons, waer deur ickt op yder alsoo ginck versoucken, want ick deur hun overgeleverde rekeningē al hadde t'gene my daer toe noodich was, bevant eintlick dat sylieden boven hun behoorlick prouffijt t'samen soo veel meer souden getrocken hebben, als desen min track: Maer om dese sake te middelen, soo wiert ick ghedronghen en beweeght te ver- {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} dencken de boveschreven ghemeene reghel des Compaignieslots, deur welcke bekent wiert d'oirsaeck des feyls der voornomde drie hondert guldens, sulcx dattet van d'ander Compaignons oock eintlick toegestaen wiert. Dit soo sijnde, ick docht in my selven, waer my die reghel te vooren bekent gheweest, ick en hadde niet behouft die groote moeyte te doen van die rekeningen in bouchoudersche stijl te stellen: Doch ick ghetrooste my naderhandt weerom daer me, dat de vondt my deur sulcx bekent gheworden, te pas quam in ander verscheyden sloten van Compaignien, die ick daer na also af veerdichde. De ghedaente des Iornaels en Schultboucx, mitsgaders de rekeningsoirden in facturie beschreven sijnde als vooren, soo rester nu noch te segghen vande staetmaking. 9 Hooftstick. Vande staetmaking of balance. TIs by veel Cooplien int ghebruyck, eens t'siaers te oversien hoe winst en verlies op t'selve jaer afgheloopen heeft, t'welck sy Balance of Staetmaken noemen, men mochtet oock heeten berekening des capitaels: Tot dien einde vergarense ghelt, waren, en debitenrs dieder in wesen sijn ter eender sijde, en crediteurs ter ander, t'verschil der sommen (alle schulden goet wesende) is hun suyver capitael, en soo veel dat verschilt vant suyver capitael des voorgaenden jaers, soo veel is de winst of t'verlies datse soucken. Om dese manier van doen te volghen in ons voorgestelde bouckhouding, soo neem ick voor al deur t'gedacht al of int Schultbouck noch niet beschreven en waren de sommen des debets en credits, metsgaders de resten aldaer naderhandt ghestelt by slote der posten. Dit soo sijndeick vergaer sulcke partien als boven geseyt is, te weten van ghelt, waren, en debiteurs, sonder daer in te brengen de reste der poste des capitaels, of yet dat vermeerderende of verminderende capitael beteyckent, als hier der posten van oncosten van coopmanschap, oncosten vanden huyse, winst en verlies, maer alleenelick die wesentlicke saken daermen ghemeenelick staet me maeckt, en dit op eenen sekeren dach, waer toe by velen den laetsten des jaers dats den 31 December ghenomen wort: En sulcx beginnende t'ondersoucken met d'eerste poste des Schultboucx van naghelen, bevinde datter gheen en sijn, als altemael vercocht wesende, sulcx dat ick die overslae, en commende totte tweede poste van noten, bevinde datter wesen moeten 173 ℔ 5 oncen, die ick stel tot sulcken prijs alsse teghenwoordich gaet, t'welck ick neem te wesen soose inghecocht sijn, dats tot 7 β t'pondt, bedraghende 60 ℒ 13 β 2 ₰, die ick onder den debet stel, alsmen siet: En derghelijcke doende mette volgende posten van waren, Debiteurs, Crediteurs, en Casse, soo is de staet als volght: {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} Staet van my dierick Roose gemaeckt op den laetsten December 1600. Staet of capitael debet. Staet of capitael credit. Per Aernout Iocobs fol. 14 51.8.0. Per noten fol. 7 - 173 ℔ 5 onc. tot 7 β t'pont, comt 60.13.2. Rest debet hier ghestelt by slote van desen 3140.9.1. Per peper fol. 7 - 120 ℔ tot 40 ₰ t'pont, comt 20.0.0. _____ Somme 3191.17.1. Per Omaer de Swarte fol. 9. 513.12.0. Per Adriaen de VVinter fol. 11 150.6.0. Per Pieter de VVitte fol. 11 448.0.0. Per Iacques de Somer fol. 13 54.18.6. Per casse fol. 19 1944.7.5. _____ Somme 3191.17.1. Sulcx dat Debiteurs, met ghereet ghelt en waren, hier meer bedraghen dan Crediteurs voor weerde des capitaels op den laetsten van December 1600 3140.9.1. Maer op den laetsten December 1599, of t'begin des jaers 1600 dat een selve is, was het capitael van 2153 ℒ 3 β 8 ₰, want treckende den debet 514 ℒ 6 β, vandē credit 2667 ℒ 9 β 8 ₰, blijft als voorē 2153.3.8. Welcke getrocken vande 3140 ℒ 9 β 1 ₰, blijft voor t'ghene datter op dit jaer verovert is, ende in dese staet ghesocht wiert 937.5.5. Staetproef. MAer om nu te sien of het boveschrevē vast gaet, so dient dit tot een proef: Ick vergaer al de resten der posten van vermeerderende of verminderende capitael, t'welck sijn de resten der posten die inde voorgaende staetmaking niet en quamen, als totte wesentlicke staet niet behoorende: Ende want de selve sijn partyen van winst en verlies voorgevallen inden tijt deser bouckhouding, dats sedert 0 Ianuarius 1600, welcke by aldien men het bouck slote (ghelijck int volgende 10 Hoofistick gedaē sal wordē) op rekening van winst en verlies souden commen, soo moet dan daer deur oock verovering bevonden worden van 987 ℒ 5 β 5 ₰. Tot desen einde beghin ick het Schultbouck te overloopen van vooren aen, ende ontmoet my eerst de poste der naghelen fol. 5, waer op ick winst bevinde van 75.4.7. daer na ontmoeten my noten en ander goeden, als hier na volght. Doch staet noch te ghedencken, dat overschietende goeden hier berekent worden ten selven prijse als inden voorgaenden staet, om dat wy nemen haer weerde soo te wesen, wildemen in d'een en d'ander nemen den prijs verandert te sijn, men soudet oock meughen doen. winst en verlies debet. Winst en verlies credit. Per oncosten van coomschap fol. 16 57.7.0. Per winst op naghelen fol. 5 75.4.7. Per oncosten vanden huyse fol. 16 107.10.0. Per winst op noten fol. 7 109.7.2. _____ Somme 164.17.0. Per winst op peper fol. 7 18.19.0. Per winst op gimber fol. 9 41.8.4. Rest credit als prouffijt o vereencommende mette voorgaende rekening hier ghestelt per solde 987.5.5. Per rekening van winst en verlies (wiens poste te ghedencken is dat ten tijde deser wercking in debet alleenelic hadde twee partyen, te wetē vā 100 ℒ en 12 ℒ, maer in credit drie partiē als 4 ℒ 3.4. en 15 ℒ met 1000 ℒ) fol. 19 907.3.4. _____ _____ Somme 1152.2.5. Somme 1152.2.5. {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} Nu dan het prouffijt deur dese wijse oock bevondē sijnde van 987 ℒ 5 β 5 ₰, als te vooren int slot des staets, soo mach dit tot proef des wercx verstrecken. Mercket ten 1. T'is int gebruyck dat een Coopman staet makende, weeght, meet en telt tot dien einde alle goeden by hem in wesen, siende alsoo hoe t'selve overcomt met t'ghene sijn bouck anwijst, en hoewel hy ghemeenelick meer of min vindt, soo hebben wy nochtans hier vooren ghenomen bevonden te sijn alles effen uyt te commen: En niet teghenstaende sulcke heel effen uytcomst selden gebeurt, soo ist hier nochtans voorbeeltsche wijse ghenouch, want alsmen de menichte der goeden inden staet stelt soomen se dadelick vindt, t'ghene datter ghebreeckt is scha, datter te veel bevonden wort streckt tot baet, sonder dat daerom onvolcommenheyt inde bouckhouding valt. Merckt ten 2. Van sulcke staten als de voorgaende, wort by de Cooplien jaerlicx een ghedachtenis ghemaeckt, sonder die (na t'ghebruyck van sommighe) int Iornael of Schultbouck te stellen, ten waer alsmen het gantsch bouck sluyten wil, daer wy nu af segghen sullen. 10 Hooftstick. Vande bovckslvyting, en beginning der nieuvve boucken. EEn Iornael en Schultbouck vol gheschreven sijnde, sulcx datmen ander nieuwe wil beginnē, soo valter boucksluyting noodich, dat is sluyting van alle posten des Schultboucx, brenghende de overschotten int nieu bouck, en doodende het oude. Oock isser gemeenelick boucksluyting van doen wanneer des Coopmans handeling eindicht, als dat hy uyt de Coopmanschap scheyt, of overlijdt: Om nu de wijse deser sluyting te verclaren, t'is te weten dat wanneermen van wille is sulcx te doen, soo maectmen eerst staet met haer proef als vooren: Daer na brengtmen al de partyen des staets yder in haer poste des Schultboucx, en den debet of credit daer me overcommende inde poste van capitael: Als by voorbeelt, d'eerste partye indē credit des staets is van 173 ℔ 5 onc. noten bedraghende 60 ℒ 13 β 2 ₰, die stel ick int Schultbouck fol. 7 onder den credit ghelijckmen siet, en den debet der selve partye onder capitael fol. 2 doende derghelijcke met al d'ander partyen des staets. Doch die hier in cortheyt wilde ghebruycken, mocht den heelen debet des staets bedraghende 3191 ℒ 17 β 1 ₰ in een partye onder capitael debet brengen, segghende aldus: 31 December Per ver scheyden partyen wesende den heelen debet des staets 3191 ℒ 17 β 1 ₰ Daer na com ick totte staetprouf, en breng haer partyen yder in haer poste des Schultboucx: en den debet of credit daer me overcommende inde poste der rekening van winst en verlies: Als by voorbeelt, d'eerste partye inden debet der staetprouf is van 57 ℒ 7 β, die stel ick int Schultbouck fol. 17 onder den credit als blijct, en dē debet der selve partie onder rekening van winst en verlies fol. 18: {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} Doende dergelijcke met al d'ander partyen der staetprouf. Daer na sluyt ick de rekening van winst en verlies, en de rest des slots draech ick over op debet of credit des capitaels, t'welck hier is op credit, om dat sulcke rest in rekening van winst en verlies in debet viel: En hier me moet debet en credit des capitaels (sooder inde bouckhouding gheen faute en is) evegroot wesen, waer me die poste en al d'ander des heelen boucx ghesloten sijn, ghelijck hier begeert was. D'oirsaeck en nootsakelickheyt van dese effen uytcomst des capitaels volght uyt de ghemeene reghel, Soomen tot even dinghen doet even dinghen, haer sommen sijn even. Want wat partyen datmen int Shultbouck overstelt, t'sijn al even dinghen gedaen tot even dingen, daer me t'selve Schultbouck altijt in balance staet, te weten sijn heelen debet altijt even an sijn heelen credit: Als by voorbeelt, een partye van 100 ℒ uyt het Iornael int Schultbouck overghestelt sijnde, eerst in debet daer na in credit, soo staet het Schultbouck daer me in Balance, want debet en credit doen elck 100 ℒ. Ende alsoo overghestelt sijnde noch een partye van 200 ℒ, het staet noch in balance, want den heelen debet der twee posten, sghelijcx de heelen credit der twee posten, doen elck 300 ℒ. En alsoo overgestelt sijnde noch duysent partyen, den heelen debet moet even sijn metten heelen credit. Angaende het sluyten van posten, dat en gheeft oock gheen onevenheyt, want al t'ghene by slote in debet comt, moet weerom in een ander poste sijn credit hebben, waer uyt volght dat alle posten ghesloten wesende, uytghenomen van het capitael met winst en verlies, dattet ghene om hun sluyting in winst en verlies by slote in debet ghestelt wiert, even moet sijn an t'ghene by den credit des capitaels moet commen, om met sijn debet evegroot te wesen. Nu dan de poste des capitaels met al d'ander ghesloten sijnde als gheseyt is, soo salmen daer na de boveschreven partyen die op den 31 December in capitael gebrocht wierden (wesende de selve die inden boveschreven staet sijn) stellen int begin des nieuwen Iornaels als inventaris of capitael, ghelijckt quam int begin des voorgaenden ouden Iornaels, en beschrijven daer na alle daghelicksche ontmoetenden handel, en die overstellen int nieuwe Schultbouck, als te vooren int oude Schultbouck ghedaen wiert: Als by voorbeelt, des Iornaels eerste partye sal aldus sijn: T'jaer 1601. o Ianuarius. Verscheyden partyen debet per capitael van my Dierick Roose 3191 ℒ 17 β 1 ₰, deur dat ick ten voornomden daghe staet van goet makende, my bevonden heb toe te behooren de navolgende partyen van ghelt, waren, en schulden: En eerst: Hier souden de boveschreven partyen volghen ghelijck int voorgaende Iornael fol. 1. En daer na aldus: o Ianuarius Capitael van my Dierick Roose debet per Aernout Iacobs, ande welcke ick my ten voornomden daghe deur de voorschreven staetmaking bevinde schuldich te sijn 51 ℒ 8 β 0 ₰ Dese partyen uyt het nieu Iornael int nieu Schultbouck overgestelt, en alle volgenden dagelickschen handel voort daer by vervought, soo hebben dese nieuwe boucken sulcken begin en voortganck als d'eerste. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Merckt. Want my oirboir gedocht heeft, en de reden te vereysschen, den anvang der nieuwe boucken te sijne als vande voorgaende eerste oude, op dat de regel over al gemeen en lichter sy, soo heb ick inde voorgaende staet, staet prouf, en boucsluyting, alles daer na vervought, maer by ander schrijvers is een ander ghebruyck (hoewel eintlick van een selve uytcomst) welcke int boucksluyten een balance maken, die stellende int laetste des ouden Iornaels, wiens partyen sy daer na overstellen int nieu Schultbouck, formerende also een capitael, t'welck niet en comt uyt inventaris als int begin des ouden boucx, maer al anders, ghelijck in haer boucken blijckt: Als by voorbeelt in Bartholomi de Rentergem, wiens balance gestelt is ten einde des Schultboucx, die van daer gebrocht wort int einde des ouden Iornaels: Maer my bevalt beter daer voor te stellen een inventaris of staet int begin des nieuwen lornaels, gelijck boven gheseyt is, op dat alsoo de nieuwe boucken met sulck en oirden anvangen en voortgaen als d'ander deden, t'welck my oock claerder en bequamer gedocht heeft in bouckhouding van Domeine en Finance extraordinaire, alwaer alle jare vernieuwing valt, ghelijck daer af t'sijnder plaets breeder gheseyt sal worden. Doch is dit aldus beschreven na mijn tegenwoordich ghevoelen, sy diet anders beter bevalt, meughen hun goetduncken volghen. Tot hier toe beschreven sijnde de Coopmans bouckhouding, soo sal ick nu totte Vorstelicke commen. {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} Vorstelicke bovckhovding op de italiaensche wyse. {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} NA dien Syn Vorstelicke Genade gecommen was ten einde der leering vande voorgaende Coopmans bouckhouding, en grondelick de sake verstont, soo hebben sijn ghedachten ghestreckt tot vervouging van derghelijcke stijl in stof van Domeinen, sulcx dat hy my voorhielt swaricheden en voordeelen die hem dochten dat daer in soudē vallen, welcke redenē nadiense strecken so wel tot verclaring van t'volgende, als tot beantwoording op dergelijcke vragen die ymant voorwenden of bedencken mochte, soosal ickse t'saem spraecksche wijse beschrijven, beteyckenende als vooren oock ghedaen is met S.V.G. Syn Vorstelicke Genade, en met St. Stevin. Tsaemspraeck. S.V.G. Ick verstae nu hoemen deur de bouckhouding seer bequamelick met weynich moeyte een grooten handel in weynich gheschrifts can vervaten, en dat boven dien met een groote sekerheyt, sulcx datter niet verloren en gaet: T'selve heeft my doen dencken datmen derghelijcke in stof van Domeinen oock soude meughen te wercke stellen: Maer verscheyden dinghen voorder overleggende, vinder soo groote swaricheden in dat ick acht niet wel meugelick te sijn de sake met vrucht te volbrengen. St. Welcke sijn die? S.V.G. Ten eerstē om het incommen van chijnsen en ander recognitien, als van verckens, gansen, hoenders, eyers en dergelijcke cleyne beuselingen, welcke den Coopman niet en ontmoeten, als onder ander rekeninghen sijn eenighe waer in ettelicke duysent chijnsen commen, onder welcke (benevens eenighe grooter) sommighe van een stuver sijn, ander van een halve, ettelicke van een oirt, ja veel van een deut, daer toe noch d'ander recognitien van beesten en vruchten, denct eens hoe verre dat streckt: Nu datmen hier af elcke persoon alle jare te boucke sijn poste soude gheven, hem debiteur makende, en crediteur als hy betaelt hadde, siet wat een werck int oversetten van soo veel duysent partien steken soude, en nochtans om volcommen bouck te houden soudet moeten ghedaen sijn, wantmen het cleen om het groots wille niet en mach laten verloren gaen. St. Ick heb dese saeck van chijnsen en recognitien oock overdocht, en die heel licht sonder swaricheyt bevonden. S.V.G. Hoe soude dat toegaen? St. Aldus: Tis voor al te weten dat ick den Coopman in veel ontmoetende dinghen het bouckhouden angaende, gheeren tot voorbeelt ghebruyck, om dat sijn reghel vast gaet, en deur langduerighe ervaring bevesticht is: De selve als hy deur sijn dienstmaecht of dienaer coopt voor een stuver salaet, of voor een deut mostaert, sijn bouckhouder en maeckt de salaet en mostaert geen debet, noch den vercooper of casse credit, maer worden sulcke incoopen als oncosten eens ter maent in een partie t'samen overghestelt, sonder dat daerom onvolcommenheyt int bouckhouden is, ghelijck wy inde Coopmans bouckhouding ghesien hebben: En alsoo soudet in bouckhouding van Domeinen vry staen, vande somme van al die chijnsen een partie te maken: Sghelijcx oock te doen mette somme van ander recognitien, die al op ghelt gestelt sijn, te meer dat de Rentmeesters deur sulcke penningen gheen bate en soucken, ja dickwils die laten verloren gaen, als het manen niet weerdich sijnde, en nochtans jaerlicx in ontfangh brenghen. S.V.G. Ick merck dat die voet ghevolght wesende de saeck licht soude vallen, maer daer sijn ander swaricheden: Te weten dat die van ons Rekencamer, Tresorier en Rentmeesters, int bouckhouden onervaren sijnde, {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} sullen segghen datse de manier van rekening alsoo op de Italiaensche wijse beschreven niet en verstaen, en dat alle besoignen die daer op daghelicx moeten ghedaen sijn, hun duyster en moeylick souden vallen, ghelijckt oock waer soude wesen. Angaende van hemlien voor te houden het bouckhouden tot dien einde te leeren, men souder me ghecken. St. Seker ick stae toe dat dit punt seer groote swaricheyt soude hebben, soomender niet tegen voorsien en waer, jae soo groote, dattet niet wel meughelick en soude sijn de sake tot goeden einde te brenghen. Om desen anstoot te weerstaen, men soude hemlien segghen dat elck sijn dinghen doen sal als te vooren, sonder eenighe verandering, en dat dese bouckhouding wat besonders is daer sy hemlien niet me en behouven te becommerē: Want daer me sal hem elck moetē te vredē houdē. S.V.G. Nochtans rekeninghen na bouckhoudersche stijl beschreven, soudē ander form hebben dan die na d'oude ghewoonte, in welcke ordinaris ontfangh en betaling van Debiteurs en Crediteurs altijt volcommelick in een somme ghestelt worden, daermense in d'ander met stucken brengt, ghelijck ontfanck en betalinghen dadelick ghebeuren: Voort sijnder veel woorden diemen in Domeinen niet en ghebruyckt, al t'welck int hooren der selve rekeninghen verandering soude moeten mebrengen, en voor hemlien duyster vallen. St. Ick verstae dat de rekeninghen ghehoort en ghedaen sullen worden teenemael als te vooren, sonder eenighe verandering, welcke ghesloten wesende, den Bouckhouder sal sien hoe dat slot mettet sijne overcomt. S.V.G, Dat sal somwijlen verschillen, waer mede my inde sin valt dat des Bouckhouders rekening dicwils onvolcommen soude wesen, uyt oirsaeck dat hy alle ontfanck en uytgheven soude stellen ghelijckse hem de Penningmeesters andienen, waer teghen somwijlen veel te segghen valt, als ghedaen te hebben reparatien, vereeringen, quijtscheldinghen en dierghelijcke, sonder last, waer af gheen sekerheyt en is dan deur t'slot van hemlien overgheleverde rekeninghen. St. Het gaet oock soo toe metten grooten Coopman, wiens Bouckhouder alle dingen van gelt, ghewicht, maet, en ander omstandighen, op schrijft ghelijck hem aenghedient wort: Maer alsmen met Debiteurs of Crediteurs comt tot eintlick slot van rekening, en datmen dan yet anders bevint, soo wordet afgheschreven: Twelck ghebeurt sonder eenige onvolcommenheyt in des Coopmans bouckhouding, en alsoo salt oock in Domeinen. S.V.G. Een ander saeck moet ick noch vraghen, dat is hoemen altijt sal commen te weten wat ghelt een Penningmeester in handen heeft? St. Men sal hem bevelen elcke maent, over te senden alle partien van ontfanck en uytgheven, welcke in die maent dadelick geschiet sijn: De selve deur den Bouckhouder int Schultbouck overgestelt wesende, soo staet sijn overschot dat hy in casse moet hebben (ghelijck vanden Cassier) gheduerich voor ooghen. S.V.G. Maer of hy in sulck schrift ontfanghen penningen versweghe, hoe salmen dat weten? St. Den Bouckhouder sal alle drie maenden (ghelijck den Bouckhouder des grooten Coopmans) staet trecken van alle schulden over den tijt verschenen, daer in den Ontfanger sijn behoorlicke vliet niet en schijnt gedaen te hebben: Hier mede salmen een Deurwaerder senden om die te innen by ghereede executie, en want de ghene die betaelt hebben geen gijseling en willen lijden, noch hun goeden laten vercoopen, soo sullense bewijs van hun betaling doen, waer me de onrechte handeling openbaer sal sijn. S.V.G. Maer als wy alsoo self de penningen inden, en den Ontfangers evewel hun gage betaelden, daer soudense wel me te vreden sijn. St. anghesien hem dit alleenelick verstaet van verschenen penninghen by hemlien na t'behooren niet ghevoordert, of anders ontfanghen en versweghen, soo en {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} soudenser niet seer wel me te vreden sijn, maer eer dencken (ghelijck de onclare Cassiers doen) hun faute soo te verbeteren datse mochten in dienst blijven, want het is al een ander saeck ymant an te segghen en bewijsen, de somme en dach op welcke hy de versweghen penninghen ontfinck, dan int wilde sich te beclaghen sonder bewijs, t'welckmen sijn capproen laet hooren. S.V.G. Maet als ghy deur t'behulp van Deurwaerders wilt vernemen hoet mette schulden der pachters staet, men mocht segghen datmen sulcx alsoo oock wel soude connen vernemen sonder bouckhouding, ende de selve dieshalven niet noodich te wesen. St. Waer sulcx sonder bouckhouding te doen, t'soude over lanck int ghebruyck gheweest hebben, maer d'oirsaeck der onmeugelickheyt is dese: Inde Rekencamers valt soo veel wercx, datmender ghemeenelick verachtert is: Inder vougen dat soo men de Amptlieden der selve voorleyde, van boven t'gene sy nu doen noch rekening te houden hoe elck pachter int besonder met sijn Rentmeester staet, men souder me ghecken, als gheseyt sijnde deur eenen die spreeckt van saken daer hy gheen verstant af en heeft. S.V.G. Maer ghenomen dat dese dinghen alsoo te doen waren ghelijckment deur imaginatie sich inbeelt, nochtans souder uyt te verwachten staen, dat sulcke Bouckhouders me menschen sijnde oock cromme schermsprongen souden springen als d'ander, waer mede het eintlick al op den ouden voet soude gheraken. St. Men mocht verwachten dat de Vorsten mette Bouckhouders souden varen ghelijck de Cooplien, alwaer d'ervaring leert dat de selve Bouckhouders int ghemeen gheen schatten en vergaren, noch met ongerechticheyt in haer ampt befaemt en sijn: Angaende ymant voor een gheval mocht rekenen dattet den Cooplieden nu ter tijt met hun Bouckhouders wel gheluckt, ick ben van ander gevoelen, en meyne daer af de Bouckhouding een bekende oirsaeck te wesen, welcke de onrechtveerdighe menschen met ghewelt tot rechtveerdicheyt dringt, om de schaemte envreese dieder uyt volght. S.V.G. Men mocht daer af oock d'oirsaeck achten dat de Cooplien gheduerlick toe sien, en me een oogh int seyl hebben. St. Dat helpter oock toe, en schijnt dattet de Vorsten een luttelken souden meughen navolgen, wanttet hemlien veel minder swaricheyt soude sijn, sweecx een uyr of twee tot deursichting der boucken te besteden, dan dickwils requesten van clagende Crediteurs te lesen, oock daghelicx sich te becommeren en t'hooft te breken ghelijckt menighe ghebeurt, op wat wijse men bequamelicxt penninghen op intrest sal lichten, en wat Landen of partien datmen eerst vercoopen sal. S.V.G. Ick verstae u meyning. Maer ghy hebt gheseyt datter vande voorgaende manier van doen in Domeine gantsch geē verandering vallen en soude, nochtans alle maende sulcken schrift te senden schijnt verandering te wesen. St. Insiende dat de Penningmeesters deur de instructie by hemlien onderteyckent en besworen, ghehouden sijn staet over te senden so dicwils alst hemlien belast sal wesen, t'welckmen nu alle maendesoude bevelen, soo en ghebeurter niet nieus noch teghen d'oirden: T'is oock te weten dat by sommighe in d'instructie uytdruckelick ghestelt wort de maentlicke overlevering van sulcke staten. S.V.G. Noch souder in een ander saeck onraet vallen, te weten dattet een Bouckhouder niet meughelick en soude sijn alles te schrijven datter noodich valt: Want alsmen let op den grooten hoop der rekeninghen eens jaers van al dese Penningmeesters t'samen, men soude segghen onmeugelick te wesen dat een man alleen sulcx jaerlicx soude beschrijven, en dat noch met ghebroken partien van ontfanck, daerse in d'ander altijt maer een en hebben. Soomen noch insiet dat ettelicke Penningmeesters hun saken self niet alleen doen en connen, maer een Clerck tot hulp houden, soo {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} schijnet als geseyt is dattet een Bouckhouder niet al en sal connen doen. St. Ick ben van ander vermoeden om dese redenen: Ten eersten dat elcke partie soo wel int Iornael als Schultbouck, seer weynich gheschrifts sal hebben, sulcx dat t'ghene in d'ander rekeninghen somwijlen heele sijden vervult, hier in een reghel ghestelt sal worden, hebbende t'selve sijn anwijsing of breeder verclaring alst noodich valt, totte pachtcedullen of ander documenten daer af sijnde elck na sijn eysch: Ten tweeden datmen al de ordinaris Debitcurs en Crediteurs (diemen in Domeinen den ordinaris ontfanck en uytgheven noemt) al vervolgens in twee groote partien soude beschrijven, t'welck in coopmanschap met sulcken lichticheyt niet en valt, om datter gheen of weynich ordinaris is. Ten derden dat chijnsen en ander recognitien die met veel duysent partien veel gheschrifts by brenghen, hier in een partie souden commen, om de redenen terstont geseyt. Ten vierden soo en souder de langhe beschrijving vande minuteyten der dispense vande Hofhouding niet in commen, maer alleenelick alle maende in een somme (ghelijckt oock metten Coopman toegaet) t'ghene daer in viele. Voort soudemen benevens de Dispensiers stellen Bouckhouders vande dispense diet deden in bouckhouding na de Italiaensche manier: T'welck niet alleenelick en soude veroirsaken oirdentlick cort bescheyt vande ghestalt soodanigher rekeninghen, maer oock sulcken sekerheyt vande handeling der Officiers, over waren der keucken, camer, escurye en jacht, als den Coopman deur de bouckhouding crijcht over sijn Facteurs of dienaers die hy sijn goeden betrout. S.V.G. Tis kennelick datter die vercortinghen vallen souden, en noch meer soo men wilde, oock datmen den Bouckhouder ander hulpe by conde setten soot noot waer, sulcx dat ick vande meugelickheyt der sake int geheel niet en twijffel, maer ter contrarie hebbe wel by mijn selven ghedocht, de rekeninghen van een seer groot Lantschap, of van een machtich Monarche in bouckhoudersche stijl te connen ghehouden worden: Als by ghelijckenis, datter in plaets van een Rentmeester generael waren sulcke twintich, en daer over een opperste Generael met een Bouckhouder, de selve soude sulcken rekening te houden hebben van dien oppersten Generael met sijn twintich generalen Rentmeesters gelijck elck der twintich Bouckhouders van sijn generael mette particuliere Rentmeesters onder hem: Maer t'gebiedt noch voorder streckende, en datter warē sulcke twintich opperste Generaels, en daer over noch een hoogher met een Bouckhouder daer benevens, en dan ghedaen als vooren, men verstaetter uyt meughelick te sijn alles oirdentlick te vervangen in bouckhoudersche stijl, en de vruchten over al te ghenutten dieder deur veroirsaeckt wierden. St. Sulcke ghedachten heb ick by my selven oock wel ghehadt, en meughelick geacht alsoo oirdentlick rekening gehouden te worden vande incomst des gantschen Eertbodems, soose onder eenen stonde, en nochtans elck Bouckhouder niet meer wercx hebbende dan hem doenlick en waer: Ick overslouch oockTheoricé. spieghelingsche wijse by t'ghedacht noch dit: Alsmen met sulcken voortganck van twintich ghelijck u Vorstelicke Genade neemt, quam tot een derde trap van Generael, daer souden in vallen acht duysent vier hondert eenentwintich Penningmeesters, te weten acht duysent particuliere Rentmeesters, vier hondert leeghste Generaels, twintich op de twede trap, en een opperste t'welck al verre strecken soude, ghemerckt dat Iehan Hennequin Au Guidon des Finances, seght t'ghetal der Tresoriers onder de Croone van Vranckrijck totte duysent te beloopen. S.V.G. Ick wilde dat ghy voorbeeltsche wijse na u goetduncken wat bewierpt van rekening in Domeinen met {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} bouckhoudersche stijl, om daeruyt beter te sien hoemen de sake in ernst op een seker voet mocht anlegghen. St. Dat wil ick gheeren doen. T' SAEMSPRAECX EINDE. DE voorgaende redenen alsoo ghevallen sijnde, ick begaf my volghende de last van Syn Vorstelicke Genade, totter beschrijven eens voorbeelts van Domeine in Bouckhoudersche stijl na de Italiaensche wijse: T'welck hy daer na oversien hebbende, en hem daer deur dunckende dat alles metter daet vast genouch soude gaen, heefter me besloten voort te varen: Nam tot dien einde een ervaren Bouckhouder in coomschap, welcke den sin des selven voorbeelts verstaende, en dat dadelick volghende, heeft de form der boucken int eerste jaer wesende van 1604, op soo vasten voet gestelt, al haddet veel jaren gheduert, van welcke ghedaente ick nu by voorbeelt wat verclaring sal doen. {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} Bovckhovding in domeine op de italiaensche wyse. {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp Deser Bouckhouding in Domeine. ANghesien t' einde der beschrijving deser Bouckhouding streckt om te bevoorderen soo veelick can, datter een ghemeen dadelick ghebruyck uyt mocht volghen, en dat sulcx bequamelick uytgherecht can worden deur ervaren Bouckhouders in coomschap op de Italiaensche wijse, doch dat menighe van hemlien hun in rekeninghen van Domeine of Finance noyt geoeffent en hebben, nochtans daer af wat kennis souden behouven, om beter te verstaen de redenen der ghene daerse dies angaende me te handelen souden hebben, en om hun bouckhouding eyghentlick te schicken na den eysch van Domeine, soo heeft my oirboir ghedocht daer af wat int corte te beschrijven als volght: De Finance wort ghemeenelick in tween ghedeelt, te weten ordinaire als Domeine, ende extraordinaire (ghelijck daer afbreeder verclaring ghedaen sal worden inde bepaling des volghenden 1 Hooftsticx) hebbende elck van dien hun Rentmeesters oft Ontfanghers over de incommende penninghen, ende hun Tresoriers over de uytgaende door dispensen. Maer want de bouckhouding der selve dispensen eenich besonder insicht heeft anders dan die der Rentmeesters en Ontfangers, so sullen wy daer af met onderscheyt schrijven. Ten eersten de bouckhouding int ansien der voorschreven incommende penningen deur Rentmeesters, gheseyt bouckhouding in Domeine. Ten tweeden bouckhouding vande dispensen deur Tresoriers, die wy Vorstelicke dispensen noemen: En daer na vande Finance extraordinaire met haer dispensen. Angaende de voor schreven bouckhouding in Domeine, welcke hier eerst voorghenomen wort, die salick in thien Hooftsticken vervaten: Eerst bepalende Finance met haer specien. Ten tweeden vande ghedaente en omstandighen der Rekencamers en Penningmeesters, voor soo veel als een beginnende Bouckhouder in Domeine noodich schijnt. Ten derden vande form der Penningmeesters rekeninghen in Domeine en Finance. Ten vierden van wat ghedaente en beteyckening in dese bouckhouding van Domeine ghenomen wort capitael en Cassier. Ten vijfden de manier vant stellen der partien int Iornael van Domeine. Ten sesten de manier der oversetting uyt het Iornael int Schultbouck van Domeine. Ten sevenden voorbeelt van Iornael en Schultbouck in behoirlicke form beschreven. Ten achtsten vande Staetmaking en boucksluyting in Domeine. Ten neghenden vande bouckhouding in Domeine met grooter bewint dan deur eenen Bouckhouder can uytgherecht worden. Ten thienden: Vraghe oft oirboirder waer de Penningmeesters haer rekeninghen ten bureele te leveren en sluyten na d'oude manier, of na stijl van bouckhouding op de Italiaensche wijse. {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} 1 Hooftstick. Vande bepaling der Finance met haer specien. NAdien t'voornemen hier is te beschrijven de bouckhouding in Domeine en Finance, en dat de beteyckening dier woorden, als uytheems wesende, onbekent mocht sijn by eenighe der ghene die hemlien totte selve bouckhouding mochten willen begheven, soo sullen wy daer af wat verclaring doen. Finance is finiering of opbrenging der Ghemeentens middelen tot onderhoudt der Ghemeensaeck. Dese Finance of opbrenging wort onderscheyden in ordinaire en extraordinaire, uyt oirsaeck dat de Regierders der Ghemeenten oirboir bevinden van elck besonder rekening te houden, en dat (voornamelick in groote regieringen) in besonder collegen, elck met haer besonder Bewinthebbers, om alsoo die twee rekeninghen onvermengt te blijven, en te sien datter ordinaris niet ongeregelt vercort of vermeerdert en worde, oock watter tottet extraordinaris eyghentlick behouft. Dese ordinaire en extraordinaire Finance wort by de Fransche Schrijvers deser stof (waer tegen wy hier na wat segghen sullen) aldus bepaelt: Domeine is or dinaire Finance tot onderhoudt des Vorstelicken staets veroirdent. In Vorstelicke regiering wort een onderhoudt sijns staets vereyscht, tot welcken einde men jaerlicx officieren en nootlickheden betaelt, met een oirdentlicke jaerlicksche incomst die daer teghen gheschickt is: En desen handel wort Domeine gheheeten, diemen om haer ordinaris loop voor het ordinaris deel der Finance neemt. De incomst der Domeine wort onderscheyden in onveranderlicke en veranderlicke partien: Onveranderlicke, als renten en chijnsen, want hoewelse deur verbranding van Huysen, en verwoesting van Landen daerse op ghehypothequeert sijn, veranderen connē, sulcx datter min of niet af en comt, nochtans insiende haer natuerlicke eyghenschap diese hebben buyten sulck onghevalen ghewelt, soo machmense met reden onveranderlicke noemen. Veranderlicke sijn als pacht van Landen, Thienden, Visscheryen, Tollen, Molens, Huysen, en dierghelijcke, waer af de pacht of huere dickwils verandert: Noch worden onder de veranderlicke begrepen casuelle partien, dat sijn die by ghevalle commen, als boeten, confiscatien, Zeevondt, en meer ander. Noch is te weten dat ettelicke Vorsten vermeughen hun Domeine te vermeerderen, verminderen, of veranderen, na t'ghene sy verstaen de sake te vereysschen, als absolute Monarchen, en ander daer toe gherechticht wesende: Sommighe Vorsten sijn deur wetten verbonden de Domeine in wesen te laten, sonder het Capitael te meughen verminderen, of tot laste derghemeente te vermeerderen: Doch ist voorelck van hemlien oirboir van Domeine en extraordinaire Finance verscheyden rekeninghen te houden: Te weten de Monarchen, om te sien wat vermeerdering of vermindering sy hun staet meugen gheven, en wat extraordinaire schattingen datter behouven. D'ander Vorsten, om te bewijsen soot noodich viel, datse hemlien in elcke ghedreghen hebben {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} na t'behooren: Oft anders om te betoonen dat de lasten vande Hofhouding grooter sijn dan deur de Domeinen can uytghericht worden, en dattet noodich is daer in te voorsien: Oft om te bewijsen wat verschot van penningen sy van hun eyghen patrimoniale goeden int extraordinaire voor de Gemeensaeck ghedaen hebben, om die daer naer weerom te meughen innen, welcke bewijsingen soo bequamelick niet gedaen en connen worden wanneermense alt'samen in een rekening mengt, oock soudemen dan anderen moeten toonen het ghene sy niet en behouven te weten. Angaende het ander deel, dat bepalen sy aldus: Extraordinaire Finance is die tot onderhoudt des crijchs opgebrocht vvort. T'ghebeurt dat Landen in vrede sittende sonder crijch alleenelick jaerlicx opbrenghen haer ordinaire schattinghen, maer daer na tot crijch gerakende, soo moetender ander schattingen by commen, welcke na den eysch der nootlickheyt nu grooter dan cleender wesende, sonder reghel of oirden te houden, worden extraordinaire opbrenginghe of extraordinaire Finance ghenoemt. Dusdanich dan sijnde de voorschreven twee bepalinghen na de ghemeene wijse, waer teghen wy als vooren angheroert is wat segghen willen, soo sal ick dat aldus beginnen: Anghesienmen extraordinaire Finance die stelt te wesen, welcke tot onderhoudt des crijchs opghebrocht wort, daer moest uyt volghen dat Landen sonder crijch gheen extraordinaire Finance of extraordinaire opbrenging van penningen hebben en souden, t'welck metter daet anders blijct, wantter tottet bouwen van Kercken, Stadthuysen, Havens, en meer ander gemeene oncosten, dickwils extraordinaire schattinghen gheschien. Ten anderen als Domeine ware het ordinaire deel der Finance tot onderhoudt des Vorstelicken staets veroirdent, het soude schijnen al oft alle ordinaris betalinghen der Ghemeensaeck totten Vorstelicken staet behoorden, sonder eenighe daer buyten te blijven: Voort alsoo by Republiquen sonder Vorst gheen eyghen Vorstelicke staet en is, het soude schijnen al of by hemlien gheen ordinaire Finance of ordinaire opbrenging en ghebeurde, alles strijdende tegen d'ervaring. Nu hoewel men hier op mocht segghen het deel voor het heel ghenomen te wesen, en datmen de sake met verscheyden redenen alsoo can staende houden, nochtans schijnet datmen ordinaire en extraordinaire Finance om twijffeling te weeren, aldus mocht bepalen: Ordinaire Finance is daermen rekening op maeckt van jaerlicx en geduerlick te moeten opghebracht vvorden, om te betalen ordinaris nootlickheden die jaerlicx voorvallen. Maer extraordinaire Finance die onsekerlick opghebrocht vvort, teghen alle nootlickheden onsekerlick overcommende. Nemende daer na Domeine te behooren onder het ordinaire, en Crijchcosten onder het extraordinaire, al bevondemen dan benevens Domeine eenighe ander ordinaire partien gheen Domeine wesende, sghelijcx benevens Crijchcosten eenighe extraordinaire partien totten crijch niet behoorende, ten soude teghen malcander niet strijden. Merckt noch dat t'ghene wy hier gheseyt hebben, niet en gheschiet deur geneghentheyt om my te becommeren met straffing van oneyghen woorden, maer houdet veel eer daer voor, dat teghen t'boveschreven veel can te segghen {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} vallen, want soomen let op t'ghene dadelick ghebeurt, het bevint sich dat somwijlen extraordinaire middelen totte Domeine vervought wordē, en alst noot is ordinaire incomst der Domeine tot crijchcosten, maer acht my tottet begeerde gerocht te sijn, soomen mettet ghene voorseyt is ghenouch can verstaen de beteyckening der uytheemsche woorden Domeine en Finance. 