De vervrolykende Momus, of koddige berisper Willem van Swaanenburg GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1206 B 24 ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand is, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De vervrolykende Momus, of koddige berisper van Willem van Swaanenburg uit 1727. Oorspronkelijk is deze titel in losse afleveringen verschenen als tijdschrift in 1726-1727. REDACTIONELE INGREPEN p. 89: Mrart → Maart ‘Momus, of koddige berisper. Maandag, den 3. Maart.’ p. 303-304: contie → conditie, ‘sprookje van 't rood kousje, mits conditie, dat zy hem dog’ p. 304: Cchristoffel → Christoffel, ‘te bekomen: Hans Christoffel Ludeman, afgerost door syn eygen Harderstaf,’ Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. II) is niet opgenomen in de lopende tekst. [pagina ongenummerd (p. I)] De vervrolykende Momus, of koddige berisper, Opgedragen aan Hans Christoffel Ludeman, Doctor, zonder Promotie. door W: v: Swaanenburg, Bekend onder den Zinspreuk: Virgilius, zonder Mecaenas. [vignet] Tot Amsterdam, Ao. 1727. Gedrukt voor den Autheur, en zyn by Hem, en de Boekverkopers aldaar te bekoomen. 2006 dbnl swaa003kodd01_01 scans Willem van Swaanenburg, De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Adam Lobé, Amsterdam 1727 DBNL-TEI 1 2005-12-16 MG colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Willem van Swaanenburg, De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Adam Lobé, Amsterdam 1727 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/swaa003kodd01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} Opdragt aan Hans Christoffel Ludeman, Doctor, zonder Promotie, Binnen Amsterdam. Het zal den gedeserteerden Schoenmaker, zo ik hoope, niet mishaagen, een werk, waar in zyn Crispiniaanze dik huidigheid tamelyk word gespanriemt, met een weêrzin te ontfangen, dewyl anders het oogmerk van den Opöfferaar zou verstooken blyven van de verhoopten loon. - Zint wy een liefde hebben opgevat voor de waarheid, zint dien tyd zyn wy zulken vyand geworden van de logen, dat wy ze overal, dog inzonderheid in uwe onwaardige perzoon, hebben getragt te dempen. Wy hebben hieromtrent eenige progreszen gedaan, door verscheidene, van u verschalkte, menschen te brengen tot gezonden gedagten, dog zyn den hoek omtrent u, en uw gering aanhangzel nog niet ten vollen te boven gezeilt; dewyl een hartnekkige drift te woest is, om voor de reden te bukken. {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} Hadden wy het vermogen van Alexander, om de woorden van zyn hofschilder Apelles: Schoenmaker houd u by uw leest van klem te doen zyn, gy zoud na dezen voor slagter de straaten, en gragten van Amsterdam niet paszeeren. En wy zouden meenen hier toe, buiten oneindige van uwe moordaadige kwakzalveryen, bevoegt te zyn, door de blyken uwer onbekwaamheid, kortelings zonneklaar tot Harderwyk, bewezen, van waar gy niet alleen voor een Duitze klerk, maar voor den botsten kinkel in de medicynen, en den plompsten rekel in de wysbegeerte zyt weêrom gezonden: een geval van ons in den dag gesteld, by het laatste vertoog van dit boek, waar na toe wy u wyzen, om te toonen, dat Momus al zo een groote Historicus is, als gy een Magus waant te weezen. Dog dit overgeslaagen, om u te krouwen, daar u het schurft het meeste bruit, zo weet meester van den scherpen elst, dat deze weekelykze hekelaryën zeer dienstig zyn, om alle steekelige onzinnigheden te verstompen. Het knipmesje van sinte Bregitta is hier toe niet half zo capabel, als deze myne schaar. Al zwol u geest van hoogmoet, als een pad, myn spinnekopje kan haar zo treffen, dat zy ademloos, trots een Zweedze meid leid, die voor de mannelyke geweldenaryën van een verliefden mof ter nederzwigt. ô Helmondischen beuling! die door het glas van Antimonie de stervelingen de eeuwigheid zo van na by doet zien, dat zy een weêrzin in haar leeven scheppende, een ontydige dood omhelzen, aanvaard dit bondel papieren, als een tegengift, om uwe venynige syrooppotten te dempen. Gy zult 'er nieuwe Chimische waarnemingen in vinden, zo uw kop niet te dik is, om spiritualia te onderzoeken, die in staat zullen zyn, om u te leeraaren, dat gy een compleete gek zyt, en dienvolgende maar een o in 't Cyfer der Hipocratize baazen. Ik zou u meêr zwetzen van myne pillen, had ik een ligtgeloovige juffer te voor, dog dewyl ik met een stads logenaar, en een aartsbedrieger te doen heb, zo zullen zekerheden geen ingang vinden by een grilzieken planeettaster, die zo happig is, als een getaande bruinet van een groote dartig jaaren. De proef op de som is het zekerst, en wisser dan duizend vertellingen, ik wil zeggen, gy zult, deze vindingen overademende, zo overbodig u genoegen krygen, dat gy Momuszen zult kakken, en braaken, zo lange gy het vermoogen zult hebben, om in uwen aardzen tabernakel, als een geestdryven- {==V==} {>>pagina-aanduiding<<} de mol om, en weêrom te buitelen. Wil de Fortuyn, die u heeft gekruit van de Baangragt by de Passeerderstraat, tot op de Keyzersgrage u ondertuszen verder begunstigen, om door deze Cuur u eenigzints van den dierelyken staat der weetnieten te vyzelen tot den menszelyken stand der kennis, wy zullen blyde zyn, om als een Doctor, zonder promotie, den Doctor zonder promotie ontdoctert te hebben van zyn raazende krankzinnigheden. Het schort u waaragtig in de bol, myn rampzalige Hans, en of het my op die zelve plaats niet en leutert, daar uw de kei zit, en weet ik niet, om dat ik een boek veel te zwaar voor een Haarburgzen Atlas, op den schouder leg van een dik, en kortgehalst mofje, dat beter in staat is om een paar schoenen te verzoolen, als zyn oordeel te geven over de Philosophie, de Medicynen, en den Momus. {==VI==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorreeden Aan den gunstigen Lezer. Ziet hier weder een Tractaatje van 42. vellen gedrukte letteren, zo prop vol Swaanenburgze onverstaanbaarheden, als 'er vereist worden, om een onervaaren weetniet geheel te verstompen. Een wysman wind veel land, als hy zotten verliest, en ik heb altyd blyde geweest, als ik het geluk genoot te vernemen, dat dagelykze begrippen geen weg wisten met mynen schryftrant. Ieder boekknoeijer heeft een bezonder oogmerk, dat hem aanzet de waereld te bewandelen. Zommige zyn Catholyk, en byna universeel, en dat zyn de gelukkigsten. Anderen schryven alleen voor de gekken, en die vaaren wel. Zommigen doelen op onderzoekende liefhebbers, en die raaken naauwelyks rond met hun arbeid, en kosten. Dog die voor een veertig, of vyftig blokkende nazinners hun geest tot gruis rasphuisboeven, die komen meêr, dan de helft op alles te kort; en hoewel dit zo veel is, als water in een zeev te scheppen, zo is het dog nog duizendmaal voordeeliger, dan enkel, en alleen, na zyn zin, voor zyn zelven te schryven, en dat als een delicatesse de waereld te willen opdringen. Of ik onder de laatsten, of op één na onder de laatsten behoor, en weet ik niet, dog dit is zeker, dat ik meêr voor de toekomende, dan voor de tegenswoordige eeuw in de weer ben. Het oogmerk van een hedendaagze penbestierder doelt meest op geld, of eer: twee poolen, waar langs een schoolnar ten grave snelt. Ik, die van natuure, als Midas, geen zugt heb tot het goud, en die de waare glorie stel in de veragtinge, en de smaat van het gemeene gepeupel te ondergaan, denk op die uiterstens niet, die de geleerden bedoelen, en daarom profiteer ik zo veel van myn arbeid, als de waarheid, en de deugd van hun leerredenen doen. En hoewel dit voor onbedrevenen gek schynd, zo {==VII==} {>>pagina-aanduiding<<} verzeker ik den Lezer, dat my alle deze onheilen niet verveelen, want het is een eigendom van Pallas, en de haaren, kinderloos agter den dyk Apol te zien op, en te zien ondergaan, zonder 'er iets van te profiteeren, als haar te verblyden over de voortreffelykheid van zyn nabyheid, en haar te bedroeven over zyne wyking, als de nagt deszelfs klaarheid toegrendelt door donkere gardynen. Ik zou winsteloos, ja tot myn schade, en tydverlies dit werk nog langer hebben uitgerekt, had een ziekte, byna tot de dood toe, de loop van myn voornemen niet gestut. Een meêr dan gemeene zwakheid des lighaams heeft myn ziel overrompelt met een onmagt, om de meeningen myner geest te penseelen, en langer te vertoonen, dat ik als een muilezel wel bekwaam ben, om byna van een ieders tong met een schimpspoor bereden te worden, dog geheel niet in staat schyn, om afzetzels van myn aard voort te brengen. Die van zyn Vaders kant van een paard, en van zyn Moeders zeî van een ezel is te zaamen gesteld, sterft kinderloos. Ziet daar een nette beschryving van myn familie, vrienden, en afkomst, waar mede ik my weinig bekommer, en die ik meêr schuuw, dan ik ze nader, in zo verre zy aan de graauwe ridderordre der langöorige sociëteit behooren. Ik kan met Midas niet hotten, schoon ik geen Foebus ben. Die snaak praat van een quart percent, van maaten, en gewigten, en dewyl de zon die dingen niet bezigt, maar, als de eerste kerk, alles na de algemeene liefde wikt, zo is 'er, en blyft 'er een stuiting tuszen den dag, en de nagt, waar van in deze volgende bladeren vry wat te doen valt. Ik prys ze niemand aan, om niemand te bedriegen, maar ik legze, als de bakker zyn bollen doct, op het venster te pronk. Wil ze iemand koopen, wy zyn gereed om ze te leveren, en schoon ze door de overvloedige gest een weinig bitter hier, en daar vallen, zo zyn ze dog gezonder, als de universalin van Doctor Crispyn, die door een schielyke operatie zo rustverwekkende zyn, dat de innemers der zelve, door geene met salpeter geladene kanon, nog mortiertongen konnen wakker geschreeuwd worden. Daar schuylen onder onze semelen hier, en daar eenige greintjes blom, die den doortogt behulpzaam zyn voor veruitziende reizigers, die buiten hun zelven gaarne wenszen te trekken na die verborge zelfsheid, waar by de Heeren Goudmakers zweeren den lapidem Philosophorum toe te stellen. Dat grapje is in deze mixturen te bagge- {==VIII==} {>>pagina-aanduiding<<} ren voor een getingen prys, en daarom valt 'er niets te doen, als den buidel af te leggen. t'Sa wakker jongens, schud de beurs! voor een baggatel heb je den kei der Wyzen. Een emmer aurum potabile voor een ryksdaalder is immers een dolle koop. Ik verzekerje op myn eer, dat je 'er eêr gek, dan dronken van zult worden: want alle de ingredienten zyn meêr bryn, dan bloedtreffende, en dat is al veel in deze verligte tyd, waar in de kikvorszen in rym, en de muyzen in prosa in een geduurigen oorlog zyn over het regt van preferentie toe het algemeene dolhuis der natuur. Ik gun ieder Lezer zyn plaats in het zelve, mits conditie my van dien cel niet te berooven, door welkers tralie het my wonderbaar gemakkelyk valt te zien, dat één oog voor koning onder de blinden ageert. Kon ik dien vorst op myn zei werven, ik riep als Caesar: veni, vidi, visi, Romen, ik wil zeggen, Amsterdam. ô! Daar is niet gelukkiger voor een Autheur, als het handgeklap te genieten van die wysaarts, die met een pedantische graviteit een regt hebben overgewonnen, over die toehoorders, die het zever, en 't kwyl langs den kin rolt, als zy verwondert, van wegens de Ciceronianize graviteit hunner voorzwetzers, die dog zeer gering valt, zitten te luisteren als een jonge deêrn na den huwelykstekst haarer serviteuren. Onder het allerhatelykste lommer der bedilällen, en het schermdekzel hunner reizige ooren oog ik op myn Lezer, die ik meêr gezondheid toewens, dan ik thans krankheid bezit, om hier door in staat te blyven van de schriften, die ik dan, en dan meen uit te geven, te kunnen gebruiken, tot die diensten, waar toe ze ieder, na zyn aard, en bevattingen bekwaam oordeelt. Met deze wens slaat myn trom tap toe. Uit myn Ziekbedde, den 2. October, 1727. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1726. No. 1 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 16. December. VErwagt Messieurs, geen wysheid van een Sot, nog geene Digtkundige vindingen van een Pater, die de Sangnonnen verdoemt. De Arremoe is de Moeder der Wetenschappen, en de Honger de wettige Dogter der Deugt. Wie niet gehaat wil wesen, moet dommer tragten te zyn, dan zyn buuren. Hieuw men de Philosophen outyds voor gek, thans aght men ze gevaarelyker, dan de pest. Die één oog hebben zien nog te veel, en daarom bidden de Blinden om een eeuwige nagt. Wat valt'er met oud Hollands Moraliseeren te doen? dewyl yder een vlugteling blyft van zyn eygen Vaderland. Een Parisiaan op den kop, en een Engelsche Leddi onder de Knie is genoeg om Diana te verschalken. Hadden de Ossen geen Hoorenen, het waaren onnosele dieren, en liepen de Nederlanders niet met de twee Alamode Favorieten der Frandschen, wat Deen? wat Sweed? wat Mof? zouw op hunne smeerige inkomsten verlieven? Westphalen, en Munster bleven thuis, wasser in troebel water by ons niet te vissen. Een aangebrande Pot is klokspys voor een Jut, of een Noor, en een geciviliseerder Boer is 'er selden vies van. Die brengen yder slegts een Vork van den stal, en daar me aan 't geschep. Of 't hooy een wynigje must, dat verveelt geen gretige Stier. Wy zyn alle gekroopen uyt een en het zelve Ey, en daarom is 'er een eeuwige Swagerschap onder de Beesten. Van de menschen spreek ik thans niet. Dat zyn, beget, figuuren van de andere Wereld, Patrysjes van Eden, en Snipjes met hun Hemelsche {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} drek. Die daar van zouw willen beginnen, had straks gedaan: want het is profytelyker aan een Varken twee Stuyvers draf met vrugt te besteeden, dan ze door Paarlen van duisenden, onnut te hullen. Van 't laatste weeten de Gadareenen niets, maar van een quart per Cent! ... seldrement! Midas! wat rysen je ooren? Momus krygt toehoorders, Goden! Iscariots buydeltje swelt, en ik preek niet langer voor dooven. Yder wil een stoel in de Kerk van Mercuur. 't Is straks praatje van Geld, Keerel? weest dan ons aller hooft. Wy sweeren getrouwheid aan Saul, en daar me is 't met de Republiek der vroomen gedaan. Wat dunk je, Vrinden, zal 't niet beter gaan met Liegen, en Bedriegen, dan met waarheid te venten. ô! De Kooplieden zyn zulke eerelyke Patriotten, dat het sonde, en schande is; want om een stuyver te winnen, zullen ze hun vaak niet ontzien de heele Conscientie te verliesen: trouwens alle konsten hebben haar handgreepen, zey de Koster, en hy vatte Heerooms Klopje, onder belofte van zuiverheid by den tuyt, en zy sprak 'er niet een woord tegen, want alle dingen die zyn moeten, die moeten zyn, te meer als ze tot den dienst behooren. Dus verre Broer Cornelis. Een Jufferlyke Parenthesis, gepast op het Signum Interrogationis van een Heer verveelt zelden, en een kleyne afwyding van de Saak, stelt ze dikwils bekoorelyker te vooren. Het geduurig allarm blaasen op een en de zelve Stormkat, is lastig, maar van tyd tot tyd te Mineeren, te Attaqueeren, en te Bombardeeren is leeven en dood, op het gevoegelykst te conjungeeren. Dat ik een Soldaat was, ik bleef by den deegen, maar nu ik een nar ben, zo kies ik de Pen. Geen moordadiger Geweer heeft de Duyvel in zyn Arssenaal, dan de schagt van een Gans. Zynder duysenden gemassacreert door het Lemmer van Galeen, daar zyn 'er tien duizenden verslagen, met de punt van een Veder. De Pest heeft nooit meer menschen vernielt, dan deze Lans van Atropos heeft ter helle gesonden. Men koopt voor een dubbeltje een paket Arsenicum, waar mee men een heele Wereld kan vergeeven. Vyf-en-twintig peylen voor twee stuivers, ik beken het is schande koop, maar nog te duur. Zugt heel Asia niet onder Mahomets Letterflits! en moet Europa de {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} wrevelige Schooldolk niet voelen van bitse Munniken, roofgierige Advocaaten, en afgryselyke Doctoren? zyn de Ketteryen, de Staats omwendingen, de Konings Moorden, de onvergeeffelyke recepten der Apothekers, de Accademie-twisten der Hoogleeraaren, de lamme Rymgedagten der Pothuys Poëten, en de lasterlyke Pasquillen op Grooten, en Klynen, niet uyt het en van dien Stam gesprooten? onsterffelyke Goden! waar toe schenkt gy de Wereld een Houwer, om haar zelve te Ponjardeeren! en wat deden de Aardelingen, met Schryf- en Drukkonst, om u Hemel te bevlekken? 't is wel waar dat het hoogste Goed daar mede is gestempelt, en dat de Waarheid haar toets aan dezelve schuldig blyft, maar een mes, hoe nuttig, is nadeelig in de vuist van een kind. Als de reden den Geest wikt, en dat loome verstanden de vlotte invallen van vlugtige gedagten willen weegen, dan vertreden de swynen de Edelste Roosen: Ik wil thans niet zeggen dat Caviaar, en Mostert, geen kost zyn voor Jongens, nog dat het aan het meeste gros der Kooplieden niet voegt te oordeelen over waaren van Parnas, en Athenen, dewyl die niet verder bevoegt zyn, als het Schoenmakers past, om by hun leest van credet, en debet te blyven. Neen, Heeren, ik doel verder; want daar zyn Lettervitters, die meening, op meening hoopen, en ondertusschen de waare sin derven. Daar zyn Sectarissen, die verdeelt van oordeel, de eeuwigheid misloopen om hun buik te ronden, daar zyn Ketters, die hun zelve verketteren, door andere te verketteren. Dat zyn de uytroeyers van Geloof, en Liefde; de inquisitie Baasen des Geestes, de Domminicaanen, die Galg en Raderen voeren, om als Wolven Slands Schaapen te vernielen, de Pagters van Hel, en Hemel, met een woord, de zulke die het teken des Beestes al dragen waar ze gaan, en staan, en daarom ook kunnen Koopen, en Verkoopen, terwyl de waarheid zonder helder of penning te ontfangen, haar kraam 's Avonds zo pakt, gelyk ze 's morgens is geopent. Hy spiegelt zig wel, die zig aan een ander spiegelt, en daarom meen ik het pad des loogens in te slaan. Ik zie met Medea den regten weg, dog volg den krommen. Op de baan {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} van de Deugt zyn distelen, en doornen, en die lusten my langer niet; dies wil ik banketteeren in de Loverhutten der Canibaalen. De Brede-straat endigt in den Etna, het is waar, maar ik ben een Batavier, en wil myn Medeburgers op dien togt niet verlaaten. Zy waagen Lyf en Ziel, om door raapen, en schraapen hun Paleysen uyt te dyen, en schoon hunne Leeraaren hun moord, en brand toeschreuwen, nog reyden ze op hunne Faëtonnen van booven na onderen. Stof, Romen, op u Curtius! die den brandendenden poel dempte door zyn eygen rif, wy segenboogen op Helden, die na Dood, Duyvel, nog Hel en vraagen, als 'er wat te winnen valt. Ziet, vrinden, gy kunt gemakkelyk hooren, dat ik het op 't liegen heb gemunt. Want zouw ik waarheid venten; gy zouwt myn grollen niet begeeren. Te edelmoedig zyn de Grooten, en Ryken, om die Dame te groeten. Zy heeft pas een Hembd aan het lyf, terwyl de valsheid in Syde en Fluweel uyt speelemyen vaart, en hoe Gek de laaste is, nog Regeertze de eerste, want de brydel der Onwetenheid is de Loogen geoffert, en daarom loopen de Wysen bedelen. Toon my een Solon, ik wys u een Irus, Print my een Maro, ik schilder u een Gusman; Borduur my een Socrates, ik stik u een Xantippe, taffareel een reyken Wrek, ik maal 'er een Lasarus tegen, want de Goden gieten selden Rykdom en Deugt in één vat. Je zult me hoop ik gelooven, als ik zeg (trouwens 't is wel te zien) dat ik aan de Botheid een wasse kaars heb geoffert, eer ik ondernam deze bruyeryen te revelen, want ik weet wat het in heeft de Platonise Pispraatjes der Geleerden door Diogenes blaffen te overgrauwen. De Ton van een Wysgeer, ik meen de Kerker van zyn ziel word hem te nauw, als hy den wyden omtrek der dwaasen meet. Hoe meer de hond blaft, hoe meer knuppels zyn rug schynt te zullen looten. Dan twyfelt Carthesius niet aan het gevoel, als hem Aristoteles een Amersfortsche Key op den Boggel slingert. Verwagt van Schoolbuffels geen complimenteuser groet, dan een gehoorende hoed op u huyd. Dank heb Europa's Koeyen, die dikwils kalveren, {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} schoon hunne Jupiters van honk elders loopen roesemoesen met de zo genoemde negen Maagden van de Helicon, om Pallas Quasi te streelen. Gestudeerde Koekoeken, gy Helden, die Minerva vernagelt, als gy den Pegaseeschen Sadel wild beklimmen, waar berg ik myn Buld voor u spitsige rasernyen? is 't om een maarskussing, of een Rabbalayse onderwerping voor den Paus te doen? ik buig myn nek voor u hinderste, want hoe ik u meer van vooren beschouw, hoe ik grooter last van agter gevoel. Ik heb geen Seeneuwblaaden noodig, als ik de Clysteer van u wesen beschouw. De dood Synpatyseert meer met u tronie, dan de kennis der Medicynen accordeert met het Pekdraad van Doctor Crispyn. De laatste ryd op een Sweedsche Merrie, als hy de Middernagtskroon op den kaalen kop doed kalotten, maar de andere zyn een deel Don Quichotten, die met den Ronsinand van Pindus om een ingebeelde Dulcinea te believen, Nikkers en Reusen bevegten, die 'er nimmer te vinden zyn. Hoe dikwils disputeert men vergeefs, wanneer me gedagten wederleid, die niemant stelt, en Boere Stulpen voor Kasteelen begroet? Trouwens de Geleerdheid van veelen brengt dit meede. Wat meenje Vaders, dat u Kabouters verrigten? als ze u Geld op de Schoolen verquisten. 't Is met Waarheid en Deugd te zoeken, zelden te doen! die kan men vinden in Bossen, en Wouden; in de hutten der Armen, by de verdrevenen, by zyn zelve, of om alles te zeggen, by hem, die om niet alle dingen schenkt. Ik ontken niet, dat ymant die de waarheid medebrengt, die overal vind, maar zeg dat de loogen haar zelfs ontmoet, als zy uytryst om het tegendeel te agterhaalen. De beste spys is nadeelig voor een Sieke, daar een gesonde al opslokt, wat hem voorkomt zonder letsel. De Kerk en Academien zyn Heilig en goed, en zy die ze bestieren nuttig, en dubbele Eere waardig, dog hoe weinige den Tempel in den Tempel medebrengen, weet niemant beeter, dan de Apostolise Geesten. Dog die zyn by dat Gemeen Apocryf, die het Canoniek stellen in een anders meening te omhelsen, zonder hun eygen te gronden. Men springt op raat zyner Buuren, van de Wal in den Sloot, om {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} elders te landen, en ondertusschen is help! help! de Boodschap, wanneer arm, en beenen het Zwemmen niet verstaan. Ziet uyt uw eygen oogen, ô Brillemans, want de Vergrootglaasen der Smoussen zyn bedriegelyk. Zy maaken van een Luys een Olyfant, en van een Kemel een vloo. Al na de Kop staat, de wind van eygenbaat waayt, het Selfs-belang het vordert, en het de Glorie medebrengt, daar na Schildert men de Coleuren. Gelooft u ondervinding, Lezers, zo gy Momus mistrouwt. Maar wie durft in deze tyd, zonder Lyband, of Valhoed de Straaten passeeren? voort in de Kakstoel met de Jongens; een Poesjenel, met een Bel in de vuyst, en een Gard voor de Schoorsteen is genoeg, om onbedreve Wigten te bestieren. De Beesten worden groot, en de menschen blyven klyn, want hoe men meer eet van de boom der kennisse van Goed en Kwaad, hoe men minder de vrugt des Levens tand. Eenvoudige Onnoselheid waar zyt gy vervaaren? sint Reden en Oordeel verdonkert, door een eysre Eeuw de Goude tragteden te agterhaalen. Mogt ik iets wenschen om tot dien top te geraaken, die veele averegts soeken, ik zouw bidden, geen andere wil te hebben, als willeloos te zyn! die Wysgeerte prikkelt myn gemoed, want ik weet geen nader weg tot de volmaaktheid, als in het onvolkoomen lydelyk te blyven, door na een hooger magt te zien. Dat is de Wieg om te rusten. Geen sagter Matras vind Adam onder al zyn Distelen en Doornen. Het altoos duurent wieijen verveelt; want het Onkruit speelt den Baas; en hoe ik meer arreby, hoe ik matter schyn. Ik geef het op, en werp den Spa op den Akker, want de nagt is te dik om langer te zien, en de Maan Eclipseert onder de Starren. Maar zagt, waar wil dit heen? zullen ligt myne Lezers denken; is dit het begin, en Voorreden van een Weekelyks blad? wat zullen de navolgende baaren? Ha, vrinden! uyt een Chäos wierd de schoonste Wereld gefokt. De Son is haar oorsprong aan den donker verschuldigt, en de Beyaart was Moeder van de ordentelyke Schikking der Hooftstoffen. Waar zag men ooyt een aardige Tuyn, wiens grond te vooren niet {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} moest omgespit zyn. Drek, en Mist zyn de Canaalen, waar langs de Lelyen en Roosen vloeijen. Op een dood aas wassen de schoonste Druyven, en uyt de Contrarietyten reysen de te samenhortingen der Beelden. Vraagt dit vry, wilt gy my niet gelooven, den Doctor Polevey. Die wierp Draat, en Pik, Leest, en Leer, Naald, en Schoenpinnen, Wyf, en Myd, Letter en Geest, Duyvel, en Engel, Hel, en Hemel, Sig, en zyn Kinderen, onder malkanderen, en Hokus Bokuste 'er Medicynen van, die de Sotten Wys, en de Wysen Sot maaken, en waarom zouw ik dan niet een Lappery konnen knoeyen uyt verscheidene ingredienten die de meeste Weereld zouw verveelen? My dunkt dat dit al een kragtig Motief is om Kalanten te lokken, inzonderheid in een Land, waar in de menschen om een anders Tydkorting te vinden, vaak hun eygen verliesen? Dat 's, Beget, braaf Volk, en ik wilder geern me leeven, mits ze alleen sterven. Trouwens dat konden de Romeynen beter doen, dan een deel Christenen. Die stapten na het Elisé, op den Pas van verdienstige werken, en de andere keuren die af, om dat ze weinig, of niet en bezitten. Hoe fyn zyn de meeste Hollanders, Goden! ze overtreffen Joden, en Turken in het Geloof, want de laatsten praaten van doen, en de eerste van laaten. Daar het zo geschaapen staat onder de meesten, moet de minste Leeraaren. Ik die van overlang heb gezien, dat het bederf van Zeden, het ruien is van Staat, en Kerk, vind my gehart een Knuppel onder de Gansen te gooijen, en ze alle te raaken, zonder 'er een te treffen: dat is generaal te bestraffen, en niemant particulier te quetsen. Ik weet dat dit oly in 't vuur zal zyn, wyl het de boosen niet zal beteren. Momus zyt het van te vooren. Hy kent de aard der Buffels, want hy is zelfs een van de grootste, en kan alles verdraagen buyten de waarheid. Ik voel my liever kastyden met Loftuitingen, dan Verwytingen, en daar aan toon ik meer een Platonist, dan een Diogenes te zyn. ô De fynste huyd kan de minste schuuring veelen, hoewel hy ze het meeste nodig heeft. Geloof je me niet, vraag het de Broederkens, die verboode Oeffeningen frequenteeren. Met de Susjes wil ik niet gemoeit zyn, want die vallen een deel niet vies van die tydkortingen. {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Die slagten een party Fransche Vlugtelingen, die Ur der Chaldëen verlaaten, om in Hollands Canaän te Banketteeren. Daar leeft 'er G... betert! meenig op een Belydenis, die hy niet en gelooft, dewyl de regte Bezitters steenen voor Broot kreygen. Uyt de laatste regel is klaar te merken, dat ik de Goede hier te Land niet ontken. Geensins; in Egipten woonden eertyds Israëliten, en in dit ons lieve Vaderland ontbreeken geene verborgene, die liever gebrek lyden, dan voor den Baal der Kooplieden, door liegen, en bedriegen te knielen. Alexander won de geheele Wereld, en moest 'er afscheiden met den Dood. Niets blyfter over, als de Deugd. Wie in dien veragten rok is gedost, draagt de Pelgroms Kap, om in den Hemel aflaat te winnen. Geen Geld opent de Poort van Sint Peter, maar de veragting der tyd baart een eeuwige Vreugt. Wie 't onder op dienen zet, zal booven heerschen. Zo sprak Seneca, doe hy Milioenen Gouds broeide, uyt Nero 's Eyeren; ten bewys dat praaten en doen, twee Poolen zyn, die eenige duizende meilen in nabyheid verscheelen. Tusschen myn Bespiegeling en Beleving is geen minder onderscheid, en daarom dunkt my dat ik best tot een Leeraar bevoegt ben, dewyl het eygen is aan de Munniken, een ander dat af te raaden, het geen, ze begeeren te verkreigen. Kon ik myn Amsterdammertjes zo mal kreigen, dat ze haar gulde Afgoden verwierpen, wat zouw ik aan 't rapen vallen! je zouwt zweeren; dat ik een Paap was, want ik zouw al schraapen wat ik kon vinden. De heele Wereld was myn, zogt elk den Hemel. Wel wyser Lesers, blyf op u droessem, en spot met myn Lessen, dog weest verzckert dat ik u Weekelyks zal tugtigen met Courant Periodes, die Nuttig, dog Divertissant zullen zyn, want ik weet dat geconfyte Aloë beter door den Keel wil, dan ongemengde. Verwagt die per naasten van uwen aller Momus. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, J. van Poolsum, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hoorn, Beukelman, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1726. No. 2 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 23. December. DAt myn wil, en vermogen even groot waaren, ik zou de Heeren Lezers van daag vergasten op een Pastey van negen Koneynen. Een Vrouw van Guilford, heeft 'er korts geen minder geworpen. Wat voor een Rammelaar de Vader van zulke Misgeboortens is, hoort tot de Geneälogise onderzoeking der Philosophen. Onder die Maats heb je Snaaken, die uyt een drekkige Muis, goude Bergen baaren, en schoon ze de Arremoede dadelyk bezitten, egter niet vry zyn de rykdommen door bespiegelingen te verlangen. Al heeft een Adeptus geen Duyt in de Mars, hy is egter een Koning te ryk; want de hoop op het toekomende, doet hem het tegen woordige veragten. Agter zeven bergen Zweet, schuylt zyn Luylekkerland, en komt hy 'er nimmer in Passientie. In Magnis voluisse sat est, zey de Linker, en hy schoot te kort in de circumferentie van Madame Therese's Conclave. In zulke, en diergelyke Cellen, word de Natuurkunde gepylt. Veele zoeken ze op de Leuvenze Faculteyt, en vangen bot, daar andere pierewyënde agter den Dyk, de Vorens der Fuyken ligten, waar in 's Lands Posten hunne Hommen verschooten. Of 'er splint zit in de Tas van een Oude Hoer, weeten de Jongens best 'die 'er van groeyen. Duizenden dragen een Zilvere Degen, waar van de leedere Scheede is verrot, dog dat doet tot onzen Text niet. Die praat van Herscheppingen, waar door het eene Zaat in het ander verwisselt. Paracelsus wilde menschen fokken in glase Botteljes, want hy had in Arabien het Meloenbroeijen der {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Hollanders gezien. Hy bruide Hermetice Son, en Maan in één Quispedoor, en speelde Alderheyligen op een Assen-Woensdag, dog of 'er ooit Starren van gekoomen zyn, weet ik niet, zey Socrates, die niets anders wist, als dat hy niets en wist, en dat is al veel gevordert, om van een Gek in een Wysgeer te vervellen. Had hy op de Beurs van Amsterdam voor Makelaar geägeert, hy zouw een anderen toon hebben gezongen, als ik lol. In plaats van Xantippe te borstelen, zouw hy Myrtone hebben geschuurt; Trouwens dat de goede Man nog al redelyk, en daarom brak het hem op, als een Hond de Worst. In dat punt was hy een volkomen Overtoomse Bever, want beviel hem de een niet, hy geriefde de ander. Hy stuurde Lea om Mostert, en hy gaf Rachel een paar klondjes Kandy. Wouw Sara Hagar niet dulden hy nam de Spanriem van Doctor Crispyn, klouden 'er op, en swoer by haar afgrond, dat hy 'er nimmer zyn Sleutel zouw indraaijen, en zoo versleet de Lief hebber zyn tyd, tot hem de Raat van Athenen een Cordiaaltje schonk, dat omtrent zo bequaam was, om hem te doen barsten, als een Elixer van Hoogduitze Schoenpinnen, geapproprieert op een Nederlandze Maag. Doe Diogenes op het geypen stond, bad hy de Huysgouvernante van zyn Meefter, dat ze hem na zyn Dood zouw op den Buyk doen leggen, want vervolgde hy: Gy weet, myn Lam, dat de dingen die heden staan, morgen hangen. De Wisselbeurt is de ziel der Stoffen, en daarom loopen de Wysen uyt het Oosten met kakhielen in het West. Zint de Kunst in praaten bestond, hadden de Stommen geen Brood. Wat is waarheid? vroeg Pilatus, die zo gemeensaam omging met de loogen, dat de Keyser hem om die reden avanceerde, tot Comissaris van den Joodsen Tol, dog hy kreeg geen antwoord, want wat wind de Onnooselheid op het Capitool, of wat nut schept de Deugt van Plyten, en Krakeelen? blaft ze tegens het Onregt, zoo word ze nog meer geknuppelt, dan dat ze koetst, en zwigt, en daarom wykt een Man van Fatsoen niet zonder oorsaak voor een Vulliskar. Het is al de Wereld niet gegeven een Amersfoortse Key voor den steen der Wysen te verpassen. Dat moet een Knevel, zonder Conscientie zyn, die Noorts Pik, voor {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Egyptise Mumie veylt. Ik geloof in geene revelatien van het Spinrok, nog in het Prophetische wargaaren, dat een Mof weeft op een Sweeds Getouw. De Kroon, die de meesten by Middernagt overwinnen, bestaat in een Diadeem van twee Hoorenen. De dag is te Heylig, om de influentien der Maan te beschouwen, en om die reden verrigt Acteön zyn Boeven-Jagt in den donker. Daar verligt een Broeder dikwils de Susterlyke zwaarigheden, door klemmende Beweeg-oorsaaken, die zo onwederstaandelyk zyn, dat de Myd een hart van steen moest hebben, zo ze niet toehapte op de gunstige aanbiedingen dier twee Talenten, waar door meenige reuge, Huisen en Akkers besit, die hy gebouwt nog geploegt heeft. Veele kunnen dikwils niet begrypen, hoe de Kalisen zo schielyk ryk worden, maar menschen, die, buyten een paar oogen in den kop, een Bril van doorzigt bezitten, weeten wel, dat men met het Synpatethise Poeder van tikje myn, ik tik je weer, meer kan avanceeren in één uur, dan door jaaren agter een, met een onbesprooken Wandel, Weduwen en Wezen van zyn nooddruft mede te deelen. Dog het laatste is een Saak, die in deze tyd weinig voorvalt, en daarom wil ik 'er myn Pappier niet aan verbruyen. Ook is de Beschryving dier Stof niet divertissant genoeg voor gretige Spreuwen, die, om de krieken der Armen te rooven, na geen bestraffende Moliken vraagen. Al zatter een Capucyn in de Boom, nog zouden de Dieven Steelen, want de Soonen van Mercuur vragen na hagel, of loot, als 'er wat te Smoussen valt. Het heet: Quantum erat Romae moles condere gentem! dat is, door zulke, en diergelyke weegen zyn onze Stulpen uytgedeyt tot marmere Kasteelen, en daarom is de Liefde zo abondant op de Beurs, als het Geld in den Buydel van een Poëet. Eer zag men duyzent Narren ryk worden, een een Digter wierd geavanceert. Dat is een onnut Huisraad in een gemeene best, zeggen de Esels, en daarom zullen ze liever een heele, of een halve sool Kalfsleer voor Medicynnen in hun darm proppen, dan dat ze de waardy van een paar agterlappen aan een Rymer zouden verbruyen. Weg Demodocus, weg blinde Siender, met u Vaarsen; ons lust Docter Crispyn te hooren glosseeren, als een Boer {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} over de Openbaaring. Waar haalt het de Baas van daan! gilden de Knegts; onverstaanbaarder Klanken hebben wy nooit van Swaanenburg gehoort, en die is immers van de gansche Wereld met die Tytel vereert. Geen bequamer onder de Son, om duister te zyn, dan hy, want hy vertelt de Omnibus aliquid, sed de toto nihil, dat is, zyn Geleertheid maakt hem raasende. Opent u, ô gy Poorten van het Dolhuys! op dat 'er Apollos aterling in stap! maar zagt, excuseer een welopgevoede Parnas Aap. Die eer komt een Reperateur van muilen, en Sieken toe, Wie hoorde ooit van een beknopter vereeniging van Kunsten? dan hier te beschouwen zyn; en ligt dat we aan dien Held de Man zullen geuonden hebben, die den steen van het Graf zal wentelen, en ons wysen, waar de Archeus der Haasen tabernakelt. Ey, vader Pantoffel, vereer ons een Pikdraatje om dezen Doolhof ten eynde te raaken! want uwe inspiratien zyn volkomen Gek, en de myne niet Wys, gelyk uyt deze volgende Aanmerking over de negen Gesusters eener dragt zal blyken. Zyn het geen Sanggodessen, het zyn ten minsten Konynen. Maar hoe komt Moer aan zo een sootje? ha! hoe veranderen de Leerknoeijers in Hipocraten? en hoe geraaken de kaale Moffen aan Geld? antwoorden wy. Zeg je? ze verliesen hun pover Figuur, door een Magnetisen trek tot den overvloed, en de schrik voor de arremoede doed hun Synpatiseeren met den Rydom. Wy repliceeren, dan moeten de narren onder een ander klimaat gebooren zyn, als de Wysen, want schoon een Esel avanceerde tot de Digniteyt van een Domheer, nog zou hy nimmer Apollo voor zyn Hondenslager begeeren. Spreek, ziet men ooit verdiensten employeeren by de Chineesen, zo lange 'er van de contrarie party by de Tartaren te vinden zyn? 't Is een misselyke vraag zul je zeggen? maar wy andwoorden bescheidentlyk: 't is nog disperater, dat Deugd en Waarheid, op de meeste straaten struikelen. Hoe komt dat? het Heilige heeft zo een schrik voor het Profaan, dat het, leyder! vaak iets om droog brood verrigt, 't geen met zyn natuur niet overeen stemt. Meen je niet, dat het hart is voor een Lakey, die een vrye geest bezit, dat hy voor knegt moet speelen by een Heer, die een Slaaf is van zyn driften? {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Seldrement! Hoe dikwils heeft het my, als Autheur, verdrooten u Dienaar te seggen, tegens een Bedriegelyken Boekverkooper! wiens Woord geen Zegel, maar een geveinsde Bek representeerde. Al raakte Pallas, als een gehoepelde Bruynet, met het grom, door bespiegeling, meen je, dat ze Hemels verstand zouw baaren in deze tyd? abuys, 't zouw ten besten genomen, maar wat hairkloverye van vernuft, zonder geest wesen. Och! als zy de Letterknaapen maar rook, beviel haar reden van een particulier concept, en daar me was het happa, met het algemeen geloof, en de innerlyke ondervinding. Hoe dikwils de Baarmoeder der liefde ook word gaande gemaakt door de roepende nood van duizende armen, nog brengt ze egter geen volkomen kind ter wereld, want pas komt 'er een wee, om wat te geeven, of Tryntje Moer roeyt een duyt, voor een Ducaton, en daar me is het Praatje van de Volenwyk der Goede Werken uyt. Lag niet, Democrieten, over myn natuurkunde; maar huilt liever Heraclitus, over de botheid der Rationalisten, die voor de vlugge omkering der dingen pal staan. Lieden, die jaaren agter een met de twee Steenen van Deucalion hebben gegooyt, in Moeder Pyrrhaas verkeerbord, weeten nog niet, naar het lykt, dat een derde het Spel der maaten kan schutten, dat Jan 'er af, en Klaas 'er op raakt. Het eene Idé verdryft het ander. Pas ziet Griet Dirk, of Kees heeft den bof. Waarom kiest Paciphaë den witten Stier voor den donkeren Minor? waarom zoeken de Kooplieden meer na Spaanse Dubbeloenen, dan na verdienstige Werken? zyn de Vatbaarheden van hun verstand nog niet genoeg bezwangert, met ligt, en reden? voorseeker ja, zullen ze hier zelfs straks opgillen, zo men haar zulks voorstelt. Wel waar komt het dan van daan? de schrik voor nederig, en arm te zyn doet hun liegen, en bedriegen, en zulke schatten baaren, die de waare Philosophen voor Misgeboortens begroeten. Kun je nu, Haasenkoppen, het Conyn werpen verstaan? Ba! neen, zeggen de Brabanders, wy hoeven niets te begreypen, maar gelooven, dat het genoeg is, als onze Pastoor alles voor ons bevat, en dat is gemakkelyker, dan Geus te zyn: want die platters willen een party geen doekje regt voor de oogen hebben, als ze blinde Mannetje behooren te fpeelen. O {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Tempora! o Mores! dat is te zeggen: wy beleven immers een heerlyke tyd, want de meeste menschen kennen alles, buyten hun zelve, en de oorzaak hunner wanstallen; en daarom zal Carthesius nog al lang twyfelen eer hy het Konyn maaken zal verstaan. Maar dit overgeslaagen, en my eens van de halfwysen na de compleete dwaasen gekeert. Gy, Heeren Goudmakers, die als Jobs op uw Misthoop eysere Jaaren 't zoek brengt, om een Goude Eeuw te beleven, wat dunkt u van dit Spel? hoe? kunnen de Jongens de Vraagen niet? wat doen ze dan in de Catechisatie? van hier rekels en reuën, met u Basilium Valentinum, met u Sendevogium, met u Drebbel, en Helmond. Spelt in u eygen boek, om de Natuur-characters te leeren leesen. Want waarom andere Schriften doorkroopen, buyten het Gewyde, als u eygen gemoed, en de waarneming der Saaken, die gy dagelyks tegenstreet. De Quintessens der Mineralen, leid hier langs zelfs voor u voeten, en gy stapt 'er zonder ze te raaken, overheen. 't Is, stookende Koekoeken, niet te doen met op metallise Eyëren te zitten, of den Mercuur vuyl te broeyen. Neen, spring op de Wysheid. Treet de Hen, die het groote Kuiken heeft gekipt, gy Platonise Haanen. De Maagdom van Minerva is eeuwig, en uw Dieploot haaren & Cetera geheiligt. Dan krygt de Capoen weder spooren, en Paus Jut verwisselt in Sinte Peters Uyl. Met een Woord: Ik schyër uyt, om langer als een Operateur van de Key te grommen. Hier zouw ik ruym zo donker en onverstaanbaar konnen worden, als onze zo genoemde tweede Jacob Böhme, binnen Amsterdam is, die, uyt een Schoenmaaker in een Quaksalver verwisselt, net zo veel Oly in zyn Lamp heeft, als 'er vereyst word, om al de Wereld te doen zien, dat zyn Tractaat van de vyf wyse Maagden zo mal is, als dat van zyn myd, die wel swart, maar met een zo lieffelyk is, dat m' 'er de Man niet alleen door na bed, maar de kinderen zelfs 'er door buiten de deur kan jaagen; ten klaaren bewys, dat de gaave van ieder Figuur bezonder zyn. Maar genoeg van Narren, want ze verveelen de Wysen. 't Is wel waar, dat 'er onder alle de Artsen, die Signum Stultitiae, dat het is het brandmerk der Schoolgeleertheid op hunne Visionomien torschen, geen bequaamer is, om een paar laarsen te knoeyen, {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} waar mee een Sieke per Post kan na de andere Wereld galopperen, dog wie is daar juyst altyd me gedient? schoon het Flerecyn een Jigtige Sondaar in de Spykerton van Gerard van Velsen om wentelt, nog wil hy liever hondert Jaaren die helsche Galanterien verdraagen, dan zyn Sterfdag zien verhaasten, door een heilsaam Quid pro Quo te slokken. De Hemel hoe schoon verbeeld, schynd niet kragtig genoeg by de meeste Aardwormen, om uyt hun Drekstoel daar henen te treden. Al staat de Phaëton van Michaël gereet, om de ziel boven de Wolken te voeren, nog is ze te zwaarmoedig om 'er zig van te bedienen, insonderheid zo het gewigt van Geld de Liefde boeit aan de stof. Ik heb 'er honderden gekent die van de toekomende Heerlykheid Papegaayden, en ondertusschen met hun geheele hert zoo vast kleefde aan het tegenwoordige, dat de omstanders niet wisten, wat ze van die dingen zouden denken. Daar is niets, dat de verbetering der tyden meer belemmert, als dat men fyn praat, en grof doet. Dat Joden en Heydenen niet toevloeyen in den Tempel der Christenen, schort niet aan de Belydenis van de laatste, maar aan het qualyk gedrag van veele, die de Turken overtreffen in Baatzugt,, en wrevel tot hun evenmensch. Zommige hebben een regte Leer, en een verkeert leeven, andere daarentegen dwaalen in de Waarheid zuiver te begrypen, dog vlugten voor de Loogen, door te wandelen, als Kinderen des Ligts, en egter prefereert een Orthedoxe Blindeman den Phariseus voor den Tollenaar. Hy is gelukkig, die van binnen, en van buiten opregt is, en meer verzekering bouwt op een G.. vrugtigen Wandel, dan een ingebeelde bevatting. Al vervalt zo een Reiziger onder de Moordenaars, en ziet Priester en Leviet voor by passeeren, om dat de Fynen van geen Helpen, nog Geeven en houden, al evenwel krygt hy Oly, en Wyn van den Samaritaan. Laat hem een Doctor vry doen sweeten, een Apotheker Clysteeren, een Barbier laaten, en een Quaksalver met Schoenpinnen lardeeren, hy word door de Dood van de Dood genesen, want zyn geloof was leeven, en zyn leeven Geloof. Dat een Man die zo gestelt is, juist niet veel Tonnen Gouds na laat, is wel te begrypen voor waare Sienders, dewyl de dagelykze zwarigheden van duizend elendigen te onderschraagen, hem van die moeyte hebben ontlast. Die zyn Capitaal op den Schamelen zet hier beneden, verliest nimmer zyn Obligatie booven, want vallen de publieke fondsen der Aarde, die van den Hemel reisen te meer, Ik heb 'er een gekent, die levendig van Geest by de veertig jaaren heeft gewoont in de Doodkist van zyn lighaam, dewelke by {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn tyd zo veel weggaf aan den Armen, dat hy de Broederen Diaconen de moeite benam, om het na zyn afsterven te beleggen. Ik zal maaken, zey hy, dat myn Gcld in goede handen komt, en hy hielp alle nooddruftigen, tot de Goddeloosen in't kluis, dog de Vroomen trokken twee voor een, en hy hieuw selver nul. Ik zeg niet dat de Man wel dee, maar wat ik denk, weet ik best. Ik moet Papieren verkoopen, en daarom onderwerp ik my aan de sentimenten der Lezers. Die weeten wel dat de Daaden van een Gek niet navolgelyk zyn voor de Wysen. Baggatel, wie zweet 'er gaarn voor een Vreemde. Dat moest een Nar wesen, die niet zorgde, dat de Advocaaten, en Procureuren vet wierden van zyn nalatenschap, of dat het de Vrinden verteerden. Hoort, Messieurs, elk moet zyn eygen Huis voorstaan, al zouden die der Gebuuren instorten, en meer heb ik niet te zeggen, eer ik na Marocco trek. Daar ziet het 'er droevig uyt. De greyse Keizer honderd Jaren oud, en dood ziek geweest, ryst, als een Phaenix nyt zyn Nest, tot spyt van zyn drie zoonen, die reets hooft voor hooft een Leger soldaaten op de Been hadden, om malkander de Erffenis te bedesputeeren. Daar is een mooi plokje te haalen voor de Advocaaten van den Deegen. Wie weet hoe de Procureurs van Mars al suipen? en welke Comparitien de Solliciteuren van den krakelende Trom al in Malta beleggen! sta vast, oude Rynscbe Wyn! op een Proces van die Natuur past een teug van een stoop. Lukt het wel, zo schieter voor de regte Erfgenamen niets over, want waar 'er drie krakeelen, loopt ligt een vierde met den Buid heen. Maar zagt ik wei te ver met myn Pen. Zyn Majesteit leeft nog, en Papa wil ten respecte van zyn kinderen uyt de Wereld niet stappen. Hy slagt Hansje de Gek, en leest zo lang als hy kan? Zynder in dat Land dan geen Geneesheeren? geen Crispynen? geen Operateurs van Schoenen? geen Sotten! die een ouden Bloed konnen deporteeren? dat moet een Heydense Contrey, een verblinde Natie, en een Mahometaans Volk zyn. By ons is het beter gestelt, daar grimmelt, de weg van Doctoren. Zelfs de Wyven konnen het als Quaksalveressen de mannen zo loof maken, dat ze dikwils op de kant van de Gragt staan, om 'er in te springen. Ligt zul je vraagen, doen ze 't ook? geenzins Heeren, als je zo praat, ken je de moet der Batavieren niet. Neen! ze treden te rug, en loopen met een kroesen kop na een Luyksen, of Bremerbier winkel, en leven zo lang, tot ze als Gekken sterven. De Post van Momus is, om altyd op zyn Medeburgers te zegenbogen. Dat doen de Historieschryvers doorgaants, op hunne Caesars, en Vorsten, met loogens, maar hy hakken de Waarheid tot warmoes, en dat is gesond voor de Sieken der Nederlandze Gasthuisen. Dog die zynder thans weinig in; dank heb de voorsorg der Tugtheeren en Esculapen, die alle de Patienten, al gaande, en staande aanneemen te genesen, buiten de Poëten, want die moeten in den quylstoel, wyl ze tot in het gebeente dol zyn, inzonderheid als ze een Hoos zadelen, of op een Kous klimmen, om de Liefde te gronden. Dan is het Nil volentibus Arduum, en ondertusschen word Mars zo kaal geschooren van Venus, dat hy voor de vermoorde Onnooseid, met Sang, en Danssen versiert, niet een hair breet hoeft te wyken. Dog al genoeg voor een Dubbeltje, myn Blad is vol, en ik bewaar het betere tot de toekomende Reys. {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1726. No. 3 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 30. December. DAt de mannen maar half zo greetig waaren, om verheve dingen te bespiegelen, als de Vrouwen zyn, ik zouw de Lezers een definitie geeven van het Perpetuum Mobile. Een Boer van Appensel, pas even na myn geloof, getrouwt, waant het gevonden te hebben. Lieden, die langer hebben geroeit op Sinte Margaretes Galey zyn Wyser. Na ruym een jaar ziet gy my wederom, Arbates, niet dien gelukkigen, dien grooten Mitthridates, is andere taal. Zo spreeken de meeste Helden, als zy hun kruyt en loot, onnut hebbende verschooten, geen Capitulatie van hunne Matressen, tot genoegen konnen bedingen. De aanval op een halve Maan, en de afmars van de zelve, zyn twee Saaken, die considerabel verschillen. De hoop van te overwinnen prikkelt den bespringer, maar de schade van hem, die den aftogt blaast, word van de verwerende party met laggen verselt, de Inbeelding is een Siekte, die meenigen Lief hebber ruineert, en wie is 'er vry van? als oude Sondaaren, die versleeten, in de overdenkinge des doods hun laaste geesten verstikken. Wanneer een Vis voor dien Fuik raakt, is hy kapot. Die met Venus duizentmaal op de Jagt is geweest, om Haasen en Konynen, buiten Haarlem te verstrikken, moet binnen Amsterdam voor dit Everswyn bukken. Die Paay doolt met een Schrobnet, en wat 'er in komt is weg. Al waart gy geen nul waardig, hy zou u voor een Prys trekken. In dat geval is hy gemakkelyker, dan Sint Peeter, want die laat niemant voor een val- {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} sche stuiver binnen de Poort. Al had je maar een Spinnekops duyt in je broek, Juffrouw Atropos is gereet om hem, voor een Vetmanneken te ontfangen; want zy, en haar vaar doen in Compagnie. De laatste tapt een soopje bittere Jenever, wyl de andere, als een Pokkig Hoertje de Beurs luyst van haar Serviteur: en ben je die quyt, zo is 't in deze Wereld gedaan. Neemt de woorden in welken zin gy het ook begeert, zy voldoen altyd myn oogmerk. Want hy die zyn voorsteven verliest op Scilla, door een overmatig gekus, en hy die den Kajuyt aan spaanders stoot op Charibdis, by manquement van een goud roer, zyn een koppel magere Spreeuwen, die voor de Gelyke Tweelingen, op één Toneel zonder moeite konnen ageren. Die Officier, die binnen Weenen korts is gearresteert, over het opligten van den Graaf Damis, heeft dit, na 't schynt gepenetreert. De Spreuk, geen geld, geen Switser, is door heel Europa bekent. Een Soldaat zonder Buidel kan Dione niet behagen. Hoe volder dat de Sak is van Mars, hoe de Beugeltas der Liefde haar lediger veynst. De Honger word door de Overvloed verwekt, en waar niets manqueert by de Man, is by de Vrouw alles gebrek. Ik zal u een Goudmyn wysen, riep Mavors Campioen, en daar op schoot Heer Rykart poen. Doe de Bergen zouden Baaren, haalde de Operateur een Muys; want geen Vroedwyf wist kans, om van niet iet te scheppen. Dat kunsje hoort tot den Lapis Philosophorum. De Bezitters van de Amersfoortse Key zullen je een koekje van 't zelve Deeg bakken, zo iemant anders maar een baggatel van een duizend Ducatons gelieft te spendeeren. De eys is redelyk, maar ik hoor nog geen bot. De Hollanders slagten Sint Thomas, en willen pand der Minne, of ze schieten geen kuyt. Al zwoer je by de Amsterdamse Beurs, en dat is immers meer, dan by al de hoofden der vroomen, dat gy Infallibel Ex ungue Leonem, of uyt die zoeking een Millioen zouwt vinden, ze geloven 't niet. De Kooplinden en de Paapen, verscheelen veel in de Manier van het Bedrog, maar in het punt van Woeker, is het eeuwig: De Presentibus Gaudet Ecclesia, dat is te zeggen: {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} De Heyligen moeten hun Was hebben, of de Miraculen willen niet vlotten. Ik maak my stouwt by Jonker Merkuur, met één Logen meer te winnen, dan met duizend Waarheden. Die Snaak zal liever zyn heele Capitaal in Assurantie verbruyen, dan één Penning voor Deugt besteeden. Gaat eens met Geloof en Liefde ter merkt, ik wet je geen duid Swavelstok op Crediet zult ontfangen. Ter contrarie, 't zal zyn ieder bewaar zyn Geld, Heeren, want daar zyn valsche Speelders in de Schuyt, en meer zeg ik niet, om de onnozelheid te Brandmerken. Hoe komt dat? zal een Kinkel vraagen. Och! vrinden, de Courunt zegt, dat de Reliegie-saaken binnen Regensburg stil staan. Maar een bloed, die niet ervaaren is in de Atlas van Sampson, of Blauw zal repliceren: waar leid die plaats? zonder te bedenken, dat al waar men Akkers koopt, en Wyven trouwt, dat daar de Dooden zoo veel werk hebben, om de Dooden te begraven, dat ze om het leeven te verkrygen geen tyd konnen vinden. 't Moet al een bevolkte Stad, en een opgepropte Vest vol Huizen zyn, waar plaats ontbreekt om Tempels te bouwen. De Wereld was 'er groot genoeg toe, waaren de menschen regt klyn. Eindigde ider zyn begin in den oorsprong, nooit stond de waare Religie stil. Schoon in het Collegium de Propoganda Fide binnen Romen niets voorviel, egter zou de waarheid geen Schipbreuk lyden, als de kiel aan den regten Stuurman wierd vertrouwt. Doe het Synode van Trenten vergadert was, bleef 'er Sint Peter buiten, en wie weet by-aldien 'er weder een algemeen Concilium elders zou beroepen worden, of 'er de Opperherder wel een Stoel zou verkrygen. Als yder dingt na de eerste plaats, krygt de degen klem. Die gelt, dog hoorde onder de Christenen niet te gelden. Is lyden, en verdraagen het Vaandel des Euangeliums? wat doet dan het vlammende lemmer in den vuist der Engelen? zo wierd Eden verlooren. Begeer je 't Lezers, weer? steekt den Degen in de Scheede; vegt, met Geloof, en Liefde, vest uwe Articulen op de eenigheid des Geestes, en verdryft den Ketter, door een onbesprooken Wandel. De Ongodist zal sneuvelen, zo dra {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} de Heiligheid groent op den stam des leevens, en als gy bewyst door u werken, dat leer en wandel accordeeren, zal Spinosa verwelken. Eendragt maakt Magt, slaat Holland op zyn munt, en de gekruiste Penning des Bybels, voert den zelven Stempel. Die van Athenen vyselde een Altaar voor den onbekenden G... aan den Gemeenen weg, dog zy die hem waanen te gronden, Offeren door afsondering van een overeenstemmende Liefde van het eene Lid, tot het ander, vaak te Dan, en te Bethel, hun heele hart aan de Mammon der Eeuwen. Zyn Michas goude Goden thans door een Actie verlooren, men procedeert tot nadeel van Weduwen en Weesen, met een Mennonite Tronie, om ze door bedrog weder te beschaaren. Al ley de Reykdom op de rooster der Hel, als een Metworst te braden, nog zou je Katten vinden, die haar niet zouden ontzien den Poot aan zo een Sinte Lauwrens te zengen. Men kan der alles me winnen, buiten den Hemel, want die is fide comis voor de Armen. Trouwens de magtigen hebben het te drok met het tegenwoordige, om het toekomende te wikken. Een Nederlanse Banneling, die geen voet aarde beneden bezit, zal eer omzien na Nieuw Engeland boven, als hy, die aan de Rivier de Vegt een Hof van Eden bouwt, waar in zyn Eva met de Slang consulteert over de voortplanting der Hoorenen. Of Sem, en Japhet, te Maarssen onder eenen Deeken schuylen raakt Vader Noach niet, want de Rynsche Beker, die hy dagelyks nypt, is een Preservatief voor de smert, die het uytbotten der Acteonse Tanden causeeren. Laat Cham vry spotten over dit Treurspel! een tas sonder Silverlingen, is het loon van zyn boert. Wasser grooter vloek onder de zon, de Makelaars zouden geen moeite doen om 'er hun van te bevryën, en waaren 'er onder die helden zo veel Poëten, als bedriegers, ze zouden sterker met de arremoede zyn patiseeren. Een Digter is ryk genoeg, als hy maar zo veel Papier kan beschaaren, als 'er vereist word op een burger Secteet, om den maars aan te potsen. Die lauwer past op een klinkdigt. Geen goudkleuriger Diadeem draagt Clio in deze tyd. Dat zyn de geuren van Parnas, de Lovers die zyn Vaar- {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} zen verzellen! Een Obligatie van hondert gulden is meer geagt op de Beurs, dan alle de werken van Pindarus, Homerus, en diergelyk gezellen. Zet Flaccus, of Maro eens op de Amsterdamse waag, tegens één Noordhollandse kaas, ik wed ze minder zullen gelden in waardy, dan dat gestremde zuivel. Geen wonder; van 't laatste groeyen de Rotten, van 't ander barsten de Muizen. Geloofje 't niet? Beschouw maar een vryer der Zanggodinnen. Ziet 'er een Goudmaker pover uyt; hy die Hupaardye speelt, op Melpomene, draagt een mager kaak door op dien Zadel te ryden. Geen Edelman lyd meer honger op zyn quartieren, dan een hedendaagse Naso, door zyn huwelyks glossen verdraagt. Al zingt Demodokus, als een Lyster, de Koekoeken willen op zyn eyëren niet broeyen. Een Koopman, die een hups wyf heeft, krygt eer een dozyn zwagers, eer een Digter een smeerigen bek haalt by een nar. Wat doen we met Spreuwen? gillen de Uylen, als ze op de lym van Plutus vast zitten, om yder te vangen. Weg met die kool, daar ieder smaak in raapen vind. Dats kost, die niemant verveelt. Al vallenze, na de leer der Geneesheeren, wat winderig, geen noot, zo gewonnen, zo verteert. Die wysheid koopt is al zyn leven arm, maar die by de dwaasheid ter markt gaat, blyft altyd bequaam, om een gat door een spyker te stoppen. Valt hy door een actie overhoop, hy staat door een lotery weder op. Hy slagt de huwelyks gezellen, die by eb en vloed ryzen, en daalen. Een Maagdom verlooren, een kindje gewonnen schryen de deerens. Mis ik aan myn verstant negentig percent, roept Mercuur, ik win ten minsten een quart op het hondert, door myn confrater te bedotten. Segje, Vrinden? dat is niet eerelyk: Ik antwoord, foei schaamje, je praat als een aap, die geen koers van negotie en weet. Wasje een Makelaar, beuling, je zouwt anders zwetzen. Die Heeren slagten de Vrygeesten, en gelooven, en doen wat ze willen. Eertyds waaren de Kooplieden de pylaaren der Beurs, thans zyn het hun knegts. Cham zit over Sem en Japhet schryelings heen. De wereld loopt op een eind, want de Heidenen zitten in Israëls erfdeel. De Hagarenen melken Abrahams koei, en de Beun- {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} haasen rooven, als Sicchem, Jacobs Dina. Ze slagten de Gezant van Tripoli, waar van de Courant getuigt, dat hy geen ander spel als schaaken heeft geleert, en egter is hy te Romen dagelyks op de Assamble der Juffers. Maakt dat een Ambassadeur uyt by de Ottomannen, wat heeft dit land van onze Gevolmagtigde knegten der negotie niet te wagten! By dag kaapen, en by avond Dames visiteeren 't is al wat je kunt van den hemel bidden. 't Is niet vreemt, dat veele Heeren, in Dienaars verwisselen, want de laaste neemen de zaaken waar, die de andere vergeeten. Terwyl een Koopman van de zon zyn Dienstmaagt het Mannetje in de Maan voorleest, beschouwen die Jozephs zomtyds de starren van Vaders hemel. Tut, tut, dat zyn maar droomen, zuljc zeggen. Ik beken het, maar weet, dat doe 'er honger in Canaän quam, dat 'er doe in Egipten brood was, en dat het slaapen in waaken verwisselde. Doe Acteön Diana van vooren bezag, stonden de honden van agteren gereet, om hem te verslinden. Of hy al riep ik handel in ducatons, in specie, in zilver, en munt; zy beeten hem vast vel, en vlees van het gebeente. Dat waaren de Makelaars van die tyd, waar me hy uit beunhaazen ging, als 'er wat te jaagen scheen. Ligt zulje schreeuwen, dat is een Heidense Fabel. Ik beken het, maarbedenk, dat het, leider! thans een Christelyke waarheid is geworden by veelen, door logens hun te verryken, en op een vals monster de beste waaren der Engelsche Compagnie te beschaaren. Ik ben niet universeel in myn recepten, gelyk Doctor Crispyn is, die alle zyne Patienten uit één doos beregt, maar leg dit corrosief alleen op de bestbuil dier snooden, die koets en paarden houden op een anders verlooren haver. Met de goeden willen wy niet gemoeit zyn, want daar is meer smeer te haalen van een groote hoop zondaaren, dan van een klein troepje regtvaardigen; onder welk getal zig yder zeker zonder fouwt, Propter eerbaritatem, et welstantiam zal voegen; het geen ik bid, om bevryd te blyven van nader toepassing op deze, en geenen, die ik niet en ken, want zint die tyd, dat ik heb gemerkt, dat het bedrog de schaduw is der geldwinners, heb ik my der maaten {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} aan de waarheid overgegeven, dat ik ze als verbode munt handel. Die penning is niet gangbaar, en daarom geef ik hem niet uit, als by lieden, die Zonnepistoolen Fabriceeren. Die het waare ligt te baat hebben, kunnen den donker van andere best kennen; dog in Braband is dit op halsstraffe verboden. Het Plakkaat tegens die snaaken is daar scherp. Daar moet men den Keizer geeven dar des Keizers is, en de Munniken wat hun toekomt, te weeten de behandeling van de zielen der goede Catholyken, en een smeerigen smul, en als die dat hebben, mag de Oppersoeverein zien, hoe hy het zyne krygt. Ist niet elendig dat de Religiezaaken meest overal stil staan. O Regensburg! Regensburg! Wat hebje om u Wal al Voorsteeden, en Dorpen? De wereld krielt van Handelaars, om loogen voor winst te venten, en de waarheid, die voor niet te koop is kan niet aan de man. Ze is te poover, te arm, te slegt, om beschouwt te worden, en de fynen zyn te eerelyk om een naakte deern te zien. Zy zouden vliegende gevoelen aan de opsteyging van hun vlees, datze nog niet geestelyk zyn, zo ze die Juffer zonder habiet ontmoete, en om haar te dossen is de gierigheid van allen te groot. Wat best met die Zuster gedaan Broederkens? Ik weet 'er geen raat me, als dat wy ze inhabiel verklaaren tot eenige Digniteiten. Seg je? dat dit nog te gering is. Fiat! wy stellenze Vogelvry op de Beurs, en belooven mits dezen de premie van een Lofgedigt aan de eerste Makelaar, dieze ons levend of doot kan in handen leveren. Ik weet wel dat die Heeren, om een gulden te winnen meer moeite zullen doen, dan om duizent regulen rym, dewyl die by hun leeven niet bedenken, dat men na de dood de eeuwen kan verduuren, door het zouwt der Poezy, maar ik weet ook dat op zo een onmogelyke daat, als daar is de waarheid te vinden, of te vernielen geen voortreffelyker prys kan gestempelt werden. Eer ik dit Papier, met het woord uyt toezegel, moet ik den Lezer de reden geeven, waarom ik zo breet hebbe geschreven over de Koppelaars der Negotie. Vrinden, ik ken niemant in het particulier van dezelve, nog weer de streeken niet, die veele gebruiken, om ryk te worden, ook kan ik niet zeggen, ge- {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk een zeker Man van die Confrerie, met deze woorden uyte: de Hemel heeft myn geringen arrebyd Gezegent, want ik hoeve voor niemant in Qualteyr te wyken, dewyl ik door driemaal te Failjeeren ben gevordert tot een Boeren Drost, om de Wetten van Keyzer Kaerel van klem te doen zyn, maar ik heb in de Courant gelezen dat men binnen Londen meent datter kragtdadige middelen zullen by de hand genoomen worden, om de snode practyken der Makelaars te beteugelen, zo wel ten opzigte van de Staaten Lotery, als andere openbaare fondsen. Dit quam my zo applicabel voor op de brakken van Midas, dat ik my genootzaakt voelde eenige toepassingen hier uyt te formeeren, die zeker van geen vrugt zullen zyn, om Moriaanen blank te schuuren, want die gewoon is met den koevoet te stroopen, zal hem zelden, voor dat de galg, als een Comeetstar verschynt, bekeeren. Als hy dat teeken ziet denkt hy om den strop, en als een oude bedrieger den Hannekenmaajer hoort naderen met den zeissen, zo beeft zyn gras om gehooit te worden. Dan vallen de actiën in wind. 't Is uyt met de Zuid. Missesippy is in de hel te vinden, en de confraters van Jan Lauw zyn te verkleumt om dat vuur te derven. Pluto ken zyn volk aan den reuk, en aan het zien van hun Rozenobel weet hy wie hun Heer is. Gelukkig is hy die ten halven keert. De andere dwaalen voor zint felten, en speelen hun Treureindent Blyspel, met kermen uyt. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. NB. Gelieft te lezen op pag. 10 reg. 9 voor: dat de. dat deet de. Op pag. 11 reg. 11 voor: reuge. refuge. Op pag. 14 reg. 35 voor: die. die het, en op pag. 16 reg. 36 voor: hy. wy. {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 4 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 6. Januari. De oude Tempeliers plagten te zeggen: Summa scientia nihil scire, dat is, wie in de Kerk slaapt, waakt in den refter, en 't was ook waar, want yder beleefde zyn geloof, met 'er daat. De minste yverde om zyn meerder door slempen te overtreffen, waar door de Eeuw zo verlepte, dat 'er de tyd geen stooter aan dorst vermallen. Myn Santlooper is kapot riep Papa, zo ik onze Mater dodeyn, die met een Sondvloet van Wyn de nugterheid uyt de Kloosteren boent. Kan men met eeten, en drinken, lyf en ziel aan den ander vleugelen, zoo heeft men geen Weywater nodig, gilden die Vaders, die zoo meenigen ave Mari songen, dat 'er geen Maagt, zonder Kinderen in 't heele Land te vinden was. O oude, Goude tyd! waar zyt gy nu gebleeven? Ik zeg nu, nu de Ignatianen zelfs hun Kelder, en Keuken met het Slot ad Mayorem Dei Gloriam, dat heet: wel voor gedaan is half verkogt, toe grendelen. Stapt een goede likkebroer thans na het Choor, hy dryft een slegten Pater voor uyt, die de Glasen te barsten lolt. Quantum est in rebus inane! dat is te zeggen: de Bekers der Leeken zyn ledig, terwyl die der Papen klinken: Non Datur Vacuum, of de randen vloeyen over. Zo vervallen de Zeden, onder de eenvoudige Catholyken, terwyl de Voorgangers als Mestkalveren groeyen. Wat wind de Wysheid uyt, nu de onnoselheid verlooren gaat? niets anders, als loogen, spreekt de Waarheid. Maar dat is qualyk geantwoord in een Catechisatie, waar in de Leermeester Oosters Goud, op zyn Westers Vragenboek geschildert ziet. Zint de {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} Zuurdeessem der Italiaanse Phaariseên zig uytspreide in het Paasbroot der Chineese Tollenaaren, ruylebuyte Roomen zyn Hemelgloben voor de Comeetstar der Aarde. Is 'er nog zoo veel liefde in Europa, en klaagen de stieren uyt gebrek van haver? Simon de Toovenaar speelt met de Dopjes, de Propaganda Fide in Japan, en ondertussen zyn de Passasiers van Sinte Pieters Vragtschuyt, hun Buydeltje quyt. Al zet je twaalf Articulen des Geloofs tegens een Paus, nog benje beest, want de Messieurs verstaan malkander. Zy staan yder die ze ontmoeten half, maar trekken by den afmars het geheel. Of je schryt, om dat je nieten trekt, raakt hun niet, wanneer ze hun gewonnen Prys in 't heymelyk deelen. Stelt zig iemant hier tegen, zo loopt hy gevaar, en daarom is het zwygen best, zey Drillenburg, binnen Utrecht, doe hy den klem op den staart kreeg. Steek je vinger in u eigen Grond, en ruik in wat Land of gy zyt, zo vin je altyd stank, Heeren. Blyf als ik doe, in een eeuwige twyfel over de kuisheid der Munniken, zo zal geen Aristoteles u met hunne zekerheden pieren. Carthesius regeert op de hooge School, en nog gaan de Jongens zonder vreze te kooy. Hoe komt dat? vraagen de Boeren: maar wy wyser repliceren, dat 's voor geleerde, en niet voor den Koopman. Wat raakt het Mercuur, hoe Pallas het stelt? de Prey zal het haare wel kreigen, al zit ze niet op de Zeedyk. De Wysheid is zo jeukerig na Overvloet, als een Sottin, dog elk op een bezondere manier. De laaste heeft by geen Fransche Madammoselle School geleegen, als de eerste, en daarom krygt Minerva al Wygerende den Buik vol Beenen, die de dwaasheid pas met eyssen kan, bekomen. Dog de kinderen, die Athenens Schutsvrouw baard, zyn weinig, of geen, want doe Vulcaan Jupiters herssenen opende, vernagelde hy de Dogter, met een kromme mannetjes mooker, en daar mee is alle hoop van een Erfgenaam voor de Kroon van Apollo uyt, en 't is een geluk, dat 'er weinig verstandigen zyn, want anders mogt de D... de Wereld regeeren. Sint de Poolse Beeren het a, b, c, hebben beginnen te leeren spelden, kan men ze met geen raatseltjes meer paayen. Zy willen perfors leeren Leezen, want ze zien, dat de Nuntius van Romen de Schriftuur verkeert in de hand heeft. Die leert hem den armen te geeven, maar hy volgt {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} de Maximen van den opgeworpen Stadhouder, voor die van den wettigen Koning na, en houwt van plukken. De Praesentibus gaudet Ecclesia, dat is, wy geeven kool, voor raapen. Zouw ik zo veel mylen ver reizen om zielen te winnen, en myn lighaam door dien arrebyt verliesen? dan ken je geen Ambassadeur van de Porte, ik verspreekme, en wil zeggen van Sint Peter. De eerste had Goud, nog Silver, maar de laatste ontbreekt het geen van beide. Trouwens het was zyn eigen schuld, want hy verkogr geen Aflaaten. Wist die eerlyke Man van Negotie? heeft hy de Actietyd der Christenen beleeft? kon hy de Zuid? verstond hy hem op Oost, en West? en al de Heilige kraam der Bedriegers? gelyk nu zyn Successeurs het kunsje in de grond kennen. Geensins, die vroome Patriot verliet Schip, en Net, waagde om zyn Meester Wyf, en Goed, en Storf aan het Kruis, zonder eenige andere nalatenschap, als een deel arme navolgers, die in de tyd van byna seventien hondert jaaren nog geen Broot, en Water, dan met moeite hebben konnen bescharen. Dank heb de Gierigheid dier Buiks-dienaaren, die het zwaarste der Wet nalaaten, om het minste van kragt te doen zyn. Hoe band men aan alle kanten de Regtzinnigen niet uyt Landen en Steeden! waar de Haanen van het Catholyke Nest, door yver zonder verstand den booven Toon kraijen. Zet de Consul van Romen maar ergens een voet op het Raathuis, hy verhangt de Hekken van Eenigheid, door tweespalt. 't Is straks: Wy hebben de Bul Unigenitus, en daarom weg met de Appellanten. Al was je Heiliger als Bruno is geweest, die Waterrotten voor een recreatie vrat, je moet in den ban, zo je niet blindelings wilt gelooven, dat de Sleutel van groote Papa, alzo wel een afgrond kan oopenen, als die van Doctor Crispyn 'er een kan sluyten, zo 'er anders maar een Sweedse dogter aan de Klokken van 's mands Tooren Beyert. Zo lange als een Baatsoekende Bisschop, gelyk een Oyevaar, met zyn eene Poot, op den schoorsteen van een Nonnen Convent zal Blyven staan, zal het dak van Sint Peters Paleis worden bevuylt, met afval van bedrog. Waarom trekken de snikheete Missionarissen niet alzo graag na de kille Landen, om Heidenen te bekeeren, als na het Oosten? geschiet dit om te zien of 'er nog Wysen in dien hoek te vin- {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} den zyn, zo blyven zy bedroogen, want waar het meeste Goud schuilt, heeft Midas de langste ooren. Die knaap lagt met Apol, als hy Ducatonnen sakt. Pluto's Gemalin laat haar voor Agten-twintigen soenen, maar de Hemelsehe Maagdom is om zuivere liefde veil. Xaverius plante een Kaars by de Indiaanen, maar hy stal met een den Gouden Kandelaar, waarop hy had hooren te flikkeren. Of dit Simonie is, laat ik over aan den ondersoekenden Lezer: want Momus slagt de uyl, en heeft zyn vlerken reeds aan de zon verbrand. Hy zal zo lange liegen, als hy leeft, om door waarheid geen schipbreuk te leiden. Houwt u, zeggen de nobele Venetianen tegens de Burgers in de Carnaval vry op, met Hoeren, en Snoeren, alleen bemoeit u niet met den Senaat. Zeg niet dat ze goet zyn, want de praat vereist een voorgaande ondersoek, en dat begeert de Inquisitie niet. 't Is genoeg 's Lands Maskerade te zien, voor de klynen, meest Janpottagies der Groten. Hy is wys genoeg, die kan roepen, Aap, wat heb je moije Jongens! dat is de pligt van een braaf Athenienser, die de publieke Minerva stelt boven de verborgene, dat hy een volmaakte Socrates met een lading van Spaanse Vygen, om Mostert na de andere Wereld zend. Zo een Philosooph als de laaste was, stelt de waare G..sdienst in Heilig te zyn, de andere slegts in het te schynen. Millioenen praters zyn 'er, tegens een doender der Gebooden, en evenwel zitten die snaaken aan het booven eind van den dis, als 'er Patryssen te smullen zyn. De Rynsche Wyn is voor den Domheer, het Water voor zyn Boeren. Trouwens men slendert 'er voor na het Choor, en kon het zyn, van daar na het Kussen der Grooten. Maar neen, zeggen de Magnaten, Schoenmakers blyft by u leest. Bid, en leert den onderdaan, als 't Aaronieten past, en laat ons de Stoel van Moses. Behelp u, huilen de Poolen, met de tiendens van het gemeen, maar slokt geen Koning, nog vorsten in u darm. Zyt gy zendelingen van de Oppersoeveryn, behelp u met nederige onderwerping, of anders roept Aran tegens den Tempelier: Geen grooter quaat, dan waar een Papentong durft spreeken in den Raat. Dat kost doorgaans koppen; want de rasende hond is Dominicus geweid. De doggen van zyn nest, zuipen niet liever, dan bloed, en daarom zyn de schapen gelukkig, welker Wagters zo vreedzaam zyn, als ze hooren te {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} wezen. Dog al genoeg van de Troebelen, waar tegens de Ryksdag van Grodno heeft geprotesteert. 't Word tyd dat wy het blaadje keeren, en andere Personagien ten Theater voeren. Daar zie ik een Koning in 't verschiet, voor wiens Beeld ik ten respecte zyner Salving, myn knie ter aarde buig. 't Is Philippus van Spangien, die met één span twee werelden meet. Deze Vorst ten Troon verheven, door den deegen der Franschen, is booven het bereik van een steekende Pen. Ook past het nooit aan kleinen, de doeningen der Grooten te wikken. Hun Kroon te vol Diamanten ontfoeiliet ons de oogen. Die Prinsen naderen wil van naby, moet een afstand van eenige mylen verkiesen. Men mag 'er alles in zien, buiten gebreeken, en eer zyn eigen bril wantrouwen, dan dat men vlekken op hun wezen denkt te beschouwen. Ik zeg dit, om dat ik de Courant wel Copieer, maar nimmer diffendeer. Ik mag wel hooren, dat de Sons Monarch tegens de Phenix der Catholyken zyt: Dat heel Europa verbaast is te zien, dat zyn Majesteit met de grootste vyand der Gallen aanspand, om zyn Ryk te beoorlogen, daar heel de Wereld weet, wat Bloed, en Schatten het Louwies de veertiende heeft gekost, eer hy hem op dat Wierooks nest tilde, waar na den Keizer dong. Ik zeg, ik wil dit alles wel lezen, en uytschryven, dog 'er my niet verder over uytlaten, als tot myn toepassing op deze of geene zal konnen dienen. Laat Engeland, en Nederland als twee Hercules Pilaaren van den Gereformeerden Staat dit vry, mede tegens hun party zo veel keeren, en herkeeren zeggen, als het hunne groothedeu begeeren, wy roepen, als de Kinderen slegts Amen op onze Pater Nosters, schoon wy geen verstand hebben, om den zin te begreipen. Dit past kleyne wigten, die by Bato's groote Naneeven ter School leggen, want tusschen het gefronste Voorhooft van Rex Dionisius van Syracusa, en de Papbek van een a, b, c, jonge leid een gragt van een gard, waar over de laaste niet durft heen springen met de Pols van een stoute Tong, als met het gevaar van ad Scamnum verwesen te worden, en dan ziender de agter quartieren eenes Delinquants smakeloser uyt, dan de voorgeregten, die de Drent, en Twentsen Konst, en Oesterkooper, zyn Gasten opdiste, eer de naweên van een onversadigde Maag alarm sloegen, om kruimeltjes Kaas, en droog Broot, {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} met Bidden te obtineeren, tot soelaas van den onvergeefelyken Rooden, en witten Wyn, die 'er met droef heid gelipt wierd. En daarom zeggen wy, het moet al een goed Spreeker zyn, die een Zwyger surpasseert, en al een stouwt Denker wesen, die Oostende met zyn Scheepsvaart daar door van zyn plaats zouw menen te dringen. Die Vest staat al redelyk vast in zyn Schoenen, gillen de Antwerpse Sinjoors, en ik weet niet of hy ze wel zal willen verwerpen, voegen wy 'er by, voor hy van een beter Reperateur, dan ons klein Doctoraal Pothuis deumisje alhier is, een paar nieuwe krygt, die zonder Hollandze Kurk gesoolt, tegens geen water kunnen bestaan. De Coffihuisen mogen het zo ligt stellen als het hun belieft, de Raathuisen zweeten vast onder den Last. Tusschen een Damscheyf te verduuwen, of een Fortres om ver te blaasen, is een considerabel verschil. In 't hoekje van den Haart zyn onverwinnelyke Soldaaten, maar voor de deur van Leer te trekken is wat anders te zeggen. Die ses pinten Bremerbier met een weergaloose coeragie durft uytpoyen, zal vaak voor zyn eigen schaduw in een modderige Geut vlugten, als de drank begint te circuleeren. Yder is een Mars op zyn glas, als het vol is, maar bloed, nauw is de Beker geleegt, of weg is de Dapperheid. By 't betaalen van 't Gelag vervliegen de fynste geesten der Poëten. Ziet zo veel doet een volle, of een ledige Beurs me by een Juffer. In 't begin is 't veni, vidi, vici, dat is, wy zullen één Man zeven armen afslaan, maar by den aftogt is Vanitas Vanitatum, dat is nihil op het Request de boodschap. Trouwens sic transit Gloria mundi, dat is te zeggen: zo verouderen de Jonge Haasen in oude Rammelaars, of om dit in Rym te melden, heet het, Waar eertyds Febus plagt te staan, zakt nu zyn Mannetje uyt de Maan. Weent fyne Susjes, weent vry over dit verval, want al de Pillen van Galenus zyn niet in staat, om een duikende Apol, die na de nagt snelt, op den Avondstar te doen reysen. Wist onze Vriend met zyn Catholyke naalt en pikdraat daar kans toe, de malle Wyfjes van Amsterdam liepen nog meer zyn deur af, dan nu. 't Zouw over al zyn: Vader Tartuffe heeft een Leest voor allerhande muilen. Scit quid Juno Fabulata cum Jove. Dat is, die nooit een Academie zag, is onzer aller Professor. 't Is wel waar, hy is iets minder dankbaar, dan een hond tegens zyn Meester, {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} wyl hy nimmer quispelsteert by de Man, als 'er Vrouwen te vinden zyn, maar Lieden zonder reeden, hoeven van hun doen geen reden te geeven. Hy slagt, al valt hy wat kleyn, de Grooten. Leent een Edelman vry u heele Capitaal, hy zal 't u, als gy het weerom eyst, met een Rotting voldoen. Hy is slimmer dan de jonge Juffers, want schoon men goed en bloet opzet om haar middelen uyt te deyen, nog zullen ze de Overwinst verdoemen. Men bedenkt niet by die Bedelaressen hoe aangenaam het viel een aalmoes te ontfangen, doe ze ons een verzoekceedel presenteerde, daar ligt al duizentmaal te voren een Fiat op was geteekent, van deze of gene Kruyer, die het bestelloon der Minnebrieven door geen andere weg kon bekomen. Dat heeten de Kooplieden niet met gesloote Beursen malkander te betaalen, maar kruis tegens munt te verruilen. Wat zouw ik hier al agtentwintigen konnen stempelen, was myn Diefeyser zo groot, als dat van den Sestehalfs Ridder, die huizen bezit, welke andere hebben gebouwt. Die Snaak heeft een Koevoet van de andere Wereld, en daarom ryd hy per Post ter hel, waar na toe de Galg devotarisen kruipen. Ik heb geen regten nodig, als ik zulke kromme Spooken zie. De heele Wereld is myn Bibliotheek, en nog gillen de Maats, Momus heeft Codex nog Boeken. Ik heb te veel Uylenspiegels, te veel Raatsels, en Lorren, en te min waarheid, en Deugt. Myn meeste Autheuren zyn verbooden. Hun doen stryt tegens Raathuis en Kerk. De Merkt, de Beurs, de Straaten, en Gragten krielen van Regels zonder Regel. 't Is al bedorven van de hooftschedel tot de Voetsoolen toe. Weynig Menschen, veel Beesten! Goden waar wil dit heen? dit Jaar 1727. zal nog wat baaren! sta vast mannen, het gelt u hoorenen, maar ik Wens 'er u Geluk me? om te toonen, dat ik weet, hoe een eerlyk Man hoort te leeven, als de tyd vervelt. Ik doe het om geen Sestehalf als de Ratelwagt, maar om een onnoosel Dubbeltje, en wyl ik u geen Prentje kan vereeren met een Liedje daar onder, zo zal ik u diverteeren met het aangename Historetje, van Hillegond en Jan Deyn. Die twee dieren, zo religieus als een oude Tempeldraak, die in een derde aspect, om een triangel des Satans uyt te maaken hier nootsakelyk by hoort, patroeljeerde, op het Geloof, als een Dobbelaar op zyn Pas van twee val- {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} sche Steenen, en waaren de eene dag bon Catholyk, en de andere obstinaat Geus, dat is, al na het de Penning des D...s vorderde: want aan de munt zagen ze vliegende, uyt welke hoek de Religie waaide. Sat de Paus in zyn Kakstoel, in zyn Zondags pak, zy hoesten met Oorlof, in Luther, en Calvyn, maar schooten die kuyt, dan kreeg het Concilie van Trenten geen Hom. Het eene uur stont Maria boven al de Heiligen te pronk, en een oogenblik daar na wierd ze gedegradeert, dat is, al na de Actien resen, of daalden, hongen de Huiken. Schonk hun een Rooms Priester een aflaats duyt van Silver, ze zwoeren dat de Gereformeerde Rosenobels maar koper waaren; dog deeden de Heidelbergse Pistoolen opgeld, ze verwisselden vliegende om Goud Heerooms Ducaton. In summa zy handelde met de waarheden, als Lambert met de Kaart, en wonnen 'er zo veel me oover, dat ze nu voor geen refuge, die in Vrankryk Paaps, dog in Holland, om winst Gereformeerr wierd, hoeven te wyken. Om je niet te lang op te houden, Lezers, met een waaragtige Historie, die wel een heele Klugt, ik zeg een Treurspel vereyst, zo zal ik u de laastc Bekering dezer drie Kerkdieven vertellen. Terwyl de Deern als de jongste van driën, in een Kamer apart haar les op sey, voor Pater, Mater, en haar zelven, by den Ondersoeker der Geesten, kreeg Papa ondertusschen al voeten onder zyn hinderste, om dat hy onze lieve Vrouw niet wilde vergeeten te noemen. Mama zwoer by haar Dogters Maagdom, en dat is een dubieusen Eed, dat ze hem de adelyke Beenen zo zou breeken, dat hy 'er nimmer mee uyt Danssen zou kunnen loopen, zo hy niet blindelings Geloofde, 't geen zy zelfs in 't hart verzaakte, schoon ze het met de mond belee. 't Was zwyg jouw oude Schelm, denk om u hollen darm, en om onzer beider buiken. Kunt gy die stoppen kerel? je mogt een kous, en daar op bulkte de overwonne Grysaart: O Jes.. Marie! pauvre homme que devien drai-ye? ye Suis per du pour tout le Diable. Dat is te seggen: ik zal het slegts doen, want dan heb ik, G..dank! al myn leeven de kost. Dat woord baart u het leven, zey de oude Slang, en daarop kreeg vader Adam van Moeder Eva een paar konkels, die hem geheel vernieuwde van een opregt Catholyk man, tot een geveinsde Calvinist, waar in hy ook nog volhert, om voor de Inquisitie van Mejuffrouw zyn Dogter bevryt te wezen, die thans al te wel op de Synodiaale Dordregtse Waarheden school houwt, om voor een Roomse Leugen op te staan. Dan kenje, Lezers, geen hedendaagse Bekeerden om Geld, zoo je meent, dat ze af zullen vallen, zo lange als hun Fransche Karretje op een Hollandze Sandgrond voortgleid. Perfer & Obdura, dat is Bedriegt, en word Bedroogen. Zo lange als 'er in Judas Beurs Silverlingen bleeven, verhong zig die Broeder niet, maar doe de Overpriesters den Koey hadden gemolken, was de Apostel kapot. Weg was derosse schurk. doe de heldere waarheyt verscheen, die wel word gekruist en gemartelt, maar nimmer sterft, als om eeuwig te leeven. Een saak, die schynheiligen niet beseffen, zo lange als zy ter kaap vaaren op Sinte Peters Fregat. In stee van in de Kajuit diens schippers stil te slaapen op de Borst der Vreede, staan die vuurdroessen aan het Kanon van twist, en geeven hunne Weldoenders de volle laag, om hun waar 't mogelyk, in den grond te booren. Heeft dese Vertelling geen Slot, uyt gebrek van plaats, dan heb je, Lesers, geen Sleutel nodig. {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 5 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 13. Januari. OM een wynig in 't gemoed te komen de geduurige klagten over de onverstaanbaarheid onzer Pen, gedaan door een deel weetnieten, die zo stip by de Inzettingen der Ouden, van 's morgens een Droppeltje, en t'savonds een Pintje te nypen blyven, datze binnen die tusschen tyd, buiten hunnen Beursslender, nauwlyks in staat zyn, om een oogenblik aan eenig ondersoek van Letter, of Geest te besteeden, zoo zullen wy voor een enkele maal eens zo eenvoudig van grond gaan, als of 'er geen Inquisitie dieptens meer in de wereld waaren. De Eeuw van vyftienhondert is uyt, waar in Jupiter de menschen in Osschen had herschapen, door de onvergeeffelyke botheid der Munniken, en die van seventien hondert is in zyn volle bloey, om ligt al dat geene, dat de eeven voorgaande Sestien-honderste had overgewoekert, door agteloosheid te verliesen. Op een goed Spaarder volgt doorgaants een wakker Verteerder. Dat hebben wy gesien aan de seven magere Koeyen van Egipten. Pas waren de vette kapot, of de schraale leefde met de Akkers, en wyën der Reyken, als ofze Vaders de Societate Jesu waaren, dat is te zeggen, daar schiet niets over voor Weduwen, nog Weezen, als men een Hemelsche Jesuiet, een devote Mennoniet, of een malle Fynbaart voor erfgenaam verklaart van de aarde. De Goddeloosen zyn veeltyds verquisters, en de Vroomen vallen doorgaants zo vervloekt inhalende, datze liever hun evenmensch van Honger zoude zien Sterven, eer ze de hand in den Buidel zouden steeken, om een nootdruftigen te verquikken. Dog dit {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} is een gave, die tot onze heerelyke tyd bezonder behoord, en waar op wy ook reden hebben te roemen. Erasmus flanste zyn Lof der Sotheid tot genoegen der Geleerden by den ander, en waarom zouden wy minder doen, dan Troyaan Boccalien? die de schurfste Eeuw in plaats van te ontkleeden, een Rokje van Crediet aan trok. Het Sondags Pak bedriegt best, en daarom loopen de Socinianen veel met een Rynsburgs Bruiloftskleed, zonder mouwen of plooyen. Het is genoeg als 'er maar wyde sakken in den Broek zyn: en hoe men dit neemt, de overvloet schaat niet. Het Vrouwtje vaart 'er zo wel van, als Broeders Cantoor, en als die byde voldaan zyn, wat raakt dan een geestelyke Ziel het vlees der gebuuren. Laat Babel maar vallen, hoorde ik eens een Quaker zeggen, die door snoode practyken zyn nieuwe Jerusalem zoo prachtig had opgeveyselt, dat de Werklieden, die 'er aan gebouwt hadden nog verwarder van spraak waren over hun bedongen, dog nimmer ontfangen Loon, dan W. v. Swaanenburgs Sanggodinnen zyn over de Pasquillen, waar me ze gebrandmerkt wierden. Dog dat hoort thans tot de Digt konst beter, dan een Mecaenas tot een Maro: twee Heidenze naamen, gilt Tartuffe, die onder de Christenen geen plaats hoorden te hebben. Of die teem het verval van den Schouwburg verwekt, weet ik niet, maar dit is zeker, dat het Amsterdamse Doolhof, eerstdaags van de Prinse na de Keyzersgragt staat vervoert te worden, want de meeste Marrionetten worden zo slegt, dat zelfs Jongens en Wyven schreuwen, wraak Hemel! Hemel wraak! 't zyn byna al ontsinde Titussen, die Aran versellen. Trouwens dat zal veel ligt de Poëtise Raserny zyn, waar van de ouden plagten te gillen: est Deus in Nobis, dat is te zeggen, 't is uyt met de Konst, als Marsias Apollo vilt. Eertyds bakte Febus dat kunsje aan den Satyr, en doe was de geheele wereld verblind, maar nu kapoenen de Langooren de Son, en egter pogt Midas op zyn helderen Middag, en ik zouw gehouden zyn te gelooven, dat hy de waarheid zey, by aldien de Courant niet van een Eclipsis reutelde, die in de Allemenak niet te vinden is. Du sagst lauter Lugen auf der Kanssel. Hoe komt dit hier te pas? zullen de Platters ligt al weer gillen. Je bruit, Kerel, van de Hel na den Hemel, van het Theater na den Pre- {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} dikstoel, van Judas na Sint Peter. Ha! Heeren, doe de Keyser Domitiaan nog Vliegen vong, sloeg hy 'er zomtyds twee met één slag. Bloed! wan was Caesar een Held, als hy die Hercules daaden verrigt had? en wat ben ik een Nar, dat ik Boter aan de Gal hasardeer? Passientie: Audaces Fortuna Juvat, dat is te zeggen, de Galg is voor de Ongelukkigen? ben ik tot een siender gebooren, waarom zouw ik dan myn oogen niet gebruiken? te meer wyl zy my niet en ergeren, om dat ik van overlang heb geweeten, dat by het verkorten der dagen de meeste varkens en Stieren sneuvelen. De Wereld loopt te post op de twee krukken van Hoogmoed, en Gierigheid haarer Paapen, na de Hel, en wie kan dat hollende dier in zyn draf stutten, zonder gevaar van zyn hals, en beenen te breeken? al zat je voor Koetsier zelfs op Apollos karos, nog rolde je van boven, als je den draystreek der hedendaagsche Starren al te nauwkeurig wikte. Tusschen mal en vroed, vind men het meeste goed, gillen de Bedelmunniken, als zy hun Paters Vaatje in Maters eetsaal leegen. Wie denkt 'er om het Choor, als de Smulklok luid? niemant Lezers. Na twaalf uuren sluyt de Koster de Kerk, en de Heiligen vangen een uyltje. En wat was 'er nog aan gelegen? deed men 's morgens zo veel goed, dat men op die Werken by avond kon rusten. Maar neen, 't is al Mis wat 'er word gedaan. O Heilig woord! wat geef je smeer in den Kuyp? geen Noort-hollandse Koe geeft meer Suivel, dan dat Woordeke Mis schaft voor de Misdoenders. Wat hebben die Vaders Hoofden, Halsen, en Buiken, die vaak hun Kinderen met een Key voor een stuk Brood paayen? je zout 'er Dol-en Lasarushuisdeuren me konnen oploopen, zonder datze kreuk of bult zouden gevoelen. Onversettelyk zyn die Mannen in kas van botheid, want al de Geesten die ze uyt het eeten haalen zyn zo gewent langs den urien trap af te klimmen na het Secreet gemak der Wyven, dat 'er geen een het hart heeft om op den vliering der Harssenen te steygeren. Geen Deserteur word vinniger van zyn Capiteyn in Regten vervolgt, dan een Spiritus, die wars van het onderste na booven gluurt, om van de ydelheid der aarde verlost, hemels te banketteren. Waar praat de rekel van? zouden de Biegtheeren roepen, by aldien 'er een Frater verscheen, die zyn Overste vroeg, in hoe veel minuten men van de aarde wel na den Hemel zouw konnen {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} reysen. Bemoey u met de Keuken en Kelder zouw het zyn, of men zal u het bovenmaansche tusschen vier muuren doen vinden. O in de Gevangenhuisen, in Bossen, en Wildernissen, op Schavotten en Raders, plagten de eerste Christenen hunnen Sabbath te vieren. De Gal. sporten waren doe de ladder Jacobs, doe men de waarheid in het Kruis zogt. Nu is Munt de boodschap. Eertyds was de Hemel over al, en tegenwoordig, nu boven, en toekomend. Nu lyd de arme mensch een reeks van jaaren in het Vagevuur van zyn Cantoir, of Winkel te woelen, om smarte op smarte te vergaderen, en kykt als een Rasphuisboef door de Tralie van zyn diefeysers na een toekomende vryheid, zonder te bedenken, dat de waare heerschappy bestaat in zyn Gierigheid, en driften te overwinnen. Hier wil Plato rusten, riep die Wysgeer, als hy op zyn Vrouws schoot zat te koekeloeren, als een malle quibus, die vier lippen wil vereenigen tot één kus. Wyser Philosophen dan hy was, dragen hun last met gedult, en soeken een Matras van Leelyen en Roosen, onder de Doornen. Daar heb ik het hoofdkussen van een stil gemoed gevonden, zey eens een Banneling, die Huis, nog Erven bezittende, zig vergenoegde met de ondankbaarheid zyner Vaderlanders te verduuren. Schup Wysheid, en Waarheid vry van Troon, en Setel, haar Monarchie zal de Eeuwen verduuren! Een Keten is haar Staf, Arremoede haar Kroon, veragting haar Leven. Hoe minder voorspoet de Deugt heeft, hoe ze meer groeyt. Kommer en Traanen, zyn her zouwt der volmaaktheid. De Goden zien niet liever, zeggen de Heidenen, als een verstandig Man, worstelende tegens de Fortuyn, en wy voegen 'er by, geen Heiliger Woestenier, als die Rotsen en Wildernissen, voor Hooven en Paleysen begroet. Ik wil zeggen, in stee van iets anders te begeeren, wenst willeloos te zyn. Wat scheelt het Diogenes, waar hy zyn Ton buitelt. De heele Wereld is ons, als wy ons zelven niet behooren. Komt Goudmakers, gy Metallise Aapen, leert hier Ryk worden. Hier zyn de Mynen van Sol, en Luna. Hier het Luylekkerland, dat je op geen misthoop met Jobs Potscherven kunt baaren. Weg met de Rykdom der Grooten, in de eenvoudige Stal, by den Krib, onder Osscn en Esels, vonden de Wysen hun armen Koning. Is hy daar te zoeken? Fiat! wy zullen hem daar tragten te vinden. Dat 's gang: Arrige Aures Pamphile, dat is het Gelt stootse Buffelfs. {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat 'er onder alle de Gesintheden van Europa geen gemakkelyker Zielen schuilen, dan die men Martinisten noemt, is zoo onbedisputabel, dat ik 'er myn Pen niet tegens zouw willen zetten, al presenteerde my iemant een sakje Sestehalven, en dat is voor een Kalis meer, dan een Gouvernement van Barataria. Die een Lutheriaan ontmoet, beschouwt een Luthers Christen, en dat scheelt by een Apostolisch omtrent Negen-en-negentig op het hondert in waardy. Ik wil hier me zeggen, dat hy door zyn Augsburgse Confessie zoo hoog op den Schaal is gesteegen, dat hem geen aas of gryn van Calvyn kan doen daalen. Al zette men in Duitsland het heele Synode van Dordregt tegens een der Euangelise Geesten, nog zouw het de Vergadering der eerste verliesen. De Belydenis is by die Vrinden zo onveranderlyk, dat ze de Hydelbergse Catechismus niet eens willen te woord staan. De menschen van die Gesintheid slagten de Geleerden, en kunnen niet veel peuteren aan hun kop veelen; niet dat ik wil zeggen, dat ze boos zouden worden, als men hun in hunne meningen wilde wederspreeken. Geensins, Lesers, dat zeg ik niet, maar wat ik denk, raakt my nader, dan u. Ik zal my wel buiten rusie houden, want Sweeden, Deenen, Nooren en Jutten, zyn zo wel zondige Figuuren, als onze Mennoniten, die het Vegten wel verbieden, dog daarom niet onderlaaten zo weereloos te zyn, dat een vroom Gesel liever te doen heeft met een Ledemaat uyt de D....s-hoek, dan met de zagtsinnige pooten van een Vriesse Steyloor. Die Lieden kunnen je in u Geloof dermaten versterken door hun Gezigt alleen, dat je geen Thomas wenst te zyn, om het te voelen. 't Is Vriend, zo verstaan het de Broeders, en daar me hebje vaak al een brave Konkel weg, eer je kans hebt om hun Kaak met een vuyst te beantwoorden. De Granaat-Appel gelt niet, waar dat de Intrest predikt, en de teem der Liefde is geen duyt waardig, als men door Bedrog duisenden kan Profiteren. Weg met Befjes en Kragen, als Menno's Calotje voor een Diakens Sakje op de Beurs ageert. Ruiterde Paarden zyn wat anders, als Apostelen te voet. Met de laatste kruipt de onnozelheid ten Hemel, dog met de eerste snelt de Quaker ter Hel. Dog wat raakt dit den Bedrieger, als hy slegts by zyn Tyd het goede der aarde peuselt. Neen, dan roep ik liever: lang leve de Lutherianen! {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} dat zyn beget, vierkante Mannen, Helden met Reusenkoppen, die geen voet zoude wyken van hun Woord, als 'er wat te winnen valt. Had Saul zulke Soldaten gehad, hy had geen David willen bezien. 't Is waar, zy hebben meer voorhuid, dan de Smoussen, dog daarom laaten sommigen niet na zo wel te schaggeren, als de eerste, zo 'er slegts Occasie is om voor een geveynsden Kus hun eigen Meester, of zyn Familie te verraden. Ik weet wel wat ik hier me meen, dog alle oorbaare dingen stigten niet. Of ik daar al eens in 't publiek verhaalde, wat een ander in 't heimelyk heeft geborgen van een Desolaaten Boedel, met intentie om het als een Dief te steelen, zouden daarom de wettige Eyssers het hunne wel kreygen? geensins, een Kerkgangetje absolveerd den Biegteling, denkt Fortunatus, en zo niet, Pluto is om Sweeds Brandhouwt verleegen. De Euangelise Heeren zullen het my, zo ik hoop niet misduiden, dat ik onder hunne Fraternityt een Judas beschouw, want daar is geen Goud zonder schuym, ik wil zeggen, al is die gesincheyt gerenomeert voor kompleet zagtzinnig, zo schuilt 'er nog wel een enkele Steyloor onder, die liever Kerk, en Raathuis zouw zien waggelen, eer hy van zyn gepretendeerde Geregtigheid zouw willen afwyken. Dit weet ik by ondervinding van een klynen, hier woonagtig, dog de tyding uyt de Palts van een Grooten, komt my wat Ongelooffelyker voor, te weeten, dat een Leeraar der onveranderlyke Augsburgse Confessie, een heele Vergadering op de tyd der Biegt, en Commnnie, zouw in rep en roer gestelt hebben, dat hy zyn Gemeente zouw hebben doen weenen, zyn Schapen verstroyen, zyn Bediening ontheiligen, zyn naasten ergeren, de Ketters steiven, en wat niet meer! ja wel ziet daar het kan niet zyn, want de reputatie van dien Propheet is te groot, om zulke klynigheden van hem te verwagten. Let eens op de volgende Beschryving van dien Kerkpatriot, en overweeg dan, of het verhaal van hem in de Gazette vermelt, niet zweemt na de loogen. Wy zeggen: zoo een Euangelis man, waar aan niets, volgens het getuigen van andere, ontbrak, als dat hy juist zelfs niet leefde, als hy andere leerde: zo een Boänerges, die zyn party meer dan hondertmaal zeven armen op den Predikstoel had afgedondert, na hy voor Ketter uyt Landen {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} en Steden was verbannen, om dat hy een Piëtistisch slot wouw gehangen hebben, voor de deur der uyterlyke Belydenis; zo een Orthodoxe Herder, die nimmer waarheid approbeerde, als die van den Kanssel daverde, en geen liefde ter Wereld besat, als die overeenkomstig was met de pastorale digniteyt, en de Professie van zyn Order, zo een geleerde Held, die geen Geest buiten de Letter der Augsburgse Confessie voor aannementlyk erkende, met een woord, een waaragtig Lutersch Leviet, die al massacreerde, wat hem in de weeg was, ja vrinden, nog maagen ontzag, als het de Intrest der publike Religie betrof. Ik zeg zo een waardige Afgesant, zo een yveraar, zo een Blaffer op zyn eigen Dam, zoo een getrouwe Wagter, zouw de Setel der Waarheid hebben gebrandmerkt met Loogen, door te schreeuwen, als een uytzinnigen Bileam, tegens zyn Medegenoot: Halt das Maul auf der Kanssel, du sagst lauter Lugen. Ik zeg nog het kan niet zyn. Ik heb te veel agting voor de bescheidentheid der Hoogduitsche Predikers, als dat wy deze Belydenis van onzen Zeloot hier omtrent zouden avoyeeren. Neen Heer Courantier, houd ons dit ten besten, wy gelooven liever quaat van de geheele Wereld, dan van één Geestelyk Persoon, en welk een Geestelyke? Parturiunt Montes, dat is te zeggen, gelyk de Heer Slosser is. Swets Romen, vry op u Loyola, wy Segenbogen op geen subtiel verstand, maar op een Dommekragt, zonder weerga, waar me men zelfs de twee deuren van St. Peters verborgen Tempel zouw konnen uyt zyn harren ligten, zoo ze niet al te vast op de eenigheid des Geestes gevestigt waren. Ruk, Sampson Dagons Altaar vry van zyn Wortel, als deze Aäron zyn nieuw Jerusalem Metselt, heeft hy in de eene hand den Troffel, en in de ander een Swaard. Al quam David met duizend Kyën, dees myn Goliad heeft een Wevers boom in den vyfhoek, waar voor de Israëliten beven. Men paait eer seven veege Soonen van Saul met één Strop, eer men deze eerlyke Gesagshebber den mond zouw snoeren door een redelyk antwoord. Wat reeden? weg met die praat, als de Gal word geinfecteert door den yver der Letter. Dan is dikwils Bybel, en Confessie, Psalm, en Liedeboeken, Kerk, en Preekstoel, Spreker, en Hoorder, met een woord, de heele G..sdienst in gevaar. Geen noot denkt Jero- {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} beams Priester, als men te Dan, en te Bethel Offert, is Sion zonder smeer. O Hemel! help de Aarde! of geef my een ark, om 'er flegts met deel Beesten in te schuylen! want een party zoo genoemde menschen maaken het zo grof op dit rond, dat 'er de Honden op hun vier pooten van Beeven, ik wil zeggen, dat de onreine Dieren selfs vreesen om de Heiligdommen te naderen, waar op 's Lands Ossen worden gekeelt. Als ik zo spreek, oog ik niet verder, Lesers, dan op die Baals Propheten, die Elias door zyn Lemmer versloeg, dan praat ik alleen van huurlingen, die den Mantel hangen naar den bovendryvenden Wind, dan heb ik het gemunt op Beffen, en Kragen, die eer duizend Leeken onschuldig zouden uyt de Synagogen verschoppen, eer ze een kreuk, of p'ooy in hun Lob zouden willen dulden. Ik zeg voor 't laast, als ik Schorpioensteeken aan Judas bestee, dan streel ik de overige Apostelen, die Harders, die Lvf, en Ziel waagen voor hunne Kudde. Hoe gaat myn hart tot hun niet uyt in Liefde! en wat offert dit Brein al zugten voor hun welzyn, en de aan was van hun Dienst! als myn gedagten uyt speelemeyën vaaren, om hun Eden te begluuren: want by niemant schuilt het regt der Verbondsbedeeling, als by die Overstens, die hun zeggen beleeven, en hoe wynig 'er van die onder Babel te vinden zyn, zo krielt het 'er dog van binnen ons Jerusalem. De gesuiverde Kooy van Luther, en Calvyn heeft Wagtersa in het Roer, die voor geen Wolven van weder waardigheid vlugten, schoon 'er hier of daar een gemelyke Quant onder schuylt, die ten respecte van de geheele Broederlyke Liefde geen één voet van zyn koppige meening zouw willen wyken. Zulke Maats worden by Wysaarts voor Narren versleeten, en van hun eyge Confraters, als dwarspaalen gemeid. Dat zyn Bakkers, die hun Paasbrood met Suurdeeg mengen, en de zulke, die Joseph de Ridderorder van de Strop voorseyt. Dat zyn van die vroome Soonen Jacobs, die hun eygen vlees en bloed, om Midianse Ducaten verkopen, en de waare Vaders bedotten, door een rok in 't Purper gedoopt van een onnosele Geyt. Weg met die Gieren van den Altaar, die, als Eli's Sonen, na de grootste revenuën tasten. Dat zyn ze die wy Schavorteeren met het verval der Zeden, en Tyden Op hun Runderen rug struikelt de waare Ark, en wie durftze ondersteunen? zo hy niet gepromoveert is tot de dignieteit van het te moogen doen. Wat my betreft, ik houw de handen thuys, om niet voor myn tyd te sneuvelen, en dank den Hemel, dat ik in een Land woon, waar in de Inquisitie Baasen geheel verboden zynde, ieder vryheid heeft uyt de lippen der Priesteran niet alleen Geregtigheid te leeren, maar zelfs hun doeningen te volgen, en dat is al veel voor een slegt Gesel. Schoon binnen Romen een Paus al verrigte wat hem goed dagt, daarom zouw Jan maat dat al zo min daar mogen nadoen als in de Palts, waar in een Leeraar zyn eigen Waarheids Stoel beklad, door ze van loogen te betigten. Ter contrarie in Italien in alles voor de Munniken corban, tot de Wyven van Sint Peters Vragtschuyt in 't kluis, en wei daar tegens kikt, zal't met den hals vergoen, zyt Jan Vos, en daar me is het voor deze maal tap toe. {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 6 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 20. Januari. VOorleden Week zagen wy in Duitsland een Tempel Zeloot zyn eigen Soon op den Stoel der Waarheid van Logens benigten, nu komt een Maerl in Vrankryk de Prediker eens Konings door Fluiten ontrusten. Dat een Lutherse Pharher dat kunsje nog bakt, bruiter me heen, maar dat een gemeene Vogel de Kerk ontstigt ruykt na de mutsart. Woonde die Roervink niet in het Land van den Allerchristelyksten Monarch, hy was zo veeg, als of hem onze Doctor Crispyn alhier onder de kluiven had, die zo wel tot een Schoenmaker, als de Leermeester der Fluyters geschapen, zoo veel moeite heeft aangewend, om zyn Sweedse Loery dermaaten op den Pyp te leeren Danssen, dat hy door dat gejoel verdooft, het kraaijen van de Haan niet kon hooren, doe hy zyn Leghen om een vuil kuiken verlooghende. Een Saak al te bekent, om 'er langer van te papegaaijen, dies keeren wy weeder tot onsen Kettersen Musikant, die zig in Spangien, en Portugal den regel van Sinte Dominicus aan den Brandstaak te leeren zou moeten getroosten, of zyn Dwaaling, door boete herroepen, want daar versengen de Inquisitie D....s, om een zak vol Pistoolen wel duizend Engelen, als ze de Waarheid niet willen om de Loogen Verdoemen. Dat mag een Paap zo veel doen als 't hem lust, Momus meent het te laaten, al zouw hy geen Weekelykze Cecdels voor de Secreeten meer knoeijen. Liever blaas ik op myn Duim, dan dat ik de vuist zouw steeken in de Contrabande Waaren des Hemels. Zouw ik de Valsheid hulde doen, daar ik met Opregtigheid pas door de Wereld kan {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} rollen? geensins, Post nubila Foebus, dat is, op een leege Sak groeit zelden Crediet. Al liep ik, als een Quaker, om elk te bedotten, nog zouw niemant myn deugden vertrouwen. Heb je in de Swarte Broek geen blanke Munt, 't is uyt op de Beurs met de Vromen. Daar gelden Contante streeken, geen toekomende Renten. Een duizent Gulden op 't Comptoir van Pluto is meer dan een Millioen Ryksdaalders op de Bank van Coelum. De laaste mogt faljeeren, denkt Midas: hy die by Lucifer ter merkt gaat, wind altyd een Capitaal op de Som. Couragie! Gierigaarts, ziet op geen Turfje in de Winter, in de Hel heb je Brandhout om niet, zo je slegts de moeite neemt van u eigen bast mede te brengen. Het Arrebyds Loon, dat gy hier u Werkvolk van het vel afknevelt, word u ginder op den ziel toegetelt. De Nikker ziet op geen heete Stuiver, min of meer, als hy een Laödiceese Krimper goeder Geluk uyt zyn Poot voorspelt. Dat zou ik me kunnen doen, was een Propheet in zyn Vaderland geëert. Nu is 't, wy kennen de Vent, zonder te bedenken niet wie, maar wat. Mundus vult decipi, ergo Decipitur, dat is agter het Kruis der Geleerden schuilt de Duivel der Leeken. Dit weeten de Platonische Haanen niet, en daarom fluiten de Wysgeerige Maerels. Te Romen zit een Mannetjes Kip, op de Tooren, en nog verloogent Peter zyn meester. Geen wonder dat men binnen Parys geen Vogel gelooft, wyl de Heilige Stad de Voorbeelden stigt. 't Is niet om my te doen, maar om de glorie der Kerk, riep de verstrooide van Gedagten op den Stoel, doe zyn bewysredenen wierden gestremt. Hoe meer de Pastoor keef, hoe zyn Toehoorder 'er minder na vroeg. Wat zullen wy tot alle deze dingen zeggen? als 't Preken niet en helpt, schynt de Kerk onnut, en daarom zogten de Schaapen om een goed heenkomen, en lieten hun Pater met zyn Frater haspelen, gelyk Bileam met zyn Antagonist. De Orgel beklimmer wierd overtuigt van zyn Baas, dat hy zyn Lesje slegts had van buiten geleert, dog de Choorprelaat swoer by zyn Professor Magnificus, met drie Kroonen, dat hy een Inspiratie op het Roomsche Accademie had ontfangen, om elk het zyn te zeggen, mits geen Grooten te roeren. {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat zyn de Valken, waar me de Geestelyken 's Lands Silververlingen vangen. Kunnen ze 'er niet over, ten minsten schuilen ze onder die vlerken, waar mee de Paus dagelyks op roof snelt, om zyn Gieren te aasen. Niets verveelt een Devotaris meer in zyn Cel, als dat hy moet onderdanig wezen onder zyn meerder. De gewaande Arremoe, en de gepretendeerde Kuisheid, zyn nog om te dragen, maar dat Levi moet danssen na de Peipen van Moses doet meenige Bedelmunnik Bidden om de Ondergang der Wereldse Monarchie. Knipperdolling, zocht het duizend jaarige Ryk niet anders, als om te heerschen. Had Jan van Leiden voor Lakey willen dienen by den waaren Soeverein, hy had het Snyders voorschoot niet verwisselt voor het Habiet van den Bisschop van Munster. Zaagen de fyne Oeffenings spooken niet op de eer, die 'er vast is aan het Leeraarschap, zy zouden in geen Kelders nog Kamers de Deerns bequylen, die heet gebakert dikwils een Kindje in de Luyeren leggen, waar van de Vader word versweegen, om het Alemoeseniershuis voor Peter te kiesen. Hier zouw ik Liedjes van konnen Digten voor klyne Jan met zyn Waagen, was myn Poësy niet Inhabiel verklaart by de Wyven. Wat zouw die Gek doen? roepen de Wysen. Had hy verstand, hy had lang tragten zot te zyn. Nu is hy maar een Nul in 't Cyfer der Kooplieden. 't Is waar, hy blaft als een Hond, maar hy zal lang werk vinden, eer Alexander hem voor een Diogenes zal groeten. Die had een ledige Ton, en dat is een groote Rykdom voor een mager Philosooph, maar wie op de Wysgeerte zyn Familie wil doen bestaan, tragt met een korten Arm den steylen Hemel te bereiken. Eer zal Orsini's Vaticaan Snol een Schot vol Heiligen werpen, eer duizend Digters één Mecaenas zullen verkreigen. Of ik, als een Fransche Refuge, al huilebalkte by deze of geene Rykaart, om hulp voor myn schamele Clio, door te schreuwen, Instanter, dat is, het komt' er, beget, op an: Het antwoord des Hoorders zouw niet minder Pontificaal voor den Suppliant, op zyn Bedelrequest zyn, als dat van den Ouden Vryer was tegens den Agent der Pretendeerende Sancten, luidende in Substantie als volgt: Om een Saak van die Natuur moet men ten wee- {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} nigsten een dosyn Neeven, en Nigten van de Prinsen der aarde in den Maars kruypen. Vervolgde ik? Instanter, instantius; dat is, Daar weet ik geen raat toe, maar ziet hier myn laaste Stuiver. 't Zouw al weer wezen, Je klopt voor een Dove mans Deur, zo het je aan Gout, Sotheyt, of Vrienden ontbreekt; en gilde ik, daar me niet gepaait, voor het laatst, en ten derden malen nog eens zo hart met traanen in myne oogen? Instanter, Instantius, Instantissime, dat is te zeggen: Uwe Ootmoedigste Dienaar, heeft Helder, Penning, Brood, Crediet, nog Kleeren, daar zouw nimmer op volgen, Justum est, dat is, Houw daar, en leef, neffens Deurwaarders, en Comisen, als een Man met eeren. O neen, 't is geen manier meer, dat men Geest, of brave Konsten vordert, en daarom beätificeert men thans Esels, en Ossen. Die kreigen een Roode Letter in den Almenak, niet alleen op den 10. December des Jaars 1726., maar alle Jaaren, en Daagen, inzonderheid, als ze door de Magtigen wel gehoorent, onder de Bullen hunner Koejen verdwaalen. 't Is straks, bid voor ons! o Heilige Buffel! u Voorspraaken ondersteunen u Huisvrouws verdiensten, en haar Kindeken vermag alles by zyn Mompeer: voornamentlyk, als Mama 's Altaar van een twee, drie Sakjes Ducatonnen gloort. Die Suffisante Wierooks geuren vermoogen meer, dan duzend Ave's, Credo's, en Pater Nosters, met Hooft, en Kniebuiging, zonder Rosenobels gelolt. Goud, en Silver maaken de Zielmissen uyt, waar door de arme Sondaaren uyt het Vagevuur worden verlost. Heb je die Heyligen te baat, zo gaapt u de Hemel toe, als een Harlinger Paal Mossel, waar uyt Venus, na het gevoelen der Oude Digters is gebooren. Daar is geen Hel voor Croesus, maar daar zyn 'er wel hondert voor Irus. Geloof je 't niet Lesers? word slegts maar een Poëet, en je zult de Dwaalstarren vervloeken, die den Weg na de leege Beursen der Digters nimmer; als by toeval weeten te vinden. Dog al genoeg van de Canonisatie der Heiligen, 't word meer, dan tyd, dat wy ons na de Profaanen keeren, en onder die inzonderheid na de schaggerende Ordinaris Baasen, die, vaak van niet tot iet geklommen, hun zelven niet en kennen, en nog veel minder de zulke, die ze verpligt zyn, om hooger verstand, en Qua- {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} lityten te eeren, als zy zelfs hebben beseeten, of ooit zullen verkrygen. Dit Blad is te kort, om dit omtrent veele na den eys uyt te voeren, en om die reeden zullen wy ons voor deze maal vergenoegen met 'er een uyt den modder der begeerlykheid op te baggeren, als een Orientaalse Parel uyt een Boeren Kakhuis, en alhoewel de meeste Lezers de juiste zin dezer navolgende Historie niet wel zullen kunnen wikken, zo verzekeren wy hun egter, dat ze ex Ungue Leonem, dat is met dit Koortje, zey de Beul, den Galg wel zullen vinden. Dat 'er van die tyd af, dat 'er menschen uyt Kyën wierden gebooren, geen grooter Key uyt een mens is gehakt, als Jannes, met zyn Schaapshairige Kalot, is een Saak, die zoo zeker blyft, dat hy, die het Contrarie zouw willen zoeken staande te houden, nootzakelyk eerst zouw dienen te vervallen in de onkosten van het ligten eener Attestatie, uyt het Dolhuis, om daar door te bewysen bevoegt te weesen van complete Narren voor Wysaarts te groeten. Ik zal om die reden geen Koevoet gebruiken, om hem na den eys te Anatomiseeren: Het zy genoeg, als ik alleen maar zeg, dat al wie dien Man ontmoet, uyt zyn Tronie gemakkelyk kan zien, dat hy heel na is geparenteert aan een doodelyke Onwetentheid, en daarom geeft hy voor tot een hedendaagsche Kunstkooper Gebooren te zyn. Als iemant die Gaven thans slegts bezit van Bot, en Logenachtig te wezen, dan is hy vliegende Meester boven Meester, en tot den trap van den Eseloorige Midas volkomen gepromoveert, om de nog in Leven zynde Schilders alle, waar 't mogelyk, te ruineeren. Aan 't laaste geloof ik niet, dat onze Schafbaas schuldig is, maar of hy opsnyën kan met een steiven Bek, moet men die Heeren vraagen, die hy voor elf stuivets de Man van den Key snee, doe hy ze aannam als Graven kinderen te tracteeren. Niet dat het die Vrinden juist heeft verveelt verkort te zyn in hun Opinie, en Beurs, maar tyd verlooren al verlooren, riep 'er een uyt den Hoop, die staande voets deze Groninger Woestyn verliet, doe hy de Tafel Maximen bezag van dezen Sinaitischen Rots, om in zyn eigen Canaän te banketteeren. Daar weet ik wat ik Eet schoot 'er een ander op in, die liever de Egiptise Vleespotten {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} van het Servetsteegje rook, dan dat hy het onvergeeffelyk Manna tande, dat 'er uyt een morssige Keuken regende. De beste Koks, zey myn Hartog Sal: sprak de Hospes, ziender het smeerigste uyt, en daarom Vrinden, Coeragie! zoo je roept dat je de Kost niet en kent, die ik schaf, ik repliceer weest maar te Vreeden, de Baas van dit grot kent zyn zelve nog minder. Dit weet ik, dat ik niets en weet, en dat is genoeg voor een Smulaap, om voor een Voordisser van Braave Gasten te ageeren. Ik heb weinig gedaante, of gelykenis na een bequaam Tracteerder, dat is waar, vervolgde hy, maar wat ik Lever kan doorgaants een groote drie Weeken duuren, en hierom vrat 'er niemant van de negentien Genooden van, als vier, of vyf byna geheel verstorve Zielen, en dan nog een voornaam Liefhebber van Plet, en Penseelen, die, voor veertien Persoonen alleen moetende Schranssen, meer in zyn darm stuuwde, dan seven verhongerde Matroosen zouden konnen doen, die ses maanden op Spitsbergen hebben overwintert. Die Held is de eer van myn Tafel, gilde Jannes, maar ik wouw voegde hy 'er stilletjes by, dat hy hals en beenen brak, eer ik hem weder onder het beryk van myn Wallen, en Kanon zag voerageeren. Het Esels Kakebeen van Sampson versloeg weinig meer Philisteynen, als hy Brokken verslind. Wat moet zo een Kunstenaar een Maag hebben! die 'er een Schepel Roggenmeel in kan zakken, en een Pens besitten, die alleen meer weet te laden dan tien Gulikers kunnen lossen, die altoos gewoon zyn met hunne Varkens uyt een en zelve Trog te smullen: waar laten de Fynschilders al dien horlement? voer hy voort; of ik al voor Judas wil speelen, door myn Heeren en Meesters met myn gierigheit te verraden? deze Baas vraagt na geen arremoé, als hy zyn Koffer slegts mag verryken door myn delicatessen te vernielen. Neen, ik houw meer van agtien matige Schapen, dan van één verslindende Wolf, en nog meer van twee Lammeren, die niets en proeven dan van negentien Rammen die op myn Wyen, de een meer, de ander min, zitten te graasen. Die Kerel zal waaragtig vervallen onder het Justitie zwaard der Doctoren, zo hy niet onderlaat zo gulsig te blyven. Myn Vader, och arm! onnoseler gedagtenis, was {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} een Man als een beest, en daarom liet hy evenwel niet na te staan na de mensselyke digniteyt; en hy quam ook tot die waardigheit door my te genereren, die den roem heb verkreegen van met kleine kosten groote Schotels toe te beryën. Zo deden de oude Wysgeeren van Drent en Twent, eer men 'er nog iets anders wist als Paarde en Duiveboonen men Braadvet te smullen; maar sint de Franschen in 't Land zyn gekomen, praten de Boeren beget van Soepen en Ragoën, dog daar is onderscheit tusschen een bak vol Carnemelk met Gord, en myn Soepe de Sante. O! daar gaat niet voor een Holstyn Pleunse bak met Sparwers, Reygers, Kuikedieven of Ravens. Ik bidje om de liefde van Sanche tot zyn Ezel, datje met permissie, Heeren, u vinger een voor een eens gelieft te stippen in het gat van dien Vogel die daar gebraden leid, zo ben ik verzekert dat gy eenpaarig zult getuigen nimmer lekkerder dingen doorpeutert te hebben. Ha! je lagt, Messieurs, en niemant weet waarom, als de Vooreeter der Vergadering, en die begrypt, schoon hy alles schynt te willen verstaan, nog niet eens de reden van dit myn nooden tot deze keurelyke delicatessen. Heeft hy ooit van zulke Canaren gehoort als dit zyn? waarelyk, Heeren, een kost die de Hangebasten zelfs in Duitsland voor een recreatie 's avonds gebruyken, eerze 's morgens worden gebilletteert op Galg, of Raderen. Ik mag myn eige kruyën niet roemen, maar anders zouw ik u konnen verzekeren, dat ik met die Soepe de Sante eens een Moordenaar, die al een etmaal gerabraakt geweest zynde, nog wierd gepardoneert, tot zo verre op de beenen heb geholpen, dat hy nog eenige jaaren na die tyd voor Dansmeester, by de Hoven heeft gevagebondeert. Op dat woord schooten 'er vliegende een stuk twee drie oude Sondaaren met tinne Leepels toe, om hun leeven, waar 't mogelyk, door dat nat uyt te rekken, maar te vergeefs, wylze uyt één mond gilden, doese het gelipt hadden liever aanstonds te willen sterven, dan 'er nog driemaal, elke reis twaalf droppelen van te slurpen. Des niet tegenstaande, vervolgde Jannes, die wel eens zo veel praat als hy denkt; dat ik u zouw spreeken van myn Ranziere, van myn Kartje, van myn Ragoe, {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} van myn Amalette de la Brugge, van myn Amalette de Appel, van de Gelderse Huspot, van de Kool en Raapen, en van de heerelyke Worst, waar aan Cartoeche een Hond, anders wyzer dan drie onzer Ommelanders te zaamen zyn, thans egter niet eens wil ruiken, je wierd razende dol. Dat zyn beget Karpers als Blyën, van een duim zo lang, en nog wilder niemant aan, maar de Platters kennen geene Adelyke Saussen. Was je zo wel Luikerwaalen, als je nu pretendeert Ch..... menschen te zyn, je zoud je kruissen en zegenen over myn Poelet, over myn Dissert, over myn roode en witte Wyn, over my en myn Wyf, over haar Oester en myn Konstwinkel, met een woord, over onser beider gelegentheyt, zo wel gestelt als 'er vereist word tot een Versierders hantteering. Mier hieuw het Orakel van Drent en Twent op met glosseeren, om tyd te gunnen aan een zekeren Narcissus, die eerst op den Eccho verlieft, maar nu genezen, gilde: Eer wil ik myn rampzalig leeven in een Pindje Bremerbier verliezen, dan myn vervlooge geesten uyt u vein de Canalje weder opbaggeren, en daar op zonder veel baselos manes te maaken, tegens den Castelyn van dit Treurenburg, Bruide hy verstoort weg, om voor één schelling dien honger elders te verruilen, die hy 'er voor twee alhier had gekogt. Dat ik alle de ap, en dependentien dezer bedroefde Maaltyd zouw willen maalen, ik had meer inkt nodig als 'er aan de duizent min één Arabise Nagtvertellingen is verspilt; daar by moest ik al een groot Historicus wezen, zo ik u zou zeggen waar, of hoe het Huis is, en hoe 'er in 't accoort wel expres is bedongen, dat 'er de Verhuurder niet in mag tappen? Hoe het 'er uytziet op de beste en slegte Kamers, wat avontuur 'er op het Secreet is voorgevallen tusschen een Broeders vuist, en zyn vyfde wezen, ik meen de quintessens der verteerde Kraayen. Zouw ik u het Cecdeltje van Jannes communiceeren met zyn herangue en complimenten, myn werk was eindeloos, want daar komt in de omnibus aliquid, sed de toto nihil: dat is te zeggen, het slagt dit Papier, 't welk veel belooft en niets en geeft, en daarom ook per naasten zal worden vergoed, zo het anders de Schryver maar mogelyk is van zyn gewoonte af te stappen, van na het gevoelen der min geoeffenden, onverstaanbaar te zyn. {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 7 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 27. Januari. ONlangs gilde Momns (gelyk een oude Hoer, die afgehaspelt op het Spinnewiel des tyds, het kluwen der Eeuwen, met treuriger oogen begluurt, dan dertig Jaaren te vooren plagt te gebeuren.) ô Chaos! ô Beyart! ô ondoorgrondelyk Ey! waar uyt duizend Monsters, op het getouw des menschdoms worden geweeven, wat schaft gy uwe Kuikens verdriet! de onbestendigheid der stoffen pynt de geesten der Stervelingen, en de duurzaamheid hunner Zielen moet dagelyks het Vagevuur der Goddeloosen verduuren. Pas hebben wy de eenen schaduw zien klimmen op den trap der Gelukken, of een ander stoot hem van boven. De Beulen stranguleeren malkander, en nog wil niemant voor Vilder passeeren. De grootste Schelm zet de voet op den nek der Opregten, en egter worden de Lyders tot zwygen gedoemt. Myn Deegen is langer, dan u Mes, roepen de Fielten, en daar op krimpen de punten der klynen in den schede te rug. Kon ik het begrip der dingen in myn eigen Botheid verliesen, ik speelde voor stom. Nu moet ik alles vinden, en niet eygents behouden. De doeningen der Dwaasen maken my tot een Dolhuis, en hoe ik meer wens los te zyn van den Keeten der ydelheid, hoe ik my vaster verstrik. Is 'er geen Wysheid onder de Sotten, hoe geraak ik dan aan Verstand? zal ik op, en ondergaan, als de Dwaalstarren der Beurs, en nimmer rusten, voor de Grafzark my de lippen sluyt, zoo ben ik geen ongemeener Philosooph, dan myn Buuren. Die graaven, als Mollen, dog vinden voor Waarheid, en Deugt, nog Silver- {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} lingen, om 'er Vrinden, en Magen mee te verraden, daar ik, ach arm! ledig van alles, geen van beide verrigt. Ben ik dan voor een Nul in de Wereld, om dat ik niemant kunnende bedotten, van elk moet hooren, dat ik geen Verkeeren verstaa? dat Vorstelyk Spel kunnen thans de Burgers en Boeren beter, dan woorden, en Eed. Die zyn iets minder bestendig, dan de Wind, en dog stoffen de Kinkels op hun Segel. Druk het Midas in u eygen drek, zoo blyven myn Zinnen bevryt van u streeken. Ik zal elders dwaalen om myn Nootlot te verruylen. De Arremoede is ligter dan Gelt. Op die pluim vaart men eer ter Starren, dan op een Ton met Goud. Het al te zwaar gewigt wil niet steigeren, en daarom werpt een Wysgeer zyn zelven over boort. In één Lepel Heilig vogt kan men honderd Werelds verzinken. Had ik een druppel van dat nat, ik wierd myn zelfs te groot. Ik zogt Wildernissen, en Bossen, op Dam en Straten, wist ik anders te regt wat eenzaamheid was. In de breede Oceaan vangt de aarde haar Vis, en zouw ik in het midden van 't gewoel niet konnen rusten. Daar zoeken de Adepti hun vyfde weesen. De steen der Wysen is overal, en niet uyt den particulieren Kroes der meeningen te haalen. Hoe algemeender geest, hoe zuiverder zouwt. Weg met het getiktak van woorden, doen is de Boodschap. De eensgesintheid is de wortel der verschillen. Wie ze wil derven, werp zyn eygen stelling het eerst over boord. Dan is de tyd kort, dan worden de Eeuwen lang. Voort myn Ziel te veld, wapen u met gedult en behaal den Segen, door u zelven te overwinnen. Ziet op geen Aardze Pruimen nog Rasynen, waar Hemelze Kappers en Olyven te bekomen zyn. Die smaken beter by een Lamsbouwtje daar boven, dan de beste specerygeuren in de Ragoën hier beneden. Zoo preutelde ik in myn zelve, doe myn mymerende Geesten, door de Courant wierden gewekt. ô Goden! waarom mag ik niet altoos droomen? Moet ik leeven om te Eeten? en Eeten om te Sterven? Foey myner! dat ik een Beest wierd, door de mensch heid te verzaken, en de Dood omhels, daar ik het Leeven in myn arm kan streelen. Weg verstrooide van gedagten, houwt op te dollen, gelyk de Atheneese Sonnelingen plagten te tieren, en keert weer in u Kerker, o Hermetise Vo- {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} gel, ja word kan het zyn! een Amsterdammer, zo zullen uwe schoorsteenen rooken van smeer, en 's Lands Gekken uwe reizende ooren voor Orakel klokken begroeten. Probeeren wy ons zelve! 't za wakker! myn ziel! houwt op met Roosen voor Varkens te strooyen! 't Is meer dan tyd de Lasarushuis deuren te openen voor de schreden der Leezers, die liever tien Quaksalvers willen hooren liegen, dan een Waarsegger vertrouwen. Dat 's gang, wy steeken de Kraan in een ander Vaatje, en deuviken lorren. Men schryft volgens de Haarlemse Gazette uyt Maltha, (waar in meer Rooms Catholyken, dan Christenen woonen) een wonderbaarlyke Historie, ik zeg Avontuur, die korts een dolend Ridder is ontmoet, op den weg na de andere Wereld, dog die niet half zoo wel te geloven valt voor verstandige Ketters, als voor super malle Quesels, die, in Heerooms Luyëren gebakert, een lepeltje Paapen quyl voor vaste klemredenen slurpen. Ik zal ook, om die redenen, my als een tweede Broer Cornelis liever met de roede wenden na de Juffers, dan met den quast na de Heeren, en thans meer tyd verbruyen om duizend gemeene Leeken te stigten, dan drie verstandigen, want by dat eerstgenoemde Volk is de Neering, zey de Mosselman, en hy kruide met zyn Waagen in de Kerk. De Lieden roepen den heelen dag: Momus je kunt het niet te zot schryven, want de meeste Snaaken, die u Papieren willen Leezen, zyn nog gekker, als Gek. Wat scheelt het u wat gy revelt, als gy maar Speci in Manibus trekt. Heb je in Braband niet gezien, hoe de Munniken met hun Toehoorders leeven? Vertellen die ooit Wysheid op den Stoel? of weeten die Bedelaars van Verstand? Is 't niet al van Heiligen, van Verschyningen, van Droomen, en Spokeryen, waar hunne Kanssels van gewagen? en groeyen ze 'er niet van als Mestvarkens? Hebben ze geen koppen als Lutherianen? en Buyken, als Noorthollandze Koeyen? Is 't niet al Drek, en Darmen wat 'er aan is? en zyn ze evenwel niet gezien by Groten en kleinen? Daar by ongeluk maar een half verstandig Man Preekt is binnen Antwerpen de Kerk immers leeg, dog waar een Choorbul bulkt, krielt het van heele andere Vaarsen, en Kalveren, als onze Pothuis Poëten hier te Land weten te knoei- {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} jen. Het Sakje van Pater zwelt daar op 't hooren van Maters Biegt, en schoon het weinig helpt voor een begeerelyke Ziel, egter word ze voor een tyd met een wisje wasje gepaait. Geld is overal de Leus der Geestelyken, en dat hun niet verveelt, zullen de Wereldlyken zelden wygeren, daarom nog eens, speel voor een Maf, want die zyn doorgaans Meester van het Tooneel. Ik beken, als ik die vermaning hoor donderen, dat dan myn Geest als een Salmoneus begint te waggelen op den Koperen Brug van Elis, ja dat ik 'er vaak zo razende van begin te worden, dat ik als uyt desperatie op de Kant der Dronkenschap vlieg om my in 't Bremerbier te versuipen, en was het niet te duur voor een weekelykze Berisper, wie weet of ik niet al van pind op pind, was ter Starren gevloogen, om van daar met Faëton Jannes neder te storten in den quyl der Toebakrokende Gesellen. Hemel! is 'er dan geen uytkomst voor een verstandig man, dan door in een Nar te vervellen? zo ondersteun my met den Geest van Doctor Crispyn, want die heeft ontrent zoo veel zotheyt alleen, als al de Schoolmeesters, Apothekers, en Aansprekers van geheel Nederland te zaamen bezitten. Met die inspiratie verrykt, waag ik het als Saul, onder de Susjes te Profiteeren van die Geconfiskeerde ziel, die de Comisen van Lusifer onder wegen hebben aangehaalt, om dat hy van geen goed Paspoort voorzien zynde, op een Sluikerytje betrapt de Kerkregten niet had voldaan; maar zyn Parochiebaas bedrogen, de Koster gepiert, de gewyde Kaars gefraudeert, en zyn Vragt en Waaren niet behoorlyk had aangegeven. Zonder Biegt! help Sint Jut! de Vent is voor den D.... die Sluikery is zonder Pardon by de Helse Pagter: Want die Knevel slagt de Verklikkers, en is zonder Conscientie, of medelyden. Kon iemant nog by hem een ongeluk afmaken, met een Sakje, twee, drie Ducatons, gelyk beneden by de Tollenaren geschiet, ik hoeste, met oorlof, in Hyntje Pik, en liet hem Brillen op myn Secreet. Maar neen de Quast is te vies. Daar is geen regtvaardiger Regter onder de Son als Beëlsebub. Hy gelooft in geen Barmhertigheyt, want hy is Inquisiteur Generaal aller Spaansse, en Portugeesse Dominicaanen. De laatste verbranden hunne Martelaars maar eens, en daar mee gedaan, dog de eerste is {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} de vinder van het Griekse Vuur, dat niet ophouwt alles te vernielen. De Brandspuyt van een heele zee kan geen vonkje dier vlammen dooven, en daarom is 't gevaarelyk beneden te sluyken. Ik gaf liever negen-en-negentig ten honderd aan een geschooren Collecteur der Roomse Kerk, dan dat ik hem een quart Per Cent zouw afknevelen. Bloed! je hebt zulke Gieren, onder die Snaaken. Op een duid blyven sommige dood, en egter Leeraarense het geeven. Eeuwig Bedelen de Paapen, want hun Professie van gewillige Arremoe brengt dit mede. O! die kaale Hen lyt geen Windeyeren. Ze slagt de Kuysheid der Munniken, die al waar ze zait, Kindertjes mait. In die hoeken der Steden, waar de Kloosters puylen, boven de daaken der Burgers, Trouwen de Wereldlyken meest tot gerief der Geestelyken. Daar vind men de Koekoeken uyt de eerste hand, waar de Abdyen het schoonste Floreren, en om die reden zyn 'er de Geusen niet zeker, want de Catholyke Ossen hebben doorgaants grooter Hoorenen, dan de Stieren van Jutland. Geloof je me niet? vraag het hun zelfs, en kreigje geen vrindelyk antwoord, denk dan, daar is kak aan de Knikker. Ik zouw dieper kunnen daalen in de schoot van Romen, had ik grooter kluuwen te baat. Maar neen, de Pols van een Boer vermag niets by de Springstok van Franciscus. De Soonen van dien Heilig hebben een Pater Noster van de andere Wereld. Hun Koord heeft drie Knoopen. Met dat Levery verschalken ze de Deerens. Als een Klopje daar aan mag vryven, word ze vliegend van Devotie bevrugt. 