2 Hooftstick. Vande ghedaenten en omstandighen der Rekencamers en Penningmeesters, voor soo veel als eenbeginnende Bouckhouder noodich schijnt. DE boveschreven twee soorten van rekeninghen, te weten Domeine, en Finance extraordinaire, worden by de Vorsten die niet vant grootste vermeughen en sijn al in een college of camer ghehouden, alwaermen boven dien noch afveerdicht saken van Staet en Iusticie, met alles watter voorvalt: Doch sulcke camer heet ghemeenelick na t'voornaemste deel datter in gedaen wort Rekencamer, en haer bewinthebbers Rekenmeesters of Raden vande Rekening. Maer des Heeren middelen soo vermeerderende datter noch veel Raden by commē, men bevint oirboir die te verdeelen in verscheyden collegen of camers, om in elcke oirdentlick van een besonder stof te handelen. Hier uyt comt datter in groote regieringen veel verscheyden collegen en Raden sijn, als Raedt van Domeinen, Raedt van Finance, Raedt van Staten, Raedt van Iusticie, Hooghen Raedt, Provincialen Raedt, Priveen Raet, Zee Raedt of Admiraliteyt, Crijchraet, met meer ander, die altemael deur een welgheregelde Finance haer tractement volcommelick en op behoorlicken tijt ontfanghen meughen: Worden oock ghemeenelick (uytghenomen Crijchraet) betaelt uyt de Domeine (die sekerder gaet dan extraordinaire Finance) wantmense neemt onder den Vorstelicken Staet te behooren. Na de gemeene oirden soo heeft yder Rekencamer onder haer ettelicke particuliere Penningmeesters met een Penningmeester generael, an den welcken de particuliere haer ontfanghen penninghen leveren, commende alsoo den heelen ontfanck tot eenen, op dat den Heer begheerende te weten staet van sijn penninghen, hem by den selven terstont en bequamelick bescheyt gedaen worde, ende niet noodich en sy sulcx te vernemen by verscheyden Penningmeesters. Onder de ghemeene naem Penningmeester sorteren hier te lande drie voornamelicke specien, te weten Rentmeester, Ontfangher, en Tresorier. Rentmeester is die penninghen van Domeine versaemt, Ontfangher die penninghen vergaert van extraordinaire Finance. Hier boven is geseyt, hier te lande, om dat de Francoisen het onderscheyt van Rentmeester en Ontfanger niet en ghebruycken maer noemen die int ghemeen Receveurs. Angaende de naem Tresorier, de vraghe mocht sijn waer in hy van Ontfangher verschilt? Mijn ghevoelen is dat Tresorier (na den sin soo die sake nu inde Fransche Finance ghenomen wort) op Duytsch soude meugen heeten Betaelder, als een teghenghestelde van Ontfanger, want hy betaelt des Heeren schulden mette penninghen die an hem als Schatwaerder by de Ontfanghers ghelevert worden. Maer den Ontfangher die de versaemde penninghen levert an {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} een Tresorier of Schatmeester, en betaelt daer mede des Heeren schulden niet: Ghelijck oock den Tresorier die niet en int als hem den Ontfanger gelt brengt, ghemerckt t'een en t'ander niet en is dan verlegging der penninghen des Heeren uyt de handē van d'een sijn Officier tot d'ander. Dē Penningmeester daer verscheyden Rentmeesters haer versaemde penninghen an leveren heet Rentmeester Generael. Den Penningmeester daer verscheyden Ontfanghers haer versaemde penninghen an leveren heet Ontfangher Generael. Sommighe Rentmeesters generael en Ontfanghers generael sijn oock Tresoriers, sommighe niet, te weten Tresoriers, als sy mette versaemde penninghen betalen des Heeren schulden: Maer gheen Tresoriers, als sy die gheven an eenen Ontfangher noch generaelder, ghelijckt in groote Financen ghebeurt. Sommige Tresoriers sijn generael, sommighe niet, te weten generael als sy onder hun Tresoriers hebben: Maer gheen generael als sy onder hun gheen en hebben. De ghemeenste reghel der inning vant ghelt (niet gecollecteert sijnde) gaet aldus toe: De Rentmeesters en Ontfanghers verbinden hun voor een seker gage, an den Heer te betalen de penninghen der schuldenaers diemen hemlien op schrift gheeft, t'sy datse de selve crijghen of niet, uytgenomen partien welcke benevens alle blijckende behoorlicke vliet by hemlien ghedaen oncrijghelick sijn. Hier uyt valt jaerlicx een bequame manier van afrekening, om dat de Penningmeesters elcke partie heel in ontfanck moeten brenghen al of syse in eenmael gantsch ontfanghen hadden: Sulcx dat de hoorders van dien hun niet te becommeren en hebben mette ghesplitste brockelinghen ghelijckse gemeenelick vande schuldenaers incommē, noch oock met qua betaling, om dat den Penningmeester daer voor staet: Maer weerom daer teghen heeftet tot noch toe soo grooten swaricheyt ghehadt, te connen bewijsen de Penningmeesters de boveschreven behoorlicke vliet niet ghedaen te hebben, datment al op hun segghen heeft laten ancommen, uyt oirsaeck vande groote menichte der partien des ontfancx, van welcker ghestalt men tot noch toe ghemeent heeft onmeughelick te sijn den Heer van elck int besonder soo nauwe kennis te connen crijghen als soodanighe saeck vereyscht, gemerckt het groot werck t'welck sonder dat inde Rekencamers valt: Maer ghebruyckt sijnde de bouckhouding op de Italiaensche wijse, ghelijck wy daer af voorbeelt sullen gheven, soo ist anders daer me ghestelt, en alles sonder swaricheyt. 3 Hooftstick. Vande form der penningmeesters rekeninghen in Domeine en Finance extraordinaire. TIs te weten datmen hier niet en schrijft op d'een sijde debet, op d'ander credit, als inde Italiaensche bouckhouding, maer eerst den heelen ontfanck al vervolgens soo verre die streckt, daer in onderscheyt makende vande verscheydenheden der cappitelen dieder vallen, als neem ick inde rekening eens Rentmeesters alle landtpachten beschreven sijnde, en willende commen tot thiende pacht men stelt een nieu opschrift aldus: Ander ontfanck van thiende. En wort den ontfanck dickwils onderscheyden in ordinaris en extraordinaris; Den ordinaris is als van renten, chijnsen, landthuer, en diergelijcke die jaerlicx {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} weerom soo ghebeuren, dat de posten der voorgaende jaren, dienen tot onderrichting of voorbeelt der volghende jaren. Extraordinaris ontfanck is die onsekerlick in comt, als boeten Zeevondt, met soodanige ander, want hoewel de opschriften der cappitelen alle jare oirdentlick vervolghen, nochtans soo en dienen de partien daer in begrepen, niet tot voorbeelt van sulcke partien der volghende jaren, ghelijck inde voorschreven ordinaris ontfanck. Merct noch dat hoewel den ontfanck verdeelt is in verscheyden cappitelen elck van een besonder specie, soo ghebeuret nochtans dickwils datter veel partien voorvallen welcke onder gheen van al die cappitelen eygentlick en behooren, ofte selden commen om cappitelen daer af te maken, sulcx datmen soodanighe ten einde van yder ontfanck vergaert onder een cappitel gheseyt Extraordinairen, daermen by verstaet partien die niet en behooren onder eenighe der ordinaris cappitelen in dien ontfanck begrepen. Na den heelen ontfanck volght de heele uytgaef met derghelijcke onderscheyt. Merckt noch als voor ghemeene reghel onderhouden te worden, dat den ordinaris ontfanck en uytgaef van yder rekening jaerlicx ghestelt wort t'een jaer alst ander (uytghenomen als somwijlen inde Domeinen self vermeerdering, vermindering, of verandering valt) en dat niet alleen int vervolgh der partien, maer oock in yder partie mettet selve vervolgh der woorden, alleen veranderende de veranderlicke, als daert noodich valt naem des pachters, prijs des pachts met dierghelijcke, en dat tot desen einde: T'is t'gebruyck datmen int hooren van sulcke rekening, nevens de selve neemt noch een oude des voorgangen jaers, met wiens ordinaris partien d'ander ordinaris partien overcommēde, men is versekert datter de behoorlicke partien al sijn, en an t'inhoudt van dien niet vergheten en is, t'welck soo licht niet en soude vallen, alsmender de boveschreven ghelijckheyt der partie en selfheyt der woorden niet in vervolght en hadde, want al warense teenemael van een selve beteyckening, soo vallet nochtans voor de hoorders moeyelick sulcx te moeten ondersoucken om versekert te sijn. Merckt noch dat al en hadde den Rendant niet ontfanghen noch betaelt het ordinaris daer hy last af heeft, soo stelt hy hem evewel sulcx volcommelick ontfanghen en betaelt te hebben. Dese ghelijckheyt slaetmen soo nau gade, datmen van ordinaris partien daer dat jaer gantsch niet af in ghecommen en is, evewel t'gheschrift stelt, ten laetsten daer by voughende eenighe woorden als dese: Doch want dit Iaer hier af niet ghecommen en is om sulcke en sulcke redenen, soo wort dit hier alleenelick ghestelt by memorie. D'oirsaeck soodanigher manier van doen is, dat by aldien sulcx niet en stonde in dese rekening, welcke dienen sal tot onderrichting der rekening des volghenden jaers, waer in vande selve partie misschien wat sal inghecommen sijn, soo soude dat schijnbaerlick meughen vergheten worden. Voort soo den Rendant om der huerlinghen overdracht van pacht, of deyling van ghepachte landen en dierghelijcke, in sijn rekening splitsing maeckt, als van morghentalen, sommen, pachters, of sulcx alst wesen mocht, t'is al teghen de reghel, veroirsakende benevens meerder moeyte der hoorders, noch onsekerheyt int besluyt: Sulcx datmen in sommighe rekencamers, rekeninghen met te veel onghelijckheyt den Rendant ongesloten weerom levert, hem belastende die na behoorlicke stijl te verbeteren. Tot hier toe is verclaert t'ghene my oirboir docht als begin voor een Bouchouder in Coopmanschap na de Italiaensche wijse, welcke van rekening in Domeine gheen kennis hebende, nochtans hem in bouckhouding der selve meent te oeffenen: T'is wel waer datmen hier noch soude meughen segghen hoe de gheformeerde Rekencamers hebben haer Officiers, als een President, {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} Rekenmeesters, Auditeurs, Correcteurs, Greffier, Clercken, en Deurwaerders, voort wat ydersampt is, hoe de rekeninghen ghehoort, gheexamineert, gheappostilleert, swaricheden ghedecideert, en betalinghen gheattesteert worden, metsgaders de wijse vant sluyten, en ander omstandighen dies angaende. Maer want dat wijder streckt dan hier mijn voornemen was, soo meughen sy dieder breeder wetenschap af begheeren, lesen gheschreven ordonnantien en instructien van Rekencamers diese crijghen connen, of anders gedructe boucken daer af uytgaende: Eenighe der selve my ter handt ghecommen sijn dusdanich: Guidon general des Finances. Annotations sur le Guidon general des Finances. Receul des Finances. Traicte des tailles. Le 12 Livre de Code Henri. Le vestige des Finances descrit au Tresor de la Chancellerie. Om nu totte saeck te commen soo sal ick voor al dit verclaren: 4 Hooftstick. Van wat ghedaente en beteyckening in dese bouckhouding van Domeine ghenomen vvort Capitael en Cassier. T'Is te weten dat ick hier int ghemeen opsicht ghenomen heb totte Coopmans beproufde wijse van bouckhouding, en bevindende dat hy sijn Iornael begint met capitael, ghelijckmen hier vooren siet, luydende d'eerste partie aldus: Verscheyden partien debet per capitael: Maer de tweede Capitael debet per verscheyden partien: En ick dit willende navolghen, heb overdocht wat partien hier des Vorsts Capitael sullen maken, en lettende opt voornemē, te weten dat wy trachten na jaerlicksche rekeninghen deur welcke wy geduerlick willen weten hoe alle cassen der Penningmeesters ghestelt sijn, soo heb ick hier voor capitael ghenomen t'ghereet ghelt datter by den Tresorier in casse moet sijn, met alle teghenwoordighe schulden: En voor capitael debet, alle Crediteurs, even gelijck den Coopman daer toe oock neemt ghereet ghelt met Debiteurs en Crediteurs. Doch is te weten dat wy in dit capitael vant eerste jaer niet berekent en hebben silverwerck, juweelen, en ander meublen, noch oock het capitael of weerde der landen en saken daer jaerlicksche incomst op ghegront is, uyt oirsaeck dat ons sulcx niet voorderlick en soude sijn totte kennis vande boveschreven ghestalt der cassen. Maer by aldien daer na renten gecocht of vercocht wierden, anghesienmen den cooper of vercooper daer af te boucke Debiteur of Crediteur soude stellen, soo volght daer uyt soodanighe hooftsommen int capitael des begins der ander boucken van ander laren te moeten commen. Angaende ymant mocht segghen dat de voorschreven weerde der landen en saken daer de jaerlicksche incomst op ghegront is, voort silverwerck juweelen en ander roerende goeden oock ware deelen van het recht capitael sijn, dat mach oock soo ghenomen worden, maer niet int ansien vant boveschreven daer wy na trachten: Want ghelijck den Coopman een ander besonder insien {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft op sijn capitael in eenighe compaignie, dan op sijn ander capitael dat hyder buyten heeft, alsoo wy oock hier in stof van Domeine. Merckt noch dat ick gheen goeden noch Credireurs van weghen de dispense in wesen, hier in capitael en brengh: T'is wel waer dat ymant mocht segghen, by aldien den Tresorier al die Crediteurs betaelde, en die ghecochte goeden niet betaelt en hadde, dat sulcx verandering soude veroirsaken in sijn casse, en vervolghens int capitael van Domeine, deur dien de caste daer in ghebrocht wort, en daerom de reden te vereysschen de selve schulden en goeden in dit capitael te stellen: Maer d'oirsaeck waerom sulcx ghelaten wort is dese: Te weten dat vande dispense soo wy hier na segghen sullen, een besonder bouckhouding is, waer in de reden meer vereyscht sulck capitael te brenghen dan in Domeine, om de rekeninghens wille diemen daer houdt met Crediteurs, welcke inde rekening van Domeine niet en commen: Doch is te weten datmen int staetmaken het capitael der dispense, vervoughen sal by t'capitael van Domeine, om de verandering des capitaels int gheheel op dat jaer volcommelick te sien, ghelijck daer afinde volghende staermaking breeder geseyt sal worden. Belanghende Cassier, om hier in den Coopman te volghen, soo nemen wy in die plaets den Tresorier, welcke ghelijck des Coopmans Cassiet te boucke debet noch credit en staet, maer wel de casse, om de redenen van dies vooren verhaelt. Angaende ymant dencken mocht de particuliere Rentmeesters altemael Cassiers des Vorsts te wesen, soo wel als haer Generael den Tresorier, en datmen daerom in plaets van hemlien namen behoort casse te stellen, ghelijck vanden Tresorier ghedaen wort. Hier op is int ghemeen gheantwoort in het 5 Hooftstick des Coopmans bouckhouding. Om nu totte saeck te commē, soo is te weten dat ick dit voorbeelt der bouchouding in Domeine cort sal maken, nemende onder eenen Tresorier alleenelick drie Rentmeesterschappen, als van Nieustadt, Hooghenhuyse en Swanenborch, stellende voort in elck Rentmeesterschap soo weynich partien als my tot verclaring des voornemens ghenouch dunckt. 5 Hooftstick. De manier vant stellen der partien int Jornael van Domeine. VOor al is te weten dat wy om de dadelicke bouckhouding der Domeinen van Syn Vorstelicke Ghenade des eersten jaers an te vanghen, en t'capitael te formeren, ons niet en hebben willen anttecken de verachterde Pachters en ander Schuldenaers, noch die te boucke Debiteurs stellen, t'welck met een groote menichte van oude quade schuldē en onseker partien, een groote moeyte gheweest waer van luttel voordeels, maer men heeft om sulcx te schuwen (t'welck schijnt dat voor ghemeene reghel soude meugen ghevolght worden by de ghene die derghelijcke bouckhouding anvanghen) doen rekening sluyten den Tresorier met al de Rentmeesters, tot op den laetsten dach des jaers, t'welck was den 31 December 1603, makende elck van hemlien Debiteur van t'ghene hy by slote schuldich bleef, doch latende yghelick in sijn gheheel angaende hun pretensien van bancquerouten met quade schulden hemlien niet angaende, en alles wattet wesen mocht, waer af men corts daer na een einde maecte, en t'ghene hemlien daer af quam, wiert op hun credit ghebrocht: En hier me waren de verachterde Debiteurs daermen {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} me anvinck weynich in ghetale, sonder verachterde pachters. Maer inden anvang des lornaels vant tweede jaer, wierden ghebrocht al de verachterde Debiteurs des eersten jaers, en inden anvang der lornalen van elck der volgende jaren, altijt de verachterde schulden van al de voorgaende. Nu dan den anvang vant Iornael des eersten jaers, dit verschil hebbende vant Iornael der ander laren, en dattet in bedencken stont welcke wijse van beyden men hier tot voorbeelt oirboirlicxt mocht nemen, soo heb ick vercoren de manier vallende int tweede jaer, en ander volghende, te weten daer de verachterde pachters Debiteurs in commen, om dat die wijse jaerlicx gevolght moet worden, en dat d'ander maer eens ontmoetende, ghenouch verstaen schijnt deur t'ghene boven gheseyt is. Sulcx dat inde beschrijving van des volgenden Iornaels eerste partie aldus beginnende: Verscheyden partien debet per Capitael, en anvangende mettet Rentmeesterschap generael, soo worden eerst ghestelt de verachterde Debiteurs der voorgaende jaren: Daer na de Ordinaris Debiteurs des teghenwoordich jaers sorterende onder t'selve Rentmeest erschap generael: Hier achter volght het Rentmeesterschap van Nieustadt, daer na van Hooghenhuyse: Ten derden van Swanenborch, in yder van welcke oock eerst commen de verachterde Debiteurs der voorgaende jaren, daer na de ordinaris Debiteurs des teghenwoordich jaers, als blijckt int selve Iornael. Merct noch dat hoewel de Rentmeesters volghende haer instructie, moeten verantwoorden voor alle schulden, en dat met heele onghebroken partien der ordinaris Debiteurs en Crediteurs, nochtans lettende opt einde, namelick dat wy gheduerlick willen weten wat ghelt sy in casse moeten hebben, soo ansien wy de saeck hier op sijn Cassiersche by den Coopman (alwaer sulck verbant niet en valt) hemlien niet meer Debiteur noch Crediteur makende, dan van datse dadelick ontfanghen en betalen, blijvende dacrentusschen t'verbant in sijn gheheel. Dese eerste groote partie des Iornaels beschreven sijnde, soo volght de tweede der Crediteurs aldus anvanghende: Capitael debet per verscheyden partien, alwaer de verachterde Crediteurs in elck Rentmeesterschap oock altijt vooren commen, daer na die des loopenden jaers. Voort is te weten dat de Rentmeesterschappen in elcke der boveschreven twee groote partien, met sulcken vervolgh ghestelt worden gelijckse staen inde generale rekeninghen van Domeine deur den Tresorier ten bureele ghelevert: Boven dien sijn de partien in elck Rentmeesterschap hier met sulcken oirden, als in der Rentmeesters bureelsche rekeninghen: Dat is, ghelijck in des Tresoriers generale rekening eerst comt het Rentmeesterschap van Nieustadt, daer na Hoogenhuyse en Swanenborch, alsoo comt hier oock eerst Nieustadt, daer na Hooghenhuyse en Swanenborch, met ghelijcke oirden. Boven dien ghelijck inde particuliere rekening des Rentmeesterschaps van Nieustadt, eerst comt Landtpachten, ende inde selve voor al t'eerste parceel, daer na het tweede, alsoo oock hier, en dit om dat dese bouckhouding op de Italiaensche wijse, mette bureelsche te gherievigher overcomming soude hebben. Noch is te weten dat de opschriften der Rentmeesterschappen ghestelt sijn met groote uytstekende capitale letters, om daer deur te sien waer de partien van yder Rentmeesterschap haer begin hebben, int welck noch seker oirden gageslagen wort van dese ghedaente: T'is te weten dat de opschriften der Rentmeesterschappen inde boveschreven twee eerste groote capitale partien tweemael commen, eerst van weghen de voorschreven Debiteurs, daer na van wegen de Crediteurs: Nu op dat alsmē het lornael open slaende een van dese op- {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} schriften siet, altijt bekent sy in welck der voorschreven twee gedeelten datmen is, soo sijn die capitale letters van tweederley form, d'eerste recht staende, d'ander scheef, in welcke plaets yder sulcke verscheydenheyt mocht ghebruycken als hem goet docht: Hier me can de ghene die dickwils int bouck siet, en t'vervolgh der Rentmeesterschappen int hooft heeft, gherievelicker vinden alle noodighe persoonen of saken dan deur den A, B, C, diemen daerbenevens alst noot is noch ghebruyckt. Merct noch dat in desen Iornael des jaers 1606, de verachterde Debiteurs en Crediteurs alleenelick ghetrocken sijn uyt de sloten des Schultboucx vant jaer 1604, t'welck na de ghemeene wijse behoort te wesen uyt de sloten des naest voorgaenden jaers 1605, wiens resterende Debiteuren hier niet vermelt en sijn, waer deur oock de Rentmeesters soo wel generael (die onder casse verstaen wort) als particulier, by dese Debiteuren niet en commen, om dat wy nemen haer sloten van over een jaer dats 1604 voldaen te wesen, en alleen schuldich te blijven int naestvoorgaende jaer 1605, wiens Debiteurs noch Crediteurs als geseyt is hier niet beschreven en worden. D'oirsaeck waerom ick acht sulcx voor ghemeene reghel in bouckhouding van Domeine vereyscht te wesen, sal verclaert worden in 8 Hooftstick. Nadienmen de verpachtinghen van Thienden int begin des jaers niet en doet, maer vijf oft ses maenden daer na, soo sijn pachters en prijsen der pachten dan onbekent, waer deur sulcke partien int begin des jaers niet connende met d'ander volcommelick ten Iornale ghebrocht worden, soo steltmen alleenelick gheschrift, sonder namen der pachters en prijsen, hun plaetsen wit latende, diemen daer na vervult als pachters en prijsen bekent sijn, sghelijcx oock doende met ander partien daer yet in ghebreeckt. De boveschreven twee groote partien van capitael debet en credit ten Iornale ghestelt wesende, t'welck int begin van elck jaer t'eenemael vervolghens gedaen can worden, soo isser een groot deel vant Iornael des selven Iaers volbrocht, want daer na volght het derde deel, in t'welckmen daghelicx schrijft alle partien (ghelijck oock in coophandel) soose te vooren commen, welcke benevens eenighe extraordinairen ondertusschen vallende, sijn van ontfanck en betaling der voorgaende Debiteurs en Crediteurs, die alle maende deur de Rentmeesters in hun Maentstaten overghesonden worden. Anghesien de penninghen by den Penningmeester vrougher ontfanghen sijn, dan de Maentstaet den Bouckhouderte handt comt, soo volght hier uyt dat sulcke partie ten Iornale beschrevē sijnde, den dach die eerst staet jonger of later is dan de volghende: Als by voorbeelt, de Maentstaet die int volgende Iornael den Bouckhouder te handt ghecomen was op den 8 Februarius, is van drie sommen by den Rentmeester ontfanghen op den 2. 10. en 12 Ianuarius: En twee partien betaelt op den 12 en 14 Ianuarius. T'welck alsoot uyterlick soude schijnen te sijn teghen d'oirden inden Iornael vereyscht, soo is tot onderscheyt de Maent des dachs op welcke de Maentstaet ontfanghen was met groote letter gheschreven, maer de maenden der daghen op welcke de penninghen ontfanghen wierden met cleyne letter, ghelijck men siet. Want den Rentmeester in sijn overgheleverde Maentstaet stelt het ghene hy anden Tresorier betaelt heeft, en dat den Tresorier de selve penningen oock inden ontfanck sijns Maentstaets brenght, soo volght hier uyt datmen int stellen dier twee Maentstaten ten Iornale soodanighe partie in d'een of d'ander Maentstaet moet uyt laten, want anders soude hy van een betaling tweemael credit ghemaeckt worden. Maer want nu de vraegh mocht sijn uyt welcke {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} Maentstaet van beyden dit by ghemeene reghel altijt sal gheschreven worden, soo nemen wy t'selve billichlick uyt des Tresoriers, om dat sulcx als de twee partien overeencommen, bevesting is de betaling gerechtelick geschiet te wesen. De dispense der Hofhouding ghedaen op een Maent, wort int Iornael van Domeine op den laetsten dach der selve in een somme ten Iornale ghestelt, gelijck de oncosten des Coopmans. Maer want dese dispense een grooten handel is, daer hem den Bouckhouder der Domeinen niet me en becommert, soo wordender besonder Bouckhouders op de Italiaensche wijse over ghestelt, daer afick hier na breeder segghen sal. Alsoo dese stof nieu was, my heeft oirboir ghedocht inden anvang des Iornaels te stellen een Cortbegrijp vande oirden diemen daer in sal houden, dienende soo wel om int schrijven altijt een ghelijcke voet ghevolght te worden, als voor my selven om mijn verdochte ghemeene oirden niet te vergheten, oock voor Syn Vorstelicke Genade, mette ghene dieder kennis af mochten behouven. 6 Hooftstick. De manier der oversetting uyt het Iornael int Schultbouck van Domeine. DE manier der oversetting vande partien in Domeine, is ghelijck d'oversetting in coomschap hier vooren beschreven, maer want in Domeine anders dan in coomschap can vallen een oirdentlick vervolgh der postē van groote bequaemheyt, sulcx dat de boucken van vervolghende Iaren met malcander een groote gelijckheyt hebben, soo sal ick daer afverclaren t'ghene my nu best dunckt, wesende de manier soose hier dadelick ghebruyckt wort. Voor al ghestelt sijnde d'eerste poste van capitael, soo volght d'oversetting des Rentmeesterschaps generael, t'welck staende als opschrift met groote capitale letters, soo volghen de opschriften der posten daer onder sorterende, eerst van casse, daer den Tresorier onder verstaen wort, daer na sulcke Debiteurs als het Iornael anwijst, te weten eerst Davit de Ionge, achter hem Vincent Pieters, en soo voorts totten laetsten. De Debiteurs aldus overghestelt sijnde, ick comme totte Crediteurs sorterende onder t'selve Rentmeesterschap generael, wesende d'eerste in des Iornaels tweede groote partie, welcke al overghestelt sijnde, ick vervough ten laetsten daer noch by de opschriften van posten die voorgaende rekeninghen my thoonen int selve Rentmeesterschap generael te vallen, als neem ick Dispense vande Keucken, Dispense van des Heeren Camer, Dispense vande Stal, Dispense vande Hondejacht, Dispense vande Vogeljacht, Dispense der Rekencamer: Daer na Zeepartien, Boeten, en ten laetsten Extraordinaire partien des Rentmeesterschaps generael, dienende dese poste voor partien die selden commen, en onder gheen van d'ander posten en schijnen te behooren. Maer soo voorgaende boucken aenwesen meerder onderscheyt der posten noodich te wesen, men soude meer sulcke opschriften stellen. Ende is te weten dat dese laetste neghen opschriften der posten, voor t'eerste sijn sonder somme of dadelicke partie daer onder, dienende alleenelick tot plaetsen die bewaert sijn voor partien welcke daer na onder de selve commen sullen. {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} Aldus ghedaen sijnde d'oversetting des Rentmeesterschaps generael, soo volght d'oversetting der particuliere, als des Rentmeesterschaps van Nieustadt, waer in oock eerst ghestelt wort het opschrift der poste des Rentmeesters van dien: Daer na der Debiteurs; Achter welcke volgen de Crediteurs: En ten laetsten de opschriften van posten die voorgaende rekeninghen my thoonen int selve Rentmeesterschap noodigh te wesen, t'welck hier alleenelick is neem ick Extraordinaire partien des Rentmeesterschaps vā Nieustadt. Daer na stel ick op dergelijcke voet ooc over de partien van al d'ander Rentmeesterschappen: Ten laetstē vervough ick daer noch by t'opschrift der poste van winning en verlies. Merckt noch dat hoewel het in Coopmans bouckhouding een ghemeen ghebruyck is, den dach van yder partie die ten Iornael staet, oock te stellen inde overghedreghen partie int Schultbouck, nochtans soo en volghen wy dat niet volcommelick int oversetten der Maentstaten dieder commen int derde deel des Iornaels, maer stellē daer voor de Maent daer de staet af is: Als by voorbeelt de partie int volghende Iornael vanden 8 Febr. bedraghende 230 ℒ, en wesende een Maentstaet van t'ghene inde Maent Ianuarius van verscheyden persoonen ontfanghen is by Reynier de Leeu, ende anden Bouckhouder behandight op den voorschreven 8 Febr. Dese partie overghedreghen wesende int Schultbouck, soo en wort daer niet by ghestelt dien 8 Febr. maer de maent Ianuarius, sonder eenighen sekeren dach: Ten eersten om dat den ontfanck der ghedeelten van dese partie op verscheyden daghen in Ianuarius gheschiet is: Ten anderen om dat hier me int Schultbouck claerder blijckt wat yder Maents ontfanck en betaling bedraecht, dan of in plaets des eyghen Maents een ander stonde, als den boveschreven 8 Februarius. Doch is noch te weten dat in d'oversetting des credits, dats der besonder persoonen die betaelt hebben, elcken dach comt int Schultbouck ghelijckse ten Iornael staet; al t'welck de natuerlicke oirden schijnt te volghen. De boveschreven twee eerste groote capitale partien des Iornaels aldus int Schultbouck overgheset sijnde, soo merckt nu wat besonders in Domeine, dat in Coomschap soo niet vallen en can, te weten datter voor dit jaer gheen ander nieuwe posten meer by commen en sullen, maer alle partien des daghelickschen handels vant derde deel des Iornaels, sullen sijn vervullinghen der boveschreven posten: Inder voughen dat elck Schultbouck jaerlicx in hem sal hebben alde Rentmeesterschappen oirdentlick achter malcander volghende t'een jaer als t'ander, waer afhet eerste altijt is het Rentmeesterschap generael, daer na het Rentmeesterschap van Nieustadt, en soo voorts met d'ander: Oock is in yder Rentmeesterschap t'vervolgh der Debiteurs en Crediteurs met sulcken oirden, ghelijckse inde bureelsche Rekeninghen commen, niet teghenstaende ontfanck en uytgheven hier met brockelinghen comt, soose de Rentmeesters in haer Maentstaten overschrijven ontfanghen en betaelt te hebben, daert inde bureelsche rekeninghen heele partien sijn, om de redenen elders verclaert, waer uyt kennelick is dat de ghene die dese Schultboucken veel handelen, of daer me ommegaen, lichtelick int ghedacht connen prenten de ghemeene form en ghestalt daer in begrepen, om van alle partie daer questie af is, terstont de plaets te vinden daerse staet of ghestelt moet worden, en dat sonder den A, B, C, te moeten ghebruycken, die tot meerder overvloet daer noch nevens gaet. Oock is kennelick dat de resten van alle Crediteurs en Debiteurs, soo wel Pachters als Rentmeesters, gheduerlick voor ooghen staen, om yghelick t'alder uyren alst noodich is te meughen manen, want t'verschil tusschen de sommen des debets en credits de begheerde rest anwijst. {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} Angaende ymant dencken mocht dese oirden te sullen ghebroken worden, wanneer een sijde volschreven sijnde datmen de rest des slots moet overdragen verre van daer buyten dat Rentmeesterschap. Hier op wort gheseyt dat sulcke overdraging by slote hier soo niet en sal gebeuren als in coomschap, om de regels wille inhoudende dat elck Rentmeester so Generael als particulier int jaer ten hoochsten maer twaelf Maentstaten over en sendt, waer uyt volght dat des Tresoriers poste dats de casse, in elck jaer altijt vā twaelf partien in debet is, met noch twaelf in credit, en want elcke partie altijt maer een regel en behouft, soo weetmen dat in die poste opt jaer over elcke sijde maer twaelf regels en commen: En so veel en souder oock ten hoochsten maer connen vallen inde poste van yder particulier Rentmeester, ten waer dat de penningē die sijn Maentstatē inhoudē andē Tresorier betaelt te wesen, uyt de selve Maentstaten niet te bouc gestelt en worden, maer uyt die des Tresoriers om de redenen daer afhier voorē verclaert, waer uyt volght dat so dicwils hy intjaer betaling andē Tresorier doet, so veel regelen meer inden credit van sijn poste te connen vallen: Inder vougen dat by aldiē sulcke betaling met elcke Maentstaet eens gebeurde, dat seer dicwils waer so soudender 24 regelē sijn: Sgelijcx is ooc te verwachtē van d'ander postē: Maer op een sijde connen veel meer dan 24 regelen staen, waer deur men lichtelick can voorsien datter gheen overdraging van slote noodigh en valt: Doch soot anders gebeurde deur eenige plaetsen te cleen genomen te hebben, of deur diender int oversettē der twee eerste groote capitale partien des Iornaels eenige posten vergeten waren, of diergelijcke, dat sal selden commen, en soudē achter de laetste posten des Schultboucx meugē gestelt wordē sonder groote onoirdening te veroirsaken: Of die sulcx noch vermijdē wilde, mocht tē einde der postē van elck Rentmeesterschap twee ledige sijden laten, om daer in by aldient noodich viel, sulcke versuymde partien in haer eygen Rentmeesterschap te brengē. Maer soder noch eenige nieuwe posten by moesten commē, mette voorgaende geen gemeenschap hebbende, als neem ick een nieu Rentmeesterschap voorgevallen int loopende jaer, deur coop, erfnisse, of vercrijging van ander landen, sulck Rentmeesterschap soude sonder eenige onoirdening int Schultbouc volgen achter d'ander. Noch sal ick hier ten laetsten by vougen mijn gevoelē angaende de eenderley form dieder in een Vorstelicke bouckhouding oirboir is. Verscheydē Bouchouders in coomschapgebruyckē verscheydē manier en form van beschrijving der partien, d'een stelt den dach boven de poste, d'ander op de cant, d'een seght int Iornael Casse debet per Pieter, d'ander Per casse an Pieter: D'een linieert sijn bouckē andersals d'ander met diergelijcke, en̄ hoewel het al op een selve besluyt uyt comt, nochtans acht ick oirboir in eē Vorstelicke bouchouding daer verscheyden Bouchouders in sijn, dat die altemael een selve oirdē volgen, op dat in welcke bouchouding men siet, overal een selve gemeene regel sy: Sulcx dat somen oirboir verstonde yet te veranderen, datmē die verandering by elckē behoort te doē gebruycken: En̄ so eē der Bouchouders hem liet duncken sijn wijse best te welen, hy mocht trachtē t'selve also by d'ander te doē angenomē wordē, maer dat niet willende vallē, t'waer oirboirder te volgē t'gene hē so goet niet en docht, dan sulck beter, ongelijc sijnde vā d'ander, alleē te doē. 7 Hooftstick. Vant voorbeelt des Iornaels en Schultboucx in behoorlicke form beschreven. Tot hier toe geseyt hebbende vande eygenschappen des Iornaels en Schultboucx, wy sullē de selve twee bouckē in behoirlicke form beschrijvē, als volght. {==I==} {>>pagina-aanduiding<<} Iornael in domeine op de Italiaensche wyse. Des doorlvchtichsten &c. vanden irae 1606. Doch en sullen daer in niet commen partien van ontfanck en betaling geschiet in dit Iaer 1606 die verschenen sijn int Iaer 1605, welcke int Iornael van t'selve Iaer 1605 gestelt sullen worden. Voort sullen in desen Iornael van 1606, noch commen partien van ontfanck en betaling geheschiet int Iaer 1607, die verschenen sijn in dit Iaer 1606, welcke int Iornael van 1607 niet ghestelt en sullen worden: Ende dit om de redenen verclaertint Cortbegrijp hier achter. {==II==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp deses iornals. ANghesien dese boucken jaerlicx vernieut vvorden, om te sien haer overeencomming mette sloten der Penningmeesters rekeninghen ten bureele ghedaen, en dat ten einde des tegenvvoordighen Iaers 1606 veel onbetaelde schulden sullen sijn, van vveghen veel partien opt laetste vant Jaerverschijnende, diemen met veel schrijvens al soude moeten overdragen int Jornael en Schultbouck des volghenden Jaers 1607: Soo vvort hier oirboor verstaen, sulcke boucsluyting niet eer te doen dan ten einde vant selve volghende Jaer 1607, ende alleenelick staet te maken vant teghenvvoordich Iaer 1606 sonder boucsluyting, vvant datter dan overschiet sal schijnbaerlick vveynichsijn, en niet veel schrijvens hebben om inde voornomde boucken des volgenden Iaers 1607 over te dragen: Sulcx datmen geduerlick in tvvee Jornalen en tvvee Schultboucken schrijven sal, na luyt der verclaring ghedaen onder den tijtel hier vooren. Die verstaen sijnde, soo sal nu vande verdeeling deses Jornaels gheseyt vvorden, tvvelck drie deelen hebben sal. Het eerste deel inhoudende alle Debiteurs, die tvveederhande sijn, Eer stelick die als restanten bevonden vvorden by slote des boucx vanden Jare 1604. En ordinaris Debiteurs deses loopenden Iaers 1606. Het tvveede deel inhoudende alle Crediteurs, die oock tvveederhande sijn, Eerstelick die als restanten bevonden vvorden by slote des boucx vanden Iare 1604. En ordinaris Crediteurs deses loopenden Iaers 1606. Het derde deel inhoudende al de partien der handelingen des voorschreven Iaers 1606, met sulcken oirden ghelijcse daghelicx ontmoeten, vvesende ontfanck vande Debiteurs des eersten deels, en betaling ande Crediteurs des tvveeden deels, metten extraordinaris ontfanck en uytgave daer noch by vallende. En sijn dese rekeninghen ghemaeckt in ponden schellinghen en penninghen Artois, daer af de veertich grooten vlaems maken een pont, en tvvaelf penninghen een schellinck. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} HET EERSTE DEEL DESES IORNAELS inhoudende alle Debiteuren die tweederhande sijn: Eerstelick die als restanten bevonden worden by slote des Schultboucx vanden jare 1604. En ordinaris Debiteurs des loopenden jaers 1606. 0 Ianv. Verscheyden partien debet per capitael 17550 ℒ 0 β 0 ₰, deur dat ten voornomden daghe staet van goet ghemaeckt sijnde, in wesen bevonden worden de navolghende partien van Debiteurs, waer af van elcke int besonder breeder verclaring blijckt inde pachtcedulen, contracten en documenten daer af in wesen. RENTMEESTERSCHAP GENERAEL. DEBITEVRS DIE ALS restanten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604. Vytheemsche Debiteurs 2 Davit de Ionghe tot Cuelen verschijnende den 1 Maerte 1603 2 Vincent Pieters in Denemarck verschijnende den 1 April 1604 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Renten op Landtschappen en uytheemsche persoonen. 4 Saxen verschijnende den 1 Maerte 1606 4 Ghelderlant verschijnende den 1 April 1606 2 Davit de Ionghe te Cuelen verschijnende den 1 Maerte 1606 2 Vincent Pieters in Denemarck verschijnende dē 1 April 1606 RENTMEESTERSCHAP VAN NIEVSTADT. DEBITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1607. HET EERSTE DEEL DESES IORNAELS ℒ β ₰ inhoudende alle Debiteuren die tweederhande sijn: Eerstelick die als restanten bevonden worden by slote des Schultboucx vanden jare 1604. En ordinaris Debiteurs des loopenden jaers 1606. Verscheyden partien debet per capitael 17550 ℒ 0 β 0 ₰, deur dat ten voornomden daghe staet van goet ghemaeckt sijnde, in wesen bevonden worden de navolghende partien van Debiteurs, waer af van elcke int besonder breeder verclaring blijckt inde pachtcedulen, contracten en documenten daer af in wesen. RENTMEESTERSCHAP GENERAEL. DEBITEVRS DIE ALS restanten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604. Vytheemsche Debiteurs Davit de Ionghe tot Cuelen verschijnende den 1 Maerte 1603 200 0 0 Vincent Pieters in Denemarck verschijnende den 1 April 1604 300 0 0 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Renten op Landtschappen en uytheemsche persoonen. Saxen verschijnende den 1 Maerte 1606 600 0 0 Ghelderlant verschijnende den 1 April 1606 700 0 0 Davit de Ionghe te Cuelen verschijnende den 1 Maerte 1606 400 0 0 Vincent Pieters in Denemarck verschijnende dē 1 April 1606 500 0 0 RENTMEESTERSCHAP VAN NIEVSTADT. DEBITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1607. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} 12 Herman clocke verschijnende den 1 Octob. 1603 14 Daniel de Wilde verschijnende den 31 Decemb. 1602 14 Davit Coensen verschijnende den 31 Decemb. 1603 14 Reynout van Cuelen verschijnende den 12 August. 1603 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Iaers 1606. Landtpachten verschijnende den 1 Octob. 1606. 14 Pieter vanden Berghe 1e parceel 1e Iaer van 7 16 Ioos de Hondt 2. 1. 7 16 Andries van Damme 3. 1. 7 16 Matheus de Voocht 4. 3. 7 16 Ioos de Hondt 5. 2. 7 Verscheyden pachten verschijnende den 10 Augustus 1606. 16 Ian de Haen van pacht der Wijnaccijs 18 Claes de Moor van pacht der Bieraccijs 18 Cornelis Sibrants van pacht der Crane 18 Fredrick Boom van pacht der Wintmolen RENTMEESTERSCHAP VAN HOOGHEN HVYSE. DEBITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Jare 1604. 24 Bastiaen Verbanck verschijnende den 1 Octob. 1601 24 Omaer vande Walle verschijnende den 31 Decemb. 1602 26 Iason Cornelißen verschijnende den 1 Octob. 1602 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Verscheyden pachten verschijnende den 1 lunius 1606. 26 Aernout de Cock van pacht der Wijnaccijs 26 Thomas Lauwers van pacht der Bieraccijs 26 Mathijs de Roovan pacht der Watermolen ℒ β ₰ Herman clocke verschijnende den 1 Octob. 1603 30 0 0 Daniel de Wilde verschijnende den 31 Decemb. 1602 50 0 0 Davit Coensen verschijnende den 31 Decemb. 1603 70 0 0 Reynout van Cuelen verschijnende den 12 August. 1603 60 0 0 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Iaers 1606. Landtpachten verschijnende den 1 Octob. 1606. Pieter vanden Berghe 1e parceel 1e Iaer van 7 200 0 0 Ioos de Hondt 2. 1. 7 400 0 0 Andries van Damme 3. 1. 7 300 0 0 Matheus de Voocht 4. 3. 7 250 0 0 Ioos de Hondt 5. 2. 7 360 0 0 Verscheyden pachten verschijnende den 10 Augustus 1606. Ian de Haen van pacht der Wijnaccijs 340 0 0 Claes de Moor van pacht der Bieraccijs 4500 0 0 Cornelis Sibrants van pacht der Crane 100 0 0 Fredrick Boom van pacht der Wintmolen 800 0 0 RENTMEESTERSCHAP VAN HOOGHEN HVYSE. DEBITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Jare 1604. Bastiaen Verbanck verschijnende den 1 Octob. 1601 40 0 0 Omaer vande Walle verschijnende den 31 Decemb. 1602 100 0 0 Iason Cornelisen verschijnende den 1 Octob. 1602 200 0 0 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Verscheyden pachten verschijnende den 1 Iunius 1606. Aernout de Cock van pacht der Wijnaccijs 500 0 0 Thomas Lauwers van pacht der Bieraccijs 3800 0 0 Mathijs de Roo van pacht der Watermolen 1000 0 0 {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} RENTMEESTERSCHAP VAN SWANENBORCH. DEBITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604. 32 Carel Pieters verschijnende den 1 Meye 1603 32 Willem Ianssen verschijnende den 1 Meye 1602 32 Adam Verbrugghe verschijnende den 10 Iunius 1603 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Jaers 1606. 34 Erfchijnsen van Swanenborch in somme verschijnende den 10 Maert 1606 Dijckettinghen verschijnende den 1 Iunius 1606. 34 Adam de Bock 1e parceel 4e Iaer van 7 34 Antheunis de Ionghe 2. 4. 7 34 Marcus de Witte 3. 4. 7 Thienden verschijnende den 1 Octob. 1606. 34 Adam de Bock 1e parceel 34 Adam de Bock 2. 34 Marcus de Witte 3. Visscheryen verschijnende den 10 Meye 1606. 36 Aernout de Vrient 1e parceel 2e Iaer van 7 36 Ioosep de Visscher 2. 2. 7 36 Thomas van Cassel 3. 2. 7 3 Somme RENTMEESTERSCHAP VAN SWANENBORCH. ℒ β; ₰ DEBITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604. Carel Pieters verschijnende den 1 Meye 1603 120 0 0 Willem Ianssen verschijnende den 1 Meye 1602 250 0 0 Adam Verbrugghe verschijnende den 10 Iunius 1603 460 0 0 ORDINARIS DEBITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Erfchijnsen van Swanenborch in somme verschijnende den 10 Maert 1606 400 0 0 Dijckettinghen verschijnende den 1 Iunius 1606. Adam de Bock 1e parceel 4e Iaer van 7 150 0 0 Antheunis de Ionghe 2. 4. 7 60 0 0 Marcus de Witte 3. 4. 7 70 0 0 Thienden verschijnende den 1 Octob. 1606. Adam de Bock 1e parceel 50 0 0 Adam de Bock 2. 70 0 0 Marcus de Witte 3. 60 0 0 Visscheryen verschijnende den 10 Meye 1606. Aernout de Vrient 1e parceel 2e Iaer van 7 30 0 0 Ioosep de Visscher 2. 2. 7 20 0 0 Thomas van Cassel 3. 2. 7 10 0 0 _____ _____ _____ Somme 17500 0 0 {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} HET TWEEDE DEEL DESES IORNAELS inhoudende alle Crediteurs die tweederhande sijn: Eerstelick die als restanten bevonden worden by slote des Schultboucx vanden jare 1604. En ordinaris Crediteurs deses loopenden jaers 1606. 2 0 Ianv. Capitael debet per verscheyden partien 4850 ℒ 0 β 0 ₰ deur dat ten voornomden daghe staet van goet ghemaeckt sijnde, in wesen bevonden worden de navolghende partien van Crediteurs, waer af van elcke int besonder breeder verclaring blijckt in haer originale contractenen documenten daer af in wesen. Rentmeester SCHAP GENERAEL. CREDITEVRS DIE ALS restanten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604. 5 Maerten de Hondt verschijnende den 5 April 1604 5 Raphel Sanders verschijnende den 10 Meye 1603 ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Tractementen verschijnende den 31 December 1606. 7 Samuel vanden Dale President vanden Raedt 7 Steven Maertens Raedt 7 Filips Bloem Raedt Pensioenen. 7 Dierick vande Slote verschijnende den 10 Iunius 1606 9 Balten vanden Hove verschijnende den 8 Meye 1606 HET TWEEDE DEEL DESES IORNAELS ℒ β ₰ inhoudende alle Crediteurs die tweederhande sijn: Eerstelick die als restanten bevonden worden by slote des Schultboucx vanden jare 1604. En ordinaris Crediteurs deses loopenden jaers 1606. Capitael debet per verscheyden partien 4850 ℒ 0 β 0 ₰ deur dat ten voornomden daghe staet van goet ghemaeckt sijnde, in wesen bevonden worden de navolghende partien van Crediteurs, waer af van elcke int besonder breeder verclaring blijckt in haer originale contractenen documenten daer af in wesen. Rentmeester SCHAP GENERAEL. CREDITEVRS DIE ALS restanten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604. Maerten de Hondt verschijnende den 5 April 1604 300 0 0 Raphel Sanders verschijnende den 10 Meye 1603 400 0 0 ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Tractementen verschijnende den 31 December 1606. Samuel vanden Dale President vanden Raedt 800 0 0 Steven Maertens Raedt 800 0 0 Filips Bloem Raedt 800 0 0 Pensioenen. Dierick vande Slote verschijnende den 10 Iunius 1606 200 0 0 Balten vanden Hove verschijnende den 8 Meye 1606 300 0 0 {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Rentmeesterschap VAN NIEVSTADT. CREDITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Jare 1604. 19 Ian vande Velde verschijnende den 10 Octob. 1603 21 Pieter du Camp verschijnende den 8 Novemb. 1603 ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Renten verschijnende den 20 Ianuarius 1606. 21 Lenaert de Boot 21 Iacob Heymans 21 Ioris Albrechts Ordinaris gagen verschijnende den 10 Februarius 1606. 23 Doctor Iuliaen Sanders Medicijn 23 Meester Ariaen Willems Chirurgijn 23 Iason de Clerck Poortsluyter Cleeding van Officieren verschijnende den 1 lunius 1606. 23 Die vander Wet Nieustadt voor tabbaertlaken 23 Doctor Iuliaen Sanders Medecijn voor tabbaertlaken Rentmeesterschap VAN HOOGHENHVYSE. CREDITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604 29 Lodowijck Houfsmit verschijnende den 1 Iunius 1603 29 I ucas de Ram verschijnende den 1 Iulius 1603 Rentmeesterschap VAN NIEVSTADT. ℒ β ₰ CREDITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Jare 1604. Ian vande Velde verschijnende den 10 Octob. 1603 100 0 0 Pieter du Camp verschijnende den 8 Novemb. 1603 200 0 0 ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Jaers 1606. Renten verschijnende den 20 Ianuarius 1606. Lenaert de Boot 100 0 0 Iacob Heymans 50 0 0 Ioris Albrechts 20 0 0 Ordinaris gagen verschijnende den 10 Februarius 1606. Doctor Iuliaen Sanders Medicijn 50 0 0 Meester Ariaen Willems Chirurgijn 10 0 0 Iason de Clerck Poortsluyter 10 0 0 Cleeding van Officieren verschijnende den 1 lunius 1606. Die vander Wet Nieustadt voor tabbaertlaken 100 0 0 Doctor Iuliaen Sanders Medecijn voor tabbaertlaken 10 0 0 Rentmeesterschap VAN HOOGHENHVYSE. CREDITEVRS DIE ALS RESTANten bevonden vvorden by slote des Schultboucx vanden Iare 1604 Lodowijck Houfsmit verschijnende den 1 Iunius 1603 30 0 0 I ucas de Ram verschijnende den 1 Iulius 1603 50 0 0 {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Iaers 1606. Renten verschijnende den 10 Maerte 1606. 29 Michiel Cam 29 Willem Baert Tractementen verschijnende den 10 Ianuarius 1606. 31 Coenraedt Verburch voor het Conchiergeschap 31 Fredrick Pieters Rijswercker Rentmeesterschap VAN SVVANENBVRCH. ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Iaers 1606. Tractementen verschijnende den 31 December 1606. 37 Simon Eeuwouts 39 Querijn de Vos Somme ORDINARIS CREDITEVRS ℒ β ₰ deses loopenden Iaers 1606. Renten verschijnende den 10 Maerte 1606. Michiel Cam 40 0 0 Willem Baert 50 0 0 Tractementen verschijnende den 10 Ianuarius 1606. Coenraedt Verburch voor het Conchiergeschap 100 0 0 Fredrick Pieters Rijswercker 30 0 0 Rentmeesterschap VAN SVVANENBVRCH. ORDINARIS CREDITEVRS deses loopenden Iaers 1606. Tractementen verschijnende den 31 December 1606. Simon Eeuwouts 100 0 0 Querijn de Vos 200 0 0 _____ _____ _____ Somme 4850 0 0 {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} HET DERDE DEEL DESES IORNAELS, inhoudende al de partien der handelinghen deses Iaers 1606, met sulcken oirden ghelijckse daghelicx ontmoeten, wesende ontfanck vande Debiteu rs des eersten deels, en betaling ande Crediteuren des tweeden deels, metten extraordinairen ontfanck daer noch by vallende. 24 8 Febr. Reynier de Leeu Rentmeester van Hooghenhuyse debet per verscheyden persoonē 100 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets van hemlien ontfaen inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 8 Februarius 1606. 25 2 Ianuar. Van Omaer vande Walle opt verschenen den 31 Decemb. 1602 25 10 Ianuar. Van Bastiae n Verbanck opt verschenen den 1 Octob. 1601 27 12 Ianuar. Van Iason Cornelis opt verschenen den 1 Octob. 1602 Somme 8 Febr. Verscheyden partien debet per Reynier de Leeu Rentmeester van Hoogenhuyse 130 ℔ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets an hemlien betaelt inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 8 Februarius 1606. 30 12 Ianuar. An Coenraet Verburch verschenen den 10 Ianuar. 1606 30 14 Ianuar. An Fredrick Pieters verschenen den 10 Ianuar. 1606 25 Somme 12 12 Febr. Clement Calf Rentmeester van Nieustadt debet per verscheyden persoonē 60 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets van hemlien ontfaen inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 12 Februarius 1606 15 3 Ianuar. Van Davit Coensen opt verschenen den 31 Decemb. 1603 13 7 Ianuar. Van Herman Clocke opt verschenen den 1 Octob. 1603 15 15 Ianuar. Van Daniel de Wilde opt verschenen den 31 Decemb. 1603 Somme 12 Febr. Verscheyden partien debet per Clement Calf Rentmeester van Nieustadt 70 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets an hemlien betaelt inde: Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 12 Februarius 1606. 20 24 Ianuar. An Iacob Heymans verschenen den 20 Ianuar. 1606 20 26 Ianuar. An Ioris Albrechts verschenen den 20 Ianuar. 1606 13 Somme HET DERDE DEEL DESES IORNAELS, ℒ β ₰ inhoudende al de partien der handelinghen deses Iaers 1606, met sulcken oirden ghelijckse daghelicx ontmoeten, wesende ontfanck vande Debiteu rs des eersten deels, en betaling ande Crediteuren des tweeden deels, metten extraordinairen ontfanck daer noch by vallende. Reynier de Leeu Rentmeester van Hooghenhuyse debet per verscheyden persoonē 230 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets van hemlien ontfaen inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 8 Februarius 1606. Van Omaer vande Walle opt verschenen den 31 Decemb. 1602 50 0 0 Van Bastiae n Verbanck opt verschenen den 1 Octob. 1601 40 0 0 Van Iason Cornelis opt verschenen den 1 Octob. 1602 140 0 0 _____ _____ _____ Somme 230 0 0 Verscheyden partien debet per Reynier de Leeu Rentmeester van Hoogenhuyse 130 ℔ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets an hemlien betaelt inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 8 Februarius 1606. An Coenraet Verburch verschenen den 10 Ianuar. 1606 100 0 0 An Fredrick Pieters verschenen den 10 Ianuar. 1606 30 0 0 _____ _____ _____ Somme 130 0 0 Clement Calf Rentmeester van Nieustadt debet per verscheyden persoonē 60 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets van hemlien ontfaen inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 12 Februarius 1606 Van Davit Coensen opt verschenen den 31 Decemb. 1603 30 0 0 Van Herman Clocke opt verschenen den 1 Octob. 1603 10 0 0 Van Daniel de Wilde opt verschenen den 31 Decemb. 1603 20 0 0 _____ _____ _____ Somme 60 0 0 Verscheyden partien debet per Clement Calf Rentmeester van Nieustadt 70 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets an hemlien betaelt inde: Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 12 Februarius 1606. An Iacob Heymans verschenen den 20 Ianuar. 1606 50 0 0 An Ioris Albrechts verschenen den 20 Ianuar. 1606 20 0 0 _____ _____ _____ Somme 70 0 0 {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} 2 14 Febr. Casse diens Cassier Heindrick Turck Tresorier debet per verscheyden partien 7100 ℒ 0 β 0 ₰ by hem na luyt sijns Maentstaets van hemlien ontfaen inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 14 Februarius 1606. 13 10 Ianuar. Van Clement Calf Rentmeester van Nieustadt 25 20 Ianuar. Van Reynier de Leeu Rentmeester van Hooghenhuyse 33 25 Ianuar. Van Iasper Vincke Rentmeester van Swanenborch 11 26 Ianuar. Van Zeepartien waer af de breeder verclaring blijckt int Memoriael van dien Somme 14 Febr. Verscheyden partien debet per casse diens Cassier Heindrick Turck Tresorier 6800 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets an hemlien betaelt inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 14 Februarius 1606. 4 24 Ianuar. An Maerten de Hondt 4 25 Ianuar. An Raphael Sanders 8 In Ianuar. An Dispense der Keucken 8 In Ianuar. An Dispense des Heeren Camer 8 In Ianuar. An Dispense der Stal 10 In Ianuar. An Dispense der Hondejacht 10 In Ianuar. An Dispense der Vogheljacht 10 In Ianuar. An Dispense der Rekencamer 3 Somme Casse diens Cassier Heindrick Turck Tresorier debet per verscheyden partien 7100 ℒ 0 β 0 ₰ by hem na luyt sijns Maentstaets van hemlien ontfaen inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 14 Februarius 1606. ℒ β ₰ Van Clement Calf Rentmeester van Nieustadt 3500 0 0 Van Reynier de Leeu Rentmeester van Hooghenhuyse 1000 0 0 Van Iasper Vincke Rentmeester van Swanenborch 600 0 0 Van Zeepartien waer af de breeder verclaring blijckt int Memoriael van dien 2000 0 0 _____ _____ _____ Somme 7100 0 0 Verscheyden partien debet per casse diens Cassier Heindrick Turck Tresorier 6800 ℒ 0 β 0 ₰, by hem na luyt sijns Maentstaets an hemlien betaelt inde Maent Ianuarius 1606, en my behandicht den 14 Februarius 1606. An Maerten de Hondt 300 0 0 An Raphael Sanders 400 0 0 An Dispense der Keucken 1400 0 0 An Dispense des Heeren Camer 1800 0 0 An Dispense der Stal 1000 0 0 An Dispense der Hondejacht 500 0 0 An Dispense der Vogheljacht 600 0 0 An Dispense der Rekencamer. 800 0 0 _____ _____ _____ Somme 6800 0 0 Merckt. ALsmen mette inschrijving int Iornael 1606 sal ghecommen sijn totten laetsten December, eermen dan schrijft de partien geschiet int Iaer 1607, doch verschenen in 1606, soo salmen met groote uytstekende letteren sulcken voorschrift stellen. TOT HIER TOE BESCHREVEN sijnde de partien voorghevallen int Iaer 1606, soo sullen nu volghen partien van ontfanck en betaling ghebeurt int Iaer 1607, doch alleenelick die welcke verschenen waren int Iaer 1606: Endedit volghens t'ghene van dies gheseyt is onder den titel deses jornaels. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Schvltbovck in domeine op de Italiaensche wyse. Des doorlvchtichsten&c. vanden iare 1606. Maer anghesien daer in moeten commen sulcke partien als de oversetting uyt het Iornael 1606 vereyscht, soo volghter uyt hier sulcke partien van desen Iare 1606 te sullen moeten uytblijven, ende vande Iaren 1605 en 1607 te moeten incommen, als beschreven is onder den titel des Iornaels 1606. Noch is te ghedencken datmen inde oversetting vande twee eerste groote capitale partien des Iornaels in dit Schultbouck wat besonders gade slaet, teweten dat een Rentmeesterschaps Debiteuren uyt d'eerste groote capitale partie des Iornaels overgheset wesende, soo begintmen daer na al vervolghens over te setten des selven Rentmeesterschaps Crediteuren uyt de tweede groote capitale partie des Iornaels, waer by men noch vervought de ordinaris titels der posten daer by behoorende, om alsoo int Schultbouck by malcanderen te hebben al t'gene elck Rentmeesterschap angaet. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Capitael debet. 1606. ℒ β ₰ 4 0 Ianuar. Per verscheyden partyen 4850 0 0 RENTMEESTERSCHAP GENERAEL. Casse diens Cassier den Tresorier Hein-Turck debet. 1606. 8 In Ianuar. Per verscheyden partyen 7100 0 0 Davit de Ionghe tot Cuelen debet. 1606. 1 0 Ianuar. Per Capitael verschijnende den 1 Maerte 1603 fol. 3 200 0 0 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Maerte 1606 fol. 3 400 0 0 Vincent Pieters in Denemarck debet 1606. 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 April 1604 fol. 3 300 0 0 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 April 1606 fol. 3 500 0 0 {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Capitael credit. 1606. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per verscheyden partyen 17550 0 0 RENTMEESTERSCHAP GENERAEL. Casse diens Cassier den Tresorier Heindrick Turck credit. 1606. 8 In Ianuar. Per verscheyden partyen 6800 0 0 Davit de Ionghe tot Cuelen credit. Vincent Pieters in Denemarck credit. {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Saxen debet. 1606. ℒ β ₰ 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Maerte 1606 fol. 3 600 0 0 Ghelderlant debet. 1606. 1 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 April. 1606 fol. 3 700 0 0 Maerten de Hondt debet. 1606. 8 24 Ianuar. Per casse fol. 3 300 0 0 Raphael Sanders debet. 1606. 8 25 Ianuar. Per casse fol. 3 400 0 0 {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Saxen credit. ℒ β ₰ Ghelderlandt credit. Maerten de Hondt credit. 1606. 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 5 April 1604 fol. 2 300 0 0 Raphael Sanders credit. 1606. 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Meye 1604 fol. 2 400 0 0 {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} Samuel vanden Dale President vanden Raedt debet. ℒ β ₰ Steven Maertens Raedt debet. Filips Bloem Raedt debet. Dierick vande Slote debet. {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Samuel vanden Dale President vanden Raedt credit. 1606. ℒ β ₰ 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1606 fol. 2 800 0 0 Steven Maertens Raedt credit. 1606. 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1606 fol. 2 800 0 0 Filips Bloem Raedt credit. 1606. 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1606 fol. 2 800 0 0 Dierick vande Slote credit. 1606. 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 2 200 0 0 {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Balten vanden Hove debet. ℒ β ₰ Dispense der keucken debet. 1606. 8 In Ianuar. Per casse fol. 3 1400 0 0 Dispense der Stal debet. 1606. 3 In Ianuar. Per casse fol. 3 1800 0 0 Dispense der Stal debet. 1606. 3 In Ianuar. Per casse fol. 3 1000 0 0 {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Balten vanden Hove credit. 1606. ℒ β ₰ 4 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 8 Meye 1606 fol. 2 100 0 0 Dispense der Keucken credit. Dispense des Heeren camer credit. Dispense der Stal credit. {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Dispense der Hondejacht debet. 1606. ℒ β ₰ 8 In Ianuar. Per casse fol. 3 500 0 0 Dispense der Vogheljacht debet. 1606. 8 In Ianuar. Per casse fol. 3 600 0 0 0 0 Dispense der Rekencamer debet. 1606. 8 In Ianuar. Per casse fol. 3 800 0 0 Zeepartien debet. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Dispense der Hondejacht credit. ℒ β ₰ Dispense der Vogheljacht credit. Dispense der Rekencamer credit. Zeepartyen credit. 1606. 8 26 Ianuar. Per casse fol 2. 2000 0 0 {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Boeten debet. ℒ β ₰ Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps generael debet. RENTMEESTERSCHAP VAN NIEVSTAT. Clement Calf Rentmeester van Nieustat debet. 1606. 7 In Ianuar. Per verscheyden partyen 60 0 0 Herman Clocke debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1603 fol. 3 30 0 0 {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Boeten credit. ℒ β ₰ Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps Generael credit. RENTMEESTERSCHAP VAN NIEVSTAT. Clement Calf Rentmeester van Nieustat credit. 1606 7 In Ianuar. Per verscheydenpartyen 70 0 0 8 10 Ianuar. Per casse fol. 2 3500 0 0 Herman Clocke credit. 1606. 7 10 Ianuar. Per Clement Calf fol. 12 10 0 0 {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Daniel de Wilde debet. 1606. ℒ β ₰ 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1602 fol. 3 50 0 0 Davit Coensen debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1603 fol. 3 70 0 0 Reinout van Cuelen debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 12 August. 1603 fol. 3 60 0 0 Pieter vanden Berghe debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 200 0 0 {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} Daniel de Wilde credit. 1606. ℒ β ₰ 7 15 Ianuar. Per Clement Calf fol. 12 20 0 0 Davit Coensen credit. 1606. 7 3 Ianuar. Per Clement Calf fol. 12 30 0 0 Reinout van Cuelen credit. Pieter vanden Berghe credit. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Ioos de Hondt debet.. 1606. ℒ β ₰ 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 400 0 0 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3. 360 0 0 Andries van Damme debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 300 0 0 Matheus de Voocht debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 250 0 0 Ian de Haen debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 340 0 0 {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} Ioos de Hondt credit. ℒ β ₰ Andries van Damme credit. Matheus de Voocht credit. Ian de Haen credit. {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} Claes de Moor debet. 1606. ℒ β ₰ 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 4500 0 0 Cornelis Sibrants debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 100 0 0 Fredrick Boom debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 800 0 0 Ian vande Velde debet. {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Claes de Moorcredit. ℒ β ₰ Cornelis Sibrants credit. Fredrick Boom credit. Ian vande Velde credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Octob. 1603 fol. 2 100 0 0 {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Pieter du Camp debet. ℒ β ₰ Lenaert de Boot debet. Iacob Heymans debet. 1606. 7 24 Ianuar. Per Clement Calf fol. 13. 50 0 0 Iooris Albrechts debet. 1606. 7 26 Ianuar. Per Clement Calf fol. 13 20 0 0 {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} Pieter du Camp credit. 1606. ℒ β ₰ 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 8 Novemb. 1603 fol. 2 200 0 0 Lenaert de Boot credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 20 Ianuar. 1606 fol. 2 100 0 0 Iacob Heymans credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 20 Ianuar. 1606 fol. 2 50 0 0 Ioris Albrechts credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 20 Ianuar. 1606 fol. 2 20 0 0 {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} Doctor Iuliaen Sanders Medicijn debet. ℒ β ₰ Meester Ariaen Willems Chyrurgijn debet. Iason de Clerck Poortsluyter debet. Die vander Wet Nieustat debet. {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} Doctor Iuliaen Sanders Medicijn credit. 1606. ℒ β ₰ 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Februar. 1606 fol. 2 50 0 0 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 2 10 0 0 Meester Ariaen Willems Chyrurg. credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Februar. 1606 fol. 2 10 0 0 Iason de Clerck Poortsluyter credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Ianuar. 1606 fol. 2 10 0 0 Die vander wet Nieustat credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 2 100 0 0 {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps van Nieustat debet. ℒ β ₰ RENTMEESTERSCHAP VAN HOOGHENHVYSE. Reinier de Leeu Rentmeeester van Hooghenhuyse debet. 1606. 7 In Ianuar. Per verscheyden partyen 230 0 0 Bastiaen Verbanck debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1601 fol. 3 40 0 0 Omaer vande Walle debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1602 fol. 3 100 0 0 {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps van Nieustat credit. ℒ β ₰ RENTMEESTERSCHAP VAN HOOGHENHVYSE. Reinier de Leeu Rentmeeester van Hooghenhuyse credit. 1606. 7 In Ianuar. Per verscheyden partyen 130 0 0 8 20 Ianuar. Per casse fol. 2 1000 0 0 Bastiaen Verbanck credit. 1606. 7 10 Ianuar. Per Reinier de Leeu fol. 24 40 0 0 Omaer vande Walle credit. 1606. 7 2 Ianuar. Per Reinier de Leeu fol. 24 50 0 0 {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} Iason Cornelissen debet. 1606. ℒ β ₰ 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Octob. 1602 fol. 3 200 0 0 Aernout de Cock debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 3 500 0 0 Thomaes Lauwers debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 3 3800 0 0 Mathijs de Roo debet. 1606. 2 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 3 1000 0 0 {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} Iason Cornelissen credit. 1606. ℒ β ₰ 7 12 Ianuar. Per Reinier de Leeu fol. 24 140 0 0 Aernout de Cock credit. Thomaes Lauwers credit. Mathijs de Roo credit. {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} Lodewijck Houfsmit debet. ℒ β ₰ Lucas de Ram debet. Michiel Cam debet. Willem Baert debet. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Lodewijck Houfsmit credit. 1606. ℒ β ₰ 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1603 fol. 2 30 0 0 Lucas de Ram credit. 1606. 5 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 2 Iulius 1603 fol. 2 - 2 50 0 0 Michiel Cam credit. 1606. 6 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Maerte 1606 fol. 2 40 0 0 Willem Baert credit. 1606. 6 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Maerte 1606 fol. 2 50 0 0 {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Coenraet Verburch debet. 1606. ℒ β ₰ 7 12 Ianuar. Per Reinier de Leeu fol. 25 100 0 0 Fredrick Pieters debet. 1606. 7 14 Ianuar. Per Reinier de Leeu fol. 25 30 0 0 Zeewercken des Rentmeesterschaps van Hooghenhuyse debet. Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps van Hooghenhuyse debet. {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} Coenraet Verburch credit. 1606. ℒ β ₰ 6 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Ianuar. 1606 fol. 2 100 0 0 Fredrick Pieters credit. 1606. 6 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Ianuar. 1606 fol. 2 20 0 0 Zeewercken des Rentmeesterschaps van Hooghenhuyse credit. Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps van Hooghenhuyse credit. {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} RENTMEESTERSCHAP VAN SWANENBVRCH. ℒ β ₰ Iaspar Vincke Rentmeester van Swanenburch debet. Carel Pieters debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Meye 1603 fol. 3 120 0 0 Willem Ianssen debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Meye 1602 fol. 3 250 0 0 Adam verbrugghe debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Iunius 1603 fol. 3 460 0 0 {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} RENTMEESTERSCHAP VAN SWANENBVRCH. ℒ β ₰ Iaspar Vincke Rentmeester van Swanenburch credit. 1606. 8 25 Ianuar. Per casse fol. 2 600 0 0 Carel Pieters credit. Willem Ianssen credit. Adam verbrugghe credit. {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} Erfchijnsen van Swanenburch in somme debet. 1606. ℒ β ₰ 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Maerte 1606 fol. 3. 400 0 0 Adam de Bock debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 3 150 0 0 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 50 0 0 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 70 0 0 Antheunis de Ionghe debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 3 60 0 0 Marcus de Witte debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Iunius 1606 fol. 3. 70 0 0 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 1 Octob. 1606 fol. 3 60 0 0 {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} Erfchijnsen van Swanenburch in somme credit. ℒ β ₰ Adam de Bock credit. Antheunis de jonghe credit. Marcus de witte credit. {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} Aernout de Vrient debet. 1606. ℒ β ₰ 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Meye 1606 fol. 3 30 0 0 Iosep de Visscher debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Meye. 1606 fol. 3 20 0 0 Thomas van Cassel debet. 1606. 3 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 10 Meye 1606 fol. 3 10 0 0 Simon Eeuwouts debet. {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} Aernout de vrient credit. ℒ β ₰ Iosep de Visscher credit. Thomas van Cassel credit. Simon Eeuwouts credit. 1606. 6 0 Ianuar. Per capitael verschijnende den 31 Decemb. 1606 fol. 2 100 0 0 {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Querin de Vos debet. ℒ β ₰ Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps van Swanenburch debet. Winst en verlies debet. {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} Querin de Vos credit. 1606. ℒ β ₰ 6 0 Ianuar. Per capitaelverschijnende den 31 Decemb. 1606 fol. 2 200 0 0 Extraordinaire partyen des Rentmeesterschaps Swanenburch credit. Winst en verlies credit. {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} 8 Hoofstick. Vande staetmaking enboucsluyting in Domeine. NA dien int volghende somwijlen spraeck sal vallen, van verlijcking en overeencomming tusschen rekeninghen na de Italiaensche manier, en rekeninghen van Ontfanghers, Tresoriers, en Dispensiers, die ten bureele geexamineert, besloten en afgheveerdicht worden, soo sullen wy dese noemen bureelsche rekeninghen, tot onderscheyt der voorschreven rekeninghen op de Italiaensche wijse, t'welck verstaen sijnde ick sal totte sake commen. Anghesien de boucken der bouckhouding in Domeine jaerlicx vernieut en ghesloten worden, soo mocht ymant meynen datter gheen besonder staetmaking sonder slot vallen en soude, maer om ander redenen ghebeuret verkeerde uyt dese oirsaeck: Na dien als gheseyt is de boucken Iaerlicx vernieut worden, om te sien haer overcomming mette sloten der Penningmeesters ten bureele gedaen, of der bureelsche rekeningen, en dat ten einde des selven jaers veel onbetaelde schulden sijn, van wegen veel partien opt laetste vant jaer verschijnende, diemen met veel schrijvens al soude moeten overdraghen int capitael des volghenden jaers, Soo hebben wy oirboir verstaen sulcke boucksluyting niet eer te doen dan ten einde vant volghende jaer, want datter dan overschiet sal schijnbaerlick weynich sijn, en niet veel schrijvens hebben om inde boucken eens volghenden jaers over te draghen: Sulcx datmen gheduerlick in twee Schultboucken schrijven sal, in elck t'ghene daer in valt. Nu dan om dese redenen de boucken jaerlicx niet ghesloten sijnde, soo valter staetmaking sonder slot na de wijse als int 9 Hooftstick der Coopmans bouckhouding by voorbeelt verclaert is, waer deur men evewel siet hoe de sloten der posten vande Ontfanghers, by aldiense dadelick ghesloten waren overeencommen souden met haer sloten der bureelsche rekeninghen: Sghelijcx hoe t'slot des capitaels, overcommen soude mettet slot der generale bureelsche rekening des Tresoriers. Oock sietmen wat vermeerdering of vermindering het capitael opt selve jaer ghecreghen heeft: Sulcx datter opt einde van yder jaer staetmaking valt der boucken des selven jaers, en sluyting der boucken vant voorganghen jaer (uytghenomen t'eerste om datter gheen voor en gaet) wiens resten ghebracht worden opt capitael des volghenden jaers. Merckt noch dat eermen het bouck sluyt de quitantien anden bouckhouder sullen gelevert worden om te sien de overcomming van haer dach teghen den dach der Maentstaten, en onbehoirlick verschil bevonden wesende, men salt op de cant des Maentstaets nevens de partie anteyckenen, en dat den Rentmeester toonen voor het sluyten der rekening, en hem vermanen dat hy hem een andermael van sulcx wachte, of anders hem doen betalen de breucke daer op in sijn Instructie ghestelt. Angaende faute dieder van sulcke overeencomming mocht vallen op ontfanghen penninghen, die wort bekent by den Deurwaerder diemen uytsendt om executie te doen, daert over den verschijndach is. Noch is te ghedencken dat de sloten der particuliere Rentmeesters beschreven in bouckhoudersche form, somwijlen niet overcommen en sullen mettet slot der bureelsche rekening, uyt tweederley oirsaeck: Ten eersten om partien inde bureelsche rekening gheroyeert en verandert: Ten anderen om dat ordinaris ontfanck inde bureelsche rekening altijt ghestelt wort volcommelick na {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} t'verdrach, daerse in bouckhoudersche form niet anders en comt dan soose dadelick ghebeurt is. Om dese twee sloten te effenen, of bescheyt daer by te stellen na t'behooren, ghenomen voor t'eerste datter gheen ander verschil en valt dan van weghen gheroyeerde ende veranderde partyen, t'welck soo sijnde, den Bouckhouder vergaert al de verscheydenheden dieder vallen onder debet en credit op een papier in form van Maentstaet, t'welck daer na ten Iornale ghestelt wesende, en van daer int Schultbouck overghedreghen, soo moet sijn slot overcommen mettet bureels. Maer soo hier noch by viel het voornomde tweede verschil ick neem 200 ℒ, van weghen ordinaris ontfanck inde bureelsche rekening heel'ghestelt, die in bouckhoudersche form niet anders en comt dan soose dadelick gebeurt is, des Bouckhouders slot sal vant bureels soo veel verschillen. Doch om van t'selve verschil behoirlicke ghedachtenis te houden, en dat kennelick sy alles uyt te commen na t'behooren sonder dwaling, men sal des Bouckhouders slot aldus stellen: Merckt dat dit slot vant Bureels verschilt 1000 ℒ, uyt oirsaeck dat (als blijckt by den inventaris int Iornael des jaers 1607) soo veel bedraghen de restanten deses Rentmeesterschaps, die daer inde bureelsche rekening ghestelt sijn als ofse vol ontfanghen waren: Maer hier na t'ghene dadelick ghebeurt is. D'oirsaeck waerom opt onderscheyt deser twee sloten van rekening der particuliere Rentmeesters acht ghenomen wort, is dat den Rentmeester generael de penninghen vande particuliere Rentmeesters moet voorderen volgens de bureelsche rekening, want hy hemlien niet alleen en eyscht t'ghene sy dadelick ontfanghen hebben, maer boven dien t'ghene sy volghende hun instructie behooren ontfangen te hebben: Maer des Bouckhouders slot dient, om te voorderen de penninghen diemen bewijst dadelick by hemlien te moeten wesen, volghende hun eyghen Maentstaten. Tot hier toe is gheseyt vande sloten der particuliere Rentmeesters: Angaende t'slot der rekening des Rentmeesters generaels sijn gheroyeerde en veranderde partyen worden gheeffent als vooren vande particuliere gheseyt is: Maer soo hier noch by viel verschil van weghen ontfanck inde bureelsche rekening heel ghestelt, volghens het contract die inde bouckhoudersche form niet anders en comt dan soose dadelick ghebeurt is, bedraghende neem ick 10000 ℒ, des Bouckhouders slot sal soo veel verschillen vant bureels. Doch om van t'selve verschil behoorlicke ghedachtenis te houden, en dat kennelick sy alles uyt te commen na t'behooren, sonder dwang, men sal by des Bouckhouders slot een memorie stellen, als vooren by het slot des particulieren Rentmeesters ghedaen is. D'oirsaeck waerom opt onderscheyt deser twee sloten des Generalen Rentmeesters acht ghenomen wort, is dat den Heer de penninghen vanden Rentmeester generael moet voorderen volghende de bureelsche rekening, want hy van hem niet alleen en eyscht t'ghene hy dadelick ontfanghen heeft, maer boven dien t'ghene hy volghende sijn instructie behoort ontfanghen te hebben: Maer des Bouckhouders slot dient om te voorderen de penninghen diemen bewijst dadelick by hem te moeten wesen, volghende sijn eygen Maentstaten. Noch sal ick hier vermanen t'ghene int 4 Hooftstick angheroert is, te weten datmen int staetmaken en ondersoucken wat verandering het capitael in Domeine op een voorgaende jaer ghecreghen heeft, moet ghedencken het capitael der Vorstelicke dispense te vervoughen by t'slot des voorschreven capi- {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} taels in Domeine: Als by voorbeelt de somme van d'eerste groote partye des Iornaels in Vorstelicke dispense welcke is van capitael debet, grooter sijnde dan de somme der tweede partie van capitael credit, soo wort dien credit ghetrocken vanden debet, en de rest streckt tot vermindering des capitaels bevonden int sluyten des Schultboucx van Domeine: Maer tot vermeerdering des selven capitaels als tverkeerde ghebeurt. 9 Hooftstick. Vande bovckhovding in domeine met grooter bevvint dan deur eenen Bouckhouder can uytgherecht vvorden. INt boveschreven voorbeelt der bouckhouding van Domeine, is ghenomen den Bouckhouder meughelick te sijn rekening te houden van alle besonder Pachters, Debiteurs, en Crediteurs onder dat Tresorierschap oft Rentmeesterschap generael sorterende: Maer de menichte soo groot wesende dattet hem onmeughelick waer, ghelijckt in Domeine van Machtighe Vorsten ghebeurt, en datmen nochtans wil weten hoe de cassen der Renimeesters overal ghestelt sijn, soo sal ick nu daer af wat segghen. Ghenomen by voorbeelt datter benevens het Rentmeesterschap generael, mette Rentmeesterschappen particulier, van wiens Debiteurs en Crediteurs hy int besonder rekening houden can, noch sijn twintich particuliere Rentmeesterschappen daert hem af onmeughelick is: De selve neem ick voor t'eerste te hebben een Tresorier particulier, staende onder den Tresorier Generael. Dit soo sijnde, men sal benevens den selven Tresorier particulier, stellen noch een Bouckhouder, die ick noem particulier Bouckhouder, tot onderscheyt vanden anderen die ick Generale Bouchouder heete: Dese particuliere Bouckhouder sal benevens sijn Particuliere Tresorier even sulcken manier van bouck houden als int voorgaende verclaert is; En boven dien sal hy alle maende schrijven anden Bouckhouder Generael, twee saken: Ten eersten wat sijn Tresorier particulier op die maent ghesonden heeft an den Tresorier Generael, of deur assignatie an hem betaelt. Ten tweeden de rest van t'ghene hy daer benevens meer ontfanghen heeft dan uytghegheven, of meer uytghegheven dan ontfanghen, sonder te stellen de besonder partyen daer die rest uyt spruyt, want die bekent sijn deur de boucken des particulieren Bouckhouders die Creature vanden Heer is. Het voorschreven sal den Bouckhouder generael ten Iornale stellen, en int Schulibouck overdraghen na t'behooren. Maer om hier af by voorbeelt wat claerder te spreken, soo laet het Landt van dat particulier Rentmeesterschap heeten Stierlandt, en den particulieren Tresorier Fredrick Martens, die inde Maent van Februarius 1606 op den 12 der selve, ghesonden heeft an den Tresorier Generael 600 ℒ 0 β 0 ₰, En boven dien inde selve maent van Februarius meer ontfanghen dan uytghegheven 1000 ℒ, sonder daer in begrepen te sijn de boveschreven 600 ℒ. T'welck deur den Bouckhouder particulier overgheschreven sijnde anden Bouckhouder generael op den 5 Maerte 1606, ende by hem ontfanghen op den 10 Maerte 1606, soo sal den selven generalen dat ten Iornale stellen, t'welck op tweederley wijse soude meugen toegaen: Ten eersten aldus: {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} 10 Maerte Casse diens Cassier N Tresorier generael debet per Fredric Martens Tresorier van Stierlandt 600 ℒ, die den selven Fredric betaelt heeft anden Tresorier N den 12 Februarius 1606, volgens het schrijvē sijns Bouchouders N van den 5 Maerte 1606, en my behandicht den 10 Maerte 1606, comt 600 ℒ 0 β 0 ₰ 10 Maerte Fredric Martens Tresorier van Stierlandt debet per Capitael 1000 ℒ 0 β 0 ₰, die den selven Fredric inde maent Februarius 1606 meer ontfanghen heeft dan uytghegheven, sonder daer in begrepen te sijn de boveschreven 600 ℒ, die hy betaelt heeft anden Tresorier generael, volgens het schrijven sijns Bouckhouders N vanden 5 Maerte, en my behandicht den 10 Maerte 1606, comt 1000 ℒ 0 β 0 ₰ En sulcke partyen soudender int jaer twaelf vallen, welcke int Schultbouck overghestelt sijnde, sy souden int capitael al ghesaeyt staen tusschen ander partyen: Maer wantter voughelick is het suyver inghecommen van Stierlandt des heelen jaers met een partye daer in te stellen, soo soudemen daer me meughen doen als met oncosten en ander partyen van vermeerderende of verminderende Capitael (diens somme uyt haer poste ten tijde der boucksluyting inde poste van capitael ghebrocht wort) makende een poste van Stierlandt, en in plaets van ten Iornale te schrijven als boven, men soude aldus stellen: 10 Maerte Casse diens Cassier N Tresorier generael debet per Fredric Martens Tresorier van Stierlandt 600 ℒ, die den selven Fredric betaelt heeft anden Tresorier N den 12 Februarius 1606, volgens het schrijven sijns Bouchouders N vandē 5 Maerte, en my behandicht den 10 Maerte 1606, comt 600 ℒ 0 β 0 ₰ 10 Maerte Fredric Martens Tresorier van Stierlandt debet per Stierlandt 1000 ℒ 0 β 0 ₰, die den selven fredric inde maent Februarius 1606 meer ontfanghen heeft dan uytghegheven, sonder daer in begrepen te sijn de boveschreven 600 ℒ, die hy betaelt heeft anden Tresorier generael, volgens het schrijven sijns Bouckhouders N vanden 5 Maerte, en my behandicht den 10 Maert 1606, comt 1000 ℒ 0 β 0 ₰ Want Stierlandt aldus een eyghen post hebbende, en het slot van dien ten tijde der boucksluyting overghedreghen sijnde opt capitael, soo soude het suyver inghecommen van dat jaer des selven Tresorierschaps, daer in met een partye staen, ghelijck oncosten vanden huyse en meer ander. Dit soo wesende, den Generalen Bouckhouder en soude op die wijse maer een poste hebben, in plaets van veel hondert onder den Tresorier particulier sorterende, en soude nochtans altijt bekent sijn de ghestalt der casse, soo wel vanden particulierē Tresorier, als van al de Rentmeesters die onder hem warē. De reden waerom de boveschreven 600 ℒ niet ghetrocken en wierdē vande 1000 ℒ 0β 0 ₰, en waerom datmen niet in een partye en stelde Fredric Martens inde maent van Februarius meer ontfanghen te hebben dan uytghegheven 400 ℒ, is dat den Bouckhouder generael daer mede niet en soude weten hoe de casse van sijn Tresorier generael ghestelt is. Noch is te gedencken dat om eygentlick te spreken, de voorschreven 600 ℒ ten Iornale niet en behooren ghestelt te worden uyt de Maentstaet des Tresoriers particulier als boven, maer uyt die des Tresoriers generaels alst sal behan- {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} dicht sijn, om de redenen van dergelijcke verclaert int 5 Hooftstick deser bouchouding in Domeine, te weten datmen alsoo meerder sekerheyt heeft, deur diender dan des Tresoriers generaels getuychnis is de partye warachtich te wesen. Doch wy hebben dit hier also voorbeeltsche wijse metten cortsten gestelt. Voort soo den generalen Tresorierden particulieren bewesen hadde te ontfangen of betalen eenighe penningen niet angaende den ontfanck van Stierlandt, alsoo derghelijcke somwijlen ghebeurt, hy en soude die niet moeten brenghen in ontfanck van Stierlandt, wanttet dan soude schijnen het waer suyver capitael of incommen van Stierlandt, soo veel grooter of cleender te wesen dant eyghentlick sijn soude, en daerom soude van sulcx moeten besonder rekening ghehouden en overghesonden worden. Tot hier toe is geseyt van twintich Rentmeesters onder eenen Tresorier particulier, van welcke den Bouckhouder generael gheen rekening houden en can, maer soo sy gheen Tresorier particulier en hadden, dan altemael anden voorschreven generalen contabel waren, in dien ghevalle soude den Bouckhouder particulier, met elck dier Rentmeesters meughen doen sulcx als vooren gheseyt is dat hy doen soude metten boveschreven Tresorier particulier, te weten alle maende overschrijven anden Bouckhouder generael, wat elck Rentmeester op elcke maent na luyt sijns Maentstaets meer ontfanghen heeft dan uytghegheven: Inder voughen dat den Bouckhouder generael een luttelken meer wercx soude hebben dan te vooren, te weten twintich posten in plaets van een., en daer me soude hy schouwen de groote menichte der posten van al de Debiteurs en Crediteurs onder die twintich Rentmeesters sorterende waer af de kennis by den particulieren Bouckhouder soude bestaen. Maer by aldien t'bewint der Domeine soo wijt strecte, dat in plaets van sulcke twintich Rentmeesters waren, neem ick, twintich particuliere Tresoriers, clck met een menichte van Rentmeesters onder hem, men soude nevens yder particulier Tresorier een particulier Bouckhouder vervoughen: Twelck soo ghedaen sijnde, den Bouckhouder generael en soude maer twintich posten te meer crijghen, dats even soo veel als vande boveschreven twintich Rentmeesters: Oock soude hier me de ghestalt aller cassen bekent sijn, want yder particuliere Bouckhouder sorghe soude draghen, en bescheyt connen gheven vande cassen onder hem sorterende. Merckt noch dat al hebben wy hier boven gheseyt van benevens elck Tresorier sijn Bouckhouder te vervoughen, sulcx is alsoo voorbeeltsche wijse genomen, maer daerentusschen is kennelick, dat eenen bouck mach houden van soo veel cleene Tresorierschappen t'samen, als deur hem bequamelick gheschien can. T'was Tantwerpen doen ick daer woonde t'gebruyck, datmē de vier maenden Februarius, Meye, Augustus, en November, noemde maenden van betaling, als de betaling van Februarius, de betaling van Meye &c. Voort alsoo veel Coopluyden de verschijndach van haer handelinghen daer op veroirdenden, soo deden sy haer Bouckhouders van elcke soodanigher drie maenden balance trecken, of staet maken, der Debiteurs en Crediteurs daer in vallende, om te weten hoe hun casse daer in sal gestelt sijn, en om hun voorder incoop en uytcoop der goeden, lichting en uytgeving van penningen op intrest en wissel, met dierghelijcke na te rechten, en nummermeer in faure van betaling te vallen, noch onnuttelick te veel penninghen in casse vergaren: Maer soo een Monarche die onder een generale Bouckhouder verscheyden particuliere hadde, alsoo oock wilde van elcke drie toecommende maenden weten hoe de casse ghestelt {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} sal sijn, men soude elck der particuliere Bouckhouders bevelen, alle drie maenden te senden anden Bouckhouder generael sijn balance, want de resten der selve vervought by de sijne, men soude t'begheerde hebben. Inde jaerlicksche boucksluyting en beginning eens nieus boucx en soude hy tottet formeren des capitaels niet moeten stellen alle besonder Debiteuren en Crediteuren der particuliere Bouckhouders, t'welck als wat oneindelicx angevangen waer; Maer totte particuliere Debiteurs en Crediteurs onder sijn Tresotierschap generael sorterende, soude hy alleenelick vervoughen de rest van debet of credit, die elck particulier Bouckhouder in sijn beginning des nieu boucx gevonden hadde, want breeder kennis der speciale Debiteurs en Crediteurs soude by elck particulier Bouckhouder bevonden worden: Oft anders geseyt, elck particulier Bouckhouder soude jaerlicx ten comptoire des generalen Bouckhouders mengen leveren copie van sijn Iornael en Schultbouck des selven jaers, alsoo dergelijcke mette bureelsche rekeningen der Penningmeesters ghedaen wort, welcke verstrecken souden tot breeder bewijs, daert van doen waer, der boveschreven reste, sulcx dattet niet noodich en soude sijn daerom t'elckens den particulieren Bouckhouders te moeyen. Tot hier toe is geseyt van een generale Bouckhouder enparticuliere Bouckhouders int ansien van incommende penninghen der Domeine. Belangende haer uytganck deur de dispense, daer af hebben wy int voorbeelt der boveschreven bouckhouding, de sake ghenomen al of den Tresorier generael die besonder betaling self dede, en daer af comptabel waer: Maer wanneer het bewint daer afgrooter is dan deur den Tresorier generael met sijn Bouckhouder der Domeine can uytgherecht worden, sulcx datmen over de verscheyden dispensen een of meer verscheyden betaelders of Tresoriers en Bouckhouders stelt, soo sal ick nu segghen van d'oirden diesangaende. Den Tresorier generael gheeft anden Tresorier particulier der dispense alle manede sulcken somme ghelts, als hem eens voor al by acte vanden Heer veroirdent is, en dat totte ordinaris oncosten diemen deur ervaring totte dispense noodich bevint: Angaende penninghen welcke daerenboven tot extraordinaire oncosten behouven, die telt hy anden voorschreven Tresorier der dispense deur ordonnantie vanden Heer, sulcx dat alsdan inde generale rekening gheen particulariteyten vande dispense en commen, maer alleenelick de voorschreven maentlicke sommen en partyen der ordonnantien. Den voorschreven Tresorier der dispense met sulcke penninghen de betalinghen doende, en sijn Bouckhouder der dispense daer af bouck houdende, ghelijck wy hier na inde Vorstelicke dispense by voorbeelt breeder verclaren sullen, sal alle maende behandighen anden Bouckhouder generael twee saken: Ten eersten wat sijn Tresorier der dispense op die maent ontfangen heeft vanden Tresorier generael: Ten tweeden de somme van t'ghene hy uytghegheven heeft, sonder te stellen de besonder partyen der dispense daer die somme uyt spruyt, want die in des Generalen Bouckhouders bouckē niet en behouven, als bekent sijnde deur de boucken des particulieren Bouckhouders. Het voorschreven sal den Bouckhouder generael ten Iornale stellen, ende int Schultbouck overdraghen na t'behooren. Maer om hier af by voorbeelt wat claerder te spreken, soo laet over de vijf dispensen, als des Heeren Camer, Keucken, Stal, Iacht, met Fauconnerie, sijn een Tresorier met naem Gerrit Wouters, die inde maent van Februarius 1606, op den 7 der selve, ontfanghen heeft vanden Tresorier generael 12000 ℒ, en uytghegheven in als 11800 ℒ. T'welck den Bouckhouder der dispense over- {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} gheschreven sijnde op den 2 Maerte 1606 anden Bouckhouder generael, en by hem ontfangen den 5 Maerte 1606, so sal den selvē dat ten Iornale stellen aldus: 5 Maerte Gerrit Wouters Tresorier der vijf dispensen, als s'Heeren camer, Keucken, Stal, Iacht, en Fauconnerie, debet per casse diens Cassier N Tresorier generael 12000 ℒ, die den selven Gerrit ontfanghen heeft vanden Tresorier N den 7 Februarius 1606, volgens het schrijven sijns Bouchouders N vanden 3 Maerte 1606, en my behandicht den 5 Maerte 1606, comt 12000 ℒ 0 β 0 ₰ 5 Maerte Verscheyden partien debet per Gerrit Wouters Tresorier der vijf dispensen, als s'Heeren camer, Keucken, Stal, lacht, en Fauconnerie, 118000 ℒ, die den selven Gerrit uytghegheven heeft inde Maent Februarius 1606 volgens het schrijven sijns Bouckhouders N vandē 2 Maerte 1606, en my behandicht den 5 Maerte 1606, als volght. An Dispense van s'Heeren camer 3000 ℒ 0 β 0 ₰ An Dispense der Keucken 4000 ℒ 0 β 0 ₰ An Dispense der Stal 3000 ℒ 0 β 0 ₰ An Dispense der Iacht 1000 ℒ 0 β 0 ₰ An Dispense der Fauconnerie 800 ℒ 0 β 0 ₰ _____ Somme 11800 ℒ 0 β 0 ₰ Dese partien uyt het Iornael int Schultbouck overghedreghen na t'behooren, elck sal sijn rechte debet en credit crijghen. Ende sulcx als hier geseyt is vande oirden over dese vijf dispensen, met haer Tresorier en Bouckhouder, derghelijcke is oock te verstaen vande dispensen der Rekencamer, Garden, en anderen met haer Tresoriers en Bouckhouders. Dit soo wesende, men soude hier noch meughen eenighe sulcke vervolghen en anteyckeninghen stellen, als hier vooren in dit Hooftstick achter de twee partyen vande incommende penninghen der Domeine van Fredrick Martens ghedaen, is maer sulcx daer deur bekent ghenouch sijnde, wy slaent over. 10 Hooftstick. Vraghe oft oirboirder waer de Penningmeesters haer rekening en ten bureele te leveren na d'oude manier beschreven, of na stijl van Bouckhouding op de Italiaensche wijse. ANghesien wy de Vorstelicke bouckhouding op de Italiaensche wijse voor oirboir houden, soo heeft Syn Vorstelicke Genade my een questie voorghewent, te weten of de Rentmeesters als sy daer in ervaren waren, niet met meerder bequaemheyt haer rekeningen in sulcke form stellen en souden. Op welcke sake wy acht nemende, daer viel voor al te bedencken dat der bureelsche rekeninghens form, manier van hooren, examineren, apostilleren, swaricheden decideren, betalinghen attesteren, metsgaders de wijse van sluyting, te houden is voor een oirboir constich looflick werck, daer de menschen niet toe gherocht en sijn dan deur veel langduerighe ervaringhen, sulcx datment mach houden voor een gheluckich gheval, datter soo veel op den Eert- {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} bodem hun na die ghemeene natuerlicke reghel ghevoughen. Dit angemerct, het gaf my vermoeden datter eintlick niet oirboirlicx uytgherecht en soude worden met dese oirden te veranderen: Nochtans om te sien hoedanich de form der bureelsche rekening op de Italiaensche wijse vallen soude, ick begaf my tottet overleggen der omstandighen dies angaende, en viel eintlick tot een besluyt, t'welck my sommighe misschien sullen toestaen, te weten dat de ghewoonlicke form der burcelsche rekening, in somme gheseyt, is na de behoirlicke wijse inde Italiaensche Bouckhouding vereyscht, sonder verandering te behouven: Want hoewel ymant mocht meynen dat des Rendants daghelickschen handel, om op sijn Italiaensche ghestelt te sijn, soude behooren te staen in een Iornael, en de partyen des selven overghestelt te wesen in een Schultbouck, op debet en credit, soo segh ick nochtans sulcx niet te moeten wesen, om dat de voorschreven bureelsche rekening het cassebouck is (diens Cassier den Rendant) en datmen het cassebouck in Italiaensche bouckhouding self soo niet en beschrijft, noch oock en behoort te beschrijven, om de redenen die ick daer af verclaren sal: Laet tot dien einde een Cassier ontfanghen hebben van Pieter 300 ℒ van Ian 500 ℒ, En heeft betaelt an Claes 600 ℒ, an Iacob 200 ℒ. Als hy dese sijn handel van ontfanck en uytgheven, die hy voor sijn Meester ghedaen heeft, in form van Italiaensche bouckhouding wilde beschrijven, hy soude die eerst ten Iornale stellen als volght. Iornael. Casse debet per Meester voor hem ontfaen van Pieter 300 ℒ Casse debet per Meester voor hem ontfaen van Ian 500 ℒ Meester debet per casse voor hem betaelt an Claes 600 ℒ Meester debet per casse voor hem betaelt an Iacob 200 ℒ De partyen des boveschreven Iornaels int Schultbouck overghestelt, souden commen te staen als hier onder. Schvltbovck. Casse debet. Casse credit. Per Meester voor hem ontfaen van Pieter 300 ℒ Per Meester voor hem betaelt an Claes 600 ℒ Per Meester voor hem ontfaen van Ian 500 ℒ Per Meester voor hem betaelt an Iacob 200 ℒ Meester debet. Meester credit. Per casse voor hem betaelt an Claes 600 ℒ Per casse voor hem ontfaen van Pieter 300 ℒ Per casse voor hem betaelt an Iacob 200 ℒ Per casse voor hem ontfaen van Ian 500 ℒ Ende aldus soude na de ghemeene reghel der bouckhouding op de Italiaensche wijse, de Casse en de Meester elck haer behoorlicke poste hebben, waer in den Cassier soude meughen sien hoe elck int besonder ghestelt waer: Maer merckende dat inde poste van casse niemant anders debet noch credit vallen en can dan de Meester, soo bevint hy onnoodich t'elckens Meester daer by te stellen, {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} daerom laet hy in sijn cassebouck t'woort Meester achter, en onder het opschrift Casse debet, stelt hy metten cortsten Per Pieter: Per Ian: Maer onder het opschrift Casse credit, metten cortsten Per Claes: Per Iacob. Ten anderen na dien al de partyen vande poste des Meesters oock inde poste der casse commen, te weten debet van d'een, in credit van d'ander, so is de poste des Meesters deur die der casse bekent, en daerom onnoodich de poste des Meesters te beschrijven: Sulcx dat hy sijn rekening van casse heel cort stelt, sonder Iornael en Schultbouck als volght: Cassebovck. Casse debet. Casse credit. Per Pieter 300 ℒ Per Claes 600 ℒ Per Ian 500 ℒ Per Iacob 200 ℒ Dese cortheyt valt alsoo in alle ander rekeninghen die ghelijck de casse maer een poste en hebben, met rekeninghen van verscheyden posten heefiet een ander reden. Nu dan soo blijckt hier uyt d'oirsaeck waerom des Coopmans Cassier van sijn ontfanck en uytgheven gheen Iornael met sijn Schultbouck en gebruyct, na de Italiaensche wijse, en waerom hy in sijn cassebouck alleenelick stelt eerst den ontfanck, daer na uytgave, volgende nochtans hier me t'ghene inde bouchouding op de Italiaensche wijse vereyscht is: Ende want den Rentmeester in Domeine ghelijck wy vooren gheseyt hebben Cassier is, en sijn rekening het cassebouck, soo valt het selve daer uyt te besluyten. Angaende eenighe ongelijckheden welcke men tusschen dese twee boucken hier mocht voorwenden, die sijn dusdanich: Ten eersten dat des Coopmans Cassier altijt een sijde des casseboucx voor debet, d'ander voor credit houdt, daer den Rentmeester sijn ontfanck al vervolghens stelt soo veel sijden verre alst gaet, daer na de uytgave. Ten tweeden dat den Cassier sijn partyen met sulcken vervolgh stelt ghelijckse daghelicx gheschiet sijn: Macr den Rentmeester hem an sulck vervolgh niet verbindende, vergaert de partyen van een selve specie by malcander onder verscheyden Cappitelen. Oock en stelt hy (ghelijck de Cassier wel doet) van ordinaris ontfanck en uytgave gheen dach wanneer die ghebeurt is, t'welck niet vallen en wil, om dat hy volghens sijn instructie elcke partye heel in rekening moet brenghen, die dickwils in veel ghedeelten dadelick ontfanghen of uytgegheven heeft gheweest: Doch al dit en is gheen onghelijckheyt inde sake, waer deur des Rentmeesters rekening het cassebouck niet en soude meughen gheseyt worden. Ymant mocht my nu dit voorhouden: Na dien der Rentmeesters rekeninghen tot noch toe sijn gheweest bouckhouding der Vorsten, welcke ghy seght gheen verandering te behouven, en dat daerbenevens u voornemen is geweest die te veranderen, en op een beter voet na de Italiaensche wijse te beschrijven, hoe overcomt dit met malcander? Ick antwoorde hier op der Rentmeesters rekeninghen oneyghentlick Vorstelicke bouchouding te heeten, ghemerckt daer in den staet der Debiteurs en Crediteurs onbekent is, en datse om de boveschreven redenen alleenelick casseboucken sijn, in goede form beschreven, benevens welcke wy de ghebrekende bouckhouding des Iornaels en Schultboucx op de Italiaensche wijse nu eerst vervought hebben, t'welck noch opentlicker {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} daer an blijckt dat wy tottet selve Iornael en Schultbouck gheen ander cassebouck dan des Tresoriers rekening en hebben. Hoewel tot hier toe gheseyt is de ghemeene wijse der Rentmeesters rekeninghen van goede form te sijn, soo wort daer in nochtans somwijlen wat onoirdentlicx ghebruyckt, t'welck deur bouckhouding bequamer soude vallen: Als by voorbeelt, datmē sommige Debiteurs die an een Rentmeester niet voldaen en hebbē, vergunt haer schulden in twee of drie jaren of terminē te betalen: T'ghebeurt dat de selve Debiteurs daer na op hun terminen niet en passen, noch oock in heele partyen en betalen, maer met brockelinghen, waer op de Auditeurs moetende acht nemen teghen de generale oirden van Domeine, inhoudende dat Rentmeesters alle partyen heel moeten verantwoorden, soo wort hier af ghedachtenis ghehouden deur een geduerich vervolgh der apostilleringhen van d'een rekening tot d'ander, t'welck daer sulcx veel ghebeurt moeyelick duyster en sorghelick vallende, deur de Italiaensche bouckhouding als gheseyt is, licht en claer soude sijn, alwaermen van dies int cassebouck gheen rekening en houdt, maer t'sijnder behoorlicke plaets na de ghemeene reghel. Merckt noch dat hoewel Rentmeesters en Tresoriers om de voorgaende redenen in haer rekeninghen gheen bouckhouding op de Italiaensche wijse met Iornael en Schultbouck en moeten gebruycken, nochtans soude hemlien sulcx connen oirboir sijn in plaets van hun ghemeen manuael, om altijt bequamelick te sien hoe sy met alle Debiteurs en Crediteurs staen, want de verscheydenheyt van veel posten, een ander reden heeft dan de voorschreven eenighe poste des casseboucx. {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} Bovckhovding in vorstelicke dispense op de Italiaensche wyse. {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} Corrtbegryp deser vorstelicke dispense. HIer vooren beschreven sijnde de bouckhouding in het ansien vande incommende penninghen der Domeine vergaert deur particuliere Rentmeesters en by de selve ghelevert anden generalen, vvelcke daer af in sijn generale rekening maeckt sijnen ontfanck, en die vveder brengt in uytgave met sulcke groote sommen als hy gheeft ande particuliere Tresoriers, om daer me te doen betaling der dispensen, inder vougen dat de particulariteyten van dien inde voorschreven generale bureelsche rekening noch oock inde generale Jtaliaensche Bouckhouding niet en vallen, soo rester nu noch int besonder te beschrijven de bouckhouding der selve dispensen, dienende onder anderen, op dat Bouckhouders in coomschap op de Jtaliaensche vvijse, die hun tot sulcke bouckhouding mochten vvillen begheven, sonder nochtans daer in ervarente vvesen, eenighe kennis meughen hebben van t'ghene daer omme gaet, en om hun bouckhouding eyghentlick te schicken na den eysch van dien: VVelcke vvesende vande Vorstelicke Hofhouding, ick heetse Vorstelicke dispense, tot onderscheyt van alle ander specien der dispensen. Hier afsal ickbeschrijven de navolghende Hooftsticken. Ten eersten vande eyghenschappen der Vorstelicke dispensen int ghemeen, en van haer verscheyden specien. Ten tvveeden vande ordinaris Officiers die tot een vvelgheformeerde dispense behooren. Ten derden van d'oirden der saken van rekeninghen de dispense int ghemeen angaende. Ten vierden vande bouckhouding der dispense vande Keucken, en eerst van comptabel en incomptabel goeden der selve. Ten vijfden van het stellen der partyen int Jornael en Schultbouck vande dispense der Keucken. Ten sesten vande distributie der comptabelleeftocht inde dispense vande Keucken. Ten sevenden vande bouckhouding der dispense vande Stal, Iacht, s'Heeren camer, Rekencamer, des Ghebous, en der Garden. Ten achtsten verhael op de oirden der betaling van gagen. {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} 1 Hooftstick. Vande eygenschappen der Vorstelicke dispensen int ghemeen, en van haer verscheyden specien. DEr Vorstelicke penninghen uytganck in dispense, heeft groote ghelijckheyt met haer incomst in Domeine, want gelijck die eerst commen vande ghemeente totte pachters of Collecteurs, van hemlien totte particuliere Rentmeesters, vande selve totte generale weynigher in ghetale, en in groote Regieringhen van daer totten oppersten Rentmeester of Tresorier generael: Alsoo gaense van hem tot verscheyden particuliere Tresoriers der dispensen, en vande selve totte leveraers meer in ghetale, van welcke sy weerom commen totte ghemeente, en vande selve andermael totte pachters, blijvende alsoo in een gheduerighe keering. Nu dan de-groote incomst der Domeine mette dispense aldus deurghebrocht wordende, soo veel meer of min alsmender jaerlicx ten achter teert of verovert, men can daer uyt ghenoech verstaen, inde sake van Vorstelicke dispense soo wel als inden handel van groote Coopluyden, een goede rekenings oirden vereyscht te wesen, als van ontfanck der waren, verschijndaghen, betalinghen, en afrekeninghen diemen van soo veel duysenden te doen heeft, met Backers, Brouwers, Wijncoopers, Vleeschouwers, Vettewariers, Crueniers, Cramers, vercoopers van haver, boonen, hoy, en stroo, Sadelmakers, Spoormakers, Houfsmeen, en sulcke meer: Voort ghelijckt den Coopman noodich is ghewisse rekening te houden met sijn Facteurs, om sekerlick te weten wat ghelt of waren sy boven allen ontfanck en uytgave noch by hemlien behooren te hebben totten uytersten toe: Alsoo ist oock den Vorsten voorderlick ghewisse rekening te doen houden met hun bewinthebbers in dispense (diemen oock hemlien Facteurs mocht noemen) over ghelt, en comptabel waren daermen provisie af doet, als in sakē van voetsel, broot, wijn, bier, ghesouten en gheroockt vleesch en visch, boter, kaes, eyeren, specerye, Voort keersen, tin, peerden, haver, boonen, hoy, stroo, honden, voghelen, met soodanighe meer: En ghelijckmen mach dencken hoet mette Cooplien gaen soude, die sulcx al opt gewissen der Facteurs lieten ancommē, sonder bewijs, also machmen denckē dat de Vorsten varen die dergelijcke doen. T'is wel waer dat ettelicke daer teghen veroirdent hebben veel goede reghelen, als ghetuychnissen der leveringhen, betalinghen, en goetheyt der waren, met ander oirboir opsichten, ghelijckmen overvloedelick sien mach inde dispensen der Coningen van Vranckrijck in druck uytgaende; Maer der waren laetste distributie teghen eersten ontfanck, daermen deur de Italiaensche bouckhouding sekerheyt af hebben can, en wort mijns wetens noch daer, noch in eenige ander Hoven gagheslagen, sonder t'welck nochtans de rest van cleene vrucht schijnt, want wat batet den Heer datmen in sijn magasijn brengt goede leverbaer waren, tot behoirlicken prijs, sonder bedroch inde betaling, als die tot sijn ghebruyck niet en commen? Denckt oock hoet meughelick is dat sy die de opperste last hebben van in sulcke dinghen oirden te stellen, hun ernstelick souden connen begheven tot pinten en oncen gheduerlick te doen gaslaen, wetende datse vercorting van tonnen en ponden niet beletten en connen, waer uyt volght dat de instructien diemen in Vorsten Hoven daer tegen gemaect heeft, metter daet niet naghevolght en connen worden: Maer deur de bouckhouding {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} in dispense te meughen segghen en bethoonen sonder wederspreken, ghy sijt de man die soo veel te cort doet, dat clinckt anders. Merckt noch een ander