't Is straks met Visvliet: Hy smolt in haar gesmoltenheid. De Maget is ons! roept de verwinnaar, als hy Mietje voor goede Prys opbrengt in het Choor der Beggarden, waar in de Botheid Presideert. Onder die Maats is alles gepermitteert, alleen het verstand is 'er Contrabande waar. Het Esel-balken, doet daar de Refter swellen, en als een Munnik dat ziet geschieden, bezit hy immers genoeg. Maar zagt, wy verliesen ons bestek, door al te wyde gangen. De vreugde komt niet te pas waar de Nikker roesemoest. Die onbeleefde Beest verstaat geen Fransche Complimenten, als hy fatsoenelyke Lieden ontmoet. In stee van een Dienaar twee drie te grabbel te goijen, bruit hy ze met Hoosen, en Orcanen na het Gat. Hy slagt Swaanenburg, en Poëtiseert Kyen, en Rotsen. Geen Klompen van Robyn voegen zyn Pooten, maar met Holsters van Weer, en {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} Wind, loopt hy Vagebondeeren langs Meiren en Duinen. Of hy Toorens en Tempels sloopt, of hy Scheepen kaapt, en Bosschen vernielt, scheelt hem niet, als hy slegts Meester van een ongeabsolveerde ziel door die kunsten kan worden. Een eerlyk man, overvallen, door een schielyke Dood, is oorsaak dezer Troebelen. Had hy tyd gehat te roepen Peccavi tegens zyn Pater, en een Hondert of twee Rosenobels afgeschooten voor een gulsig Convent, het had geweest Vuil vind ik je, Vuil laat ik je, en daar mee had Joosje net zo veel aan de ziel van den Bailly gehad, als ik heb aan de beloften van een Wrek Hy mogt een beetje hebben koomen snuffelen met zyn zwarte Confraters, als bruine Reuen om een witte Teef, 't zouw geweest zyn, een kruk op zyn Lenden. Met een houte Kruis, twee, drie, te gevoelen, had hy voor schurk gaan loopen. Hy kan tegens den Steenen Roeland niet praten, want hy verstaat de Taal niet, waar mee men de marmere Reusen begroet. O! de uytgehakte Beelden slagten de Advocaaten, en Procureurs: Klinkje ze geen Gelt aan de ooren, de Hemel blyft toe. 't Is straks, de Studie kost veel Gelt, en de Practyk nog meer, om ze te onderhouden; en daarom, Kinkel, scheerje van hier. Steel eerst genoeg, en praat dan van nimmer te hangen. Ik absolveerje van de Galg, weet je maar de onkosten te dragen, die 'er toe staan. Wat zyn de Reyken gelukkig! die bedriegen met een Octroy. Ze hebben zeven Oogen op een steen, en daarom helpen geen Sessen. Hoe verstaat het myn Heer! vraagt de Kruyer, en de Koopman antwoord ik wil. Wy kennen geen Parlementen, als die onser Wyven, en hadden wy die niet, wy waaren Soeveryn. Op de Beurs gelden onze Tongen, t'huys onze ooren. Daar is het, Hartje wat lusje, maar buiten de deur zyn vloeken, en raasen het Vade Mecum der Getrouwden. Het Regent in Amsterdam zo veel vuur en swavel, tusschen een deel Jannen en Grieten, dat 'er vaak heele omkeeringen van volle sakken in leege uytgroeyen. Liep de Sathan te Maltha met Lojola's Architectuur na zyn Berg van Barmhertigheid, hier raaken de Pandjes veeltyds zo vast in de Lombard, uyt gebrek van ordentelyke beregting der mannen, omtrent hunne Wyven, dat ze 'er nimmer uyt worden verlost. Het Vagevuur van een Jaar, en ses Weeken, zonder Orlietten te loopen, bruiter me heen, maar ad Vitam te Bedelen, is de Hel der Poëten. O droevige Zielen! wat ben je na geparen- {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} teert aan het Dolhuys, dog gelukkig in u rampen, om dat gy u kittelt met praatjes voor de Vaak. Don Quichot is niet uyt de Wereld, zo lange als 'er nog Ridders der musen te vinden zyn. Sta vast, quyl, en sever! Wy gooyen de Aardkloot om de Zon, en bruyen van den Os op den Esel: ik meen op het Rosje, dat Lucifer heeft gezaalt, doe hy over het winnen van een afgestorven geest, dermaten Laudamus zong, dat 'er Lugt, Zee, en Baaren van spleeten. Dat 's, beget! noch musiek! weg met onzeschrapers, en Violisten! die maats zagen de arremoe uyt hunnen duym, en zyn iets minder Ongelukkig, dan de Noorthollandze Boeren, die éên Wyf met hun zevenen deelen. Hoe komt? dat zul je vragen, ha! de Zeevaart, de senuuw der Negotie brengt dit mede. Terwyl de een Oceanen ploegt, egt de ander de aarde, en dus doende groeyen en bloeyen de Hoorenen des overvloeds onder 't Gemeen. Al sterven zulke Penitentiarissen zonder Biegt, daar is geen zwarigheid, zouw ik denken, want wie hier wort gevagevuurt door een Huysduivel, is naderhand vry. Dat hoorde een Musicyn, een Digter, en een Dansmeester by Huwelyks Voorwaarden te bedingen, wanneer zy hun rampzalig Pootje in hunner Vrouwen vuisten duuwden. Dat 'er wel een party Hoorens op de Inventaris van zulken Desolate Boedels zullen te vinden zyn, word niet gecontramineert; want het hoort tot den Dienst, zy de Koster, en hy zag Heeroom in conjunctie met zyn wasse Pop. Dat is vergeeffelyk, maar geen Kuyt te schieten voor de Hom van Sint Peter, ruykt na de Mutsaart. Schoon de heele Wereld aan den Oorlog contribueert, de Geestelyke geeven 'er niets toe, als aanhitsende Raat; en daar mee volstaat een Munnik. Die helpen de Koningen aan het Proces, voeren het met Bidden voor hun uyt, zo lang Jupiter Goud Regent, en schyen 'er weder af, zo dra de Vorst zonder Penningen zit. De Luisen zyn trouwer, dan de Menschen, want de laatste verlaten hunne Vrinden in noot, maar de eerste steygen de Galgladder op, en laaten hun in Periculo Mortis niet scheiden van hunne Maecenaten. Neemt hier een Exempel aan, gy Moffen, en Knoeten, die vaak op een anders Wey vet Gegraast, u beste Meesters verraat. Dat veragte Beesje surpasseert uwe verdiensten. Word beget! van kaale Neeten geen reyke Luisen, om voor Bloedsuigers uwer Vrinden te ageeren. Dat je ze nog een beet hier of daar in het Wambus duuwt, gaat 'er me heen, maar ze totaal te villen is te grof. Je zyt immers doorgaants te {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} bot om den regel van Lojola te volgen. De Vaders van die School zyn gepredestineert tot Woeker, en Liefdeloosheid, maar die van Munster, Gulik, en Westphaalen, tot onvergeeffelyke Botheid. Hoe dom ze zyn, nog weeten ze van Gelt. Die dikke Daalders maken Judas tot een Apostel. Was 'er geen Goud in Holland, de Jutten, en Deenen vraaten Hooy. De Zwynen bleeven op Stal, was 't niet om Draf elders te doen. Had Pluto Wildbraat genoeg in de Hel, hy had niet loopen Haasen jaagen langs de Maltheser Wouden, en hadden de Hannekens Silver op hunne Hyen, ze schooren hier geen Velden, en Inwoonderen naakt. Elk moet 'er op uyt snuiven, roepen de Dieven, tot ze verstrikt, het Gelag met de Dood betalen. 't Is beter Eerelyk te zyn, dan ieder te bedotten. Die zo leeft, is zonder Biegten geabsolveert. Al geeft die geen Sondags duit aan Cristoffel, hy word overgedraagen van de Aarde ten Hemel. Daar vind de ziel geen Raavens, maar Duiven. Daar is het blanke Gemoet vatbaar voor de waare Vreede; daar Jubileert de Geest in vergenoeging van niets te zyn, of te wenschen. Maar zagt, Momus, wagt je voor onverstaanbaar te worden. Sing liever als een Beul onder de Galg; praat van zwarte Vogels, zwets van de jonge Kuikens, die de Uytvaart hebben by gewoont van een Man, die ligt beter is geweest, dan zy die hem verdoemen. Keerje van het verheeven, na het nederige, en is 'er nog een woord van Vertroosting in u Pen over, zoo steek Jannes een riem onder het Hart. Die Schaffer van Kanaaren, die Broeder van Kraayen, en Ravens, die Vriend van onbekende Lysters, die opdisser van Slobben, en nooit geziene Watersneppen is op het tipje, zo ze zeggen, om weer een zootje Gasten in zyn Ordinaris te verstrikken, en buiten twyffel verleegen, om weder met vreemde Dieren de oogen der Aanschouwers te diverteeren, in stee van 'er hunne maagen mee te vullen. Was 'er kans, voor den toevlugt der Particuliere Dogters, om met een beswoore Oester over te steeken na de Aartsvyanden der Turken, hy zouw zeker zyn Vinkenet aldaer zien scheuren van de Rotgansen van Pluto. Die Beesjes nog nimmer hier te Lande geschaft, zouden ligt Neering verwekken: want wie zouw niet graag een Bouwtje met zyn tanden willen Rabraken van zo een quaden Exter. Waaren over twee, drie, weeken zyn Entvogels tay, en ondoorbreekbaar voor saagen, en bylen, deze zouden, geloofik, de Eeuwen konnen verduuren. Bloed als de Schilder 'er hier een van tusschen zyn dubbele lippen kreeg, wat zouw hy schreuwen! 't Zouw niet wesen Veni, Vidi, Vici, dat is! ik heb met Alexander alles vernielt, maar 't zouw zyn: Nunc meae in arctum coguntur Copiae, dat is, Ik heb de D.... in 't lyf, en moet my nu Biegten, of ik ben Verlooren. {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 8 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 3. February. IK heb meer dan honderdmaal van deese, en geene Berisper der bedorve Seden hooren zeggen, dat zeer veele Mahometaanen onse Christenen door hunnen wandel overtreffen, dog het zelve is van my meer opgenomen voor een beweegmiddel tot Deugt, dan voor de waarheid zelfs. De Zugt, die yder heeft voor zyn Vaderland, en der zelver gevoelens, en doeningen beletten ons vaak belang te nemen in de gedagten van anderen. Wy vinden ons alle, zoo als wy zyn, dog de weinigste bedenken, waaromze zoo zyn. Ik Geloof het geen myn Vader toestemt, zonder behoorelyk onderzoek. Had myn Meester my anders geleerd, ik had de dingen anders begreepen. Nu leef ik by Traditie en Letter, en ik hoorde te bestaan, door ondervinge, en geest. Men hoorde alle zaaken te wikken, eer mense aannam, of verwierp. Schoon ik de allerbeste beleidenis had aangevaard, en die stipt onderhieuw, zonder een verstandigen waarom te besitten, ik was een Gelovige zonder Oordeel. Duizenden zyn 'er van die, tegens tien van de anderen, en daarom blyft de Wereld geblinddoekt. Een swarm wilde Horsels is Meester van 's Lands Hooning, tot nadeel der beste Byen, die langs de hyën moeten swerven, om hun fortuin by de Boer te agterhaalen. Vlieg met u gedagten Europa eens door, ja zoek langs de vier Declen des Werelds maar na een rechtschaapen Waarzegger, die niet word vervolgt, of verdoemt. Begin met Spangien, en Portugal, en eindigt in u zelve, Nederlanders, en ziet dan of de Inquisitie u niet heeft gebragt tot den {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} staat, waar in gy zyt. De dwingelandy van Romen maakte Geusen, en Ketters. Had Duc de Alba geen Galgen geplant, nooit had Holland geraakt tot die Overheventheit, waar in het nu is. De Brandstaak was doe Predikant, en het Rat de Ziekentrooster der Vroomen. Al de Catholyken waren doe Beulen der Vaderlanders, en hnnne Kinderen bewaarde hunne Zondags duit, om 'er een mutsaart voor op te doen, tot lykhoud van eigen Moeders en Maagden. Men swoer doe hulde aan de onbarmhartigheid, ja een Schelm had in die eeuw verdiensten genoeg, om het Vagevuur uit te pissen, zoo hy maar een, twee, drie Martelaaren voor zyn dood wist te maken. Doe was de bovendryvende party Orthodox en Bot; de leidende daar en tegen Canoniek, en Verstandig. Ik meen dat ik genoeg gedaan heb, om myn voorstel te bewaarheden, en dat Lieden van Reden en Oordeel, hier uit wel zullen konnen zien, dat de grootste Heilig de meeste vervolgingen onderworpen blyft. Zou de Knegt beter zyn, dan zyn Meester? Dat zy verre. Wie het waagt op geregtigheit, moet kruis, geen munt bezitten. Dat is van Abels tyden af zo geweest, en 't zal ook wel zo blyven. Johannes moest in de Gevankenis, om dat hy meer zeide, dan Herodes begeerde, en alle de Apostelen zyn gemassacreert, om datze tegens den wind en stroom des Heidendoms willende opzeilen, vervielen op de banken der Vorsten, en Paapen. Haddenze van die ryke goud gronden het roer gewend, na een party Bedelaaren, en arme Sukkels, hun kiel was nimmer door storm geborsten. De Spreuk: Wie aan 't Heilig Huis wil pissen, moet Hoed, of Mantel missen; gold toe al, en zal ook altoos duuren. 't Is ook nodig, want zo in een welgestelde Regering yder leefde na zyn kop, de Hoofden waren niet zeker. Een Kruyer zou twisten met zyn Baas, en een Ambagtsman een Student oversnoeven. De minste zou Professer Magnificus willen wezen, ja zelfs de Wyfjes zouden met Carthesiaanse begindzelen de eindingen van Aristoteles verpletten. 't Zou over al Babel zyn, was 'er geen Moses en Aaron in de Wereld. Die verpoosen, als Atlas en Hercules malkander in het Hemel onderschraagen, en schoon dit de heele Wereld door overleveringen toestemt, zo weeten de Wysaarts het zeker; die konnen reden hier omtrent van hun zeggen geven, en begrypen {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} in hun zelve, waaromze de zaaken, dieze toestaan, avoyeeren. Een zuivere G..sdienst met den monde te helyden is voortreffelyk; maar die te gronden, en onbetwistbaar door zyn Leven en gedrag te diffendeeren is nog uitmuntender. Zo hoorde de minste te kunnen doen, en wie weet wat 'er zou gebeuren, zo de meeste Menschen niet te bezorgt voor hunne Lichaamen de Zielen begroeven, in Pakkelders, Zolders, Cantooren, Winkels, Geldkisten, en Zakken. Daar sluit men, Helaas! zyn bryn zo vast in, dat men zonder Harssens ter Kerk snellende 'er uitkomt, als Dwaazen, die wel hooren, maar niets verstaan. Voor zulke moet ik dikwils Schryven, en daarom ben ik genoodzaakt van toon te verwisselen; en my weder na Sottiesen te keeren, door de eerste regels van dit Blad nader toe te passen op den Afgezant van Marocco, die als een Mahometaan zeer veel Geld verspilt, om in Engeland dat te bekoomen, 't geen veele Christenen met een Beursje Gouds toe te geven, wel zouden wenschen quyt te zyn. Hier zyn de Wyven veeltyds een ballast hunner Mannen, dog daar lykenze gewilt. Om een Suursien koopje in Holland een Deern, maar by de Mooren ziet men niet op een quart per cent min of meer, als de Meid, niet leelyk van Smoel, met een laggenden Bek een Aalmoes schynt te troggelen, die na negen Maanden zo zoet niet valt te lossen, dan te laaden. Dat scheelt nog meer, als van een Schoenflikker in een Doctor tc vervellen, of te gast te gaan by Jannes, en niets te eeten. Calidum Prandium comedisti, dat is te zeggen: ik heb voor geen Burgers, maar Princen geschaft, riep die Loeris, doe de hongerige Aanschouwers kermde, als Baarende Wyven over de arrebeid, die 'er vereist wierd om een enkele Canaar met zyn vieren van een te scheuren. Het Kraambed van Saartje Jans heeft niets, by de weën, die zeker Konstenaar uitstond, eer hy door het ruineeren van drie messen uit een Amalette de la Brugge een Snipper van een duim breed kon splyten. Onsterffelyke Goden! Verlost my dog van den Echo! Of u Momus verliest zyn crediet by den verstandigen Lezer. Wy willen van dat Gekkenhuys niet meer hooren, roepen de Wyzen, en daarom verval ik onder de Juffers. Dat ruigt verstikt het beste zaat. De Ziel van de mensch bleef verhevener, buitelde het Lichaam altemets {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} niet eens over die Distelen, en Doorenen der Natuur, die met hunne bloemtjes onse zinnen verschalken. Een Vrouwmensch belooft veel, maar geeft weinig. Een kus twee drie baart dikwils een millioen traanen, en dat pootje te besteden aan een valschen Engel, een Hel van den D....! Had ik dat Serpent niet niet gezien, wat was ik dan gelukkig, roept de Huwelyks-Nar, als hy voor een Poesjenel, met twee bellen op den kop, aan dien wieg zit te zaagen, waar aan Alcides werk zou vinden Moeders Slangen te kneusen. Myn eigen Honden verslinden Acteon niet, maar die van myn Buuren. De Koekoeken leggen hun ey in myn nest, en nog moet ik wroeten, om het gepikte kuyken te voeden. Disputeer ik 'er tegens, als een Leek tegens zyn Biegtvader, ik kryg voor een Rosenkrans, tot myn zolaas, een twee drie houte Kruissen van den haard na den kop. 't Is scheerje van hier, Jan Hen; wy moeten een Haan, en willen geen Capoenen gerieven. Wat zal nu zo een Beuling anders doen als Hastam abjicere, dat is het Vaantje laaten hangen, en om een pindje elders loopen graasen; tot opwekking van een balloorigen dog tot nog toe Lydzamen Geest. Van de reverteering van Eneas na Troyen heb ik nimmer gelesen, maar van de thuyskomst van Ulisses by Penelope meld de Historie dit volgende: Hy vond Moer een draatje zitten spinnen van dat zelve vlas, dat Hercules bezigde, doe hy Jole bekroop, in de Varkensstal van een Keuken, zo helder, als die van Jannis word gezegt te zyn. Wat zou de goede Man doen? Hy vatte na zyn Schaaphaire Kalot, schikte de gespleete Frontespies een weinig in order, swoer by Circes wisjewasje, dat hy het tot zynent zo vond, gelyk hy het overal had gezien, nam het Zwagerschap van den Koetzier der Mestkar voorlief, gaf 't Schaap een zoen, at een kommetje pap, en kroop met Mama onder dien zelven deeken, waar onder ligt al een Regiment Hannekens met hun Dodelyken Seyssen had gerust. Heel anders gaat het by veelen onder ons, want in stee van den Hoed in de oogen te trekken, en als een blinde te wandelen langs de Gang, en het Voorhuis, zo preutelt Bacchus tegens Ceres, over de doolingen van Venus, dat is te zeggen: de Vent mort aan den Dis op zyn Wyf, geëncoerageert door den Drank, hy leest haar de daaden van den onwaardigen Knegt, Hans Christoffel omtrent zyn Ega voor, vloekt by Brittas Midder- {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} nagtskroon, dat hy haar doeningen zo zal in den Dag stellen, dat de Jongelingen van schrik zullen sweeren nimmer te Trouwen, geeft 'er een twee drie braave konkels toe, bruid van de Tafel na 't Secreet, roept de Meid, geeft haar een paar sesjes, byert een weinigje aan de Klokken van haaren hals, vliegt overend, daalt in een verrukking, vereenigt geest in geest gelyk een Overtoomse Bever, en reverteert by zyn Bed Orakel, om de nagt in zulke alleenspraaken met haar door te brengen, die vaak zo ziel roerende zyn, dat 'er de Lighaamen pimpel, en paars van worden; want de Katten zingen doorgaans krabben weerom, als hunne Katers vuisten krollen. In dat punt zyn ze getrouwer, dan in den Trouw. Ze verzaaken met hunne nagels geen Troef, als de Man Schoppen opspeelt. Ter contrarie zy hebben Jas in de eene, en Menel in de andere hand, dat is te zeggen Tang, en Asbeusem doen me: welk een schoone Harmonie, en accoort dit Muziek nu schaft, nog zyner grynige Kerels, die nimmer te vreden wel wensten van hunne Vade Mecums verlost te zyn. Hoe zal het Jupiter met zyn Cecropise Aapen nog langer maken! Al geeft hyze Goud uit een Hooren te drinken, dat is te zeggen, al rookt de Schoorsteen van Moeders bloed en zweet, nog veragt Vader die verheeve Pompen, Fonteinen en Buizen zyner inkomsten. Ik wil geen Coruntus wezen, roept de Buffel zonder te bedenken, dat de Vader der Goden zelfs voor Bul heeft gesworven. Had Europa geen zin in den Os? Verliefde Paciphaë niet op den Frisschen Stier? Wierd Jö niet een witte Koe? Zyn we altemaal geen Kalvers? Geen Jutten, geen Deense Heyknappers? Geen Zotten, en Narren? Waarom schryf ik dan Lorren, en waarom leesje myn Prullen? Dogtje wel Heeren, dat ik zo fraai myn Oratie zou sluiten, en na zo veel omweegen zou daalen als een Gek in u Dolhuis? Ha! die Rethorica, die weet wat! Had ik die niet geleezen, ik zou verstandiger Schryven. Door den weg der welsprekentheit wierd Eva bedroogen. Had de Nikker de Mannin door geen vlyeryen bedot, zy had de opregtigheit behouden, en waaren de Ignatianen zo plomp, als de Minnebroeders, het Collegie de Propaganda Fide zou 't zo drok hebben, als een Man, die waarheit zoekt te verkoopen. Die zulje by my niet vinden, of je moest ze medebrengen. Ik heb by myn eerste Papier u loogens {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} belooft, en benje daar me te vreden, 't is wel, lees dan voort. Ik zal u op den duur niet ontvallen, zo je my maar houw en getrouw blyft met dubbeltjes te assisteeren. Daar voor bulkt een Os zo wel in het Choor, als Ik langs myn Stal. Ik weet wel waar 't my schort, riep de Juffer, en zy wees op haar voorschoot. Alles kan niet gesyt, maar wel gedagt worden, en hy is een gauwert, die by zyn zelve anderen meet. Als je die Sleutel hebt gevonden, springen alle Slooten open. Al ziet een Meisje zo stemmig, als een Klop, van binnen schuylt de Hoer. Pas kan men Gaapen, of men wil Happen. De zinnen dwaalen na de Vryer, al blyven de voeten thuys. Men ziet Engelen van buiten, maar binnen schuilen de Du.... Het eerste nagtje is 't Kleuter, zagtmoediger, dan een Lam, maar de volgende gelyken voor de Bezitters van dien key der Wyzen wel eeuwen. Het rad van Ixion heeft niets by desen Steen van Zysiphus te schraagen. Da zeeven der Danaiden waren niet half zo hol, en moeielyk om te vullen, als deeze postscherven van Job. Wie daar mee zyn eigen huid moet krabben is een Beul van zyn Lighaam. Hoorje 't wel, schurfte Lezers? Ik geloof Ja, en Neen, 't zal vrees ik wezen, als met de vermaning der Ouders tegens hunne Kinderen, het eene oor in, het ander weer uyt. Men wil al een Appeltje van Zodom proeven, of men gelooft geen berysde Beschryvers. Die wasse Poppen zien 'er zo lief uyt, niet waar Jongens? Maar Rottenkruid met Hooning vermengt is geen kost, voor die graag lang zoeken te leeven. De Dood schuylt in Eva's Pot. 't Coloquinten Sap is lieffelyker, dan de Alssem des Huwelyks. Laatje gezeggen, Snotneusen, en jonge Lafbekken, als je eens aan het Teefje vast raakt, komje zo schielyk niet los. Ze weeten van geen uytschyen, en kun jy altyd beginnen? Je mogt wat anders. Wy zyn geen Turken, maar Ch...... de eerste hebben een dozyn, of twee Wyven, en nog niet te veel, en onze eene maakt het ons loof genoeg. De Vrolykste gaan hier veeltyts het naast agter de Baar; en de droevige volgen van verre, om datze geen Vrouw Zaliger moogen bulken. Hoe veel zakjes Ducatons zou Zint Joseph, de Patroon des Egts, onder de Catholyken niet wel kunnen verdienen, wilde hy de knoop des Huwelyks door zyn Voorspraak doen breeken! Al die voor dien Altaar knielen {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} is het juist om geen Wyf te bekoomen te doen, maar om 'er van ontslaagen te zyn. Heerom, wouje ons zo wel van 't Deerentje helpen, als j'er ons hebt aangekoppelt, je Kost was by Zint Joris gekogt. Maar neen, Het eens gesprooke Woord kan nimmer weer te rug, zyt Jan Vos, en dat was een Poeët, en die Liegen nooit, als met Octrooi. Ze slagten de Paus die isser toegestelt, met de zynen, en wie 'er tegen spreekt, zal 't met den Hals vergoen. Om welke reden ik ook tegens Orsini zeg: Aap, wat hebje mooie Jongen? Een huisje met Gekken! Coeragie Lezers! Nog een weinig aandagt en gedult, en daar mee is het spulletje uyt. Geeft elk je Wyf nog een zoen, twee, drie, en laatste daar mee loopen, want je zyt 'er Waaragtig zekerlyk altemaal mee gebruyt, en dewyl de meeste onder ons dog geen regte Liefhebbers van Heilig Bitter, Tegenspoet, of Verdrieten zyn, zo blyft myn begonne zeggen bevesligt, te weeten: dat de besnedenen, schoon geene Belyders van het Kruys, het egter meer amplecteeren, dan wy. Hoe komt dat, zal een Hollander, die ligt het Commando over de Hond, of de Kat tot zynent niet eens is toevertrouwt, vraagen. Ik zal het u sagtjes in 't oor luisteren, onder beding van het uwe Bed-Gouvernanten niet weder te vertellen, want zo gy dat begon, 't zou 'er in myne magere Ribben gemakkelyk zo desolaat door gekorven, en gestooft konnen worden, als de Ranzyere, en de Kartjè van Jannes zyn geweest, en die overtroffen in Miseri de ruuwe Excrementen, die de Hottentotten peuselen. ô! Dat zwygen komt my wel te pas, dog dat heb ik van myn Ouders door slaagen geleert. Rammelen Jobs potscherven tot uwent te veel, probeert het eens voor een enkele reys met een Crucifix uyt een Zutphense Takkenbos, en helpt het dan niet, zo isser geen kans, als Passientie, of de Engelsche Ridderorder van u Vrouws Koussenband te omhelzen. Deze laatste woorden zyn Equivook, en daarom kan eer een Collegiant gemakkelyk een Oeffenings Avond op doorbrengen. Dit is een Kolfje voor de Granaat-appel, want die vinden de Vrede, zo de Broeders getuigen, door twist. Was die weg geaprobeert door ondervinding, ik zou 'er de Amsterdammers toe raaden. Maar wat zouden die Zoetekoeks ridders doen? Durven die wel een paar Peperneuten, of een half schootje Knapkoek aan hunne Dames verbruyen, {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} zonder een voorgaande Biegt, Absolutie, of Gordynmis te hooren? Neen, geenzins, 't zyn lydelyke gezellen, en Mistike Toehoorders, die nimmer op den Overtoomschen Weg durven beeven, zonder consent van hunne Deboras. Heel anders doen de Duytsers, die schreeuwen halt smaul, en priegelen hunne Gezellinnen. Die Helden koomen na aan de Turken, inzonderheit als ze wat hard Luyters vallen. Dan konnen de arme Wyven 'er pas Huys mee houden, en die knorrige Grieten, die onder ons zyn gewoon eeuwig te Rammelen, Koetsen daar als Fidelletjes van Diana, welkers Halve Maan altoos open staat voor 's Lands Eudimionen. Om die reden, Lezers hebben de Turken dat Teeken op hunne Vlaggen. Zy zyn Meester van Luna. Hun Paardenstaart over end gestooken is de Leus van den Kryg, en al was een Wyf een halve Amazoon zy plakkense ter neer, gelyk Jazon Hypsiphile wel eer heeft gebakken. Halte! Iets minder, ik wil alleen zeggen, ze maaken het ook, hoeze het maaken, zy blyven Baas in hun eigen Huys. Trouwens het zyn Ongeloovigen, en die zyn niet half zo na geparenteert aan de Lydsaamheit, als onse Mennoniten, die met de twee Hoorenen van Perfer, & Obdura vaak zo van hun stooten, dat 'er meenigen Koopman, die zy regt treffen, zo van wegbuitelt, dat men hem pas te Vianen weder kan vinden. Ha! Al evenwel bon Couragie! Waaren 'er geen Gekken, het Brood was goed koop. Eb, en Vloed regeeren de Zee! Craesus en Irus ontmoeten malkander. Als zulke twee handen den ander wassen, wordense beide schoon. Dog dat zal hier na koomen. Nu is het: elk voor zyn zelve en G... voor ons allen, en daar mee schey ik 'er af. P.S. Zo even ontstaat 'er een gerugt, dat verscheide Poëtische Doffers, in hunne Geylhokken met de Heliconse Duiven, hebben zitten te Trekkenbekken. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Basseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 9 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 10. February. IK stcl vast, datter geen Zoilus zal zyn, die 't Momus zal misduiden, dat hy zyn lustig zomerpak verwisselt voor stadiger winter rok, om op het weekelyks Wereldstooneel door verandering van stof, en zaaken den aanschouwenden Lezer te vermaaken. Tot nog toe hebben wy doorgaans op een spottigen trant de gebreeken der wereld geteistert, zonder te vergeeten telkens, door ernst den jok te verpoozen. Het oogmerk van een bequaam Schryver hoorde meer te doelen, om zyn Vaderland te nutte te zyn, dan zyn buidel te vullen. Ik kon meer geld winnen, wilde ik minder waarheid venten. De wysheid is my te waard, om altoos voor twee stuivers ter week voor zot te loopen. 't Is my leed genoeg, dat ik geen verstandigen pil kan verkoopen, zonder hem te vergulden met een lorrigen prul. Had ik goud, ik schafte Nederland geen koper. Nu heb ik niets, als een weinig geest, en die belet my gelukkig te zyn. De bedriegeryen van Merkuur maaken 's lands Ossen vet, en een paar ooren, van een span lang doen menigen Ezel tot een Geneesheer vervellen, terwyl een ziel begaaft met hemelscher instortingen den bedelton van Diogenes moet kruiën, langs straaten, en steegen, om dat niemand voor zyn deur dat hok wil dulden, waar uyt een wysgeerigen hond op de voorbygaanden schaduw der menschen lyd te blaffen. Of ik dit doe, stel ik aan het oordeel van een ander, 't is my genoeg dat ik weet, dat het quispelstaarten by onwaardige gezellen my altoos heeft verdrooten. Ik ly liever arremoede, dan dat ik my door den loogen {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} zou verryken. Hy heeft haast genoeg, die niets hebbende, niets wenst. Daar is geen grooter Koning, als die onder den slaafsen mantel dien Scepter voert, die hem zyne driften doed beteugelen. De deugt hoe edel, mag zelfs door geen geweld verkragt worden. O neen, men moet de G..lyke liefde dwingen door overgeeve gelatenheid. Door begeereloos te wezen verkrygen wy alles. Als de nagt bloot lyd voor het aannaderende ligt, zo krimpen de nevels, en als wy niets doorgronden, dan bevat ons Idè het al. Hoe schoon zou myn pen weekelyks op de ruienwyën van Eden graasen, stieten 's lands ossen hunne hoorenen niet op myn Vagt. Die dieren vertrappen de Boterbloemen van Parnas. Als die hun zilverlingen tellen, dan is het gerammel dier schyven de ondergang van 't geklank der Heliconse Dukaaten. De stempel, door Apollos beeld geheiligt, doed thans weinig wonderen. Midas duiten streeven de Rozennobels van Pindus te boven. Hy is nu magtig genoeg, die zig door Spaanze Dubbeloenen kan doen veradelen. Die schaffen meer klem aan het waapen, dan de oudste quartieren vermoogen. Die beschimmelen onder de rogge zemelen, terwyl de nieuwelingen stoffen op hunne Banketten. O blinde fortuin! wat kiest gy veeltyds verkeerde gangen! Ontmoet gy eens, en tienmaal een waardig Patriot, met u zegen, gy stooter duizend op de ribben, met overvloed, die het nimmer verdienen! en evenwel is het noodlot heilig, en pal. Niemand streeft het te booven, als die 'er zig onder geknevelt, aan houwt. De weg tot rust bestaat in rust, Dat ziet myn verstand, maar myn oordeel te voorbaarig draaftmyn eigen oogen voorby. Laat af, o aardeling! van uyt te wyën, door in u zelven te keeren! daar vind gy u hemel, waar gy u zelven verliest. Wat zou ik hier niet Epictetuseeren! geen Socrates volgen! geen Seneca streelen! had ik tyd, om my in deze myne Eccho der bespiegelingen, als een Narcis te verzinken. O neen, ik leef niet voor myn zelve, maar voor een ander. Ik slagt de kaars; ik ligt, dog verteer. Dit is de wel getrosse Zinspreuk van Virgilius zonder Mecoenas. Daar op Zwaanen klept zyn wiek, en kreeg hy ligt meer, hy wierd minder. Een Digter trouwt een kaalb Zanggodin, die hem dagelykze kinderen baard, maar hy moet om hun den kost te beschaaren, met den {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} lazarus klep der Haarlemiten loopen rinkinken. De muzen handelen niet, als by ongeluk, Dukatons. Ze slagten de Franschen, die nooit beter danssen, dan wanneer hun holle maagen den maat slaan. Had ik nog minder aas in myn krop, ik nagtigaalde schoonder: want nu is het tyd op zilvere Paneelen goude vaarzen te maalen. Was ik zo blind, als Homeer, de Vader der ooguitgestookene vinken, geen slegte beelden belemmerden myne zinnen. Nu zie ik te veel, en weet te weinig te uiten. Ik kan myn harssen spooken niet schroeven tot een wezentlyk lighaam, anders was 't bouwen van een Eertrophè ons werk. Nu roep ik door overmaat, het geen zeker Digter uyt gebrek, met waarheid gilde: 't ontbreekt me aan kragt van taal, aan oordeel, en gedagten, en voeg 'er by, dit Pappiere plyn is te laag, om iets verhevens te bouwen. Die een Lam offert, by gebrek van Koeijen, behaagt de Goden zo wel, als die aan Jupiters Kalchas een witten Stier schenkt. Demodokus zong den ondergang van Trojen, en 't mishaagde den schranderen Koning niet, want hy haalde, trots een lakkei een smeerige bek by het afdraagen der schootelen. Wie weet, of de luister van Amsteldam, op klinkpaalen geheit ook niet zal gelden by Gysbregts Stedenhouders. Dat zyn Burgerscheppers, Mannen van Raad, en Staat, Agtbaare Golden, die een wereldstad schraagen met hunne wysheid en doorsigt, want niemant is de minste, waar ze alle uitsteeken als hooft Pyramiden boven de toorens. Dorst ik! kon ik! mogt ik meer zeggen! ik riep: 't zyn Helden voor wiens waagen de Waterleeuwen ten reië gaan! zou ik die alle Tropetten! hunne naamen, als starren aan Batos firmament klinken! hun Troonen, en gulde Scepters gieten, uit een arme pen! ik bezweem by myn inkt. De zwygkonst zy hier de beste spreeker. Weg Rethorica! met u kunst! myn zwakheid heeft hier de natuur te baat. Kom Dogter, der verwondering lei my na het Stads Capitool, toon aan myne oogen u wereld! wys my de schikking van dat heilig gebouw! de zesendartig Pilaaren waar op het rust! de vier Zonscolommen! de Boogen! de Gewelven van Themis! de twee Hoofdsteunzels van zestig Reuzen! de omtrek van 't geheele gestel, op dat ik verstom! ik wil geen een woord uiten, maar 'er honderd duizend denken: zo {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} 't anders geoorloft is, de wonderdaaden der Grooten, door zwakke bryn Penzeelen te kladden. 't Was eertyds veel roem voor een Digter zyn Augustus te maalen, en 't zou nu niet minder zyn voor my zyn neven te prenten: Dog u Schilder heeft geen verf, o volk! om Batos Kapiteelen te treffen. Daar is pas kleur op zyn plet, om een enkele naalt te spitzen. De gryze deugd verjongt! Achil, en Cato in een man! een dnbbele Zon aan één hemel! Goden! waar heen? wat geluk! wat zegen! wat heil! schaft gy aan onze wallen? Is 't Palladium uyt uwen troon, in ons Athenen gedaalt? moogen wy een Delphos hebben binnen Amstels muur? zullen wy Orakelen hooren van den ouden Nestor! 's Lands deegen zien pronken, met den Tabbert? Pandora's doos zien overvloey en van deugden? ik zeg niets meer! want deeze adem is te kort, om in onrym wonderen te dreunen. Ik zal 't waagen op de goedheid van myn Bevelhebber andere toonen te brommen. Verveelenze hem niet, zy zullen niemand mishaagen, als den geenen, die ze niet en verstaan, en voor de zulken laat ik geen eenen regel drukken. Dat die elders loopen! wy rusten onder den lommer van Ferdinand. Aan den eiken Stam van Heer van Collen hangen wy onze lieren te pronk. Dat hy onze Harp en Cymbaalen beschaduw, door zyn heilige Bladeren! want Palmen, Olyven, en Lauwrier zyn zyne takken gewyd. Dog al lang genoeg de Vioolsnaaren gepolst, en de Bassen gestelt: {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} Wy Troon, en Kroonen Den Edelen Hoogagtbaaren, en gestrengen Heer en Mr. Ferdinand van Collen, Heere van Gunterstein, &c. &c Over zyn eerste Burgermeesterschap in de Stad Amsteldam. DIe eer, voor Hercules, op een affuit gezeeten, Den blixem knielen zag van 't Frans, en 't Spaans metaal, Voor 't donderend geschut, van Neerlands arssenaal, Gewoon den oorlogs dog te klinken aan den keeten; En, met een yz'ren dag de wereld scheen te meeten, Doe Mars Salpeter sloeg, uit kooper, en uit staal, Om 't Haagse Capitool, gezevenstarnt, met praal Te vyslen in triomph, op kruid, en kogel kreeten: Die Held, die Batavier, die Mavors van zyn eeuw, Die flits, en pylen draagt van Hollands waterleeuw, En op twee Zuilen leunt, als Phoenix der Alciden, Gord Gysbregts eeren dos, om deegen, en kuras, Eer hy ten hemel snort, op dien vergulden as, Waar voor vier winden in hun Bergspelonken vlieden. Juigt! Amstelaaren, juigt! u Faebus zit aan 't roer! De Zoon van Vorst Jupyn is meester onzer wallen. Hy treed het Marmer op, met meerder lofgeschallen, Dan God Augustus kreeg, toen hy ter starren voer. Die hieuw een Hof Virgiel, in dienst voor Lyftamboer, Om 't Keizerlyk gedrag langs Romen te doen brallen; Maar dees myn Ferdinand, bewierookt van ons allen, Gloort op zyn deugd alleen, die 'k in Olyven snoer. Van Collens naam schaft faams genoeg, om op te trotzen. Die doed myn Ymonarch, op pekellaarzen klotzen, Langs 't schuimende tooneel, dat op zyn baaren swelt, Om dat Stads Palinuur, den Zabel moe gedraagen, {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} Getabbert, met verstand komt op dat Raadhuis daagen, 't Geen reets Oraceltaal uit Delphos mond voorspelt. Danst! water Leeuwen, danst! op uwe breede zaalen! Neptunus zwaait den vlag, ter eere van myn Mars! Zyn Oceaan die bruist van zout wel eens zo bars, Als toen Gods avond spleet tot glas van dag Coraalen! Wie kan de vreugd van daag, met Pindus vaarzen maalen, Door stempels van Lauwrier, op Gysbregts zonnepars, En worden niet zyn lier, en lompe snaaren wars, Te zwak, om Ferdinand in klanken te bepaalen? Men hak hem, uit een rots van Indiaans arduin Een hemelbol van goud, om zynen zilv'ren kruin! Dat zal hem beter staan, als pluim en wufte veeren. Die door het zwavel zwom, na Themis brandaltaar, Dien past maar tint'lend vuur, om dat vergoode hair Te zien genist, dat tyd, en eeuwen zal trotzeeren. Van waar Aurora treed, op 't Carmozyn Fluweel, Tot daar de nagtheldin haar reën zweept met starren, Moet Heer van Collen zyn de voerman van die harren, Waar op Apollo gloort, met zyn gedugten veel! Pluk Diamant, Cristal, en Paarlen van den steel: Bouw u daar wagens van, karos, en helden karren, O Vaderlandsen held! waar langs die zugten warren, Die 'k, tot een offerhand, voor bei u voeten queel. Dat u Planeet lang schyn, met onverslytbere jaaren, Aan Batos Firmament, eer gy, door op te vaaren, Een Zon ten troon verkiest, die Pythons ad'ren wurgt, Met juigent bom mortier, en dreunende kartouwen! Is al wat dat hy wenst! die hier niets heeft behouwen, Als dat hy zomtyds galmt, op uwen Zwaanenburgt. Op een Andere Wys, dog Korter. Die Plutos Zwavelvork, voor Batos wallen brak, Na hy den regterstoel, trots Minos, had beklommen, En, op een harnas wrak is door het bloed gezwommen, {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} Na 't Graafelyk Trophé, waar Mars Orakels sprak, Die zwaait den kruisvaan thans van Amstels starren dak, Met zo veel Majesteit, dat hun de Leeuwen krommen Van 't pekelige nest, op 't Choorklaroen der trommen, Om 't goud te zien, waar in Diôon haar Mavors stak. 't Was Jupyn niet genoeg, door hem den Stier te Collen, Hy moest zyn Ferdinand, op elpenbeene rollen, Langs duizend lauw'ren heen zien draagen na dat slot, Waar in 't lands Atlas gloort langs 't Marmer van vier troonen. Sta daar, myn Hercules, op de eerzuil van twee Zoonen! En til den Hemelkloot, door de aardbol van een God! Anders, maar nog Korter. Die Themis ten Kuras, en Mavors tot een Deegen, Apollo tot een Hoed, en God Jupyn ten knots, Uit Coelums vuisten kreeg, pronkt thans als Atlas rots, Langs held Alcides trap ons Raadhuis ingesteegen. Anders. Waar toe 't gevest verguld van Ferdinandus deegen, Nu hy een mantel draagt, waar onder 't lemmer schuilt? 't Geschied om dat 's lands Mars zyn slagtmes niet verruilt, Als om 't, door trotzer schee nog zwaarder te doen weegen. Anders. De yzere Ferdinand, geklonken uit een rots, Droeg Hollands hemelkloot, op twee metaale schonken, En kreeg 'er voor tot loon den Graaffelyken knots, Die hem de heirbaan wees op Gysbregts troon te pronken. Anders. Waar zes en dartig Zuils, vier Goon ten Hemel beuren, Droeg Ferdinand het zwaard, als Opperofficier, {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} En won 'er zo veel door, dat hem de Batavier Quam van zyn Mars te veld, tot Stads Jupyn te keuren. Anders. Heft Zoonen van Neptuun uw gryzen Oceaan Tot aan den hemel toe, op 't loeyen van de duinen, Want hy die 't silv'ren hoofd, met palmen plagt te kruinen, Kan langs geen schoonder brug ten steilen hemel gaan. Anders. Hoe blyft myn Held zo jong? daar hy reets oud van jaaren, Na Themis, en Astré, op Mavors laarzen slapt, 't Geschied om dat 's Lands kruin ten deele neergekapt, Een nieuwer scheut zou door 's mans helden arbeid baaren. Anders. Til, Atlas, niet te veel, met u verkleumde schonken, Gods hemelkloot is zwaar voor Herc'les gryzen duim. Geen noot! die op een berg van staal kon blyven pronken, Zyn duizend werelds klein, en nimmermeer te ruim. Anders. Die Themis, en Astree droeg op een staalen schouder, Word, Amstelaars, van daag u Wet, en Steedehouder. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 10 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 17. February. DEn angst, die ik heb gehad op den dag van Maria Ligtmis, van wegens het onstuimige weer, kan ik aan niemand klaar, als aan een malle Klop uytdrukken. Een Kraamjuffer, die haar kerkgang doed, vat ligt een wind. Onze Lieve Vrouw is in ver na de sterkste niet van haare kunne, zo men de Schilders mag gelooven, want die prentense doorgaants uyt, als een wasse pop, en die van Kevelaar doen 'er een Engelsche Hoepelrok by van een el vier, of vyf breet. Alle deze Formaliteiten kunnen een teere ziel zo ver dikwils in twyfel brengen, dat zy de hoop door den vrees verliest. De broeken der oude Wyven passen de jonge Maagden niet, en daarom lyën die kleuters veel kouw, die, zonder een dimete harnas van onderen aan haar billen uytgerust, bloot staan voor de bulderende buiën van Eolus. Die knevel heeft weinig of geen consideratie, want hy speeld overal kip ik hebje, en doed hy het niet in perzoon, hy doed het ten weinigste door zyn Gevolmagtigden, of heimelyke Spionnen. Die kruipen door reeten en scheuren, en ze maken het ook, hoe ze het maken, ze vertrekken zelden, zonder het gulde vlies der gezondheid in triomph mede te voeren. De Kardinaal Albani een man, volgens de aard der geestelyken, van de order der Rykdommen, Lekkernyen, en Grootsheid, heeft proef gehad van myn zeggen. Terwyl hy bezig was met heiligen te helpen knoeien, en den Lofzang der Gecanoniseerden te lollen, zo schoot hem een zinking op de borst. Het kuras van Orsinis malle devotie kon hem niet beschutten voor de kogelen des lugts. Of {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} hy den Paternoster zwaaide, en op zyn kruis zat: gelyk een zoldaat op het houte paard, 't was het zelfde: de ademen der wolken zyn te bot, om de schrandere wisjewasjes der geschoote Charlathans te doorgronden. Ze slagten de Munsterse, en de Gulikse boeren, die meer kennis hebben van een zog, dan van de leerstukken hunner Munniken. Van de eerste word de kool vet, maar van de laasten droogen de beurzen uyt. Zy zullen 't wel voor ons doen, roepen de Keulenaars, en Saurlanders, en ondertusschen poojense haast zo veel Genever, en Wacholder zop in bun darm, als een deel Hollandse wyven zyn gewoon voor een ontbyt te nutten. Trouwens het dient om de gezondheid te bewaaren, zei een Poëet, en hy dronk op één morgen dartien halfjes kraam Annys, en ze bequamen hem ook zo wel, dat hy in de geut daalde, om van alle steigerende gedagten bevryd te blyven. In de laagte, in de laagte, Messieurs, riep de Cappusyn, schuilt de hemel, en hy tuimelde in de hel der Begynen. In de Nonnenkloosters is doorgaants meer vuur, en grooter hette, dan in een Bakkers ooven. Die kan gelest worden, maar om de andere van het verbranden te bevryën is geen raat. Schoon alle de Abdyën, en reguliere Conventen hunne eigene spuiten hebben, nog zitten de elf duizend Urselinen van Europa in 't midden der vonken. Geloofjet? zo veel te slimmer. Ha! Heeren Lezers, dat gy met Momus eens voor de yz're tralies had gezeeten van een gevange Schoonheid, die ad vitam is verkogt, om voor een mond vol eeten, een party Horas te krajoneeren, je zouwt, by 't opzeggen van u ave Maria tegens Madame, een zekere brandigheid gevoelen, die door geen traanen zoude te stillen zyn. Water! water! mannen help! is 't woord by die Soeters. Maar hoe raakt me by den warmen haard? Hoc opus, hic labor. Ik zal 't je zeggen: door Sinte Peters sleutel, en anders niet. Heb je geen geschooren kruin, zo is de abzolutie van geen kragt. De Kosteres laat niemand binnen, als die een lootje van de Regenten toond, om de Paapse Comedie vry te frequenteeren. Zy moet zelver eerst u Signum crusis tasten, en voelen, eer zy duld, dat gy het aan de Religieusen besteed. Gelyke Nonnen, gelyke Kappen, zyn de woorden overal. Die man, dien op schildwagt staat, zyt Joris, in Hopman Ulrich {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} moet zo wel zyn deel hebben aan de poort, als de Vrouw binnens huis, en daarom deed de Beurs dubbele operatie. Wie komt het altyd gelegen eenzelvig te zyn? een zaak die egter, volgens de leer der oude Wysgeeren, hoorde te wezen. Ach! verblinde wereld! gy kunt u zwakheid door Contemplatien nooit te boven streeven, maar wel door de huif van Franciscus. Kruip daar in, als een slak in zyn schulp, en krygje in dat dolhuis geen geest, om het vlees te bespringen, zo moet vanitas vanitatum uwen eeuwigen text blyven. Duizend uitgerammelde Kapoenen zyn daar in vette Haanen verwisselt. Hoe komt dat? zult gy vraagen. Ba! hoe komt dat? wel door de gratie van vreeten, en zuipen. Wat zyn de Geuzen bot in de maximen der heiligen! zy weeten van niets, als waarheden te onderzoeken, schoon zy ze niet en beleeven, daar de andere daarentegens, bikkende op den loogen, met hunne verdienstige werken steigeren op den schoot der Catholyke Kerk. Zittenser stil? zulje denken: wel wyzer. Hoe zou de Haan van Romen leeven, lei zyn hen geen eiëren? het Perpetuum mobile huist daar altoos, want pas is het eene rad ofgeloopen, of het ander onderschraagt het eerste bewoogene met een nieuwer kluwen. Door deze geduurige dadelykheden is 'er nimmer rust. Een zaak, die in de openbaare gezelschappen minder word agterhaalt, dan in de eenzaamheid. By het twisten vind de ziel nimmer vrede, en daarom loopen de Collegianten als gequetste deserteurs, veel met een paar plaisters aan den kop. De verborge stilte word gemolt door publike disputen. Geen hatelyker Spooken ziet de zon, dan die zy hoort twisten over het ligt. Terwyl zy bescheenen kunnen worden, door de straalen der verwondering, bedekken zy hunne kruinen, met nodelooze onderzoeken. Men wil de heele zee gieten in een vingerhoed, en met een duimstok van bedorve reeden den onnaakb'ren geest meeten. Is dit geen zotheid? spreek, jongens, die met Granaatappelen knikkert, om u zondags duit te vermallen. Is aan 't winnen van een Sociniaanse stelling meer geleegen, dan aan het beleeven der liefde? het schynt wel ja, want by 't laaste smelt de geldkist, dog by het eerste groeien de dwalingen. Daar hebben de Sectarissen doorgaants hunne Capitaalen me overgewonnen, terwyl {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} de regtzinnigen, geen nagel ryk, op het lyden hun arremoede bouden. Perfer et obdura voegde beter op het rad van Sint Lauw'rens geschildert te staan, dan op den Zonnewaagen der Mennoniten. Een Zinspreuk is ligt te kladden, maar hem te bewaarheden met een onbesprooken wandel is wat anders te zeggen. O! de uythangborden verschillen veel van de binnenvertrekken. Hoort eens een jong Susje kakelen by elk van haar Broeders verstorventheid, en geeft eens heimelyk agt op de doeningen van zo een koppel queilebabbels, ik wed je meer leeven zult gewaar worden by die twee, als by een huwelyks paar van dartig, of veertig jaaren. De oeffenings Zynpathie is ondoorgrondelyk. Men preekt Quasi, onder het kruis, en ondertusschen slaat men valsche munt. Men stempelt klyntjes op de minnepars, en men laat de grooten loopen. Het allemosiniers huis moet ook bevolkt zyn, of Stads Penningen zouden verschimmelen. Ziet zo loopen de Geuten als het regent, en wie 'er voor wil schuilen, word voor een Tollenaar van de Phariseën begroet. Wat my betreft ik heb liever de naam van een Spreeuw, dan van een Koekoek, en agt het grooter eer erkent te worden voor een man voor de vuist, dan voor een huigelaar. Stelde Tartuffe zyn hart op de kaak, de jongens gooide het met drek. De Bakker leid het beste brood op 't venster, en de Juffers doen niet minder, inzonderheid alsse, doorgeoeffenr, hebben leeren een gat door een spyker te doen stoppen. Dan praat de D..... tegens een fyntje, maar geen eerelyk gezel. De voetangels zyn 'er zo abondant, dat je pas een stap zet, of je zyt gevangen. Met twee, drie valsche zugten, en eens zo veel traanen raakje weg. Happa zyn je Karstanjens, als 'er die katten hnn pooten aan waagen. Hier van zou ik den Lezer een Historitje de propogada fide konnen knoejen, was ik niet genegen het algemeen, meer dan het particulier te behartigen. 't Is om die reden dat ik my liever na Italien wil begeeven, dan hier te blyven Pannekoeken. Met Pillen aan de deerens te besteden is hier weinig te winnen. Zint de gekken van Wolkammers zyn geraakt tot Schoenmakers, en van Zoolenflikkers verder tot Doctoren, isser met de Geneeskunde hier te Lande weinig te doen. De lieden bikken liever op Robarber, dan Ar- {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} senicum. O Tempora! O Mores! Hoe kan een gepreviligeerde moordenaar in deze Stad bestaan. Leert u Jongens, Vaders, liever de regten der Procureuren, dan de kromme paden der Geneesheeren. Die Schytebroeken zitten op den vyzel van Galenus te drukken, en maaken hunne excrementen tot klokspys voor 't gemeen, maar de wysaarts, gelyk ik, en myn zoort behelpen ons met eeten, en drinken, en vinden meer troost in een boetelje Wyn, dan in duizent Poeders van Doctor Crispyn. Die D....lse schoenpennen leggen my zo dwars in de maag, dat ik de naam van Hipokrates pas mag hooren, laat staan dien waagen zien, waar in een Substituut van Astropos glorieert, als een tweede Alexander, die roept veni, vidi, vici. Dat is te zeggen, al wat ik zie, is 't myn. De Paus, effectief, en in ernst gesprooken, lykt een zeer onnozel man te zyn, en evenwel heeft hy de kneepen van Esculaap in zyn gat. Hy kan men zyn benedictie zo gemakkelyk een patient deporteeren, als meester Hans met den strop. Hoe bakt hy dat? zul je vraagen. Stil, Keulen, en Aken zyn op geen éénen dag gebouwd; men zal 't u zeggen, geef agting, Messieurs, op dit stukje uyt de Gogeltas. De Hylige Vader, zyt de Courantier, heeft zyn abzolutie in articulo mortis, met een expressen aan den Kardinaal Cusani gezonden, zo dat men alle momenten de tyding van zyn dood verwagt. Het schynt immers uyt die manier van schryven Zonneklaar, dat die queitschelding als het vlugtig zout dient aangemerkt te worden, dat de Heeren van de nieuwe practyk gebruiken om hunne zieken staande voets van een lastig leeven door het sterven te geneezen. Om dat hy dat heilig conserfje heeft geslikt, stelt men vast, dat hy, om mostert te haalen is gestuurt. De weg die grimmelt van Doctoren, roept Molliere, en wy voegen 'er by, de klad is in de kunst, want Pauzen, en Schoenlappers leveren Medikamenten. 't Is zo ver gekomen met de Quakzalvery, dat ieder Scherpregter niet alleen zyn wyk, en Stad proviandeert met weekelykse dooden, maar ze zwaaien hun zabel tot in afgeleege Dorpen, en Vlekken. Met brieven zendenze hunne Garden, hunne Brandmerken, hunne Stroppen en Koevoeten over. Orsien bakt het met een expressen, en hy doed wel ook, want de fynste geest der abzolutie kon ligt vervliegen, {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} zo het flesje, of het doosje lang onderweegen bleef. Hy kent de aard van zyn Poeder: mundus vult decipi, ergo decipitur: dat is: vuil vind ik je, vuil laat ik je. O daar is geen gekken me. Op een quaat leeven doen een goede Biegt, en een hand vol goud veel tot den kruiderbalssem voor het Vagevuur. Als Hyntje pik den aflaats penning maar ruikt, word hy vliegende flaauw. Hy valt agter over, als een Mysje, dat de opsteiginge der Vader, ik wil zeggen der Moeder gevoelt. Hy kan tegen geen Weiwater, nog Oly praaten. Hy slagt de Malthezer schulpen en hoorens, die de Sathan uyt vreugde heeft te grabbel gegooit, om dat hy een held zonder biegt had geattrapeert op den kruisweg des verderfs. Die zwarte mossels, en oesters zyn geexcommuniceert, en ligt van vreeze versmolten. Men wou geen hoorens buiten de Stad dulden, want binnen den wal wasser overvloed. De Ridders van Maltha zaayen 'er genoeg op de kruinen der Mannen, al komt de Nikker in het spel niet. Die zyn tollerabel by de Geestelykheid, want ze handelen doorgaants zelver geen kleintje in die Waar. Hoe gierig datze doorgaants vallen, in dat punt zynze liberaal. Om een zuur zien word Acteon een Hart, als Apollo anders maar een weinig overheld na de halve Maan van zyn Diana, ik wil zeggen, als de verligte Munnik zyn schynende Kaars zet in de donkre Lantaarn van zyn Biegtjuffer. O Goden! wat zynder al wonderen in de wereld! om dat de Paapen de Hoorens niet hadden gefokt, waarenze Apocryf. Hadden de Dominicaanen, of de Minnebroeders het gebakken, het had voor Canoniek doorgegaan, en die Piramiden waaren nooit uytgeblixemt. Nu waaren na storm en Orcaanen de Duinen, die eerst hebben gegrimmelt, volgens vroeger tydingen, van Canaren en swarte Vogels, pas beschanst met Schulpen en Hoorens, of de Voorstanders van den Rosenkrans liepen met de Quyquast na buiten, om ze als Ketters te excommuniceren. Onnosele Mossels en Alikruiken, wat hebje de Kerk gedaan, datje zulken droevigen lot moest ondergaan. Valsche gevoelens zaten 'er immers nooit in een Oester. Geloofje me niet? vraagt het de Wyven. Hier wil Plato rusten, want ik staa verzet voor de Sottiesen der Wereld. Ik ben een Leek, en begryp de gehymen der Jesuiten niet, veel minder vat ik, {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} of die Zeegewassen dien Ban hebben verstaan, aangenoomen, en gehoorsaamt. Het hoorde ten minsten zo te zyn geschied, want durft de Sathan niet blaffen tegens een Pausselyk Paspoort, maar moet hy verkassen, hoe veel te meer zullen een deel Prullen en Wisje wasjes der Baaren, het hazenpad hebben gekoozen, op de dreigementen van een deel geschoore Snaaken, die eeuwig met Beëlsebub overhoop leggen, om datze de vrede der Engelen niet en begrypen. Hoe meer de Ziel inkeert van de bruine veselen, en de plekkige hoedanigheden van wat uytgebraakten Inkt en Letteren, hoeze meer opgeheldert, zig minder bemoeit met de lugtsprongen der zo genoemde Geestelykheid. Die zyn goed om dwaaze Kykers te lokken, maar niet om waare Verstanden te voeden. Een zuivere Geest stygt van steen en kalk ter Starren, en vind zyn spreekende Leeraar in 't zwygende gemoed. Die bemoeit zig niet met aardse bezigheden, maar met innerlyke ondervindingen. Die agt zyn tyd nut, en te veel aan de eeuwigheid verpand, eer hy een oogenblik zouw besteeden om Lorren te weegen. Wat was hier niet van te zeggen! deed de Loogen de Waarheid niet swygen. Dat zy swyg! wy revelen voort, door uyt te gillen, waarom zyn 'er hier te land mede zulke helden niet, die de Koekoeken bevryen voor het uytbroeyen van eens anders eyeren? Moeten de gecornutiseerde Inwoonderen dan eeuwig de halve maanen hunner Wyven op den schedel draagen? Moeten ze altoos den stieren kroon torschen? Het schild van Europa's Os op hunne voorhoofden dulden? Is 'er geen Weyquast in Neêrland, om die spitsen onder te dompelen? Zyn de Rosenkranssen te swak, die hier de goede Catholyke Vaders besigen? 't Schynt ja, want de Hoornplantery houd stant. Eer zullen de Amersfoortse Velden zonder Toebaks-bladeren pronken, en de Noordhollandse Boeren in Menschen transformeren, eer Amsteldam zal klaagen over gebrek van Hoorens. Dank hebben de Franschen, die deze mode her hebben gevoert, door het vlugten uyt hunne gewesten. Voor die tyd was Acteön hier zo raar te zien, als een Olyfant op een Kermis, of als een Wysaart op den dam; maar zint de vergifte Padden onzen Tuin bekroopen, steegen de gezonde Planten ten Hemel. Nu stoot de eene Bul op den ander, zonder dat swagerschap gade te slaan, waar toe een gladde Koe, door het Kalveren, het meest heeft gecontribueert. Is 'er {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} niet wel een Heracliet nodig, om over deze zaaken te huylen? of hoorde Momus niet een Adagio te vedelen, om de wereld tot traanen te beweegen? My dunkt ja, maar het laggen is divertissanter, dan het geween. Zyn wy dan vrolyk, myn Ziel, gelyk een deel Comedianten, die uytgevast, egter voor versadigden speelen. De Treurstof heeft uyt, nu de beste Acteuren verloopen. Poesjenellens verschynen voor Mittridaten, Agamennons, en gryse Goden op het Tooneel. De Klugten, en Janpottagie bellen rinkinken de braafste Verstanden de Schouburgen uyt, en evenwel is 'er geld in de Laa. Zo moet men doen, om als een ander te leeven. Spiegel u, myn Pen, aan u Buuren, en word wys, door, als een Nar goud te vergaderen. Dat is de weg tot eer, al was je onnoseler dan een Deen, of een Sweed in de Wysgeerte, gy zult aangebeden worden van Batos Neeven, sitter maar wol op u Vagt. Al hadje door bedriegeryen u zakken gevult, men zal u beuren, als een Mecaenas der vrye kunsten, zo gy ze verschoppende, u oor aan de dwaasheid leent. Langs die malsche krop kust men thans de Zon. Oud tyds was wysheid de ladder des Hemels, nu is gekheid de boodschap. Die nu een Klinkdigt kan knoeyen, dat net zo veel klank geeft als een Haarlemmer Lasarusklep, is een Apollo onder het volk. Die ruikt als een Reu aan de Musen, en wil Clio dekken, al heeft hy geen geest in zyn pen. Dat is wat anders als Faebus te volgen. Die ryd alleen op zyn Waagen, terwyl het ander ruygt de Vragtkoets vol Gekken beschouwt. Wy willen geen Faëton mennen, roepen de schurfde Jongens. De Drekkar heeft beter wielen. Een Hartdraver van een Trekschuyt getoomt, is wat anders als op een Pegasus te vliegen. Wat ben ik gelukkig dat ik dit zie! want hangen my Fortuynen boven den lok, nu 'k met den Pindus te bespotten, myn Pappieren beklad! Word ik nu niet ryk, zo kies ik het habyt van een Bedelaar, en lol Franciscus aan de ooren. Al was de wereld vol Ossen, ik bukte by de Koeyen neder. Onder dien lommer groeyen de Boterbloemen. Duizenden die op de Beurs misdobbelden, gooyden in de Chooren de hoogste oogen. Het touw met drie knoopen maakt Oversten en Praelaaten. De Pater generaal der Cappucynen, heeft zig als Grande van Spanjen, voor den Koning immers gedeke. Had hy niet bloot voets geloopen, hy had den kaalen kop niet gebakert met een smeerigen kap. 