swaricheyt die deur de selve Bouckhouding voorcommen wort: Den Tresorier segghende totte Crediteurs gheen ghelt in casse te hebben, noch van sijn eyghen niet te willen verschieten (waer teghen sonder de Italiaensche bouckhouding geen bewijs en is) soo en connen de goeden die den Dispensier coopt niet ghereet betaelt worden, maer loopt dickwils soo langan, dat de leveraers te vreden sijn hem voor sijn verschot te vernougen, ja somwijlen toelaten den Tresorier penningen te lichten daer sy den intrest af betalen, boven dien noch hier en daer vereeringen doende. Voort om te vryelicker des Heeren penninghen te ghebruycken, soo doense de Crediteurs quitantie gheven sonder ghelt ontfanghen, hemlien versekerende met een renversael, dat is daer teghen leverende hun eyghen obligatie: En niet teghenstaende al dit en begheeren gemeenelick vande levering niet te scheyden, maer houdense voor benijders haers welvaerts dieder na staen, waer uyt men mercken can den incoop tot seer hooghen prijs te moeten loopen, met des Heeren groote schade, ja somwijlen vercleening en verdrietighe quelling der Crediteurs, die hem met requesten en sware clachten seer moeylick vallen, en t'gedacht doen becommeren hoe hyse met beleeftheyt sonder gheltgheven wel af sal connen setten. In somme d'overschietende penninghen die deur d'eerste scharmutse in Domeine niet sonder groot verlies van haer medeghesellen behouden in casse gheraken, moeten int uyttrecken deur de dispense derghelijcke tweede schermutse noch angaen, met hertsen weedom van veel vrome Tresoriers die gheern saghen de reden plaets houden. Dit alles canmen mette bouckhouding voorcommen, deur dien altijt bekent is wat ghereet ghelt in casse moet wesen; En dit met sulcken sekerheyt, datmen mocht besluyten in alle Hoven die middelen genouch hebbē, en daer de Italiaensche bouckhouding is, geen ander incoop behoorē te geschieden dan met gereet gelt, ja alst by noot quaem te gebreken, dattet beter, of minder schade waer, penninghen op intrest te lichten teghen 10 ten hondert, dan borgende teghen 30 ten hondert schade te lijden: Oft alsserimmers Crediteurs moesten wesen, soo machmen des Coopmans wijse volghen, die sijn Cassier niet sulcke schulden eerst of laetst en laet betalen alst hem belieft, maer hem de balance doet nacommen die hem den Bouckhouder geeft, want alsoo canmen hier oock de oudtste schulden eerst doen betalen, of sulcke als tot meesten oirboir des Heeren goet verstaen wort. Dit vande Vorstelicke dispense int ghemeen gheseyt wesende, wy sullen nu tot haer verscheyden specien commen, tot welcken einde ick aldus segh: Ghelijck menich Coopman in sijn bouckhouding onderscheyt maeckt der oncosten vanden huyse en van coomschap, en noch sulcke ander als hem dunckt sijn handel te vereysschen, alsoo worden de oncosten hier verdeelt na den eysch der Hofhouding in verscheyden specien, om daer deur claerlick te sien soo dicwils men wil, watter in yder verteert wort, en op dat wanneermen den staet begheert te vermeerderen of verminderen, kennelick sy waer an t'selve bequamelicxt sal meugen ghedaen worden: Voort alsmen in elcke dispense niet anders en betaelt dan t'ghene de selve dispense eyghentlick angaet, soo worden daer me gheschouwet de onghevallen van tweemael een selve sake te betalen, ghelijck wy daer af t'sijnder plaets breeder segghen sullen: Hier toe wil ick tot voorbeelt nemen de vermaertste verdeeling die mijns wetens int ghemeen uytgaet, te weten des Conincx van Vranckrijck, in welcke ick Au Gutdon des Finances a la troisiesme partie des droicts du Domaine du Roy, telle tot vijfthien verscheydenheden: Maer want daer in plaets van het {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} woort dispense ghenomen wort Tresorerie, oock Tresorier, soo sal ick hier mede soo stellen, doch elders dispense segghen, t'welck als Subiectum vant ander, mijns bedunckens voor de beginnende verstaenlicker is. De boveschreven vijftien dispensen in wiens plaets gheseyt wort Tresorier sijn dusdanich: Tresorier de la maison du Roy, daermen by verstaet die de gagen betaelt der Officiers van s'Conincx huys. Tresorier de l'argenterie, betalende t'fatsoē en coop van al de stoffen der cleeren vanden Coninck, Pagen, Switsers, en ander an welcke het hem belieft geschenck te doen van cleeren, tappijtseryen, silverwerck, en ander huysraet. Tresorier a la Chambre aux deniers, die de montcosten van s'Conincx huys betaelt. Tresorier des menus affaires de la chambre du Roy, die oock geseyt worden menus plaisirs, dat is van penninghen die den Coninck doet uytgheven na sijn wille, sonder in specie te verclaren waer toe. Tresorier vande Stal. Tresorier vande Iacht. Tresorier van des Conincx oirden. Tresorier veroirdent by de Heeren vande heylighe cappelle. Tresorier vande offranden en aelmissen des Conincx. Tresorier des ligues des Suisses. Tresorier vande Switsers garde des Conincx. Tresorier vande hondert Edelluyden des Conincx. Tresorier vande garden des Conincx. Tresorier vande Mortepayen. Tresorier des ghebous. Wy hebben hier boven gheseyt vande specien der Tresoriers of dispensen vande hof houdingen des Conincx van Vranckrijck, maer de verscheyden specien der dispensen daer wy voorbeelt af schrijven sullen, sijn dusdanich: Dispense van de Keucken. Dispense vande Stal. Dispense vande Iacht en Fauconnerie. Dispense van des Heeren camer. Dispense vande Rekencamer. Dispense des ghebous. Dispense der Garden. Merckt dat dese dispense vande Rekencamer, die wy hier nemē als voor specie vande generale Vorstelicke dispense, niet en staet onder de boveschreven vijfthien, maer is by den Autheur du Guidon, om sijn voorghenomen oirden te volghen, beschreven int vierde deel des droicts du Domaine. Tot hier toe gheseyt hebbende vande eyghenschappen der Vorstelicke dispense int ghemeen, soo sal ick hier ten laetsten noch vermanen datmen wel behouft ghedachtich te sijn de swaricheden die (meest vande gheinteresseerde) deur het invoeren deser bouckhouding te verwachten staen, en datmen om die te voorcommen, an alle teghenworstelende Officieren die seggen sullen hemlien daer an niet te verstaen, sal meughen antwoorden (ghelijck in Domeine oock gheseyt is) dat elck sijn dinghen doen sal als te vooren, en dit wat besonders te wesen daer sy hemlien niet me en behouven te becommeren, voort moetmen ghedachtich sijn alles an te legghen om alsoo uytgherecht te meughen worden. {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} 2 Hooftstick. Vande ordinaris officiers die tot een vvelgheformeer de dispense behoiren. HIer vooren gheseyt hebbende vande verscheyden specien der Vorstelicke dispensen, soo sullen wy in dit 2 ende het volgende 3 Hooftstick, beschrijven t'ghene de selve int ghemeen angaet, en op elcke verstaen wort, om hier na in yder dispense niet t'elckemael het selve te moeten verhalen. Om dan te commen tot beschrijving vande ordinaris Officiers die inde welgheformeerde dispensen vereyscht sijn, soo is daer toe ten eersten in alle dispense daer verhandeling van goedē valt, noodich een Dispensier die de selve coopt, ontfangt, bewaert, uytdeelt, en daer af comptabel is: Ende hoewel de ghene die sulck werck doen in dispensen der Finance extraordinaire als van Fortificatie, Magasinen en meer ander, ghenoemt worden Commisen, of Commissarissen, soo ghebruycken wy hier t'woort Dispensier voor ghemeene naem. Maer in dispensen die Magasinen hebben, van soo groot bewint dat den Dispensier mettet coopen en verhandelen der goeden te seer becommert sijnde, die bewaring en uytdeeling niet en soude connen gade slaen, soo wort hem een bewaerder der selve goeden byghevought. Ten tweeden een Tresorier, die de penningen daer toe noodich ontfangt, uytgheeft, en daer af comptabel is. Ten derden een Bouckhouder op de Italiaensche wijse, die altijt can segghen wat ghelt den Tresorier der dispense in casse moet hebben, boven dien wat goeden van elcke soorte by den Dispensier of Goetbewaerder berusten moeten, totten uytersten toe: Voort hoe de rekening staet van elck Debiteur en Crediteur, soo oudt als nieu de dispense angaende: T'welck na de ghemeene manier van sommige Financen, sonder dusdanighe bouckhouding niet dan met swaricheyt en schijnt te connen afloopen: Laet ons hier af tot voorbeelt nemen t'ghene Au Guidon beschreven is inde dispense de l'argenterie du Roy, te weten dat betalinghen ghedaen sijnde op schulden die ettelicke jaren ghestaen hebben, en inde rekeninghen des Tresoriers niet uytgetrocken en hadden gheweest, soo moet den Auditeur sulcke ouderekening by der handt crijghen, en sien of die oude onuytghetrocken partye overcomt mette betaling der rekening die hy examineert, waer uyt schijnt te moeten volghen, datter een seer groote menichte der betaelde en onbetaelde partyen van die oude boucken moeten vermengt staen, niet by een commende al de verscheyden partyen die een selve Crediteur angaen, welcke swaricheyt noch schijnt te moeten vermeerdert worden, alsmen heele partyen niet heel af en betaelt, maer (ghelijckt gebeurt) verscheyden betalinghen daer over doet: Dit segh ick my aldus te duncken van groote swaricheyt te moeten wesen, doch sy dieder dadelick me besich sijn, meugen eygentlicker weten wat lichticheyt sy sonder Italiaensche bouckhouding daer op hebben. Ten vierden soo isser oirboir een Controlleur, die over al toesiet of elck doet na t'behooren, en die yghelick sijn fauten of bedroch vryelick anseght, en bewijst, als daer voor gage treckende. Ten vijfden een Superintendent der dispense die allen avent ouersiet en onderteyckent t'ghene op dien dach inde dispense ghedaen is, en voort sulck een generael toesicht heeft als hier na gheseyt sal worden. Tot Superintendent vande dispense der Keucken wort genomen den Hofmeester. Totte dispense der Stal den stalmeester. Tottet werck des Superintendents vande Iacht, vinde ick inde dispense des Conincx van Vranc- {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} rijck ghenomen te worden Le Grand Veneur. Totte dispense des Vorsts Camer wort in Vranckrijck ghenomen den eersten Edelman des Conincx, ander nemen sulck een als hun bequaemst dunckt. Totte dispense der Rekencamer machmen nemen den President der selve, hoewel tot sommighe plaetsen een besonder Superintendent ghestelt wort. Totte dispense vande Garden en Hallebardiers verstreckt den Capiteyn der selve voor Superintendent. Totter Ghebou, ende in Finance extraordinaire totte dispensen van Fortificatie en Magasinen, den Gouverneur der plaets daer T'ghebou, of de Fortificatie gemaect wort, of daer de Magasinen gelegen sijn. Met sulcke ordinaris Officiers heeftmen soodanighen versekertheyt, dat sy altemael (metten leveraer noch daer toe, om dat hy sijn billetten onderteyckent) souden moetē t'samen spannē om den Heer eenich merckelick ongelijck te connen doen, want niet t'samen spannende, t'ghene d'een dede, soude in perikel staen van d'ander bemerckt en ontdect te worden, om de redenen die hier na noch breeder blijckēe sullen. Maer want ymant nu segghen mocht, dat de gagen van sulcke Officiers over elcke dispense, somwijlen tot grooter cost souden strecken dant prouffijtelick waer, soo sal ick daer op antwoorden: Te weten dat hoewel hier gheseyt is voor elcke dispense soodanighe Officiers oirboir te sijn, daerom niet noodich te wesen elcke haer besonder Dispensier, Tresorier, Bouckhouder, Controlleur en Superintendent te moeten hebben, want een Tresorier mach de betaling doen voor soo veel verscheyden dispensen als deur een bequamelick can ghedaen worden, doch van elcke besonder rekening houdende, en soo met d'ander Officieren, t'welck niet alleenelick en streckt om te sparen den cost van veel gagen, maer tis oock gherievigher te handelen met eenen diet bequamelick al doen can, dan met veel verscheyden die elck weynich te doen hebben: T'is oock beter an eenen die veel wercx doet, een groote gage te gheven daer hy hem me geluckich acht, dan an verscheyden die elck weynich wercx doen cleene gagen toe te legghen, en hun daer over beclaghen, want officien van groote gagen vacherende, daer wort na ghestaen van veel bequame lieden daermen dan de keure af heeft: Maer niet alsoo mette Officien van cleene gagen: Doch staet te ghedencken dat al te veel Tresorerien onder eenen particulieren Tresorier te brenghen niet oirboir en is, en dat de middelwech schijnt so veel als een clouck man met een dienaer of twee bequamelick doen can, sonder self Penningmeesters onder hem te stellen, en soo met d'ander officien. 3 Hooftstick. Van d'oirden der saken van rekeningen de dispensen int gemeen angaende. 1 Artyckel. VOoral want den Tresorier der dispense ghelt moet hebben om te betalen, soo heeft hy vanden Heereen generale acte, om vanden Tresorier generael maentlick te lichten een seker somme, diemen deur ervaring bevonden heeft totte ordinaris dispense noodich te wesen: T'ghene hy somwijlen daerenboven noch van doen heeft, als te cort commende, of om extraordinaire oncosten hem voorvallende, daer af gheeft den Heer hem besonder ordonnantie: En sulcx is oock t'gebruyck inde dispense des Conincx van Vranckrijck, na t'gene daer af beschreven is au Guidon des Finances. {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} 2 Art. Den incoop der groote partyen op levering, en van provisie, die in der Officieren instructien eyghentlick ghespecificeert sijn, geschiet met kennis en overstaen der Rekenmeesters, of sulcke alsmen daer toe veroirdent, en wort dien coop by gheschrift ghestelt, en door den Greffier en Leveraers onderteyckent, d'ander daghelicksche ghemeene cleyne partyen worden by den Dispensier gecocht, op den voet als hier na breeder gheseyt sal worden. 3 Art. Anghesien den Bouckhouder volghens sijn instructie moet kennis hebben vande partyen ghehandelt by den Dispensier, als te hebben sien weghen, meten, of tellen, de incommende goeden, en dat wy boven dien nemen alle betaling met ghereet ghelt te gheschien (t'welck inde Hoven daermen op sijn Italiaens bouck hout behoort meughelick te wesen, om de redenen daer af verclaert int 2 Hooftstick) soo isser een seker bequame plaets veroirdent, daer die leveringh, ontfanck, betaling, en opschrijving gheschiet, op een bestemde uyre voor middach, en een ander na middach, waer op passen Leveraers, Dispensier, Tresorier, Bouckhouder, en somwijlen den Controlleur: D'eerste om t'goet te leveren, d'ander om t'ontfangen, de derde om te betalen, de vierde om daer af bouck te houden, de vijfde om toe te sien of elck sijn ampt bedient na t'behooren: En̄ streckt sulcx tot groot gerief, soo wel der Leveraers als voor d'Officiers. 4 Art. Den Dispensier stelt int begin sijns boucx der dispense, de prijsen der goeden op levering ghecocht soose veraccordeert hadden gheweest, op dat by aldien hy int opteyckenen an eenighe prijsen twijffelde, de selve by der handt gereet sijn: Ten anderen op dat de ghene die de rekening daer na hooren en examineren, meughen sien of de selve prijsen overal ghestelt sijn na t'behooren. 5 Art. Daer na schrijft den Dispensier dagelicx int selve bouck (tot sommige plaetsen wordet in een rolle gedaen) diemen inde dispense des Conincx van Vrancrijck Escrouve noemt) alle voorcommende saken totte cleynste minuteyten toe sijn dispense angaende, als goeden inghecocht, goeden van des Heeren eyghen ghewas inghecommen, goeden tot gheschenck ontfanghen, en andersins gecreghen; Sghelijcx oock goeden ghedistribueert, vercocht, wechgheschoncken, en andersins quijt gheworden. 6 Art. Nevens eenighe cleyne partyen die den Bouckhouder of Dispensier niet dadelick en heeft connen sien weghen, tellen, of leveren, deur eenich nootelick ghebreck selden ghebeurende, schrijven sy By affirmatie, t'welck int corte soo veel beteyckent, als by behoorlicke affirmatie hemlien sulcke partye kennelick te wesen. {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} 7 Art. Van elcke levering wort deur den Leveraer een billet gemaeckt, inhoudende specificatie der gheleverde partyen by hem onderteyckent, t'welck den Dispensier tot bewijs vande selve partye by hem houdt, dat te boucke stellende: Ende vergaertsulcke billetten van een maent an een liache oirdentlick vervolghende. 8 Art. Tottet selve billet maeckt den Dispensier een quitantie, waer toe ghedructe quitantien by der handt sijn, daer in hy de open plaetsen vervult mette noodighe somme int langhe gheschreven, en den naem des Leveraers Achter de selve quitantie schrijft den Dispensier aldus. N Tresorier sal bet alē de quitantie hier achter bedraghende soo veel: T'welck den Dispensier onderteyckent: Ende verstreckt dit den Tresorier als voor ordonnantie: Doch is noch te weten dat de boveschreven woorden NTresorier sal betalen de quitantie hier achter bedragende, cortheytshalven gedruct sijn, waer by alleen de somme in gheschrift comt. Dese quitantien behout den Tresorier by hem tot bewijs van sijn betaling, en vergaertse van een maent an een liache oirdentlick vervolghende. 9 Art. Maer want den Tresorier alsoo by hem houdt de quitantien, ende den Dispensier de billetten der specificatie vande leveringen, elck tot sijn bewijs, welcke by ongevalle mochten gheraken onoirdentlick te leggen, en datse nochtans ter auditie en examinatie van die rekening by den anderen behooren te wesen: Ten anderē om dat int sluytē der maentlicke rekening van dispense, seker onderscheyt ghemaeckt wort tusschen billetten gereet betaelt, en (alst immer soo wesen moet) billetten op dach, soo wordense ghenombreert no 1. no 2. no 3. en dat geduerich voort soo verre het gaet een maent lanck: Sgelijcx nombreertmen al de quitantien; Ende nevens elcke partye des boucx der dispense steltmen wat no het billet en quitantie elck hebben, sulcx dat al gherochtense in onoirdening, soo soudense daer me licht in oirden te brengen sijn. Oock wort daer me inde boucksluyting bequamelick ghemaeckt het boveschreven onderscheyt tusschen betaelde en onbetaelde billetten. 10 Art. Maer wantet somwijlen gebeurt datter quitantie valt sonder billet, als wanneer den Heer of sijnen Raedt yet doet betalen by ordonnantie: Sgelijcx wanneer eenighe goeden gheschoncken sijn, daer gheen betaling noch quitantie af en valt, soo ghebeuret dat d'oirden der nombers van billetten en quitantien niet nootsakelick en sijn, doch en is daer me niet verhindert t'ghene inde sake vereyscht wort. 11 Art. Al t'ghene by den Dispensier op een dach is ghehandelt gheweest, wort savents by den Superintendent der dispense metten Controlleur (te wijle sy van {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} alle saken versche ghedachtenis connen hebben oversien van partye tot partye, ende niet vindende daer teghen te segghen sy onderteyckenent, stellende de sommen niet met ghetalletters, maer int langhe met gheschreven woorden, op datment daer na niet en verander, welcke verandering oock te qualicker geschien can, om dat den Bouckhouder t'selve al opgheschreven heeft. 12 Art. T'ghene den Dispensier Tresorier en Bouckhouder op een dach ghedaen hebben, dat moetense des anderen daechs collationeren, en soo by hemlien eenich verschil bevonden wierde moeten dat effenen. 13 Art. T'bouck der dispense wort alle maende gesloten, en by den Dispensier onderteyckent, waer by noch vervought is de onderteyckening des Tresoriers en Bouckhouders, bevestighende d'een de heele somme te overcommen met sijn betaling, en d'ander alles te overcommen met sijn boucken, en wort dat dispense bouck alsoo mette billetten des Dispensiers behandicht anden Tresorier, welcke die met sijn quitantien levert tē bureele der Rekencamer (t'welck voor het expireren vanden derden der volghende maent moet ghedaen sijn volgens haer instructien) om aldaer ghehoort en gheexamineert te worden. 14 Art. Maer wantmen dese oirden vant leveren der rekeninghen ten bureele voor het expireren vanden voorschreven derden der volghende maent, seer vastelick wil onderhouden hebben, soo schrijft den tresorier, en daer na die vande Rekencamer, op de rekening den dach wanneer hemlien die behandicht is, op dat sooder faute viel, bekent sy an wien dat schort. 15 Art. Merckt noch bequaem te wesen, datmen den Tresorier generael opt einde des jaers, of op den laetsten December, effen soo veel ordonneert te betalen an den Tresorier der dispense, alsser totte volle betaling van dat jaer ghebreect, om alsoo inde generale rekening overeencomming te hebben van des Tresoriers generaels betaelde penninghen over een heel jaer, metten ontfanck en betaling des Tresoriers der dispense vant selve jaer. 16 Art. De voorgaende articulen niet gheweest hebbende van t'ghene eyghentlick de bouckhouding der dispense op de Italiaensche wijse int ghemeen angaer, soo sullen wy nu daer af segghen. 17 Art. T'ghebeurt dat in eenighe der dispensen niet alleen goeden ghecocht, maer oock vercocht worden, als peerden, des Heeren eyghen ghewas, gelijck graen, of vruchten, meer incommende danmen behouft: Voort wanneerder veel meer goeden als specerien, wijnen, of wattet waer, gheschoncken worden dan {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} men verdoen can: De partyen van sulcke ghecochte als oock vercochte goeden, sullen ten Iornale en Schultboucke commen na de ghemeene regel die in de Coopmans bouckhouding ghebruyckt wort. 18 Art. Goeden tot gheschenck ontfanghen worden hier op een prijs gestelt na de teghenwoordighe weerde om driederley reden: Ten eersten om datmen bekent wil hebben wat penninghen jaerlicx totte Hofhonding behouven, en hoe veel de consomptie in seker specien van goeden bedraecht: Ten anderen billich te sijn datmen wete voor hoe veel men anden vereerder verbonden is: Ten derden om inde Italiaensche bouckhouding versekerheyt vant capitael te hebben. 19 Art. Wesende een Tresorier ghestelt over verscheyden dispensen, en dat hy de penninghen noodich totte betaling van al de dispensen, t'samen ontfinghe vanden Tresorier generael, sonder verclaert te sijn hoe veel elcke specie van dispense angaet, in sulcken ghevalle en soude hy de voorschreven penningen by hem ontfanghen vanden Tresorier generael, maer an eenen Bouckhouder moeten verclaren, al warender oock meer overghestelt: Sulcx dat de poste der casse van d'ander Bouckhouders, in debet niet anders crijghen en soude dan dat van vercochte goeden mocht inghecommen sijn, en t'ghene per solde daer gebrocht wierde: Sy en souden oock den staet der casse des Tresoriers vande dispense niet weten, maer soude an dien voorschreven Bouckhouder alleen bekent sijn, midts welverstaende dat als hy sulcx begheerde te berekenen, die ander Bouckhoude rs hem souden moeten verclaren de reste der casse die den Tresorier der dispense op hemlien bouck debet of credit is: Maer soo den selven Tresorier de penningen vanden Tresorier generael ontfinge met onderscheyt hoe veel elcke dispense daer af angaet, in sulcken ghevalle soude hy sijnen ontfanck an elcken Bouckhouder moeten verclaren, die dan elck weten souden den stant der casse des Tresoriers van haer dispense, maer d'eerste wijse valt gherievigher. 20 Art. Ghelijck den Bouckhouder der Domeine den Tresorier generael ansiet voor Cassier, en daerom sijn naem te boucke debet noch credit en stelt, maer onder casse verstaen wort, alsoo ansiet den Bouckhouder der dispense den tresorier hem by gevoucht voor Cassier, en daerom oock en stelt hy sijn naem te boucke debet noch credit, dan wort onder casse verstaen, waer af de redenen verclaert sijn int 5 Hooftstick des Coopmans bouckhouding. 21 Art. Maer den naem des Tresoriers generaels die comter, en crijcht haer credit soo dickwils hy anden Tresorier der dispense betaling doet. {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} 22 Art. Ghelijck den Cassier des Heeren Facteur is over gelt, alsoo is den Dispensier sijn Facteur over goet, en ghelijck daerom des Cassiers name te boucke debet noch credit en crijcht, alsoo en moet des Dispensiers naem te boucke debet noch credit hebben, waer af breeder reden verclaert is inde Coopmans bouckhouding int 6 Hooftstick vande rekenings oirden in Facturye. 4 Hooftstick. Vande bovckhovding der dispense vande Keucken, ende eerst van comptabel ende incomptabel goeden der selve. TOt hier toe vande dispensen int ghemeen gheseyt hebbende, wy sullen voorder verclaren t'ghene boven dien van elcke int besonder te segghen valt, beginnende met voorbeelt vande dispense der Keucken, en daer na vande Stal, Iacht, s'Heeren camer, Rekencamer, Ghebou en Garden. Voor al is te weten datmen hier onderscheyt maeckt van comptabel en incomptabel goeden: Comptabel noemtmen daermen provisie af doet, en rekening houdt vande quantiteyt der incomst teghen distributie of uytganck, wesende in dese dispense der Keucken van de navolghende verscheydenheden. Rijnsche wijn. Fransche wijn. Spaensche wijn. Bier. Broot. Peper. Gimber. Noten. Naghelen. Canneel. Saffraen. Foille. Naghelgruys. Suycker. Rosijnen. Corenten. Pruymen. Amandelen. Rijs. Cappers. Oliven. Lamoenen. Citroenen. Oraignen. Olie. Siroop. Geerst. Boter. Caes. Ossevlees. Hammen. Tonghen. Speck. Stockvis. Harinck. Aberdaen. Salm. Steur. Erten. Sout. Asijn. Seep. Brant, als turf en hout. De incomptabel waren sijn daermen gheen provisie af en doet, maer die daghelicx versch incommen en opgheten worden, en vande welcke blijckelick can sijn waerse bevaren sonder anteyckening van distributie, maer deur sulck ordinaris toesicht alsmen over dies inde Hoven veroirdent: En worden daer af hier ghestelt dese verscheydenheden. Versch vlees, als van ossen, calvers, schapen, lammers. {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} Versche vis. Crudenerie, als bancquetsuycker, marmeladen, sucaden, rosquillen. Vettewarie. Suyvel, als versche boter, melck, room, roomcaes. Fruyt. Voghelen, waer onder comt t'ghene voghelaers vercoopen, als hasen, coninen, braetverckens. Groente, waer onder comt t'ghene Hoveniers vercoopen, als salaet, moes, rapen, caroten, coolen, en dierghelijcke. Brant, als turf en hout. Totte boveschreven incomptabel goeden worden noch vervought de volghende cappitelen. Meublen vande keucken. Gagen vande keucken. Extraordinairen vande keucken. 5 Hooftstick. Van het stellen der partyen int Iornael en Schultbouck vande dispense der Keucken. DIt vande comptabel en incomptabel goeden verstaen sijnde, wy sullen commen tot anvang des Iornaels, alwaer na de gemeene regel der Italiaensche bouckhouding vooral vereyscht wort staet om t'capitael teformeren, tot welcken einde men opschrijft alle comptabel goeden tegenwoordelick in wesen, en daer af makende d'eerste partye des lornaels aldus beginnende: Verscheyden partyen debet per capitael &c. En worden die warenna Coopmans gebruyck ghestelt ten prijse der teghenwoordighe weerde. Voort en commender in dese eerste partye gheen incomptabel goeden, want die daghelicx opgheten en verteert worden. Daer na vergaertmen alle teghenwoordighe Crediteurs de dispense der keucken angaende, van welcke men maeckt des Iornaels tweede partye aldus anvanghende Capitael debet per verscheyden partyen &c. Na dit volghen de partyen der daghelicksche incoopinghen of incomsten der goeden, comptabel en incomptabel ghelijckse ontmoeten, als by voorbeelt Rijnsche wijn ghereet ghecocht, aldus: Rijnsche wijn debet per caße &c. Op tijt ghecocht: Rijnsche wijn debet per Ian Claessen &c. Maer Rijnschen wijn anden Vorst tot vereering geschoncken, aldus: Rijnsche wijn debet per capitael deur dat de Stad Nvereering ghedaen heeft van thien amen, nu weerdich gheacht tot soo veel de ame, comt &c. Noch is te weten dat nadien vande comptabel waren maer twee drie of vier mael tsiaers provisie gedaen en wort, soo volght daer uyt dat vanden incoop der selve maer twee drie of vier partyen tsiaers ten Iornale en commen, met weynigher schrijvens dan d'incomptabel die daghelicx vallen, of te drie of vier daghen eens. Tot hier toe gheseyt sijnde vande inschrijving ten Iornale der ghecochte of inghecommen goeden, soo rester nu noch vant uytgaen te spreken: Maer anghesien die goeden opgheten ghedroncken of verteert worden, en niet weer- {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} om vercocht ghelijckt metten Coopman toe gaet, soo mocht nu de vraegh sijn hoe de selve int Schultbouck overghestelt wesende en debet staende, daer na haer credit sullen crijghen, en hoe soodanighe partye eerst ten Iornale sal vallen? Ick antwoorde hier op dat sulcx toe sal gaen als met een Coopman, welcke by voorbeelt in suycker handelende, gheeft daer af 25 ponden in sijn keucken, want ghelijck hy int Iornael stelt, Oncosten vanden huyse debet per suycker: of anders soo hy wilde (wantet eintlick op een selve uytcomt) Capitael debet per suycker: Alsoo hier het suycker ghedistribueert sijnde, men sal stellen Capitael debet per suycker. Of meer ander waren daer by wesende, ghelijckt altijt ghebeurt: Capitael debet per verscheyden partyen. Want hoe wel den Coopman van sijn gecochte goeden weynich op eet, en dattet hier al op gheten wort, soo ist nochtans in desen ghevalle van ghelijcke natuer. Maer anghesien de voorschreven distributie des suyckers en van alle ander waren deur veel cleene ghedeelten geschiet, en dat den genen die daer af bouck houdt, sulcken sekerheyt moet hebben als vande incomst gheseyt is, te weten dat dadelick hebben sien weghen, tellen, of meten, en leveren, en dat derghelijcke den voorschreven Bouckhouder inde distributie seer moeyelick soude vallen, soo wort vande distributie, in plaets der onvolcommen anteyckening die daer af pleecht te geschien, bouck ghehouden (ghelijck ick int volgende 6 Hooftstick verclaren sal) deur een die bouchoudersche wijse elcke specie by haers ghelijcke vergaert, en daer af alle maende een partye maeckt, die leverende anden Bouckhouder der Dispense, welcke de selve op elcken laetsten dach des maents in een partie ten Iornale stelt, aldus: 31 Maerte Capitael debet per verscheyden comptabel waren, deur dien in dese maent van Maerte blijckende by de distributie gedistribueert sijn de navolghende waren: Peper 14 ℔ tot 40 ₰ het pondt, comt 14 ℒ 0 β Gimbert 15 ℔ tot 20 ₰ het pondt, comt 7 ℒ 10 β En soo voort met d'ander comptabel waren: Sulcx dat elcke specie in yder maent maer eens ten Iornale en comt, dats twaelf mael tsiaers, en die partyen int Schultbouck overghestelt wesende, de poste van capitael (daermen by verstaet hooftsomme vande dispense der keucken) crijcht haer behoorlicke debet in een partye, en de posten der contabel waren haer behoirlicken credit, vallende alles voor den Bouckhouder cort en licht om doen. Tot hier toe verclaert sijnde hoe ten Iornale commen de partyen der comptabel waren, om int Schultbouck haren behoirlicken credit te crijghen, soo rest nu derghelijcke te segghen vande incomptabel, welcke alsoose inde boveschreven distributie niet en staen, en nochtans verteert sijn, soo wortdaer af op den laetsten dach des Iaers inde boucksluyting een partye ten Iornale ghestelt, aldus luydende: 31 December Capitael debet per verscheyden incomptabel waren die in dit Iaer 1606 daghelicx verteert sijn gheweest, bedraghende als volght. Versch vleesch blijckende int Schultbouck fol. tali ℒ β Versche visch blijckende int Schultbouck fol. tali ℒ β Crudenierie blijckende int Schultbouck fol. tali ℒ β En soo voort met d'ander incomptabel waren. Dese partye int Schultbouck {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} overghestelt sijnde, soo sal de poste van capitael haer behoirlicken debet crijghen, en elck der posten van incomptabel waren haer behorilicken credit, alles met weynich schrijvens, en nochtans ons eintlick brenghende tot kennis van het begheerde. Angaende wechgheschoncken goeden, het stellen van dien ten Iornale is bekent deur t'verkeerde vande voorgaende goeden tot gheschenck ontfangen. Als by voorbeelt, Rijnsche wijn an ymant vereert wort aldus ghestelt: Capitael debet per Rijnsche wijn deur datter vereert is an N drie amen, nu weerdich gheacht tot soo veel de ame &c. Belanghende d'oirden der posten int oversetten der partyen uyt het Iornael int Schultbouck, die is als inde Coopmans bouckhouding hier voorē beschreven, want datmen de posten alle jare in een selve oirden soude stellen ghelijck in Domeine ghedaen is, dat en wil hier soo niet vallen, deur dien sommighe goeden van provisie maer drie of vier mael tsiaers ghecocht of ontfangen worden, en dat ettelicke ander waren alle daghe incommen, welcke opt jaer veel blaren vervullende de boveschreven oirden breken, alsoo oock doen veranderende Crediteurs. Ende is te weten dat soo veel verscheyden partyen alsser van comptabel en incomptabel goeden beschreven sijn int 4 Hooftstick, soo veel verscheyden posten vallender int Schultbouck, waer toe noch comt de poste van meublen, gagen, en vant extraordinaire der keucken, mergaders van Capitael casse Leveraers en ander Crediteuren met Debiteuren. 6 Hooftstick. Vande distribvtie der contabel leeftocht inde dispense vande Keucken. OM te verclarende manier deser distributie, soo is voor al te ghedencken dat den Dispensier der keucken byghevoucht wort een Clerck en Gardemenge of Spijswaerder, an welcke hy te vier of vijf dagen eens, of soo dickwils alst de sake vereyscht, uyt sijn Magasijn gheeft t'ghene men behouft om dagelicx te distribueren an Cocx, Pasteybackers, Bottelliers, en anderen daert noodich is. Van dese distributie houdt den voorschreven clerck rekening, daer toe ghebruyckende drie boucken, die ick noem Memoriael, Iornael, en Schultbouck, om datse met soodanighe des Coopmans wat ghelijckheyt hebben. Inden anvang des Memoriaels schrijftmen eerst den Inventaris der goeden die inde Gardemenge teghenwoordelick in wesen bevonden sijn, Daer na alle daghelicksche voorcommende partyen van distributie, an wie, en hoe veel, metsgaders de goeden die de Gardemenge vanden Dispensier ontfangt. Dese Memoriaels begin is ghelijck hier onder by voorbeelt anghewesen wort. Memoriael der distribvtie. Inventaris der comptabel goeden inde Gardemenge in vvesen opt begin van Ianuarius 1606. Peper 4 ℔ 4 onc. Gimber 5 ℔ 8 onc. {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} Noten 3 ℔ inhoudende 112 stucx Naghelen 2 ℔ 12 onc. Canneel 3 ℔ 2 onc. Ghelijck hier begost is met vijf partyen van goeden, alsoo vaertmen voort mette rest. Na den inventaris volghen de voorschreven daghelicksche ontmoetende partyen van ontfanck en distributie. Maer want in dit Memoriael veel partyen van een selve specie op eenē dach commen, t'welck int overdraghen ten Schultbouck, oock int bouck der dispense des dispensiers, veel schrijving soude maken, soo vergaert den Clerck allen avent elcke specie by haers ghelijcke in een ander bouck, dat ick als gheseyt is Iornael der distributie heete, sulcx datter van elcke soorte op yder dach dan maer een en comt. Deses Iornaels begin is ghelijck hier onder by voorbeelt anghewesen wort. Iornael der distribvtie. Inventaris der comptabel goeden inde Gardemenge in vvesen opt begin van Ianuarius 1606. Peper 4 ℔ 4 onc. Gimber 5 ℔ 8 onc. Noten 3 ℔ inhoudende 112 stucx Naghelen 2 ℔ 12 onc. Canneel 3 ℔ 2 onc Nu volghen de daghelicksche ontmoetende partyen van ontfanck en distributie, wesende versaming van verscheyden specien des Memoriaels, inder voughen als voorseyt is. De boveschreven partyen des Iornaels der distributie moeten overghestelt worden int Schultbouck der distributie, t'welck van deser ghedaente is: Anghesien hier alleenelick ghesocht wort uytcomst van der waren, ghewicht, maet, of stucken, sonder gheltsomme, noch namen der Debiteurs of Crediteurs, soo en salt niet noodich sijn voor de poste van elcke soorte te nemen de heele breede van een sijde, ghemerckt dat veel papiers soude vereysschen, met weynich gheschrifts, daerom deylen wy elcke sijde in verscheyden colomnen, t'welck hier sijn thien, nemende d'een voor debet d'ander voor credit, al of elcke colomne een sijde waer. Opt bovenste deser colomnen schrijven wy eerst debet en credit der goeden, beginnende met peper, daer na gimber, en soo voorts, met sulcken oirden als int 4 Hooftstick. Dese opschriften ghestelt wesende, ick schrijf voor al daer onder in yders debet de resten dieder int voorganghen jaer overschoten, en by inventaris hier vooren bevonden wierden, ghelijckmen siet: Ende int begin der tweede Maent Februarius, stel ick de resten dieder int einde of inde sloten van d'eerste Maent Ianuarius bevonden wierden, en soo voorts met d'ander. Noch is te weten datmen van visch in haer pekel legghende, als harinck, Aberdaen, Salm, en Elst, geen bequame rekening by de stucke houden en can, {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} want die int ontfanghen te ontpacken, en uyt haer pekel te trecken om te tellen, en waer niet oirboir, sulcx dat mense by de vate telt, te weten de cleenste daermense in packt of levert, als tonne, halve, vierendeel, of achtendeel, en alsoo schrijftmense hier oock te boucke. Daer na worden de partyen des Iornaels overghestelt, yder onder haer poste na t'behooren, te weten ghedistribueerde goeden onder credit, de inghecommen onder debet. Voort anghesien dat elcke partye des Iornaels hier niet tweemael overghestelt en wort, eerst in debet daer na in credit, ghelijckt inde volcommen bouckhouding op de Italiaensche wijse toegaet, om dat den debet der ghedistribueerde partyen altijt de selve soude sijn, te weten capitael, en dat wy metten credit der incommende goeden hier niet te doen en hebben, soo is die dobbel oversetting onnoodich alsoo van derghelijcke breeder gheseyt is int 9 Hooftstick der bouckhouding in Domeine. Het voorbeelt deses Schultboucx is als volght. {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} Schvltbovck der distribvtie. {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} Ianuarius 1606, Peper debet. Peper credit. Gember debet. Gember credit. Noten debet. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. Stucx. Reste. 4. 4. 5. 8. 112 1 0. 8 0. 14 2 0. 8 3 0. 8 0. 8 4 1. 10 5 6 7 0. 8 1. 8 8 0. 12 9 0. 6 10 0. 14 4. 0 1. 2 11 5. 0 0. 8 12 0. 14 0. 8 13 14 1. 2 1. 2 15 0. 14 0. 14 16 17 0. 8 0. 8 18 0. 8 6. 0 1. 2 19 0. 12 0. 6 20 5. 0 0. 8 21 22 0. 14 0. 8 23 0. 8 24 0. 14 25 0. 12 1. 0 26 0. 12 1. 2 27 0. 8 28 0. 14 4. 0 1. 2 29 1. 8 0. 8 30 5. 0 31 0. 14 0. 6 Somme 19. 4 15. 4 19. 8 16. 10 Reste 4. 0 2. 14 _____ _____ Somme 19. 4 19. 8 Noten credit. Naghelen debet. Naghelen credit. Canneel debet. Canneel credit. Stucx. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. 2. 12. 3. 2. {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} Saffraen debet. Saffraen credit. Foille debet. Foille credit. Nagelgruis debet. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. 0. 6 0. 14 2. 12 Nagelgruis credit. Suycker debet. Suycker credit. Rosinen debet. Rosmen credit. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. 24. 8 8 12. {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} Ianuarius 1606. Corenten debet. Corenten credit. Pruymen debet. Pruymen credit. Amandelē debet. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. Reste. 8. 8 30. 0 4. 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Amandelē credit. Rijs debet. Rijs credit. Cappers debet. Cappers credit. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. 12. 0 80. 0 {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} Oliven debet. Oliven credit. Lamoenen debet. Lamoenen credit. Citroenen debet. Mingels Mingels Stucx. Stucx. Stucx. 4. 240. 180. Citroenen credit. Oraignen debet. Oraignen credit. Olie debet. Olie credit. Stucx. Stucx. Stucx. Potten. Potten. 120. 160. {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} Ianuarius 1606. Siroop debet. Siroop credit. Geerst debet. Geerst credit. Boter debet. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. Reste 5. 8 360. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Boter credit. Caes debet. Caes credit. Ofsevlees debet. Ossevlees credit. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. Stucx. Stucx. 40. 0 38. {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} Hammen debet. Hammen credit. Tonghen debet. Tonghen credit. Speck debet. Stucx. Stucx. Stucx. Stucx. ℔. onc. 34 12. 65. 0 Speck credit. Stockvis debet. Stockvis credit. Harinck debet. Harinck credit. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. Kinnek. Kinnek. 210. 0 12. {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} Ianuarius 1606. Aberdaen debet. Aberdaen credit. Salm debet. Steur credit. Steur debet. Stucx. Stucx. Halfvat Halfvat Halfvat Reste. 8. 2. 2. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Steur credit. Erten debet. Erten credit. Sout. debet. Sout credit, Halfvat Spint. Spint. Tonnen. Tonnen. 1 1. {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} Asijn debet. Asijn credit. Seep debet. Seep credit. Achtēd. Achtēd. Tonnen. Tonnen. 1. 1. {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} Februraius 1606. Peper debet. Peper credit. Gember debet. Gember credit. Noten debet. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. Stucx. Reste. 4. 0. 2. 14. 1 0. 10 0. 8 2 0. 8 0. 8 3 0. 12 0. 14 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 Noten credit. Naghelen debet. Naghelen credit. Canneel debet. Canneel credit. Stucx. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. ℔. onc. {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} WY hebben in dit Schultbouck ghestelt de manier der distributie van Peper en Gimber inde maent van lanuarius, mettet begin van Februarius, waer deur bekent is de ghemeene reghel over al d'ander goeden, onder wiens opschriften wy cortheyts halven allen elick ghestelt hebben t'ghene inden inventaris hadde bevonden gheweest, als begin der posten, diemen vers aen sal vervult te moeten worden als de posten van peper en gimber. Merckt dat in dese distributie al de posten der goeden altijt commen in acht sijden soomen siet: En wort in elcke begost mettet begin des maents, en gheeint metten laetsten, om datter bequamelick 30 of 31 linien in meughen staen: Sulcx dat acht sijden altijt op de distributie eens maents passen. Noch is kennelick dat den dach eens ghestelt in d'eerste colomne, dient voor al de posten in die twee sijden daer op overcommende: Inder voughen datter om een partye over te draghen, niet anders te doen en is dan onder het opschrift der poste te stellen t'getal vant gewicht, maet, of menichte der stucken vande warē, commende daer deur alles met lichticheyten weynich schrijvens in goede oirden. Noch is te weten dat een partye goets ten einde sijnde, en datter ander inde Gardemenge gebracht moet worden, soo oversiet den Clerck t'elckens eerst of des Spijswaerders naestvoorgaende uytgaef van dat goet met sijn ontfanck over een comt: Inder voughen dat de staetmaking van dien niet en moet over een heel jaer sijn, maer wert soo dickwils ghedaen alsser vernieuwing van goet valt: Sulcx dat de dwaling die by den Spijswaerder mocht ghebeuren, deur den Clerck bekent wort, maer die des Dispensiers deur den Bouckhouder der keucken, dieder memorie af houdt, ghelijck t'sijnder plaets gheseyt is. Tot hier toe is gheseyt vande distributie der Gardemenge of des Spijswaerders, boven welcke noch rekening ghehouden wort op de distributie van wijn by potten deur den Wijntapper, van bier by tonnen deur den Biertapper, van broot en keerssen deur twee Bottelliers, en van brant by dē Brantmeester, over welcke vijf partyen vijf verscheyden persoonen sijnde, so is yders form van ontfanck en distributie slecht en eenvoudich, sonder verclaring te behouven, en worden alle vijf beschrevē ineen selve bouck, waer in den Hofmeester en Controlleur daghelicx de onderteyckening doen, ghelijck int ghemeen gheseyt is int 3 Hooftstick. De maentlicke boucken deser distributie, worden op elcken laetsten dach des maents, of immers sanderdaechs, behandicht anden Bouckhouder der dispense vande Keucken, welcke die ten Iornale stelt in een partye. 7 Hooftstick. Vande Bovckhovdingder dispense vande stal, Iacht, s' Heerencamer, Rekencamer, des Ghebous, en der Garden. Eerst vande bovckhovding der dispense vande stal. INt begin vant Maentlick bouck des Dispensiers eerst ghestelt sijnde de prijsen der goeden op levering ghecocht, volghens de generale reghel der dispensen beschreven int 5 Artikel des 3 Hooftsticx, soo isser wat besonders in de sake der Stal datmen daer noch by vought, te weten een lijste van al de peer- {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} den met name, en daer by hoe veel havers voor elck peert daghelicx veroirdent is, als voor sommighe een spint, ander twee, ettelicke drie, eenighe vier, op dat soo den Dispensier int distribueren, den Stalmeester en Controlleur int daghelicx onderteyckenen, of de auditeurs int examineren der rekening daer an twijffelden, hun bescheyt altijt by de handt meughen hebben. Maer want het getal der peerden verandert, deur eenighe diemen coopt, tot geschenck ontfangt, en nieu gheboren worden, of die men vercoopt, wech gheeft, en sterven, waer mede oock de veroirdende distributie van haver en voeder verandert, soo wort nevens dat peert op den cant gheschreven den dach wanneer sulcx ghebeurde, om daer deur de rechte daghelicksche distributie altijt bekent te hebben. Angaende de comptabel goeden des Stals, die sijn als volght: Peerden. Haver. Stroo. Gerst. Boonen. Lijnsaetkoucken. Grasen of weyden. De incomptabel sijn dusdanich. Sadeltuych. Spoortuych. Smitstuych. Vette warye. Bostel. Melck. Totte boveschreven worden noch vervought de volghende cappitelen. Tenten. Gagen vande Stal. Extraordinairen vande Stal. Angaende de daghelicksche distributie, als van haver die viermael sdaechs gheschiet, dat gaet aldus toe: Den Dispensier schrijft daghelicx op, soo veel spinten als de heele distributie voor al de peerden bedraecht, maer want somwijlen eenighe wech sijn, soo treckt hy opt laetste soo veel spinten af als die absenten bedraghen: Boven dien wantter ghemeenelick overschot is, en dat de peerden de haver niet al op en eten, soo wort dat overschot versaemt en ghemeten, ende oock afghetrocken, en de reste is de distributie van dien dach. De distributie van d'ander comptabel goeden is eenvoudich, en onnoodich te beschrijven, De form der partyen des Stals int Iornael, als van goeden gecocht, vercocht, op dach, ghereet, tot gheschenck ontfanghen, en wech ghegheven, is ghelijck inde bouck houding der keucken. Maer anghesien vande peerden wat besonders valt, soo sal ick daer af verclaring doen. T'is te weten dat alle peerden tot gheschenck ontfanghen, nieu gheboren, wechghegheven, en ghestorven, op ghelt moeten ghestelt worden, ghelijck oock anderwaren, om de redenen van dies verclaert int 18 artikel des 3 Hooftsticx deser Vorstelicke dispense: Maer sulcke stelling valt op peerden seer onseker, eensdeels om smenschen verscheyden oirdeel: Ten anderen dat een peert des eens daechs sonder ghebreck, des ander daechs ghebreckich is, en van veel minder weerde: Ten derden dat opwassende veulen daghelicx veranderen, en van prijse onseker sijn. Om hier op een reghel te stellen, soo nemen wy dese ghemeene voet: Men stelt voor t'eerste elck peert op sulcken prijs alst gheacht wort weerdich te wesen, ende genomen dat de somme op 132 peerden bedroughe 25634 guldens, soo comt dat voor elck peert d'een deur d'ander 194 guldens 26/132, maer want dit seer na de 200 is, men macht daer op nemen. Nu dan elck peert ghestelt op 200 gul- {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} dens, soo moest dat over de 132 peerden bedraghen 26400 guldens, daer sy inden inventaris in d'eerste partye des Iornaels op ghestelt worden, waer uyt men voorder besluyt, dat alle peerden daer na tot gheschenck ontfanghen, nieu geboren, wechghegheven, of ghestorven, gherekent sullen worden d'een deur d'ander op 200 guldens: Maer peerden ghecocht en vercocht, die salmen stellen op sulcken prijs als den coop inhoudt. Dit heeft ons een bequame middelwech ghedocht, om inde Italiaensche bouckhouding met cleene moeyte vant ware capitael niet verre te wijcken: Die ander bequamer manier vonde mocht die volghen. Merckt. Int derde deel Du Guidon des Finances onder den tijtel van Tresorier de l'Escurie, staet dat de coopluyden leverende de goeden des Stals, stellen hun partyen na hun goetduncken, welcke sy behandighen anden Controlleur generael der Stal, die de selve modereert in elck artikel, en daer na onderteyckent: Maer my bevalt beter sulcke moderatie of coop ghemaeckt te worden deur den Dispensier volghens de voorgaende generale oirden by Syn Vorstelicke Ghenade ghenomen over alle specien der dispensen daer incoop valt, want nadien sulcke moderatie of prijsmaking een der voornamelicke punten is daer den Controlleur toesicht op moet nemen, te weten of den ghenen die dat doet hem draecht na t'behooren, soo is hy een controlleur over sijn eygen saken gestelt, t'welck niet en schijnt te sluyten. Boven dien ghemerckt den Dispensier vande ghecochte goeden behoort de distributie te doen, rekening gade slaen, en daer af comptabel sijn, t'welck in groote Escuryen een man gantschelick vereyscht, soo en schijnt sulcx deur den Controlleur niet bequamelick gedaen te connen worden, als ander werck ghenouch hebbende: Doch stel ick dit hier alleen by ghedachtenis, denckende daerentusschen datter misschien van sulcke manier van doen naerder onderrichting soude connen ghedaen worden. Vande bovckhovding der dispense vande iacht. De cappitelen sijn dusdanich. Honden. Voghels. Broot. Aesghelt. Gagen vande Iacht. Extraordinairen vande Iacht. Waer by inde Italiaensche Bouckhouding noch vallen de partyen van Capitael, winning en verlies, casse, Debiteurs en Crediteurs. De form vant bouck des Dispensiers, als oock der bouckhouding met Iornael en Schultbouck, is gelijck die der Stal of Keucken. Merckt. De Iacht des Conincx van Vranckrijck heeft seven cappitelen, als blijckt int derde deel Du Guidon, maer van ander inhoudt dan dese, na den eysch der Hofhouding aldaer. {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} Vande bovckhovding der dispense van des Heeren Camer. De cappitelen sijn dusdanich: Cleederen en Camer-meublen vanden Heer. Lijnwaet vanden Heer. Wapenen. Gheschencken. Absolute ordonnantien, welcke sijn van penninghen die de Vorsten doen betalen sonder te verclaren waer toe: Inde dispense der Coningen van Vrancrijck wordense ghenoemt Menus affaires de la chambre du Roy, oock Menus plaisirs. Cleedinghen van Pagen en Laqueyen. Levreyen. Reyscosten van s'Heeren camer. Gagen van s'Heeren camer. Extraordinairen van s'Heeren camer. Waer by inde Italiaensche bouckhouding noch vallen de partyen van capitael, Winning en verlies, Casse Debiteurs en Crediteurs. De form vant bouck des Dispensiers, als oock der bouckhouding met Iornael en Schultbouck, is ghelijck die der keucken. Merckt. De Camer des Conincx van Vranckrijck heeft seven cappitelen, als blijckt int derde deel Du Guidon, maer van ander inhoudt dan dese na den eysch der Hofhouding aldaer. Vande bovckhovding der dispense vande Rekencamer. De cappitelen sijn dusdanich: Reyscosten vande Raetsheeren. Reyscosten vanden Tresorier generael en sijn Clerck. Oncosten van consultatien en processen. Gheschencken vanden Raedt. Gheschencken vanden Tresorier generael. Oncosten vande comptoiren vanden Raedt, Tresorier generael, en Bouckhouder der Domeine. Bodeloon. Gagen der Rekencamer. Extraordinairen der Rekencamer. Waer by inde Bouchouding noch vallen de partyen díe de selve mede brengt. De form vant bouck des Dispensiers, als oock der Bouckhouding met Iornael en Schultbonck, is ghelijck die der keucken. {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} Merckt. De Rekencamer des Conincx van Vranckrijck heeft vijfthien cappitelen, als blijct int vierde deel Du Guidon; Maer van ander inhoudt dan dese na den eysch der saken aldaer voorvallende. Belanghende De bovckhovding der dispense des Ghebous, daermen by verstaet van huysen, of van wercken huysing angaende, angemerct die groote gemeenschap heeft mette bouckhouding der Fortificatien, in welcke oock huysbouwing valt, waer af inde dispensen der Finance extraordinaire gheseyt sal worden, soo nemen wy dit daer deur voor beschreven. Angaende De Bovckhovding der dispense vande Garden, t'ghebruyck van dien en is hier noch niet te werck ghestelt, maer sooment dede, ick acht datmen daer deur een sekerder voet soude connen crijghen, soo vande Soldaten die wesentlick in dienst sijn, als om deur de Tresories van dien goede betaling te doen onderhouden, soo wel tot voordeel der Soldaten als des Heeren, oock om meerder sekerheyt te hebben vande logijsghelden, amonitien, cleederen, en dierghelijcke die den Soldaten gedistribueert worden. Doch te wijle dit, soo ick gheseyt heb, niet int werck ghestelt en is, ten anderen dat de ghemeene reghel van sulcken handel eyghentlicker soude behooren onder de bouckhouding der dispensen van Finance extraordinaire, daer t'sijnder plaetsint 2 merck des 7 voorstels van Finance extraordinaire. vermaen afgheschien sal, soo en segghen wy daer af niet wijder. 8 Hooftstick. Verhael op de oirden der betaling van Gagen. WY hebben in elcke specie der voorgaende dispensen ghebrocht een cappitel der gagen van Officieren daer onder behoorende, waer mede wy verstaen inde hof houding gheen over te schieten, maer elck in sijn dispense te commen, ende betaelt te worden vanden Tresorier der selve. Nu want in eenighe ander Hoven t'ghebruyck is vande Gagen int gemeen een besonder Tresorerie of dispense te maken, t'welck na dese wijse niet en valt, soo sal ick hier van mijn ghevoelen verclaring doen. Ten eersten, alsmen de Officiers niet elck in haer dispense en brengt, soo en overcommen de tijtels der boucken vande Maentlicke rekeninghen der dispensen dan niet soo wel met haer inhoudt: Als by voorbeelt, de tijtel vande dispense der keuckē, wijst an dat daer in sullen commen al de oncosten de keucken angaende, maer daer ghebreken in de gagen wesende een groot deel vande selve dispense, daerom en overcomt (als gheseyt is) de tijtel soo wel niet mettet inhoudt. {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} Ten tweeden, een der voornaemste oirsaken daerom het onderscheyt der dispensen in verscheyden specien ghedaen wort, is om te sien watmen in elcke verteert, en̄ alsmen den staet wil vermeerderen of verminderē, op datmen wete waer dat oirboirlicxt sal meughen ghedaen worden; T'selve blijckt bequamelicker in een volcommen dispense als in elcke specie haer Officieren staen, dan wanneerser ghebreken. Ten derden gebeuret dat sy die vande gagen een besonder Tresorerie maken, niet alle gagen daer in en brenghen, maer in yder dispense eenighe stellen als te sien is inde dispensen des Conincx van Vranckrijck, volghens de beschrijving au Guidon des Finances a la troisiesme partie, alwaer benevens de gagen dieder betaelt worden deur den Tresorier der gagen, die daer heet Tresorier de la maison du Roy, noch eenighe gagen betaelt worden in yder Tresorerie of dispense, want benevens ander soo betaelt elck Tresorier an sich selfs sijn eyghen gage: Maer na diender eenige incommen, waerom niet met een altemael sonder gesplitst werck te maken? Ten vierden soo can elck Tresorier beter persoonelicke kennis hebben over de Officieren alleenelick onder sijn dispense behoorende, dan eenen Tresorier der gagen over allen, om te letten op de twijffelachtighe schulden der gagen en swaricheden dieder bevolen sijn gagheslagen te worden, als aftrecking dieder valt van weghen sonder verlof buyten hun dienst eenighen tijt lanck gheweest te sijn: Oock betaling dieder valt van wegen der siecten of quetsuren die sy alleenelick int bedienen haers ampts gecregen hebbē, en anders niet, t'welck somwijlen van hun gagen moet ghetrocken sijn: Voort om seker kennis te hebben vanden tijt op welcke de Officiers uyt den dienst sijn ghescheyden, of overleden, op datmen ande erfghenamen of ander niet en betael gagen die sy ongherechtelick eysschen, met dierghelijcke. Angaende ymant mocht segghen bequaem te sijn datmen al de gagen in een somme by malcander crijcht, om te sien hoe veel datter in als voor gagen betaelt wort: Hier op valt te antwoorden datmē sulcx heeft wanneermen vergaert de sommen van de cappitelen der gagen van al de verscheyden dispensen, en dat met minder moeyte dan totte gagen die den Tresorier der gagen betaelt, noch uyt de verscheyden dispensen te moeten vergaren de gagen dieder hier en daer in verspreyt sijn. Dit segh ick hier aldus tot verclaring der reden waerom hier vooren de gagen der Officiers elck onder haer dispense gebrocht sijn: Doch staet daerentusschen vry elck sijn ghevoelen te volghen, en daer af ander uytlegging te doen die ons nu niet te vooren en comt. {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} Bovckhovding in finance extraordinaire op de Italiaensche wyse. {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp deser bovckhovding in einance extraordinaire. DEse Finance extraordinaire (ghelijck gheseyt is int Cortbegrijp der voorgaende bouckhouding in Domeine) valt in tvvee verscheydenheden, d'eene van vveghen Ontfanghers over de incommende penninghen der ghemeene middelen: D'ander van vveghen Tresoriers over de uytgaende door dispensen. Maer vvant de bouckhouding der selve dispensen eenighe besonder insichten heeft anders dan die der Ontfanghers, soo sullen vvy daer af met onderscheyt schrijven: Eerst vande bouckbouding int ansien der voorschreven incommende penninghen deur Ontfanghers, geseyt generale bouckhouding in Finance extraordmaire. Daer na bouckhouding vande dispensen der uytgaende penninghen deur Tresoriers. {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} Eerst vande generale bovckhovding in finance extraordinaire. VVelcke begrijpen sal tvvee Hooftsticken: Het eerste eenverhael op de sake der bouckhouding van extraordinaire Finance int ghemeen. Het tvveede vande stof des Iornaels en Schultboucx der generale bouckhouding in Finance extraordinaire. 1 Hooftstick. Verhael op de sake der bouckhouding van extraordinaire Finance int gemeen. DE form der bouckhouding vande extraordinaire Finance, wiens bepaling wy gedaen hebben int eerste Hooftstick der bouckhouding in Domeine, is soo ghelijck mette ordinaire in Domeine, dattet niet noodich en soude sijn dieshalven hier ander beschrijving te doen, ten waer om de verscheydenheyt der stof, want ghelijck int Iornael van Domeine begost wiert met inventaris of staet der Debiteurs en Crediteurs teghenwoordelick in wesen, waer af eerst ghestelt wierden de verachterde, daer na die des loopenden jaers, na welcke volghden partyen der handelinghen soose dagelicx ontmoeten, alsoo oock hier in dit Iornael: Voort ghelijck de posten in dat Schultbouck jaerlicx een selve oirden hielden, alsoo sullense oock in dit Schultbouck des generalen Bouckhouders met sulck gherief als daer gheseyt wiert. Inder vougen dat de verscheydenheyt die verclaring behouft meest inde stof bestaet, namelick dat de penninghen van extraordinaire Finance, deur Ontfanghers van extraordinaire schattinghen en gemeene middelen gheint worden, om die te besteden tot saken vant oorlooch, als betaling van Ruyterye, Voetvolck, Tractementen, Officiers, Wapenen, Fortificatien, toerusting der Zeecrijch, en dierghelijcke. Dit anghemerckt, ick en sal de Iornalen en Schultboucken niet met haer gheformeerde partyen beschrijven, nemende sulcx voor bekent deur t'ghene in Domeine ghedaen is, maer sal alleenelick vande stof en ander omstandighen segghen, als volght: Anghesien de extraordinaire Financen tot verscheyden plaetsen grooter en cleender vallen, na t'vermeughen der crijghende partyen, soo volght daer uyt datter in sommighe veel Bouckhouders souden behouven, in eenige weynich, in ettelicke waert an een ghenouch: Maer wantmen de ghemeene reghel beter uyt groote dan cleene treckt, soo sal ick de voorbeelden meest op groote vervoughen: In sulcke Financen wort over verscheyden particuliere Ontfanghers (ghelijckt in Domeine toegaet) ghemeenelick een Ontfangher generael ghestelt, die int ansien der particuliere Tresoriers an welcke hy ghelt uytreyckt om betaling te doen, oock Tresorier generael ghenoemt wort, comptabel sijnde vanden heelen ontfanck, en mette heele uytgaef (hoe wel veel deur assignatie of decharge geschiet) sich ontlastende. Benevens sulck een verstaen ick datmen {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} vervoughen soude een Bouckhouder generael, en voort by d'ander Tresoriers en Ontfangers soo veel particuliere Bouckhouders alsmen bevonde totte sake noodich te wesen, als voornamelick benevens den Tresorier der magasinen, ende den Tresorier der Fortificatien. Angaende het in sommighe Financen wel ghebeurt, dat eenighe contribuerende Provincien haer cote opbrenghen sonder int generael te moeten verclaren hoe sijt innen, en dat de selve mochten seggen hun met geen Italiaensche bouckhouding te willen bemoeyen, dat waer voor het generael sonder swaricheyt, want t'ghenesy ten achter of te vooren waren, soude op haer poste altijt bekent staen. An elck der boveschreven particuliere Bouckhouders, souden alle maende deur de Ontfanghers en Tresoriers onder hemlien sorterende, Maentstaten gesonden worden, ghelijckt oock souden by de particuliere Bouckhouders anden generalen, op den voet als gheseyt is int 10 Hooftstick der bouckhouding van Domeine, te weten met Deurwaerders om t'ghelt sendende daer betaling gebrake: Want hier me soude bekent sijn wat ghereede penninghen over al inde cassen waren, soo wel der particuliere Penningmeesters, als vanden Generalen, voort schulden en weerschulden der Debiteurs en Crediteurs totte particuliere Pachters en Leveraers toe, oock mede wat goedē inde magasinen moeten wesen totten uytersten. Angaende de swaricheden die deur het invoeren deset bouckhouding te verwachten staen, men soude om die te voorcommen, daer tegen meughen voorsien gelijck gheseyt is vant invoeren der bouckhouding vande Vorstelicke dispense, int einde des eersten Hooftsticx der selve. 2 Hooftstick. Vande stof des Iornaels en Schultboucx der generale Bouckhouding in extraordinaire Finance. OM an te vanghen mette generale bouckhouding, dat is bouckhouding des generalen Bouckhouders, die ghestelt is nevens den Ontfangher generael, men sal d'eerste partye na ons ghemeene oirden vande Italiaensche bouckhouding aldus beginnen: 0 Ianuarius Verscheyden partyen debet per capitael 1000000 ℒ, deur dat ten voornomden daghe staet van goet ghemaeckt sijnde, in wesen bevonden worden de navolghende partyen, waer af van elck int besonder breeder verclaring blijckt inde pachtcedullen, contracten, boucken, en documenten daer af in wesen. Hier moeten nu volghen de behoirlicke partyen, als contribuerende Provincien, Ontfanghers der ghemeene middelen, en ander die ghemeenelick Debiteurs blijven, en onder eenighen Bouckhouder sorteren, waer af na d'oirden in Domeine den generalen ontfanck d'eerste sijnde, soo souden de besonder partyen van Debiteurs daer onder sorterende vooren commen. Den generalen ontfanck aldus beschreven sijnde, soo sullen volghen (ghelijck in Domeine) de ontfangheryen der particuliere Bouckhouders, elck in een somme, waer afick neem die des magasijns vande amonitie der vivers d'eerste te wesen, aldus luydende: {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} Per magasijne der amonitien vande vivers, om dat tot desen daghe daer af staet ghemaect sijnde, den debet grooter bevonden wort dan credit, blijckende by de boucken, als Iornael en Schultbouck des magasijns vande amonitie der vivers daer af in wesen 200000 ℒ Noch mach hier dit bedocht sijn: By aldien den generalen Bouckhouder soo weynich te doen hadde, dat hy oock vande magasijnen hadde connen besonder bouck houden, soo souden dan de particuliere specien der goeden en schulden, onder de boveschreven generale ontfangherie ghevallen hebben. Merct dat hier boven staet, blijckende by de boucken als Iornael en Schultbouck des magasijns vande amonitie der vivers daer af in wesen, waer by noch dit gheseyt mach worden: Soomen de copie der selve boucken leverde ten comptoire des generalen Bouckhouders, en daer bewaert wierden, sy souden altijt by der handt gereet sijn, om te verstrecken tot bewijs en breeder verclaring van al dat onder die partye sorteert, sonder daerom te moeten gaen by den particulieren Bouckhouder des magasijns, alsoo van derghelijcke oock vermaen is ghedaen by t'einde des 10 Hooftsticx in Domeine. Sulcx als hier gheseyt is vant stellen der ontfangherie des particulier bouckhouderschaps vant magasijn der amonitie vande vivers den debet meest sijnde, mach oock verstaen worden op alle ander particuliere bouckhouderschappen, te weten dat haer resten in desen staet met een somme gebracht meughen worden, waer af de copie haers lornaels en Schultboucx tot bewijs verstreckt. Dese eerste partye ten eynde wesende, soo sal volghen de tweede aldus luydende: 0 Ianuarius Capitael debet per verscheyden partyen 5000000 ℒ, deur dat ten voornomden daghe staet van goet ghemaect sijnde, in wesen bevonden worden de navolghende partyen van Crediteurs, waer af van elck int besonder breeder verclaring blijckt inde contracten, boucken, en documenten daer af in wesen. De Crediteurs hier onder sorterende en ghemeenelick ant Landt ten achter wesende, sijn als dese: Ruyterye, Voetvolck, Commissarissen van monsteringhen, Serganten Maiors, Officiers vande lusticie en vande amonitien, Quartiermeesters, Waghemeesters, Ingenieurs, Mineurs, Vyerwerckers, Constabels, Timmerlien, Pioniers, Wercklien van Fortificatien, Leveraers van amonitien, Rentiers, Crediteurs der Zeecrijch, of Admiraliteyt, Extraordinaris Crediteurs. Ghenomen nu dat alle dese sorteren onder Tresoriers die de betalinghen doen, met soo veel Bouckhouders benevens hemlien als de sake vereyscht, soo sal daer af (na d'oirden in Domeine) den generalen ontfanck d'eerste sijn, mette Crediteurs daer onder sorterende. Den generalen ontfanck aldus beschreven sijnde, soo sullen volghen de ontfangheryen der particuliere Bouckhouders, elck in een somme. Als by ghelijckenis, soo die vant magasijn vande vivers het credit vant slot sijnder boucken gooter hadde dan debet, hy en soude dan niet ghecommen hebben onder d'eerste voorgaende partye der Debiteurs, ghelijck daer voorbeeltsche wijse ghenomen wiert, maer onder dese tweede der Crediteurs, aldus: Per magasijn der amonitien vande vivers, om dat tot desen daghe daer af staet gemaect sijnde, den credit grooter bevonden wort {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} dan debet, blijckende by de boucken als Iornael en Schultbouck des magasijns vande vivers daer af in wesen 30000 ℒ Merct dat tusschen der particuliere en generale Bouckhouders inschrijving dit verschil valt, te weten dat de reste der particuliere alleenelick met een somme comt in des Iornaels eerste partye der Debiteurs, oft inde tweede der Crediteurs, Maer des generale Bouckhouders inschrijving comt met veel sommen onder Debiteurs, en veel onder Crediteurs: D'oirsaeck is dat de particuliere bouckhoudinghen ghesloten ghelevert worden anden generalen Bouckhouder, om die in sijn onbesloten boucken te vervoughen. Sulcx als hier gheseyt is vant stellen der ontfangherye des particulier bouckhouderschaps vant magasijn der amonitien vande vivers, het credit meest sijnde, mach oock verstaen worden op alle ander particuliere bouckhouderschappen. {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} Nv vande Bovckhovding der dispensen van de extraordinaire finance. {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} Cortbegryp deser bovckhovding der dispensen. HJer vooren beschreven sijnde de generale bouckhouding int ansien vande incommende penningen der Finance extraordinaire, vergaert deur particuliere ontfanghers, en by de selve ghelevert anden generalen, vvelcke daer af in sijn generale rekening maeckt sijnen ontfanck, en die vveder brengt in uytgave, met sulcke groote sommen als hy geeft ande particuliere Tresoriers, om daer me te doen betaling der dispensen vant oorloch inder voughendat de particulariteyten van dien inde voorschrevē generale bureelsche rekening, noch oock inde generale Italiaensche bouckhouding niet en vallen, soo rester nu noch int besonder te beschrijven de bouckhouding der selve dispensen, dienende onder anderen op dat Bouckhouders in coomschap op de Jtaliaensche vvijse, die hun mochten vvillen begheven tot sulcke bouckhouding, sonder nochtans daer in ervaren te vvesen, eenighe kennis meughen hebben van t'gene daer omme gaet, en om hun bouckhouding eyghentlicker te schicken na den eysch van dien. Hier af salick beschrijven de navolghende Hooft sticken. Het eerste vande verscheyden voornaemste specien der dispensen in extraordinaire Finance. Het tvveede vande bouckhouding der dispense vande Fortificatie, ende eerst vande ghemeene Officiers der selve, metsgaders de manier van besteding en aenneming der vvercken. Het derde vant stellen ten Iornale der bestede vvercken, metsgaders ghecochte vvaren der Fortificatie. Het vierde vande bouckhouding der dispense vande amonitie van oorloch. Het vijfde vande ghemeene manier en form gebruyct in bureelsche rekeninghen vande magasinen der amonitie van oorloch, en hoemen eenighe svvaricheyt daer in soude connen voorcommen: Metsgaders besluyt vande bouckhouding op de rest der dispensen van Finance extraor dinaire, als der Artillerye, Vivers en, Zeesaken. Het seste vande eerste incomst en laetste uytganck, anders gheseyt begin en einde des eygendoms der vvaren, voorvallende inde dispensen soo Vorstelicke als van Finance extraor dinaire. Het sevende van het ver moeden der oudtheyt des bouckhoudens. {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} 1 Hooftstick. Vande verscheyd en voornaemste specien der dispensen in extraordinaire Finance. ANghesien t'ghene int 1 Hooftstick der Vorstelicke dispense gheseyt is angaende de eygenschappen dier dispensen int ghemeen, meest al mach verstaen wordē op dese dispense vant oorlooch, overmidts op d'een sulcke swaricheden en byvallen commen als op d'ander, soo en sullen wy derghelijcke hiet andermael niet verhalen, dan alles daer deur voor bekent houden: Daerom dit overgeslegen, ick sal eerst seggen vande verscheyden specien die ick inde extraordinaire Finance van Vranckrijck beschreven Au Guidon, telle tot-seven, welcke daer beteyckent wesende onder het woort Tresorier dusdanich sijn: Tresorier vant ordinaire vant oorlooch. Tresorier vant extraordinaire vant oorlooch. Tresorier vant ordinaire der artillerye. Tresorier vant extraordinaire der artillerye. Tresorier der magasinen. Tresorier der Zeesaken. Tresorier der Fortificatien vande Frontiersteden. D'oirsaeck des boveschreven onderscheyts datter gemaeckt wort tusschen het Tresorierschap vant ordinaire en extraordenaire vant oorlooch is dusdanich: Wantter in Vranckrijck een onderhoudt van seker menichte Crijchsvolcx is, genoemt Benden van ordonnantie, die ten tijde van vrede en in crijch altijt betaelt worden, soo laetmē de Officiers en d'oirden der rekeningen van dien besonderlick blijven. En want die oorloochsaken jaerlicx alsoo met een selve oirden commen, men noemtse het ordinairedeel, en̄ den Fenningmeester daer over ghestelt Tresorier van het ordinaire vant oorlooch, daermen by verstaet Tresorier generael over dat ordinaire deel. Maer de reste welcke ten tijde van oorlooch voorvalt, die sonder maet of seker oirden is, t'een jaer veel t'ander jaer weynich, heet het extraordinaire, en den Penningmeester van dien den Tresorier vant extraordinaire vant oorlooch, daermen by verstaet Tresorier generael over dat extraordinaire deel. De generale bouckhouding die nevens dese twee generale Tresoriers ghehoort, is int voorgaende eerste en tweede Hooftstick beschreven. Angaende wy daer maer van een Tresorier generael geseyt en hebben, t'is te weten dat in alle Landen gheen oirsaeck en valt als in Vranckrijck, om sulck onderscheyt te maken van ordinaire en extraordinaire oorlooch, deur dien niet over al Benden van ordonnantie en sijn: En schoon al vallende, men mochtet daer voor houden, dat die twee verscheydenheden deur een Tresorier generael wel souden connen betaelt worden, Want gemerckt het extraordinaire op sommige jaren al veel meer vergroot dan dat ordinaire deel beloopt, sonder daerom een derde Tresorier generael te behouven, soo canmen daer deur verstaen dat een de betaling van die twee wel doen soude, en soo hebben wijt hier vooren ghenomen. Doch daer dadelick sulcke twee generaels sijn, t'is kennelick datmen met twee generale Italiaensche bouckhoudinghen tottet begheerde soude commen. Angaende het boveschreven ordinaire vande artillerye, dat sijn oncosten vande gagen der Officiers onder de artillerye behoorende, welcke alsoose jaerlicx verschijnen, en datmender van te vooren staet op maken can, heeten het {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} ordinaire deel, en den Penningmeester daer over ghestelt Tresorier vant ordinaire der artillerye: Maer oncosten der materialen, als gheschut, coghels, cruyt, affuyten, waghens, met datter an cleeft, die gheen seker reghel en houden, en t'een jaer veel meer als t'ander bedraghen, heeten het extraordinaire, en haer Penningmeester Tresorier vant extraordinaire der artillerye. Dit onderscheyt van ordinaire en extraordinaire der artillerye, en wort ghelijck t'ander in alle Landen niet ghemaect: Ick houdet oock voor onnodich, om sulcke redenen als vant ordinaire en extraordinaire vant oorlooch gheseyt sijn: Inder vougen dat wy int volgende daer af soo sprekē sullen, als t'samen een dispense wesende. Nu dan int voorgaende 1 en 2 Hooftstick beschreven sijnde de generale bouckhouding, die nevens den generalen Tresorier vant oorlooch vervought wort, soo valt int volgende noch te seggen vande bouckhoudingen vervoucht totte particuliere Tresoriers, die wy noemen bouckhoudinghen der dispensen, welcke in plaets vande boveschreven particuliere Tresorierschappen in Vrancrijck gebruyckt, hier dusdanich sijn: Dispense vande Fortificatie. Dispense der amonitie van oorlooch. Dispense der artillerye. Dispense der vivers. Dispense der Zeesaken. 