't Is evenveel hoe men groot word, denkt Midas, als men 't maar word. De weegen zyn verscheiden, dog de verkreegen staat is dezelve. Of ik met een gegallonneerde Hoed, of een Pluym ben verzien, of met een Pye muts, is evenveel, zo ik maar gelyke eer en gemak kan winnen. Al staa ik als een Baviaan onder de Heeren van rang, ik heb egter myn plaats, en wie zalder om laggen, als die de aperyen der Grooten niet doorgluurt. Ter contrarie, de gewaande arremoê steekt de Ryken de loef af. De gelapte Mantel overtreft het Fluweel der Vorsten. Onder dat rokje van crediet, zit vaak de geheele scepter der Vorsten verborgen. &c. &c. {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 11 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 22. February. ZO ooyt de Deugd van den Koninklyken Troon heerlyk afschittert, nog praaltze voortreffelyker uit den Slaafzen keten. Die halsband is de Paarelsnoer der waarheid. Aan dat Levery toont een welgeboore ziel haar Adel. De Quartieren, Wapens, en Schilden des Verstands zyn Arremoede, Smaad, en Gevangenhuizen. Schavotten, Galgen, en Raaderen blyven de Baronyen, Graafschappen, en Vorstendommen der opregte Beleiders. De Dood, het eeuwige Leven, en een toekomende heerelykheid groeijen uit de overblyfzelen van de geruineerde rompen der Heiligen. Met een woord Major ab adversis, dat is door tegenspoed nog grooter word 'er gezet onder het Portret van de Heer Le Blank. Die woorden daar geplaatst, kunnen my hier dienen. De Goden zien niet liever, dan een Wysman worstelende tegens de Fortuin, riepen de ouwe Heidenen, en de nieuwe geloven 't niet. De naam schaft geen Christen, maar leiden en verdraagen volmaaken het gemoed tot de menschelyke waardigheid. Wie die stoice begindzelen niet verstaat, kan tegens geen Socrates, Plato, of Diogenes praaten. Die is met de Turken gemeen, die niet iets bezonders verrigt. Wiens wandel geen Lantaaren is ontmoet maar dieren. Tot een mensch te wezen, hoort een Hemelsehe geest; en wie zag die ooit onder Geldzakken bukken. Dat past een Ezel, geen Philosooph. De laatste keurt de Zon tot zyn dwaalstar, daar de eerste aan de Maan zyn ooren opoffert. Als die een duit aan den armen geeft verliest hy een Capitaal: terwyl de andere de heele Wereld wint door ze met voeten te treden. Wat ver- {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} maak is 'er in het Dolhuis voor het schranderste bryn? Geen, want het eenzaam kluis der Woesternieren is de vergaderplaats dwaalende zinnen. Terwyl een Gek de marmere vertrekken, ik zeg Alikruikshuisjes der slakken hier met verwondering gade slaat, zit de verloore Pelgrom elders de oorzaak te zoeten der uiterlyke hoofdstoffen. Vind hy die, weg is de zelfsheit. Is die weg, wat schieter voor zyn Aarde anders over, als Hemel? en wat is de Hemel anders? Als van begeeren vry zig te laaten aan de inademer van zyn eigen lugt. ô Geheim! Te diep voor de reden! Wat zyt gy hard verrukkende en boven peil, en maat! Wie dit innerlyke heeft geproeft, vergaat de smaak van 't uiterlyk. Daar is geen zout in de tyd. Het schuilt alleen in de eeuwigheid, en die is in, en om ons. Wy staan op de kant der G...heid, en niemant durft 'er zyn lighaam door in te springen, aan waagen, als die dat Gevangenhuis, wars, rekhalst na de vryheid der Engelen. Waaren de dienstbaar aan de wil, ze heerschten door geen gelatenheit. Om datze niets begeeren, klevenze aan hunnen wortel. Het Liefdezap doet haar Zeraphinische vrugten draagen. Buiten die natuur is alles doodelyk. Wie die bezit is Meester van den Steen der Wyzen: een kleinoot, dat op de arremoe groeit. Zoekt het nergens, begerige Verlangers, als in alles te verzaaken. Alle meeningen bederven u Proces. Een openbaring moet wonderen schenken. Als u glas, doorfoeiliet van zugt tot u evennaasten, den waassem der eigenheid heeft afgewist, zal 't Goud poeder vlotten. Gy zult in bey u handen niets vinden, als geloof, en dat tast men zonder vingeren. Door die Tinctuur verwisselt het Yzer in Zilver. Maar wat doet een vroome met Geld? Niemendal. Die munt is by Zint Peter niet bekent. Als hy een ander mag dienen met zyn kragt, wil hy zwak zyn. Dat is de sterkte der eerste Apostelen geweest. Met dien Sabel overwonnenze de vervolgingen. Het bloed der Martelaaren was doe het zaad der Kerk. Toen deed men miraculen aan de Vuurpaal, toen het water van dê moet door geen vlammen wierd verdroogt. Maar zint de fluweele matrassen tot rustbanken voor harde steenen wierden ingevoert, verviel de Ladder Jacobs, en niemant klom ter Starren, dan door het Vagevuur van duizend zorgen, die de ziel den weg sluiten na de stille Vreede. Pas was de algemeeee geest dienstbaar geworden aan het par- {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} ticuliere intrest der Gezaghebbers, door het redenkavelen over Letters, en woorden, of de meeningen golden, en met de meeningen wierden de Ketteryen den Baas. Doe die voorstanders kreegen aan Grooten, vervielen de geringen, en zy die eerst niets zogten, dan Kruis, begonden den Keizerlyken munt te bezigen, waar door ze aan de Wereld verbonden, los raakten van haar eigen Heer. Wiens brood dat ik eet, wiens woord dat ik spreek. Vergast Dionysius van Syracusa Philosophen, zy verzaaken hun Leer, om een mond vol vretens. Diogenes wil Alexander liever niet groeten, dan dat hy als een Afgezant van Pallas, Minervas waardigheid daar door zou verkorten. De Duiven dagten zo ver niet, doe de Slangen de houte Kruissen begonden met Goud te vergulden. Alles ad Majorem Dei Gloriam roepen de Jesuiten, dog 't is om de Opperheerschappy alleen te doen. Doe de Tempels van binnen wierden beschildert met Engelen, doe zaaten de Duivels buiten op het dak, trots oyevaaren te kladden. De oogen der Zuigelingen verdwaalden in de wasse poppen, doe de Greysaarts de aandagt van binnen, na buiten troonden. Die poorten van bedenking slooten de weg na de beschouwing, waar door de blindheit de overhand krygende zig verpligt gevoelde een Leyjonker te bezigen. Yder verlangde na zo een baantje. Elk wouw een Deurwaarders plaats hebben, ja veele kogten, met Zimon de Tovenaar, zo een bediening voor een fraay en gestoffeerden handschoen. Nauw waren de vlugsten geavanceert tot Overste lydslieden der Blinden, of de een begreep meer, dan de ander. Zommige, die scheel waaren, zaagen twee waarheden voor een, en dagten om die reden gewettigt te zyn tot Oversten over de geringsten. En nauw was dat door den zabel beslegt, of 'er quam 'er een op het Kerktooneel, die meer heiligheit alleen voorgaf onder zyn mantel te torschen, dan een milioen andere van buiten vertoonden. Dat Saul onzer aller Koning zey! riep heel Israël. De Kerel is een hooft langer dan wy alle, en dienvolgende nader aan den Hemel, dan honderd duizend korten. Men wist niet meer, dat de verheventheit in de nederigheit bestond, en daarom keek men na boven. Lucifer was van daar gebuitelt, en nog wilde de zwakken reden het steyle wikken. Langs den Meiter van een Paus dagt de Leek de verborge Heiligdommen te beklimmen, en on- {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} dertusschen raakte yder bloot voor de Concilienetten der Heerzugtige Paapen. Daar vogt men om de waarheid, en zy die het meeste konde liegen haalde met schreeuwen de stemmen over. De Euangeliums Kudde bestont, doe in geen klein hoopje. Neen, de meeste keelen golden. Vox Populi, vox Dei. Drie op een is een schelm wierd doe niet bedagt, doe men niet begreep, dat de bovendryvende party ordinairie in geestelyke zaaken dwaalt. Mozes geeft de hand aan Aron was het, en daarom wierd het werk geklonken, zonder te overweegen, dat Wereld, en Geest wel Buuren, maar geen Bloedvrienden zyn. De weinige die hier tegens opquamen wierden uitgeblixemt. Doe kreegen 's Lands Beulen een rol, doe de Gevangenhuizen te klein wierden, om de Appellanten aan den Bybel langer te bergen. Weg van den Aardbol met Hemelsche Starren, riep de Pontifex Maximus, doe hy door een bril van Staatkunde den duister plaatste boven het ligt. Zo ging het in dien toestand, gelyk de oude Vaderen gewaagen, die 'er ook by voegen, dat 'er op dien zelven tyd een onoverwinnelyke kragt verschoolen zat in de lydzaamheid der Heiligen. Terwylze op de pynbanken uitgerekt een prooi waren der bloedgieren, blonk hunnen yver voor de waarheid der maaten uit, dat de Antechristen zelfs byna Christenen wierden. Doe zag men vervult de inlyding van dit blad, 't geen Leeraart, dat de deugd nooit meer gloort, dan in de verdrukking. Dat is de waare mist, de broeibak, en het innige vuur der Heiligheit. Zoekt die zaaken niet, Lezers, by de geblankette Phariseën, maar onder den Tollenaar. Hoe weinig waarheid 'er in de wereld ook is, zo moet ze daar gevonden worden. Die voor Ketters binnen Romen te boek staan, zyn by G... voor regtzinnig verklaart. Die heeft geen andere meening, dan Liefde. Dat is het Articul der eeuwigheid. Dit was voor den beginne het begin der dingen zelfs, en zal ook haar einde blyven. Wie dit heeft, twist nimmer. By 't verliezen van Concepten wind de waarheid haar zelve. Als de heele Wereld u pryst, wantrouw dan u Staat. De Phariseën hebben nooit in Christus gelooft, maar wel de arme Vissers. De eerste weeten waarom ze hun stellingen defendeeren, de laatste kennen niets, als hun Meester, en dien Gekruist: op Golgotha was 't geen Goud maar Doorenen, en om die reden vind men weinig {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} pen graasen. Die tellen liever de Aflaatspenningen, dan hunne Rozenkranssen. En schoonze het laatste doen, geschied het meest om de eerste te krygen. Dit mag men niet tegenspreeken, onder de goede Catholyken, of men is volgens den regel van Dominicus verpligt tegens een mutzaart te pleyten. Dat is een Advocaat zonder weerga, want hy overtreft alle de andere, die te vreede is met alleen maar u goed, dog u lyf niet te begeeren, maar deze Procureur vernielt u beenders tot stof. Hy slagt de Wyven, zo langer nog zap in u aderen zit, is zuigen de boodschap. 't Is al Corban by de Predikheeren tot de Zielen inkluis, want die worden Lucifer tot presenten vereerd, en schoon hy ze niet ontfangt, zo is die zwarte knevel 'er mee gedient, denkende dat ik aan de Lyders nu mis, zal ik 't Avond, of Morgen aan de vervolgers wel vinden. Dog om van al dit gezeyde af te raaken, door een toepassing van klem, moet ik u den Abt Berthier, die over de Constitutie zaaken in de Bastilje zit voor oogen stellen, die ondervraagt zynde door den Kardinaal de Rohan, zodanig geantwoord heeft, dat die Prelaat 'er verbaast over heeft gestaan. Hy ontkende geen beschuldiging, ter contrarie, hy beleed den Maker te zyn van het boek geintituleert: Overeenkomst van de Zedeleere der Heidenen, met die van de Jesuiten. Op de vraag waarom hebt gy dit gedaan? Was dit antwoord cordaat: ik ben om geen andere reden Priester geworden, als om de waarheid te beschermen, die door de Bulle Unigenitus is beledigt, en moet ik 'er om Sterven, zie daar is myn hals. Myn Voorganger ging door dien te verliezen ten Hemel, en ik zal hem volgen, eer ik de waarheid ontken. Deze standvastigheid des deugts heeft verwekt dat zyn eminentie heeft betuigt, dat de yzere tralies een luister ontfangen van zulken ligt. Nooit had Berthier zyn naam vereeuwigt, had hy in de tyd bezweeken. De Boeyens zyn zyn Zegentekens, en hoe kan het minder zyn voor een man, die de Jesuiten, immers zo fyn, als onze Mennonieten, erkent voor Heidensche Afgodendienaars, of hy moet oogen in den kop hebbende, de streeken verdoemen der Baals Propheeten, die Landen, en Steeden door reizen om voor Geld Jodengenooten tot Kinderen des Satans te maken, slimmer dan zy zelver zyn. Verfoeyelyke gedrogten mogen niet verschoont zyn. Beziet het heele spel dier Heeren, {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} is 't wel anders, als raapen, en schraapen? Is 't wel anders, als de geest, door den Letter te wurgen? De zielen te verslaaven aan hun Biegtkas? de wereld te bestieren? de Vorsten te knevelen aan Kerk en Chooren. Ik zou meer zeggen, maar de Kardinaal de Fleury heeft te kennen doen geeven aan de Advocaaten, die een Proces tegens die Paters bepleyten, om hunne schelmstukken aan den dag te stellen, datze ten weinigsten hunne zwaare beschuldigingen zouden inkrimpen, ten respecte van hun bediening, en Altaar. Om de geschoore kruinen zullen wy dienvolgende mede zwygen van de doeningen der Geestelyken. Anders zidderden de Lezers van onze Papieren. Het heele verval van Europa groeit uit den Munniken kap. Kleet Loyola, Franciscus, en al de verdere spooken uyt, zo zal het gemeen hunnen schurften huid ziende, keeren na een beter Samaritaan, dan een gulzige Tempelier. Men zal zeggen, zit 'er zo veel venyn in die Appelen van Zodom, zo keeren wy ons liever na het verborgen Eden. Daar huist de vrugt des Levens. Proef daar van, en gy zult nimmer hongeren na den Zuurdeessem der valsche Apostelen. Wat valsch? Zal ymant zeggen. Maar is dit geen bedrog van de allerhoogste graad, wanneer men door laaten en purgeeren, zoekt Meester te worden over de gemoederen der menschen. Moet de Religie dan, langer op Kakhuizen gebout worden! Vergeeft me, Lezers, myn Exclammatie! Zo ik zwyg, zo spreeken de Steenen. Terwyl men vergadert, om een Pauzelyken Bul door te dryven, doet men een Prelaat thuis blyven, die 'er altyd tegens heeft gekampt, en dat door Doctorale streeken. War Crispyn is zo Goddeloos geweest, dat hy aan zulken verfoeyelyken handel de hand heeft gegeven? Dat moet een Hans Christoffel van den Du.... zyn, die dit heeft willen doen. Geen onwaardiger Knegt heeft de Satan op zyn Timmerwerf, dan een zulke, zo hy dit heeft geweeten. Maar zagt, ik geloof niet dat al de Geneesheeren met malkander zo arglistig of gevaarelyk zyn, als een enkele Paap alleen is, die om eer of winst de Kerk bedot. Zy hebben myn Heer de Chirurgyn alleen maar gebezigt, om hem een Stuivertje te doen profiteeren tot onderhoud van zyn Paard en Chaes, zonder hem te zeggen, dat het te doen was, om hier door alles te erven. Laat jy de Man maar, en geef hem een Conservje, om te {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} Traraaren, en daar mee zyn alle dingen wel. Gy, wysneus en ingebeelde nar, verliester immers niets by, en wy, wy winnen 'er een Kapitaaltje me over. De Kerk krygt een Bul, en jy een Koe, en dus doende bulkt Bileam triomph in Compagnie met zyn Ezel. Ik zou hier aardige grappen kunnen inmengen tot roem van Galenus, en zyn Knegt, was zedigheid van daag de boodschap niet. De Wys laat geen laggen toe, maar wel huilen. Myn humeur is niet Democritisch, nu ik voor een Heraclitus diende te ageeren, en schoon veele onwetende muggezifters van oordeel zyn, dat ik myn pen niet hoorde te steeken in den Inktkooker der Choorgezellen, dewyl ernst en jok niet moeten vermengt worden, zo verschoon ik my niet alleen met deze woorden van Juvenalis: Ridendo dicere verum, quis vetat? Maar ik byt die gezellen toe, dat ik duizend, en duizend maal heb gezien, dat zy met die eigen voeten, waar me ze's middags na de Kerk hebben geloopen 's savonts zyn gegaan na de Kroegen, Herbergen, en slimmer plaatsen, zonder te bedenken dat dit een Profaniteit is, die het Heilige meer besmet, dan dat men met op een aardige trant de Zieken bittere hulpmiddelen schaft, onder een zoet bedrog. Een Man van oordeel moet zyn oordeel bewyzen, door te vertoogen, dat hy het berispende graauw te onwaardig agt, om het met reden te keer te gaan. Dit is de post inzonderheit van een Digter. Die mag zig niet verzondigen door Ezels te Leeraaren. Zyn zelve te verstaan, en verstaanbaar te zyn by geoeffende Geesten is genoeg. 't Is al de wereld niet gegeven, in een onnozelen steil te rymen. Daar zyn ook verheve zielen, die tusschen Poëzy, en praatjes voor de vaak onderscheid weeten te wikken. Als een wys Man maar met één Wysaart kan spreeken, heeft hy Conversatie genoeg; ja wat meer is, hy heeft 'er geen een nodig, die, met zyn zelve te vreede, geen tregter begeert, om 'er zyne influentien door te gieten. Dog deze lastige Parenthezis zullen wy korten, door weder te keeren tot de doeningen der Fransche Harders. Die snaaken waanen, na ik geloof, dat bequaame oogen niet konnen zien, dat een zaak daarom niet goed is, om datze van een overdryvende party word verdedigt. Jansenius, en zyne stellingen zyn om geen andere reden quaad, als om datze van een contrarie party worden verdoemt. Had de Paus {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} en zyn Concilie ze verdedigt, men had ze over al voor Canoniek erkent. Voeg hier by, dat men zelden ziet, dat de grootste party regt heef, want anders zouden de Mahomethaanen, de Christenen den Baas zyn. Zyn die van Romen niet onnoemelyk in getal by de Protestanten en de uiterlyke Beleiders ver de Meester van de waare Bezitters der Euangelische goederen. De verdrukte, en de leidende Kudde is de ziel der Schaapstal. En alhoewel het niet altyd doorgaat, dat de voornaamsten Missen, zo ziet men dit ten minsten honderd tegens eenmaal geschieden. 't Is of de arremoede, en de verlatenheit een zeker geluk bezitten, 't geen de Ryken, en de aangebedene van al de Wereld niet verkrygen. Onnoemelyke ryzen heb ik getwyfelt aan een zaak, als de meeste stemmen het wonnen, want de minste in de Wereld zoeken het geen eens anders is. Het eigen belang is doorgaans de voornaamste Predikant, en zy, die 'er het verste afzyn, worden het meeste vervolgt. Een Man, die het meer te doen is, om de eer van zyn maker, dan om zyn eigen profyt zal gemakkelyk konnen merken, dat de Leerpunten van Pater Quënel meer oyereenkomst hebben met de verlogening der eige kragten, en de glorie des Scheppers, dan al de eigendadige begrippen van Zint Peters Successeurs. Voor myn part, ik keur dat voor de beste Religie, die het slegtst is in zyn eigen vermoogen te Trompetten. Daar men voor dadelyk lydelyk word is de vervulling der Wet, en Propheten, Maar wat weeten daar die Helden van, die door de Letter dood geslaagen van geen Geestelyk wezen weeten? als die maar kunnen steigeren tot vette revenuën, zo zyn ze te vreden. Loyola dient den Altaar, om met Elies Zoonen de grootste brokken te roffelen uit de ketel van 't gemeen. Als hy die heeft, is bewaaren de bootschap. Want de gierigheit is het Vade mecum der meeste Geestelyken. Met dien staf gaan ze over den Jordaan, en slokken het heele Land op, en wat ze uitspuwen en overgeeven zyn meesten tyd niet dan logens, en bedrog. Geloof myn woornen niet, maar hunne werken. Purgeren en Laaten, zyn de wortels der Triomphante Secreeten. Door een eerelyk Patriot te stellen onder de Regtbank van Doctoren, Chirurgyns, en Apothekers stapt men, schuldig aan bedriegeryen, ter Articul Vierschaar uit, en laat de Waarheid in de Boeyen verstinken. En nog zyn 'er hier te Land Ossen, die de gulde Kalveren dienen, en Koeyen, die haare halsbanden offeren om die viervoetige Dieren te knoeyen. Deze weg tot verdoeming van Jausenius zal de baan zyn zyner vryspreeking. Duizenden in Nederland, die het met de botte Munniken hebben gehouden zullen wys worden. 't Zal zyn, zouden wy op kakken, onze Tempels bouwen? Op het afgetapte bloed eenes vroomen Prelaats Chooren stigten? Altaars vyzelen op een drek, of een Apothekers Clysteer? Dat zy verre! Neen op de vernietiging van ons zelven, en op de kragt van onzen oorzaak willen wy, uitgeblixemt van Orsini, pal blyven staan, om de onheilen te verduuren, die verknogt zyn aan de Voorstanders van Waarheid, en Deugd. {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 12 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 3. Maart. Het verwondert my langer niet, dat de grootste Digters het allermeest van kreupele rymers worden belagt. Doe Jupiter de kei leuterde wasser niemant die hem genas, als een manke Smid. Die was de Vroedmeester, die dat kind roeide. Door de yzere moker van tegenspoed raakte Pallas op het tooneel. Had Mulciber op het aanbeeld van Venus blyven tiktakken, Minerva was nog in geen aardze luiëren gebakert. 't Verstand word van niemand belaagt, als van de Gekken. Dat zyn de Apothekers, die de wysheid clisteeren, en de Snotschrapers die haar aderen laaten. Geen Doctor is magtig haar bloedgang te stillen, als het gedult. Dat kruid kiest den grond, en daarom word het van Ezels vertreeden. Terwyl de hoogmoed, zonder regte stam na de wolken ziet, zo onderhaalt de nederigheid de fondamenten der eeuwigheid. Daar schuilt Zap om de wangunst te verduuren. Wie een droppel heeft geproeft van de lydzaamheid, kan de wrevel te boven streeven der Pothuispoëten. Die lappen Schoenen voor Boeren, maar stikken nooit zoolen voor menschen. De Spanriem van 't A, B, C, spelt klanken, zonder geest. Die leezen kan, verscheurt zyn Haanenboek. Dat is goed voor Sint Peter, en zyne malle Jongens, maar niet voor Zielen, die Salomons Spreuken doorwandelen. Zint ik zag, dat tusschen een Franschen Band, en een slegten inhoud verschil was, verkoos ik klein Papier, voor groot; want de edelste geesten worden op bruine vellen gedrukt, de slegtste op Superfyne Paneelen gestempelt. En al evenwel is {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} een liefhebber van Boeken op Mediaan verzot. 't Laaste verziert een kas, en 't eerste het brein. Wat is aan de harssens geleegen, riep de Ankersmid des Cycloopen, en hy bruide met zyn stompje toe. De Vader der Goden zat door dien beuk zonder murg in den Schedel, en daarom liep hy voor Bul by Europas koeyen. Daar Poëtizeeerde hy Kalveren, doe hy Juno met geen goude vaarzen kon bevrugten. Die prei rits verliefde op een distel, want by een zotte Koning te slapen, is een eeuwige onrust. Het droef gevinger van flaauwe klanken verveelt een Zanggodin. De stevige toonen van Mars zyn bekoorelyker voor Diôon, dan de Haazen sprongen van een Melkmuil. Adonis vergast zyn lief, met een Coneynen baard, Gradivus met een dolk zonder weergaâ. Had Lucretia die geproeft, zy had haar niet doorstooten. Tarquien had van de Garsten Brooden niet gegeeten. O neen, hy was het kluuwen kwyt, doe hy den naald wou beezigen. Zy geoeffender in het Naaisters gild, dagt om haaren Lappenton. Die schaar zal niet veel snippers voor myn hel baaren, riep de Sloof, en daar me zag ze naar den Hemel, en of 't wezen wou, het mes vloog een duim dieper, als 't hoorde, en weg was de Kuisheid. Verlaat je eens, Meisjes, op de dingen van de wereld. De onbestendigheid verslyt yzre staaven. Waar eertyds trooyen plagt te staan, daar hangen de Zegentekens der Grieken. Een stap doet de dingen reizen, en daalen. Heel anders is de wysheid. Die Caronje verduurt de eeuwen. Op het Schild van Madame stuiten alle peilen af. Het bezwoore wapen der geleerdheid staat pal tegens de verdrukking. Geen Amazoon is beter op den duur, dan Minerva. Als alle Poppen bezwyken, krygt zy coeragie. Hoe meer de deugd werd gebeezigt, hoe ze jonger gelykt. Ze slagt de Parnas hoeren, hoe ze meer Sessthalven verdienen, hoe haar Maagdom meer excelleert. Geloofje me niet? vraag het Faebus, als hy nugteren is. Trouwens dat beurt zelden, want de Morgendrank der Goden is zo lekker, dat hy hem tot laat in den avond kloddert, en daarom oordeelt hy dikwils verkeert. Hy meent dat Annys, en Muscadellen een zoop zyn, en dat is mis. De Nectar der Hemelen, en de Brandemoris der aarde, verscheelen net zo veel, als de Helaasen van Mol, en de Eertropheen van Zwaanenburg. {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} De laaste laboreert Triomphanten, Fluweelen, en Perpetuëllen, gelyk het een Fabrikeur der muzen past, terwyl de Wevers van Haarlem hun bemoeien met Greintjes, Estamienen, en Boeboeiën te knoeien. Alle dingen zyn goed in haar zoort, en daarom zyn de gekste Poëten geenzins te veragten. Ter contrarie zy zyn de nagt, die den dag te schoonder doet brallen. Na de regel der Natuurkunde gaat de donker, voor het ligt, en om dien reden pretendeert een Nar de booven hand voor een Wysaard, en ze komt hem toe, want zonder die zou men niet half zo ligt zien, dat Midas duiten, en Apollo geen penningen heeft. Wy zyn roept men, van de Grooten gekoomen, vraagje waar me bewysje dat? Wy hebben geld, is 't antwoord, en dat is genoeg, om een Molshoop tot een Tooren te heffen. Daar op steek ik myn ooren om hoog, vervolgt de Beuling, en 't moet al een groot Digter wezen, dieze vol zal kakken. Ze slagten de Palmboom, en groeien door den drek. Heb ik nog jaaren, nog verstand? ik kanze krygen, hoewel het laaste dubieuzer is, dan het eerste. Jupiter is ouder, dan Apol, en egter is hy een gek, want de wysheid is hem ontloopen. Terwyl hy in een Victoriewinkel een klodder te veel nam, kreeg hy een gons van een Kinkel, die hem dermaaten trof, dat hy om Thiresias moest stuuren, om te weeten, of hy meer vermaal genoot in de Zotheid der liefde dan zyn wyf. 't Is ver met Vorsten gekoomen, als zy hun tyd aan zulken onderzoek vermallen. In stee van de onderdaanen te beveiligen voor onraat, Meisjes te zoenen is niet Orthodox, Bolletje. Al was jy driemaal Jupyn, je zyt de beste vriend niet, Broer, als jy die kneepen in je gat hebt. Haal jy Crispyn liever, en laat na je zien, want gelyke zondaaren hoeven gelyke hulpmiddelen. Die Doctor heeft Pillen voor Deerens, en dat de Juffers diend, zullen de Mannen nimmer mispryzen, of ze moesten Rymers wezen, die alveragten, wat ze zelver niet kunnen maaken. Door te zeggen van een gedigt het is gek, en infaam, zo word het zulks niet. Die het goede schent, rabraakt zyn eigen tong: want door diergelyke uitingen verklaart men zyn zelve voor een Nar, of een Beest. Je zyt of een plompert, of een quaardaard, zo je de Deugd brandmerkt. Hier aan kent men een adelyk gemoed, zo het zelfs eer geeft aan een we- {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} derparty, die het verdiend. Al zat de wysheid in een Bedelaars stulp, zy eist ontzag. Een kruier, die kennis heeft is meer, dan een gebieder, die redenloos hem om boodschappen zend. Die steekt af, door bequaamheid, al is hy onder zyn meerder. Men Ban Ovidius vry op Pontus, hy zal Naso sterven. Al zat Mopzus in een Professors rok, hy blyft denzelven Uil. Een Frans Schilder, zo vol imaginatie, als een Bruid, die voor de eerstemaal op de myrten sponden zal treden, wilde binnen Romen geen modernstuk voor het Vatikaan knoeien, of het moest op een illustre plaats worden gehangen, en naauw was dit geaccordeert, of de geblankette Fenix wierd geschavotteert, tusschen Rafaël de Urbino, Titiaan, Corregio, Michaël Angelo, en diergelyke navolgers der aloude Antiken, waar door hy voor een Poesjenel op de kaak gestelt, tot een spot verstrekte voor de geheele wereld. Zet een Diamant vry agter Amerfoortze keien, hy zal ze verdooven. Verdiensten, en jaaren hooren den voorrang te hebben booven jongens, en lorren. Dog begeeren de Barbaaren de Romers te overtreffen, men waapen zig met de bundelen der geregtigheid, om hun een correctie op de rug toe te meeten. Wie de pen in de hand heeft om gebreeken te kastyden, mag geen feilen ontzien. Levi keek na Vader nog Moeder, dog Momus estimeert ze beide, als zy wel doen. Die ons een fout wyst, die is myn vriend, maar wie het goede veragt geen aanhoorens waard. De Dansmeester binnen Parys, die zig laast uit disperatie, met zyn zevenjaarigeh jongen in den arm heeft verdronken, om dat hem zyn Vrienden ontvielen, keur ik af, want zo dit navolgelyk was, ik had reden gehad om over veertien voorbygevlooten daagen den zelven rol te ondergaan. Myn jong gebooren kind, ik zeg, een handvol lierklanken wierd berekelt van reuen. De Vader was een gek, en 't werk infaam. Zo sprak de nyd, gewoon op Arachnes getouw gal te rocchelen. Wat gedaan? dagt ik: zullen wy bukken onder de laster der boozen? Geenzins antwoorde myn ziel: 't Is 't eerst niet dat wy van de Grieken onregt lyden; myn Vader kreeg dat loon gemeenlyk voor zyn stryden. Dat is in plomp Nederduits te zeggen, het is van van daag, nog morgen niet, dat wy van narren zyn beledigt. Al die ons voorgegaan zyn, als Heldendigters zyn steeds {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} van 't kanalje des Helikons gebruit geweest. 't Is de lauwer van Pindus veragt te worden. Doe Daniel tusschen de Leeuwen prykte was hy voortreffelyker, dan doe hy des Konings tafel, als pagie verzelde. De winden rukken meer op de toorens aan, dan op de hutten der Harders. Benyt te zyn, is beter, dan beklaagt te wezen. Zo sprak ik in myn zelve, doe myn weereldze wigt van twee drie gekken beledigt, het loon der eere verwagte van duizend verstanden. Wie het noodlot wil ontrennen, is een beul van zyn zelve. Dat wyst ons de Huppelaar, die van de zyne verlaaten, na Charons oever slapte met een pas, die geene van onze Springhaanen 't hart hebben te volgen. Een Minnewetje te loopen, of een Aimable veinceurtje te zwieren is wat anders als met een Adagio de dood onder de oogen te zien. De Dansmeesters slagten de Muzikanten, en houden meer van drie flesschen Wyn, als een buik vol water. Met een half mutsje Brandewyn zulje eer een van die gezellen tot u lokken, dan met een heel vat reegen zop. De uitgehongerde Maagen kunnen tegen dien flaauwen brui niet praaten, en daarom hebben die Laodiceäse gezellen liever een mond vol Genever, dan een kom vol laauwen melk. Dog hier van zullen wy zwygen, om rusie te preveniëeren. Zediger zaaken leggen my in den kop, en die moeten 'er uit, of hy zou barsten. Ik zie een man sterven, een kind stikken door een desperaaten Vader, een Vrouw overblyven, die niets, als arremoe bezit, en dat alles, om dat Vrinden hun verlieten. Isser dan zo veel aan 't geld te bewaaren geleegen, dat men liever den mensch ziet verlooren gaan, dan dat men van dien ballast iets afschiet voor den nooddruftigen. 't Schynt ja. Ik zie myn Vader, en Broeder, Zoon en Neefliever hangen, zyt Midas, dan dat ik ze door geven van den galg bevry. Laat Moeder, en Zuster, Dogter en Nigt, liever voor Hoerspeelen, dan dat ik haar van het myne even den bek ophouw. Zyn eigen brood te winnen is eerelyk zei Besje, en zy bragt haar Snaars Deêrn op den Zeedyk. 't Is even veel hoe men ryk word, roept een wrek, als men het slegts werd. De meeste wegen tot den overvloed zyn dog vals, en verkeert, en waarom dan het een zo wel niet gedaan, als het ander? Zo rezoneert men, om van {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} het geeven bevryd te blyven, waar door het quaat, het geen uit het gebrek vloeid, meest komt op den geenen, die het kon verhinderen. Neen yder voor zig zelven, en G.. voor ons allen is het spreekwoord, dat geld. Hier op bouwd men Huizen, en Akkers, en laat zyn evennaasten vermuffen. En niet alleen dat, maar het bloed verzaakt zyn bloed, om vry van het helpen te blyven. Gelukkig is een verdrukte, die de hoop bewaard, en schoon die viel, bestendig blyft, door alles te verduuren. De omhelzing van het lyden schaft een Hemel. Als de doodsbeenderen van grooten en kleinen zullen onder een leggen, zal vaak de Ziel des Bedelaars glorieeren, dewyl die van een Koning het Miserere zal balken. Voeg hier by, dat de lydzaamheid by haar leven zelfs vaak word gekroond. Job de Patroon der Muzikanten zal u dit zeggen, zo gy het hem vraagt. Van alles verlaaten steeg hy tot geluk. Waarom zou ik minder wezen dan dien Wysgeer? denk ik me. Wierd die van zyn familie bespot, ik vervloek den mynen weerom. Waaren die Poëten de Rasphuisboeven van zyn schursten stam, hy, de grootste van die, triompheerde op het einde over hunnen wrevel. De Rammen van myn vlees zyn snoder dan de Bokken, die hem bestormden. Dat waaren nog Philosophen, daar de mynen maar Beesten, Buffels, en Ossen zyn. Ik wyk geen voet voor een Rykaart, als ik slegts verstand bezit. Met die zei kan ik Webben weeven, waar op Marsias word gevilt, en die zal ik villen, ben ik anders, eeu Neef van Apol. En ben ik die niet, ik kan hem worden, door Rymers te beschimpen. Ja Snotdigters, myn zever is grootzer, dan u queil. Leef ik het slegts, ik jaag u vulnisros nog agter den dyk. Myn Pegazus, ik beken 't, heeft haver, nog hooi in den darm, maar hy heeft geen spatten nog lempen, gelyk u droezige ruin, aan den knie. Heeft hy niet veel te vreeten, zo verveelt hem den dikken bast niet, om van top op top te huppelen. Hangen zyn treeden niet aan een? Denk, dat de Pindns geborsten, op twee spitzen trotst. Hoe komt men van de een op den ander, zonder lossen teugel. Kunt gy uwen Ronsinand breidelen, myn klepper neemt den toom op den tand, en lagt om u spoor, en sweepen. Als hy den dageraad ziet blinken, dan briesschen zyne aderen van vuur, en {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} word het middag, hy leunt op den middellyn der starren. Daar eert hy de Goden, daar huld hy de Princen, en lauwert de helden der aarde. Maar zagt, al genoeg den Poëtizen hooren getilt, 't word tyd den avond te naaken, en na het einde te snellen. Het slot van de loopbaan schenkt den Palm. Men sweet nooit voor niet, wanneer men de deugd voor het loon des deugds zelver rekent. Annbiddelyke Maagd, al wie u mag dienen, die heerscht. Onderworpen te zyn aan waarheid, en wysheid is den Scepter te voeren over den loogen, en het onverstand. Wie dat kan doen, is grootet, dan Caesar. By zyn leeven is men een Star, en naderhand een Zon. Dat is wat anders als na den dood te preiken, aan het Firmament der geschiedenissen, gelyk een doorlugtig held, die de wereld verwon. Zyn zelfs driften te beteugelen is heerschen. Dat deed Diogenes beter, dan Alexander, en daarom wilde de eerste voor staaf verkogt van geene Amsterdammers, zagt, ik verspreek me, van geene Atheniënzers gelost zyn. By de Barbaaren vond hy rust, by de Grieken geen heil. Het zyn al geen Plato's, die den mantel na den wind konnen hangen. O neen, de blaffende honden speulen ook den baas. 't Is waar, ze moeten beenen vreeten, terwyl de andere de teljooren der Vorsten lekken, maar hun vryheid word niet beteugelt door den dwingelandy der onwetenden. In de eenzaamheid koestert men de zinnen, en is de maag daar ledig van spys, de ziel is vervult van hemelsche influentien. Die walgen nimmer. gelyk de Marssepynen der Hooven, waar onder dikwils een Colloquint schuilt die de smaaken bederft. De afgunst, en nyd speelen de hoofdrol op het werelds tooneel, en zelden ziet men die gedetroneert vertrekken. Egter is het nu in Vrankryk gebeurd. De Heer de Boissy, maker van het Treurspel, getituleert Admetus, en Alcestis, heeft van een deel ruigt de lastering moeten verduuren, door te hooren dat zyn werk na den Mutzaart rook, en het leek, of zyn Poëzy voor Infaam zou afgekeurt geweest zyn, zo anders de zeggingen van logenaars hadden mogen gelden, maar de waarheid dreef booven, tot zo verre, dat zyn Eminentie de Kardinaal de Fleury het hem hebbende doen voorlezen, het heeft goed geoordeelt, zonder {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} eenige verandering ten Tooneele te laaten voeren. Het blaffen van honden verschrikt geen man van eer. Hy weet genoeg, die weet van wel te doen. Mogt het in de wereld gaan, na de lust der boozen, de vroomen sterven uit, en mogten de Straatpoëten hun zin hebben, men bande Faebus in 't Dolhuis, of slimmer wooning, en liet hem voor digten Brasielje hout zangen. Neen, Ezels, zo lang 'er Jupynen zyn, zal u drek Apollo niet deeren. Zo deed men in Parys, en zo doed men hier. Ik meen dat al dit schryven bewyzen zal, dat men nooit moet zwigten voor gevaaren. Tusschen een Dansser, en een Wysgeer lyd een groote klove. Als de eerste ter helle daalt, ryst de ander na den hemel. Een Philozooph leeraart in de banden, terwyl een Nar in tegenspoeden niets mensselyks vertoond. Hy slagt maar een deel van onze Poëten, en laat zyn tanden zien tegens de maan, die hy begrimt, tot hem den bek door een muilband geslooten het zwygen gebied. Dat we dit moogen zien geschieden, is de wenzing van uwer aller MOMUS! NB. Verwagt per naasten een Zedenkundig vertoog over de mening der woorden, die de Fransse Accademie ten onderwerp heeft gestelt, voor de dingers na den prys der welsprekentheid. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hooru, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 13 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 10. Maart. VAn daag zal myn Vaderland wonderen hooren, want de welsprekentheid wil uyt een kreupelen pen vlotten. Zotheid, en arremoede meenen van verstand, en rykdom te zegenpralen. 't Lykt ernst, want de flaauwe krukken der aarde luisteren na de beweging der Hemelsche snaaren, en Momus, doorgaants pas lezens waard, meent zyn Papieren te bekladden, met den inkt der onsterffelykheid. Dat ons de Goden verzellen! want het pad dat wy inslaan is steilder, dan de Zon. Men zyt der wyzen kroone is bunnen rykdom. Die wonderspeuk gooit Vrankryk te grabbel voor zyne dingers na den prys. 't Schynt dat het in andere Landen de manier is, dat Pallas, en Plutus onder eenen deeken vryën. Hier ziet men doorgaants de waare Geleerden geketent aan ongelukken. Als een vlugtige geest in Holland slegts mag woelen tegens de barre wind van wrevel, en tegenspoed, dan voldoed zy haar noodlot. Een ziel, die alles bezit, vind doorgaants haar lighaam ledig van nooddruft. Waar de Vliestresoiren vervuld zyn met Oosterze indaagingen, is het nagt voor de beurs. Voelt eens in de zak van een Digter, ik wed niemand zal zeggen non datur vacuum. Als ik van een Poëet NB spreek, dan praat ik van geen Rymers, die de Zanggodinnen verveelen. Neen, Lezers, dan trots ik op die, die Clio omhelzen, en by die genieting hun voordeel verliezen. Zo gaat het doorgaants met Apollos Egte Zoonen, en die van Minerva zyn zo aan de overgeventheid gewent, datze om een heele wereld te winnen hun gemoed niet zouden durven waagen. Ge- {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} lukkige Kooplieden, wat slaan uwe parssen andere munt! terwyl de deugd op het kruis knabbelt, Banketteeren uwe vingers aan Rozenobels: en om die te verkrygen heeft men Ziels genoeg, als men haar slegts vergeet. Die prei is te fyn geloutert, om in een geldzak beslooten te blyven. De hemelsche Merkuur is te vlug, om op den warmen test der gierigheid te preiken. De zuivere quik der onsterffelykheid kan tegens geen gloeyenden ooven der begeerlykheden praaten. 't Moet al een groote Daniel wezen, die vuurbestendig zyn eigen Nebukadnezar kan verduuren. O! by de Beesten wording zag de onderste Kroon den bovensten Zetel. Als men een zevenjaarigen reis heeft gedaan na dien Kust, om Peper te haalen, dan komt men armer thuis, dan een Pruissise dezerteur, die door een Zielverkoper uitgerust, een anders kist voor een darden part der buit heeft mede gevoert. Ik heb genoeg, roept zo een winnaar, want ik heb myn zelven verlooren, op het kantje van 't heel al, daar ik myn niet vond. 't Is wel gezeit, Bolletje, maar de veeren uwer vroomheid zyn even zo verguld, als of je vyf en twintig jaaren voor een Goudmaker had geloopen. De agterlappen van uwe Pantoffels zyn zo door de doorenen versleeten, dat een paar nieuwe laarzen uwe beenen niet zouden misstaan, en wie helpt de barrevoetze treders ten Hemel met zyn Crispiniaansen naalt? men Doctort de ryken wel, maar wie knoeit 'er thans schoenen voor den armen. Hans Cristoffel is van een onwaardigen knegt gesteegen tot den tytel van myn Heer, en nu is het men zyn liefde gedaan. Ach! als de Ezels zo ver geraaken, datze 's Lands Bileam durven wederspreeken, dan vergeetenze hunnen eersten stand. By het deelen van een erffenis, geeft men doorgaants het gemoed toe. Dat is een ding dat ligt is, en daarom stapt een man van fatzoen over zo een wisje wasje heen. De Rykdom is een Kroone des verstands, denkt Midas, en daarom zullen my de ooren nooit beter staan, dan wanneerze met Lovers des meinen zyn verziert. Zien wy niet dagelyks dat heele, en halve gekken worden aangebeden, alleen om datze met geld overlaaden, hunne eigene Huisgoden verzaaken. Wat waaren de Huisgoden van Eneas voor snaaken, die bevryd voor de Iliumse vlammen in Latium quaamen? {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} Spreek, wat Jupiter voerde Troyen in de bouten van Lavinia? Weeten het de Snotpoëten niet? De schaduw van Maro zal 't hun zeggen. Het waaren de deugden van Anchizes Zoon, die om het Vaderland te bergen, zyn eigen Speelpop Creusa verloor. O: doe die Ooyevaar het geraamte van zyn ouder droeg, doe tilde Herkules den hemel. Nooit zyn ons de Goden nader, dan dat wy ver van ons zelven het op de baaren des almagt waagen. Maar zagt, het is gezeid niet onverstaanbaar te zyn, want de meeste Digters van onzen tyd kunnen tegens geen Fabelen praaten, veel minder de waarheid dulden. Wie een mond vol rym heeft gevreeten, lust geen Poëzy. Dat 's kost voor de Naneeven. De hedendaagze Ridders van het Haanenboek hebben de order der onwetentheid aangenomen, en daarom zyn alle klanken inhabiel verklaart, die hier me niet na den letter accordeeren. Wy zo gevoegelyk als en jonge Juffer, zullen van daag dit kluuwen op dien toon afhaspelen, en eens onderzoeken, of die Spreuk waar is, die Parys zyne kampers heeft voorgestelt. Waar zeg je? onsterffelyke Goden! heb je geen Elixir in u fles, zo bezwykt uwen Momus. Als hy maar aan het verstand ruikt is hy flaauw. Geen armer karonje onder de Zon, dan Pallas. Raap haar de rokken eens op, ik wed ze heeft geen hemd aan het gat. 't Is van van daag nog van gisteren niet, datze niet heeft gegeeten. O neen, dit Besje van Meurs heeft zint de destructie van Eden nog geen aards Manna getant. Zou 'er voor de wysheid wat overschieten, daar men ziet dat de Narren alles verslinden. Als de gierigheid haar bekomst zal hebben gekreegen, dan zal het verstand eerst een beurt krygen; en wanneer of dat lukken zal weet ik niet. Voor myn part, by aldien ik maar half zo veel verstand had, als de meeste in 't geheel nodig hebben, ik zou zeggen 't zal geschieden, als de Kalveren in de zomer op het eis zullen danssen. Basta! niet nader, of dat gaat 'er deur, spreekt de hedendaagze geleertheid, die om den broode op Schildwagt staat. Raakt aan ons Palladium niet, want duizende Athenienzers der Accademien glorieeren op hunne Revenuën. Loopt de Hoofdsteeden van Europa niet alleen door, maar gryp Asia, en Afrika, vry {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} by den kop, en zie of men de waarde des verstands niet overal betaald. De Amerikanen eeren zelfs hunne Tovenaaren, Waarzeggers, Guigelaars, en diergelyken rappalje, om de excellentie hunner doeningen. Alleen gy, gy Spreeuw van den Du.... keft, als een blaffenden hond op de Platonize Haanen. Hadden wy de Bullen pees van Alexander in den vuist, wy zouden u den Diogenizen rug dermaaten bombardeeren, dat u smoel den lust wel zou vergaan den tong te roeren. Als de Quakzalver zyn Kruiderbalzem heeft verkogt, dan is het de beurt vanden gek, om Vlakballetjes te venten, niet waar, Lezers? ho! ho! 't Is goed, dat quade Ossen kleine hoorens hebben. Wy geboggelder, dan Esopus zyn dikhuidiger dan honderd malle Poëten. Wy geeven het niet kamp, zei Griet tegens Jan, en zy lei onder. Al evenwel knipduim, riep het Snyders zerpent, en het zonk in den put. Ben je van de Geleerde, dan kom je by de verkeerde, u Dienaar is links, regtze Helden. Hy heeft een apparte schermstoot, en daarom staa vast. Wil je hem voelen? hou daar, zy de Man, en hy gaf zyn Wyf niemendal. Wy zullen 't beter maaken. Niemand, die twee oogen in den kop heeft kan ontkennen, dat het in de wereld niet zo gesteld is, dat meest alle die geene, die hun nek buigen, onder de bovendryvende Wysgeerte der eeuwen, hun loon 'er voortrekken, ja dat zommige alleen zo veel krygen, als duizend andere verdienen. Maar de vraag is alleen, of een regtschaape verstand. dat met geen slot, of vezels van Schoolgeleerdheid is beklonterd, wel kan steigeren tot dien top, die mindere verkrygen. Begin 't, met de Paus, de Hooftdommekragt der dommekragten, en daal langs Kardinaalen, Bisschoppen, Abten, en Overstens, tot in den Bejaart der Bedelmunniken, en van die tot by de Beggaarden, Minimen, en Cellenbroers, de domsten der dommen, en ziet eens of 'er van den driegekroonde Hoofdschedel tot de Barrevoeters toe geen meer Balzem vloeit, dan honderd duizenden teffens moogen nutten, Wy geeven dit alles toe, want het geen dit brein ziet kunnen wy niet loogenen: alleen is onze pen gerigt, om te bewyzen, dat een geest, die onmiddelyk word Geleeraart, zonder zig te vereenigen met de meening zyner tydgenooten, niet kan in 't openbaar glorieeren. Ik zal nog meer {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} zeggen, na maate dat een Ziel vry is van het hedendaagze, door de eeuwige omhelzing van het bovenzinnelyke, na die maat verminderd haar geluk hier beneden. Ik zou dit kunnen bewyzen met oneindige voorbeelden, want de Martelaaren van myn Vaderland zouden zelfs voor my kunnen getuigen, was de plaats niet te kort voor uytweyingen. Is het heele heil van 't Christendom niet gebouwd op vervolgingen? Is de Reformatie niet gestigt op het bloed der belyders. Zyn de Fondamenten der Kerk niet gemetzelt op de doodsbeenderen van G.. zelfs onderweezene Apostelen, en getuigen? zegge ja? wel dan ben ik immers vry van Hollands duuren eed, zei Vosmeer, in Vondels Gysbregt van Amstel, ik wil zeggen, dixi. Halte, wy zyn nog zo na niet. Daar valt nog een appeltje van Eris te schillen, want de Geleerden slagten de Rymers, en hebben altyd stot tot meerder dwarsdryving. Fiat! Momus isser me thuis. De vraag is, of wy niet toestemmen, dat een oneindig getal doorlugte verstanden worden gelauwert, schoon 'er veele worden vertreeden. Voorzigtig, Pen, steek u vinger in de grond, en let wat je zegt. Wy antwoorden, zonder bedenken, ja, dog voegen 'er dit by, dat een volmaakt verstand dat geheel vry is van de tydelyke bespiegelen, op de wereld geen Herreberg kan vinden. De mindere geesten trekken zo veel zap, dat de meerdere verdort. De waarheid, zonder dekzel is infaam. Men wil ten weinigsten een sluiertje zien voor de schamelheid der Philosophen. Yder pronkt met een haanenveer op den hoed, al heeft hy geen spooren, om Minerva te treeden. Wie den grootste klepel in den bek heeft is meester van het Oratorium. Zint de welsprekentheid voet kreeg, droop de eenvoudigheid van het tooneel. Die Hofpop krygt inkomsten, als de opregtheid vervalt. O oude goude tyd, waar zyt gy nu gebleeven! Ik spreek van die jaaren, doe het verstand nog niet bezwaddert door ketteryen, geen andere tong bezat als 't Pinxtervuur. Doe 'er niets, als geloof, hoop, en liefde spraaken, doe zweegen de meeningen stil. Doe 'er niets en gold, als kruis, doe wasser geen munt in den zak. Men had Rykdom genoeg, als men niet in staat was, om dien brandstaak te betalen, waar aan men zyn laaste leerreden door lydzaamheid zou voleinden. Maar zint {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} Romens wederhaan begon te kraaien van een uiterlyk Vatikaan, zint dien tyd verviel het innerlyke Heiligdom, en de waare Belyders kroopen in bossen, en hoolen, om den gruuwel der verwoesting niet meer, met natte oogen te beschouwen. Wat zou ik hier niet kunnen te berde brengen? was ik niet aan een enkel blad verbonden. 't Zal tyd worden het spel te schutten, want de schyven staan verkeert. Vergunt derhalven uwen Schryver, o Lezers, dat hy Salomon onder de oogen zie. Die bad om Wysheid, en hy kreegze van hem, die wyzer, dan hy wel wist, dat verstand zonder geld op deze wereld moet zukkelen. Zyn Rykdom gaf glans aan zyn geest. De vreemden schooten toe om zyn heerelykheid te zien. Zyn Poëzy was verguld met de Majesteit van goud. Het laatste is het kleedje van crediet, dat Minerva zelden verkrygt. Hy had het, en daarom sloeg hy dien toon. Ik kender veele, die voor Gekken loopen, om dat hun Dukatonnen ontbreeken. Had een wyze Bedelaar geld, hy was een Orakel by de magtigen. Men ziet thans meer na den ton, dan na den Philozooph. Wyzer was Alexander, die keek na deschrandere ziel, en niet na den Kerker. Agter de yzre tralies zit Janssenius; de Paus staater buiten. De laaste heeft een goude Kalot op zyn mallen kei, de andere een smeerig Mutsje voor den zuiveren kruin. ô! De wereld is verkeert. Men doed hulde aan de plak van Dionisius, en men laat Apollo verstinken. Zal Marsias dan nimmer weder gevilt worden? u Boksvoet heefr weer vel over zyn Spieren, ô Faebus! trek van leer! kerf de onwetentheid! of leen aan Momus u mesje! hy is gehart dien pan te tornen. Maar wat eer zou het my zyn een verstandige daad te waagen? hoe staat het met u Boeken, en Cantoor, myn Ziel? heb je geld in kas? want zonder dat is al u arbeid om niet. Rykdom is de kroon der wysheid, en die viel u nimmer te beurt. Moet je niet dagelyks de wrevel der boozen, en lompers verduuren, om dat je niet geharnast met geldzakken hun lasteringen kunt overtrotzen. Zo lykt het voor de kreupele reden, maar zo is het niet by de waare wysheid. Een Kroon van doorenen is ook een Kroon, en de regte Rykdom mede in de ontbeering van alles te vinden. {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} Kom! Diogenes! rol u ton in Triomph! Alexander zal knielen. Myn Griekze Bedelaar is meester der wereld! die knoeide van het goed gebruik der Rykdommen zynen roem, ô Parsiaanen! die dit devies ter nederstelt voor den onderzoeker. Kon ik Frans! ik stuurde u den geplukten rok van Jozeph thuis. Daar uyt zou ik u leeren, wat de Diadeem des verstands is, of ik quam zelver, zonder helder, of penning in den zak, om u te vertoonen, dat de Kroone des Wysheid een Rykdom is, die hooger trotst dan de Tulleband der Vorsten. Laat die glanssen van Diamanten; die van Minerva schuilt in bruine Cipressen. Agter het treurige bos van tegenspoeden zit de belagster der aardze Laauweren. Die zullen verwelken, als de haare de eeuwen kunnen verduuren. De Pronkhelm der Wysheid is de Wysheid zelfs, Geen ander loon begeert de Deugd dan de Deugd. Onder goed te doen aan andere is het gebruik der Rykdommen. De geur die men vind in zyn buuren te helpen is zyn zelve gelukzaligheden baaren. Heb je dat nooit geproeft Lezers? zo word het tyd. Vat eens in den schootel van armen te helpen, en proef hoe die delikatessen u zullen smaaken. Heb je eens een lepel getant van dien Honing, je zult 'er duizend begeeren. 't Zal zyn, wy willen onze kapitaalen gaarn verminderen, om die van andere te vermeerderen. Isser zo veel heerelykheid in de mededeelzaamheid? zult gy roepen, waar toe dit niet eer begonnen? maar wagt, wy zullen het verbeeteren: in stee van tienden te geeven, willen wy met honderden de hemelsche Pagters voldoen. Vraag je wie zyn dat? og! dat zyn de waare Bedelaars, die hier alles verkoopen, om den boovensten Paarel te winnen. Hebben die Kalissen, die hier van een deel wrekken veragt worden geen pluim genoeg op den kop, als zy het gestarnde Firmament voor een hoed draagen. De influëntien der bovenste Weerelden zyn hunne Tropheën. Daar langs klimmenze in de ontbloting der zinnen, en worden gewaar, dat de hoogste Rykdom zelver arremoede was. Doe het Opperste onderquam, verkoos het geen Keizerlyken Zetel, maar de veragting tot zyn troon. De haat, en nyd der Grooten waaren zyn weg tot glorie. Door lyden en sterven baande hy zig zelven het eeuwige leeven. Leer hier, Parys, wat de rykdom der hoogste Wysheid was. Salomon moet hier knielen {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} met zyn verstand. Had hy deze kennis gehad, hy had zig niet verpopt aan zyne Serailen. Eer ik sluit, zo zal ik den blaffer een brok in den bek gooyen, om hem tot zwygen te verpligten. Denk niet, Midas, dat ik de uiterlyke zegeningen afkeur. Geenzins, geeven u de gelukken overvloed, bedenk dat, het goed gebruik der Rykdommen de Kroone der Wyzen maakt. Als gy magtig voor een ander zyt, is uw eer grooter, dan dat gy door afkneveling van uw arrebyds volk, de nooddruftigen drukt. Waar toe diend een mes in een kindervuist? en wat is het geld in uw zak? Beide ten bederven. 't Beballaste Schip zal zinken, zo gy het niet verminderd van zyn vragt. Werp in de zee van het gemeen u bezonder voordeel, en let op de Palmen die het u zal toegalmen. Men roeit met geen beter Galeiboeven na het waare Vaderland, dan met de zulke, die geketent aan rampen, op uwe Scheeps Victalie graazen. Komt 'er een Turk op u aan, niet alleen de halve, maar de heele Maan zal knielen voor uwe aalmoessen. U liefde zal de hel verdooven. De deugd zal Joden, en Heidenen lokken. De goddeloozen zullen vroom worden, door uwen wandel, en de opregte Wysaarts zullen u, met de Kroone des verstands begroeten. 't Zal zyn de wereld is ryk, wanr ze veragt haar zelve. Haar Schedel is gemeitert met Wysheid, want zy ziet de Dwaasheid der ryk-aarts aan met spottende oogen. Meer zou ik zeggen van de Rykdom, was ik Armer. Had ik nog minder, ik schonk u meer overvloed. Was ik ontbloot van wil, en begeerte, ik gaf u een schets van de goudteelkunde. Dat zou aardig passen op dezen text. Dog dit blyft in den pen, om niet allezins te openbaaren, wat het is te zeggen: Der Wyzen Kroone is hunnen Rykdom. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, iu de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, Korte, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Leiden, A. Kallewier, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Alkmaar, van Beyeren, Hooru, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 14 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 17. Maart. MEn ziet doorgaants, dat de Zon nooit smakelyker lagt, dan wanneer hy heeft geschreit. Op het traanen van den Hemel, volgen de Palm-tropheên der Aarde. De jeugdige Lente is een Dogter des gryzen Winters, en de guure Herfst een zuigeling van den warmen Zomer. Waarom zou ik altyd Democretiseeren, zonder eenen Heracliet te verzellen. De rol van een Huilenbalk zwigt nimmer voor 't gespot der vrolyke Aanschouweren. Het Treurspel spant den kroon boven een blyeindenden Klugt. De hartstogten der Ziel worden meer door droefheid, dan vreugde bewoogen. De geest schynt zuiverder op den Smeltkroes van tegenspoet, dan ze was, eerze geloutert, nog kleefde aan het drabbige slyk des tyds. Wie het heeft geproeft doornen te draagen, wil geen gouden Myter torschen. De last der kroonen is te zwaar voor 't vrygebooren gemoed. Dat wil aan geen gulden keten geklonken, de overwinnende lusten in triomphen verzellen. Myn rykdom bestaat in arremoê, en door niets te begeeren, bezit ik het al, roept een waaragtige Wysgeer, die de ontblooting der zinnen keurt boven het fluweele dekkleed der Begeerlykheden. De voering van dat stof schynt het Armelyn der Koningen te overtreffen, en ondertusschen is het wreder van Borstels, dan de Pels van een Everzwyn. Het naberouw volgt op de zonde, en hy is wys die ten halven gekeert, de deugd kiest voor den gruwel der boozen. Die Sireen verlekkert ons brein, en eer wy 't weten, zyn wy verstrikt. Een mond vol kussens baard de dood, en op die volgt een eeuwig leven. Twee Uiterstens kleeven aan dien stam: want Hel en Hemel, spruiten uyt een en den zelven wortel. Hy die het ligt schiep is meester van de nagt. De keur daar omtrent hangt onder af van den armen mensch, schoon 'er een zekere voorbepaalde schikking rust in de grond oorzaak der dingen. Hy die den Bejaart riep, klonk de vezels op zyn onwederspreekb'ren wil. 't Stond de Oppermagt vry te schikken van zyn werk, en 't Maakzel heeft geen {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} regt 'er reden van te vorderen. Het voldoet door gehoorzaam te zyn. met op het einde te letten, agterhaalt het zyn begin. Dat was donker voor den Cherub, en daarom keek hy na het ligt. Had hy afhankelyk gebleeven, hy had door onderzoek niet van boven gebuitelt. De straalen der Godheid verdoofde zyne oogen, en hier door schemerig, koos hy den wyk van de bovenste na de benedenste werelt. Dat is u huis niet, myn Ziel. Der geesten kring is de trans uwer geboorte. Op die Puyën moet gy nederiger uwe hoogheid vergeeten. De waare grootsheid is klein te zyn, en hoe daar toe best gekomen? zo gy het pad van distelen niet wilt inslaan. Weenen uwe voetzoolen bloed, geen ander zweet word 'er geëist van Adam, om zyn akker te ploegen. De voorens der aarde geëgt door goede werken, teelen Edens vrugt. Wil iemant die tanden, hy spuuw de nooddelooze kennis der dingen uyt. Agter de onnozele eenvoudigheid pronkt de regte wysheid; een Dogter zo min vermaagtschapt aan Vrienden, als ofze de waarheid zelver was. Leevender nog Neeven van die Maagt in Nederland? Is 't ons geoorloft te vragen, of de deugt nog herrebergt by den Batavier? Mag de trouw nog pronken op den tuynspeer der Waterlanders? Die hoed die zo schoon vergult plagt te zyn met de pluimen der onsterffelykheid, heeft die nog een sweemzel van dar wezen? Spreek Holland, waar zyn uwe Stelten, waar meê gy langs Jacobs trappen uyt Spanjens Ur der Chaldeën in Canaän instapte? Treed gy ongeschoeit met geest na 't Heiligdom? Eet gy de Toonbrooden uiterlyk, Israël, die 't Levi past te nutten? danst gy voor de Ark, beklad met het bryn der Philistynen? Waar wil dit heen? roept Salomon. De vorst der Leeuwen ziddert op zynen elpenbeenen troon. Hy schrikt voor uw bedryven. Het Sannedrim van Mozes ziet na Aronsrok. Onder dat wit Sattyn schuilt de Urim, en Thummim des verbonds. Wat gedaan voor Jerusalems gruwelen? Is 'er geen balssem in Gilead? Wie stelpt de breuke? roept de groote Vaderlander van zyne Haagse trappen. Hy scheurt zyn kleed van schrik; want Josephs dood, gaat Jacob ter harte. Rebekka's spruit is gesneuvelt, en de Weduwenaar heeft geen kinderen, als uyt Lea's Bedt, en overspeelige Myden. De vroome Broeders zyn oorzaak van die smert. Die om gelt de deugd veilen, hebben den Heiland verkogt. Iscariot zit op den zetel van 't gemak. Hy denkt niet om den strop van Haman, want zyn glorie spot met het zaad der waare Joden. O Hemel, krimp de uuren in! of alles gaat verlooren. De Gierigheid is de wolf der Schaapen. Wat zullen de Harders doen in dezen rouw. Zy steeken hunne stulpen en kooyen in floers. De Lamphers waayen van de Haartsteden der Dorpen, en de Steeden trekken zak en as om hunne lendenen. Daar is een verbotsdag! Jonas predikt in Ninive, bekeert u, want de byl van Johannes leid aan de wortel des Christendoms. Zou ik dan op myn beurt niet mede weenen, nu yder Klaag- {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} liederen zingt. Weg pen van dertelheid, valt in de Zee. Kus traanen van berouw. In 't zilte nat wierd de liefde gebooren, de dogter des Hemels. Wie die omhelst, hoeft voor geen toorn te vrezen. Als de Barmhertigheid de Regtveerdigheid overtreft, dan staan onze Wallen zeker. Al viel den Arent op ons aas: al stiet de ram op ons vagt, wy bleeven vylig op onzen muur, waaren wy los van onzen eigen Vos. De begeerlykheid verslind 's Lands lammeren. 't Is al Corban, want de Eigenbaat speelt voor tartaffe. De Tempel! de Tempel des Heeren! roept de Gier, en hy oogt op de Beurs, de Vergaderplaats der Smoussen. Kan de Hemel dit gedoogen? neen, zeid Neêrlands God. Myn legerbundelen beeven voor de blixem des Hemelaars. Grypt boete in den arm, gy Waterhelden van Zee- en Holland. Neemt naberouw te baat, gy zoonen der Friezen, en gy kinderen die den Rhyn, den Yssel, den Lek, en den Waal met uwe duimen meet. Stapt op het wierook van gebeden, na de vader uwer golven. Moet gy sneuvelen Jerusalem? val in den starken arm uwer Wallen. 's Lands David treet u voor. De zoon van Isai is gesluyert in Arons offervlammen. Langs dien trap gaan u de Hylanden voor onzer Vesten. Hun zevenstar prykt reeds aan het Firmament; niet met dien staf waar meê het Oceaanen gebied, maar in een tulleband van zugten gedooken, kampen hunne Zuilen voor uwe Capiteelen. Al aardbeefde de grond om uwe zonden, de yzre krammen van hunne deugden, hieuwen uwen bodem overent. Op de eerste Hypaalen van dit Land, rusten hunne zorgen. Zy zien uyt de Timmeragie hunner Kerken en Capitoolen, dat op Bidden, Vasten en Danken, de muuren zyn gelegt. 't Zag 'er droevig uyt, doe Duc de Alba de kalk der Huizen met bloed natte. Doe hielpen geene traanen der zuigelingen: Neen, de weeklagten der gerimpelde Greyzaarts vogten voor den dolk der jeugdige Soldaten. Had Neêrland doe niet geknielt, 't was nimmer vry geworden van de Inquisitie dwingelandy des Vlies-ridderen. 't Zag na boven doe het stond te vallen. God greep Habakuk by de hairen, om Daniel in zyn Leeuwenkuil te ondersteunen. De yver, wil ik zeggen, der Leeraaren, sloeg vuur uyt Keyën. De Steenen wierden menschen, en die wierden van de Engelen geleid op de tinnen des verborgenen Tempels. Daar omarmde de geest dermaaten het kruis, dat men de munt vergat, of zo men 'er om dagt, men leî hem aan tot glorie des Scheppers. Wat waaren de vrugten van dezen arrebeid? spreek myn pen. Niets anders als overwinningen? ô Vrygevogte volk. Gy trad langs weeke turven op marmere trappen. Gy kapten de Eike, en Dennebossen uwer gebuuren, tot zoolen, om over de Zeën te wandelen! Gy zette uwe voeten op de Ooster, en Westersche Indien! De Eisbeer knielde van zyne Spitsbergen voor uwe scheenen! De wereld wierd te klein voor uwen schoot! Gy zogt andere Ryken, gy vond nieuwe Monarchien! En by dat alles verloort gy u {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} oude deugt, ô myne dierbaare Lezers. Dina komt zelden t'huis, of Levi's zuster is verkragt, en dat baard Oorlog. De roode Haan maakt zig gereed tot het kraayen van kruid en vuur. De goude Hen die onze kuikens dekt, ziet aan het rooken van den adem des Donderaars, dat de Bommen reeds worden gebakken in den oven der Helle. De yzere Kogels zyn straks gaar. Wyk u voor de kneeders van dit deeg. Al had gy metaale Maagen, gy zoudze niet verduuwen kunnen, zo de Oppergeneesheer u geene cordiaalen schonk. Die kunt gy krygen door traanen en gebeden. Door u brood op het water te werpen, kund gy het weder vinden. Weest mededeelzamer, want liefde overtreft alle Offers. Door dien weg is 'er kans te bestaan. Al ging Israël al door het roode Meir, 't zal behouden aan land, zyn Pharaö zien zinken. Dit weet Moses, Arons Broeder. Die heilige Gezaghebber, doorgeoeffent in de wysheid der Volkeren, is uwe Stuurman, myne waarde Abrahamiten. Hy ziet uyt de Characters, de figuuren der gewyde rollen, dat 'er geen kans is tot heil, als door die tekens te beleeven. De vervulling der Wet en Propheten, zyn Boete en Bekeering. Het Euangelium leert liefde. Hunne Apostelen prediken niet anders, en wie is 'er die het gelooft? want zo ik uyt de werken moet oordeelen, zo moet ik melaatser dan gy allen roepen: Onrein, onrein. Van de hooftschedel tot de voetzoolen toe, is alles bedorven. Wat raad? weg vreugde en jok, uit de Vergadering der levenden. Onze kinderen zyn dood, en slimmer; want ze schynen tweemaal gestorven te zyn. Job zit op den Misthoop, want zyn Huyd is schurft. Wat Potscherf zal hem krabben? die van Arom moet het doen, heeft het gedaan, doet het nog, en zal het doen. 't Is waar, 't doet zeer bestraft te zyn; maar weeke Meesters maken vuile wonden. Wy willen de Corrosieren omhelzen voor den Balzem van Peru. Wy geeven ons ten besten, en willen worden wat my moeten zyn. Dit schreef ik met haast, doe ik het Placaat van haare Edele Groot Mogende langzaam las, en het quam my voor dat het niet onaardig zouw zyn tot onderzoek voor myne Weekelykze Liefhebbers. De Titel is 'er niet na gestelt, dagt ik in myn zelve, en om die te veranderen, bleef 'er veel zwarigheid over, om dat een aan den ander geschakelt werk, niet wel door een nieuwen raam scheen herdoopt te kunnen worden. Ik zal het waagen op myne opregtigheid, riep dezen Veder. Men schuive een vaal Gordyn voor mynen lustig Portaal! Men hang een donker slot voor onze heldere Puyën! want doe Ninive vaste, kreegen de Ossen en Ezels zelfs geen eeten. Als 't alles door vuur en vlam in rep en roer is, binnen het waare Athenen; dan rolt Diogenes zyn Ton mede in den as. Ja, Vaderlanders, ik volg uwen sleep in den rouw, en schrei langs het Lykcipres van de overleede waarheid en deugt, dezen volgende Treurtoon op een Bybelzen snaar. {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} Steek vry twee klaauwen op, ô Neêrlands wonderleeuw! Begraaven in een nest van meer dan duizend kroonen, U Temmer van de Zee treed van zyne aardze troonen, Met bommen van ontzag voor 't Vorst'lyk moordgeschreeuw, Het geen myn Cherub tromt op 't Zeraphiens rondeel, Van zynen Starren-schans, met Orgels van Mortieren, Gelyk een Legerheld die 't Oorlogs-feest wil vieren Van zynen blixemstaf, op 't dond'ren uwer veel. Uw fiere Maanen zyn 't, die ryk, in goud gekrult, Zyn diamant Saffier verveelen door hun zwieren: Zyn dat de myrten van myn palm, en pronklauwrieren, Dat gy uwe eigen kruin voor die uw's Scheppers hult? Roept het Orakellit van dien verhitten mond, Die op een Wel van Zouwt, u spoog tot Turf en kluiten, Doe gy nog los van zool, op Balk en Denne Schuiten, Uw Vissers langs 't Moeras, om Krab en Schulpen zond. Voerde ik u uit den drek op eenen Marm'ren grond? En gaf ik u 't gebied van tweepaar Zeën over? Daar gy op 't rykst genist in een Driekruisig lover, Uw Waterhenkst aan Oost en Westen Kribben bond, Op dat gy laf van geest, dien Ziel die ik u gaf Zoud schenken aan de Snol van Eigenbaat, en lusten? Want Delila, doet op haar schoot myn Sampson rusten? Die eer met éénen tant heel Spanjen sloeg tot kaf. Die Nazarener, dien ik koos uyt Bato's zaat; Die Jonge, dien ik aan de borst der trouw zag zuigen, Dat Kind, dat Dagons Ton eerst sloeg tot spaan en duigen, Bouwt voor den Philistyn een Zuil van gloor en staat! Al was ik kinderloos, al had ik niets als u, ô Bastert van myn bloed, ik trapten u voor myn voeten: Zal ons dit Israël met Kalverdienst ontmoeten, Als Buffels van 't Woestyn? waar voor ik schrik en gruuw. De kopre Stier, die bulkt van 't weereloos geschrei, Ik zie het vuur van trots 's Lands Weduwen verslinden, En de Arme kunnen pas een brok aan 't deursteil vinden, Waar in de wellust danst op 't hupp'len van 't schalmei. Schonk ik u op dien voet het pekel tot een stal? Spreek Norsse Leeuw, gelyk een Nyl uyt zeven monden. Waar heb ik ooit een dier zo snood in 't Woud gevonden? Als ik thans heerschen zie op mynen Waterwal. Ja volk, gy waart myn burgt, een toevlugt van de deugt: {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik gloorde, als ik dagt, hier huist myn waare Tempel: Maar nu uw zoolen gaan naar Dan, en Bethels drempel; Is 't uyt, want droef heid sluit den poort voor al myn vreugt! Zal ik, die Vader ben, dan schreyen om een Wigt? Moet ik, een Koning, dan voor Onderzaten knielen? Neen, die het alles schiep, zal 't liever weer ontzielen, Dan dat hy zulken weg tot zyn Tropheën stigt. 