2 Hooftstick. Vande bovckhovding der dispense vande Fortificatie, ende eerst vandeghemeene Officiers der selve, metsgaders de manier van besteding en anneming der wercken. DE ordinaris Officiers die tot alle welgeformeerde dispensen behoorē, daer int 2 Hooftstick der Vorstelickedispense int ghemeen af geseyt is, verstaen sich hier oock tot dese dispense der Fortificatie noodich: Ende is te weten dat in plaets des geens die wy int gemeen Dispensier noemen, hier eenen gebruyckt wort diemen Commis heet, doch Dispensiers werck doet, als bouwing besteden, materialen coopen, daer af rekening doen en contabel sijn, hebbende tot hulpe een Commis vant magasijn (gelijck den Dispensier der keuckē een Gardemenge heeft) om de materialē te bewaren en distribueren. Voort een Bouchouder, Tresorier en Controlleur, oock mede een Superintendent, als den Gouverneur aldaer, of ymant anders die (ghelijck een Hofmeester in sijn bewint) gemeen bevel en toesicht heeft, onderteyckenende dagelicx metten Controlleur alle dingen die versche ghedachtenis vereysschen, en ander daer hy kennis af heeft, ghelijck hier na breeder gheseyt sal worden. Merct noch dat hoewel het in sommige cleene wercxkens, en by Bouwers van cleen vermeugen, niet oirboir en waer al de boveschreven Officiers te gagieren, nochtans ist goet te verstaen de gemeene regel van t'gene mē in groote wercken oirboir bevint, om inde cleene de selve gemeene regel soo na te commen alst de omstandigen toelaten, verkiesende sulcke persoonē uyt Ingenieurs, Conducteurs van wercken, of sulcke diet benevens wat anders voor een selve gage doen, oft immers voor cleene verbetering. Angaende de bestedinghen en anneminghen der wercken van Fortificatie, {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} die ghebeuren op verscheyden manieren, waer afde voornaemste die inde bouckhouding oirboirlick mochten vermaent wesen, dusdanich sijn: Ten eersten datmē een Schants of ander werck besteet t'eenemael an een man om dat te leveren gantsch opghemaeckt t'sijnen laste en perikel. Ten tweeden datter op sulcke wijse van een werck ghedaen worden verscheyden bestedinghen an verscheyden persoonen. Ten derden gebeurter besteding by schachtwerck (met schacht verstaetmen een hoop aerde lanck en breet een roe, en dick een voet) te wetē datmen besteet uyt de gracht te halen ettelicke schachten aerde tot een bedonghen prijs, en die te legghen ter plaets daermen hun anwijst, sonder datse hemlien mettet formen der wercken becommeren. Ten vierden byde carre en cruywaghen. Ten vijfden by dachuyren. Ten sesten by vermenging van eenighe der voorgaende manieren, of van altemael, want in groote wercken gadet anden eenen oirt aldus, anden anderen alsoo toe. Nu hoe noodich het is meerder sekerheyt te hebben danmen pleecht vande rekeningen deser Annemers, als Aerdewerckers, Timmerlien, Metsers, Smeen, met meer andere, om an niemant te veel noch te vrouch te betalen, noch deur abuys te cort te doen, dat meugen sy weten die met sulcke rekeningē van groote wercken sonder Italiaensche bouckhouding doende gheweest hebben. De manier van soodanige bouckhouding die my nu best bevalt, en ghelijckse inde eygen fortificatien van Syn Vorstelicke Genade dadelick geschiet, sal ick int corte beschrijven als volght: doch daerbenevens verbetering niet verachtende, maer veel eer daerom wenschende. 3 Hooftstick. Vant stellen ten Iornale der bestede vvercken, metsgaders ghecochte vvaren der Fortificatie. VOoral soo sal den Commis der fortificatie alle maende anden Bouchouder der fortificatie overschrijven t'gene inde voorleden maent ontmoet is, als bestedingen en opnemingen van wercken, incoop van materialen, en uyt het magasijn ontfangen, oock materialen vercocht (ghelijckt somwijlen ghebeurt) en weerom na het magasijn gesonden, en voort al t'gene de bouckhouding angaet. Sgelijcx sal den Tresorier der fortificatie daerbeneven oock sendē sijn Maentstaet van al t'gene hy inde selve maent dadelick ontfanghen en betaelt heeft, alles op de voet gelijck vande Rentmeesters in Domeine gheseyt is. Dit Maentschrift en Maentstaet daer na by den Bouchouder ontfangen sijnde, sal alles te boucke stellen na t'behooren. Maer om hier af tot voorbeelt te commen, genomen datter op den 20 April 1606 besteet sy an Pieter Iansz een Schans met 4 bolwercken, genaemt Hoochlandtsche Schans, volgende seker besteck vande breede, hooghde, en langde der wercken, met ander omstandigen, waer af t'gene den Bouchouder angaet dusdanich is: 120 roeden wals, tot 60 guldens de roede, te betalen alst werck ghedaen en opghenomen is, t'welck moet sijn binnen twee maenden, dats op den 20 Iunius. De copie van dit besteck metter voornomde Maentschrift, behan- {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} dicht sijnde anden Bouckhouder der fortificatie op den 5 Meye 1606, hy stelt dat ten Iornale als volght: 5 Meye Fortificatie der Hoochlandtsche Schans debet per Pieter Iansz 7200 ℒ, deur dat an hem besteet is de voorschreven Schans, inhoudende 120 roeden wals, tot 60 ℒ de roede, welcke ghedaen moet sijn op den 20 Iunius 1606, te betalen alst werck voldaen en opgenomen is: Al t'welck met sijn voorwaerden en omstandigen breeder blijckt int besteck vanden 20 April 1606, my behandicht op den voorschreven 5 Meye, comt 7200 ℒ Hier op deur den Tresorier der fortificatie betaling gedaen sijnde, int geheel of ten deele, na luyt sijns Maentstaets, sal int Iornael aldus commen: Pieter Iansen debet per casse, an hem betaelt &c. Deur d'oversetting der boveschrevē twee partyen int Schultbouck, sullen commen drie posten, d'eerste vande fortificatie der Hoochlandtsche Schans, waer in blijcken sal wat de selve fortificatie cost, by gedeelten en oock int gheheel. De tweede poste vanden Annemer Pieter Iansz, waer in altijt openbaer sal wesen hoe sijn rekening ghestelt is. De derde poste van de casse, daer onder verstaen wort de ghene die Tresorier der fortificatie is, wiens rekening, en wat ghereede penninghen in casse moeten sijn, altijt voor ooghen staet. Deur t'gene wy tot hier toe geseyt hebben, is bekent de ghemeene reghel der bouckhouding van wercken deur sulcke besteding ghemaect, want ghelijck die partyen hier geformeert sijn vande besteding der heele Schans an een persoon Pieter Iansen, alsoo ist openbaer hoe sulcke partyen souden geformeert sijn in vier of meer bestedingen an verscheyden persoonen, als neem ick an elcke een bolwerck met een gordine, of soot dan waer, wantmen dan stellen soude Fortificatie der Hoochlandtsche Schans debet per verscheyden persoonen &c. Ten anderen gelijck de voorschreven partyen geformeert sijn van dit eenich werck, alsoo ist kennelick hoe die souden geformeert worden van alle wercken of fortificatien des Landts op sulcke wijse besteedt. Maer want het formeren der boveschreven twee partyen angaende haer debet en credit, an verscheyden Bouckhouders verscheydelick in valt, alles nochtans tot een selve einde streckende, soo wil ick van dese manier wat breeder verclaring doen: Wy hebben inde boveschreven eerste partye aldus gestelt: Fortificatie der Hoochlandtsche Schans debet Per Pieter Iansen: Hier op mocht ymant dit seggen: Gemerckt datter ten tijde deser opschrijving geen Schans en was, en Pieter Iansen inder waerheyt niet eer Crediteur en sal sijn voor dat de Schans by hem volmaect gelevert is, oock dattet conde gebeuren die nummermeer gemaeckt te worden, alsoo dergelijcke somwijlen geschiet: Of anders geseyt datter afcorting valt, deur dien t'werck op sijn volcommen besteck niet gemaect en is, of toelegging overmidts eenige wercken grooter en swaerder gelevert sijn. Om hier op te antwoorden, ick sal voorbeelt nemen uyt de bouckhouding in coomschap, alwaer ymant peper op levering coopende, hy maket debet, en den genen diet leveren sal credit, stellende ten Iornale Peper debet per Iacob Claesen: Waer in geen faute bevonden en wort, want den cooper rekening maect dat hy by den vercooper sulcke peper heeft liggende, gelijck oft in sijn kelder lach: Maer soo hy daer na by verdrach of hoet dan waer, t'peper niet en ontfinge, of alleenelick een gedeelte creech, hy soude t'gebrekende tē Iornale afschrijven, seggende Iacob Claesen debet per peper. Dese partye int Schultbouck overgedregen wesende, de posten souden in behoorlicke form sijn: En {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} alsmen dergelijcke in fortificatie doet, alsoo afschrijven de t'gene den Annemer daer na min levert, of toeschrijvende t'gene hy meer maect, alles comt na t'behooren, en staen alle rekeningen der posten gelijck de saken dadelick gebeuren. Maer die anders dede, te weten den Annemer niet eer Crediteur en stelde voor dat hy t'werck volmaect gelevert en hadde, alle dingen soo lange by memorie opteyckenende, t'soude een duyster handel sijn, ghemerct al t'ghene datmen besteet niet dan binnen een tijt daer na en can volmaect worden, waer uyt volgen soude alles by memorie te moeten staen: Maer de voornaemste dienst diemen uyt de bouchouding trect, is datter te wijle men werct, van alle voorcommende saken der rekeninghen seker bescheyt sy, en daerom houde ickt voor beter te doen als boven. Dit van dese soorte der groote bestedingen soo wesende, wy sullen nu seggē vande cleyne by de carre en cruywagen, waer afsomwijlē t'gebruyck is dat men in elcke, behoorlick geladen sijnde, een loyen penninck worpt, beteyckenende soo veel in gelt alsmen voor een wagen aerde gheeft, welcke loyen penningen eens ter weeck, of te veerthien dagen, of na dattet te pas comt, met gelt af betaelt worden. Van dese menichte der carren en cruywagens mettet gelt datse beloopen, houdt den Commis memorie volghende sijn instructie, waer af hy den Bouckhouder der fortificatie in sijn Maentschrift verwitticht hebbende, t'comt ten lornale als volght: Fortificatie debet per Aerbeyders, by de carre en cruywagen, van soo veel carren en cruywagens, te betalen ter beliefte &c. De betalinghen hier op gedaen (die den Bouckhouder deur des Tresoriers Maentstaet bekent sijn) souden aldus commen: Aerbeyders by de carre en cruywagen debet per casse &c. Sulcx dat na dese wijse elck Annemer of Aerbeyder geen besonder poste en soude hebben, t'welck om haer groote menichte dagelicx ontmoetende te moeylick soude sijn. Het ongeval van dese manier der besteding is, datter veel opt gewissen der Lootworpers moet ancommen, sonder daer af bewijs te doen: Sulcx dattet dieshalven in groote bestedingē vaster gaet, alwaer de Commis, Controlleur, en Gouverneur, de opnemingen die selden ghebeuren dadelick meugen sien, en vastelick daer af getuygē: Nochtans commet altemet datmen t'werck by de carre voor best anveert, om datmen tot gheen oirboir groote besteding geraken en can, somwijlen deur diender geen, of te weynich Annemers sijn, of datse heymelick t'samen spannen, of vreesen tot geen goe betaling te gerakē, en diergelijcke. Doch om van dese Lootworpers na de meeste sekerheyt te trachten, het schijnt dat sulcx soude meugen toegaen met hemlien alle dage, of noch beter alle schove, dats vier mael sdaechs, te doen behandigen anden Commis een billet vande menichte der loyen diese int selve schoft gheworpen hebben: Dat billet deur hemlien gegeven sijnde, en staende te boucke vanden selven Commis, en soudense daer na niet connen veranderen, boven dien soudense in meerder perikel staen vanden Controlleur betrapt te worden, gemerct daer af alle schove versche gedachtenis is, ja dat somwijlen de carren van een schof heymelick souden getelt sijn, eer sy hun billetten overgaven, uyt het welcke meerder sekerheyt soude volgē, dan sulcx eens ter weke of te maende te doen. Merckt noch dat de boveschreven billetten ghelevert anden Commis, haer daghelicsche examinatie en attestatie souden hebben deur den Gouverneur en Controlleur volgens t'ghene daer af generalick geseyt is int 11 artikel des 3 Hooftsticx der Vorstelicke dispense. Angaende wercken op dachuyr gemaect, t'gebruyck daer af tot verscheyden plaetsen is, datmen elck aerbeyder een korfstock geeft, daer een tegekerf af gehouden wort, waer op mē dagelicx, of t'elcke schove de dachuyren kerft, welcke {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} men eens ter weeck, of te veerthien daghen, of na dattet te pas comt, af betaelt. Van dese menichte der dachuyren mettet gelt datse beloopen, houdt den Commis memorie, volgende sijn instructie, waer af hy den Bouckhouder der fortificatie in sijn Maentschrift verwitticht hebbende, het comt tē Iornale als volght: Fortificatie debet per Aerbeyders in dachuyr, te betalen ter beliefte &c. De betalinghen hier op ghedaen, die den Bouckhouder deur des Tresoriers Maentstaet bekent sijn, souden aldus commen: Aerbeyders in dachuyr debet per casse &c. Sulcx dat na dese wijse elck Annemer of Aerbeyder by dachuyre gheen besonder poste en soude hebbē, t'welck om haer groote menichte dagelicx ontmoetende, te moeylick soude sijn. Het ongheval van dese manier der besteding is, datter veel opt gewissen der Kervers moet ancommen, sonder daer af bewijs te doen. Doch soudemen hier teghen meugen voorsien met schoven op te kerven, en voort alsins te doen gelijck vande besteding met carren en cruywagens terstont gheseyt is. Belangende materialē, als steen, calck, hout, en watter wesen mocht, ghereet gelt gecocht, t'is kennelick datmē stellē soude Hoochlantsche Schans debet per casse: Maer op dach gecocht sijnde: Hoochlandtsche Schans debet per Pieter Iansen &c. Angaende ymant hier materialen mocht willen debet maken, voor hem nemende daer af besonder rekening te houdē, die soude mogē stellē: Steen debet per casse (in plaets vā Hoochlandtsche Schans debet per casse) daer na soude dit steen sijn credit crijgē alst verwrocht waer, stellende dan Hoochlandtsche Schans debet per steen: En alsoo met ander materialen, t'welck toe soude gaen als met gecochte goedē der montcosten die deur de distributie haer credit crijghen, ghelijck daer af inde Vorstelicke dispense eyghentlick gheseyt is. De voorschreven partyen des Iornaels int Schultbouck overgestelt sijnde na t'behooren, ygelicx rekening staet altijt voor oogē, oock is bekent wat penningen den Tresorier der Fortificatie in casse moet hebben, voort sooder ergens yet te veel of te luttel betaelt is, t'wort openbaer. 4 Hooftstick. Vande Bovckhovding der dispense vande amonitie van Oorlooch. DE manier vande dispense der amonitie van oorlooch is soo ghelijck mette voorgaende des Coopmans, dattet niet noodich en soude sijn dieshalven hier ander beschrijving te doen, ten waer dat eenige Bouckhouders die hemlien hier toe mochten willen begeven, nochtans in sulcke crijchsaken gantsch onervaren sijnde, deur speciale onderrichting geholpen connē worden, om terstont alles veerdiger en met meerder sekerheyt te doen, want genomē den Commissaris vande amonitie voor Coopman, het magasijn voor sijn packhuys, dē Tresorier vant magasijn voor sijn Cassier, dē bouckhouder vant magasijn voor sijn bouckhouder, de Commisen der particuliere magasinen van Stedē en Stercten voor sijn Facteurs, en hier me de boveschreven Coopmans bouckhouding gevolght, men heeft t'begheerde, want daer valt cooping en vercooping van verscheyden waren, op dach en gereet ghelt, sending der waren uyt het generael magasijn totte particuliere, en oock van d'een particulier tot d'ander, ghelijckt mette facturien van groote Coopluyden toe gaet. Om hier af tot voorbeelt te commen, wy sullen eerst seggen vant magasijn, generael der amonitie van oorlooch, alwaer de goeden na t'ghene men nu ter tijt inden crijch ghebruyckt, die inde rekening vanden Commis vant magasijn {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} haer verscheyden cappitelen vereysschē, en int Schultbouck haer besonder posten, meugen van dusdanige verscheydenheden sijn. Ten eersten Cappitelē van Soldadens handtgeweer met haer toebehooren. Ten tweeden Cappittelen van harnassen met haer ancleven. Ten derden Cappitelen van reedtschappē tot aerdewercken en gebou van Fortificatien. Ten vierden Cappitelen van Timmerlien reetschappen, hoe wel sommighe die stellen by de artillerye. Ten vijfden Cappitelen van verscheyden amonitien van oorlooch die eyghentlick onder geen der voorgaende generale verscheyden heden en ghehooren, daer af noctans incoop en distributie gheschiet. Ten laetsten een Cappitel van gemengde articulen der amonitien, want gelijck de gheltrekeningen na de ordinaris Cappitelen dickwils hebben een extraordinaire, alsoo ist bequaem hier ten einde te stellen een Cappitel van gemengde articulen, te weten van dingen diemen int magasijn vindt, en bekent is datter geen meer toe en sullen commen, noch daer gheen ordinaris distributie af gheschien en sal, als nu ter tijt pansiers, bardeersels van peerden, Ruyterlancen, Instrumenten in diens plaetsander gheinventeert sijn en ghebruyckt worden, ghelijckt dicwils ghebeurt met reetschappen ghemaeckt tot anslaghen op Steden, diemen daer na niet en besicht, en soodanighe meer. De voornaemste Cappitelen onder de boveschreven verscheydenheden behoorende sijn als volght. Cappitelen van Soldadens handtgheweer met haer toebehooren. Cappitelen van harnassen met haer ancleven. Cappitelen van Timmerlien reetschappen. Corceletten. Iacken. Dissels. Mosketten. Plastrons. Bijlen. Roers. Morillons. Saghen. Vierroers. Schootvry harnassen. Hamers. Bandelieren. Schootvry hooftsticken. Booren. Forketten. Ruytercas ketten. Beytels. Fournituren. Rondassen. Nijptanghen &c. Maten tot musketten en roers. Halscraghen &c. Cappitelen van verscheyden amonitien van Oorlooch. Bospoer. Cappitelen van reetschappen tot aerdewercken en gebou van Fortificatien. Lonten. Lonthoorens. Yser formen. Spaden. Vendels. Rappieren. Graven. Trommels. Ruytersweerden. Schuppen. Leeren. Scheen tot sweerden. Houweelen. Palissaden. Langhe spiessen. Picken. Haspels. Corte spiessen. Bijlen. Voethanghels. Schansspiessen. Handtboomen. Horden. Hallebarden. Slegghen. Queerens. Veerjaghers &c. Cruywaghens. Spijckers. Carren. Touwen &c. Slijckspooren. Baggertschuppen. Baggernetten. Baggerhaken. Oosmouwen. Watermolens &c. {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} Hier na mach volgen het laetste cappitel vande gemengde articulen der amonitien vant oorlooch. Soodanich dan wesende de verscheydenheden der goeden, wy sullen voorder commen, en wat segghen vande bouckhouding der selve. Tottet formeren des Iornaels op de Italiaensche wijse, sal eerst den Inventaris beschreven worden vande goeden inde magasinen bevondē, met Debiteurs en Crediteurs dieder sijn ten tijde datmen den Iornael anvangt, t'welck na t'gemeen gebruyck meest gebeurt alle jare opt begin van Ianuarius: En daer na alle voorvallenden handel ghelijckse daghelicx ontmoet. Wy verstaen oock dat alle Bouckhouders der particuliere magasinen, maendelick sullen oversenden anden Bouckhouder des generalen magasijns, staet van t'ghene hemlien inde selve maent bejeghent is, als coop van goeden, levering van wapenen, bospoer, lonten, endiergelijcke, an Colonellen, Capiteynen, of wiet wesen mocht, voort t'gene sy vant generale magasijn, of van ander particuliere hebben ontfangen, of ande selve ghesonden; En den generalē Bouckhouder die particuliere Commisen voor Facteurs ansiende, sal inde bouckhouding der voorschreven overghesonden partyen volghen de reghelen van dies veschreven int 6 Hoofistick des Coopmans bouckhouding, acht nemende op der goeden eerste incomst en laetste uytganck, daer int volghende 6 Hooftstick eyghentlicker verclaring af sal ghedaen worden. Wy hebben tot hier toe gheseyt vande blijvende of onbeweeghlicke magasinen der amonitien van Steden en Schansen: Benevens de selve isser noch beweeghlicke te velde die het legher volgen, doch de gemeene oirden der bouckhouding is daer af als vooren. Wort oock verstaen dat de particuliere Bouckhouders van dien alle maende staet sullen senden anden generalen van t'ghene hemlien daer ontmoet is, welcke hy als de voorgaende te boucke sal stellen. 5 Hooftstick. Vande ghemene manier en form ghebruyct in bureelsche rekeninghen vande magasinen der amonitie van oorlooch, en hoemen eenighe swaricheyt daer in soude connen voorcommen: Metsgaders besluyt vande bouckhouding op de rest der dispensen van Finance extraordinaire, als der Artillerye, Vivers, en Zeesaken. ANghesien het den ghenen die hem totte Italiaensche bouckhouding deser stof mocht willen begeven, voorderlick conde sijn kennis te hebben vande form en ghemeene manier der bureelsche rekening vande magasinen, soo sal ick daer af wat verclaring doen. Voor al is te weten dat den Commissaris bewaerder der amonitie van oorlooch als Rendant, in sijn rekening niet en stelt den prijs der goeden, somme vant ghelt datse bedraghen, dach van betaling, noch dierghelijcke omstandighen (daer sy de Clercken of Bouckhouders der Finance op haer wijse voor laten sorghen) maer alleenelick t'ghene daer hy comptabel af is, te weten de menichvuldicheyt der goeden, als maet, ghewicht, of ghetal. Op sulcke voet maeckt hy van elcke specie der goeden een besonder Cappitel of rekening, als een van bospoer, een van lonten, en soo met d'ander, stellende eerst den ontfanck, daer na de uytgaef, welcke rekening ten einde wesende, hy begint den ontfanck met haer uytgaef van een ander specie om alsoo op elcke besonder bewijs te doen van sijn bewint. {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} Maer want veel lijsten of recepissen der ontfanghen en gheleverde goeden dickwils veel verscheyden specien in hebben, en dat elcke specie by haers ghelijcke moet commen, soo volght hier uyt dat de partyen van sulcke lijsten niet al vervolghens inde rekening by malcander en meughen gheschreven worden, ghelijckse inde lijste staen, maer datmen al schrijvende moet springhen vant een cappitel tottet ander, na den eysch vande specien der goeden. Waer uyt wijder volght, dat de manier vant hooren en apostilleren deser rekening wat anders is dan de gemeene van gheltrekeninghen, alwaermen de articulen al vervolghens af veerdicht, met hun documenten die inde selve oirden daer op volghen en gheliacheert sijn. Maer alsoo de partyen van een lijste om de voorgaende redenen in verscheyden Cappitelen ghesaeyt staen, en dat de articulen der rekening niet ordentlick en vervolghen, soo moetmen int examineren en apostilleren d'oirden vande partyen der lijste volghen, springhende in de rekening vant een Cappitel tottet ander, na den eysch vande specien der goeden. T'is oock te weten dat vanden incoop der goeden by de Clercken of Bouckhouders der Finance register ghehouden wort, waer in onder anderen oock comt t'ghewicht, maet of ghetal der goeden, ende alsmen t'selve ghewicht, maet of ghetal van een artikel der rekening bevint daer me te overcommen, soo verstrect dat onder anderen tot document der selve partye, en daerom wort het ghetal der fol. des registers ghestelt inde cant nevens dat artikel, beteyckenende sulcke overeencoming recht te wesen. De sluyting der bureelsche rekeninghen van magasinen, heeft om de voorgaende redenen oock wat verschils vande ghemeene manier des slots van geltrekeninghen, welck slot ten einde des boucx maer eens en comt, dan hier heeft elcke specie van goet ten einde des uytgaefs haer besonder slot, alwaer t'verschil tusschen ontfanck en uytgaef anwijst t'ghene den Rendant op die specie ten achter of te boven comt. Tot hier toe wat verhaelt hebbende vande ghemeene manier en form ghebruyckt in rekeninghen der magasinen, soo sal ick hier noch dit segghen: Te weten datment in landen met langduerighe groote crijch, dickwils siet gebeuren, dat de Commisen bewaerders der amonitien met haer rekeninghen seer verwart staende, veel onberekende jaren op malcander laten verloopen, sulcx datter ten laetsten weynich hope is van t'eenigher tijt tot eintlick slot van rekening te gheraken. Ende hoe wel sulcke swaricheyt benevens meer ander deur de voorgaende bouckhouding op de Italiaensche wijse licht soude vallen, als oock dadelick blijckt by veel groote bouckhoudende Facteurs van Cooplieden met soo groot bewint als dit, diens rekeninghen altijt veerdich staen om met yghelick t'alder tijt af te rekenen, en dat niet alleen met een Meester, maer met veel verscheyden, oock niet alleen vande maet, ghewicht en ghetal der goeden als hier, maer oock vant ghelt, verschijndaghen, met alles watter ancleeft. Nochtans want soodanighe Italiaensche bouckhouding in sulcke rekening al te nieuwen sake soude sijn, daer soo haest gheen anvanck af te verwachten en staet, soo sal ick seggen hoemen de voorgaende swaricheyt mijns bedunckens soude connen voorcommen, sonder de selve Italiaensche bouckhouding volcommelick te volghen, maer alleenelick deur wat dat onervaernen dier const lichtelick souden connen doen, t'welck aldus soude toegaen: Om t'alder uyren, of soo dickwils alst noodich is, te weten hoe veel goets datter van yder specie int magasijn moet wesen, soo sal den Commissaris maken soo veel paer colomnen alsser specien van goeden sijn, elcke met haer op- {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} schrift, d'eene voor ontfanck, d'ander voor uytgaef: Daer na eenighe ontfanck of uytgave ghedaen hebbende, hy sal de maet, t'ghewicht, of t'ghetal van yder specie inde lijste begrepen, teyckenen in haer colomne, stellende voor t'hooft de nombre vande selve lijste of recepisse, sonder eenich ander geschrift daer by te voughen, ghenouchsaem ghelijck hier vooren int Schultbouck der distributie int 6 Hooftstick der Vorstelicke dispense ghedaen is, alwaer d'ervaring van dat magasijn, ons doet ghelooven watmen in ander magasijnen daer deur soude connen uytrechten. Maer om dit by voorbeelt noch beter te verclaren, ick sal hier stellen t'begin van twee paer colomnen, van bospoer en van lonten, als volght. Ontfanck van Bospoer. Vytgaef van Bospoer. Ontsanck van Lonten. Vytgaef van Ionten. no ℔ no ℔ no ℔ no ℔ 7 13578 20 1580 18 2176 24 317 25 8420 28 2170 26 61958 30 4184 31 35786 34 3484 32 8642 33 67435 40 10462 35 10234 42 8725 39 7632 48 15648 Alwaer neem ick overghestelt sijnde al t'ghewicht des bospoers en lonten, der recepissen van al den ontfanck en uytghaef dieder totten teghenwoordighen dach gheschiet is, soo heeft den Commissaris sijn staet voor ooghen, want hem gevraecht sijnde hoe veel bospoer datter int magasijn is, hy vergaert de colomne des ontfancx, bevindt de somme van 125219 ℔, daer af getrocken de somme des uytghevens bedraghende 42069 ℔, blijft voor t'begheerde 83150 ℔. Maer want hier van yder artikel t'elckens niet anders te stellen en is dan t'ghewicht sonder eenighe woorden, soo heeft dit soo weynich schrijvens an dattet naulicx voor werck te achten en is. Merckt noch dat al warender van een magasijn veel onberekende jaren verloopen, sonder hope van tot kennis des eintlick slots te connen gheraken, men soude op dese wijse lichtelick daer toe commen, want ghenomen dat een alsoo overstelde hondert gewichten of articulen op een uyr, dat soude op 20 uyren maken 2000 articulen, daerom al hielde de rekening van een jaer 2000 articulen, t'welck al tamelick veel waer, sy soude volgens dit gestelde op 20 uyren connen afgheveerdicht worden. Ende hoewel dit gheen gheapostilleerde rekeninghen en souden wesen, noch oock bequaem om daer op apostillen te schrijven, doch soudese den staet van yder specie betoonen volghens het andienen des Rendants, t'welck meer is dan niet met allen te connen segghen van t'ghene datter wesen moet. Ende alst int gebruyck waer datse nootsakelick volcommen rekening moesten doen, sulcke wijse soude tot hemlien selfs gherusticheyt strecken, want soo dickwils als eenighe specie van goeden heel uyt ghedistribueert waer, of soo na datmen het overschot lichtelick conde tellen, wegen, of meten, sy souden de uytcomst voor ooghen sien, en sooder yet ghebrake, souden oirsaeck hebben om in tijts t'ondersoucken waert an schorte, daert anders sonder op sulcx te dencken verlooren blijft. Noch is te weten dat de ghetalen deser colomnen (staende met {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} sulck oirdentlick vervolgh ghelijck de articulen der rekening hebben moeten) bequaem sijn om daer uyt lichtelick een gheformeerde rekening met haer articulen te trecken, diemen daer na examineren en apostilleren mocht. 1 Merck. Deur t'ghene wy in dit 4 en 5 Hooftstick gheseyt hebben opt magasijn der amonitien van oorlooch, is derghelijcke kennelick van ander magasinen, als der Artillerye, Vivers, en Zeesaken, want hoewel de stoffen der selve van d'ander verscheyden sijn, soo is nochtans de oirden der bouckhouding van dien als vooren, sulcx dattet niet noodich en schijnt daer af breeder besonder beschrijving te doen. 2 Merck. Men soude hier noch meughen by voughen bouckhouding der Regimenten: Om van t'welck de meyning te verclaren ick segh aldus: De generale bouckhouding hier vooren beschreven, gheeft wel versekertheyt vanden staet en t'beleyt der penninghen, onder t'bewint der Ontfanghers sghelijcx de particuliere bouckhouding vanden staet en t'beleyt der penninghen onder t'bewint der Tresoriers, oock der goeden onder t'bewint der magasijnwaerders: Maer de laetste betaling van soldie, logijsghelt, en laetste distributie van amonitie, en cleederen, an de Soldaten elck int besonder, en wort niet gedaen deur de boveschreven Tresoriers en Magasijnwaerders, dan deur sulcke als in de Regimenten en Compaignien daer toe ghestelt sijn: Van welcke laetste distributie (om de bouckhouding der Finance volcommen te hebben, en te voorsien dat soo wel de Soldaten als t'ghemeen Landt niet te cort en gheschiede) oock soude moeten bouck gehouden worden: T'welck met eene opt stick der monstering, soo wel van waghens en schepen als Soldaten, groote versekertheyt soude connen gheven, om dat elck besonder Soldaet, Voerman, Schipper, en Bootsgesel, int Schultbouck sijn poste van debet en credit soude crijghen, en soo meughelick soude wesen van elcke persoon en sijn rekening besonder bescheyt te weten, alst den generalen Bouckhouder in Domeine vande groote menichte der besonder pachters meughelick is. Maer alsoo den voortganck van sulcke dinghen al te selden ghebeurt, en dat deur t'ghene boven gheseyt is de saeck int gemeen ghenouch verclaert schijnt, soo sal ickt met dit vermaen laten berusten. 3 Merck. Angaende bouckhoudingen over Tresoriers die niet dan bloote betalingen en doen, sonder benevens hemlien te hebben Commissarissen over incoop of bewaring van goet, of bewint van wercken, daer af en schijnt niet noodich besonder regelen te beschrijven, als deur t'voorgaende bekent genouch wesende. 6 Hooftstick. Vande eerste incomst en laetste uytganck, anders gheseyt begin en einde des eygendoms der waren voorvallende in dispensen soo Vorstelicke alsvan Finance extraordinaire. ANghesien ons inde dispense wat ontmoet dat ghelijckheyt heeft mette Facturie der Coopluyden, waer af verscheyden Bouckhouders verschey- {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} den stijl gebruycken, soo sal ick hier verclaren my te bevallen de wijse beschreven int 6 Hooftstick der Coopmans bouckhouding, acht nemende op der goeden eerste incomst en laetste uytganck, anders gheseyt begin en ein de des eyghendoms, tot welcken einde ick aldus segghe: T'is een gemeen sake dat Commisen bewaerders der magasinen, in hun rekeninghen ettelicke duysenden meer in uytgave brenghen danse in ontfanck schuldich sijn, waer af d'oirsaeck is datse dickwils goeden uytleveren en in uytgave stellen, welcke sy daer na weerom crijghen sonder daer af ontfanck te maken: Als by voorbeelt te velde sijnde, daer worden daghelicx ghelevert en weerom ghebrocht reetschappen tot aerdewercken, als groote menichte van schuppen, spaen houweelen, bijlen &c. Sghelijcx ghesonden wesende bospoer en coghels om eenighe plaets te beschieten, welcke heur daer na op gevende sonder beschieten, worden weerom int magasijn ghebrocht, en soo met meer anderen, van welcke levering sy volcommen bewijs hebbende, stellen dat in uytgave, maer het weerghebrochte legghense by d'ander goeden sonder in ontfanck daer afte vermanen, en daer me comt het boveschreven groot overschot. Hier uyt volght dat of der Commisen rekeninghen jaerlicx ghehoort en ghesloten sijn of niet, het ghemeen Landt by t'een niet veel meer voordeels en doet als by t'ander, t'welck oock een oirsaeck schijnt datmen hun rekeningē te meer t'een jaer opt ander laet verloopen. En̄ hoewel ymant mocht meynen dat met een gantsch getrou magasijnwaerder alle swaricheden volcommē sijn, ten is daer me niet genouch, om dattet op hem alleen niet an en comt, maer dat hy over desen onberekendē handel verscheyden persoonen tot hulp heeft. Boven dien alsoomen noch vande ontlenende persoonen noch vande ontleende goeden geen rekening en houdt met debet en credit, soo ist onbekent watter achter blijft, en wie dat schuldich is. Alle dese swaricheden canmen mette Italiaensche bouckhouding soo voorcommen datter niet een spa en gebreke, of men sal bethoonen by wien de faute is, midts datmen behoorlick acht neem op der goeden eerste incomst en laetste uytganck, onderscheyt makende tusschen goeden diemen weet dat niet weerom en commen, als bospoer en lonten den Soldaten ghegeven, met dierghelijcke, en uytgheleende goeden diemen weerom verwacht, want d'eerste steltmen volcommelick te boucke, van d'ander wort memorie gehouden, doch soodanich datse om de menichte der partyen in besonder bouckhoudersche form vervanghen sijn, welcke memorie men in de bureelsche rekening, noch oock inde Italiaensche bouckhouding niet en behouft te brenghen, ghemerckt het niet en is einde des eyghendoms, dan verleggingh des goets van d'een plaets tot d'ander, daer de Auditeurs niet an gheleghen en is, alleenelick salmen daer in brenghen (na anwijsing by wien de faute is) t'ghene men weet dat by de Auditeurs gehouden sal worden als voor verloren, alles na de wijse int gemeen verclaert en bewesen int boveschrevē 6 Hooftstick der Coopmans bouckhouding, of na eenighe ander wijse die noch beter is. Tot hier toe gheseyt hebbende van der goeden eerste incomsten laetste uytganck in magasinen van oorloochsaken, ick sal noch voorbeelt stellen des magasijns in Vorstelicke dispense, om dat de reghel over allen ghemeen is. De waren die den Dispensier der keucken levert an den Spijswaerder, en worden int lornael noch Schultbouck der dispense niet ghebrocht, als wesende alleenelick haer verleggingh vant een magasijn int ander, waer af den Spijswaerder ghelijck Facteur de sorghe moet draghen: Sulcx dat den Bouckhouder vande voorschreven levering der waren die den Dispensier doet anden Spijswaerder, alleenelick memorie houdt: Maer die waren verdeelt wesende an Cocx, Pasteybac- {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} kers, en anderen diet ghehoort, soo wort dat hier ghenomen als voor laetste uytganck, en dan commense te boucke ghelijckmen ghesien heeft. Merckt noch te ghebeuren, voornamelick als sijn Vorstelicke Genade te velde is, dat sommighe waren verscheyden mael commen van d'een persoon tot d'ander die daer af al comptabel sijn: Als by voorbeelt, den Brouwer levert sijn bier an een varende schip, waer af den Schipper comptabel is: De selve levert dat een legghende schip ontrent het legher of ten naesten dattet sijn can, diens Schipper daer af oock rekening moet doen: Ten derden soo levert desen ligghenden Schipper het bier anden Biertapper soo dickwils hy dat van doen heeft, de welcke daer af oock comptabel is, en met sijn distributie rekening doet. Van dese voorschreven verscheyden leveringen, stelt den Bouckhouder alleenelick te boucke eerste incomst, dat is levering des Brouwers anden varenden Schipper, en laetste uytganck, dats distributie des Biertappers, die brenghende ten Iornale op elcken laetsten dach des maents met d'ander partyen, als gheseyt is int 5 Hooftstick der Vorstelicke dispense: Angaende de leveringhen tusschen beyden geschiet, te weten des varenden Schippers anden ligghenden Schipper, en des liggenden Schippers anden Biertapper, die en moeten int Iornael noch Schultbouck niet ghemengt sijn, maer wort daer af besonder ghedachtenis ghehouden, om de redenen van dien breeder verclaert int boveschreven 6 Hooftstick der Coopmans bouckhouding. 