'k Dreef eens een zoon te veld, en die quam levend t'huis, Na hy, met smaad gedood, een pluim had moeten schraagen, Waar van de roozen nog op doornen purper draagen, Maar 'k waag geen tweede slag op 't moordrat van een kruis. Kom, Boänerges, vat den dolk, en kloof ter neêr, Al wat dat wapens voert om Michaël te trotzen. Ik plant ligt hooger stoel op steil en beter rotzen, Dan ik geklonken heb uyt Eiken van het Meir. Het mes deyt uyt den scheê, de houwer is gereet; De Aards-slagter wagt na 't sein om Neêrland te vernielen. Maar ach! medogentheid leid voor haar zelfs te knielen, En roept: hebt gy daar toe dien dras uyt zouwt gekneet? Zal 't dagligt van u zon dan krimpen in een nagt? De Bybel des Verbonds dan duiken voor uw tooren? ô Neen, de Roomsche Wolf zou op die rampen glooren, En plooyen om zyn Pels een riem van Lam'ren vagt. In 't midden van dien stryd, dat wegen, dat gewik, Zo schouwt de zevenstar het dwaalen der Planeeten, En ziet den Schutter reeds op 't Schorpioen gezeten Van 't geesselend gestarnt, met vlammen tot haar schrik. Het geld het firmament van mynen pekelmuur; Zyn Puyën treên te wyts op waterige dreeven, Het zouwt wil aan de zon geene Ambergeuren geeven, En daarom is het uyt, ô haardsteê met uw vuur. De domper van 't bederf is reeds om hoog gebeurt; Straks quynt de kandelaar, ontbloot van ligt en glanssen, En dan is 't nagt, ô dag! met al u zang en danssen, En 't kleed van naberouw, helaas! te laat gescheurt. Pook langs myn Ninivè, ô Jonas! stof en as! Gord zakken om den heup der Dorpen en Kasteelen! Wy zullen op de kniê voor God een Treurlied veelen, Die eer de wortelrots van onze Steden was. De gryze Majesteit van 't Haagse Capitool, Leunt, als het Moses past, op Arons Offerkrukken, Om van Gods Troon gena voor Abrams erv' te plukken. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} Met een gebukten kruin, en een ontblooten zool. 's Lands Godheid, hees van zorg, roept zelfs door Levi's klok: Erbarm u Sinaï, op Jacobs overschotten! Wilt gy uw Israël, door Pek en Swavel knotten? Wat doet u Heiland dan met zynen Slangen stok? Zy wyst den Vader 't Beeld, waar in hy alles zag, En in dien spiegel 't regt, om zondaars te verschoonen: Wilt liever onzen kruin dan die van 't volk ontkroonen! Zo 'er gestraft moet zyn, ô oorzaak van den dag! Wy staan voor Isak in, en zyn den Ram, myn God! Keel ons voor Hebers zoon, uw kind, uwe uitverkooren! Wie zou, al is hy maar een mensch, niet aanstonds hooren, Na zulken vroomen taal als uit 's Lands helden bot? De liefde smaakt aan 't hart, wat of myn Schepper voelt: Zyn vuur dat smelt door 't vogt, hy kan, hy mag niet straffen! Laat al de tooren vry op waare liefde blaffen, Zy is het die gestaâg haar eigen wit bedoelt. 't Kanon valt van 't Affuit op 't sling'ren der gebeên: Myn David veld, ô God! u Goliad, door steenen; 'k Zeg diamanten slegts, die zuivere oogen weenen, Als 't hart maar zagt van hart, mag uit haar zelven treên. Als 't uit de klooven stapt van al wat eigen is, Gelyk 't een Tortel past, die heet na trekkebekken, Haar Ega wenst op 't nest tot wedermin te wekken, Zo gloort zy als een Duif in Edens wildernis. Wat vrugten plukt men niet naar 't plassen langs de Zee! Spreek Noach voor dien geest, die langs een meir van traanen, U quam den steilen weg na Ararath te baanen: Want ziet, ik wensch met drift, myn Neêrland aan dien Reè! Ik wouw wel, kon het zyn, voor Cham, als Japhet gaan Op Sems geweiden pas, na 't spits van uwe altaaren! Om voor myn Vaderland, als Enoch, op te vaaren Ten hemel van 't gemoed, door van myn zelfs te slaan! Maar neen, dat eigen is een Rave van uw hut, Die met een Swaanen-veer zyn bruinen huid beschildert, Ach! was ik niet van 't wit door 't zondig swart verwildert, Wat had Gods Tempel niet aan my een heldren stut! Nu sta ik maar van ver, en schouw de Majesteit Des Ephots, op den borst van Neêrlands Aronieten, Gelyk een zilvre bron die paerlen wil gieten, Om dat ons dorre Duin te ver van 't water lyd. Ik spreek van 't pekel niet dat op ons banken barnt: {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} Neen, traanen zyn de dauw die onze velden derven! Dat zyn de stroomen die myn doften moeten kerven, Eer men den Trekvaart vind na 't opperste gestarnt. ô Kabbelende Vliet! vermurw de harde Rots, Zo ryst de Springfontyn van vasten en gebeden, Langs 't dankende gesport, op Cherubs breede treeden, Tot aan 't Uitspantzeldom des grooten wonder Gods! Die ons zo lang bewaard, voorzeker straffen zal, Zo wy niet wars van ons, het al in hem verliezen, Die Mozes vissen kon uyt teen en zwakke biezen, Doe hy in 't Nylzog swom langs Pharao's vetten Wal. Dat voorbeeld zy genoeg, voor die verstand bezit; Dat wyst, dat zonneschyn een dogter is der reegen. Is in de treurigheid, myn Ziel, uw vreugt geleegen? Doet dan, gelyk 't hem past, die om niets anders bid. ô Zee! ô Oceaan! myn zak word week door 't nat; Al de as en 't stof van 't Land, spoelt weg van brakke traanen! Wie zal de dorstige Ark een weg tot blydschap baanen? Daar 't bloed, myn God! voor zweet, uyt Jesus leden spat. Het lighaam van dat hooft, dat knielt op Golgotha; De dooren van berouw pleit voor de roode roozen! Ach! was de heele Zee tot dun Crystal bevroozen! Zy kreeg, door vogt van 't vuur, een Hemel vol genaâ! ô Spiegel van de Ziel! roep uyt: Het is volbragt! En sterf een dood, door niets te willen nog begeeren: Zo zal u Zeraphien op Adams erv' regeeren! En zien met groot triomph, hoe Eendragt nog maakt Magt. Als 't onderst' van Natuur het bovenst' maar omvat, Dan lag ik met den Ram, den Arend en zyn Gieren. Laat Heel de wereld vry aanrukken op 's Lands spieren, Ik zie den Leeuw te veld, die mynen Leeuw aanbad. Schrik donders op uw vest! Gods blixem staat gereet! Een enkle Bom van hem, kan al wat leeft, vernielen! Wie zouw niet graag in stof, in as en zakken knielen, Als men uyt zulken deeg zo schoonen Paasbrood kneet. Komt, nutters van 't verdriet! 't word tyd, om lust en vreugt Te plukken door Geloof, door Hoop, en Liefdens tanden. ô Emaus van dit blad! hoe voelde ik 't harte branden! Toen ik door 't breekzel zag den wasdom van myn jeugt. NB. Een Beschryving der waare Vriendschap, zal dezen Boetgezant van zyn post aflossen. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 15 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 24. Maart. Arrige aures, Pamphile, dat is, te zeggen: hout uwe lepels op, haazen koppen, Momus zal ze vol ka..... Een schotel Koolwarmoes, omtrent zo qualyk te vinden in deze wereld, als een Maagdom by de hedendaagze Bruiden zullen wy den Lezer opdissen. Zint een reeks van jaaren hebben die knollen niet willen groeyen, die ik heden het vierdevat voor een dubbeltje schaf. De liefde van Sanche, en zyn Ezel heeft uit, want Orestes, en Pylades leggen overhoop. David is dood, en Jonathan begraven, met een woord, de waare vriendschap slagt een geldelooze Deêrn, die wel aan den man wil, maar niet en kan. Van die prei zullen wy egter praaten, want dewylze zelver stom is, kan ze haar eigen woord niet doen. Zy heeft een goed hart in 't lyf, en daarom zyn 'er geen duiten in haar tas, en by gebrek van die is de deugd geen eenen speld waard. Al was je zo wys, als Doctor Crispyn hoorde te zyn, nog zou je voor gek loopen, zo je van een anders leer geen riemen wist te snyën. Yder een schoen na den voet te kunnen maaken is 't werk van een braaven Baas, maar met een en het zelve pikdraad alles te flikken, hoort tot de bequaamheid van den onwaardigen knegt H.C. die beregt Zotten, en Wyzen uit een doos. Hy slagt de Paus, want hy smeert met een, en den zelven oly Ouden, en Jongen, en daarom Vagebonderenze meest op een paar vetlaarzen na de andere wereld, schoon ze hier liever aan het smertelykste flerecyn een halven eeuw zouden willen quynen. O de Dood ziet 'er te naar uit voor die geene, die het waare leven {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} niet en kennen. Zy die een dartig, of veertig jaaren gestorven zyn zwetzen anders. Kunnen die spreeken? zul je vraagen. Wy antwoorden ja. Waar me? vraagt Thomas. Met hunne werken, bolletje, want de tong laatenze den Paap bezigen. Die Snaak heeft de praat in pagt, maar het doen schuilt by den leek. Hoe onnozelder duif, hoe mindet arg. Tusschen een Wolf en een Schaap is een Antepathie, die eeuwigduurende blyft, want de eerste houwt van neemen, en de laatste is een vyand van 't geeven, en uit dien text bewys ik, dat de fynen niet graag kuit schieten, als de grooven hun hom hebben verbruit. Die deugdzaame Rentmeesters moeten rekenschap, zeggenze, geeven van hun talent, en daarom begravenze het zo diep in den geldkist, dat het nimmer zon ziet, als dan wanneer de winst van een half, of quart percent zyn noot te kennen geeft. Voor de rest zyn de vroomen doorgaants doof voor alle vermaaningen der armen. 't Is vliegende de vrienden hebben zo veel last, datze de vriendschap niet kunnen cultiveeren, en daarom Broeder, of Zuster zo je begeert by de vergadering der geloovigen te blyven, zo eetje boontjes uit het water, en heb je die niet, zo snuiffer op uit: want het is nog eerelyker voor dief, dan voor bedelaar te loopen. 't Is wel waar dat de laaste van het stro na den hemel stapt, en de ander van den galg ter helle daalt, maar wat zal men doen. Het noodlot staat ze pal gelyk een staale muur zyt Jan Vos. Ben je tot een kalis gebooren, je zult als geen rykaart sterven, altoos ik zal 'er u de weg door myn geld niet toebaanen, en om de waarheid te zeggen u manier van leeven accordeert met myne concepten niet, en dat is genoeg om voor altoos van het geeven bevryd te zyn. Wat Kerel van verstand kan dit qualyk nemen, want dewyl de inquisitie der Spanjaarden hier heeft genestelt, isser nog al een tamelyk worteltje by tartuffe blyven zitten. Hy meet de heele religie met een el van eigenbaat, en daarom schiet 'er nooit een halfzestienden deel barmhertigheid voor den zondaar over. O de regtveerdigheid is zo heilig, dat het vergeeven, en vergeeten met den patient aan den zelven brandpraal versmagt. Yder dier, dat na een mensch gelykt, heeft een zeker concept, het geen hy als een Michas afgod giet, en aanbid; en om dat te doen gelden verkiest hy zig een leviet, die na zyn {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} zin revelt. Zo lange die opgeworpen Priester hulde aan dien altaar der meningen doed, zo kluift hy de beste brokjes uit den schotel. Walgende vriend, zyn meesters zottiezen, hy verveeld het Heerschap. Want wiens brood dat ik eet, wiens woord dat ik spreek. 't Is vliegende, ik vergun u myn tafel, als een Heer, om myn knegt te zyn. Roept de ander weerom, daar heb ik den brui van; straks gaat Jonker Micha uit wandelen om te zien, of 'er geen beter Jabroeders te vinden zyn. Krygt hy een Sociniaan, Mennoniet, Quaker, of Werkheilig beet, hy is klaar. 't Is vliegende, wat man is dat? Hemel! welken rok, zonder plooijen, of opslaagen? Aan dat Pharizeesche kleed is wel te zien, dat hy voor al geen Esseër, nog Sadduceër is. Let eens op zyn zuinigheid. Geen eenen penning heeft hy voor de wereld over. Al storf Adam van honger, deze Chr... zou hem geen eenen kruimel brood geeven. O neen, hy is zo verslorven, dat hy zig nooit rept, of roert, of hy moest de zestehalfsklok hooren luiën. Dan, dan zeg ik ontwaakt hy uit zyne verrukking. Hy treed van het beschouwelyke tot het bedenkelyke wezen, en pas is dat geschied, of weg is het geld. De ydelheid is in den zak, en de devotie praalt op den bek. Zo een Heiland moet Micha hebben, want die leert hem uit zyn goude munt, dat hy het kruis voor al moet vlieden. Is dat waar, denkt de Snaak, dan moet die armen stompert, dien ik had verkooren, de deur uit. 't Is Vriend N.N. vertrek uit onze grenspaalen, en Gadareenze Jurisdictie, want onze Varkens zyn in gevaar van alle te barsten. Wil jy duivels uitbannen, loop elders, want wy willen liever bezeeten, dan arm zyn. Dat scheelt voeten, en vaamen. Wat zal de zukkel maaken? heeft hy geen kans gezien zyn zakken te vullen, en niet weeten te profiteeren van zyn Meesters schynheiligheid en fyne zeden, hy moet agter het land dwaalen. Maar is de Bol zyn Baas te gaauw geweest, hy heeft zig in den beginne verzien van het afval des altaars; hy heeft de maximen der uiterlyke vroomen ingezoogen, hy heeft het teken des beestes aangenomen, hy loopt voor Smous langs de huizen, en deuren, om wat te handelen ofte schaggeren, hy weet zyn huik na dz wind te hangen, in summa hy maakt, dat hy een geheele Priester lykt. Zo een vent is zyn kost dubbeld {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} waard, en ook doorgaants wel zo arglistig, dat hy voor zyn afscheid, dezerteert. Die verwagt geen cassatie. Neen, die neemt zyn pas onder den schoen, en de eerste, die hem loon bied, die diend hy. Hy slagt de Zwitzers, al waar het geld regent, houwt hy zyn hoed op. 't Is een Actionist, een Windhandelaar, een Bedrieger, niet in Zuider zee actien, neen, in religie zaaken. Na die reizen, en daalen gedraagt hy zig. Een compleet Makelaar vind de beurs der vroomen, aan dien held, want het liegen, onder een schyn van waarheid is zyn geduurige betragting, en om dat hy dat kan, is hy overal gewild. Och 't is zulken eerelyken man! Aärons octrooi glimpt op zyn tronie! men zouw zweeren, dat hy tot een Priester gebooren was. Let eens op zyn oogen! Hemel! hoe zedig! de mond lagt, met zo veel zekerheid, als of hy Oost, en West had uitgevonden. Wat teemt hy in zyn discours? Bloed hoe zugt, en kugt de Quaker? zou hy wel tweifelingen willen verkoopen? Heeft hy ook een definitie gevonden over de onzekerheid? Wagt een beetje, straks zullen de bergen baaren. Wat zal het zyn? een Muis. Het komt doorgaants op kool, en raapen uit, want de oeffenings knevel trekt eer, en profyt van zyn Teem, en de toehoorders gaan winderig, mal, en slimmer weg, dan ze gekomen zyn. Zy worden groots, en hoveerdig, voor nederig, en om die reden lasteren zy ook meest een ander, die niet uit gedost in den slangen huid der hedendaagze fynen, gelyk een Duif van tak, op tak huppelt, om zig in ordentelyke vryheden te vermaaken. Dog hier van genoeg: 't was gezeit, wy zouden de waare vriendschap ten tooneele voeren. Maar hier is werk aan vast, want alle de Marionetten der vier aardsche Kroonen zyn 'er niet na gesteld. Ik weet niet wat aan de Poppen scheelt. Zy kunnen wel voor Jazon, en Medea ageeren, maar de deugd te vertoonen is hun doen niet. Geen gruwel onder de zon. of men kan het uitvoeren, maar de goede werken zyn onnavolgbaar voor myne Comedianten. Noemt my maar een quaat, dat 'er gedaan kan worden, ik wed ze bakken 't me, zo'er anders maar voordeel, of plaisier opzit. Dat ik Regent was van de Blaauwe tent, ik smeet al het kanalje in een zak, en pakte op met myn kraam. Geen deugd te willen doen? wel ik zeg daar speelt de drommel me. Halte myn pen. Momus {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} krygt gehoor: de doodsbeenderen beginnen te leeven. Zy roepen, uwe knegten zyn vroom. Op een schelmstuk tien, twaalf moet de Regter niet zien. Maar buiten dat zyn wy eerelyk, want wy doen na de mode der tyden. Die ons tracteeren, die geeven wy den darm weder vol, en die dat niet verrigten, die houden wy, als Kanonieken, voor apocryf. Wy zyn de Vriendhoudentheid zelfs, want alle die geene, die haar kniën voor onzen baal buigen, krygen een brok uit Elis offerketel. Wat zeg je Leemannen, en Poppen tegens uwen Schilder? Ben je zulk volk? wel ik meende zeker dat je altemaal maar kanalje in de Republiek der Philozophen waart. Wy kanalje! Zelderement! Baas zeg dat niet, roepter een voor allen, bezie me eens ter deegen. Ik wil van myn buuren niet spreeken, die zyn slegt genoeg. Maar ik, uw dienaar, myn Heer, ben het vyfde rat aan den Zonnewaagen. Ben je dan een Mennoniet, Kerel? Zou ik haast vraagen. Geenzins, ik ben de Omnibus aliquid, sed de toto nihil, dat is, ik lyk alles, en ben niemendal, zagt ik verspreek me, ik ben een Vrygeest, die niets gevoel, dog alles beleef. Myn Religie bestaat in geen bespiegeling, maar in volbrenging. In houw van geen praaten, maar van doen. Door goede werken volbreng ik de liefde. De Wet is my natuurelyk ingeschapen, en daarom kan ik niet laaten deugdzaam te zyn. Daar zyn een deel Comedianten, en Comediantinnen, maar die hebben van de Garsten Brooden niet gegeeten. Die kunnen als Haagze Acteurs wel voor Poesjenelles, en Zotten ten Tooneele klimmen, maar niet voor Wysgeeren. Dien rol past ons. Isser iets van u dienst? Sinjeur Momus, beveel maar. Uwe Hermaphrodiet zal voor Man en Vrouw teffens beginnen. Trek het gordyn maar open. Ik heb reets een pakje om myn huid, dat voldoening zal geeven aan den aanschouwer; en begin ik op te snyën zo zulje wonderen hooren. Silentium, Heeren, de hedendaagze vriendschap begind, met den Lazarusklep van Vader Labaddie te oreren. Dat de waare Vriendschap meer moet gerigt zyn, na den snoer der reden, dan der driften, is onwederspreekbaar. De laaste zyn een gesting van een overeilend bryn, of een warm bloed, dog het eerste is een Pylaar, die op de waarheid zelfs gebouwd is. De dingen te gronden in haar wortel is de natuur {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} der zaaken te peilen. Al wat stryd met de eenvoudigheid der beginzelen, is het einde der zaaken te ontbeeren. Alle dingen hoorden bepaalt te blyven tot haar oorzaak, en die dat niet zyn, loopen ten bederven. Al wat leeft is geworden tot eer van den maker, en de naaste weg daar toe leid in de ontbering der Schepzelen. Het regte gebruik der goederen is in de verzaking geleegen. Alle overdaad benevelt de zinnen. Door de matigheid verkrygt men een overvloedige bequaamheid, om door alle vezels in den geest te dringen, en hy die dat doet kan van weinig voedzel leeven. De overdaad is een vyand der vriendschap. En ik weet het niet, of men vaak geen meer nut doet (hier begind NB den regten Teem) door de menschen alle voordeelen te ontrekken, dan ze hun toe te voegen. Met hoe weinig is de natuur niet te vreden, als ze beschaaft, endigt in haar Schepper? Een stukje Brood met Water kan de aandagt geen kleintje opbeuren. 't Is of in die spys een zekere vryheid schuilt voor het gemoed, die by de Patreizen te nutten niet word gevonden. Niet dat ik die wil afkeuren. Geenzins, als men ze hebben kan, zonder een ander te belasten, mag men ze gebruiken, dog inzonderheid, als men geheel verstorven aan de smaak het meer bezigt, tot versterking van dit bouwvallig vlees, dan tot dartelheid der tonge. Maar wie durft dit byna van zig zelve roemen? Og, de eigenheid mengt zig zo ligt in alle wezens in, en de rykdom isser een groote weg toe. Dat welmeenende Broeders, en Zusters dit te regt begreepen, zy zouden, die aardze goederen onder waare Rentmeesters bestellen. Ik wil van my niet spreeken, daar zyn 'er meer, die op het nut van hun evennaasten doelen. Och! het is een zwaare last ryk te zyn, en nog zwaarder zyn schatten wel te besteeden. Den armen te helpen is heerelyk, maar het wel te doen is heilig. Het kruis diend meer ten nutte, dan de munt. Och Vrinden, dat gy dat wist, gy zout spaarzaam zyn in u geld uit te schieten. De begeerelykheid trekt voedzel uit zilver, en goud. De lieden leggen de Sestehalven vaak niet aan tot drooge gord, en Paardeboonen, neen, zy domineeren in overdaad, door 'er zomwylen een weinig zuivel over te gieten, en dat van het uwe. Let op dat laaste woord. 't Is wel waar dat alles hoort gemeen te zyn onder de Broeders, maar waar zyn die? Ach hoe weinigen maken zig die naam waardig! wat my betreft ik kender een zeer klein hoopje van, en ligt dat 'er maar twee, drie opregten onderschuilen. De rest hebben de gedaante wel, maar geen wezen. Dat zyn schaduwen, geldelooze zukkels, arme zielen, de andere zyn gezegent na ziel, en geest, dewylze het gebruik der gelukken verstaan, en beleeven. Meen je dat regte verstandigen iets zullen afschieten, zonder een langdurig overleg? Geenzins, zy slagten de goddelozen niet, die door vriendelyke buiën bewoogen in den zak tasten by den gis, om nooddruftigen te spyzen. Foei! wat gruwel! een mes in een kindervuist te steeken! dat is de dood, en de helle te baaren voor den slegten. Waare liefde is wyzer. Die wikt, en die weegt alles na de Wet. Geen één aas, of gryn moeter uitgedeelt worden, zonder diepe nadenking. {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} Men moet onderzoeken, uitrekenen, en begrypen, wat 'er nodig is voor het bestaan van een vriend, en liever te min, dan te veel besteeden. Ach! het is zo lastig in verzoeking te vallen door overvloed. Iemand zullende geholpen worden, moet hy het waardig zyn, en dit in vervolg betoonen, door zig te schikken na den zin van zyn weldoender. Hy moet amen zeggen op zyn eis. Zyn eigen zin, en verstand verslaaven aan zyn weldoender. Geen plaizier hebben, als in de versterving van zyn eigen genegentheid. Al wat hem waard is, al wie hy bemind, al waar zyn hart na uitgaat afstaan. Want voor dat weinige dat hy trekt moet hy 't alles verlaaten, zyn Vrinden, en Maagen verzaaken, zyn zelfs niet meer zyn. Foei dat zelfs zyn! hy hoort zyn Mecaenas toe, en welken Mecaenas? Geen ander, als die zyn nut zoekt, door hem even zo veel te geeven, dat hy in staat is om dit leeven te rekken tot een zaligen dood. Ziet dat heet waare Vriendschap omtrent den nootlydenden te pleegen. Van die der ryken spreek ik thans niet, want die hebben een meerder vryheid malkander te nutte te zyn. Die hoeven geen goudgewigtje te bezigen, om malkander te onthaalen: want daar schuilt een zekere vryhartigheid by vroomeryken, waar me ze den ander vergasten, die men den armen niet kan, ten weinigsten niet mag wys maaken. O de eenvoudigheid is het beste voedzel der leeken. Dat heb ik hun altyd doen lepelen, als een Melk, als een Lammertjes Pap, als een Rysten Brydje met Suiker, en Pypkaneel, terwyl ik de verder gekomene zo veel kool heb verkogt, dat ik thans in de raapen verdwaal. Wat zeg je? Meester, heb ik die rol niet al redelyk wel gebakken? zou Anthonette de Bouringjon dat al veel beter hebben kunnen klaaren, had zy die party moeten speelen? my dunkt, gy zwygt; maar dat is niemendal, laat de aanschouwers spreeken, inzonderheid de fynen, ik wed zy zullen zeggen, de Kerel heeft gelykt. 't Is jammer dat hy voor geen Ziekentrooster ageert. De Dieven vloogen van zelfs na de galg op die taal. 't Zou zyn, hier is niet te doen op de wereld, want de vroomen hebben alles in pagt. Ja, Momus zo leid het 'er, en was 't my geoorloft om dezen text uit te breiden, ik zouw 'er nog vry wat kunnen by doen, om de Mistiken, Piëtisten, Böhmisten, en het verdere Schorrenmorrie der afgezonderden ten toon te stellen. Zaagt gy die Fanatiken van binnen, gy verliefde op haare uiterlyke deugden. Gy wierd van Momus een Overtoomze Bever, of nog veragter nar, ja wat meer is, gy verschopte alle Ideën der valsche Vriendschap, om de waare Vriendschap zelfs te erlangen, die ik u heb afgemaalt. Onsterffelyke Themis! waar toe hebt gy my geen Koevoet, voor een Veder in den vuist gedouwt? Ach was ik een beul voor een Digter! ik zou die knevel Rabraaken, die de Vriendschap vermoord. Die Pop uit het Doolhof, die daar heeft gesprooken diend de tong uit den bek gerukt. Is dat liefde? Heet dat vriendschap vertoonen. Voort schurk na het Dolhuis der gierigaarts, of ik maak u beenen. Kom nooit op myn Theater, of ik breek u arm, en beenen stuk. Zyt gy de Snaak, die de Bot zal vergallen, en praat gy zo van de deugd. Nu verwonder ik my langer niet, dat de armen van {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} honger uergaan, en de Wysgeeren door gebrek sneuvelen. O Zon! verlost Apollo van Midas oordeel, en ooren! Marsias moet gevilt! zal de wysheid triompheeren. Spreek Faebus, door myn mond, want de G..spraak der vroomen liegt. De gierigheid speeld voor Leeraar by de fynen: dat is het kalf, waar me die Philistynen ploegen. Dat breekt Sampzon de nek. Geen nood, moet de dapperheid sneuvelen, zy schudde Dagons Kerk ter neer! dat ik die Pylaaren verwring! eer ik verwissel. Ik wil liever sterven, dan by znlke monsters leeven. De dood is zoeter, dan by de onbesnedene te woonen. Vriendschap is iets anders. Dat is lyf, en leeven wagen voor den zynen. Die men eerst verkiest voor zyn Orestes, moet men als Pylades byblyven. Schoon Jonathan zyn eigen Koning verraad, door de party van den toekomende Vorst te ampleteeren, nog eert David den geene die uiterlyk een crime laesae Majestatis begong. Dc zugt tot de Kroon school weg by de erfgenaam, doe hy zyn Vriend waarschouwde voor zyns Heers wrevel. Voor al de wereld was het verdoemelyk te heulen met de wederparty eens eigenen Vaders, en egter blyft zyn roem by de waare vroomen geheiligt. Een goede naam is beter dan oly, zyt Salomon, en wie kan die beter verkrygen, dan die ze opoffert tot nut van zyn Vriend. Wie bleef de Opperharder by in zyn leet, als de Vrouwen. Johannes volgde van verre, en naderde het kruis, doe de andere vlooden. Petrus gaf het op, doe het quam tot voorspraak en bekentenis. Wie deed beter? Judas, of Maria Magdalena? De een verrade zyn Vriend, de ander verzelde zyn graf met traanen. In de nood sprong de deugd te paard. De Raadsheer dekte de overgeschoote spieren met zyn rots. Die hy heimelyk had geëert by zyn leeven, erkende hy openbaar voor zyn Vriend in den dood. Op de kant van tegenspoed moet de Vriendschap haar natuur vertoonen. Voor een ander te zyn is zyn liefde kragtdadig te maaken. De rest is Teem, en Huigelary. Al die praat van myn Pop Tartuffe zyn streeken van eigenbaat. 't Is waar 't zyn vergulde Pillen, en gelyken na de Hesperidische Appelen van Herkules, maar 't zyn Peeren der doode Zee. Dat 'er de zogenaamde vroomen aan barsten! zyn de wenschingen van Momus! die vast bezig is dien schynheilig te villen, die door een fyne tong den Potscherf heeft verzwaart, waar me de armc Job zyn schurfte leden borsteld. NB. Verwagt een Courante Carmenede per naasten. Deze Leersaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur Gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jans-straat, uytgegeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekoomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. van Tol, en P. vander Burg, Utregt, Besseling, Zutphen, Rynvisch, Hoorn, Beukelman, Purmerend, Hogendorp, Middelburg, van Hoeke, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 16 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 31. Maart. DE Cardinaal Cossia, een der zeventig Dissipulen van den Roomschen Heiland, korts door ons gewoogen zynde, wierd te ligt bevonden. Zyn hoed kwam my zwaarder voor, dan zyn heele kop. Of 'er aan den brynschedel iets hapert weet ik niet, maar dit gaat zeker, dat hy meer belyd, dan hy beleefd. Trouwens het is een Paap, en dat absolveert den man voor alle napraat by de goedhartige Catholyken. Die mogen over hun Harder geen vonnis vellen. Door amen te zeggen voldoen die de Inquisitie der Gemyterden. Wy iets Geuzer, dan het Gemeen, zullen dezen Goliad met een twee drie kyën bombardeeren, en geeft hy het dan niet op, dan heeft hy de bezwooren helm van Malbruno op zyn hoofd, en wie kan daar tegen praaten? of het moest een Hennekemaaijer der Baarden zyn. Myn zeepballen zyn geestelyk, en daarom hebben wy den brui van het vlees, dat zig verschuilt onder een Munniken Pei. Als je wiskunstig gebreeken wild vinden, zoek dan maar in een Bedelkap. Het net van Sinte Pieter scheurt van misslagen, als het aan dien kant de zee nadert. Dat men by de eenvoudige met moeite opbaggert, kan men by die wysaarts om een zuurzien bekomen. Zy leeren de verloochening met de mond, en beleevenze kragtdadig door de werken, en schoon de haan van 't gewissen kraait, zy blyven doof voor dien toon. In dat punt heeft Simon meêr navolgers, dan in de boete, en bekeering. Het eerste bewaard het heerschap voor het kruys, en 't ander schaft weinig munt in den buydel. Op dat woord is 't gloria in excelsis. Het miserere voegt beter op een so- {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} beren dis. Bloed! als de Franciscaan geen te Deum mag zingen aan een beker van een stoop, dan geeft hy zyn credo den bof, om een ave Maria te lezen. Haalt hy uit dat Rosenkransje niet een vetten smul, dan heeft hy den brui van de professie. Och! was ik nog in de waereld, denkt Pater, ik nam een mater te baat, die het aan geen kluiten ontbreekt. Al had moer, voor één, zes kinderkens, ik zou 'er niet eens na zien, als 'er maar oly van in myn lamp regende; ziet, daar is het tog alles om te doen, hoewel zulks niet hoorden te zyn. Maar wat zal men zeggen, het past tot den uyterlyken dienst, en daarom is de innerlyke Priesterloos van voorstanders der waarheid. Een enkele Leeraar schuilt 'er wel, maar de zinnen zyn 'er weinig van gestigt. Die willen wat hebben dat de ooren voldoet, en de verborge Prediker zwetst van zwygen. De heele oratie van de geest diend om het vlees te dooden: en om die reeden keuren de meesten de verborgene inspraken af Lapzalvers voldoen den gekwetsten zondaar, en de Samaritaan krygt zyn paspoort. Je zult zeggen dat is nog al veel, want oudtyds gingen Priester, en Leviet voorby, nu blyven ze pal by hunne biegtelingen. 't Is waar, maar nu zit 'er kuit in de vis. Voor dezen schooten de Antagonisten van Juda niet af aan de Pharizeën, maar nu de waereld in het laatste der daagen zo verligt schynt, dat het zonde en schande is, nu is 'er overal wat te winnen, als men maar weeke pleisters op schurfde wonden kan leggen. Hebje dat kunsje gevonden Bedelmunniken, dat is 'er kans om als Turken te plaisieren. De Seraillen der Hoven gaan van zelver open, als gy uw oor sluit voor de pligt uwes beroeps; maar wil iemand voor Sint Jan ageeren, men maakt den Dooper een kop korter dan Herodes. Men brengt hem Mama t'huis, die vat hem in het voorschoot der Kerk, en weg is de Boedgezant. Zou men dan niet danssen, als de deugden uit de vertrekken der Grooten verbannen, ons de vloer vry laaten tot ydelheid? Ik zeg ja, uit de mond van honderd duizenden, die liever een snol, dan een mater dolorosa begroeten. By traanen vinden de Edellieden zelden heul. Zy stikken liever onder den last van hunne ingebeelde quartieren te maintineeren, dan dat ze een oogenblik zoude rusten in de bezeffing van hunne nietigheden. O de schilden en wapens der verloochening zyn wat anders, als de Ridderspooren der Vliesheeren! Met de laatste ver- {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} trapt men dikwils de armen, daar men door de andere zyn Vaderland te nutte blyft. Als men den waaren Adel zoekt in het kruis niet op den borst, maar op den nek te torschen, dan zyn de Malthesers overwinnaars van hun eigen Turkendom. Die gezwooren vyand te bevegten, door den dolk der versterving, die doet dat Christendom groeijen', waar van zyn Eminentie boven vermeld belydenis schynt gedaan te hebben, doe hy den Cardinaalsmuts opzette, om de geboden der Schrift met voeten te treeden. Die belast geen Waarzeggers, of Planeetonderzoekers te vraagen, veel minder te gelooven, en ondertusschen heeft onze Koolhaas dit byde verrigt. Hy dagt te hooren van het Orakel der Zotten, en Wyzen, of hy nog eens met twee sessen zou mogen gooijen tegens elf oogen in het Conclave, na een Pausselyken troon. Hy dagt, ik ben door myn verkreege waardigheid zo wel in staat, om geävanceert te worden tot een Servus Servorum, die de waereld regeert, gelyk myn Baas Orsini is. 't Is wel waar, dat die tnegentig per Cent vromer is dan ik ben, maar daarom is 'er ook meer kans voor my, om tot dien Setel te steigeren. Hy is by ongeluk Paus geworden, en ik zal het ligt agterhaalen, door Madame de Fortuin van vooren by het hair te vatten. 't Is wel waar, dar past geen Bisschop, maar wat zal men zeggen: de Kroon is wel een Misje waard. Meenig een is 'er door een ongeöorloofde zoen te geeven geävanceert. Dat neef, en nigtschap weet wat! zou ik daar van beginnen, ik had een jaar werk. Maar neen, myn harssenwinkel staat al zo kroes, als die van Vader Cossia. Heer Bileam hoort van den Ezel zyn vonnis. 't Is uit Don Quichot met uw avontuur; de Schik godinnen meenen u te mollen. In Maart zal u staartstar verschieten; niet na het Klooster van Sinte Cicilia, ba neen, maar na Charons bootje. Hoewel die vertellingen nu by geen man van oordeel ingressie hoorden te vinden, zo is 'er evenwel periculum in mora. De Paap vat na zyn Pols. Hy twyfelt of hy leeft, of dat hy dood is. De plaisieren speelen schuilenwinkje, en als hy uiterlyk schynt te lagchen, dan weent hy van binnen. Och Cossia, Cossia wat benje gebruit! pas hebje een rode Rok verdiend, door de heilige Paai te believen, of weg is de vreugt. Zo spreekt de Kerkprelaat, die wie weet hoeveel wel zou willen geeven, wist hy een Jupiter, die het nootlot kon verzetten. Zal Saul van de toveres na Samuël keeren? dat zy verre. Wie eens met de nikker {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} consulteert, neemt selden een Apostel te baat. De laatste zou hem leer ren, by zyn leven te sterven; die zou hem wyzen na het kerkhof det begeerelykheden, door niet anders te wenschen als de Oppermag wilde. Hier door kreeg Hiskias genade, want zyn verzoek ging gepaart met onderwerping aan den Souverein. Maar daar weet men by de Latynen weinig van. Als die den Pausselyken Pantoffel maar mogen kussen, dan hebbenze vollen aflaat. Ze slagten de Wyven in Amsterdam, als die maar moogen ruiken aan het leer van Doctor Krispyn, wordenze genezen; de vallende ziekte knielt voor de opsteiging; de bloedgangen worden gestulpt door stopmiddelen, de borsten krygen zog, de onvrugtbare werpen jongen, de dooden voelen leeven, met een woord, daar huist onder ons een Hipocraat, die kouwde en hitte uit eenen mond kan blaazen. Prykte deze Esculaap, als een waaragtige slang aan het Roomsche Firmament, wie weet of hy de Planeeten met geen schoenpinnen vergaf? Hy kent ze alle by naam, inzonderheid is zyn Sollarise hette zo na aan Luna vermaagdschapt, dat het wonder is, dat' er geene Gemini uit zyn Virgo botten. Of zyn Schorpioen te dodelyk steekt, weet ik niet, maar dit is zeker dat hy meer zieken alleen deporteert, dan alle de andere Geneeshelden cureeren, en dat is veel voor een gepromoveerde Schoenmaker, die met de dwaalsterren even zo leeft, als Lambert met zyn dopjes. Was het niet op het tipje, dat zyn Eminentie zou afgestoten worden, door Atropos, ik zou zeggen, op de post! fluks als een man te paard! reid weg, stout Ruitertje, reid weg zou 't zyn. Neem wat Elixir van schoenspykers meê, of verwurg al de Hemelingen met uw pikdraat, om een enkele Cardinaal te bevryën voor hare influentien. Nu is het te ver gekomen, de tyd is voorby; de bloed ligt al bereid, en klaar, de laarzen gesmeert. Wat gedaan? wy zullen de voorzegging der Profetie als Joden te gemoet zien, en valt het anders uit, wy zullen 't met den Talmud opveilen, en blyven hartnekkig beweeren, dat niemand van dreigen sterft, Alzo min als een Italiaansche bank rottier een eerlyk man kan schenden, al zo min kunnen ons de Planeeten schaden, zo wy niet overgelovig, door malle inpressien ons zelven verzuimen. Men ziet dikwils een valsche voorzegging waar worden, om dat een zwakke geest die na haar trekt. Hy doet wys, die zig met het tegenwoordige bemoeit, en dat zo behandeld, als of het reeds daar was. Een vroom man kent geen {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} tyd, wyl hy in de eeuwigheid verschoolen, oogenblikkelyk adem haald in de circel van niets te zyn, of te wenschen. Zo een ziel sterft niet, maar verwisselt door den dood tot een geduurige versterving van al wat eigen is. Kende de Cardinaal dat, hy was zo gerust als ik ben, die my met niets bemoei, als met wel te doen. Weet iemand iets beter, hy leere my dat, ik zal 'er hem voor schenken de weg na het Dolhuis der Poeëten. Vraagt iemand wat dat voor spooken zyn? men zal'er u een definitie van geven. Eertyds wierenze erkent voor Propheeten, Waarzeggers, Philosophen, Uitleggers der G..spraken, menschen, die bezielt waaren met onnavolgbre instortingen, met een woord, het waaren die geene, die van de grooten geëerd, en van de klynen aangebeden wierden, om de verheventheid hunner verstanden, schoon dat de minste hunne meningen konden peilen. Nu zynze even gelyk de deur en stoepstylen der huizen, waar aan de reuën pissen. Men estimeert ze, zo ze geen geld hebben (het geen een ziekte is die de Digtknnst doorgaants verzeld) voor compleete gekken. De botste verstanden keurenze egaal met kruijers, en pakkers, en weidenze de voorhuizen tot verhoorplaatzen toe. Beschaafder geesten geevenze een lik uit den pan, en groetenze voor bedelaars van fatzoen. Het gemeen zou de waterpot des Huwelyks niet durven bezigen, zo 'er eerst niet een huuwelykszegen over gelezen was, die de eene of de andere Maro, ik wil zeggen Visvliet had berymt. De middelmatige lieden gaan onder het couvart van een diergelyk cedeltje na het heimelyk gemak, en de groote agten het voor een laxatief om het secreet der trouw gaande te houden. In summa, het is een volk, dat Koningryken, nog Republieken weinig voordeel aanbrengt, dewylze al het geene, datze met Digten winnen, somtyds met wyën verteeren. Niet datze veel Ossen en Landereyen bezitten, geenzints, de Weykunst van eenige bestaat in een oud hembd, en in eenige zieleloze mieren. Ik spreek nu, dat je 't vat Lezer, van die allergeringste broeders dezer Societeit, waar van ik 'er twee heb gekend. Daar zyn 'er voortreffelyker, maar die zyn zo groots, datze altemets uit honger in zes dagen geen stoelgang behoeven. Die spreeken zo verheeven, dat 'er de polevyen hunner schoenen van barsten. Die hebben een Spaanse Grandes in den veder, die hunne maag doet eisen van miseri. Die zyn gedegent, gelobt, gedast, en opgetrarariet, als de {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} Marionetten der Rederykkameren. Die zien 'er uit, als Virgilius zonder Mecaenas, dat is te zeggen vry windering, en niet minder kaal. Dat slag is wel het gevaarlykst, want dewyl het niet kan verliezen, zo heeft het ook geen vermogen om te winnen, en daarom is de behoef tigheid de geduurige schaduuw van een Nederlands Poëet, die met de overdaad zelden vegt, of het moest zyn in de consumptie van een morgenlepeltje brandemoris, of genever, en in een avond pintje twee drie Luyks, of Bremer bier. Om zulke, of diergelyke redenen zyn die Rymers, die iets meêr bezitten, zo narrig, dat ze als gekken met hunne Colegas niet willen verkeeren. Ja schoon men vaak onder de magerste luizen de grootste byters vind, nog willen de vette het veld niet ruimen voor hunne broeders. Ieder is een Apollo op zyn werf. De eene dekt Clio, de andere zoent Thalia, een derde drukt Melpomene half dood, een vierde popt met zyn Calypso, en zo voort, en al watter van dien arrebeid komt zyn of dolle, of malle, of kreupele jongens. Word 'er iets toegesteld dat na wysheid zweemd, dat is apocryf. Vliegende schieten de wolven toe en verscheuren malkanders wisjewasjes. 't Is straks: wy gecanoniseerde Lasarus huis rid deren erkennen NN. voor een ketter, niet waardig by narren te woonen, en daarom spreekt men een mond vol lasteringen uit tegens den patient, en men geeft hem over aan de scherpregter der blinde gemeente, die zonder onderzoek de kaerel verklaard voor onverstaanbaar, en dienvolgende verdoemelyk. Ziet dat is altemaal kragtig, en secundum Lucam, en daarom een schildery die meer na het bruin, dan na het helder zweemd. Was de waarheid zo beminnelyk, gelykze hoorden te zyn, wy zouden geen kleintje den Paardenstaart opsteeken tegens de Ezelen, maar nu wetende dat de loogen gangbaar is, verzekeren wy den Lezer, dat 'er geen grotere kribbenbeiters onder de Zon zyn, als die Pegazen, die hun voorvliegen, met kruipen behelpen. Onsterffelyke Musen wat hebje daar lamme zielen onder? wat al logenaars? wat al schandvlekken? bedilallen? spelders? grammaticalisten? schoolbullen? worken, of boere nagtegalen? kikkers, en padden? geen bloem word 'er door Zephier geweeven, op Floraas voorschootje; geen beeldtje gemaalt door Pallas penseel, op het zonnentyk der wysheid, of Arachne vergiftigt het met haar adem. De gal hebben de Poeëten in pagt, en daarom dwaalt de kunst zonder voorstander. De byën bouwen steeden {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} en kasteelen van honing door hunne eendragt, maar het gemeene best der Digtkunde gaat door wrevel verlooren. Hier van daan komt het, dat weinige grooten de Poëzy meêr hanteeren; want wie wil generaal van een party Dolhuisapen zyn? of hy moest een sleutel verkrygen by zyn bediening, om de eene voor, de andere na te kunnen plakken in een der Nommeren van de gezeide wooning. Bloed dat zou helpen! dan kreeg ik voor myn dood ook ligt nog een Mecaenas. Momus zou niet misdobbelen, als het om zo een vertrekje te doen was. 't Zou zyn: hy heeft nu zo lang geraaskald, 't zal tyd zyn dat hy rust, en daar meê de acte getekent, zo zat ik voor Digter in den kakstoel met rinkels. Om de waarheid te zeggen: ik weet niet of het niet veel plaisieriger was voor een verstandig man by goede gekken te woonen, dan by kwaataardige buffels. De hoorens dier dieren zyn scherper, dan die van onze Acteöns. De laatste dekken hunne tropheën met een a la mode pruik, dog de andere ontblooten hunnen toorn, door een kwaadaardige bek. Kon ik ze vol ka.... wat zou ik lagchen! Neemt in dezen de wil, Rymertjes, voor de daad, en zyt verzekert, dat ik u zo lang zal geesselen, tot gy van bokken in lammeren zyt gemetamorphoseert. De Lezerzal ligt denken, hoe of het komen mag, dat ik myn papier, pen, en inkt zo zondig verkwist aan onherstelbaare kranken. Hebt een weinigje gedult, men zal 't u zeggen. Als de Courant maar van Poeëten rept, dan kryg ik vliegende een kreuk in myn verstand. 't Is of 'er een zekere besmettelyke pest schuilt onder dien titel. Pas ruik ik de naam, of ik ben eilhoofdig, en daar zyn 'er meer die 'er over klaagen. Oudtyds waaren die snaaken de geneesheeren der zotten, nu zynze geävanceert om wyzen gek te maaken. Ziet zulke veranderingen schept Naso. Dat zyn de vrugten van den Pindus. Het zeverzaat der Parnastoppen kweekt eeuwigen kwyl, inzonderheid hier te land, alwaar men een Vergiel, en een Frans Balthens even zwaar weegt. 't Is een Poe ëet roept men, dat is te zeggen, laat den uil maar loopen: want zyn heele capitaal bestaat in Rymen, en klinkdigten, en daar schieten zelden boontjes uit het water van over. Voor één Ducaton doet een Hollandse Horatius, of een Amstel Homeer wel tien hoofdbuigingen. Seldrement wat lost zyn Pegasus al regels, als het een Ducaat zal gelden, en komt het op een Pistool aan, dan bekakt hy de heele zaal met gezangen. Dan zyn {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} Bruidegom, of Bruid hun lyf niet zeker. 't Is of ze door de Poezy zullen gerabraakt worden. 't Is erberm u onzer, ô Zanggodinnen! de rekels zyn los, de doggen van de band, met een woord ik schei 'er af... Halte! nog een woord vyf, zes. De maker van het Spel getituleert: de Getrouwde Philosooph, geweigert hebbende portie te willen nemen in de winst van vyfëndartig duizend livres, die de Comedianten van Parys daar mede, door het tienmaal te vertoonen, gewonnen hebben, is van henlieden verëert met een ring ter waarde van twee duizend Ecus: dog hy edelmoediger heeft ze te rug gezonden, met deze byvoeging van woorden, dat hy geen Schryver was om geld, maar om roem te erlangen. Is 't vreemd dat zo een historie my in de harssens slaat? aan de eene kant zie ik de rykdom der Acteurs, aan de andere zyde de glorie van den Schryver. Beide hebbenze geld, en hier zyn de Poeëten, en de Comedianten doorgaans zo arm, als Job. Dat de Regenten der Schouwburgen dit hier eens probeerden met hunne Klugtaanbrengende Rymelaars, wie weet, of de hovaardy niet zou predomineeren over de arremoede. 't Zou ligt zyn: wy Zonen van Apol leeven als Steuren by den wind. De roem doet ons dollen. Of 't zou zyn, wie meenje datje voor hebt? Mollieres Doctoren? en ondertusschen zouden hunne pooten ligt agter uit scharrelen, om geen loon te missen. Hoewel het waar is, dat de meesten in de verzoekinge geleid zynde om iets te ontfangen, zelden weigerig blyven, zo hebben wy 'er evenwel gehad die geld en presenten toegaven, om hunne lorren, door andere vaak geknoeit, ten Theater gevoerd te zien. ô Hier zyn zo wel compleete gekken, als elders. Ik kender meê wel, die voor niet hun geest zouden verspillen, haddenze vlees om de beenen. Maar de D..... mogt voor niet werken, als hy alles mist. Wat my betreft, ik maak duizend maal meer uit Liet hebbery, dan om voordeel. Moest ik niet vreeten ik gaf u myn Papieren om niet, en ligt dat veele wel zo edelmoedig zouden zyn van het op dien koop na hun te haalen. By Midas vind men die eigentschap, en daarom is Apol thans kaal. Men bedingt nu de Poeëzy, als een rommelso aan de deur, en die voor de minste prys zyn katvis levert, heeft de gunst der ryken te baat. Was dit Papier niet vol ik disten u duizend sottisen. Dog al wat in het vat blyft, en zuurt niet. Wy zien malkander over agt daagen, zo ik hoop, weder. Vaart ondertusschen wel, en lag om alle die Poeëten, die dit schryven op hun zelven passen, want de andere, te verheeven om gestooken te worden, zyn niet gemeent, terwyl wy altyd een onderscheit tusschen Uilen, en Bontekraaijen bewaaren. {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 17 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 7. April. Dat Hercules vry na dezen de waarheid til, myn Atlas bukt onder de loogen. Moei van deugden te preeken, meen ik een uiltje te vangen, door 'er van tezwygen. Ik heb op verscheidene manieren myn rollen gespeeld, maar geene wierden ons beter betaalt, dan die het naast accordeerden met de lapsalverende oly. Al waar een weinigje inkomt van de verbetering der zeden verwekt twist. Al oogt men door zyn bestraffing op een derden, de eerste die het leest agt zig geraakt. 't Is vliegende ik ben de man, en schoon het de waare vriendschap vereischt zyn medgezel te geloven, als hy het contrarie beweert, nog kan men niet geheel den hoek te boven zeilen, als 'er eens een zeker iets is opgevat, dat strydig is met onze begrippen. Men verneemt niets, of men past het na dien tyd en dien zin, die men het wil geeven, zonder te bedenken, dat een bestraffer altoos iemand raakt, schoon hy na niemant gooid. Ik verklaar op myn gemoed, dat ik duizend menschen hekel, waar van ik 'er geen een en ken. Ik zie, en ik hoor duizend feilen, en bombardeer die met vermaaningen, en ondertussen hagelt het op mynen bult van zo veel weerom stuitingen, dat ik pas in staat ben, om hem door couragieusen kruiderbalzem langer te smeeren. Ach! was ik mank! dan waaren alle huizen myn, en nu ben ik geen ton ryk om in te woonen. Het loopen op twee zyën heb ik niet geleerd, en daarom konnen een paar opregte stellen geen herberg vinden. 't Is, kaerel, wilje geholpen zyn, hout den bek. Die vrienden nodig heeft, moet zyn tong, en pen in de Lombard zetten. Op zo een pandje kan een wysaart een brootje haalen. Dat is geen zielverkoopen, Lezers, neen, dat doopen de opregte duiven {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} met den naam van de arglistigheid der Slange, en 't is of 't wezen wil, ik kan my met alles, buiten die kunst behelpen. Ik zweem eenigzints na Cornelius Agrippa, en daarom is het kwispelstaarten my verbooden. Ik wou wel, dat ik niet eerlyk was! maar wat zal men doen, als men tot een Wysgeer gebooren word, kan men de zottigheden der eeuwen niet roemen. Had Socrates geheuld met de met de uitterlyke Pallas der fynen, hy had hun vergift niet hoeven te zuipen. Die geen rykdom bezit, hoorde ook geen hoofd te hebben. Dat zyt men van de goede Vrouwen mede, en wie onzer heeft 'er zo een ontmoet. Dat hoort tot de bespiegeling der Philosophen, maar niet tot de ondervinding der tydelingen. Die onder honderd duizend wyven één goede vind, die heeft de papegaai geschooten. Die mag op den steen der wyzen roemen, die een weêrgâ, zonder tong heest verkreegen. Wat zegje, Momus? zonder tong! benje bezeten, vent? dat je zulke dingen durft schryven. Wil je haar hogerhuis met uw lagerhuis doen twisten? Kunt gy als een andere Cromwel dat dwingen door u lanterluus deegen? Al had gy het leger van Xerxes op de been, het versmolt voor dien breeden raad. De legerbundelen der Romeinen zouden straks knielen, rees 'er maar een Hollandze Margareta van de Visbank met haar bek ten stryd. Al had gy de wapenen van Achilles om de ribben, uw hiel was niet vry van den slangenbeet zo zy, niet gedoopt in de vergetelbeek, het adelyke schild der mannelyke agtbaarheid vertrapte, door een vrouwelyke toegeventheid. Spreek Amsterdammers, wat zegje nu? bemoeid zig u dienaar heden met geen logens? zo het nu niet en lukt met myn Papieren, zo is 'er voor ons geen kans met de Pen. Ik zal de wysjes op gaan hemelen. Langs den trap haarer loftuitingen willen wy de starren genaken. Ik heb 'er stof toe gevonden, en meen 'er een kleedtje van te naaijen, als of ik voor de eerste Snyder van Parys zou ageeren. In die genoemde Stad woond een Janseniste Weduw, welkers man de Mercure Galant, by zyn leven plagt te khoeijen, genoemd Madame de Vifé, die het kunsje heeft uitgevonden, om door behulp van eenige brieven, en een calotje van Pater Quesnel op den buik te leggen, een roereloos lighaam der maaten te doen beweegen, als of 'er voor geest, iets natuurelyks mede gemoeid was. Die Juffer had niets, als het hoofd en de hand te baat, en daar meê baktenze een kuur van de andere Waereld. De reliquien deeden operatie, want de beroerde {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} Dame een nagt gedekt geweest zynde met die dierbaare overschotten, deed s'morgens haar kerkgang te voet, tot spyt der draagers, die reeds gissing gemaakt hadden, volgens verzekering der Doctooren, om 'er een stuivertje aan te verdienen. Hoe de buurmeiden gekeeken hebben, laat ik ieder oordeelen, doeze hoorden, dat het overschot van een man die kragt had. Bloed! riep 'er een, wat zou 'er by de vriend zelfs niet te vinden zyn geweest, had zy hem zelfs kunnen besigen? Doet een mutsje op het lyf geleid, die kragt, wat zou een heele Priester niet konnen doen, als hy op deze wyze geëmplojeert wierd? Al was je lam, vrinden, je wierd wakker door zyne inspiratie, vervolgde een Klopje, dat de maximen der heiligen had gelezen. Och! dat vertrouwen weet wat! en ik zou 'er wel iets van konnen zeggen, was het slot, vreesde ik niet, dat gy het begin zoud mispryzen. Daar zyn duizend zaaken die den rynen ryn zyn, dog die de boozen niet en passen! Die gebruiken de dingen niet, maar ze misbruiken de zelve. Wy geöeffender, door afzondering zyn één ziel met onzen Harder, en schoonder al iets van Broêr Cornelis inkwam, wy zouden niet uitwyën met onze zinnen! Neen, die rusten in hun middelpunt, en bly ven daar, tot de noodzakelykheid ons doet ondervinden, dat 'er niets meer te doen valt, als het lighaam te versterken, tot opbeuring van den vermasten geest. Zulke, en diergelyke discourszen vallender doorgaans over de hedendaagze Mirakelen voor, als de Collegianten de Schrift verwringen met valsche argumenten, door walgelyke baggatellen te berde te brengen, die meer omstanders verjaagen, dan lokken. Ik kender onder anderen een, die een oeffening opstelde over de Openbaring, met belofte van na dat Boek verhandeld te hebben, een ander te zullen beginnen, dog eer hy het vierde part had afgehaspelt, was hy Leeraar, zonder één toehoorder, want de eene voor, de andere na deserteerde, om datze voelde, dat wildzang de heele leening was, waar meê de harssenen gevult hun dermaaten verzwakte, dat ligt, nog waarheid pas plaats meêr konden houden op den post. Veele verlaten het publiek, om het afgezonderde, en worden slimmer, om datze vaak vervallen, by een deel kwylebabbels, die met een Sociniaanze werkdadigheid het heele Euangelium verzaken. Regte vryën doen zo niet, want hunne mistiken zin eindigt in de uiterlyke deugd, en daarom voeg ik hier by, dat tusschen afgezonderden en afgezonderden een verschil is, zo groot als {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} tusschen Oost, en West. Ik ken Piëtisten die onder hun effen rok een hobbeligen huit verbergen, en die deugen niet. Maar ik weeter ook, die niets, of weinig vertoonen, en alles beleeven. Voor die heb ik agting, en de zulke behandelen de schielyke genezingen, met andere oogen, als wy vooren hebben afgemaald. Die letten op de eigenschap der geesten, en penetreeren, of 'er een zeker vermoogen schuilt in de inbeelding des gemoeds, om door een waare Synpatetize trek, tot een voorgestelde zaak, dat te erlangen, waar na de begeerte kragtdadig uitgaat. Schoon men veelzints reden heeft de wonderwerken, die t'hans voorkomen, te wantrouwen, zo blyft 'er egter een mogelykheid in duur, waar door ze konnen gebeuren. Ik zal meêr zeggen, twee verschillige voorwerpen van mening, en concepten kunnen dit beide ondervinden, zo ze in de manier van willen, en inbeelden accordeeren. Moses, en de Egiptenaaren deeden dezelve kragten in sommige zaaken, en dog was de een zeer verscheiden van den ander. Die van Romen, en die van Jansenius praaten elk van hunne kunsten, en konnen allebei zo wel liegen, als waarheid zeggen, maar wie zal het oordeelen, als hy die tot de hoogte der wonderen gesteegen, de natuur der Magia kan ontleeden. Dit is een wetenschap t'hans in weinig gebruik, of liever by ons niet bekent, om dat wy met meer waarneeming de uiterlyke voorwerpen, dan de zielsche beweeging der zaaken gaade slaan. 't Schortaan ons, dat wy altyd twyfelen, want het zeker zyn is te vinden in de loslating der Ideën. Door ons begrip over te storten in een anders aart, krygt de natuur voedzel. Als ik harmoniseer, met myn zelve, is alle antepathie dood, en die weg zynde, blyft de vriendschap levendig. Waar die huist zyn de verschillen uit de baan. Niets belet een stil gemoed, om overal te rusten: want daar is geen oorlog, als ik met myn zelfs bevreedigd, door niets worde beroerd. Dog hier van genoeg. 't Was gezeid van daag wakker te liegen, en dat moet ik doen, wil ik genoegen schaffen. Neemt al dit verhaalde om die reden, zo op, zo zyn wy beide voldaan. Want gy krygt een hieltje te kluiven, en ik gooi hier, en daar een beentje te grabbel, en denk, laat 'er de doggen om beiten, zo heb ik nog een weinig tydverdryf voor myn verstand, dat alles onderzoekt, om het beste te kiezen. Maar wie doet dat beter, dan die zig opöffert voor de waarheid. Dog wat is waarheid? vroeg Pilatus, zonder te bedenken, dat hy {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} ze belet, die byna van een ieder beschuldigd, van hem zelfs ter dood wierd verwezen. Her grootste merk der opregtigheid word door 't kruis uitgedrukt. Ik heb 't veelmaal zelfs geprobeert: want hoe meer ik een zaak tref, hoe ik minder voldoening schaf. Men kan alles dulden, als men slegts met geen vilmes de Eeuw haar vel tornt. Een Spaanse vlieg twee, drie gezet bruit 'er nog meê heen, maar met het lancet te peuteren in de ingeboore geveinsdheid der uiterlyke vroomen is onvergeef baar. 't Is vliegende de hond is dol, en 't gemeen een vyand van beulen, komt den scherpregter voor, door een parate executie. Dat wikt geen zaaken, ofze waar of vals zyn, maar te vreeden met de trom des onweers, hakt wysheid, en waarheid tot spaanders. Weg met de deugd, als ze geen munt levert. Aan 't geld, aan 't geld, toetst Midas Apol. Liever duizend ryke Boksvoeten, roept Langöor, dan eenen armen Faebus. Van hier met de kunst, de ezels zyn de baas, is 't woord van de wagt, en verstaje dat, zo passeer, zo niet, ik maak u myn krygsgevangen, plak u op treurenburg, en geef u te weinig om te leeven, en te veel om te sterven, en daar meê is 't uit. Holla! de haat der geveinsden gaat zo ver, dat ze niet alleen heimelyk over de dood der vroomen juichen, maar na het overlyden moeten kinderen en kindskinderen vaak de wrevel der Pharizeën gevoelen. Die aan een Jesuit schuurt, pistaan de Kerk. Hoe straf Moses om billy ke oorzaaken is, nog is Levi, zonder reden, Harder. Ik weet gevallen van Lojola's schaapen, die de moordtant van Dominicus wolven door wrevel overtreffen. Is 't vreemt, dat die vrienden lammeren pelssen draagen, die de kudde weiden om het nierenvet der eenvoudige te kluiven. Met een gebruineerde tronie worden de Nonnen verstrikt, en die 'er zig eenigzints tegen steld is apocryf, inzonderheid zo de knie van den klynen niet bukt voor den afgod van den grooteren. Als de Bul Unigenitus bulkt, dat moet de Os uit de Wei, zo hy hem de Koeijen niet overlaatende, bewyst, dat hy zig minder van verstand, en gaven erkend, dat dien Stier, die alles overschreeuwd door een Concilie stem, geneigd om zyn opperheerschappy door een enkelen bas te doen gelden. Wy noemen de Paus by zyn naam niet, 't is genoeg als wy zeggen, dat een enkele haan kraait, op dat de rest de Roomsche Hennen zou treeden. Men draagt zo een snaak de onfeilbaarheid op, en ondertusschen bestieren de Prelaaten, met de hals {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} van eigenbaat, het geheele hoofd. Het ziet Oost en West, maar door het Zuid, en Noord der barre meeningen word het geschraagt. De naald van 't compas wyst vlak op Sinte Pieters zak; en hoe volder dat die is, hoe hy minder waggelt van den streek. Vrat die magneet geen eizer, hy had nooit geen goud waardig geweest. Door den degen wierden de Heidenen bekeert, en tot erkentenis van dien zegen, ging het Xaverus als Rachel, na de wyze der vrouwen, die te broeijen zat op Labans afgoden. Hadden die van koper geweest, Jacobs liefje was 'er niet op vernibbelt geworden. Was 't om de zielen te doen, de Straat Davids mannetjes wierden zo wel van de Ignatianen gevist, als de Chineezen. Maar neen, de heilige Vaders lusten geen Walvisnog Robbenspek. Een mond vol Thee uit een verguld Japans bakje smaakt lieffelyker dan een hoosvat vol Traan, inzonderheid als 'er wat goude confituuren op volgen: en geen wonder, want die reine beesten zyn te veel vooringenoomen, met de gewoontens de Vaderen. Eer hakte deze yveraars honderd duizend Indiaanen dood, eer zy iets zouden kluiven, 't geen tegens de wellust der gierigheid stryd. In dat geval is de minste een Macchabeër. Maar komt het aan op iets af te schieten, tot voordeel der waare leeden, straks verloochent den Apostel zyn Heer. Liever verraat men den Heiland, door de zynen over te leveren, voor geld, dan dat men schip, en net verlaat, om de waare armoede, door verloochening van zyn eigen voordeel deelagtig te worden. Trouwens die praat is apocryf by die canonike mannen, die te heilig zyn om by uitgeblixemden na de dood zelfs te leggen. Die ze by hun leeven niet mogen groeten, kunnen na het afsterven geen gewyde grond verkrygen. Wyzer was Joseph van Arimathea, die nam de Vermoorde van het Kruis, en wond hem in fyn Lynwaat. Geen balssem was te schoon voor de gelovige Vrouwen, doe zy de Mishandelden, die tusschen twee moordenaaren was verstikt, zogten te zalven, 't Had schyn voor al de waereld, dat hy regtvaerdig was gedoemd, want byna het geheele Sanhedrin was op hem gebeeten, en egter bleek, by zyn ondergang, dat na de nagt een dag op handen was, die de kroon zou schenken aan den Kamper. Hy kreeg hem, doe Judas, geborsten een pelgrimagie deed na de hel. Of het lichaam van dien goeden patriot, die zyn meester had verraaden, niet wel is geplaatst geweest op het kerkhof der Joden, weet ik niet zeker, hoewel ik het gis, want hy was een voorvegter der uiterlyke {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} belydenis diens tyds, en dienvolgende een Lidmaat der publieke Synagoge. Zo een eerlyk man, gecanoniseert door de Bul Unigenitus dier eeuw was al te orthodox om onder de galg, of aan den dyk begraven te zyn. 't Is wel waar, hy had de kerkregten van Israël niet ontfangen, maar ze dubbeld verdiend, om dat hy die ze, voor 'er van te praaten, liever wilde vervullen, had aangebragt, als een invoerder van nieuwe Secte. Waar kan men dat dulden? zal de Paus in den ban? de waarheid op Sinte Pieters stoel? dat zy verre! weg met Jansenius, en zyn rot! wy willen geen verbetering dulden, al was ze nog zo goed, als die de bovendryvende invoeren, en wat zyn dat voor snaaken, ô Roomsche Gezaghebber! ei spreek Innocentius! gy lykt al redelyk deugdzaam voor een man van zulken fatzoen, als gy verbeeld. Waaragtig de bloed, die zo meenigen Kardinaal de mond heeft geopent, slagt my, en moet veel dingen zwygen, die gezeid hoorden te zyn. Eêr zou hy ieder Paap en Munnik van 't heele Christendom een aalmoes van een Pistool aan waardy zyn Ridder van Sint Joris mede te deelen, durven gebieden, dan voor de vuist biegten, hoe veel hoerekinderen zyn huisvrouw, de kerk wel heeft in de waereld gebragt, onder het coevart van een paar gewyde hoorens, met drie kroonen. De eerste gift zou de Geuzen konnen bruijen, dog het zeggen der waarheid zyn loogen detroneeren. Elk wil wel een ander zien plaagen, maar niemand verlangt een gard op zynen rug. 't Is zo gemakkelyk te gebieden, dat niemand voot knegt wil speelen, en dat moet een vrygeboore geest doen, wil zy, als 't een Slaaf past, met een gulden halsband pronken. De Jonker van Albano heeft dit kunsje beer. Hy kust des Panssen voeten, als een jonge, en daar voor leeft hy, als een Prins, op het zweet, en het bloed van het gemeen, en 't is hem geen schande van den bedelzak te leeven, want lieden van rang voegt al dat geene, dat kleine misstaat. De Adel heeft iets voor uit, dat meenigen burger deêrn bedriegt. Al de quartieren der Heeren zyn zovol griffioenen, harpyën, leeuwen, en draaken, dat een lam van myn fatzoen 'er voor beeft. En daarom keéren wy weêr na Brussel, daar men een Priester, Jansenius toegedaan, niet heeft willen beregten, om dat hy op hct einde van zyn leeven niet wou omhelzen, het geen hy verdoemde. Dat was een Crimen, mannen, zonder weêrgâ, en daarom ook voor zo straf- {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} baar geoordeeld by Heeroom, en zyn Klopje, dat men hem bedisputeert, na het overleiden, een eerlyke plaats voor zyn beenders. Och! voor al was het, moet deze ketter by de waare gelovigen niet leggen, of hy zou ze ontstigten. Wie weet, of zyn geest van dwaaling de regtzinngien niet mogt aansteeken? Zagt, zagt, Momus, de dooden verwisselen niet van meening, als de levendige, roept deze pen. Ja, ja, praatjes, zeggen de domme Romeinen. De Duivel is nagaande, en een Jansenist is slimmer dan een Geus. Men kan die knaapen niet vertrouwen, die zonder zielmissen hu Paardje speelen, na de andere waereld. En 't zy ook, hoe het zy, door een dooden te kasteiden zullen hun de levendigen beteren. Door een geesseling, en een brandmerk op de kist te zien van een Appellant, zullen de andere schreeuwlelyken den bek leeren houwen. 't Zal ten minsten zyn, laat ons veinzen om onze Familie met geen schandaal te bekladden. Het luid wel eens zo vies, dat men zeit de kaerel is niet fatzoendelyk begraaven, dan dat men gild hy leid in de hel. Het laatste is tamelyk gemeen, dog het eerste beurt selden, en om die reeden is hy een man van oordeel, zeggen de lieden, die zig schikt na de gewoonte van zyn Vaderland. Kunje niet huilen met de wolven in het bos, zo benje veeg, vrinden. Bedenk dit meê, Momus, zo zullen uwe actien reizen, en doe je 't niet, zy zullen daalen. NB. Wy zullen toekomende week, onder het coevart van Kanon, en Mortieren onze Trencheën openen. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jansstraat, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besselaar, Hoorn, Beukelman, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 18 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 14. April. Na dat Jupyn, eenige jaaren geleden, in den hemel, met toestemming van het hoog- en 't lagerhuis, dat is met communicatie van Goden, en Godessen, op zwaare straffen had verbooden, dat de benedenste Potentaaten zig in geenen deelen zouden bemoeijen met malkanders geregtigheden te besnoeijen, zo arriveert 'er buiten verwagting voor het afgaan der Posten, viervoets een expresse van onderen ten Hove, juist terwyl groote Papa bezig was, om Juno een sprookje van 't rood kousje te vertellen, met dit inportante nieuws, dat geene der kleinste Mogendheden niet alleen bezig waren om by den sliepscheer-ende-mes van Pluto hunne dolken te doen scherpen, maar dat men werkelyk reeds handgemeen zynde, van zints scheen malkanderen den broek te willen ontveeteren, tot nadeel van duizende ongelukkige zielen, die verstooken van Huizen, en Erven, op het tipje staan om Minos, en Rhadamanth dermaaten met processen te incommodeeren, datze naauwelyks tyd zullen konnen vinden, om een mond vol vreetens met rust te neemen. Ik zeg in die tyd, dat Juno haar exter zag huppelen, wierden de hekken verhangen, waar door een nul op het request getekent, oorzaak was, dat Mama dermaaten uitborst in de Pontusze Klaagliederen van Nazo, dat de breede raad van Coelum toeschoot, om haare traanen te stillen: dog te vergeefs, wyl één geäbuscerde vrouw meêr rusie alleen maakt, dan honderd geresolveerde mannen. 't Was, daar leid nu den brui, de hoop op een erfgenaam voor de kroon is uit. Als de baas te veld moet, dan muffen de wyven. Ik ken de aart van myn knorrepot. Hy {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} wil liever vegten, dan eeten. Om een haverstroo zaalt hy een hoos, en beklimt zyn Orcaan. Hy gemeender, dan Swaanenburg, met donder, en blixem, steekt zyn zwavelstok liever in een duit buskruit, dan in het laatje der trouw. Als Jupiter aan de gang is, dan staat hem geen Typhon: want hy speult met de bergen, als wy met de bikkels. Ik weet niet wie eêr moei is, ik, of hy, maar dit weet ik, dat de Gemalin van een Soldaat alleen moet slaapen, zo ze zig met de gebuuren in tyd van nood niet en behelpt. Och! dat huuwen met een man van Staat, dat weet wat! Seldrement een eeuwige honger is aan myne kwartieren vast. Dat Jaagen, en Vissen op een ander is de ondergang van den Adel. Met een woord ik ben bedorven. Juno is nog maagd van haar mans zei, en hadze aan geen distel gevreeven, ligt hadze uit verdriet in 't Bagyne Klooster van Mechelen dienst genomen by een gezonden Pater. Daar, daar kan een Brabandze Vestaâl den haart warm houden door 't heilig vuur. Dat is wat anders te zeggen, als de zwavelspuit des Donderaars te verwagten. Die smeult Semeêl tot gruis. Neen, de troostreden van een geschoore Munnik geeft andere klem. Daar gelt het, met duizend caressen, myn herteke, myn lieveke, myn belloke. By ons is 't Mevrouw, en dat is 't al. ô Goden! waar toe ben ik Vorstin, en geen Boeredeêrn? Die trekt zomtyds van 't heerschop nog een zoen met een stoter; maar wy, wy ongelukkigen bikken op een lepel karnemelk, zonder room. 't Is hou daar, Princes, en ondertusschen krygt men niemendal. Ik laat al de Waereld oordeelen, of Momus niet moest lagchen, doe de Trouwgodes zo koddig huilde. Te meer doe Venus riep: Madame heeft gelyk. Daar is myn Vulkaan, die is, beget! zo kreupel, als een douzyn Hollandze Rymers te zamen konnen zyn, en egter zou ik zyn kruk tegens de flits van uw Paai niet willen ruilen. Hy zou Doctor Crispyn, in de uitlegging van het leer niet willen toegeeven, al gaf hy al de leesten toe, die hy met zyn pikdraat heeft bekwylt. Als het aankomt op een definitie der Planeeten, dan plakt hy my op het Aanbeeld, en zonder den Moker te ontzien, zo doet hy my de starren beschouwen, dat ik verstom. Dan denk ik: hoe moet het Zweedze Eizer niet gloeijen, als een domme du.... het met een moffenhamer doorkneet? De {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} kennis van ons zelven is den weg om anderen te peilen. Dat zei Socrates, en hy lei tusschen twee begeerlykheden, waar van de één alleen in staat was om een heelen Philosooph te verslinden. Ik zou meêr zeggen, riep Cypriot, maar de opsteiging van den schoenknoeijer, doet my nedervallen, als of ik de middernagts kroon stont te verdienen. Ik moet hooren, wat 'er te doen is? Zyn de Turken in mars na den hemel? Willenze de halve maan ronden? Zoekenze de starren te besnyën? Goden! wie hoorden ooit van een voorhuid by ons? Wy zyn immers wit, en vlak papier, en al wie wil, kan 'er zyn naam optekenen. Hier stond de Liefde zo gedweê, als ofze de sleutel des afgronds zou ontfangen; en in die tyd spalkte de Vader der Goden zyn waffel open, als een kwakzalver, die den lapis zal veilen. Onraat sloeg zyn ratel. De Leenmannen van onzen benedensten Staat leggen overhoop, bulkte Europa's Stier, en myne Kalveren, in steê van als Poëten vaerzen te knoeijen, tieren om melk by de koei des bederfs. Bellona's tepel, gezwollen van salpeter, word gelurkt, door den muil des oorlogs. De bloemen der vrede zyn vertreeden. Myn wei! bloed! myn wei is bevuilt van de ossen. Ruik, Messieurs, wat stinkt het van onderen na boven! Doet het dakvenster toe, Kakkedoris, myn lyfarts, of uw meester sterft. Esculaap kende vliegende zyn naam, en zonder wagten nam de stilleveger een prop Smousse Brazilje Tabak van de Joden Breestraat, en duuwden hem in den domper van Saturnus zoon, die 'er door verkwikt, aldus voortvoer te ageeren: gy weet, Heeren, en Dames, dat de Comediën vervallen uit gebrek van goede Speelders. Ik spreek niet van Amsterdam, nog van den Haag, want daar is het werk onherstelbaar, zo lang Midas Apol knevelt. Maar ik oog, jongens, op die snaaken, die liever Cavejaar en Ansjovis peuselen, dan een schotel Koolwarmoes. ô Die kóst eet de Mufti te Romen gaeren! Dat is kluif zonder been, roept die heilig, als hy 'er zyn eerstgeboorte om verpast. Die knevel is in 't spel, maar ik zal 't by myn z... schutten, verstaâ ik anders 't Verkeeren. Orsini, 't is waar, na zyn doen en professie is nog al een reedelyk nar, als ik op Alexander de zesde zie, maar hy heeft luizen, als torren. Onder dien dekmantel van fyn te zyn, schuilen de neeten des Satans. Dat loopje de Propaganda fide is de broeikast der Jesui- {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} ten. Daar staat om kool voor haan op te kraaijen, terwyl zyn, hen van jan, en alle man getreeden, meêr uilen eijeren leid, dan my Alcmena s'morgens in myn bierënbrood gaf, doe ik drie nagten had gezweet om dien Hercules te fokken, die beter gespleeten, dan de beste meid, zyn eene been in Europa, en 't andere in Africa kon zetten. Hoor, of ik al veel babbel, Gibralter word gebombardeert. Een der pooten van myn Ooyevaar is in gevaar gesloopt te worden door de hannekenmaaijer van Mars. Je weet wel van wien ik spreek. 't Is van myn Alcides, die daar prykt, als een agtkanten boer, om van boven na onderen te duiken. Dat 's een gasje! een Cartouche, een Sjaco, een Toon Parlapoe, met een woord, een bol die na galg, nog rad en vraagd. Hebben de Spanjaards veigen, wy hebben dadels. Wat of die rammen schort, dat ze met hunne getakte spitzen, als gecornutiseerde bokken, op onzen eenhooren durven bonzen. Ik heb 'er een, vraag het Europa, van de andere waereld. Haal ik die voor den dag ik stoot het heele Vlies door. Weg met Kolchos baggatel! onze dolk doet wonderen. Al spuuwt de Draak vuur, wy hebben een papje, om hem te doen zwygen, niet waar Medeä? Trouwens die is in de hel, nu, dat is tot daar aan toe. Dit is een text van Broêr Cornelis met het hair hier by gesleurt, en bevalt hy je niet, zo veel te beter, ik slagt de Paap, en heb het zeggen zo vry, als gy het zwygen. Wel de drommel mogt langer zyn bek houwen, riep Atlas, als de Vorsten raaskallen. Je zaait Molquernze stulpen, groothans, voor egte gebouwen. Wie kan de Grooten verstaan, als ze malkanderen niet verstaan? Gy, je wyf, en al de Goden zyn een party aapen. Terwyl je in 't Parlement der Starren redenrykt, speelt men beneden vast den baas. Men klauwtert langs myn rug na uw troon, en gy met uw blaas, met boonen voorzien, praat in uw kakstoel, als een jongen van drie jaaren. Geef ordentelyk bescheid, of zie daar ik laat den heelen horlement zakken. Ik heb hu zo veel duizend eeuwen uw baggatellen gehoort, en ondertusschen zo verslimmeren de tyden. Dat altoosduurend hemeltorschen verveeld den aardbol. Of schaf rust op de waereld, of geef my myn paspoort, en bedongen loon. 't Is Atlasje voor, en Atlasje naar, en ondertusschen staat al myn goed in de Lombard. Men maakt pandtjes van de deugd, en verdiensten, en over een jaar, en {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} zes weeken is alles verlooren. Was je een fatzoendelyk kaerel, paai, je zoud Bellona aan den band leggen, en herscheppen alle de pothuis Poeëten tot éénen Antonides, om de Vrede te zingen. Neen, Vader tiktakt met Moeder. Twee dobbelsteentjes zyn 't tydverdryf van Juno, en als Jupiter eens twaalf oogen zal gooijen, komt het op een drie uit. Hier van daan ontspruit een kwaad huishouden. Uw Griet zet een keel op van den du.... Wy alle verleegen om dat geraas, denken dat uw oude pooten, van het flerecyn doorbeten, in den roode duffelze deeken van Titan moeten gebakert zyn. Aurora kan pas zien, of zy vat den krekel uit zyn luijeren om 'er u meê te gerieven, maar al vergeefs, het schort u, daar het Doctor Crispyn schort. In de ból zit de kei, niet in de schoen. Hoe krygen wy 'er hem uit? Wasje Paaps, vendt, ik lied je belezen, nu benje maar een Heiden, en daarom hakken de Christenen malkanderen van een. ô Gruwel! Spanjen, en de Keizer slaan de handen in den ander, om hunnen streng te styven. Men haalt doode koeijen uit de sloot, men zoekt pretensien, men vind krakeel, men belegert Vest, en Stad, het geld de Geuzen, roept de Inquisitie Prins, en zommige voegender by dat de Ridder Don Quichot van Boulogne, om avontuuren te zoeken, Schotland zal naderen. Waar wil dit heen? De heele Waereld in een bloedbad! Pas beginnen de wonden des oorlogs te draagen, en te reipen, door de zalf der dierbare vrede, of het Spekkig Fenyn schiet zyn takken in de etter der striemen. Weenen maakt alliantie met zyn vrinden, en Hanover voorziet zig by tyds van wieken voor de ophanden staande breuk. En naâuw is 't volbragt of de trommel slaat vuur. Gibralter aangeblaft door kanon, geeft kogels ten antwoord, en schoon het onwinbaar word geägt, zo treed Eölus in 't Hanovers Tractaat. Zyn goede patriot de Oostenwind blaast in Engelands zeilen; 't is repje, scheerje, voer AEtna over de zee, en bombardeer de hel. Wat zal 't worden, Jupiter? Maar wat mag ik vraagen? de kinkel geeuwd, als een Boerescheepen in den Regtbank. Hy weet van tuiten, nog van blaazen, want te vreeden met zyn titel, laat hy de Ryken verslinden, door de uitgetooge zwaarden der Vorsten. Men zou zeggen: de oude Foenix zou verjonkt hebben, door die hartige taal te booren, maar 't is vergeefs gefluit, als 't Paardje {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} niet wil pissen. Ik zal ze beget kapoenen, riep de Brabander, en hy had geen scherp. Na al 't gerochel wierd 'er niets zekers beslooten. Wy zullen 't zien, sprak de Zon, en hy had een doek voor de oogen. Dit werk is dubieus, zei Vulkaan, want alle myne Ciclopen zyn Zwitzers. Zy dienen alle man om geld, en die de blankste billen heeft zal boven leggen. Hoewel myn Venus leit meest onder. Verlieft ze dan? zulje vraagen. Ba neen! ze trogchelt de beurs van Mars zo leeg, dat 'er niets overschiet. De Gallen, Mynheer Atlas, vervolgde hy, rusten een Oorlogsschip uit onder de naam van myn Gemalin. Al was je Pluto zelfs; je zoud knielen voor een naakte meid. Ik, zo oud als ik ben, ik zou ....... Nu dat is tot daar aan toe. Vat je 't Juno? Hier begon de sloof weêr van vooren af dermaaten te greinen, dat de heele zaak, op zyn Regensburgs, ad referendum wierd genomen, en wyl de meeste Goden nog geene genoegzame instructien hadden ontfangen, zo scheidenze onverrigter zaaken, in spyt van twee drie Magnaten, die meenende op een Poolzen Ryksdag te zyn, den Sabel dermaaten zwaaiden door het midden der Juffers, dat veele gelooven, dat men na negen maanden van groote veranderingen zal hooren. Wat voor een Tryntjemoêr of die kindertjes zal roeijen weet ik niet, alleen my dunkt, dat Charon, de Vroedmeester, dien rol het beste voegd. Wat ons betreft, wy blyven t'huis, hiermede vergenoegd, dat 'er altyd wel jongens zullen gevonden worden, die met een lantaaren aan de neus gespykert, alles gaeren zullen onderzoeken, schoon wy met een silentium provisioneel de uitgangen der dingen verzegelen. Agter de schermen verdeeld men de rollen. De Acteurs verstaanze doorgaants zelver niet, dog de Directeuren hoordenze te doorgronden, en schoonze ze al niet begreepen, de botte aanschouwers klappen meêr in de handen over de potzen van een nar, dan over de zedenlessen van een Wysgeer, die ik heden heb gequiteert, om te toonen, dat op zyn beurt mal te wezen een blyk is van 't grootste verstand. {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} Postscriptum. Ten verzoeke van twee, drie goede vrinden, heb ik niet willen onderlaaten deze volgende Klinkdigten op te stellen, die ik hen, en alle de Lezers mededeel, als een aanspraak der Spanjaarts voor Gibralter, en een antwoord der Engelzen aan hunlieden, op den zelven toon. Galm. Zou Spanjens Argonout den Vlieslauwrier niet plukken? Schoon Kolchos Zwavelstier, door 't Albions metaal, Een berg van kogels spouwt, om 't dappere oorlogsstaal Den briesschenden Monarch, uit de eiz're klaauw te rukken: Zo was hy niet geteeld, door 't dondrend blixem drukken, Dat Jupyn, op Alcmeên, met volle zegenpraal Volbragt, doe hy, hervormd, in 't beeld van haar gemaal, Drie nagten bezig was, om voor haar schoot te bukken. Gy kent de grootsheid niet van 't Lodewykze bloed, Wiens Foenix, op het nest, door vlammen opgevoed, Salpeeter beeken drinkt, voor geurige ambrozynen. ô Ja! als Jazon spreekt, zo valt Gibralter neêr: Die Hercules Pylaar begeert geene and'ren Heer, Als die op éénen dag twee waerelds kan beschynen. Wederstuit. Zou Hercules kolom, uit kliparduin geklonken, Door duizend beilen, die Vulkaan op 't aanbeeld sleep, Tot roem van hem, die eêr een Leeuw den stroot toeneep, Dan beeven, voor uw Ram, op zyn metaale schonken! {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} Die uit G..s blixemspeen den donder heeft gedronken, Doe hy, in de cizere wieg twee slanggedrogten greep, En naderhand een reus, vol moed te barsten kneep, Blaast uit zyn heldenneus, nog vuur, en oorlogsvonken. Alcides, op myn zuil, gestandert, met zyn knots, Treet straks de spooren af, van onzen wonderrots, Om uw mortier, en bom, door slag, op slag te kerven. Hoe wil de waereld niet, neêrknielen voor dit staal? Als Fama brommen zal, op Jazons arssenaal: Myn Vliesverwinnaar zag alhier zyn deegen sterven! NB. Gelieft, Lezer, te observeeren, dat Gibralter niet verre van den berg Calpe, een der Hercules Pylaaren in Europa, vlak over de andere, Abyle genaamt, in Africa leid, en dat dit Papier, en Vaerzen daar op eenigzints speelen. Dese Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jansstraat, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekomen, als ook tot Haarlem, M van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besscling, Hoorn, Beukelman, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 19 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 21. April. Zyn Roomze onfeilbaarheid, aan zyne onfeilbaarheid wantrouwende, schynd een onherstelbaar feil tegens de grondwetten van Sinte Pieters Jurisdictie, te zullen begaan, nu hy van gedagten word, om zyn eigen keus ter onderzoek te stellen aan een party zogenaamde Geestelyken, die, of om voordeel zullen heulen met zyne verlangens, of die wederspreeken om dezelve reden. De Heer Bicchi, in petto tot Kardinaal verheeven, ontmoet zo veel tegenkantingen van het Sacro Colegio, dat zyn Heiligheid begeerig word, om die keus te stremmen, zo het kan geschieden, zonder kreuk van zyn gewissen. Hy die eerst, door dwang eens Konings zo ver is gebragt, dat hy eene bediening van die natuur heeft willen geeven, aan den geene, die ze volgens zyne conscientie niet verdiende, om dat hy gezondigd heeft, na de Prelaaten zeggen tegens de absolute souvereiniteit van een opgeworpe Myterdom, is nu bevreest, om dat gemoed te bezwadderen, door een baggatel van een splinter, dat even te vooren bezoedelt wierd, door een balk van eindeloze gebreeken. Zo de zeventig Discipulen van den Paus altemaal met zo veele moeiten worden gekruit na het Vaticaan, zo dunkt my, dat Simon de Tovenaar geen klyntje, by 't opveilen der bedieningen, aan 't meinen is. Die schurk word nooit schaap, veel minder uit gebrek van assistenten, en medecomplicen geplaatst in het Rasphuis der Inquisitie, want al waar hy na een kerkelyke bediening bied, heeft hy niet alleen een deel suffisante borgen van een party kuipersgezellen te baat, maar onder voorgeving van een G..delyk beroep kraait hy als een haan dermaaten op zyn {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} nest den booven toon, dat kapoenen, hennen, en kuikens verbaast staan over de ondoorgrondbre assurantie, die onafscheidbaar vast is aan alle die geene, die op een traditieuse trant verkooren, hunne heele bediening bewyzen uit een meerderheid van stemmen, zonder op te letten, dat de Waare Gezanten van den Opper Prins tot die waardigheid konnen, en moeten gebragt zyn, door een zekere innerlyke bekwaamheid, die het kruisje, nog de wykwast van een Bisschop niet magtig zyn te schenken. Het is niet onbillyk, Catholyke Heeren, dat 'er een zekere order, en goede schikkelykheid blyft in de huishouding uwes tempels, maar 't is jammer, dat de meeste directeuren meêr letten op haar eigen belang, dan op het welzyn der kudde. Yder heeft een vriend, of een vriends vriend, en om die reden vangen de Neven van den Zaligmaaker doorgaants bot. Al was je Sint Pieter zelf, je waart apocryf, zo je niet, volgens de Canon der Concilien, alle geestelyke inspraaken, accordeerende met de zin des Bybels, verwierp, by aldien ze strydig scheenen met de grondvesten van die Vaderen, die door hunne van de Overigheid geschonken magt, alle die geene voor ketters verklaaren, die juist niet overeenstemmen, met die stellingen, die zy, of begrypen, of om reden van staat doordringen te moeten begreepen worden. Wy zien van tyd tot tyd, dat 'er nieuwe dingen op het tapyt komen, ja dat de beste zeer veel aanstoot leiden, eêr ze den hoek te boven zeilen, en nog mag niemant twyfelen aan het oude, voor, en aleêr zy, die op de oudheid snoeven, hunne oude letterschoenen verwerpen, om andere te verkreigen. Waaren de eerste meeningen der vroegere Vergaderingen goed geweest, de laatere hadden ze niet afgekeurt, en waaren de latere nut, die thans opkomen zouden ze niet verwerpen. Zo lange de volmaaktheid der kennisse niet gevonden is, zo lange hoorde yder vryheid, te hebben, om 'er na te staan. Maar neen, zeid de Paus, zalig zyn ze, die botzyn, zy zullen ezels voor ......... Jansenius gelykt ons niet, want hy wil van beesten menschen maaken, zonder te letten op den waaren zin der Munniken, die het contrarie verrigt. Was de minste der R: kerk een Leeraar, wel dan verviel de Choorkap. Was yder, gelyk het hoorden te zyn, een Nazarener, zo zouden de afgezonderden penningen tot den heiligen dienst, zo waerelds worden, datze, in steê van Pontificaal, geheel Catholyk zouden willen zyn. 't Zou {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn, wat doet Judas in 't klooster met de zilverlingen der Pharizeën? Wil hy 'er zyn Heer, en Meester weêr meê verraden? Holla! dat mag niet zyn, wy moeten, als de Apostelen, langs de waereld wandelen, en doen de armen eens proeven, hoe de reike Paters de vasten vieren. Bloed! zat agter die harderlyke bediening geen smeer, Mater zou niet heulen met het opgeworpen Hoofd. Waaren op de kardinaals mutzen doornen gezaaid, of waaren de pyën, en kappen der Munniken met wezentlyke kruissen gestikt, voor geschilderde wisje-wasjes, ik verzekerje, daar zouden weinig treeden gedaan worden, om zo een Officie te erlangen. 't Zou zyn, men kan in de waereld zo wel G.. dienen, als in de Cellen, en daar meê waaren de Chooren te huur, en wie zou ze dan bewoonen? als die bezeeten, door de ontbloting van alle voordeel, door een heilig leven zoude betoonen, dat zy, die thans lollen uit eigenbaat, het eenige ruïen zyn dier waare Reformatie, waar van Luther, en Calvien dien grond geleid hebben, waar op ze verder hoorde gebouwd te worden, om het toppunt der waarheid, en deugden te bereiken. Zo het ons geöorloft was een Spieringje uit te gooijen, om een Kabelauw te vangen, wy zouden vraagen, of van den Paus af, tot den Frater, Cellebroêr, en Hondeslager toe, alles niet is geördineerd, om de heele Gemeinte te veizelen tot de hoogte der volmaaktheid? Zo hier op ja word geantwoord, zo is de vraag verder, of een Leek niet, door gunst des Hemels, hoger kan klimmen dan zyn Biegtheer? Zo dit niet word tegengesprooken, zo is voor de derde maal ons voorstel: of zodanigen persoon, die met David, wyzer is dan zyn Leermeester, niet bevreid is van den jongens plak, en de roei der schooltyrannen? Ja gequalificeert door de natuur der waarheid zelfs, om als een opregte Ezel zyn eigen Bileam te wederspreeken? Zeg je ja, zo ga ik voort, en roep dat de bovendryvende heerschappy der geheele geestelykheid hier in moet toonen, geestelyk te zyn, door dan af te staan van haar donkeren zetel, om voor zulken ligt te knielen. Dog dit wil niet lukken onder de Romeinen, want die maats slagten het Sanhedrim van Israël, dat eêr een beul gebruikte, om de Apostelen van de billykheid hunner gedagten, door een gard te overtuigen, dan door klem van reden. 't Is, wy in de possessie des Altaars, en gesteeven door Kroonen, en Scepters, vraagen niet na de Placaaten des Waaren Monarchs. Ziet aan onzen penning, wiens {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} dienaaren dat wy zyn, roepen de helden, die den kruismunt des Euangeliums verzaaken, om als Keizers te leeven. Mas-Anjello, de Visser, bonst de waare Koning van zyn troon. Laat Sint Pieter duiken na zyn Meesters Martel-lot, Orsini, en zyn Napolitaanze banditen, klauwteren langs goude trappen na Hamans galg. Mogt men Mordechaus, en de waare Gelovigen daar aan hangen, Dominicus sprak het vonnis. De minste Choor Pater wierd een Rakker, kon men een Jansenist door een strop vereeuwigen. Geen zoeter kost eet een Preekheer, dan dat hy, als een wolf, lammeren peuzelt. Uit dien hoek waait nooit barmhertigheid. Het zwaard van Levi vermoord Vader, en Moeder, en egter pagt het de kerk. Daar zit hy als regtvaerdig, schoon Sichems bloed om wraake roept: en wie ziet het, als hy, die agter de gordynen der geveinsdheid gluurende, den naakten boef, ontkleed van zyn rok der publieke choordevotie, hoort juichen, met den roemer in de vuist, op de glorie van zyn bediening. Die word niet geschandvlekt voor het volk, want niemand durft de geheimen openbaaren der tempel charlatans, of hy dobbeld na het vuur, en het mes der Inquisitie baazen. Al zag Momus een Lievevrouwen Broêr, in de bouten van een snol, gelyk geschied is, buiten Antwerpen, nog was zwygen zyn post. Al droeg hy een dronke Parochiepaap, onder den arm na huis, egter moest hy de nugterheid van Heeroom trompetten. Al danste hy buiten Mechelen met beschonke Bagynen een vrolyken deun, nog stond de kuisheid te pryk. Wat zou ik hier niet konnen zeggen, was het zwygen niet nutter, dan het spreeken. Wy ongeördent moogen geen brokken met Elis krauwel raapen uit den ketel van 't Gemeen. 't Is met ons: gy melaatze, moet buiten onze tenten vernagten. Gy onreine moogt niet zien, wat wy met het zilver, en 't goud der Egiptenaaren verrigten. Gieten wy 'er kalveren van! dat 's goed voor Jan maat, niet voor u. Die danst ter helle, en gy praat van den Hemel. Weg nog eens! die van de kunst is, beschaamd zyn meester niet! zo gildt Lambert, als hy de kaart verschiet, en zo zeggen wy, vervolgt de Priester, als wy agter duizend externa op dat innerlyke oogen, waar om de heele uiterlyke kraam word verrigt. In steê dat Heeroom, door den schors breekende, den kern zyn toehoorder zou schenken, zo peuselt hy het {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} pit, en laat den bast voor den Boer. Dit is het oogmerk niet van den Preekstoel, ô Bedelkwanten! Hier om schiep Moses geen Tempel. De Wetten wierden ingevoerd, om Israël te vryën van het kwaad, en niet om ze verslinden, gelyk gechied is, en nog gedaan word. Maar neen, nog verkeert opgenomen, door valsse uitleggers der geheimen, is het heele vólk verslaast aan een dekzel, waar door het verblind niet kan zien, hoe het heele Pausselyke ligt onder een koorenmaat gezet geen andere schyn geeft, als die het eigen belang verkwikt. De uitterlyke kwikken en strikken verblinden den aanschouwer. De kerkuil doet duizend grappen, om de waarheid te verbergen. De loogen, versiert met het zedig gewaat van een Pharizeus, schopt den Tollenaar buiten de deur, om vryër te joelen. De opregtigheid mag niet weeten, wat vryheid de gewaande devotarissen gebruiken. Dat koordeken van Franciscus geeft losse zinnen. In steê dat het armoê, kuisheid en gehoorzaamheid zou leeren, zo schaffen de drie knoopen, die 'er aan vast zyn, het contrarie. De Rozenkrans van Dominicus Ontkranst meenigen Juffer van haar Krans. Ik zwyge nu van het Schapularium, dat voorschootje, en zwabbertje, waar onder de Lieve Vrouwe Broêr dat vlees verbergt, dat op de minste lugt der geest opstaat, als een Caesar, die roept, veni, vidi, vici, en weg is de &c. van de Klop. ô Kalchas! ô Mufti! ô Rabbi! ô Paus! Hoe noem ik best uw naam, en die van de uwe? Wat doet Innocentius meêr, dan Agamemnons Vogelaar? Of wat verrigt Orsini boven den Waarzegger des Sultans, of den Talmudist der Joden? Verscheelen Heidenen, Turken, Smoussen, en Christenen dan in de naam alleen? Moet de daad niet toonen wie het best gekloofd? Hemel! hoe is de Stadhouder met de zynen vervallen! Die eerst goud, nog zilver had, bukt onder den last van drie kroonen! Sint Pieter kent zig zelve niet. Judas verraade zyn Heer, hy zyn eigen, staat. Slimmer Thomas wierd 'er nooit gebooren, want hy geloofd zyn eigen oogen niet. Schoon hy tast, en voeld aan zyn eigen pols, dat de kanker des Christendoms byna onherstelbaar is, nog kookt hy pappen, om dien pest te dempen. 't Lancet durft de grond niet raaken, en daarom plaaistert hy de stinkende wonden met uitterlyke Zalven. Een doekje voor 't {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} bloeden is genoeg, om voor een heilige Esculaap erkent te worden. Door Outaars te wyën, Avetjes, en Credo's te leezen, Wywater te plassen, kruisjes te knoeijen, en duizend sottisen te bakken, meend hy de kerk te zuiveren van gebreeken. Neen, Paai, leg de beil aan den boom, hak Munniken, en Paapen om ver, stook brandhout van Poppen, en Beelden, geeft de geile Nonnen een man, en de ritze Choornarren een wyf, doet de kinderen vader zeggen tegens den Burger, in steê van tegens den Priester, maakt de wyven manvast, en de mannen getrouw aan hun Egte deel: Schenkt het goed van Weduuw, en Weezen, door kloosters verslonden aan den armen weder, leert de beesten menschen zyn, door hun gierigheid te verzaaken, en word zelver van heer knegt, beleef uw naam van Servus Servorum Dei met de daad, geef uw sleutels over, aan hem die ze behooren, verwerp Concilien, Bullen, en Inzettingen der Gemeiterden, en volbreng het boek daadelyk, dat gy met den monde beleid, zo zal 'er kans zyn tot verbeetering der zeden. Al de rest zyn steenen tot Babels tooren. Daar voor een nar te willen gaan zitten op een Ezelin, binnen Benevento, is de regte Apostel niet copieeren. Uw Meester deê het, niet uit vroome grootsheid, maar om door een geestelyke glorie te toonen, hoe de zuivere ziel het lighaam als een lastdier moet drukken. Na Jeruzalem was de koers, niet om te heerschen, maar om te leiden. ô Dat fyn, dat uiterlyke vroom weet wat! Agter 't kruis der hedendaagze Heiligen schuild de Duivel, vriend. Ik ken ze hier van naby, en door die te gronden, is 't my geen moeite Orsini te peilen. 't Is hier een groote last voor menschen een dier te draagen, maar 't zal daar mal zyn als de eene Ezel de andere torst. Maar wat zal men zeggen? De onfeilbaare geest van Innocentius begeert het zo, en daar meê is 't uit. Wind hy 'er niet by, als wat ydele eer van 't Jan Hagel, zyn Dame, die hem zal torschen heeft 'er ten minsten vry lapis van. Zy slagt de Concubien van een Vorst, als die bereeden is van haar Prins raaktze op Stal, en heeft al haar leven de kost. Een Beesje van die natuur is half gecanoniseert: want die een Paus op laat zitten verwisseld vaak in een heilig, en die een groot Heer ten dienst staat, krygt ligt een officie. Waar uit {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} ik concludeer, dat by die devotie meêr voordeel is te wagten, voor de vrouwelyke, dan voor de mannelyke sexe, die ik iets minder keur, dan een dier, by aldien 'er niet betoond word door braave daaden, dat de mensheid predomineert. De gestalte der lighaamen is het minst om een redelyk schepzel te kennen. Uit de ziel, en de beweeging der zinnen moet men den waaren Adam gronden. Een schoone tronie, en een fraaije leest, maaken den Wysgeer niet, maar de veragting des tyds, baart een eeuwige luister. Ik ken mooije mannen, en bevallige wyven, en ondertusschen zyn het een deel du..... voor engelen, en zotten voor verstandigen. De Visionomisten hebben om die reeden veel werk om de geesten te onderscheiden, want zint dat de herschepping van Naso in de waereld is bekent geworden, gelyken 'er veele zielen in verkeerde lighaamen te woonen. Sommige kaerels zyn zo Verwyft, dat Sardanapalus herbooren scheind. En wat de vrouwen een party betreft, die zyn zo heerszugtig, inzonderheid in Holland, als of Semiramis herschaapen was, om de gehuuwde Ninusen te detroneeren. De meisjes van agtien jaaren zyn manen de snotjongens vrouwziek. De Procureuren, en de Advocaten hebben veel van de wolf ingezoogen, de kooplieden accordeeren sterk met de gieren. De Poeëten sympathizeeren met het dolhuis, en zyn inwoonders. De wysaarts krygen beuken, en een deel zotten zien 'er uit als Philosophen. Met een woord: alle dingen zyn anders, als ze scheinen, en daarom heb ik nooit geen smoel op de fynen. Past op je beurs, Lezers, als je een Jesuit, een Sociniaan, Quaker, of Mennoniet ontmoet, want hun kwik heeft meêr overeenstemming met uw beurs, dan de Mercurius met het goud. En wie zou dat zeggen? als hy die vroome Jozephs broeders hoorde teemen over de natuur van den gestoolen beker, die meest (NB.) onder de koorenkoopers schuilt, zo 't anders zeker is, dat de armen de waarheid konnen melden. Het zy, hoe het zy, men verwagtze altoos van dien hoek minder, dan van de Courantiers, die anderzints geronomeert zyn voor Fabriceurs van duizend vindingen. De Haarlem'er Gazettier, om dit te bewyzen, verhaalt ons uit Zweeden een geval voor iets nieuws, dat hier gemeen is. Een zog, zeid hy, heeft daar een {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} varken geworpen, met een menschen aangezigt. Ik ken 'er duizend en meêr in deze Stad, die ezels, buffels, ossen, zwynen &c. zyn, en die egter verstandige uithangborden hebben. De mensheid moet niet uit de figuur gekent zyn, maar uit de geest die 'er in huist. De doorstraling van een edelmoedige inborst doet ons zien, of 'er een engel, of een duivel in de klei gedrukt is. De minste beschouwers dringen door de deur in huis. Zy vergaapen hun aan de stoep, en vensters, zonder kamers, of cabinetten te bezoeken. Hier van daan spruiten zo veel kwade Huuwelyken, en bedorve huishoudingen. Dit is de reden, dat het verstand der geringe lieden word vertreeden, en dat de botheid, en onwetendheid der grooten op veel plaatzen dermaaten zegenpraald, dat de waare wysheid verschopt, moet dwaalen langs hyën, en weegen, zonder andere herberg te vinden, als een eigene stille vergenoeging, 't geen de rustplaats alleen is der zukkelende Philosophen. NB. Een divertissanter papier zal dit ernstigere verpoozen, om dus al zo wel den mingeöeffenden te voldoen, als hem, die op waarheid, en deugden bekoort, wel wenschte, dat Momus nooit sprak, als het geene daar mede overeenstemt. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jansstraat, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekomen, als ook tot Haarlem, M van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 20 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 28. April. Madam Flora, onlangs in de kraam bevallen van een ongewone Hyacinth, niet kunnende accordeeren met Sinjeur Zephier, over de naam van haaren jongen kabouter, liet verscheide winden der Zuid- en Noord-Hollandze Steeden ten doop verzoeken, op hoope dat eene der zelve, door den booventoon te drinken, zou geinspireert worden met een zekeren klank, die overeenkomstig zou mogen zyn met de merite van haaren klynen Tuinhermaphrodiet, van ons thans zo getituleert, om dat wy tot nog toe niet onderweezen, om de aard, en de natuur der bloemen te kennen, aan de teelleden der zelve niet weten te zien, of de man, of de vrouwelyke kunne predomineert. Het spreekwoord, 't geen zeid: die gekken nood, heeft wisse gasten, zag men hier dadelyk vervult, want pas was de galm, door een Haarlem'er Damiäatklok gevloogen van hof, tot hof, of vliegende schooten al de dwaalplaneeten toe, om een vaste star, waar het mogelyk, te beschouwen. Die de Wysheid eertyds zogten kwaamen uit het Oosten, dog deze lief hebbers parenteeren zo sterk aan het west, dat 'er nimmer kans is, om hun van een ingeboore dwaasheid te besnyden. De neeven van Zephier, en de Amersfoortze Tabakplanters hebben een zekere overeenkomst met een en dezelve kei, die alle gekheid surpasseert. Dog dit overgeslaagen, als een zaak, die wel tot den text diend, maar die volgens de conciliën der tuinnarren, op verbeurte van nimmer den beker onder hun te ligten is verboden, zo diend tot waarheid der zaake, dat de minste der gasten den grootsten verwonderingsratel sloeg, doe hy het nieuw geboo- {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} ren kind, op zyne kniën aanbad, met een zekere manier van devotie, die sterk met het dollemans getier der verrukte Poeëten accordeert. Die ooit een troep van half dronken vrouwtjes op een kandeelmaal heeft hooren schreeuwen over de bevalligheid van een pas geworpe wigt, dat na alles gelykt, buiten 't schoon, zou moeten bekennen, zo hy het ongeluk had gehad deze malligheden te zien, dat het raaskallen der Bloemisten ver den snater der wyven surpasseert. Die moogen de staat, en de gesteltenisse haarer mannen klaar onderling ontleeden, en een deel zaken te grabbel gooijen voor de ooren der vroedvrouw, minnen, en bakers, die beter pasten agter de huuwelyksgordynen gesmoort te blyven, dan geüit te zyn; deze snaaken rammelen met hunne Lazaruskleppen dermaaten van hunne eigene stuipen, dat een gezond oordeel al zo lief zou gebiljetteert willen wezen, voor de tyd van zes maanden, in het Griekze A B C tot Delft, als twaalf uuren voor stommetje te moeten speelen, onder een deel Acteuren, die zo rolvast zyn aan het comiek, datze geen eenen ernstigen, of antiken regel kunnen opsneiden: want de minste, die 'er by is, schynt bezwangert te weezen met de geest van van Malsem, en dat was een gek in folio, want hy joeg de verstandigen uit den Schouwburg, en lokten 'er de simpelen in, en al evenwel riepen de laatjes, en de lootjes: Oremus, dat is te zeggen: al is het heele spelmis, nog krygt de heilig zyn was, en daar meê is 't uit, want daarom word al de kraam verrigt. Of de tuinrupzen ook een streekje van de wind van eigenbaat hebben ingezoogen, weet ik niet, maar dit is zeker, dat 'er al meê grooter bedriegers onder schuilen, dan onder de duivenmelkers, die immers zo heet op streeken zyn, als de rostuischers moeten weezen, zullenze hunne huishouding getrouwelyk voorstaan, en door hunne daaden betoonen, dat de grootste winst doorgaants het meest wast op den akker der loogen. Niemand moet denken, dat ik hier op de Hoveniers, of hunne knegten, en Wiesters alleen oog, zonder de Heeren, en Baazen te meenen. Och Lezers! van den hoofdschedel tot de voetzoolen toe is alles bedorven. En daar is geen ander onderscheid in het kwaat te verrigten, als dat het de magtigen met octrooi voor doen, en dat het de geringen op ban, en boeten navolgen. De kleine dieven hangt men, en de grooten laat men loopen. Ik wil zeggen, als de tuinier ból- {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} letjes ruilt, of steelt, en men komt 'er agter, word hy inhabiel verklaard, om het heerschap langer te bedienen, maar steekt een Burger den Boer een knol voor een citroen in de hand, hy moet dankje toe gillen, of roepen: aap! wat hebje mooije jongen, terwyl hy denkt, ik wou dat u de du.... &c. kwam te halen. Hulpen die wenschen, de huuren der huizen zouden geweldig daalen, want in de tyd van drie etmaalen was de waereld de helft van haar inwoonders kwydt. Om dat de menschen zien dat het tieren, 't razen en 't vloeken meêr hinder aan den zegger, dan aan den hoorder verschaft, daarom bruit elk met vals gewigt, maat, en el toe. 't Is nu: bedrieg je myn, ik bedrieg je weêr, en dat is koopmans styl, en al wat daar mede accordeert is eerelyk. Exempli gratia, men duuwt my een plant of een bloem van een dubbeltje voor een paar ducatons in de vuist, en ik verpas die weêr aan een ander, en hy aan een derden voor meêr, dat is volgens de wet, en het codex der Haarlemitize hofbeheerschers probatum, en wel. Ja 't word nog voor veel loffelyker gehouden, dat ik voor een tulpje, of hyacintje, dat al zyn waardy ontleend van de inbeelding der beschouwers, en zyn hulde, gelyk de Paus, verschuldigd is aan de meerderheid van een party schreeuwlelyken, een duizend, vyftien honderd, en meêr guldens trek, dan dat ik ze op een ordentelyke prys stel. In zulke zaaken gaat die regel der kunstverkoopers onder die Heeren mede deur, die leeraart, dat de Schilderyën zo veel waard zyn als 'er de gekken voor willen geeven. Als die basis eens in het tiras leid, dan kan de bedrieger zo hoog daar op bouwen, als 't hem lust, mits dat hy occasie heeft, want die maats bekent onder den titel van nobi me tangere worden doorgaants meêr gewantrouwt, dan de Turken, om dat ze minder gewissen hebben, dan de Musulmannen, die zo schuuw zyn voor beelden, als ik voor de Medicynen van Doctor Crispyn, die ook in de possessie van een bloem is, die hem niemant zal ontfutzelen, of hy moest tot kastyding van zyn eigen lighaam een daad begaan, die voor niemant doenelyk is, als voor de bezitter van dien hairigen distel, die 'er uitziet, als of hy zyn lans had verbryzelt op de moolen dier ydelheid, die ik propter eerbaritatem, & welstantiam thans niet zal noemen. De Orateurs zeggen, dat men de uitweijingen niet hoeft te mei- {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} den, als men zyn bestek maar gade slaat, en dat men die zaak in 't oog houd, waar van men heeft willen spreeken, en om die reden slenteren wy van den os na den ezel, dat is van de geneesheer weder na den bloemist, en zonder die spreuk te ontzien ne sutor ultra crepidam, die al te geleerd is voor onzen bovengemelden Duitzen kwakzalver, zo zullen wy den doop van Flora's kleinte aftafereelen, die het zo sommige willen, gelyk een getrouwden vrouw, die haar onkuisheid dekt, onder de falie, of het regenkleet van een paar mans hoornen, heeft overgewonnen op een nagtje, dat Zephier een uiltje vong by zyn tuinschrobbers meid. Nu dat is tot daar aan toe, de kinderen, die Jan maakt, gaan voor zyn buurmans rekening, en dus geschied alles na den Egt, want de huuwelyksloeris doudynt het koekkoekje, dat hy nooit heeft geleid in zyn liefstens nest, maar wel uitgebroeid, om de geslagten te helpen verzwaageren, en de waereld tot zulken beiäart te voeren, gelyk ze thans is. Doe het hyacintje behoorelyk ontluijert, en ontzwagtelt was van alle hindernissen, die de oogen konden beletten te zien, en dat het zo naakt was, gelyk het van de moeder scheen gekomen te zyn, was 'er eerst een generale stilte, want ieder vertoonde een Kwaaker op zyn knie, en hurken. Nooit leggen de Antwerpenaars devoter voor het beeld van onze lieve Vrouw van Burgerhoud, of voor de zwarte Molik van Hoboken, dan deze genodigden bukten, om de blaadjes, geuren, en kleuren van dit hofjuweeltje te anatomiseeren. Niemant dorst eerst spreeken, om dit heidentje, tot nog toe ongedoopt, te noemen. Ze zagender alles in, en die 'er niets, of weinig in vonden, toonde egter aan hunne gebaarden, dat ze niet minder wouden schouwen, dan andere oogden. Na deze profendis was gelezen, kwam men tot een ave, en van die na het credo, door den laudamus op te heffen, en de Adeptus te beatificeeren over dit considerabel geluk, met zo veel furie, en handgetast, dat de eigenaar reeds meende gecanoniseert te worden. Altoos hy voelde een zekere inspiratie, die hem deed tasten na een beker, die meêr klem tot de zaak gaf, dan de heele hyacinth. Doe die kwam, was 't gloria! Seldrement wat schreeuwden de fraters, en leeken! en wat gaf het uitpooijen van dien kelk een divinen toon! Hoe 'er meêr gedronken wierd, hoe'er meêr wonderen opdaagden, want eenige zwoeren, by de baard van Paus Jut, dat ze nooit de weêrgaâ hadden ge- {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} kent. De Goudmakers schreeuwen niet half zo veel van hunne lapis, en tinctuuren, dan myne bloemnarren tierden over dit vyfde wezen der planten. 't Was, van Huysum, de foenix aller bloemschilderen heeft het hart niet, dat hy 'er een enkel stipje van tafereelt. Al had het Sint Lucas afgemaald, het kon niet lieffelyker zyn. Weg Venus met uw roos, sprak 'er een, en hy rook aan den nagel. De purpre tulp van Juffrouw N. is niet half zo zielverkwikkend, dan dit aardige wigt. Het lacht op den steel, het danst daar het staat. 't Is of het is betraant met muskus, en amber. 't Spreekt riep 'er een, die tot nog toe stom had gezweegen. My dunkt riep een ander dat ik het hoor, zonder op zyn doofheid te denken, en 't kwam wel ook, want door dit zeggen begonden de liefhebbers Smousze kerkje te speelen, dat is te zeggen, je kost hooren, nog zien van 't raazen, en hadden twee aandagtige zielen, die tot nog toe dit mysterium magnum hadden doorkroopen met de bril van Jacob Bóhme niet overend gereezen, om van de beschouwing weder te keeren tot de bedenking, de andere hadden door een extasi haar zelfs te barsten geschreeuwt. en voor sint felten gevlogen. Ziet, zo kan een overmatige vreugd over een zeltzaam geluk de zinnen betooveren. Men is geen meester van zyn geest, zei de Non, als het vlees aan de gang is, en haar Biegtvader had 'er niets tegen, als dat ze de matigheid wel moest behartigen, en de rest op hem laaten staan. Zo gezeid, zo gedaan, de Bagyn ging den zelven weg, en binnen negen maanden was ze blyde moeder van een zoon, die Franciscus wierd gedoopt, om te bewyzen dat hy uit het disciplien koordeken dier order gekroopen, t'avond of morgen nog veel nut zou kunnen doen, om het Colegium de Propaganda fide onder de Religieusen uit te breiden. Dog weder tot de zaak, riep de vrouw, doe haar man van de tekst dwaalde, ik wil zeggen wy moeten daar beginnen daar wy het hebben laaten steeken zei de Overtoomze Bever, die een hooftrol in deze klugt moet hebben, dewyl de naam, die hy op de baan bragt de meeste klem aan de geschiedenis moet schaffen. Hy had tot nog toe in conferentie geweest over de voortteeling der bloemen, met een roos van agtien jaaren, die om een hoek bezig was om Mostart te maalen, en die meêr antwoorden zou hebben kunnen geeven, dan hy in staat was vraagen te doen. Deze het groot ge- {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} tier der bloemzótten vernemende, en zoekende onder den hoop uit te munten door een bescheiden accent, vroeg aan de broeders, of het niet wel voeggelyk was, dat eêr men overging tot eenige profaniteiten van drinken en klinken, dat men eerst de tuinmaximen des doops waarnam, en het kind bezorgde van een naam, overeenkomstig met zyn staat en geboorte. Die teem deed operatie, want ieder gilde van Ja, en de vriend wierd voor zyn zorg bedankt, met een pints roemer, die hy in recompens driemaal super nagelum uitfepte. Quantum erat Romae moles condere gentem! dat is te zeggen: Holland lei in last, eêr het de Staaten eens waren, want ieder gaf een naam op, die accordeerde met zyn hoedanigheid. Sommige wilden hem kroonen met de titel van Brutus, Leo, Alexander, Augustus, &c. Een riep Nebucadnesar zou hem voegen genoemt te zyn, want hy staat dag en nagt te veld. Een ander viel op een vrouw, ik meen op haar van, en wou 'er een Zanggodin van maken, om dat hem dagt dat de hyacinth geborsten, verscheide overeenkomsten had met den Pindus, waar van hy waande een lit te zyn, om dat hy eens door een oeffening, van veertien daagen aan den ander te rymen, ex tempore een Klinkdigt had opgesteld, dat nog verslimmert staat te werden. Nog was 'er een spotter, die dagt, dat een nagel veel overeenkomst had met een schoenpin, en die hem daarom wou omkanten met de franje van Doctor Crispyn. Maar dit wierd met egaale stemmen afgeslaagen, dewyl de edelheid van een hyacinth te hoog was om haar met zo een veragten naam te brandmerken, als die van een schoenflikker is, die zig zyn geneesveeren met pik aangeplakt hebbende, op het tipje staat, om elders een pothuis te huuren, waar in hy Pharaos droom van dezeve magere Koeijen, die de vetten verslonden kan nazinnen, door te zeggen, die eerst met vier paarden wierd getrokken in een koets met vier raders, torst nu met één wiel den kruiwaagen zelfs. Jacob Bôbme wierp dubbletten, dog Mahomet kreeg 'er drie, en 't zou verder met de laatste geloopen hebben, na het scheen, had de Bever het spel niet geschut met Debora te gooijen, die alleen meêr kan schudden dan al de Dames van Amsterdam teffens kunnen doen. Hier kreegen de aanhoorders een definitie van haar geestelyke maagdom, en vrugtbaarheid, van haar inschikkelykheid, en overgeventheid, van het zwanger gaan der Overtoomze Beveressen, van het kinderbaaren, en van de reiniging dier zóttinnen, en inzonderheid van de {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} melk, die moeder Debora geeft aan een oud Sondaar, die de armen verkwikt, door haar de armoede zo smakelyk voor te stellen, dat sommige, om niet van honger te sterven, genootzaakt zyn de vergaderingen dier gekken te quiteeren, om elders een stuk brood te verdienen. Niemant verstond deze bewoordingen, nog manier van spreeken, of wisten waar hy heen wilde met zyne talmery, dewyl de meeste meêr geöeffend in Wyntje, en Tryntje, liever hadden hooren spreeken van een jonge Deêrn, dan van de hoofdpatrones der allerelendigste zóttinnen des aardbodems, die wel van natuure geneigd zyn om altyd te beeven, dog 'er zelden buiten den geest toe geraaken, dewyl 'er niemant zyn vlees aan wil verslyten, als de een of de andere goedhals, die 'er een werk van verdienste aan doet, als hy de broederlyke kus verruilt voor een wisje wasje van weinig klem. Neen, dan was de naam van Brita nog beter, schoot'er iemand op in, die eens onder de consumptie van een kopje Thee wel merkte aan haar geestelyke uitdrukking, dat een goed indrukzel der waarheeden haar nimmer zou verveelen, want ze sprak onder anderen van Visioenen, Nagtgezigten en Droomen, die, als men 't al zeggen zal, veel uitliepen op geestelyke amoerettes, en vryeryën. Als de oeffeningszusjes op dien tekst vallen, dan kweilenze van liefde. Denkt altyd, vrinden, vervolgde hy, dat al waar te veel van de geestelyke tederheid, overgeevendheid, en innige gelatendheid des Paradysischen stants gesprooken word, dat daar den slang den kop opsteekt, om Eva te bekruipen met hartjes, en zieltjes, met myn engeltje, en myn kindje, al woorden, die als bommen, en kanonkogels de weg baanen voor den bresschietende belegeraar, die met de dolk in de vuist zo een vest eêr zal inneemen, dan de Spanjaarden de rotzige wallen van Gibralter. Ach! waaren de borstweeringen der Juffers zo hart! meenigen kaerel raakte niet voor den dui.... Nu tast men pas aan de buitenwerken van een meid, of de contrescharp leid blood voor den winnaar. De zegentekens geplant op den muur, toonen aan Alexander, dat 'er meêr waerelden te winnen zyn, voor die ze zoeken en begeeren. Maar ik keer weder tot Brita als tot een schepzel dat tot een kroon schynt gebooren, zo men de botheid van haaren Usurpateur durft vertrouwen. Meer dan eens heeft hy getragt om haar de zynen op te zetten, maar zy kwam hem met de haare te voor, zo men anders zyn eigen woorden mag geloven. Mans hand booven, en hy lei onder, dat is te zeggen, zy is overdadiger van lydelykheid, dan hy van bewerking. Als het op de daad {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} aankomt is zy de baas, en om die reden, dunkt my, onder verbetering, dewyl de vrienden, na het scheind, dog meêr doelen op de vrouwelykheid, dan op de man, dat men de bloem met de naam verzag van een vrouwensch, dat zo meenigen braaven familie dermaaten heeft gelastert, dat een half douzyn garden, op haar rug gebeezigd, pas in staat zyn die misslagen te boeten. Wat! riep de eigenaar van de plant, wou je myn hyacinth brandmerken met zulken kol? De schoonheid bezwadderen met het taanige vel van een zottin? Geenzints moet het verstand der bloemisten bevuild worden met een publieke dwaasheid, en al onze aloude roem duiken, gelyk eertyds Romen voor Attila, zo willen wy nog liever een oude duif op onze wapenen geschilderd zien, dan zulken jongen serpent, als gy ons hebt afgetafereelt. Oude duif jy wat an, bolletje, repliceerde de voorvegter van Brita, ik verzekerje dat het al geen goud by Debora is, dat 'er blinkt. Daar loopt al meê vry wat van Sint An onder. Zy kan zo wel van haar stoten als de beste. Hoe weet je't? schoot 'er een darde op in, kunje wel zwygen? was 't antwoord, Heeren, en doe 'er Ja gezeid wierd, vervolgde hy ik ook wel, en daar meê was 'er zulken tumult, en gelach, dat alle de oude Helden naamen, en die der Heldinnen wierden vergeten, door de klank, en de Echo der rampzalige twee, die voor een klugtje gebruikt, de donkere poolen waaren, waar langs de verligte hofplaneeten dwaalden. Een zeker man, die wel een Rabbien onder de bloemtalmudisten geleek, riep silentium! en nam een paar dobbelsteenen uit een verkeerbord, en wierp om de meeste oogen voor een dier twee kerkbasilisken, waar na die schoone hyacinthus zou genaamd worden, en het lot viel op Debora. De bloem kreeg dien titel, en de eigenaar, die taamelyk ver heen was door den doopwyn, raakte 'er eindelyk ook meê te vreeden, doe men hem in de ooren beet, dat die oude gerenomeerde Helden, Philosophen, Sancten, en Sanctinnen, die zo hoog opgeveizeld worden, al meê kneepen van den du.... in hun gat hadden. Zegje die woorden, vriend? was 't, en doe 'er den ander op zwoer, nam hy aan na dezen niemant meêr te gelooven, als die ten minsten zo veel beleefde, als hy leerde. De rest is al zo wel kool, als dit geheele vel, dat ik nu heb uitgegeven, om dat het tegenwoordig in de groei, en de bloei der Aprilsheiligen is, die de Meimaand staan in te treeden, om malkanderen, als neven van Zephier, met een ydele wind, en waan in Flora's priëlen te bedotten. Verwagt Courantstof, en Nouvellen. {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 21 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 5. Mei. DE meeste nouvellisten zyn van advies, dat de Generaal de las Torres den afmars zal doen blaazen van Gibralter met den spreuk: in magnis voluisse sat est, dat is na de vertaling van Momus te zeggen, niets is te zwaar voor den willende. Wanneer een hedendaags Digter dat simbolum heeft opgevreeten, kakt hy vaerzen, zonder zin, of slot, want ondersteund door een leger Poëtize rodomontades ziet hy den Pindus, en zyn rots al zo beklimbaar aan, als een Antwerpze Courantier de Herculespylaaren van Calpe, en Abyle. Zo een Gazettier vooringenomen met een Spaanze Grandes agt een Engels Garnizoen, voorzien met kruit, en loot, net zo veel, als lieden van fatzoen de lasterblaffingen van een razende reu, en zyn teef. Zo draa de harssenen van een man eens ontsteld zyn door een zugt, om de nagt, met de naam van den dag te kroonen, zo is 'er geen helpen aan. Hy ziet alles verkeert, en schoon hy voeld, door den windmolen getroffen, dat zyn Don Quichotze geest niet magtig is om alle zaken te reguleeren na zyn capricieuse bevattingen, nog blyft hy pal by dat opzet, om door verkeerde, ik zeg logenagtige tydingen aan al de waereld te doen zien, dat het zyn schuld niet is, dat de begonne oorlog niet uitvalt ten voordeele van die party, die hy heeft geamplecteert, door een zekere ik weet niet waarom, die hem doed passeeren voor een bezeten nar. Zo iemand my vraagt, of ik nu op een Amsterdamzen, of op een Antwerpzen inwoonder oog? die geef ik tot antwoord, dat de Lezer nooit kan mistasten, als hy na zyn vrye keur hier in te werk gaat, want is 'er in Braband gebrek van ligt, en {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} reden by een brievenknoeijer, hier schuilt niets, als logen, bedrog, en lastering by een koppel pasquilfabriceurs, die hunne weldoenders geen schoenen, na hunnen voet leveren, maar na de haare, die door al te hoog te steigen op het tipje staat, om nolens volens te duiken in dien kuil, die een ondankbaare kwaadaardigheid heeft gegraaven voor haaren Mecaenas. Dit laatste woord, zynde een nomen proprium, is hier dubii generis, en daarom is het thans meêr faeminien, dan masculien, gelyk de tyd binnen kort staat te leeren. De zinspreuk: verzind, eêr je begind, kan niemand verkeerdelyk toepassen op de belegeraars van Gibralter, want weeken, en maanden te vooren is 'er rypelyk overwoogen, dat die stad noodzakelyk hoorde gehegt te zyn aan de Spaanze kroon, en daar op is 'er geresolveerd, in spyt van alle ondoenelykheid, om de zaak mogelyk te doen zyn. Laat nu lieden van minder bryn, dan het myne is, hier vry al tegens inbrengen, wat ze begeeren, wy zeggen, dat de generaal de las Torres een zaak heeft begonnen, waar over duizend oordeelkundigen hebben verzet gestaan. Een gemeene daad te onderneemen past aan een gemeen soldaat, maar een held, wiens degen geheiligd is aan een weêrgalozen moed, ontziet zig niet bergen te verkruijen, als ze anders niet te zwaar en vallen. Nil volentibus arduum, dat is te zeggen: Het is genoeg iets groots gewild te hebben. Typhon had een opzet, dat, by aldien het gelukt had, hem een lof zou geschaft hebben, waar over de Naneeven der Reuzen alle jaar den Te Deum zouden gezongen hebben, en hoewel het hem dapper ontschoot, nog staat hy in de jaarregisters geboekt, als een razende Roeland, die met de klippen, en de rotzen knikkerde, gelyk de Engelze met hunne bomben, en kanonballen. 't Is wel waar, dat de laatste meêr aangooijen, en raken dan de eerste kon doen, wiens bol, geinfecteert door de liefde tot zyn matres, die behoorelyke bezadigdheid had gequiteert, die 'er vereist wierd, om den Moor te bespringen, dog de eerste stout op hunnen dam blaffen uit mortieren dermaten, dat het al een man van veel cordaatheid moet wezen, die ten weinigsten niet een voet breed wykt, als men met een veertig of vyftig pond eizer na den kop word gebruid. Als ik zulke zaken overdenk, en de couragie beschouw der troepen van Mars, dan denk ik, wat scheelt een Poëet niet veel van een generaal, en zyn gevolg. Voor een pas- {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} quil beeft een eerlyk gemoed haast zo veel, als voor een inpertinenten schuldeisser, daar een man, die de adel in zyn aderen zit, net zo veel geeft om het barsten der bommen, als een Hoogduits Baron om de rekening van een diefagtigen Snyder. Daar veegt een Cavaljier, met oorlof den poort aan, en waaren de minnebrieven van het geschut niet al te heet, wie weet wat de Officieren, met de gloeijende naarswiszen van Pluto zouden bakken. Hoe meêr ze die cedels van verre leezen, hoe hunne Spaanze brillen meêr uitdyën: komt de regte donder Salmoneüs te na, hy buitelt van den koperen brug, met zyn ratel. 't Affuit, met zyn ballast kan hem niet dekken voor den blixem des overwinnaars. Geenzints, als Perseüs op zo een Pegasus zit, dan word 's Lands Andromeda op den rots geveiligd voor het alvernielende monster. Zy danst een minnewetje onder de varsse lakens, en zonder zig te bemoeijen met Meduza, of de drie gezusters met een oog, speeltze met haaren minnaar het meilied, dat de dienstmeiden tegenwoordig met hunne groene moffen, op de huuwelyksspryën zingen. Daar zou ik vry wat van konnen verhaalen, had ik niet een Martiale wind gevat, en om dat te toonen, zo dunkt my dat byaldien ik thans een Soldaat was, die gecondemneert scheen om voor een vest te sneuvelen, dat ik den oorlog zou vervloeken. Ik duëlleerde liever met een fles wyn dan met de contrescharp van Gibralter. Eêr occupeerde men duizend wyven, eêr men een buitonwerk dier stad innam. De Engelzen zyn niet half zo ligt te winnen, met een cordate resolutie, als de Nederlandze Juffers, door een vleijend accent. Doe ik de eerste tydingen van broeder Aartsens doorlas, dagt ik wat zyn die van Albion wel opgevoed, dat ze hun prepareeren om te vertrekken, op de eerste aanspraak der Vliesridderen, maar nu, nu zie ik dat het al meê geen katten zyn, die men zonder handschoen kan aanvatten. Al had men het zwaard van Duc de Alba in de vuist, dat zo veel koppen in Nederland heeft gekloofd, nog luisteren die Geuzen na geene vermaaningen. Dat zyn versjarde capoenen, Sinjoors, ze vraagen na geen ban, of inquisitie voorstanders. Al laade men al de kanonnen met rozenkranssen, zy zouden daarom niet een avétje lezen. Neen, hartnekkig op hun credo bestormenze de levendige beelden dermaaten, dat het te vreezen is, dat de krukkenmakers vyf schoft op een dag zullen dienen te wer- {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} ken, om al de lampooten aan een paar stelten te helpen, die geen lieve Vrouwenbeeld in de heele waereld in vlees zal kunnen herscheppen, al hadze beget al de misterien van den heiligen roozenkrans op haaren miraculeusen duim van buiten geleerd. Kon Jacob van Compostel dat kunsje, wie weet of hy geen meêr inkomen kreeg, dan de Monarch der Spaanze natie trekt. Hy wierd van een geweze armen Apostel zo wel een Grande van Spanje, als de Hartog van Ripperda, en 't zou zyne Munniken ook beter bekomen dan hem, die omtrent zo veel op het einde der zaaken heeft gelet, als Brita op het begin van haaren dollen propheet doet. De laatste heeft een assurantie te baat van de nikker, wanneer hy voor Bileam klimt op die ezelin, die gewettigt waant te wezen door de geest der vryheid, om al die geene dienstbaar te maaken aan laster, en logens, die geen amen zeggen op haar koppige assurantie, die zo ver steigt boven de pyl der billykheid, dat alle reden van nu af aan verzet staat over de ongehoorde kwaadaardige schendtaal van een lompe meid, die, elders voor een booze zottin uitgespoogen, hier loopt dwaalen met blaauwe boekjes, die zo infaam zyn, dat eerlyke gemoederen gruuwen die te zien, of te hooren. Ik zal thans geen pen trekken tegens dat nagtspook, door haar gekroonde Morgenstond dermaaten in den helderen middag te zetten, dat ieder zal vlugten voor het kwyl, en het zever van een razende kat, maar dit spaaren tot dien tyd, dat ik de hardersstaf gebruikt tegens de Magistraat der Stad Haarburg op den rug zal passen van dien Doctor Phil: & Medic: die aan de manier van zyn behandeling klaar toond, dat geen hovaardige geest de magten over hem gesteld, wil onderworpen zyn, voor hy door klem van wetten, en hoger magt daar toe verbonden word. Hier zie ik eêr kans toe, dan tot de winst van Gibralter door de Spanjaarden, die al op de uitkeiken der havens over al posten buiten twyffel hebben besteld, om hun dog, op het arriveeren der keizerlyke hulpbenden, aanstonds kundschap te doen hebben. Bloed! komen de Duitzers, die ordinarie vroeg te veld zyn, over de zee, met Oostendize scheepen, wat zullen de Britten kyken! 't Zal zyn, mannen, pakje begagie, en daar meê aan boort. Dat zyn, haal mig ter Theibel, keine foksswantzers, maar pompernikkelfresschers von der andere welt. Die gebruiken geen snuiftabak om {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} de herssens te zuiveren, maar die haalen liever het sal cornu cervi der Spanjoolen zo in dem nase hin auf, dat ze de geur van het buspoeder niet eens konnen ruiken. Dat volk schynt gebooren, om door den degen te sterven. Heerelyk lot der Soldaten wat zyt gy voortreffelyk! Pas kan een bovenlandze boer gaapen, of hy word geprest om kogels te vreeten. Das gantsche maulwerk stecht nach dem krieg. Ze schreenwen als malle Gulikers, als zy den trom hooren, en komt 'er den foesel by, zo vloekenze de kanonnen in den brand. 't Is weg met de hazenkoppen, als de eizere haanen kraaijen. Kon ik meêr zeggen, tot glorie van Bellona's Wysgeeren, ik wierd zo razende dol, als een Soldaat, wiens heele geleerdheid bestaat in regts of lings om keerje, 't Zou zyn, geef vuur, en daar meê was myn Thesis verdeedigd, en beweezen. O die leszen zyn van kragt! Met raazen, en vloeken kan men gemakkelyk zyn party verduuren. Zo doen de R. Orthodoxen met de ketters, en de ezels met Apol. Als de Philosophize klemredenen niet huizen by de bovendryvende maats, zo zyn de complimenten van kwaade scheldnaamen de duivelen, die de duivelen, zo ze waanen, uitwerpen. Als je zo een twee, drie uitgeblixemde titels na je gat krygt, benje haast zo veeg, als of je van Doctor Crispyns schoenpik een half pond in je darm had gestuuwt. Tegens dat vergift is geen raad, als oly van zagtmoed te slikken. Hier maar een onsje van gebezigd, en daar vry wat passientie water op gekloddert, maakt de geest in staat, om van alle boosheid gezuivert te worden. Geen beter braakdrank is 'er in de geheele waereld bekent, als de lydzaamheid. Al had iemand een schoenpin ingezwolgen zo groot als Doctor Crispyns herdersstaf, nog zou hy langs den stoelgang van bezadigde reden een opening vinden, by aldien men zyn tyd afwagten, om ze hem weêr te doen opflokken, ofze van Brita, als een ingebeeld rein dier te doen herkaauwen. 't Zou 't eerst niet zyn, dat die geestelyke zuigster aan een vleeszelyke kokinje had gelurkt, want die haar grollen, en zyn prullen leest kan gemakkelyk merken, dat het vlugtige kwik van de eene kei in de andere is overgegaan door een magnetise trek, die synpathetischer wyze twee zielen magice zo verëent, dat het wonder is, dat 'er geen wezentlyker jongens van groeijen, als papiere kinderen. Uit zo een verborge huuwelyk hoorden immers zoonen en dogters te bot- {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} ten, die geheel bekleed met vel, en beenderen in staat waren om de spookige Ideën lighamelyk te vertoonen. Dog wat zal men zeggen, de kunst om onder eenen deken met zyn beide te leggen, wil juist altyd niet hotten. Dit hoorde wel te geschieden, als een universeel geneesmiddel, maar lukt gelden, om dat de wyzen geen gekken willen laaten opzitten. 