7 Hooftstick. Vermoeden vande oudtheyt des Bouckhoudens. ALsoo een mijn goet vrient hem inde oude Historien gheoeffent hebbende, desen handel der bouckhouding ghesien hadde eerse voldruckt was, hy viel in vermoeden datse haer anvang in Italie niet over ontrent de twee hondert Iaren ghenomen en hadde, als sommige meynen, maer dat de selve, of een in veel deelen daer me seer gelijck, ten tijde van Iulius Cesar en lange te voorē te Roome gebruyckt wiert, en dat eenige overblijfsels van ouden tijden meughen gecommen sijn ter handt der ghene diese nu onlancx weerom int werck stelden: Welck gevoelen my niet onbillich en dunckt, te meer dattet te vreemt soude wesen, soo heerlicken diepsinnigen const int hert desBarbari saculi. Leeckentijts van nieus ghevonden te wesen: Doch t'sy daet me hoet wil, ick sal hier t'boveschreven ghevoelen vanden selven mijn vrient stellen, de welcke het daer voor houdt, dat in plaets der eygen woorden nu ter tijt inde Italiaensche bouckhouding ghebruyckt, voormael ander van dergelijcke beteyckening ghestelt wierden, als hier onder: Schultbouck of Grootbouck. Tabulae accepti & expensi. Debet en credit. Acceptum & expensum. Partyen overgedregen int Schultbouck. Nomina Translata in Tabulas. Partye niet overghedreghen. Nomen iacens. Memoriael, of misschien Iornael. Adversaria. T'welck hy seght altemael te connen blijcken by ontallicke plaetsen vande Latijnsche Schrijvers, ende insonderheyt uyt Oratione Ciceronis pro Roscio Comaedo. Maer dat d'een sijde van hemlien Schultbouck ghebruyckt wiert tot debet, {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} d'ander tot credit, seght hy te blijcken tot seker plaetse Naturalis historiae Plinij Lib. 2. C. 7. alwaer hy vande Fortune sprekende aldus seght: Huic omnia Expensa, Huic omnia fervntvr accepta, & in tota ratione mortalium sola utranqve paginam facit. Soo ander hier op noch breeder acht namen, misschien datmender noch meer bescheyts af vonde, en dat dese bouckhouding niet alleen by de Romeinen, maer voor hemlien by de oude Griecken mach int ghebruyck gheweest sijn, want insiende datse gheen groote Vinders en waren, en alle constighe besonderheden meest vande Griecken hadden, soo schijntmen dat met reden te meughen vermoeden, waer afuyt het lesen der Griecksche boucken sekerder bescheyt mocht volghen. Der Vorstelicke Bovckhovdings EYNDE. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} Van ettelicke ghebrekende stoffen, die inde voorgaende Cortbegrijpen vvel ghestelt vvesende, nochtans daer na onbeschreven sijn ghebleven. Ten eersten deRefractio. Wanschaeuwing, wesende het 3 bouck des derde stucx vandePerspectivis. Deursichtighe. Ten tweeden de Watertrecking, wesende het 5 deel des Byvougs int vierde stuck der Weeghconst. Ten derden het Lochtwicht, wesende het 6 deel des Byvoughs int vierde stuck der Weeghconst. Ten vierden gebreken inde Telconstige anteyckeninghen verscheyden Hooftstucken, wesende het 1 deel des vijfde stucx vande Ghemengde stoffen. Ten vijfdenTheoria Musica. Spiegheling der Singconst, wesende het 3 deel des vijfde stucx vande Ghemengde stoffen. Ten sestenArchitectura. den Huysbou, wesende het 4 deel des vijfde stucx vande Ghemengde stoffen. Ten sevenden den Crijchshandel, wesende het 5 deel des vijfde stucx vande Ghemengde stoffen. Ten achtsten Verscheyden anteyckeninghen, wesende het 6 deel des vijfde stucx vande Ghemengde stoffen. D'oirsaeck waerom die niet ghestelt en sijn na t'inhoudt der voorschreven Cortbegrijpen, is datse niet volcommelick genouch gereet en waren, doen den Drucker niet langher by hem en begheerde te bewaren datter een tijt lanck tot sijn achterdeel ghedruckt hadde gheleghen: Sulcx dat mijn voornemen nu is de boveschreven rest ter gheleghender tijt te laten uytgaen. NOch moet ick hier een vermaen doen opt merck int 1 voorstel des Byvoughs der clootsche veelhoucken, inhoudende dattet vinden vande onbekende palen der vijfde form (wesende een clootsche vierhouck) my int beschrijvē alsdoen niet te vooren en quam, sulcx dat ick het opschrift des 3 voorbeelts daer alleenelick stelde tot gedachtenis voor de gene die lust souden hebben t'selve te soeckē, om deur t'vinden van dien volcommender kennis te hebben des handels der selve clootsche veelhoucken. Maer t'is daer na ghebeurt dat den seer gheleerden Wisconstenaer Willebrordus Snellius, daer afgheschreven heeft anden wijtvermaerden Wisconstenaer Adrianus Romanus, welcke daer op lettende t'besluyt ghevonden en overghesonden heeft. T'selve was mijn voornemen hier by te voughen, maer het boveschreven ghemeen belet heeftet verhindert: Sulcx dat mijn meyning nu is te naestemael dat te beschrijven, so wel tot eere des Vinders, als om de voornoemde meerder volcommenheyt der kennis dier stof. S EYNDE. {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} TAFEL DER VOORNAEMSTE DINghen deser Wisconstighe ghedachtenissen na d'oirden der Boucken. WISCONSTIGE GEDACHTENISSEN. * 1. Voorreden der Wisconstighe ghedachtenissen. * 2. Cortbegrijp der Wisconstighe gedachtenissen. * 2. EERSTE STVCK DER Wisconstighe ghedachtenissen vant VVeereltschrift. * 3. Cortbegrijp des Weereltschrifts. * 3. EERSTE DEEL DES WEEreltschrifts vandē Drichouckhandel. * 4. Cortbegrijp des drichouck handels. * 4. EERSTE BOVCK DES DRIEhouckhandels vant maecsel des tafels der houckmaten. * 5. Cortbegrijp vant maecksel des tafels der houckmaten. * 5. Houckbooch wattet is. sijde 1. Houckmaet wattet is. 1. Houckmaetpijl wattet is. 1. Schilbooch (daer voor naderhant gheseyt is vierendeelrontschil) wattet is. 2. Raecklijn wattet is. 2. Snylijn wattet is. 3. Tafel der houckmaten. 21. Tafel der raecklijnen. 63. Tafel der snylijnen. 103. TWEEDE BOVCK DES Driehouckhandels vande platte driehoucken. 141. Rechterhouck, Rechterhoucx houckmaet, Rechtersijde, Slijnckerhouck, Slijnckerhoucx houckmaet, en Slijnckersijde, wattet is. 143. Platte driehoucxwijser. 165. BYVOVGH DER PLATTE veelhoucken. 167. Verkeerden houck wattet is. 167. Ghemeene vierhouck, verkeerthouckighe vierhouck en cruysvierhouck, wat het is. 167. DERDE BOVCK DES DRIEhouckhandels vande clootsche driehoucken. 183. Cortbegrijp der clootsche driehouckē. 184. Clootsche driehouck, wattet is. 185. Grootheyt des cloothoucx, wattet is. 185. eerste onderscheyt van vertooghen dienende als ghemeen gront der voorstellen daer na volghende. 187. tweede onderscheyt van vertooghen uyt welcke de form der wereking vande werckstucken des derden onderscheyts ghetrocken wort. 298. derde onderscheyt van Werckstucken inhoudende het vinden van begheerde houcken en sijden der ghegheven clootsche driehoucken. 233. eerste lidt vande clootsche driehoucken met ghegheven bekende rechthoucken. 234. tweede lidt vande clootsche driehoucken met een ghegheven bekende sijde van 90 tr. sonder bekende rechthouck wiens onbekende palen connen ghevonden worden deur een menich vulding ghelijck die der rechthouckighe driehoucken. 264. derde lidt vande clootsche driehoucken sonder ghegheven bekende rechthouck of sijde van 90 tr. 280. Clootsche driehouck wijser. 313. Gebruyck des voorgaenden clootschen driehouckwijsers. 319. BYVOVGH DER CLOOTsche veelhoucken. 321. Cortbegrijp des byvoughs. 322. ANHANG DES DRIEHOVCKhandels. 327. Cortbegrijp des Anhangs. 329. VIERDE BOVCK DES driehouckhandels vande Hemelclootsche werckstucken deur rekeninghen der clootsche driehoucken ghewrocht. 345. Cortbegrijp des vierden boucx. 346. Evenaer wattet is. 347. Duysteraer wattet is. 348. Toppunt ende leeghste punt wattet sijn. 348. Sichteinder wattet is. 348. Topbooch wattet is. 349. Middachront wattet is. 349. Uyrronden wattet sijn. 349. Lentsne en Herftsne wattet sijn. 349. Noortsche Sonstant en Suytsche Sonstant wattet is. 349. Begin der langde eens cloots wattet is. 350. Lanckheyt eens punts op den cloot wattet is. 350. Breetheyt eens punts op den cloot wattet is. 351. TWEEDE DEEL DES Weereltschrifts van het Eertclootschrift. 1. Cortbegrijp des Eertclootsch rifts. 2. {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} EERSTE BOVCK DES EERTclootschrifts van sijn bepalinghen int gemeen. 3. Cortbegrijp des eersten boucx. 4. Eertcloot wattet is. 5. Eertcloots as wattet is. 6. Eertcloots middelront wattet is. 6. Begin der Eertclootlangde wattet is. 6. Eertclootschriftdach wattet is. 7. Wijsentijt wattet is. 9. Getuychnissen eens seer oudē wijsentijts. 16. Vande vernieuwing des wijsentijts. 17. Duytsche eensilbighe woorden. 25. Vande leden des wisconstich voorstels. 41. Vande bepalinghen. 43. Vande tweescheyding. 44. Vande selfwoordicheyt. 45. Vant menghen der spregheling en daet. 46. TWEEDE BOVCK DES Eertclootschrifts van het stofroersel des Eertcloots. 49. Oirsaeck der beschrijving deses 2 boucx. 51. Cortbegrijp deses tweeden boucx. 52. Stofroersel des Eertcloots wattet is. 53. Stercke santstroom en crancke santstroom wattet is. 53. Stercke cleystroom en crancke cleystroom wattet is. 53. DERDE BOVCK DES EERTclootschrifts vande Eertclootsche Damphooghde. 71. Cortbegrijp der Damphooghde. 72. VIERDE BOVCK DES EERTclootschrifts vande Zeylstreken. 85. Cortbegrijp der Zeylstreken. 86. Zeylstreken wattet sijn. 87. Rechte streeck wattet is. 87. Cromstreeck wattet is. 88. Eerste cromsteeck, tweede cromstreeck en so oirdentlick voort totte achtste wattet sijn. 89. Tafel der versaemde snylinen. 98. Tafel der cromstreken. 105. ANHANG DER CROMSTREken. 153. VYFDE BOVCK DES EERTclootschrifts vande Havenvinding. 163. Cortbegrijp der Havendinding. 164. Oostering, Westering, naeldwijcking, naeldwijsing wattet sijn. 165. Tafel der naeldwijsinghen 166. Vergrootende en vercleenende oostering of westering wattet is. 168. Eerste, tweede halfmiddachront en soo oirdentlick voort wattet is. 169. Eerste perck tweede perck, en soo oirdentlick voort wattet is. 169. SESTEE BOVCK DES EERTclootschrift vande spiegheling van ebbenvloet. 177. Cortbegrijp deser spiegheling. 178. Manens vloettop wattet is. 180. Ebront wattet is. 180. DERDE DEEL DES WEEreltschrifts vanden Hemelloop. 1. Cortbegrijp des Hemelloops. 2. EERSTE BOVCK DES HEmelloops vande vinding der Dwaelderloopen en de vaste sterren, deur ervarings dachtafels met stelling eens vasten Eertcloots. 3. Cortbegrijp des eersten boucx. 4. Natuerlicken dach, onevendaghen, oneven tijt wattet sijn. 5. Natuerlick Iaer wattet is. 5. Egips Iaer wattet is. 5. Iuliaensche Iaren wattet sijn. 6. Evedaghen, middeldaghen, eventijt en middeltijt wattet is. 6. Dwaelders wattet sijn. 6. Vytmiddelpuntichront, en middelpuntichront wattet is. 6. Vytmiddelpunticheytlijn wattet is. 7. Vytmiddelpuntichronts verstepunt en naestepunt wattet is. 7. Dwaelderwech wattet is. 7. Inront en inrontwech wattet is. 8. Verstepuntensbooch en naestepuntēsbooch wat het is. 8. Wechs eerste halfront en tweede halfront wattet is. 9. Schijnbaer Dwaelder en schijnbaerloop wat het is. 9. Middeldwaelder en middelloop wattet is. 10. Voordering, achtering, en voorofachtring wattet is. 10. Eerste voorofachtring, tweede voorofachtring, gheeffende voorofachtring wattet is. 11. Dwaelderwinst wattet is. 11. Saming en teghestant wattet is. 12. Middelsaminghen, middeltegestanden wattet sijn. 12. Ervarings dachtafels wattet sijn. 12. Berekende dachtafels wattet sijn. 12. Keertijt wattet is. 12. eerste onderscheyt des eersten boucx vande vinding des Sonloops deur ervarings dachtafels. 14. Tafel des middelloops der Son. 20. tweede onderscheyt des eerstē boucx vande vinding des Maenloops deur ervarings dachtafels. 31. Duystering der weereltlichten int ghemeen wattet is. 31. Maenduystering wattet is. 31. Duysteringsneen wattet sijn. 31. Noortsne en Zuytsne wattet is. 31. Maēschijn en middelmaēschijn wattet is. 32. De voorstellen beginnen. 32. Tafelen des Maenloops. 42. derde onderscheyt des eersten boucx vande vinding van Saturnusloop deur ervaringsdachtasels. 54. Tafel van Saturnus middelloop. 62. Tafel van Saturnus loop int inront. 66. vierde onderscheyt des eersten boucx vande vinding van Iupiters loop deur ervarings dachtafels. 69. {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} Tafel van Iupiters middelloop. 74. Tafel van Iupiters loop int inront. 77. vyfde onderscheyt des eersten boucx vande vinding van Marsloop deur ervarings dachtafels. 80. Tafel van Mars middelloop. 86. Tasel van Mars inrontsloop. 89. seste onderscheyt des eersten boucx vande vinding van Venusloop deur ervarings dachtafels. 92. Morgēsche Venus en Mercurius wattet is. 92. Tafel des middelloops van Venus. 94. Tafel van Venusloop int inront. 102. sevende onderscheyt des eersten boucx vande vinding van Mercuriusloop deur ervarings dachtafels. 105. Tafel van Mercurius middelloop. 107. Tafel van Mercuriusloop int inront. 112. achtste onderscheyt des eersten boucx vande vinding des loops der vaste sterren. 115. TWEEDE BOVCK DES HEmelloops vande vinding der Dwaelderloopen deur wisconstige wercking ghegront op de oneyghen stelling eens vasten Eertcloots. 117. Cortbegrijp des tweeden boucx. 118. eerste onderscheyt des tweeden boucx vande wisconstighe uytmiddelpunticheytshandel int ghemeen. 119. Cortbegrijp deses eersten onderscheyts. 119. Stelling eens vastē Eertcloots wattet is. 120. Grijphouck wattet is. 120. Anvangtijt wattet is. 120. tweede onderscheyt des tweeden houcx vande vinding des Sonloops deur wisconstighe wercking gegront opstelling eens vasten Eertcloots. 134. Cortbegrijp deses tweedē onderscheyts. 134. Evedachson wattet is. 135. Effening der daghen. 150. derde onderscheyt des tweeden boucx vande vinding des Maenloops deur wisconstighe wercking gegront opstelling eens vasten Eertcloots. 179. Cortbegrijp deses derdē onderscheyts. 179. vierde onderscheyt des tweeden boucx vande vinding des loops van Saturnus, Iupiter, Mars, Venus en Mercurius, deur wisconstighe wercking ghegront op stelling eens vasten Eertcloots. 213. Cortbegrijp deses vierdē onderscheyts. 213. vyfde onderscheyt des tweeden boucx van het vinden der Dwaelders saminghen, teghestanden en duysteringen, deur wisconstighe wercking gegront opstelling eens vasten Eertcloots. 233. Cortbegrijp deses vijfdē ouderscheyts. 233. Arcus incidentiae. Tempus incidentiae. Duysterings ingancxbooch en ingancxtijt, uytgancxbooch en uytgancxtijt wattet is. 233. DERDE BOVCK DES HEMELloops vande vinding der Dwaelderloopē deur wisconstighe wercking ghegront op de wesentlicke stelling des roerenden Eertcloots. 245. Cortbegrijp deses derden boucx. 246. eerste onderscheyt des derden boucx van de Dwaelders hemelen ghedaente so veel noodich schijnt tot verclaring haersloops, met stelling eens roerenden Eertcloots. 249. Cortbegrijp deses eerstē onderscheyts. 249. VANDE LANGDELOOP. 262. tweede onderscheyt des derden boucx van des Eertcloots loop en de Sonnens schijnbaer roerfel. 262. Cortbegrijp deses tweedē onderscheyts. 262 Stelling eens roerenden Eertcloots wattet is. 262. Maenloop met stelling eens roerenden Eertcloots wattet is. 263. Saturnus, Iupiter en Mars loop met stelling eens roerenden Eertcloots wattet is. 263. Venus en Mercurius loop met stelling eens roerenden Eertcloots wattet is. 263. derde onderscheyt des derden boucx vande Manens langdeloop met stelling eens roerenden Eertcloots. 267. Cortbegrijp deses derden onderscheyts. 267. vierde onderscheyt des derden boucx van Saturnus, Iupiter, Mars, Venus en Mercurius langdeloop met stelling eens roerenden Eertcloots. 273. Cortbegrijp deses vierdē onderscheyts. 273. VANDE BREEDELOOP. 296. vyfde onderscheyt des derden boucx vande breedeloop der vijf Dwaelders Saturnus, Iupiter. Mars, venus en Mercurius, met stelling eens roerenden Eertcloots. 296. Cortbegrijp deses vijfdē onderscheyts. 296. BYVOVGH DES BREEDEloops. 317. Cortbegrijp deses byvoughs. 318. ANHANG DES HEMELLOOPS van der Dwaelders onbekende roersels by Ptolemeus gagheslaghen: En vande spieghelinghen by hem en Copernicus daer uyt beschreven. 331. Cortbegrijp deses Anhangs. 331. PTOLEMEVS BYGEVOVGHde spieghelinghen. 332. COPERNICVS BYGEVOVGHde spiegheling der Dwaelders met stelling eens roerenden Eertcloots. 346. TWEEDE STVCK der Wisconstighe gedachtenißen van de Meetdaet. 1. Cortbegrijp. 3. EERSTE BOVCK DER MEETdaet van het teyckenen der grootheden. 5. EERSTE DEEL DES EERsten boucx van het teyckenen der linien. 7. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} TWEEDE DEEL DES EERsten boucx van het teyckenen der vlacken. 28. DERDE DEEL DES EERSTEN boucx van het teyckenen der lichamen. 39 TWEEDE BOVCK DER Meetdaet van het metē der groothedē. 45. EERSTE DEEL DES TWEEden boucx vant meten der linien. 47. TWEEDE DEEL DES TWEEden boucx vant meten der vlacken. 73. DERDE DEEL DES TWEEDEN boucx vant meten derlichamen. 88. DERDE BOVCK DER MEETdaet vande vier afcomstē, als vergaring, aftrecking, menich vulding en deeling der grootheden. 97. EERSTE DEEL DES DERDEN boucx vande vier afcomsten, als vergaring, aftrecking, menich vulding en deeling der liniē. 99. TWEEDE DEELDES 3 BOVCX vande vier afcomsten, als vergaring, astrecking, menich vulding en deeling der vlacken. 105. DERDE DEEL DES 3 BOVCX vande vier afcomsten, als vergaring, astrecking, menich vulding en deeling der lichamen. 111. VIERDE BOVCK DER MEETdaet vande everedenheyts regel der grootheden. 119. EERSTE DEEL DES 4 BOVCX vande everedenheyts reghelder linien. 121. TWEEDE DEEL DES 4 BOVCX vande everedenheyts reghel der vlacken. 124. DERDE DEEL DES 4 BOVCX vande everedenheyts reghel der lichamen. 128. VYFDE BOVCK DER MEETdaet vande everedentlicke snijding der grootheden. 133. EERSTE DEEL DES 5 BOVCX vande everedentlicke snijding der linien. 135. TWEEDE DEEL DES 5 BOVCX vande everedentlicke snijding der vlacken. 138. DERDE DEEL DES 5 BOVCX vande everedentlicke snijding der lichamē. 164. SESTE BOVCK DER MEETdaet van t'verkeeren der grootheden in ander formen. 169. EERSTE DEEL DES 6 BOVCX van t'verkeeren der linien. 171. TWEEDE DEEL DES 6 BOVCX van t'verkeeren der Vlacken. 175. DERDE DEEL DES 6 BOVCX van t'verkeeren der lichamen. 192. DERDE STVCK DER Wisconstighe ghedachtenissen vande Deursichtighe. 1. Cort begrijp der Deursichtighe. 2. EERSTE BOVCK DER DEVRsichtighe vande verschaeuwing. 3. Cortbegrijp. 5. Verschaeuwing wattet is. 7. Grontteyckening wattet is. 7. Stantteyckening wattet is. 8. T'verschaeulick wattet is. 12. Vloer wattet is. 12. Oogh wattet is. 12. Sienderlijn wattet is. 12. Siendermaet wattet is. 12. Glas wattet is. 13. Glasgront wattet is. 13. Strael wattet is. 13. Saempunt wattet is. 13. Saemlijnen wattet sijn. 13. Vloerlijn en vloerlijnraecksel wattet is. 13. Glasgronts eerste sne en tweede sne wattet is. 14. VAN T'VINDEN DES OOGS. 60. FAVTMERCKING. 82. ANHANG. 83. TWEEDE BOVCK DER DEVRsichtighe vande beginselen der spieghelschaeuwen. 93. Cortbegrijp. 94. Beginselē der spiegelschauwē wattet sijn. 95. Spieghels wattet sijn. 95. Verschaeulick punt wattet is. 95. Oogh wattet is. 96. Ooghstrael wattet is. 96. Keerpunt wattet is. 96. Keerlijnen wattet sijn. 96. ANHANG. 105. VIERDE STVCK DER Wisconstighe ghedachtenissen vande Weeghconst. 1. Cortbegrijp deses vierden stucx. 2. EERSTE BOVCK DER WEEGconst vande beginselen der Weeghconst. 3. Cortbegrijp des eersten boucx. 4. Weeghconst wattet is. 5. Swaerheyt eens lichaems wattet is. 5. Bekende swaerheyt wattet is. 5. Swaerheyts middelpunt wattet is. 6. Swaerheyts middellijn eens lichaems en sijn hanghende swaerheyts middellijn wattet is. 6. Swaerheyts middelpunt wattet is. 7. Balck wattet is. 7. Ermen wattet sijn. 7. Handthaef wattet is. 8. Vastpunt wattet is. 8. Evestaltwichtighe wattet sijn. 8. Hefwicht en daelwicht wattet is. 8. Heflini en daellini wattet is. 9. Rechtheflini, rechtdaellini, rechthefwicht, rechtdaelwicht, scheefheflini, scheefdaellini, scheef hefwicht, scheefdaelwicht wattet is. 9. De voorstellen beginnen. 13. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} TWEEDE BOVCK DER Weeghconst vande vinding der swaerheyts middelpunten. 57. VANDE VINDING DER swaerheyts middelpuntē vande plattē. 60. VANDE VINDING DER swaerheyts middelpunten vande lichamen. 75. DERDE BOVCK DER Weeghconst vande weeghdaet. 89. Cortbegrijp. 90. VIERDE BOVCK DER Weeghconst vande beginselen des waterwichts. 121. Cortbegrijp 122. Bekende swaerheyt wattet is. 123. Evestofsware lichamen wattet sijn. 123. Stofswaerste lichaem wattet is. 123. Stoflichtste lichaem wattet is. 123. Menichmael stofswaerder wattet is. 123. Stijflichaem wattet is. 123. Vlackvat wattet is. 123. Bodem wattet is. 123. Gheschickt bodem wattet is. 124. Ydel wattet is. 124. Ledich wattet is. 124. De voorstellen beginnen. 126. VYFDE BOVCK DER Weeghconst vanden anvangh der waterwichtdaet. 161. De voorstellen beginnen. 163. ANHANG DER WEEGHconst. 169. BYVOVGH DER WEEGHconst. 177. Cortbegrijp deses byvoughs. 178. EERSTE DEEL DESBYvoughs der Weeghconst van het Tauwicht. 179. Cortbegrijp des tauwichts. 180. TWEEDE DEEL DES BYvoughs der Weeghconst vant Catrolwicht. 191. Cortbegrijp des Catrolwichts. 192. DERDE DEEL DES BYvoughs der Weeghconst vande vlietende topswaerheyt. 199. Cortbegrijp der vlietēde topswaerheyt. 200. VIERDE DEEL DES BYvougs der Weeghconst vande Toomprang. 203. Cortbegrijp des Toomprangs. 204. Stang, stangbout, teughelrinck, stangs bovedeel, oogh, montstick, kinketen, es, kinketenhaeck, twee tusscheketens, wree toom, slappe toom, keeren, wattet sijn. 205. 206. en 207. Teughelrincx raeckpunt, ooghraeckpunt, montsticx aspunt, raeckpunthouc, prouftoom, wattet sijn. 207 en 208. De voorstellen beginnen. 208. VYFDE STVCK DER Wisconstighe ghedachtenissen vande ghemengde stoffen. 1. Cortbegrijp der ghemengde stoffen. 2. EERSTE DEEL DER GHEmengde stoffen vande Telconstighe anteyckeninghen. 3. Cortbegrijp des eersten deels. 4. TWEEDE DEEL DER GHEmenghde stoffen vande Vorstelicke bouckhoudingh in Domeine en Finance Extraordinaire. 1. Cortbegrijp. 2. COOPMANS BOVCKhouding op de Italiaensche wijse. 13. VORSTELICKE BOVCKhouding op de Italiaensche wijse. 39. BOVCKHOVDING IN DOmeine op de Italiaensche wijse. 45. Cortbegrijp der bouckhouding in Domeine. 46. IORNAEL IN DOMEINE OP de Italiaensche wijse. 59. Cortbegrijp deses Iornaels. 60. SCHVLTBOVCK IN DOmeine op de Italiaensche wijse. 1. BOVCKHOVDING IN VORstelicke dispense op de Italiaensche wijse. 51. Cortbegrijp deser Vorstelicke dispense. 52. SCHVLTBOVCK DER DIstributie. 69. BOVCKHOVDING IN Finance extraordinaire op de Italiaensche wijse. 85. Cortbegrijp deser bouckhouding in Finance extraordinaire. 86. VANDE GENERALE BOVCKhouding in Finance extraordinaire. 87. VANDE BOVCKHOVDING der dispensen vande extraordinaire Finance. 91. Cortbegrijp deser bouckhouding der dispensen. 92. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} De ghedrvcte favten salmen aldus verbeteren. Int eerste deel des weereltschrifts. Boven op de sijden vande 1e totte 140e daer aldus staet: 1 Bovck Des Weereltschrifts, stelt of neemt door t'ghedacht te staen 1 Bovck Des Driehovckhandels. Desgelijcx sal oock ghedaen worden mettet 2e, 3e, en 4e bouck, stellende over al Driehovckhandels in plaets vā Weereltschrifts, want sulcx vereyscht dier boucken verdeeling beschreven int Cortbegrijp des Driehouckhandels, t'welck deur misgrijp des Schrijvers niet naghevolght en wiert. Hoewel int eerste deel des Weereltschrifts inde 2 sijde, bepaling is ghedaen van Schilbooch en Schilhouck, en dat die woorden een stuckweechs verre ghebruyckt sijn, soo heb ick nochtans daer na in die plaets ghebesicht het woort vierendeelrontschil deur dient gelijck de woorden halfrontschil en rontschil sijn sake beter beteyckent, overmidts dat Schilbooch en Schilhouck niet uyt en drucken (ghelijck oock en doen de Latijnsche woorden Arcus complementi en Angulus complementi) vanwatSpecie. afcomst der drie sy t'verschil sijn: Daerom by aldien dit bouck te verdrucken waer, ick soude in plaets der 4e 5e en 6e bepaling inde boveschreven 2e sijde dusdanighe stellen: 4 Bepaling. Vierendeelrontschil is t'verschil tusschen een ghesteldeArcus complementi, vel angulus complementi. booch of houck en het vierendeelronts. Laet B C een ghestelde booch sijn, of B A C een ghestelden houck, ten eersten cleender dan het vierendeelronts, als de booch B E, of houck B A E, t'verschil tusschen haer beyden als de booch C E, of houck C A E, heet vierendeelrontschil, te weten vierendeelrontschil der ghestelde booch B C, of houck B A C. Laet andermael C D een ghestelde booch, of C A D een ghestelden houck sijn, nu grooter dan het vierendeelronts, als de booch B E, of houck B A E, t'verschil tusschen haer beyden als de booch C E, of houck C A E, heet vierendeelrontschil, te weten vierendeelrontschil der ghestelde booch C D, of houck C A D. 5 Bepaling. Halfrontschil is t'verschil tusschen een gestelde boochComplementum semicirculi. of houck en het halfrondt. De verlcaring ghedaen opt vierendeelrontschil der 4 bepaling, can oock dienen tot verclaring deser 5 bepaling. {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} 6 Bepaling. Rontschil is t'verschil tusschen een ghestelde boochComplementum circuli. en het heel rondt. Deur het boveschreven is te verstaen datmen overal daer van Schilbooch en Schilhouck gheseyt is, in die plaets het woort vierendeelrontschil sal moghen stellen. Int eerste deel des VVeereltschrifts. Inde 24 sijde op de cant voor Constrinctio, stelt Constructio. 22 sijde de houckmaet van 2 tr. 17 ① staet 393412, stelt 398412. 24 sijde de houckmaet van 5 tr. 4 ① staet 863148, stelt 883148. 58 sijde op de cant tabulum, stelt tabulam. 64 sijde de raecklijn van 0 tr. 0 ① staet 0000, stelt 0. 74 sijde de raecklijn vā 27 tr. 0 ① staet 509524, stelt 5095254. 138 sijde de snylijn van 89 tr. 10 ① staet 787573461, stelt 687573461. 138 sijde de snylijn van 89 tr. 12 ① staet 616229489, stelt 716229489. 141 sijde 3 lini Weereltschrifts, stelt Driehouckhandels. 152 sijde 3 lini 2/1000, stelt 16 2/1000. 157 sijde 14 lini gegeven stelt gevondē. 168 sijde op de cant rectelinei, stelt rectilinei. 172 sijde op de cant parallela, stelt parallelam. 180 sijde 6 lini A B G, stelt B A G. 180 sijde 7 lini B A G, stelt A B G. 181 sijde 6 lini A F B, stelt A B F. 181 sijde 7 lini A B F, stelt A F B. 181 sijde 23 lini A B F, stelt A F B. 183 sijde 3 lini Weereltschrifts, stelt Driehouckhandels. 195 sijde 11 lini het 2 voorstel, stelt het vervolch des 2 voorstels. 197 sijde 36 lini 1 voorbeelt, stelt 1 vervolch. 210 sijde 36 lini evewijdege, stelt rechthouckich. 212 sijde 33 lini 22 voorstel, stelt 23 voorstel. 213 sijde 2 lini voor 22, stelt 23. 211 sijde 38 lini schilboochs, stelt schilhoucx. 222 sijde 23 lini scheefhoucx C, stelt scheefhoucx D. 222 sij. 24 lin. voorbeelts, stelt voorstels. 225 sijde 9 lini voorbeelts, stelt voorstels. 234 sijde 5 lini B A C, stelt A C B. 234 sijde 7 lini B A C, stelt A C B. 272 sijde 28 lini C D, stelt C B. 274 sijde 8 lini C B, stelt C D. 297 sijde 32 lini A C B houck A B C die oock den begheerden is van 67 tr. 37, stelt A D B houck A B D van 68 tr. 19. Die getrocken van 180 tr. blijft voor den begeerdē houck A B C 111 tr. 14. 307 sijde 32 lini vinding der sijde B C, stelt vinding van A des tegenoverhoucx der sijde B C. 327 sijde Anhang des driehouckhandels, stelt Anhang der voorgaende drie boucken. 342 sijde 12 lini Driehouckhandels einde, stelt Anhangs einde. 345 sijde 3 lini Weereltschrifts, stelt Driehouckhandels. 354 sijde 7 lini diens aspunt A is, dit moeste staen inde 8 lini achter den evenaer. Int tvveede deel des VVeereltschrifts, Inde 12 sijde op de cant Solstitio estivale, stelt Solstitio estivali. 13 sijde 15 lini connen oirdeelen, stelt connende oirdeelen. 18 sijde 20 lini goede, stelt goet. {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} 19 sijde inde twee leste linien daer anders, stelt daer af anders. 20 sijde 10 lini sulcke, stelt sulck. 41 sijde 26 lini spiegheling daet, stelt spiegheling en daet. 42 sijde 11 lini leerringē, stelt leerlingē. 51 sijde 36 lini tweede deel, stelt tweede bouck. 53 sijde 6 lini eersten deels, stelt tweeden boucx. 57 sijde 3 lini plaet, stelt plaets. 58 sijde 4 lini op ander, stelt opt ander. 59 sijde 8 lini op, stelt of. 59 sijde 22 lini rivreren, stelt rivieren. 59 sijde 33 lini kelen, stelt kielen. 69 sijde 25 lini 12 voorstel, stelt 14 voorstel. 70 sijde 18 lini voorgegaen, stelt voortghegaen. 79 sijde staet tot vijfmael misschaeuwing, stelt wanschaeuwing. 74 sijde 3 lini selver, stelt selve. 169 sijde 32 lini en Brasilie, stelt in Brasilie. 180 sijde 37 lini I F G, stelt I E G 191 sijde 3 lini ghebeurde, stelt ghebeurende. Int derde deeldes VVeereltschrifts. 3 sijde 8 lini met stelling, stelt met oneyghen stelling. 11 sijde 30 lini middeluytpunticheyt, stelt uytmiddelpunticheyt. 17 sijde 3 lini tweede onevenheyt, stelt onevenheyt 17 sijde 40 lini een yder, stelt enyder. 26 sijde 26 lini dat nu, stelt daer. 28 sijde 40 lini duysteraerbreeden, stelt evenaerbreeden. 55 sijde 41 lini G H, stelt G L. 117 sijde 4 lini vande dwaelderloop, stelt vande vinding der dwaelderloopen. 118 sijde 31 lini Venus en Mercurius, stelt Venus en Mercurius in langdeloop. 120 sijde op de cant Apocha, stelt Epocha. 120 sijde 26 lini t'eynde desjaers, stelt begin des jaers. 123 sijde 4 lini middelpuntichpunt, stelt uytmiddelpuntichpunt. 128 sijde 9 lini merck ick A, stelt merck A. 129 sijde 32 lini D B E, stelt B D E. 132 sijde 39 lini 30 ① 6 ②, stelt 30 ① 7 ②. 133 sijde 4 lini wet, stelt met. 135 sijde 8 lini oeffening, stelt effening. 135 sijde 35 lini 110 tr, stelt 210 tr. 137 sijde 20 lini t'vervolgh der 17 bepaling, stelt de 16 bepaling van het 1 bouck des Hemelloops. 141 sijde 6 lini 59 tr. 9 ①, stelt 95 tr. 9 ①. 143 sijde 24 lini Maen, stelt Son. 148 sijde 35 lini 190 tr. 11. 8. stelt 194 tr. 11.8. 162 sijde 8 lini dan D L, stelt van D L. 207 sijde 20 lini K M, stelt I L. 221 sijde op de cant Prop. 35, stelt Cap. 35. 251 sijde 9 lini daerom, stelt daer rontom. 255 sijde 12 lini ick na, stelt ick nu na. 255 sijde 14 lini gemerct, stelt gemeent. 255 sijde 17 lini te gebeuren, stelt te gebeuren uytghenomen de Manens duysteringsne. 255 sijde 45 lini Maenwechs, stelt Marswechs. 257 sijde 33 lini Derghelijcke oock vermoedende vande duysteringsneloop die niet s'daechs 3 ① 11 ② volghens destelling eens vastē Eertcloots, maer eygentlick als uyt stelling eens roerenden Eertcloots volcht s'daechs 1 tr. 2. 19. teghen t'vervolch der trappen, wiens treckende cracht schijnt gedregen te sijn in een hooger trager hemel dan de voorgaende, doende ontrent de 18 Iaren een keer na t'vervolgh der trappen, stelt niet met allen, want het sal uyt blijven. 259 sijde 4 lini int voorstel, stelt in het 13 voorstel. 259 sijde 6 lini voor of achtring, stelt voorofachtring. {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} 260 sijde 30 lini groote ronts, stelt grootronts. 271 sijde 34 lini G F K, stelt G A K. 330 sijde 16 lini my, stelt nu. 332 sijde 2 lini des dwaelders, stelt der D waelders. 350 sijde 24 lini F G, stelt H G. 350 sijde 27 lini E G 1083 daer na, stelt A G 1083 (want so veel comter alsmē seght inrontwechs halfmiddellijn 60 deelen gheeft inrontshalfmiddellijn 6 deel 30 ①, wat 10000?) daer na. Inde Meetdaet. Inde 27 sijde 14 lini voor H, stelt I. 31 sijde 13 lini H I, stelt A I. 31 sijde 23 lini D L, stelt A L. 57 sijde 19 lini A, stelt I. 77 sijde 12 lini mette sijde A C, stelt metten houck A B C, hier deur wort bekent de derde sijde A C. 127 sijde 12 lini TWERCK, stelt VERVOLCH. 141 sijde 18 lini D 13, stelt D I 3. 144 sijde 38 lini als E G, stelt als F G. 145 sijde 15 lini t'welcke sy tot H, stelt t'welck sy tot H, te weten soo verre tot dat D H eve wijdeghe valt met B A. Inde selve sijde meugen de vier laetste linien uyt blijven, want het is deur het 1 lidt onmeughelick anders te commen. 147 sijde 4 lini heeft, stelt helft. 150 sijde 30 lini den punt, stelt eenpunt. 151 sijde 1 lini I L, stelt I A, 151 sijde 3 lini 4 voorbeelt, stelt 1 voorbeelt. 151 sijde 18 lini evewijdegesijde A B, C, stelt teghnoversijde A B, D C. 193 sijde 8 lini E G H, stelt F G H. Inde Deursichtighe. Inde 90 sijde 6 lini eenige voorbeelden, stelt eenich voorbeelt. Inde 90 sijde 14 lini vierhoucken, stelt vier houcken. Inde VVeeghconst. Inde 89 sijde 22 lini besetsels, stelt beletsels. 92 sijde 16 lini des lichaems, stelt in des lichaems. 141 sijde op de cant Theoremata, stelt Theoremate. 181 sijde 9 lini scheeflijn, stelt scheefheflijn. 181 sijde 10 lini scheeflijnen, stelt scheefheflijnen. Inde Vorstelicke Bovckhovding. Int Iornael van Coomschap. Inde 1 sijde 9 lini voor net 350 ℔, stelt net 350 ℔ 8 onc. 3 sijde 13 lini binnē 6 weken, stelt binnen 5 weken. 5 sijde 4 lini 16, stelt 6. Int Schultbouck in Coomschap. 2 sijde 9 lini 6 Iunius, stelt 8 Iunius. 2 sijde 11 lini 10 Octob. stelt 7 Mey. 6 sijde 6 lini 2 β, stelt 12 β. 6 sijde 18 lini 4 β, stelt 14 β. 13 sijde 5 lini fol. 4, stelt fol. 18. 14 sijde 2 lini Maert, stelt Mey. 15 sijde 2 lini Maert, stelt Mey. 16 sijde 9 lini 7 ₰, stelt 0 ₰. 29 sijde 11 lini 106 ℒ, stelt 166 ℒ. 32 sijde 38 lini 200 ℒ, stelt 2000 ℒ. Int Iornael in Domeyne. Inde 1 sijde leste lini 1607, stelt 1604. 2 sijde 15 lini 10 Augusti, stelt 1 Octob. 3 sijde leste lini 17500 ℒ, stelt 17550 ℒ 4 sijde 28 lini 10 Iunius, stelt 1 Iunius. 7 sijde 10 lini 100 ℒ, stelt 123 ℒ. 7 sijde 29 lini 1603, stelt 1602. Int Schultbouck in Domeyne. Inde 5 sijde 6 lini 1604, stelt 1603. 13 sijde 11 lini 15 Ianuar. stelt 7 Ianuar. 26 sijde 2 lini 10 Octob. stelt 1 Octob. 29 sijde 4 lini 2 Iul. stelt 1 Iul. 31 sijde 4 lini 20 ℒ, stelt 30 ℒ. {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} 42 sijde 36 lini dwang, stelt dwaling. 59 sijde 36 lini niet nootsakelick en sijn, stelt niet nootsakelick ghelijck en sijn. 63 sijde de 10 lini moet gants wech sijn. 64 sijde ten eynde de 44, 45 en 46 lini moet staen ℒ. β. 66 sijde inde 1 en 21 lini stucx, stelt 112 stucx. 70 sijde noten debet stucx, stelt noten debet stucx 112. 76 sijde Sout debet tonnen, stelt Sout debet tonnen 1, en voor Sout credit tonnen 1, stelt Sout credit tonnen. 83 sijde op de cant 7 voorstels, stelt 5 voorstels. 100 sijde 17 lini veschreven, stelt beschreven. Int Cortbegrijp der ghemengde stoffen. Neffens Telconstighe anteyckeninghen, stelt inde cant Annotationes Arithmeticae. Neffens spiegheling der Singconst, stelt Theoria Musica. Neffens Huysbou, stelt Architectura. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<}