't Zyn al geen ezelinnen, die Bileam ontmoet. Veele Israëliten walgen van dat kalf te groeten, dat door Moses moet vergruist worden, zal Arons altaar schoonder bloeijen. Dat we dit mogen zien is de wensch van Momus, die byna de heele Soldatery scheint te vergeeten, als hy om compleete zotten denkt. Beter wedergekeert na de Legerhelden, die hun lighaam maar by de maand huuren, en nog hebbenze werk te bestaan, en den huispagt op te brengen. 't Is of de arremoede, en het gebrek de lakkeyen zyn dier Heeren. Buiten het zilver, en het goud op den rok vind men doorgaants niet in den zak. Leeven de Cappucynen van de Lazarusklep, Gradivus lyfstaffieren subsisteeren circum circa van de wind. In dat punt zyn het gezwoore Poeëten, met dit onderscheid evenwel, dat de laatste byna nimmer hun buik vol kreigen, terwyl de eerste nu en dan, door een roofje op den Boer te haalen, zomtyds eens glorieeren, als goudmakers, die de een of den ander opgeligt hebbende, hun hartzeer verzetten door het zweet, en het bloed der door hun bedroogene kooplieden te verörberen. De groote vissen eeten de kleinen, en de eene gek peuselt den ander. In summa, daar is zo veel harmonie in de waereld, dat het zonde en schande is, en nog zynder bedilallen, die alles bestraffen. Neen dan ben ik een ander kaerel. Ik hou het beget met de bovendryvende party, en nog heb ik het kwaad genoeg: want prys ik de een, de ander word kwaad, zonder te bedenken, dat al waar 'er twee om de hoogste oogen gooijen, dat 'er daar een moet verliezen. Spanjen of Engeland willen in de possessie blyyen van Gibralter, en dat hangt thans af, hoe het de degens onderling verstaan, ten waare het wierd bemiddeld door vrediger contracten. Als de Vorsten accordeeren kunnen, zullen de Onderdaanen geen questie moveeren. Die slagten de ossen, waar men ze leid, daar gaan ze. Stuurje een Soldaat na de hel, hy laat hem een warm soopje tappen, en weg is de vink. Zegje, kaerel daar is de hemel der vrede, hy zet zyn broodwinder op stal, en ryd op den ploeg, als een jager op zyn {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} merrie, zonder eenige nazinning, want het oordeel der kleinen is zo verbonden doorgaants aan de willekeuren der grooten, datze geen hart hebben, om te onderzoeken, wat de mensheid is. De edele vryheid der ziele is verlooren. Adam wiet den akker verkeert, want hy laat zyn distel staan op Evas veld, zonder te begrypen, dat de beste bloemen daar door schipbreuk leiden aan haar geestelyke aard, en natuur, die als vertreeden, pas wortel of spruiten behouden. En bleef het hier slegts alleen by, dat men het onkruid liet groeijen, 't was nog, hoe duldeloos, te dulden, trok men op veele plaatzen de waarheid, en de wysheid zo niet uit den grond, dat een voorbyganger, of beschouwer niet eens kan vinden, waar ze gestaan hebben. Hoe meêr die manier de overhand krygt, hoe souvereinder de logen heerst. Dit is de waare reden, dat het heele schepzel zugt onder den last der dienstbaarheid, want na maate van de blindheid der gemeente heerscht de eigenbaat, en die maakt slaaven, door zyn wrevelige tiranny, waar door de eene alles verssind, en de andere niet behoud. Zoekt een arme iets te verkreigen, door middelen, die niet accordeeren met de landwetten, die word infaam verklaart, zonder dat die geene bedenkt, die in de possessie der aardze goederen zit, dat het infaam is zyn buurman reden te geeven, om door nood vaak dat geene te breeken, 't geen zelver overeenkomstig is met zyn eige willekeuren. De Vorst van Marocco heeft by de honderd jaar niet alleen geleeft in volle weelde, maar hy heeft over de twee honderd zoonen, buiten een grooter getal dogters, nagelaaten, en dus in zyn land bezeeten, wat het waerelds geluk iemand kan schaffen, en ondertusschen hebben honderd duizenden zyner onderdaanen gezugt, onder zyn heerschappy, die nog het een, nog het ander genooten hebben. Van waar komt deze ongelykheid onder het zelve bloed van Adam? Denken Eva's kinderen dit wel eens na? Weeten ze de reeden wel van het verlies der goude eeuw? O neen! niemant let op zyn eerste vryheid: elk is verbannen buiten het Paradys, door het zoeken van duizend vonden. Ieder wil een steen aan Babels steilte brengen, en dus dienstbaar blyven aan de boovenkraaijende tooren, waar door de spraaken zo verwart blyven, dat de eene van geen overdaad, en de ander van geen gerbek wil hooren. 't Jan hagel is te vreeden tusschen de dartig, en veertig jaaren voor Ceuta te leggen, en daar van tyd tot tyd te versmelten, als sneeuw voor de zon, zonder te bedenken, waarom zit {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} myn Sardanapalus tusschen zyn wyven gerust, en bevreid voor de meinen der Spanjaarts. Roept de regeringsstaf het Moorze kanalje weêrom, 't is al weêr te vreeden, om als een deel jongens uit de school van Mars na de hutten der vreede te keeren, of na een slimmer bloedtoneel te trekken, als het tot nog toe heeft bygewoond, om de een of de andere pretendent te staaven in zyn gewaand regt tot den troon. De koningen duëlleeren zelden. De schermkunst is meêr in gebruik by de boeren, dan by de edelen, en schoon de laatste dat kunsje meêr op de Accademiën leeren, zo oeffenen dog de burgers dat ambagt geduuriger tot hun onderling ruien, dan het die geene hanteren, die in de lands- en stads kaarten, en prenten de vesten alle daagen zien, en belegeren. De koffihuis senatoren, de kantons der wynen der bierhuizen, de staaten van kolfbaanen en verkeerborden hebben die maximen fiks, tot zo ver zelfs, dat een deel reizigers, die nooit buiten hun moeders keuken zyn geweest hun niet zullen ontzien, om onder het verwedden van veel of weinig geld, een stad, die ze niet en kennen, op een zekeren tyd, overeenkomstig met hunne caprice, te leeveren in handen van de belegeraars, of hem te bewaaren, zo lange als zy het willen, en begeeren. Wat zegje Lezers? ontbreekt het ons Land aan wysäarts, als 'er zulke snaaken zyn? ik zeg neen. Laaten die van Gibralter van buiten, en van binnen vry disputeeren met kanonnen, en mortieren zo veel als zy begeeren, elders worden de maatregulen beraamt tot hun ondergang, of behoud. Bruid malkander maar dood, ô Helden! de huuwelyksnarren scheppen weêr nieuwe. Sterven 'er tien duizend in een beleg, wy maaken 'er honderd duizend tegen, en dus is 'er nooit gebrek van gekken. Zo lang de waereld staat zullen vreede en oorlog tikje myn speelen. Verlies ik van daag, ik win morgen. Is Ceuta belegert geweest, nu is het vry, en wie weet wat die van Gibralter eêrlang niet zullen zeggen. Het zy, hoe het zy, Momus houd zig neutraal, en zal dat blyven, tot dat zyn Overheden party kiezen. Zo als het de Heeren van den Haag verstaan, verstaan wy het meê, zei een Scheveninger Gezagsman, en 't was wel gezeid, want het begrip der magtigen is de leidsman der geringen, en hier meê is 't uit. Halte! op aanstaande Maandag zullen wy vertoonen ....., ik weet het waaragtig zelver niet, en daarom, vrinden, neemt geduld, en komt het zien. Ligt dat het beter zal uitvallen, dan het uwe nieuwsgierigheid gist. {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 22 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 12. Mei. DE Courant zeid dat onze Heilige Vader binnen Benevento is kinds geworden, want hy was 'er pas gearriveert, of zyn eerste handel bestond om de jeugd te catechiseeren, en dat is een zeer kinderagtige daad voor een man, die zo gemeen is met de goede werken, als een bedelaar met luizen. Wy ontkennen niet dat het zeer nuttig, en nodig is de jonkheid een begrip te doen hebben van de begindzelen der G..sdienst, maar wy mispryzen dat beschikallen van Orsini, waar door hy ligt de broodwinning van een party schamele Paapen ondersteek doed. Predikant, Koster, en Hondeslager van eene Kerk teffens te zyn is te veel boter op een stuk. Als één Heer al de Officien alleen krygt, wel dan loopt de rest leeg. Men moet leven, en laaten leven, en niet te naby alle dingen beschouwen, als men lang hoopt te zien. Die wat geeven, en nemen kan op zyn tyd is in de waereld gewilt. Dat al te regtvaerdig te zyn, dat bevalt de barmhartigheid niet, dewyl het zeer veel na een doodzonde zweemd, als men met een goudgewigtje in de weer is, om, voor alle dingen, de peil der goedheid niet te overtreeden, door al te mildadig te wezen. De liefde mag wel een uitslagje veelen, hoewel het zelden geschied: want de meeste verkopers der deugden geeven doorgaants ten meenigsten een half zestienendeel op elken el der Waaren te kort, en nog stellen zyze voor welgelevert te boek, om ze t'avond of morgen aan onzen Heer in rekening te brengen. Bloed! zullen de fynen in de Jongsten Dag hunne Papieren moeten bezweeren, wat zullen 'er al valze verklaarders agter afgebragt worden, die nu voor de balie van {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} duizende menschen verschynen, als eerelyke gezellen, schoonze een deel maar schelmen in hun hart zyn. De Advocaaten, en de Procureuren winnen daar zo veel geld niet, als hier. Ieder moet zyn eigen woord doen, en word het te ligt bevonden, vliegende leid 'er de duivel de lap op. Met één hand vol vuur kan men ginter meêr doen, dan hier met een heele ton bakkers koolen, want de laatste gaan uit, de anderen branden eeuwig. Trouwens daar moet een braaf kaerel, zeggen de snaaken, niet eens na zien, als 'er wat te bedotten valt. Heb ik nog zo lang tyd, riep de dief, zo geef my de andere Koe by deze gestoolene, en hy dreefze na Heerooms kerkhof, dieze straks voor goede prys verklaarde, doe hy uit de Biegt vernam, dat 'er een voet vlees voor hem zou overschieten, als hy 'er de woorden vuil vind ik je, vuil laat ik je, in 't Latyn slegts overgepreveld had. Zo gezeid, zo gedaan; de vent wierd geabsolveert, en Eli's agterneef vierde 'er de vaste zo ruiterlyk meê, dat hy de H: Paaschen met een waterzootje moest instellen, om de afgezólde maag, waar 't mogelyk, door zulk een prikkelend versnaperingetje by te springen. Eêr onzen goeden slokker Orsini zyn jongens avontuur, vooren vermeld, had ten einde gebragt, liep hy eerst voor Sint Pietertje speelen tot Torre de Paula, want met den hengel hebbende beginnen te pierewyen in de vyver van 't gemeen, vong hy, na men zeit, één enkel voorentje, waar meê hy meêr vergenoegd scheen, dan of hy van de zuid met de baarden van eenige wallevissen voor Amsterdam gelukkig was ten anker gekomen. Paus Johanna, alias Jut bakte dat kunsje wel eêr op een andere manier, dog zy vong niet dan posten, en stekelbaarden, waar van ze van een zekere een graat in den keel hebbende gekreegen, borst, en verstikte. Anders is het Innocentius bekoomen, want de geneeskundige verhaalen, dat die weinige beweeging, die den Ouden Vader had genomen hem eenigzints heeft bevreid van een verstopping, waar meê hy al een geruimen tyd was behebt geweest. 't Zy, hoe het zy, men wil dat zyn Schoolmeesters verstand op dien tyd min pedants, dan het aan een Dionisiaansen plaktiran ordinarie eigen is, een zeker zweemsel bezat van gulhartige gemakkelykheid, die aan regte wysäarts past. De gefronste harssenen van een letterbul voorzeggen doorgaants onreipe uitdrukkingen. 't Is als een eigendom der {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} taalkundigen niets wezentlyks te verstaan, als wat klanken zonder geest. Zo lang als een Grammaticalist met den syntaxis in de vuist zyne beulingen de constructie van het masculien en het faeminien inboezemt, gelykt, hy wel een opslokker van den geheelen Talmud, maar treed hy daar van daan na den Alcoran der Poeëten, zo is hy een complete gek. Ne sutor ultra crepidam moet men altyd zeggen, tegens een man, die zyn harssenen verhuurt voor een zekere somme gelds, om zyn bryn egtelyk te vereenen met die voorwerpen, die men hem ter hand zet, om ze met een party langdradige regels te bezwangeren. Hoe ver dit laatste omtrent de Roomze Geestelykheid plaats heeft, zullen wy thans niet aanroeren, om ons voor al geen rusie van stootende ossen op den hals te haalen. Ik wil myn antagonist liever begroeten, als een praecepter, dan een theologant, dewyl ik door den eerste te hekelen my beter kan verzekeren voor ongemak, dan door de laatsten met regt gereformeerde reden, en waarheid onder de oogen te zien. Nu dat is tot daar aan toe, al wie van de kunst weet beschaamt zyn meester niet, zeggen de valze Speelders, en wy voegen 'er by, dat het ook niet mag geschieden, want zo de Boeren agter de geheimen der Edelen kwamen, zo was 'er niemant in staat om hun te bestieren. De kwade opvoeding der meeste menschen leid geen schrandere toepassingen, en daarom moet men geen Franze Ragoën aan Westphaalze maagen schaffen. Varkens by varkens, ik wil zeggen schoolmeesters by jongens voegen best. Als de klanken van het a, b, c den oortrommel te veel hebben geraakt, dan scheind hy doorgaants doof voor vlugtige invallen, of fyne uitademingen. De allergeestigste bedriegeryen, gerigt, om door aardige kunsten de zielen van duizenden te verstrikken tot haar voordeel kan hy niet wikken, maar halstarrig op zyn teem keurt hy alles voor ketters, of zinneloos, dat niet opgedist word in die omstandigheid, die overeenstemt met de gewoonte zyner vaderen. De oude Vryer is voor een Paus al een koddige knevel, want schoon hy om zig aan het Oude te houden niet te mal is, om met een driedubbelde muts met een keelenband te loopen, en dus uit zyn valhoed te kyken, als een zot door zyn tralie, zo is hy evenwel zo verstandig by al zyn vreemde kuuren, dat hy de nieuwigheden niet geheel van de hand wyst, of ze schoon niet juist gerigt {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn na de constuumen der eeuwen. Myn Siracusize patroon is de omnibus aliquid sed de toto nihil, en daarom staat hy na de canonisatie der heiligen. Het haanenboek, dat hy de kinderen leerd, heeft hem zo niet vervreemd van den regten text, of hy wil nog wel een linkze loogen geloven. Komt hier schoolbullen, leert hier balken. De overste leidsman der blinden gaat u meesterlyk voor Hy luistert na de revelatien, prophetien, en voorzeggingen van een tweede Brita, geinspireert, door beter keitrekkers, dan onzen Haarburger Hans voorgeeft te zyn. Waarom wantrouwen ons de Magisters der Discipulen, als wy met kool ter markt verschynen? Moeten ze ezels al de raapen alleen vreeten? Moogen wy veulens van den Parnas aan de negen merriën van den Helicon zo wel niet zuigen, als de verlepte ruinen der Gymnasien, en der Lovense faculteiten doen? Heeft Atheenen al de wysheid alleen gepagt? Is 'er buiten de academie geen geleerdheid? Bloed! dan is Momus verlooren. Halte, myn ziel! de inligting der hemelze starren kon Maro ontfangen, schoon hy maar een veldeling by paarden, en niet by ezels was opgevoed. Als de harssenvliezen vatbaar zyn voor waare Ideën, en dat de ziel bloot leid, als een gaapende Danaë, voor den regen van den regten Jupyn, zo overstroomen de beeken der Eeuwigheid de sluizen der zinnen. Dat heet Philosophis beschouwen, en de buitenste dingen in den binnenste ader te doorgluuren. Al de leerstukken des waerelds worden gerigt, om volleert te zyn, en dit geworden zynde door al het geleerde te ontleeren, zo verkrygt den loslaater der begrippen dat onbegrypelyk, dat ons geen schoolmeester, als was hy nog gaauwer als den Rotterdamzen Nagtegaal hoort te zyn, kan leeren. Laat Doctor Crispyn vry zyn twee kluuwentjes pikgaaren laaten afwinden door wie hy wil, wy meenen dit ons vlas van daag niet te verbruijen, door meêr van dat wezentlyke waar te zeggen, dan de loogen kan dulden. Ik schei 'er uit met wys te zyn, dewyl ik genegen om den heiligen Don Quichot, als een andere Sanche Panche te volgen, van gedagten ben om de avontuur van de Gravin Trisaldi te helpen ten einde brengen. Als een gebaarde Dame voor den Ridder van de droevige figuur verscheind, zo reisd hy overent. Geloof je me niet? vraag het al de kloosternonnen van de zédyk. De schoolmeester zal ligt al weêr bulken: Hoe komt dit hier al te pas? {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} Wel wy antwoorden, wat doen de Colloquia Corderi in de koffihuizen. Zegje Navita de ventis? dat is te zeggen, de ezels praaten altyd van hunne ooren, wy repliceeren tussen een Paus en een mens is geen ander onderscheid, als den titel. Dat je de hyligheid naakt zaagt, bolletje, je zoud je kruisen en zegenen. Al meê zondige schepzelen, riep de bagyn, doe ze paters broek voor den doek had verkooren. Steld u eens in den staat der onnozelheid, als een waare Innocentius, myn vriend, en onderzoek dan eens hoe gy u draagen zoud, als moeder Eva u ouden Adam zogt te verleiden. Bloed! als AEneas de Cumaanze Sybil ziet verscheinen, dan druipstaart hy van verwondering, en als Orsini de toveresse van Endor hoord harruweeren over de toekomende dingen staat hy als een paal. De vroome bloed had nog naauwelyks zyn gevangen voorentje gepeuzelt aan het strand van den waterigen vyver, of een zeker vrouwmensch, dat, na myn geloof, lang voor beefster had geleegen onder de bewerking van een party malcontente Cardinaalen kwam op de baan, als een getaande kol, die bereeden van den helschen Christoffel de voornemens der vroomen, door schendtaal dagt te verydelen. Uw werk, paai, deugd niet, riep de sleep. Zy die uw doening verzellen, en in uw voordeel ageeren dat zyn bedriegers, omgekogte getuigen, perjurieuse schribenten, en dieven der waare kerk. Uwe spiritus familiaris Coscia, en uwe andere beädemers loeren maar op uw beurs, en zo voort, met een woord, schoon ik juist al de courantwoorden niet stip na en volg, zy tierde circum circa, als een Zweedze nagtmerri, die verongelykt waanende te zyn, door ieder te schenden, haar schade tragt te vergoeden, terwylze aan de andere kant haar bekruipers opvyzelde, als heiligen, waar onder 'er zeker wel een zal geschuilt hebben, wiens herdersstaf zig niet zal ontzien zyn Overheid, zo het de nood voor hem vereiste, dermaaten te rossen, dat 'er de waereld van zou verschrikken. Hoe de verongelykten hebben staan kyken, doe ze die lasteringen hoorden, laat ik aan het oordeel der bescheide Lezers. Wie weet, of de verleege Paus niet wel een ave Maria van angst heeft geprevelt tegens deze Sancta Brigitta, die buiten twyffel beter met een brandende kaars te paaijen zou geweest zyn, dan met het gekruis van een verouderde vinger. Dog men moet zig voe- {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} gen na het de tyd, en de omstandigheid der zaaken toelaten. Wel mal om een hoekje, maar voor het oog der aanschouweren moet men de zuiverheid preeken. Al was de heele maagdom van een meid verfomfooit, nog wil ze voor non paszeeren. Venus blyft maagd, al lost ze al een kupidótje, en om dit door te dreiven, zo is de hemelze byslaap gepractiseert. Wie daar van heeft geproeft, die praat niet als van geestelyke inligting. Al had de duivel in haar pothuis geschoenlapt, nog zou zo een toveres voorgeven van een engel bezwangert te zyn. Geen satan lolt door dezen bek, riep de bedriegster, maar een gezuiverde geest. 't Is waar, ik val wat deluuw, en bruin, maar ik ben zo poezel en lieffelyk met een, als een arm met razende katten. Al had iemand een steene hart, hy zou immers niet minder konnen doen, als hy waarelyk zagt van geest was, dan te zegenen, die hem en de zyne vervloekte. Innocentius deed hier na myn gedagten boven zyn verstand, want in plaats van de prophetesse een braave konkel geschonken te hebben, vereerde hy haar de benedictie met zo veel klem, dat ze 'er zo veel Latyn door begon te braaken, als of zy het, van te vooren door een ander hebbende laaten opstellen, van buiten geleerd had. De vreemde taalen kan men thans om een zuur zien kreigen. Wil iemand die geen Latyn en kan een hardersstaf 'er meê vergulden, die huur slegts een verloope munnik, of een andere bedrieger, en laat het door den zelve knoeijen, om het op zyn eigen naam uit te geeven, en 't zal de blinde waereld voldoen. Ik verzeker u, Lezers, had die middernagts juffer haar lesje by my opgezeid, ik zou 'er zo lang gecatechiseert gehad hebben, datze, niet in staat te antwoorden, zou hebben moeten bekennen, datze even zo veel van de gaaven der taale bezat, als onzen Doctor Crispyn 'er van verstaat, die 'er evenwel zo meê komt opdonderen, als of een jonge, die de secunda Classe alleen is gepasseert, in staat was, om de welspreekentheid der aankomelingen der zesde schoole te evenaaren. Wat maaken de menschen al om geld? zei de Boer, en hy zag een aap op Hans Christoffers venster zitten. Dog hier van genoeg, dewyl wy een andere gek op dit ons tooneel zien treeden. Vraagen my de Lezers wat of hy voor een Landsman is? Wy antwoorden een Italiäan. Geen pruim, nog razynen verkooper, Messieurs, maar een Jesuiet van Napels, die wat {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} wat al te vry den bek hebbende geroerd op den Predikstoel binnen Venetien elders is verzonden. Het is een groote wysheid wel te redeneeren dog nog grooter verstand alle waarheid altyd niet te zeggen. Exempli gratia, ik kon middagklaar vertoonen, dat een moedwillige bankrottier na de wet hoorde in zyn eigen deur opgehangen te worden, daarom is dit niet raadzaam, want duizenden die hier aan schuldig zyn, zouden my, om die reden tot vyanden worden, die my nu wel moogen leiden, om dat ik de gebreeken myner Vaderlanders slegts met een vossenstaart quisquel. Ongelukkig te worden door onvoorziene toevallen is beklaaglyk, en zy, die dit proeven, verdienen regtvaardig de hulp der ryken, maar dat een deel schelmen voorwetens zulks beginnen, om groot te worden is niet te dulden voor de verongelykten, die dikwils moeten zien, dat zy, die in het hunne zitten, waar ze komen, zo stout den booventoon kraaijen, dat lieden van staat, en verdienste voor hun snater moeten zwygen. Ik kender een, die beter na een gaauwdief, dan na een eerelyk man gelykt, en welkers boedel over een jaar nog insolvent was, die nu van zyn duizenden zwetst, gelyk een kwakzalver van zyn pillen, en zig niet ontziet even die geene, die hem geholpen hebben, zo te lasteren, als of de geest van Hans in hem overgegaan zynde hem had geinspireert, om al te zeggen, wat hem voor den logenagtigen bek komt. Dat is myns bedunkens geen daad van een wys man, maar van een gek, want zo iemand een verkeerde bal opslaat, kreigd hy 'er vaak een weêrom, die hem door de ooren gonst, met zo veel geweld, dat hy 'er als duisselig van geworden zynde, niet weet wat te zullen antwoorden, op een taal, die hem zo wezentlyk treft, dat hy als een hond, met een ingetrokke staart moet vertrekken. Onder zulk, of diergelyken ruigt is dat nog al een van de beste, schoon hy in substantie niets deugd, die het hazenpad kiest op een weltreffent verwyt. Die geheel gestorven zyn aan alle eer en deugd, gelyk publieke baanstroopers, die hun adel op den gebrandmerkten rug torszen, die weeten van verbloozen nog verblikken. Al zeid hun de waereld duizend insolentien, zy ontfangen ze met een gecandaliseerde tronie, die geschaapen scheind, om alles te verduuren. Wat ons in het bezonder betreft, wy moogen deze onhebbelykheden wel leiden, kunnen de delinquenten maar dulden overal door de tong 'er voor gerost te worden. De inquisitie speelt overal loon naar werk, en hoewelze hier zo straf niet is, als binnen Spanjen, zo leeraart de tyd dog, dat zy, die kuilen graaven voor een ander 'er doorgaants het eerst in verstrikken. Dit maar zo eens in passant aangeroert hebbende, keeren wy weder na de Koolwarmoesridders die zo ruig van tong zyn, als Ezau van handen is geweest, ik wil zeggen na de ieverende Paapen, zonder verstand, die niet oplettende wie hun te werk gesteld hebben, vaak hunne Heeren, en Meesters voor het aan hun geschonke salaris, en tractament zo vinnig bedanken, datze nolens volens gehouden zyn om hun den bassenden {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} bek te muilbanden, door die wegen die de polletie heeft uitgevonden, om alle die geene te toomen, die aan hunnen wrevelige assurantie wel bewyzen geene Zendelingen te zyn van de zagtmoedigen Opper Professor, die den Keizer beval te geeven 't geene des Keizers is. Daar zyn duizend stratagemas om de Overigheid te schenden, als men op de billykheid hunner Heerschappyen gebeeten, die wenste verwoest te zien. De Ignatiäan van Parma prees onlangs in zyn Sermoen den overleden Hartog uitneemend, en hy vergat den lof van den tegenwoordige te reppen, met geen andere intentie, als om de laatste te steeken, die zulk zwygen voor kwalyk spreeken opnemende, hem de Stad liet ontzeggen. Zo veel nadeel als die kabouters veeltyds doen aan den Staat, wanneer zy 'er tegens gekant zyn, zo veel voordeel kunnen zy de Magistraat schaffen, als zy 'er van profiteeren, of 'er hun oogmerk door weeten te bereiken, want heeft Moses lange vingeren, de Aronieten heb 'er vaak stervige duimen tegen. Als de laatste het Gemeen hebben weeten te winnen door een Pharizeïze gemaaktheid, zyn die Grooten, die voor Tollenaaren geboekt worden van de scheinheiligheid, hunne Troonen vaak niet zeker. De Usurpateur van Persien geen genoegzaame kans ziende om den Opperbevelhebber der Turken het hoofd met den deegen te bieden bediende zig voor weinig tyd van de geestelyken tabbert. Hy zond vier van binnen gezwarte Wetgeleerde in witte klederen na de Prins van Babilonien, die met een opregt Musulmans accent, gerigt na den Alcoran, zo fyn teemden, dat het Legergraauw zelfs 'er van gestigt liever rebelleeren wilde, tegens hun wettig hoofd, dan een party opgeraapt canalje te bespringen. Daar is niets heiliger in de waereld dan de waare G..sdienst, maar ook niets verfoeijelyker als dat men de Religie gebruikt tot een dekmantel van zonden, en bedrog. Wie zyn oorzaak, zig zelve, zyn meerder en zyn minder regt kent, en weet door nazinning van zyn natuur, die aan de geheele waereld vermaagtschapt is, wat het is een menste zyn, die kan nooit anders, als alle endigingen voeren in dat begin, 't geen staten, en ampten verscheidentlyk heeft ingesteld, om dit groot heelal tot zulken éénheid te voeren, die alle die geene zullen genieten, die niet verdeeld door Meeningen, Ketteryen, Secten, en valze Articulen, by niets anders zweeren als by de algemeene liefde, die als een zon goeden, en kwaaden bescheind, zonder 'er de minste hinder van te gevoelen. Dixi. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, by Adam Lobé, in de Sint Jansstraat, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar verder te bekomen, als ook tot Haarlem, M van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 23 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 19. Mei. Onlangs, volgens de pligt van een getrouwen herder, op een avond de Arabize nagtvertellingen van Hans, en Brita, tot den heiligen dienst der minst eerlyke leeden te stigten, op een secreet ingeweid hebbende, vond ik myn gemoed dermaaten voldaan, dat deze pen niet magtig is den welmenenden Lezer 'er een schets van te knoeijen. Ik zag het ampt, en de persoonen, die het zouden exerceren, zo overeenstemmende in natuur, en voeggelykheid, dat my dunkt, dat nooit Paus zelfs zo na vermaagschapt is geweest aan de leer en den wandel van Petrus, als die grollen behoorden tot het officie, waar mede wy ze allergenadigst hebben begiftigt. 't Was te wenschen, dagt ik, doe ik my na dien arrebeid tot rusten begaf, dat alle Staat- en Kerkelyke bedieninge op eene waardiger wyze, zo zuiver en ongekreukt wierden opgedraagen zonder aanzien van deze en geene, aan de meest waardigsten, gelyk wy gedaan hebben. Wat zouden de Pleitzaalen, en Predikstoelen niet groeijen en bloeijen! waaren ze overal bezaaid door mannen, die verstonden wat het te zeggen is voor een Regter of een Leeraar te ageeren. Die toneelen, de goden der aarde geweid, ontfangen hunnen luister van de majesteit dier vaderen, die ze waardig bekleeden. Als een munnik zonder verstand op zyn theater ravot door voor den dolleman te speelen met zyn party te schelden, dan is de plaats, waar op de waarheid vry hoorde te treeden, verhuurt aan den logen, en als de eigenbaat den dolk van Themis averegts zwaaid van de regter na de linker kant, dan zyn die geene, die {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} geveiligd hoorden te zyn voor den verwoestenden wrevel een prys voor de geweldenaar. Dog wat scheelt dat een pagter van 't gemeen, die niet uitgerust door behoorelyke bekwaamheid zig ziet indringen in het geene eens anders is. Elk waand bevoegt te zyn, tot het geene hy verkreigd, bezit, of wenst te hebben, zonder te bedenken, dat de minst waardigsten veeltyds in de possessie zyn van zaaken, die de edelsten hoorden te genieten. Myn geld, myn beroep, myn adel en vrienden zyn myne mecaenaten geweest, roept een gek, die een armen wysgeer voor een bedelaar op de kaak ziet pronken, om dat hy met contrabande deugden te venten, de fouten zyner Vaderlanders ondersteek tragte te doen. Geen grooter doodzonden begaat een opregt man, als dat hy de valsheden te keer gaat met wapenen der bestraffing. Zo lang de goude tong flik-flojeryën strooit, zo vaaren zyn snaaren voor wind. Vat Pallas na haar speer, Arachne beschimt haare pluimen. In de lommer van duizend gebreken te slapen, ô wagters! is het kunsje, om als Princen te leeven. Langs dien weg steigd men boven zyn waarde. Al was iemand zo gek als Doctor Crispyn, hy was wys genoeg om ryk te worden, byaldien hy maar wist, dat de meesten door niets te weeten, tot den top steigen van een zekere kennis, die de ruiên is der vrygeboore geesten. Omhels slegts het geen de bovendryvende party bekragtigt, al was het nog zo vals, het zal uw leidstar zyn tot rykdom, eer, en staat. Wil iemand opdryven met een afgekeurde balk tegens de stroom, en de wind der ketteryën, hy moet noodzakelyk schipbreuk leiden, eêr hy zyn reis half heeft voltrokken. 't Is beter dat 'er één verlooren gaat, dan het geheele volk, riep de valsche Propheet, en hoe vals die woorden toen wierden toegepast, nu waant men ze regt uit te voeren, als men de appellanten door een bul oversnoeft, die op een concilie is toegesteld, waar op de bovendryvende party zyn onfeilbaaren geest bekragtigde door meerderheid van stemmen. Oudtyds lei de waarheid in de uitspraak van weinigen, dog nu gaat men zeker, als de grootste hoop de kleinste oversnoeft. Romen geeft hier van alleen geene proeven. Zyn buuren dobbelen niet mis. 't Is of elk de Princesse der steden hulde wil doen, door haare voetstappen te volgen. Zy die zelfs haare dwingelandyën verdoemen voeren Levi's dee- {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} gen niet te vergeefs. Komt maar eens aan den altaar, met ander vuur, dan Aron bézigt, of spreek van de geheimen der heiligdommen, zonder gezwagtelt te zyn in den geoctroyeerden mantel der Priesteren, en ziet eens, of de inquisitie buiten Portugal en Spanjen zomtyds niet een Speelreisje doet, om een eerlyk gezel te verstrikken. Daar is niet beter dan zwygen, in die landen waar in het waarzeggen is verboden. De heele waereld is geen Nederland, en daarom is vryheid elders niet zeker. Hier mag een Momus kruiderbalzem venten, die op andere plaatzen niet en geldt. Smeerde ik de Moffen, en de Waalen, de Zweden en de Jutten, met myne Arcana, ik was in gevaar om den doctoralen titel ontzegt te worden. Hier is het veilig voor de deugd, en daarom distileer ik kyën, om Goliat te treffen. Als ik van bedriegers spreek, dan laat ik de opregten vry, en daarom ga ik tot nog toe zeker. Nimmer heb ik den dolk getrokken tegens de voorstanders der wetten, maar my honderdmaal gewaagd door die te bespringen, die onder den dekmantel van de waarheid te uiten, hun niet ontzien de waarheid in boeijens te slaan. Dog wat is de waarheid? gild een logenaar. Men zal 't u zeggen, kan uw oor de billykheid veelen. 't Geen 't minst overeenstemt met meeningen is het verst van de valsheid. De oorzaak der dingen kent zig, en daarom is hy vry van een anders keuren te volgen. Wie zyn Schepper nastreeft, door zig zelfs te kennen, agterhaald de wortel van zyn ziel, en voelt daar uit, hoe alle begrippen uit die natuur, en niet uit die van andere moeten vloeijen. Als men hier toe komt, als tot het meerdere, door het mindere vaarwel te zeggen, zo leggen de tydelyke bespiegelingen overhoop. De bewoordingen van andere van mond tot mond overgenomen, vervallen als klanken zonder geest, zo draâ men merkt, dat die uitgalmingen traditien zyn van meesters, die hunne onbezielde jongens bezwangerd hebben met schimmen, die geen leeven bezitten. Men ziet de een als de ander aan voor windhandelaars, terwyl men wezentlyker voorzien met eeuwigduurende Waaren één Ziel is met de Schepper der Geesten, die een gelyken adem schenkt aan alle die geene, die geen G.ddelyke ligt voor egt erkennen, als dat voortkomende uit een innerlyke liefde aan de werken bewyst, dat het veelen kan getoetst te {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} worden aan den rigtsnoer der bevelen. De krakeelen, anders zo gewild by de bovendryvende Sectarissen, vervallen by een vreedzaam gemoed, want terwyl het onderzoek by een vrygeboore meêr strekt tot rust, als twist, zo is het altoos te vreeden, dat andere hobben, en tobben om den bolster - mits dat de kern overschiet voor die geene, die niet levende van een anders willekeuren te trompetten, hun eigen zelven onderwerpen aan de instortingen der volmaakste Ideën. Gelyk een woestenier de bossen en de rotzen beschouwd, als zaaken buiten hem, even zo leeft een Philosooph met de dingen die hy hoord, en ziet. De eenzame cel van onder honderd duizend menschen zyn hart niet te vereenigen met de sottiesen zyner buuren, schaft hem een hemel op aarde. Hy ziet de dieren, en de beesten woelen, elk na hun aard, en neiging, en blyft vry van de zinnelyke voorwerpen, door zyn denkbeeld te vermaagschappen met de eenigste Vader der Hoofdstoffen. Bloot van alle voorwerpen, los van meeningen, gezuivert van traditiën, bevreid van Ketteryën, en geheel overgegeeven aan de ondervindende bespiegelingen, zo heeft hy dat reeds in bezitting, waar over de andere disputeeren om het te verkreigen. Terwyl dat de een de ander, als een Sinte Pieters Sinte Pietertje met een gewonne, of gestoole sleutel tragt te sluiten buiten de hemel, en zyne goederen, zo trekt de andere reeds de renten en revenuën der gemaakte testamenten. Wyl alle waarheid alleen geleeraart word, om een volmaakte rust te erlangen, zo heeft hy den top der zelven verkreegen, die zo zeker rust, dat hem geen onrustige praat kan ontrusten. Die zyn gelukzaligheid kent te bestaan in los te zyn van de eigen liefde, door iets schoonders te kennen, dan de schoolmeesters aan hunne jongens voorschryven, die vind zo veel overeenkomst met de verborge G..geleerdheid, dat de uiterlyke by hem slegts aangezien voor een weg tot de innerlyke, als vervald. De heipaalen worden vergeeten, als men de hoogere gebouwen beschouwd. De eerste trap is goed, maar de steilste is het allervoortreffelykste. Als men daar op staat, zo worden de nederige voorwerpen klein. Men ziet Keizers, en Pausen als mieren en muggen aan, de Koningen, en de Aardsbisschoppen als Beelden uit stof, en as gevormt. De dagelykze begrippen, de stellingen {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} der menschen, de keuren der aardwormen, het wroeten der kooplieden als zo veel wargarens, waar in de zielen worden verstrikt. De rykdommen, en plaisieren voor zinnelooze stuipen, het onderdrukken der armen voor gruuwelen, die hun straf niet zullen ontgaan, met een woord, al wat een verheven geest denkt van de nederigste voorwerpen is zo strydende met hunne willekeuren, en statuten, dat 'er niets in de waereld is, dat meêr van hun kan gehaat, of vervolgt worden, als een zulke, die alle hunne doeningen voor dol, en Lazarushuis werken begroet. En hoe kan dit anders van een waaragtig Philosooph gedaan worden, die zyn ziel hooger schattende, dan een geheele waereld, hem zelven in de bespiegeling verlieft van het bovenzinnelyke goed, dat de hartstogten kluistert. Hy vind in de afgetrokke beschouwing zo veel nabyheid met de gelukzaligheid, dat hy de aardelingen moet keuren voor verbasterde takken van den waaragtigen stam. Aan de vrugten kent hy het geloof der meesten, die op overleveringen stout geen leven in hun zelven hebben, dewyl al wat dat ze kennen, en weeten, slegts overgenome fragmenten zyn der zulke, die na eenen orgineelen koperen Otto, by manier van zeggen, 'er duizenden hebben geschroefd. Al was een nieuwe munt nog zo schoon, hy bevalt aan de penninghandelaars niet, zo hy niet overeenkomstig niet hun antike concepten, strekt om winst aan Judas koffer te verschaffen. Men bedenkt niet dat goud altyd goud is, al is het nog zo verschillend van gedaante, en omtrek. Neen, de bedriegerye stelt de eene stempel boven de ander, zonder te bezeffen, dat de naam, en het beeld van deze, of geene geen meêr waarde aan de stof geeven, als de inbeelding 'er dol willens aan schenkt. Of ik een Romanist, of een Janscnist ben, en blyf een deugeniet zulks doet niets tot voordeel van de zaak. Ik had liever geen van beide te wezen, mits dat ik vroom geen andere naam, als een g..sdienstige bezat, door een onbesprooken wandel. Dat geeft klem aan de Religie. Een munnik op den stoel, of aan den dis scheelt wel tnegentig per cent. Aan de laatste speelt de Abt Ostmaals voor een zwyn, schoon hy op de eerste niet kan bewyzen geregtigt te zyn, om alleen meêr te verteeren, als honderd andere verdienen. Als zo een Aäron zyn zending kan verdeedigen {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} met Mozes zwaard, mag 'er niemand tegens wroeten, als die zyn leven en vryheid wars, solliciteert om door beulshanden te sneuvelen. Dat zulks alle die geene vry doen, die wars zyn van de tyd, door een eeuwigheid te kennen, waar in alle de articulen veréénigt smelten uit de bron der kennisse van goed, en kwaad in de oceäan des levens, wy zo ver niet gekomen, voegen ons na de bovendryvende verschillen, en konden wy het nog beter, wy plukten meêr winst van den koolakker der Paapen. Hadden wy van de Garstenbrooden gegeeten, die Pausen, Cardinalen, Bisschoppen, en Munniken hebben geproeft, eêr ze gekroopen uit een Ezelspels wierden gedekt met de Outaarrok der Baals Propheten, wy zouden meêr raapen kluiven, als wy nu knollen verkoopen. De blindheid van een ongedwonge geest is oorzaak onzer ongelukken. Waarom niet aan den keten van den Pausselyken kar getrokken, of zyne navolgers in triomphen verzelt, ô zwervende ziel! de ossen krygen immers hooi, als zy hunne overheeren dienen, maar wat trekt een paard, die geen Midas wil laaten opzitten? Die de pantoffel kust van eenen Innocentius, kan voor een wysäart begroet, de Catholyke stigten, en voor dien arbeid den Te Deum klinken met een glas van een stoop. 't Is wysheid de wysheid te verzaaken, als zy de narren verveelt, en waarheid de waarheid te verdoemen, wanneer de logen haar niet mag dulden: zo spreekt Macchiavel, en daarom blyft hy, hoe verdoemd, in wezen. Die meêr overeenkomst hebben met de natuur der volmaaktheid konnen dien raad niet volgen, en daarom geld het memento mori zo draâ de ongekreukte deugd galg, en raderen beschouwd. Ik weet niet of ik dwaal, als ik zeg dat 'er meêr vroomen dan goddeloozen door beuls handen zyn gesneuvelt, maar dit weet ik, dat by aldien het de Geestelykheid van Orsini vry stont, om al die geene, die gelooven, dat ieder geregtigt is zyn eigen Leeraar te zyn, te massacreeren, dat 'er weinig zouden overschieten, zo zy ze konden vinden. Vader, en Moeder te vermoorden is afschuuwelyk; maar tegens Babel te zeggen, dat zyne Metselaars bedervers zyn der verborgene steenen, door uiterlykheden in te voeren is onvergeeffelyker, dan het eerste. Voor de zulken doed Heeroom geen Mis: en om de {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} waarheid te zeggen, zy verdienenze ook niet, want zy offeren to weinig aan de Altaaren van Dan, en Bethel, dat byaldien 'er geen zótten toeschooten, om hun zakken te laaten pluizen, 'er weinig zou overschieten voor die gierigaarts, die door Corban te gillen, als de Sprinkhaanen van Egipten, al vernielen, wat de akkers van 't gemeen baaren. Eêrtyds trok Levi tienden, nu kreigd hy honderden, en duizenden, en nog pas te vreeden gaapt hy na meêr. 't Is een Jesuiet ordinarie leet, dat hy 't heel al niet kan verzwelgen. Dog wy neemen de wil in dezen voor de daad, en slaan een kruis tegens dien duivel, die van buiten onberispelyk een poel is van alle schelmeryën. Het Tollenaarskleed verbergt vaak een eerelyke ziel, maar de greins van een Phariseër een schelm. Zoekt iemand na bedriegers, hy begeef zig maar onder de fynen. Daar heb je 't bedrog, en de valsheid uit de eerste hand: want die snaaken neemen expres een zekere schyn van G..zaligheid aan, om het geen waarelyk heilig is te onder te brengen, terwyl zy de naakte deugd, die zig aan geene dekkleederen bind, quasi willen dossen in een trant van gemaaktheid, die niet eigen is aan de zuivere vryheid. Heet kleedtje van Menno, en Socien, dat zien de vroome gezellen aan, als bedekzelen der schande, want agter die esse uithangborden zyn de hoekkigste winkels van streeken, en list. Vraag de Beurs na de doeningen dier snaaken, ik wed zy zal zeggen, dat uit dien hoek meêr ongehoorde kneepen groeijen, dan 'er koffiebaalen, gemerkt met het Waapen der Amsterdamze Oost Indize Compagnie, te leveren zyn. De rykdom heeft wonderbare begindzelen, aardige groeijingen, volkome was-dommen, en ook schielyke daalingen. Die wysheid koopt verarmt nimmer, want schoon het lighaam van een Philosooph alle dingen derfde, nog heeft de ziel van een regte Plato, of Socrates die vergenoeging, dat zy éénwillens met het Wezen aller Wezens, een zekere vreugd geniet, die alle aardze plaisieren overtreft. My dunkt ik hoor de Schoolmeesters, en de Cathegiseerspooken der Koffiehuizen al weêr vragen, waar toe dienen alle die vertellingen? Men zal 't de Heeren zeggen: 't geschied alleen om hun aandagt te verveelen. Een eerelyk Patriot wind genoeg, als hy het gehoor der gekken verliest. Wy schryven liever voor drie {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} verstandigen, dan voor duizend zotten. Dat 's goed, zeid de ryke Man, tegens den armen Lazarus, als gy kunt rondschieten, zonder dat u de honden hoeven te lekken. Dog wy repliceeren, de waarheid denkt nimmer om haar naaktheid, als zy slegts het vermogen vind, om de valsheid te ontmaskeren. Wie tot de deugd gebooren is, moet tog van elende vergaan. Fiat! sterven wy op zyn Romeins, om eeuwig te leven! NB. De Courant zal toekomende week, als ik tyd heb om onzekerheden te lezen, een beurt hebben. Want de lieden schreeuwen geduurig geeft ons nouvellen, zonder te bedenken dat de meeste nieuwigheden, zo ver van de waarheid zyn, als Doctor Crispyn van oordeel en reden. Men ziet dag aan dag de tydingen omtrent oorlog, en vrede zo variëren, als of 'er nooit stilstand zou worden gevonden in de wisselvalligheden der zaaken. 't Geen dat de een by nagt droomd, verteld hy by den dag voor een zekere historie aan een ander, die, gehoorziek, zo lang zwygt, tot hy occasie heeft van logens verder uit te breiden Zy dieze van mond tot mond aannemen, laten niet na die voort te trompetten, en stand te doen greipen onder honderd duizenden, die nooit na den oorsprong der dingen vraagen, zo ze slegts kans zien, hunne linkse eindens daar mede te agterhaalen Wy, die geen oogmerk hebben, als de wanstallen te beteren, zyn vyanden van die gewoontens, en daarom schuuw om uit twyfelagtige Dagregisters en Jaarboeken, vastigheden te prognosticeeren. Konden wy ons daar toe gewennen, deze kar liep op een gladder baan, die nu vaak gelaaden met onsmakelyke spys voor bedorve maagen, pas herberg kan vinden by een boer, laat staan by een mensch. Passientie! elken star draait in zyn eigen cirkel, en ieder gek heeft zyn bezondere manieren, en daarom blyven zótten en wyzen de twee altoos duurende Poolen, waar langs onzen aardkloot word gebuitelt. Vaart wel, en doet hier mede u profyt. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgesn, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 'sHage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman, en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 24 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 26. Mei. Quantum est in ribus inane! riep eens een jonge Deêrn, doe ze den insolventen Boedel van haar sestig jaarigen Bruidegom met traanen besproeide, die constantia, & labore al gedaan hebbende, wat van een oude ruin te wagten is, net stond als een Pegasusen ridder, wiens Blyspel van de hand geweezen, zig diverteert door Acteöns rampen op zyn bedtheater te zien vertoonen. Dat is wat anders te zeggen, als de sluikeryen van Mars en Venus door jeugdige kussen te copieeren. Speelt vyfentwintig jaarige snaaken vry perfer, & obdura, zo lang als Saturnus uwe schyven op het Verkeerbort des Huwelyks niet schut, zy die wyzer zyn door afgezolde contemplatien, werpen nimmer met twee dobbelsteenen, of sic transit gloria mundi is de galm, die hunne poging verzelt. Konden de Lezers Latyn, ik zou hen een definitie geeven van de herschepping der dingen, beneffens de reden hunner groei, en afnemingen. 't Zou my geen kunst zyn te bewyzen waarom of een stuiter eêr verwisselt in een knikker, dan een minor in een major. In die taal, Heeren, zou ik u durven zeggen, dat veele die thans voor Jupiter op Europa's roozen graazen, over weinig tyd pas een tand zullen hebben om op een pruimtje te bikken. Het Duits is niet voor de geleerden, en daarom schryf ik meest voor de zótten. Ik bewimpel myn verstand in Batavise klanken, om geen rusie te kreigen met onbedreeve kinkels. O! 't aloude schoon is begraven, want zint de vryheid der Wysgeeren wierd besnoeit, wierd de slaverny getroont. De laatste kan koopmans Duits, en daarom zullen wy, als 't verzakers past der te ondergebragte waarheid, met een snaare {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} loogen de waereld vermaaken. Of ik daar al eens, als een Diogenes, op een half vat stont te preeken met een afgekeurt accent van de edelheid der ziele, van haar betrekking tot haar oorzaak, van de natuurlyke band der geschaape dingen, waar door dat de een niet meêr is in wezen en aard, dan de andere, en van het algemeene regt der stervelingen, dat daar uit vloeid, wat zou 't my baaten? Zou ik al de ryken niet tegen kreigen, als ik voor de armen sprak? Zouden de verklikkers my niet voor een sluiker in het witte Wambes plaatzen, als ik de zwarte vliegen, ik men de rupsen van Orsini uit den hof van 't gemeen wilde verbannen, door contiabande waaren te venten? ik meen van ja; en om die reden speel ik voor Mascariljas om de losse bóllen te divertéren. De huilebalk heeft uit, en daarom vertónen wy een Democriet. De welsprekentheid is thans geen duit waard. Al kon ik de rotzen doen weenen, door myn Orpheûse gezangen, nog willen de dieren liever lagchen, om 't huppelen onzer sottiesen. Weg dan Atheense gehugten, wy treeden de dolhuizen in. Pallas, wiens eeuwige maagdom voor die van Brita Beyer niet hoeft te wyken, is te verlept, om bezwangert, door onze begeerte tot wysheid, de weg te baanen tot eeuwige kinderen. Een houte of een steene pop in den arm is thans wat anders, als een levendige inspraak der aandoenende vermogens. Voor dezen wierden, uit de vereeniging der geesten met geesten de deugden gebooren, nu kunnen vlees en geest beter te zaamen hotten, als de Digtkunde met een gouden buidel. Nog korts geleden geloofde men, dat de conjunctie van een Stier met een Koe in staat was om de wyën te bevolken met Kalveren; nu is 't uit met die praat. Een lieve Vrouwenbeeld vermag meêr, dan het portrait van een lieven Man op een Juffer. Als is de deugd zo plat als een schol door 't goed vertrouwen, zo verwisselen de voorens in posten. Waar wil dit heen! 't Is omgekoomen met de globen, wanneer de vlaktens genereeren! De mannen zyn onnut, want de wyven verwisselen van Castraten in steevige helden. 't Geen een bedorve ligtmis, oude rammelaar, of podagreuzen zondaar niet kan verrigten, dat bakken de Sanctinnen. Meenige Munnik heeft vaak zyn kop door dien venster gestooken, waar langs een waereldling de wording der dingen niet kon agterhaalen, en nut gedaan aan het gemeene best, door een bastert te zetten in de erffenisse der grooten, die lan- {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} den, en steeden moeten bestieren, maar nu is 't uk met het Colegia de propagandum fide by die maats, want de bezwangering der wyven is by de wyven te haalen. 't Is ook een waarheid, maar hoc veel 'er van de man toe behoort, zal ons Docter Crispyn best kunnen zeggen, zo wy hem in de arm neemen, als een palinuur, om de maagdelyke dieptens met een verborge pikdraatje te peilen. De vuurige inprenting van ons zelven in het vrouwelyke beeld, doet een Maagd tot een Moeder verwisselen, maar of zulks kan geschieden na de loop der natuur, zonder eenige mannelykheid, zal Brita beter weten dan wy. De verborge byslaap, waar uit de Ideën vormgestellen verwerven, is een magice chimie, die de dienstmeiden zelden penetreren, voor ze eerst een wynig na de vleesse gemoffelt, het onderscheid hebben leeren kennen van het werkende, en het lydelyke deel. of dit kan geschieden, door een gesneden uithangbort boven de Huuwelykscel te hangen, zonder verder pogingen, kunnen wy, als niet ver genoeg onderregt in de synpatetise stuipen, geenzints zeggen. Innocentius, die onfeilbaar is, als hy niet en dwaald, schynt schrikkelyk voor de vrouwelykheid voor ingenomen, want schoon hy in ver na de vlugste haan niet is van Sinte Pieters hennennest, zo mag hy evenwel graag leiden, dat 'er eijeren worden gepikt. In zyn Landsdouw is eens een boom gewassen, waar uit een kunstenaar met den zelven bytel een Venus, en een lieven Vrouw heeft geschapen, welke laatste zo kwastig is, dat 'er de minste maagd, die 'er maar tegens schuurt, van bevrugt word. De distel waar tegens Juno vreef heeft 'er geen sweemzel na, want die was, na het gevoelen der natuurkenners, hoekig en puntig als een tresfolium, of een drieblad, maar 't geheim dat agter dit vygenblaadje schuilt, is als een zekere vanitas, waar uit de dartelheden minder maaijen, dan zy zaaijen. Trouwens dat is evenveel, want de meeste susjes, welkers begeerte tot de man is, houden meêr van de generatie, dan de baaring. In dat punt zyn de inwoonders der waereld Catholyk, eenige weinige uitgezondert, die verdeeld, om deze en geene oogmerken, graag van een poesjenel met bellen, jonge gekjes zien spruiten, die aan de levery hunner harssenen bewyzen, dat hunne ouders immers zo mal zyn geweest, als zy zelver worden bevonden. Om dat men zelden uit een Harlinger Paalmossel Orientaalze paerlen vist, daarom zo wil Brita ook {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} niet hebben, dat onverligte persoonen na dien oester duiken, die zig nimmer opent, als dan, wanneer de mistike droppelen van den jonkvrouwelyken man neêr regenen in de schoot van de mannelyke jonkvrouw. Verstond gy lieden, Heeren Lezers, maar half zo veel Latyn, als Hans Christoffel hoorde te verstaan, ik zou u de heele magie ontleden, en wyzen u volgens de drie principien van Jacob Bôhme, hoe de mannen een vrouw, en de vrouwen een mannelykheid bezitten, maar tegens Duitze platters latiniteiten van den Duivel te waagen is dolle mans werk, gelyk ik reeds in 't begin heb gezegt. Seldrement! dat je die verborgentheid wist, je zout u zon moeten neêrstryken voor de maan. Je zout kunnen begrypen, hoe een juffer een juffer ..... Baggatellen! hoort de Paus weet wel waar het de meisjes schort, want hy heeft al dat geene, wat een oud man moet hebben, en dat is tot de voorteling even zo nuttig, gelyk als een steene Roeland, tot een duël in het hemt met een poesele Amazoon van agtien jaaren kan dienen. Men zeid, die alle harten by zyn eigen hart rekent word zelden bedrogen, dog of onze heilige Vader alle voeten na zyn duimstok, en alle ellen na zyn sestienendeel willende meeten niet wel zou kunnen mistasten zet ik an het oordeel van bescheidene Onderzoekers. Om dat één vos geen staart heeft, daarom zyn de rest niet geschonden. Schoon de erwten, en de boonen van Papa's Roozenkrans versleeten zyn, zo bewyst zulks niet, dat 'er geene gave en heele in de waereld te vinden zouden wezen. Geenzints, een deel Nederlandze wyven zouden dit, zulks nodig zynde, u anders kunnen bewyzen. Biddenze een Pater noster kapot, zy koopenstraks een ander. 't Is vliegende libera nos a malo, en ze bikken op een goede. Men zal my ligt in 't gemoed voeren, wat of ik hiermeê wil zeggen? Luister toe, ik wil geen wyven geëmplojeert hebben, om de Dames te vertroosten, zo lange als 'er nog mannen te vinden zyn. Als die Apotheek heeft uitgediend, ordineer dan een doekje voor 't bloeden, myn heilige beuling. Zo lange als 'er klisteeren, purgatorien, en pillen in de waereld zyn, hoeft men geen amandelmelkjes, geen lavementjes, en diergelyke lorren te bezigen: in de uiterste gevaaren moet men contrariëtyten slokken. Zo lange als de schoenpinnen van Doctor Luizenbos haar operatie kunnen verrigten, zou het immers ydelheid zyn aan een wisje was- {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} je te lurken. En genomen nu al, dat al wat mannelyk was gedecapiteert scheen, door het hannekemaaijers mes der wyven, zo kan ik dog niet zien, dat men tot de steene, of houte vertroostingen mag overstappen, van de hulp dervleesselyke en levendige manninnen. 't Geen altyd heeft behoort tot den mannelyken dienst, mag men niet transporteeren tot de doode beelden, voor men ten minsten de vrouwen, als de aapen der mannen de preferentie geeft der nalatenschappen. Zo draa als zy, die raad weeten om de Duivel zelfs te bedotten, in dat punt radeloos zyn, dan is het eerst tyd voor de timmerlieden om sancten, en sanctinnen te schaaven. Ik zal meer zeggen, zo de hylige Vader niet al te veel latyn ken, om duyts te verstaan, dat ik hem bid eens te willen overwegen, dat byaldien het al eens zo ver quam dat alle de ronden, en ovalen in vlaktens verwisselden, of het dan niet wel te denken zouw zyn dat de laatste aangedaan zynde door de omgekeerde vermogens der eerste, op een heele andere wyse, haar openingen, en toesluytingen zouden vinden. O hylige dommekragt! De natuur heeft een zekere lugt, die die der brakken surpasseert. De allergrootste vierkantigheden hebben haare innerlyke ballen, en rondingen. Hier van daan groeijen en verminderen alle de zaden, en planten. Als Doctor Crispyns theorie uyt is, dan begint immers Britâs practyk. Och! hylige Vader! was je maar half zo onhylig, als die twee spooken zyn, je zout de dooden, om de levendigen verzaaken; je gaaft je Vrouw, de hylige Kerk de bons, om als een omgekeerde zog te wentele in den modder aller logens, lasteringen, en geestdryveryën van een getaande baviaan, je zout nog meer doen. Wel wat zulje zeggen? Hoor bolletje, 't geen in de binnekameren gedaan word, zullen wy thans op de daaken niet verkondigen. Ik durf my zo volkomen in 't duyts niet uitdrukken, gelyk ik het wel in 't latyn begryp, en daarom keeren wy weêr na 't lieven vrouwen beeld, 't geen de gave der kindermaking bezit. Ik heb zulks wel van Doctoren gehoort, en van de Papen gezien, maar ik zeg nog, dat ik niet kan begrypen door welken medium dat het Oost, aan 't West zyn adem schenkt. Dor Oost en West verstaan wy man en vrouw, of de wysheid en de zotheid. Hoe deelen die twee partyën hun natuur aan malkander, als 'er geen buis is, waar langs de spirituële vermogens, als door een tregter van de eene kruik in {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} de andere stroomen? Daar staan we nouw, als piet snot. Kom! t'za wakker onfeilbaare weetniet! leer de geuzen eens kindermaaken zonder behulp van een &c. Of wys ons eens de weg, waar door de eene geest de andere bekruipt, zonder die mogelykheid af te schilderen waar door de Ideën de een de ander geestelyk kunnen raaken. Was je een Deurhoviäan, je zout 'er ten minsten na raaden, maar neen, de Pausselyke Philosophie slagt die van Crispyn Medicyn, die door de wenteltrap van duizend Sottiesen is gezift. Innocentius, en ik zullen over deze manieren van genereren het niet eens worden, en daarom sla ik een kruis tegens de beelden. 't Is een kettery liever te willen met het kind raaken door een houte meid, als een vleesselyk kaerel. Ik ben een vyand van de hoerery, maar als ik dog zondigen moest, ley ik liever by een levendige juffer, dan een doode stok. Ik weet niet, of de Paus zelver, hoe vroom of hy is, al meê niet liever een warm katje aan zyn voetjes zouw voelen, als een steene Lievenvrouw. Daar is meer overeenkomst van geest, tusschen twee animalen, als tusschen een dier, en een plant. Hoor ik kant zo niet altemaal zeggen, maar leert dat van my, dat 'er niets in de waereld beter accordeert, als een meisje, met een knegtje. De kindermakery is geen werk voor zulk volk, want eer ment gist, is een maagt al een vrouw, en een vrouw al moeder. Dat bakken hier de wereldse menschen zonder bidden. Wat de fynen daar omtrent doen, weet ik niet, dog ik geloof dat zy geen klyntje de verstrooide van gedagten speelen, als zy de devotie en den byslaap in een half uur teffens willen volbrengen, en evenwel zyn 'er, die het meenen te kunnen en te moeten doen. Wy mogent lyden, als zy ons gelieven te vergunnen het contrarie goed te keuren. De vryheid is met geen goud te betaalen, zei een mossin, die van een bakkers trog te boenen was geävanceert tot een vrywillige op de Zedyk. Laaten al de Rooms-gezinden vry gelooven, dat haar huisvrouwen, en dogters, door de heiligen beswangert worden, wy twyfelen aan dien dienst, als wy voor den altaar onzer venusen zelfs geen brandenden kaars hebben ontsteeken. 't Paapse weywater dat uit den raagbol der Munniken spat, onder de aandagt tot onze Lieve Vrouw, is by ons wat apocryf. Ik weet niet, of de Priester die de devotie helpt bevorderen, vaak geen hoofrol in de generatie heeft. Terwyl mama {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} de sanctin om helst, zeyt papa zowtyts zyn les op. Hy prevelt vaak zo veel latyn, dat moeder niet en weet, ofze met onze Lieve Vrouw, of met haar Biegtvaâr te doen heeft. En schoon zy dit niet en weet, zo weet ze dog wel, dat ze anders vertrok, als ze quam. Men onderzoekt doorgaants niet al te nauw, als men iets heeft gewonnen, of men het al wel en regtveerdig heeft verkreegen. 't Is genoeg in de possessie te zyn van 't geene men gaarn bezit, en daar meê is 't mirakel bevestigt. Och! man zyn de feeks, als zy weet ontfangen te hebben, je weet niet wat voor kragt of 'er in een Lieven Vrouwenbeeld zit, en ondertusschen heeft 'er een engels des Sathans een schoft, of een halven dag aan versleeten. Al evenwel oremus, dat is te zeggen. Maria krygt een vereering, en haar gardiaan lapt hem door de billen. Zy heeft 'er de eer van, en heerom de winst, en daar meê worden twee handen, die malkander hebben gewassen, beide even schoon. Wat zyn de geusen evenwel verblind, als zy zulke dingen niet willen gelooven! Ik stel vast, dat al wierden 'er op één dag honderd beswangert door lieve vrouwen, dat de kerels het hier te land zouden op de lieve mannen werpen. 't Zou ten minste zyn mater en pater hebben in compagnie gedaan om de Maagden in blyde moeders te doen transmuteeren. En daarom zal dit gevoelen hier niet ligt stand grypen, dog zo het al quam te gebeuren, zou het meer worden bevestigt door de maagdelyke uitdeijingen, dan door de mannelyke goedkeuringen, die altoos te kort zouden schieten, als Broêr Cornelis met zyn juffers eensgezint beweerden, dat tusschen gelooven, en weeten een verschil is zo groot als dag en nagt. Ba! gy pestigen hond! zou het zyn? wat wilt gy verstaan en onderzoeken? gy moet u verstand gavangen geven onder ons, of zo niet, gy moet tegens dien brandpaal pleiten. Al oogen genoeg voor de Paap, als hy galg, en raderen gooit. Eer men om ziet, word de ketter langs dien weg een catholyken hoorendrager, die zyn swager tracteert op zyn vrouwtjes matrimoniële inkomsten, mits geabsolveert te blyven van alle namaaningen, die deze, en geene mogten inbrengen, om de goedwilligheid der mans met koekkoeks veeren te kroonen. Baggatel! de een die koopt een huis, en een ander bewoont het. Zo gaat het elders met de geestlyken, zo hier met de wereldlyken: waarom men ook ziet, dat veele mannen geresolveert {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} blyven, liever een wooning te huuren, dan 'er een in eigendom te aanvaarden. Hier was veel van te melden, dog dewyl ons papier vol is, zonder dat wy tot nog toe den juisten tekst hebben gezyt, waar over wy hebben geraaskalt; zo zullen wy hem tot een slot hier nevens voegen, om de oorzaak en het begin dezer sottiesen den Lezer te communiceren: men heeft van Romen een miraculeus Lievenvrouwenbeeld na Weenen gezonden, 't geen de reputatie heeft om de vrouwen, die het aandagtig beschouwen te beswangeren, met hoop dat het nut zal doen aan de Keizerlyke Familie, die om een mannelyken erfgenaam wenst, en hoewel het by doorlugtige grooten weinig ingressie kan vinden, zo is het egter, van 't gemeen met veel eer niet alleen ingehaalt, door een sollemneele processie, maar ook kragtdadig van een groote meenigte Juffers aangebeden, die staat maaken, om over negen maanden te vertoonen, wat het geloof in onze Lievrouw niet al vermag, als het door een Priester ondersteunt, meer gevoelt, als 't uit kan drukken; want de verbeelding is doorgaants meêr, dan de zaak, die de choordienst slagtende, veel geschreeuw, en weinig wol verschafr. Advertissement. Verwagt een beschryving over de Monarchie der Castraaten, met de Ab-, en Dependentiën haarer Rykstaaven, Constumen, Wetten, Regeringen, Handvesten, Oorlogen, Nederlaagen, en Overwinningen, volgens de natuur der zaake, uit het Moors getrouwelyk in onze Moedertaal zo overgezet, gelyk de wisje wasjes by ons leggen. Deze Leerzame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 25 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 2. Juny. Eêr wy overgaan, volgens onze belofte van voorleden week, tot den Castraat te ontleden, zo verzoekt Momus, als een ernst met jokvermengenden spotter, dat de Lezers, voor ze treeden tot het gehoor dezer waarheden, hun zelve eerst eens naâuw gelieven hoofd voor hoofd te onderzoeken. Zynder mannen onder het gezelschap, die niet wel met hun zelven staan, of die iets ontbreeken, omtrent de vereiste dingen, die tot den trouw, en de voortteeling behooren, dat die vertrekken! want met de spreuk: veritas odium parit, dat is: die liegt vind overal vrinden begeeren wy niets te doen te hebben. Wy willen wel waarheid spreeken by een twee, drie uitgebanne verstanden, maar geenzints uit lapzalven loopen met afgekeurde medicamenten, by al de waereld. Nos kennimus nos, zei de Duivel, en hy had een arm met katten. Die binnenshuis niet en deugen, willen zelden hun gebreeken elders hooren bestraffen. Ieder solliciteert om een flikflooijer, en wyl die overal gewild zyn, zo loopen de opregten zonder huur. Onderzoekt by de besteesters, of 'er wel meêr vraag na een knegt, of een meid is, die zuiver van grond gaat. Kan de koetsier geen honing om Mevrouws mond smeeren, of weet het kameniertje zig niet te voegen na de stuipen van den jonker, de appelen zyn zuur, riep de Vos, en hy kon aan geen officie koomen. Een Fransman, die uit Parys overwaait op een compliment van de noorder zon, zal myn zaaken kunnen bevestigen, zo men de moeite wil nemen van zyn avancementen na te zinnen. Hy slagt hier in de moffen, want pas is 'er een geärriveert, als een barrevoeter, of hy is in de {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} sessie der winsten. Hoe komt dat? zal men denken. Men zal 't u zeggen: hy heet het kwad van zyn heer goed. Al wou de baas de nikker dienen, om geld, hy zal hem niet afvallen, zo hy daar door maar kans kan zien, om dien weg te vinden, waar door 'er honderd duizenden ter helle raaken. Item zo veel in myn zak is het naaste pad tot Huizen, en Erven, dog hoe of een kalis aan die itemtjes komt, dat laat ik daar, zonder 'er by te voegen: hebben is hebben, en kreigen is de kunst. ô! Die stilzwygentheid, die ons eigen is, geeft ons considerabele Mecaenaten! en daarom meen ik 'er my by te houden, gelyk de Liefhebbers zullen hooren. De koning van Marocco, die al de vereiste hoedanigheden had, om voor Bul te loopen, gelyk het getal zyner kinderen uitwyst, was pas gecastreert van leeven, troon en scepter door het knipschaartje van Atropos, of een ontmande zwart, die zo veel in staat was, om een juffer te animeeren, gelyk een Os van Parnas bekwaam is om vaerzen te brodden, meende zyn insolventen boedel te doen herstellen, door de matrimoniële inkomsten der Princessen des overledenen Monarchs te occupeeren, dog gewoogen zynde door een zeker Serailpop, en te ligt bevonden wordende op het kapittel van den byslaap, raakte de kaart vals, en Mons: Barmacan beest, dat is te zeggen: het blondtje, met het bruintje niet kunnende hotten, uit gebrek van vereiste stremzel, zo wierd die vriend voor zyn genoome moeite bedankt, die op zulken wyze was voorzien van alle nood wendigheden voor zyn leven lang, dat hy voor niets had te zorgen, als om door een attestatie de vita te bewyzen, dat hy nog in staat was om die te kunnen verorberen. 't Is veel, als het een eerelyk patriot zo ver brengt, en nog meêr, als hem geen Doctor versteekt van zyn overgewonne voordeden. De geleeftogten hebben veel vyanden, want de erfgenaamen, die t'avond, of morgen gelegateert zyn om den aap te vlooijen, bidden de maats capot. Elke zugt is een doodslag, en was 't geen zonde die te deporteeren, die de menschen waanen, dat in het hunne zitten, men kwam van dreigen, tot daadelyk heden, en of 'er zomtyds niet wel wat van sint An onderloopt, dat laaten wy daar, om dat wy geen gepromoveerde geneesheeren zynde, niet weeten wat of 'er onder den kwakzalver en zyn lancet schuilt. Een hongerige vrouw eet een heelen man op, want het zy hy {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} haar wel, of kwalyk smaakt, hy dobbelt, by manier van zeggen, om de galg. Moêr raakt doorgaants vry, en vader druipt door den strop, tot 'er de dood na volgt. De Usurpateur had pas de middernagts kroon erkamt, of de gekroonde dagerrat leerde hem, dat het avondgordyn een weg sloot voor zyn middag. Om dat de majesteit van den staaf niet kon reizen, zo daalden de actien van den capoen. Pas had de Koningin, als een tweede Brita, voorzeid aan haar mede-Vorstinnen, dat het niet regenen zou op den bodem van het Serail, zo lange als 'er geen andere wolk hong boven de verwagting van een begeerelyke schoot, of 't was alarm: want een zekere Hans Christoffel sprong op de bres, met zyn pols, en maakte een leven van de andere waereld. Toen de vriend met zyn spanriem had bewezen, dat hy niet hoefde te zwigten voor den ontmanden Pretendent, toen was de ontramponeerde vliegende in gevaar, en uit gebrek van attestatie de vita gesuspendeert van alle digniteiten. Een Meid is een gevaarelyk tydverdryf voor een onbedreve minnaar, want kan een man niet regts, en links ageeren, de honden vreeten Acteön. 't Is of'er een zekere drift in de menschen schuilt om met Alexander de waereld te winnen, schoon ze geen dolk hebben, om haar aan te randen. Die pas een vinger, of een duim heeft wil het wydste overspannen. Siet men dit niet aan Orsini, en aan Doctor Crispyn? Begeeren die met hunne afgronds sleutels niet alles te openen, en te sluiten na hunnen kop, schoon men klaarelyk merkt, dat de Monarchie der Castraaten te zwak is om de kleine Republiek der waarheid te bestieren. Ik heb duizendmaal gedagt, 't is wonder, dat de Munniken, en de Paapen in stee van uiterlyke, geen innerlyke kinderen fokken, terwyl zy dog in 't publiek met den tempel en altaaren trouwen. Sint Pieter slaapt wel by zyn wyf, maar ik lees niet van de afzetsels, die 'er geestelyk van groeijen. Kunnen de maats op de catechiseerbank van habet, of non habit de vraagen niet beantwoorden? Zyn de haanen-spooren van die snaaken ntet goed? Is 'er geen geest in die klompen vlees? Zyn de klossen hunner Ideën of verlept, of verlooren? Waar hapert het? roep ik dagelyks. Ieder houd de bek; want niemant durft schryven: de heilige Vader, en zyn Domestiken zyn gelubt. De ziel, die door op- en afwindingen van tyd, en {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} eeuwigheid hoorde eindeloze uitbaaringen te verwekken, is mistice gecastreert door conciliemissen, en overleveringen der boovendryvende partyschappen, waar door de generatie der vrye wysheid pas meêr te vinden is. Is 't niet beklagens waard, dat vleesselyke en vette Capoenen op het hennennest van geest, 't geen thans uitgemergelt is door gebrek van zuiver voedzel, willen broeijen, schoon de meeste weeten, dat hunne kammen gekort, niet kunnen strekken om kuikens te verwekken? Is 'er liefde, waarheid, en opregtigheid onder de voorstanders van het Colegium de propaganda fide? Toonen die Heeren aan de vrugten, dat hunne stammen goed zyn? Ik zie wel boomen, met bladers binnen Romen, maar geen bloessem; wel animalen overal, maar byna nergens geen menschen. De Castraaten tragten in Morenland niet alleen op den troon te klauwteren, maar door de heele waereld. Daar word 'er één in Africa, 't is waar, gemold, om zyn onregtvaardige poging, maar in Europa houdenze stand, schoon hunne verkeerde doeningen die der Musulmannen overtreffen. Men knipt overal de verstanden hun poppengoed weg, door een dommekragt van Dominicaanse, en Jesuietze geweldenaryen, en ondertusschen wil men 't maagdelyk gemoed wys maaken, dat een kaerel, die zig aan zyn klooster voor kost, en kleeren verkogt heeft, om al dat geene te trompetten, dat hem word opgegeven, in staat is, om door wezentlyke mededelingen van hemel, en aardze globen, het die ondervindende kragt te schenken, die 'er vereist word om een jonkvrouw te bevrugten. Sommigen, die nog in geene heele Eunuchi zyn gemetamorphoseert hebben nog wel een entje om de waarheid te peilen, waar door ze het verval van hun zelven, en van andere zien, maar dewyl die regte rondingen mankeeren, waar langs de spirituële Ideën moeten circuleeren, zullen ze ryp gemaakt, neêrvloeijen langs de tregter van een spreekende liefde in de honger der toehoorende verlangens, zo blyven de voortbrengingen zo min vast en verbonden, dat het heele spel op wildzang uitdraaid. Daar is geen lymigheid in de geestelyke natuur, en daarom is de akker der Catholyke kerk onvrugtbaar. Men beneemt de jeugd de knikkers binnen Venetien, om de jongens in het choor beter te doen zingen na de willekeuren der kapelbaazen, maar wat 'er gedaan word op de Paryse {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} en op de Leuvense Facultyten, door de Professoren dier Academiën, dat zullen wy wel zwygen. 't Is genoeg, als wy zeggen, dat men veeltyds by de instructien der Philosophie, Theologie, Medicynen, en Regten de gewrigten der toehoorders zo verlamt, en ontheupt, dat 'er geen kans schynt, om een jongeling, die daar is gesneden, weder te herstellen; want schoon de drift van een Castraat, die van een gezond man al surpasseerde, om zyn Vaderland te nutte te zyn, zo kan de eens geknakte reden niet weêr steigeren boven de leertrap. Een dief komt wel aan de bovenbalk der galg, langs verscheidene sporten, maar eêr hy 'er op komt, speelt meester Hans voor Doctor, en weg is de vink. Of zeven wyven nu om een mans broek by zulke maats vegten, daar is nihil op het request: want het vermogen, om de zuivere waarheid te spreeken, is afgebarbiert door 't hannekenmanijers begrip der bovendry vende schreeuwers. 't Is, wy gelubde Pauzen begeeren geene ongecastreerde Bisschoppen, en die zeggen weder tegens hunne Parochiegezellen den zelven teem, die door den Koster tot den Hondenslager voortscharrelende, eindelyk een monarchie verwekt, by Jan, en alle man, van eindelooze capoenen. Is 't vreemd, als de vrouwtjes bot vangen, dat zy dan na post viszen? Ik wil zeggen, als regt hongerige zielen geen voedzel vinden by Heer-Ooms krommen credo, dat zy dan na een regte pater noster vraagen? my dunkt van neen. De wetten der Landen brengen meê, dat als een man mankeert in zyn huuwelyks les op te sneiden, door een ongeneesselyk ongeval, 't geen hy voor de trouw heeft ontfangen, dat dan het wyf, door hogerhand hier van gescheiden zynde, mag elders haar fortuin verwagten of zoeken. Zo ik my expres geestelyk verbinde met een Patroon, die niet in staat is myn last te beuren, zo wyst de zaak van zelfs dat ik tot een beter myn toevlugt mag nemen. Doe Luther, en Calvien zagen, dat het de Paus daar schorte, daar het tegenwoordig de ossen hapert, doe lietenze de buffel vaaren, en zy voerden de verlegenen van buiten na binnen, waar door toen ter tyd meêr wierd gevordert, als 'er in eenige honderde jaaren te vooren was verlooren, door de agteloosheid, of baatzugt: der Conciliebestierders. Dat eene voorbeeld zy nog genoeg voor alle vrouwelyke gemoede- {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} ren, die met muilezels zyn gebruit, die niet in staat zyn om leven te verwekken. Het oogmerk der trouw van een leek met zyn biegtheer is om een verëeniging te obtineeren, waar uit levendige afzetzels moeten komen; en zo dat niet volgt, om dat de vriend, door zyn traditiënvoorstander is gelubt, zo doet myns bedunkens, de patient niet kwalyk, dat zy een agent opzoekt, die dat geene heeft behouden, 't geen de andere is ontfutzelt. Zo men zyt, dat is waarheid, maar dewyl de meeste publike Romynen zyn bedorven, zo is 'er gevaar om gezonde mannen onder die helden te vinden; zo antwoorden wy, dat een verlege zieke juist aan geen Docter Crispyn alleen verbonden is. Men hoeft geen schoenpennen voor geld te slokken, als 'er goud tincturen, om niet te bekomen zyn, Stap uit Babel, zei Lutherus, en hy scheide de bokken van de schaapen, en waarom zou het my dan niet vry staan, als my de capoenen verveelen, gelykze hem deeden, dat ik na een regte haan zou omzien! ô! In de lommer der beschouwing geraakt zynde, door den weg der bedenking zo vind men haast een herder, die bekwaam is een kudde te wyden. Buiten de innerlyke man, die de geest het beeld van uiterlyke doet kennen, ontmoet men ligt, wanneer men zelver los is van vooroordeelen, een vryë gids, die door het buitenste de zinnen na binnen vleid. Ik zal myn werk niet maaken om in 't generaal het ligt te trompetten onzer regte bestierders, ook de een niet verheffen booven de anderen, maar alleen melden, dat onzen uittogt van Egypten ons heeft erfgenamen gemaakt van dat Canaän, waar in geen ongezond Priester den Altaar mag genaaken. Ik weet niet, of de naaste weg tot een Hemelsche bezwangering, niet zou gevonden konnen worden door te blyven onder de harmonie der éénsgezinde zugten dier welmeenende vaders, die hun dagwerk maaken, onder ons alle verdeeltheden te verëenen in de éénigheid des geestes, die kenbaar is door de liefde. Dat zyn de testiculen, en getuigen der opregte mannen, die bewyzen dat ze getrouw aan de waarheid, geen constitutiën omhelzen, als die accordeeren met den zin der schrift. Zo veele als 'er van die gevonden worden, zo veele zyn 'er vry van het Castratendom. Dat zyn de maats, die genereren kunnen. Over die zal zig geen maagd of vrouw beklaagen. De zulke hoeven niet verslaagen te worden als de swarte Barmacan, want de troon, die zy {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} begeeren te beklimmen kan de waare Seraildames voedzel verschaffen voor den ingebooren honger door proef der mannelyke genietingen. Pas is iemant onder de lommer hunner uitgangen of hy is vol van liefde; hy is swanger, hy voelt leeven, hy baard kinderen der vryheid, en brengt die groot tot nut van Staat, en Kerk. De andere doen niets, als hun eigen glorie te bevorderen, en als smarotsers te smullen, ten laste van 't gemeen, zonder iets te verwekken, waar op de tyd, of de volgende eeuwen konnen trotzen. Waaren al de gemuilbande Munniken, die de regte Castraaten der kerk zyn, en zy die als dikke, en gladde capoenen geen nut doen voor 't gemeen, altemaal gemassacreerde Barmacans! Wat zou 'er na de eerste onlusten, die ordinarie volgen op reformen, geen langduurige vreugde pryken op den troon der vryheid! Zyn langs de heele waereld, geene duizenden in de possessien van staaten, ampten, revenuën, en goederen, die 'er toe passen als het vyfde rat aan den waagen? Ziet men de zoonen der vryën niet dienstbaar onder een deel Ismaëliten? Zyn de beste kinderen der wysheid, en de neeven der waarheid niet een deel banditen, afgekeurde, en gedetroneerde pretendenten, of te vergeefs worstelende voorstanders der onderdrukte regten. Zyn de a, b, c rekels geen pagters van den Helicon, en willen de ruinen van Parnas voor geen henksten erkent worden, schoon ze niet in staat zyn om Zangmerriën te dekken? Hebben de ezels niet de langste ooren, schoon ze het minste verstaan? Zyn de wyven de baas niet, schoon hun regeerstaf is gespleeten? Is de heele waereld niet een mandtje vol gekken, schoon elk de wyste wil zyn? Zeg je ja, en vraag je na de waarom? Men zal 't u zeggen: sint de Hemel gelubt wierd, door het snoeimes van den tyd, vraaten aarde, en zee hen zo dik aan de afgetornde ballen, dat ze te vet, te zwaar, en te grof wierden tot de voortteling van iets verhevens. Alleen de lugt, en het vuur trokken in de nederdaling dier eigenschappen iets na hun der bovenste vermoogens, het geen in de hoogte zynde blyven woonen, daar dan, en dan altemets nog een zeker spook, of verschynzel fabriceert, dat geen overeenkomst hebbende met de benedenste elementen, pas eens na den grond snelt, of het moet verkassen uit de vergadering der plompen na den middelkring der gevangenhuizen en schavotten, waar in het hangende, net als een Tantalus, {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} de bovenste, en de onderste gelukzaligheden ziet, zonder ze te bezitten: dog te vreden, door in eene af hankelykheid alles te wikken, blyft het volstandig door kruis, in steê van munt de voorwerpen te verduuren, en schoon het gebooren schynt tot arremoede, en ontblooting, ja ontbéring van alle voorwerpen, om 'er in te genereeren, zo verwekt het dog in zyn eigen begrip magice alleen meêr zoonen, en dogters, dan het ondermaanse Castratendom met malkander kan teelen. Dit weinige hoop ik zal dien welmenende Lezer over de groote Monarchie der Castraaten, en de kleine Republiek der Teelkundige Wysgeeren verder doen redenkavelen, die wy van zints zyn over agt daagen den Lapis Philosophorum zo klaar voor te stellen, dat het onwederspreekelyk zal geavoyeert worden. Dog hoc opus hic labor, dat is te zeggen: veel belooven, en wynig geeven, doet de gekken in vreugde leeven. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 26 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 9. Juny. DE Philosophen, die hun werk maaken, om de natuur te onderzoeken zyn van gedagten, dat dit geheele rond door één en den zelven geest word bewoogen. De bezonderheden, die contrariëtyten schynen te verwekken, zeggenze, zyn éénzelvig met de ingeprente ziel, die door veel uitweijingen wederkeert in haar onbepaalde ruimte. De veelvuldige stuitingen, die de algemeene lugt gelyken te wederstaan, zyn meêr noodzakelyke oppositien, dan toevallige wederkaatzingen. Het vuur der beweeging word kragtiger, als het door een natte sloot, dan door een drooge moet roeijen, en de proef van het water is lekkerder, als het al te kil, van wegens haare stilstaande aart, een zekere zoeligheid ontfangt, door de strydende nabyheid der werkende warmte. De aarde is aan die getempertheid haar wezen verschuldigt, en was ik niet te dartel van geest, ik zou u dien vervrolykenden klomp thans zo bedroeft afschilderen, dat ieder zou moeten bekennen, dat de logste Lezers 'er al zo min van zouden kunnen verstaan, als van de Swaanenburgze Heldenzangen. Om die reden wenden wy ons stuur van den lager wal na een behoorelyke hoogte; want de middelmaat is het best, zeggen de vrouwen. Pas is het centrum getroffen, of het arbeidzaame stip rust in de verkreege genieting, schoon de omstandigheden draaijen. Met een woord, als de veelvuldigheden van het enkel, en het bezonder zyn getoogen tot het universeel, en dat ieder zyn gelukzaligheid agterhaald, door in eer zelven vyver te vissen, zo is 'er tusschen een Adeptus, en den steen der wyzen geen meêr verschil als tusschen Brita's slot, en {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} Hansjes sleutel. Het een sluit het ander op; want moeder blyft lydelyk, en vader verkzaam, en dienvolgende regent het uit dien schoot zo veel misteriën, dat de goudmakery voor een bedrieger net zo veel is, als een weikwast voor een non. Byaldien alle de toehoorders Wysgeeren waren, zo hoefde ik als een andere Pythagoras aan myne stilzwygende Studenten niet te zeggen, dat deze inlyding heeft gestrekt, om de noodzakelykheid aan te toonen voor den zoeker van den lapis van de algemeene neiging der dingen te agterhaalen. Door zig te egaliseeren met de ziel van 't voorwerp word een maagd een blyde Moeder. De ontfankenis van een goudbeurs groeit eêr uit een koopmans streek, dan uit de kroes der klinkdigten. Hoe nader een kaale Wysäart accordeert met de gekken van zyn tyd, hoe hy verder stapt van de armoede. Kon de waarheid haar buuren zo wel met een logen diverteeren, gelyk 't zyn Roomze onfeilbaarheid weet te doen, zy kreeg een vygeblaadje voor haar schamelheid. Beleefden wy nog de gulde eeuw van Saturnus, waarin de mannen en de wyven gemeen waren, wy zouden niet hoeven te graaven na schatten, maar zint de oude moode van niets te begeeren is verwisselt in gierigheid, zo kan niemant een duit winnen, als die, door den algemeenen geest van schraapen en raapen bewogen zynde, zyn ziel verzaakt, om zyn naasten te bedotten. Wy hebben daar in een korte tyd al een braave weg afgeleid tot de regte Chimie. Van de verscheidentheid der processen zullen wy straks spreeken; het zy provisioneel genoeg voor een begin, dat wy getoond hebben, dat de agterhaaling, en de bezitting van een regte gierige Synpathie de vryërlyke wortel is, waar op de maagdelyke holligheden der meeste menschen bikken. Hoe grooter de honger is van Plutus, hoe Proserpien al wyder gaapt, want de man leid in de meid, volgens de ondervinding van Brita; dat is te zeggen: het begeerende deel scheelt doorgaants geen span in den omtrek van het geevende, als de egaale volmaaktheid de overhand heeft gekreegen. Al waar zulks geen stant heeft, worden Keulen en Aken op geen eenen dag gemetselt: want de juiste overeenkomst der dingen is het Balnaeum, waar in het poeder word gerypt, dat in staat is, om alle stoffen, waar op een Makelaar valt, in loutere winst te doen verwisselen. Exempli gratia: {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} Als iemand een yzere schoenpin douwt in een vingerhoed vol met maagdelyke tinctuur, of gerypte vrouwelyke koolwarmoes, zo is het zeker, dat een Doctor uit dien arrebeid meêr profyt zal haalen, dan uit drie jaaren agter een pantoffelfs te verzoolen. Wanneer een Procureur, of zyn Professor magnificus, ik meen de Heer Advocaat, kans ziet, trots een courtisaane om een krom ding regt te maaken, zo zal hy daar immers zo veel solarisse duiten van trekken, als die Solliciteur, die een regtvaardige zaak zo averegts buigt, dat de bedrieger boven de bedrogene zegenpraald. De algemeene natuur van winst, eer, en gemak te agterhaalen, stelt meesten tyd een Paap in de possessie van den altaar. Want hoe een Jesuiet zyn proces kragtiger bevordert door te leven na de inspiratie van den Lojolazen drift, die gebooren is om weduwen en wezen te verslinden, hoe hy meêr de meinen der waereldlingen berooft van die goederen, die voor alle dingen niet behooren tot een order, die professie betuigt te maaken van gewillige armoede; slegts een uithangbord, om als Princen te leven. Ik zal van de goudmakery der Soldaaten niet spreeken, die onder het coevart van een geweid vaandel, of een deel kruiszen in den standert te draagen, de munt van burgers en boeren zo onzigtbaar maaken, als of ze geloofde dat de ontbloting der aardze rykdommen de deur was voor de beroofden, om ten hemel te steigen. Toen de Spanjaarden de West-Indiën vonden, toen waaren moord, en stroperyën, de weg tot den Philosophisen steen: nu is het uitventen van rozenkranszen aldaar van het zelve nut. 't Geen een Koningsmoord meêr dan eens heeft gecauseert, bakt nu de voortteeling der gewaande Princen. Een nieuwe star doet de beurs der wiskunstenaars zwellen. Want verscheint 'er een ongewoon teken, daar klimmen aanstonds duizende weetnieten op de baan, die, benodigt om een gisser, Colegium willen houden over een zaak, die de Astrologus even zo by den tast wikt, gelyk een malle Bruidegom de maagdom van zyn gebruineerde zoetert. De generatie der heiligen leid al meê geen windeijeren. De Paus, die het eerste Venusbeeld heeft herschaapen tot een mater dolorosa heeft geen klein prentje in den Almanak der goudscheppende Philosophen verdiend. Ik zwyg nu van de Nonnen, die de maagdenmelk zo abondant hebben gestort, dat 'er duizent Barnardinen nog dagelyks bakken vol var slurpen, die zo {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} groot zyn, dat een Bremerbiervlieg die niet zou durven uitpooijen, al waaren zy prop vol droogscheerders nectar hunner verlangens. Van deze wegen, reeds te kenbaar by Jan, en alle man, zullen wy afstappen, om verborgener loopgraaven te ontdekken, tot het luilekkerland der Sophisten. Stelt u eens een Susje voor, dat onder een devoot opslag vaak de oeffening frequenteert van een vleesselyken broeder, om het vlugge zout der natuur te fixeren in haar tasje; tot dat universeel, waar voor Heer-Oom zyn getyën leest, en zeg my dan, of de Lapis Phlosophorum niet tot den dienst der fynen, immers zo veel behoort, als tot het gebruik der grooven. Hoe meenig is een uitventer van logens, die op zyn manne waarheid zweert, geen lorrendraaijer te zyn van onzekerheden, en daar voor mistice, en piëtistice smult, als een tempelier, die het goudeamus van pater plakt, op het miserere van mater. ô! Misteriën van den heiligen Roozenkrans wat benje vol van kneepen! Een party Boekverkopers, die uit het zweet, en het bloed der Autheuren gulde bergen baaren, zyn niet doortrapter in schelmstukken, als die snaaken zyn, die hunne erweten, en boonen te barsten lezen, om het jonkvrouwelyke zuivel der vertroostinge te peuselen. Ik ken 'er een in Amsterdam, die met uw dienaar Mynheer te spelen, op zodanigen wys een opregt Schryver heeft bedroogen, dat de verongelykte op het oogenblik, doe hy eerst merkte met een Smous te doen te hebben, geen tyd had van te bedenken, dat een Utregtsman, die langs een dronke tregter, uit een oude kleerton was opgebaggert, niet wel een minder schurk kon zyn, dan de dievenfamilie, waar uit hy was gesprooten. Hoe erg zo een rekel is, om door devote boeken de beurzen der opregten te snyden, nog zyn die heiligen slimmer, die onder het absolutie prevelen van den geest het vlees der toehoordereszen meêr belasten, als het die gecornutiseerden lief is, die den steen der wyzen verliezende, moeten zien dat hem de Biegtvader langs dat hairig proces vind, dat zy, als gehuuwde narren duizendmaal vervloeken. Wy zullen van de goudteelkunde der jonge Deêrns, en der Dienstmeiden thans niet gewaagen, veel minder zeggen hoe de minnen, en de bakers de kantooren zo wel verkragten van de getrouwde mannen, als de andere de spaarspotten van de jonge los- {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} bollen, en de half beschonkene weduwenaaren, dewyl 'er niemant kan zyn, die de middelen bewust is van een deel flukze kalisen, om van ryke bedaarde matroonen geld te aazen, of hy weet, dat de naaste weg tot rykdommen daar eêr is te vinden, dan door de weg van een kuis leeven. Wysheid, waarheid, en deugd waren eerst het bypaadje tot de gelukzaligheden der eeuwen, nu zyn die dingen goed om in de tyd voor een bedelaar, bandiet, of een geschavotteerde langs het waereldstooneel te wandelen. Door van zyn tong een pantje te maaken, met hem in de lombard te plakken van een deel visevaazen der schynheilige bedriegers, die uit hun geraffineerde klok gaarn een stouten klepel zien hangen, is vry wat meêr te kreigen, dan door zyn zelve te kanten tegens de gruwelen dier fynen, die het wolfje in een schaapen pels dossen. Als een bekwaam redenaar maar de een, of de andere party wil annemen, door zyn eigen gedagten, om die van een ander te verzaaken, zo heeft hy den magischen sleutel gevonden, waar meê de arme Sociniaanse broeders binnen Rensburg, op den Pinksterdag de kisten der reiken vaak zo aardig opsluiten, dat de regte erfgenaamen niets vinden, als zy door een onverwagt testament bedroogen, de verdoemde goudvinken zien te broeijen zitten op de schoorsteenen dier huizen &c. die zy nooit gebouwd, maar wel gestoolen hebben, om dat ze onder de schyn van lange gebeeden hebben weeten te kapen, 't geen opregten door waarheid te uiten hebben verlooren. ô Die bruiloftsklederen zonder opslaagen, of plooijen, die weeten wat! Is 'er een el laaken minder aan een pak kleeren by die quasi verstorvene vrienden, als by anderen, die na de mode leeven, hunne zakken zyn weêr zo veel te grooter, en hunne listen te dieper. In Menno's broek schuilt het breekyzer van Pluto, die zo wel een g.. is van de rykdommen, als van de hel. Een ligtmis mag na de Oost- of West-Indiën vaaren om schatten te verkreigen, zy die met een zuinige tronie de Koorenbeurs beschouwen als een vryë markt, waar op bancroutiers, en dieven mogen wandelen, weeten een korter middel tot de overvloed. Door een valze periode in de courant te plakken, of door een deel Makelaars te spannen voor den bolderwaagen van listen, en bedrog, word meêr in één uur geschaggert, dan door vyftig jaaren, als een boer den akker te beploegen. {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} 't Is waar onder die grovianuzen vind men meê Adepti, die door koopen, en verkoopen, als gebrandmerkten, met het teken van het beest, ook weeten, door duizend falsiteiten hunnen Adamitisen winkel uit te breiden, dog als wy van de goudmakery der grootste Mercurialisten gewaagen, willen wy niet eens reppen van de schaduwen dier lighaamen, waar onder de beunhaazen zwoegen, om voor een baggatel per cent hunne Meesters te zien uitdyën, als zuurdeeg onder het paasbrood der alverslindende Smouszen. Een booter, kaas, turf, hooi, of warmoesboer is slegts een substituut van den al na zig sleependen nikker, schoon hy deel aan de voorengemelde algemeene geest hebbende, een participant is van den waaragtigen kei: zy die grooter progreszen doen, als Vicarisen, en Prelaten van Lucifer, door hunne minderen te ringelooren met premiën, wind-actiën, inventiën, en onnazinnelyke uitvindingen, zyn de possesseurs der regte philosophise goudmeinen. Terwyl een arme duivel van een Chimist zyn laatste duit door de schoorsteen jaagt, om een goude ducaat te doen verlieven, op zyn gedevaliseerden staat, zo begraaft de andere, als een raaven al wat hy vind in zyn yzere kist, om 'er de Wisselbank meê te provianderen. Onnoemelyke bewyzen zou ik kunnen bybrengen, om de Lapis Philosophorum van veelen ontkent, te doen gelden, was ik niet te algemeen van geest, om bezonderheden te vertellen. Tot onder de bedelaars in 't kluis schuilen de Adepti; want die exerceeren duizend gemaakte kunsten, om zo wel by avond op het Franze Pad te Smarotzen, als de dieven, die uit steelen draaven om een vrolyke nagt in de bouten van een nimph uit de duivelshoek te genieten. Op een na zyn de ongelukkigste der goudmakers de hedendaagze Poeëten, want zint de Digtkunde van credet, en debet heeft beginnen overal meêr te gelden, dan de werken van Homeer, Flaccus, en Maro, zint die tyd wierden de Reimers slegts voor Uilenspiegels gerekent, die tot opbouw der Huwelyks secreeten geëmplojeert, pas waardig geschat zyn, om een riem papier te bederven tot het gebruik der commenyregeerders, die de vaerzen vaak met een vierendeel boter wel eens zo vet smeeren, als de bul zelver is, die ze heeft toegesteld. Die bedroefde magere zielen hoeven voor geen Franze muggen te weiken, die uit een stuk brood met een knoflook zo veel tinctuur trekken, als of ze {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} gebooren dansmeesters, en musicanten slegts toegestelt waaren, om zingende, en springende te sterven. Hoe min een vryër der Zanggodinnen, ook geniet van zyn dollemans proces, nog verkrygt hy meer, als een opregte Wysgeer, die om een heele waereld te winnen geen ziel durft hazardeeren. Zo een swerver ryst met leege handen langs den Aardkloot, en schoon zyn ranssel is geswollen van spys, als een windelooze blaas van ronte, nog wil hy liever sterven op de misthoop der verägte Philosophie, dan dat hy door een goudmakery, die strydig tegens de liefde van zyn even mensch, als een Caesar zou heerschen. Heeft een Digter voor zyn zuuren arrebyt niets als een geduurige honger, hy die de wysheid mind, uit liefde der waarheid weet niet eens wat spys is, als hy niet verzadigt door wezendlyke beschouwingen, de arremoede keurt booven de rykdom. De ontblooting van 't zinnelyke wyst hem de weg tot het ongeziene. Daar vind zyn gemoet de wortel der geesten. De algemeene, en enkelde ziel, die onverdeeld is in natuur, en leven geeft hem wel een toegang tot de verborgentheid van den waaren steen der wyzen, dog dewyl zyn gelukzaligheid bestaat bezeten te worden van zyn oorzaak, zo begeert hy geen andere goudmein, als die hem verwezent als een druppel in den Oceaan. En pas heeft hy dit eerlangt, door te klimmen booven alle begeerte, of hy ziet al de strydigheden der voorwerpen aan, als die middelen, die strekken moeten om de duurentheid zyner verstervingen te bewaaren voor alle roest van eigen leeven. Wat zou ik met de rykdom doen? spreekt zoo een Adeptus der gulde arremoede, dewyl my niets ontbreekt, als dat ik nog te veel eigendom bezit. ô Goud! slegts een schaduw van de verborgene heerlykheid ik wil, ik begeer u niet. Laat Pluto, en Mercuur vry dobbelen om de hel, en haar revenuën, wy geeven de heele waereld verlooren, als wy slegts moogen behouden de rykdom van arm te zyn. Dit is een ontblooting, die de naaktheid der Poëten overtreft. En om dat ze zo volkomen puur, eenvoudig, en niets waardig is, daarom openbaartse aan de ontblootsten aller stoffen dien kust van Ophir, die door een lydelyke eenswillendheid met den werkbaas van dit geheel al bezwangert is met een vermogen, om door een navolgende trekking al dat geene te baaren, dat de verborgene {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} opperwysheid begeert dat zal dienen, tot soulaas van dien Adeptus, die alles geniet, door niets te bezitten. Was deze waare Chimie niet te apocryf, ik zou 'er den lezer wel een zweemsel van figureeren, om hem te bewyzen, dat in de algemeene lugt der natuur nog een lugt schuilt, die alle begrippen surpasseert. In plaats van de voorwerpen te onderzoeken, en te kennen, onderzogt en gekent te zyn is de naaste weg tot den steen der wyzen. Door dit pad avanceert de Philosooph, tot de spreuk: nosce te ipsum, want niemant weet zyn begin, als hy die hem gestelt heeft. Zig over te geven in de hand van den werkbaas is te worden, 't geen die wil, wat men zal zyn. Nu begeert die niets, als onze volmaaktheid, en die verkrygt men door lydelyk te blyven; lydelyk geworden zynde, zo kan de werker niet anders teelen, als volgens zyn aart, en die is quintessentiëel, en dienvolgende universeel, waar door alle voorwerpen gebogen kunnen worden, na de aandoenende parssing, die 'er het ide des scheppers in stort. Pas vat de stoffelyke natuur het beeld der vaderlyke verlangens in haar moederlyke holte, door een vlietende inkeer, of geestelyke mededeeling, of de bezwangering door liefde gerypt, baard op den gestelden tyd, de verwagting van de oorzaak, en de goudmaaker zit als tweede Midas tot zyn ooren in 't goud. Maar zagt, Momus, bedenk voor wie of gy schryft: het volk van uw Vaderland is te wys, om by de wysheid school te gaan. Dat heeft de kei gevonden uit de zótheid, en daarom is die Lapis Philosophorum, die daar mede overeenstemt, geen duit waart. De praesentibus gaudet ecclesia, verstonje dat, kaerel, je waard een andere baas. Ten minsten je deed, als uw buuren, en je gaaft den waarheid den bof, door te roepen: libera nos a veritate! dat is te zeggen: help ons aan geld! NB. De Courant leit aan de beurt. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 27 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 16. Juny. Naar dat de getrouwen herder der Spaanze schaapen Dominé de las Torres, over de drie maanden dag en nagt zyn onnozele kudde had gedreeven, door verscheidene loopgraaven, na den slagtbank, en haar egter voor den dood niet had konnen brengen tot die vereiste bekwaamheid om alle de ketterze mortiervraagen van die van Gibralter met orthodox kruit, en loot te beantwoorden, zo is hy afgemat zynde van gestaadig ieveren, en waaken, eindelyk van couragie ziek geworden, gelyk een eerelyk man die van tyd tot tyd zyn hoofd stootende op de stormkat van een Hollandze vrouw, met hartzeer moet bekennen, dat niemant in staat is, om haar den bek te snoeren, als die even gelyk de natuur zo geborst, en getepelt zynde, de eeuwige honger der dingen kan voeden, met de afgetapte melk der voortscharrelende vermoogens. Als de levendige woorden der ouderen niet stigten, dan wyst men de jeugt na de dooden. Daar staan galg, en raderen, roept vader, als moeders kwalyk opgevoede jongen niet wil luisteren na de burgerlyke wetten. Dat memento mori is het laatste hulpmiddel dat men ordineert, als alle de geneeskundige kastydingen te kort schieten, en hoewel het zelden van vrugt is, zo word het dog welstaanshalven gebézigt, om te toonen dat het een Hypocraat, als Doctor Crispyn is, nooit aan wil, maar altoos aan vermoogen hapert, om zyne patienten te cureren. Die geene, die het ontbreekt aan een paar Icaruze vleugels, om mynen Dedalus te volgen zullen veel ligt al weêr tegens ons bulken, wat gemeenschap heeft een Soldaat met de galg? Je praat met {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} een zelven adem van een bom, en een rad. 't Is waar 't zyn alle bei wegen om citissime van een geduurig leiden verlost te worden, maar zy voegen niet, daar een kranke generaal den rozenkrans leest, om dat zyn credo te kort schoot van met een leger canonieke canonnen te klimmen op een apocryfe vest. Gay versjarde capoenen, zult gy dan nooit gelooven dan ik gek ben, schoon ik het u dagelyks toon? Kun je niet denken, als je den Momus in handen krygt, daar zal ik weêr wat hebben, dat kant, of wal raakt? Ben ik niet genoeg bekent voor een onverstaanbaaren Digter? voor een wildzang? voor een vlesje vol salvolatile? voor 't malste kwikzilver? en wat niet al? zeg je ja? luister dan toe. Om dat de vliesridders versmelten, als was voor de zon, zo dra ze de draak van Kolchos uit Geuze monden vlammen zien braaken, zo stuurt Sinjeur Orsini van Romen een heilig geraamte na Sint Ildephonse, dat ligt is opgebaggert uit de vyver der geschavotteerde Italiaanen, om langs verscheidene buizen, door de synpatetise kragt van een dief, of een moordenaar, die geene te soelageeren, die 't is waar, nog dieven, nog moordenaars mogen genoemd worden, schoon ze daarom egter niet laaten te zyn, 't geen ons verbooden is te zeggen. Voor de vallende ziekte der meisjes bézigt men de opstandingen der knegtjes; dog voor mannen, die met de zelve kwaal behebt zyn, gebruiken anderen den hoofdschedel der zulken, die door een eiszelyke dood omgebragt zynde, het geältereerde schuim des bloeds hebben doen botzen, tegens de brynmuuren haarer koppen. De Paus, die omtrent zo een groote Doctor Phil: & Med: is, als onze Hans Christoffel alhier, heeft dit myns bedunkens wel begreepen, om die geene, die nederknielen voor de affuitballen, te doen staan, als staaken op het vertrouwen, 't geen de eene Catholyke Patriot tot de andere heeft. Een zeker gelyke schrik voor de dood zal hier het leven doen duuren. Als men zo wel aflaaten aan de galg schonk, als aan de beenders, die 'er van druipen, de Romynen drongen malkander dood, om elk, hoofd voor hoofd, het eerst opgehangen te worden. De Geuzen mogtent zien, maar ik geloof niet, datze aan dien heiligen oly zouden willen likken, al stond 'er meêr premie op, als 'er op de koffieboonen is gesteld. 't Volk, dat men Luthers, en Calvinist noemt is te verhart. Eêr sommige een kaersje zouden aansteeken voor een doode Sinte Dis- {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} mas, zouden zy liever knielen voor een levendige Maria Magdalena. Zyn 't geen zaaken, myn beminde Catholyken, die na geen devotie en leiken? Ba ja, maar wat zal men zeggen, zy en weten niet, dat de declaratie der Pauzen de ossen tot stieren, ik wil zeggen, een deel schurken tot heiligen promoveert. Zyn 'er niet een deel Koningsmoordenaars, landverraders, en dieven der kerken, die door geregtshooven zyn wettig verbrand, gevierendeelt, en als schelmen ten toon gestelt, geavanceert tot voorbiddende sancten? Schenkt men aan dat canalje geen aflaatsvermoogens, 't geen in de hel niet waardig is de d....., met oorlof, den maars te kussen? Ik zeg van ja, en kan 't bewyzen uit autenthike schryvers, schoon ik geen één boek in de waereld ryk ben, en dat alleen door Leentje buur te speelen, by de een of de andere Boekverkoper, die liever één koopman in zyn winkel ziet, als tien schraale Poeëten. Heel anders zyn de Spanjaarts, die houden meêr van duizent bedriegelyke Jesuiten, dan van één eerlyk gezel, en als ze geheel dom zyn, gelyk ze moeten wezen na den zin der Dominicaanen, dan stellenze vast, dat een zwarte Engel, die door den strop is gedroopen, meêr vermoogen heeft om een vest te overwinnen, dan honderd duizend blanke mannen, die 'er gaerne mistice den kop dagelyks door zoeken te steeken. Innocentius doet considerabele moeite, om na zyn overlyden in een Sanct te vervellen, maar wie weet, of ik, die in ver na de fynste broeder niet en ben, daar niet eêr toe komen zal, dan hy, want als men t'avond, of morgen eens zal benodigt wezen, om een reliquie van de een of de ander beuling te hebben, en dat men my hier, of elders vind in de knikknelishuizen der graaven, zo kon het ligt gebeuren, dat ik, die thans zo ryk ben, als een Poëet moet zyn, dan nog eens zal pryken in een zilvere, of goude tombe, hoewel onder een anderen naam bekent, als ik nu bezit. Momus, nu uitgejouwt van grooten en klynen, zal ligt nog met kniebuigingen begroet, staan keiken op den altaar der kerken, als een reus in het Amsterdamze doolhof, na al de Catholyke kyën, en zonder dat hy het zelfs zal weeten. 't Zal zyn heilige N.N. bid voor ons! en schoon ik 'er nog minder van profiteeren mogt, als van myn weekelykze nouvellen, nog zou egter myn Gardiaan, op myn geanatomiseerde spieren, dit lukkende, konnen subsisteeren, {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} als een koggel op een hoer. Op zo een wys kan gemakkelyk een knevel, die in zyn leeven nergens toe heeft gediend, na zyn dood de varkens slagten, en smeeren den paapzen kool. Coeragie! myn ziel! fopje tegenwoordig de paapen, na de dood zullenze het u veelligt dubbeld vergelden. Hoe wil de koster my de ribben nog keeren, als ik bestooven, en bespinragt, niet byziens waard zou zyn, was ik niet opgetrarariet met een Catholyk vygeblaadje voor myn Geuze schamelheid. De Meisjes en Wyven, die my nu haten, om dat ik haar de waarheid preek, zullen my dan wel duizend kusjes schenken. Wie weet hoe de Deêrns haar rozenkransje zullen vryven tegens myne verlepte fragmenten! Bloed! wat zal ik nog een kaerel worden, zo ik eens braaf afgeboent, door de een, of de andere schrobber van een Bagyn, zal dienen, om in het maagdelyke convent te pronken, als een uitgemergelt Pater, onder wiens coevart de vette ten reyë gaan! Ligt dat ik nog wel in processie uit wandelen loop, op de luiën rug der Bedelmunniken, of dat ik worde geplaatst in standaars, en vaandels, om veldslaagen, en steeden te helpen winnen. Al zag my de nikker dan, hy zou moeten vlieden, want zie ik 'er nu disperaat, mal, en mager uit, over honderd jaar zal ik afschuwelyker wezen om te beschouwen, als het Kunstpaleis van Foenix zelver is, waar voor de verstandige gruuwen. Leefde dan de Generaal de las Torres, hy wierd wis gezond, door my te begroeten. Ligt dat ik door hem, gelyk een molik op schildwagt gesteld zynde, de Engelze spreeuwen zou kunnen verjaagen uit de Spaanze krieken: en ligt ook wel, dat zy 'er niet veel na vraagende, my na het gat veterden met een salvo van kanonnen, en mortieren. Verloor 'er dan zo een heiligheid, gelyk ik zou zyn, een been, of een arm door, geen zwaarigheid; honderd doodgravers zouden 'er toeschieten, om ons te proviandeeren met de keur van meêr knokken en schinkels, als 'er nodig geweest zyn, om een leger van elf duizend Urselinnen uit te rusten voor de Keulze marionetten. Ik zou de eerste Sanct niet wezen, die aan malkander gelapt van verscheide schonken, en bonken, haast zo veel vaders zou gehad hebben, als onze Madam Theresa alhier mannen heeft geëxerceert, door haar onvermoeide hebzugt. Dog al lang genoeg van de generatie der Sancten gesprooken, en van het nut gepapegaait, dat Spanje te {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} wagten heeft van den galg apostel, die in mars is om het zwaard op te vatten, 't geen de generaal David te zwaar schynt, om den Engelzen Goliath te vernielen; 't word tyd dat wy Orsini anatomice op onzen Schouwburg voor een heilig vertoonen. Al is vader Gozewyn nog zo oud en traag, hy zingt evenwel nog wel een deuntje onder de nonnen. Men leeze hier over, zo dit zeggen den toehoorder ongeloofbaar voorkomt, Vondels Gysbregt van Amstel na, of men onderzoeke de Couranten. Daar uit zal men zien, dat een zekere Princes op een stoel een heel uur gecatechiseert zynde geweest over de Pausselyke nooten, van den onvermoeiden Vader, voor haar wel antwoorden op zyn ter regter snee voorgestelde vraagen, is begiftigt met een prentje van eenige duizend gulden s'jaars tot haar onderhoud. Wie weet of de Cardinaal Coscia, die van al de presenten die de Paus ontfangt, steeds het meeste gedeelte trekt, niet wel meê de grootste participant is geweest der mevrouwelyke bewyzen op de mannelyke voorstellen, en of hy voor dien zuuren arbeid niet is gevallen in de helft der jaarelykze revenuën, die Madame heeft overgewonnen, door een klein Spieringje uit te gooijen, om een groote kabelauw te vangen. 't Is hier mede zo het wil, 't is altoos zeker, dat Papa nog zo verstorven niet en is, of hy wil nog wel een vrouw te woord staan, en waarom niet? De bloed volgt de gewoonte der Vorsten, want als die een speelreisje doen, na hunne hofsteeden, of uitvliegen na het gebruik der warme baden, zo bekreunenze hun niet, om iets meêr te doen, als de ordinarie manier der huishoudelyke regering toelaat. 't Is hier mede geleegen, als met de processie na kevelaar; terwyl de huuwelyks haan zig t'huis moet behelpen, met zyn buurmans hen, zo leid zyn kuiken vaak onder de lommer van een devotaris, die expres is uitgetoogen, om moêr een aflaatspenning te laaten verdienen, ten kosten van haar hartjes hoorenen. Ik zwyge nu van den beêvaart der Munniken, die zo sterk op onze Lieve Vrouw denken, datze hun geheele mannelyke order, en priesterschap vergeeten, als zy maar iets zien, dat na een Juffer zweemt, die meêr zin heeft in een Heilig, dan in een Sanctin. Orsini houd veel van Philippo Neri, dog in dat punt is hy een Jansenist, hoe orthodox de bol anders valt: want volgens de regte constumen der Catholyke kerk zyn de vrouwen meest voor de mannen, en de {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} mannen meest voor de vrouwen vooringenoomen. 't Is of de aandagt vinniger is, als de natuuren verscheelen, en dat 'er meêr word gesolliciteert, wanneer een lydelyk en een werkelyk gestel malkander genaaken met een smeekschrift, dan dat twee overeenstemmende geslagten den ander om een zekere zaak lastig vallen. Onze Brita scheind dit te bevestigen, want al waar zy heeft gewoont, is zy meêr geweest op de zyde van de man, als op die van de vrouw, en nog zyn 'er kwaadaardige schepzelen, die 'er fenyn uit zuigen, zonder te bedenken, dat mistice een schoenpin te verzwelgen, geen bewys is van een uiterlyke verëeniging tusschen een Crispiniaansen naald, en een stuk Zweeds kalfsleer. Dat al de waereld zo min kwaaddenkend was, als ik ben, zy zouden voor de vuist zeggen, 't geen ik om reden verzwyg, en daar meê is dit articul omtrent zo wel afgehaspelt, als Innocentius historie de Propaganda fide by zyn Napelze favoriet, die geen kleintje te doen zal hebben, om de jaloerze wyven den bek te stoppen, die ordinarie breet opgeeven van de winsten dier Dames, die schielyk van arm ryk geworden zynde, dagelyks frequenteeren by Heeren van rang en middelen. Myn wyf, zei eens een malle mof, heeft al braaf moeten gaapen, eêr onzen honger door een officie wierd gestilt, en hy loog het niet, schoon alle waarheid niet hoorde gezeid te zyn. Mogt zulks geschieden, ik zou over het boek, getituleert: de natuurkundige historie der katten, beschreeven door de Heer Montcrif, binnen Parys geen klyntje van grond gaan, niet zo zeer om zyne geleerdheid over de aart, en de natuur dier dieren, die hy uit de Heidense, en hedendaagse Autheuren heeft getrokken, te contrariëeren, als om aan te toonen, dat het sommigen zeer vreemt voorkomt, dat een man, die een Secretaris is der commandementen van de Hartoginne Douariere van Orleans juist op die voorwerpen valt. Dog wat zal men zeggen, men hoord vaak, dat de grootste Generaals, en de beschaafste verstanden hunnen tyd verpoozen by de minstwaardigsten voorwerpen. Ziet men dit niet aan Sampson, en Salomon. Vielen die beide niet op de Juffers? was 't niet of de wysheid, en de dapperheid uit die onnozele voorwerpen goud zouden vissen? Hercules, en Apollo waren onder de Heidenen niet minder, en wat hedendaags gedaan werd onder de {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} geene, die men Chr.... noemt, dat zullen wy laaten te pennen, om dat wy aan de stilzwygentheid een belofte van meer te denken, dan te spreeken hebben gedaan. Wy meenen door deze, en meer exempelen, verdedigenders wyze de onderneming van dien Heer ten top van Eer gestelt te zien, hoewel 'er tusschen een kat, en een vrouwspersoon veel verschil is in zommige zaaken, en ook weêr in zommige niet; Dit is altoos zeker, dat de opregtigheid, en de kuisheid, van de Dames die der katten hoorden te surpasseeren, en in hoe ver zulks geschiet, kunnen wy, om staatkundige redenen thans niet zeggen. Wy zouden beter Philosophice kunnen demonstreeren, waarom dat de verscheidentheid der geslagten is geworden, en durven aanwyzen, hoe uit een, en zelve stof zo een groote monarchie van bewegende poppen, is gesprooten, die meer in een generale omtrek, dan in een particulier wezen scheelen. De spiegelingen der Ideën zouden ons die beelden kunnen doen vatten, waar over wy regt hebben te wysgeeren, zo lange, als wy blyven onder 't vermogen van de onbepaalde oorzaak, die uit een zelve klomp strydende voorwerpen heeft doen spruiten door een egale honger, die, of wateriger, of vuuriger, lugtiger, of aardagtiger zaden ontmoetende, een stremmend voedzel zoog uit de elementen, die geboetzeert wierden na dat begrip, dat 'er de drift in vormde. Ik twyfel niet, dewyl 'er word gezegt, dat de historie der katten natuurkundig is, of dit zal 'er in te vinden zyn, en zo 'er zulks in getoond word, zo zal men door dien weg ook reden kunnen bekoomen waarom dat de rest der schepzelen verschillen in gedaantens, en houdingen. Wat meêr is, men zal over kunnen stappen van de veelvuldige geslagten, tot de enkelde, en in die wederom aanwyzen, waarom dat de eene meêr heet, of koud, schrander of dom, dik, of vet &c. is dan de andere. Dit zal den Lezer door de onredelyke dieren tot de redelyke, of die men zo noemt, kunnen doen voort treeden, en eindelyk doen rusten onder de lommer der wyfjes, die uit de quintessens der dingen gevloeit zynde, daarom ook beweeren met guintessenzen gevoed te moeten worden. Hier is werk aan vast voor een onderzoeker, die van 't begin aller zaaden wel philosopheerde, door verscheidene canaalen nog al kan avanceeren tot het laatste gestel der vermogende generatien, maar daar geraakt zynde, zo krabt {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} een wys man met Vader Adam den kop, over Moeder Eva's begeerelykheid, en daar meê kreigt de natuurkunde der katten en poezen een krak. Hier wil Plato rusten, want de drommel mogt 'er eeuwig over wysgeeren, zei Socrates tegens Xantippe, en daarom voelde hy de spooren van zyn beminde vlak in zyn tronie, en hoewel zulks tegens de professorale digniteit stiet, zo is die Griekze gewoonte van hand tot hand tot zo ver toe overgenoomen onder ons, dat het thans als streidig schynt met het lot der geleerde, niet gebruid te zyn met een kwaden huisduivel. dixi. Op aanstaande Maandag zullen wy uit een zediger vaatje tappen voor de vyanden der katten, of voor die het voorgeven te zyn, want tusschen de aart, en het zeggen der meesten, is zo veel verschil, als tusschen de dag, en de nagt. Dit laaste voeg ik hier by, om de Lezer van te vooren te onderrigten, dat of het kwam te gebeuren, dat wy omtrent onze belofte van een ernstig papier te schaffen, manqueerde, zy zulks gelieven op te vatten, als een zekerezwakheid, die de Autheuren al zo eigen is, als sommige kooplieden, die het monster, en de waaren vaak zo veel doen verscheelen, dat de minste kenner zonder bril kan bemerken, dat zint de eigenbaat zig heeft gesteld op den regeerstoel der commercie, dat 'er zint dien tyd weinig is te doen geweest met de algemeene liefde, waar van overal zo abondant word gesprooken, dat 'er geen tyd te vinden is, om 'er byna iets van te vervullen. Ik zal om staatkundige redenen deze nieuwe mode der Christenen door geen oude Apostolise gewoontens tegenspreeken, want ik maak my vyanden genoeg, door het liegen, al revel ik geen waarheid. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 28 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 23. Juny. Alle de Heeren, die de natuur der Dames kennen, zeggen eenparelyk, dat de consternatie onder de Juffers door geheel Vrankryk met geen foenix vederen is te beschryven, zint 'er zig een gerugt heeft verspreid van de belasting haarer balyne rokken, die by de meeste kenderessen der zusterlyke zwakheden veel noodzakelyker worden geoordeelt voor het vrouwentimmer, dan de maagdom zelfs, om dat een jong kleuter onder die veel beter een dragt van een zeven, of agt maanden kan bedekken, dan 'er een belvidére van kuisheid onder vertoonen. Het verlies van den slag van Hogstet schafte aan de zonnelingen van den Franschen Apol een heele Parnas van huilebalkende Melpomenen, of bedroefde weduwen, maar deze afgrysselyke mâar, doet duizend, en duizend kaale geraamtens op dien gespannen buik met misbaar maakende handen trommen, die graag zou aangezien zyn voor een bedekte weg tot de vestaalse altaar vlammen der nimmer vleeseetende nonnen. 't Is omgekomen met de glorie der arremoede, riep een gryze matroon, die begenadigt van de fortuin met zeven schraale dogters yder der zelve, als een koordendansers princes verzag, door de zielverkopers uitrusting van een brede hoepel, met een enkel rokje daar over te spannen, om 'er de hemdelooze billen der Parysiaanschen bruinetten meê te dekken voor de belegering der nieuwsgierige oogen. Onsterffelyke goden! wat pagter is oorzaak dezer Sireenze ruïnen? vervolgde een ander, die de heupelooze postuuren der koggel bagaynen had opgetrarariet tot een zekere welstand, die de voedster is der vallende ziekte. Een derde, iets navorsender van {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} aart, dan de voorgaande twee, kon niet bezeffen welke collecteurs de maat zouden durven neemen van katten, die zonder handschoen niet hooren aangevat te zyn. Na proportie van de wydte zal den tol zyn; word 'er geroepen, rezoneerde zy verder, maar wat juffer zal dien hoepel met een verklikkers duimstok laaten omspannen, waar aan haar heele fatzoen hangt! word die op een zestienendeel meer of min gewikt, zo is ons huishouden verlooren, balkte een vierde, want myn drie nigten hebben niets, als even die, om op te gloriëeren. 't Kan de Adel, 't is waar, niet verscheelen, want die vraagen 'er niet na wat men van haar zyt, ook geven ze zelden iets van de rekening, wanneer zy gemaant worden van de schuldeissende vilders; maar wy eerelyke burgeressen, die 'er op uit moeten snuiven, als onze mannen, en serviteuren mankeeren, in ons of hun zelven te maintineeren, wy, wy staan bloot voor die Inquisitie meesters, die de Vorsten stellen, om de al te weelderige gemeente te bekeeren tot dien regel van behoorelyke abstinentie, die vereist word, om als een lazarus den ryken man te zien banketteeren. Help! zint Ursul! de bedekzelen der schande, de vygenblaadjes van moeder Eva, het laatste olyzel van haar gedevaliseerde dogter, en 't heele heiligdom van uw maagdelyke klooster is in gevaar te stranden op de tong van duizend berispers! wordenvan daag de balyne rokken, en morgen de zakken, die men thans draagt, om de arremoede, en de onkuisheid te bedekben overgegeven ten prooi der onderzoekers, wat zal 't dan zyn met het lighaam der na menschen zweemende figuuren? Zal Jobs vrouw op de mesthoop der veragting niet zitten, als de pagters in haar capitaalen vallen? Als een arme deêrn van haar hoepelring tiende zal moeten geeven, waar van zal zy dan subsisteeren! Wy hebben niets, als dat, was 't slot der weeklagten. Belast liever de favorieten onzer actéons met duizend pasquillen, dan dat gy ons onnozel hoepeltje bezwaart tot nut van 't land met één enkele duit. 't Geen zo vaak heeft gestrekt tot een klok van heerooms klépel, ik wil zeggen, waar op een franciscaan zo dikwils heeft gepreekt, als 't hem, zo wel als andere paapen, aan stof manqueerde om verstandigere zaaken te verhandelen, dat, even dat, 't geen dus in deze de kerk zelfs heeft gedient tot stigting, zal dan moeten paszen, om de goddelooze waereld te ondersteunen! Een allermalste sloot het hek zonder te {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} bedenken, waar zy was met deze exelamatie: Heilige Vader! gy die minder lorren hebt gesanctificeert, dan deze onze noodzakelyke wisje wasjes erbarm u over onze hoepels! want zy zyn in gevaar van te spleiten! Maar neen de Orsinise willekeuren gelden niets, daar wysäarts regeeren! Schoon de Paus al een Concilium beriep in Romen om de wydste ringen te beätificeeren, men zou binnen Parys na de naauwste vraagen; en dit Janseniste gevoelen is niet alleen hier maar rits overal den baas: want de Gallicaanze mode is de lieve vrouw van geheel Europa. Yder aanbid de franszen opschik, en om die reeden dringen de povere refugeês door alle deelen des waerelds tot in de kabinetten der dames. Daar leeren zy de jonge juffers goede manieren, en om die te maintineeren, zo steekenze dezelve in 't harnas van een wallevisreep. Wat daar onder geschiet, zullen wy niet melden, om de voortreffelykheid der hoepelrokken niet te brandmerken met de historise herscheppingen van vaerzen, en koeijen. 't Zy genoeg, dat ik deze periode sluit, door te zeggen, dat groot, en klein meer in de weer is, over de aanstaande noot der hoepelrokken, dan over de tegenswoordige elende der armen. En dat zulks niet alleen plaats heeft onder de Ingezetenen van den allerchristelyksten koning, maar dat zig zulks zelfs uitstrekt tot onder onze Nederlandze juffertjes, die in vrees zyn, datze uit een diergelyke lotery hier mede eerlang een watje zullen trekken van iets te moeten geeven van een ding, dar nergens toe strekt, als om de hoererye, de arremoede, of eenige lighamentlyke mistal daar door te ontveinzen. Op het arriveeren van een expreszen met de Vreedens articulen van den Keizer toegestaan zyn hier de puplieke fondzen van den spaansen generaal de las Torres merkelyk gerezen, want de oorlog kundigen zyn van advys dat hy nu van Gibralter met immer zo veel volle tekenen van Eer zal kunnen aftrekken, als of hy door ziekte was genootzaakt geworden, die Vest te abandoneren, die hy ondermeint hebbende, na zyn voorgeeven door slegts een zwavelstok, by manier van spreeken in brand te steeken, zou hebben doen vallen in de handen van den catholyken koning. Als ymant parfors victorieus zal zyn, dan heeft hy kunst, verstand, en conduïte genoeg, zo draa hem de fortuin slegts begunstigt. Dit ziet men niet alleen aan de soldaaten, maar ook aan een deel gekken, die door {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} ervenis, of andere onverwagte toevallen in de bezitting raaken van een party capitaalen, daar verdienstigere nimmer toe steigeren, schoon zy volgens den trant van réden en oordeel dingen na dat geene, 't welk meêr een eigendom is van de zotten, dan van de wyzen. Zulke zaaken zouden zeer wel te dulden zyn voor alle die geene, die de natuur der dingen na gaan, by aldienze niet merkten dat doorgaants alle die perzoonen, die toevallig verreiken, en boven hun waarde steigeren zo onverdragelyk groots, en ingebeeld verstandig wierden, dat zy als toe ballasten verstrekken van alle publieke gezelschappen, waar in men veeltyds een Apollo ziet verdrukken om een Midas, die geen andere rykdom bezit, als het geld, 't geen de domme aanschouwers in zo een ezel aanbidden, schoon zy 'er geen eenen penning van profiteeren. Wy zullen van den burger stappen tot den edelman, die groots op zyn papâs overwinningen geene andere quartieren bezit, als die hem een geboorte heeft vergunt, waar toe hy niets heeft gecontribuëert, als onwetend, en zonder zyn toedoen gevormt te zyn. Zo een quant, die zyn grootste geleertheid verschuldigt is aan een Ezaus Accademie, waar op hy hebbende leeren jaagen, vissen, vreeten, zuipen, hoeren, en boeren plaagen, al dat geene heeft vergeeten, 't geen overeen komt met de menszelyke gezelligheid, is zo afschuwelyk voor een man, die in de possessie is der waare wysheid, dat hy liever wil zitten by een gemeenen boer, dan by een baron, die zyn character wil doen gelden, door overal den beest te speelen op der voorouderen verdiensten. Zelfs te bakken, 't geen aan anderen roem verschaft is de regte weg tot glorie. Of de generaal de lus Torres al pogte op de daaden van zyn familie, en hy had zelfs niet dat victorieuze verrigt, 't geen hy na gedaan heeft, wat zou hem zulks baaten? Zou een wysäart niet zeggen: waarom doet gy niet meede, waar op u vaders den lauwer hebben gedraagen? Ik meen van ja, en om die reeden was deze dappere generaal van advys een staale Vest hoe ontoegankelyk met eizere tanden te verscheuren. Is 't hem gelukt zal een botte hollander vraagen? Wagt een beetje, men zal 't u zeggen: had de vréde niet in 't spel gekoomen, je zoud wonderen van dien oorlog gehoord hebben. Als een afmars de overwinningen schut, dan kan men niets positive stellen. Doe de mooren voor Ceuta wierden gecommandeert om op te breeken, {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} doe kondenze de spanjaarden niet verduuren. Haddenze nog een honderd jaar, of anderhalf 'er voor blyven leggen gehad, zy zouden het ligt wel gekreegen hebben; of ook wel niet, want de kans van den kryg is onzéker. Trouwens de aftrekker kan 'er zig op beroepen door te zeggen: op het tipje van de overgaaf der stad te zien waar aan myn roem hong moest ik hem deelen met een ander, door heels hoofs te vertrekken. Ik had liever een paar beenen verlooren, als deeze overwiuning te ontbeeren, maar wat zal men doen, de wil van de koning is de gids van den onderdaan. Zelderement! wat is een Braaf soldaat een vies kaerel! Ik spreek van die van Africa, want met die van Spanjen wil deze pen niets te doen hebben. Een Don van dat land slagt een Gelderze jonker, die, zelden schoolgeleerd, geen spottige contraversiën kan verantwoorden door reden, maar wel door de punt van zyn lemmer: en daar ben ik alzo min in staat toe om tegens te praaten als een ander, die begind, eêr hy verzind, om aan de waarheid te participeeren, die zeit. gelukkige gekken hebben geen wysheid van nooden, en daar meê is 't beleg van Gibralter gedaan; en wy bevreid als een tweede Sanche Panche om meêr van de rodomontades der Don Quichotten te gewaagen. Innocentius is een andere kabouter. Die vat beget, geen duivel aan, of hy slaat hem ten minsten den neus en de bek aan 't bloeden. Al sloot de heele waereld gelyk de Bekkeriänen reeds gedaan hebben een treves met heintje pik, de Paus zou 'er neen toe zeggen. Hy kan om de duivel geen duivel verdraagen, of hy moest in een monniken pei schuilen. Zonder die is lucifers apostel veeg, want zint de heilige vader de kap van Dominicus stelde booven den hartogelyken muts, was 'tmet alle booze geesten nagt, die zig niet toetakelde als de engelen des ligts; waar van zyn onfeilbaarheid de opper zeraphiên waand te zyn, om dat hy half mal van 't mirakel brodden, overal gezonde spooken maaid, daar bedriegers en schelmen valsche elendigen zaaijen. Zy denken laat onze oude henkst, voor zyn dood nog een gangetje gaan, met de schentmerrie der hel, want de veulens, die 'er van komen, zullen in den rosmeulen der kerk, t'avond, of morgen dienen om onze loogens zo fyn te maalen, dat alle de catholyken met malkander 'er een paasbroodje van zullen kunnen kneeijen voor heeroom, en de zynen. Selderement, {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} als Orsini, getyk een grossier in wonderwerken, door een bankroetje te leggen op de aarde, eens verkast na het bovenmaanze Viänen, om daar te leeven, gelyk het de manier is der gefailjeerde deserteurs, wat willen dan de opregte curateurs van den Roomzen dezolaten boedelkamer niet roezemoezen in vaders effecten! zy zullen de kunsten niet by 't stuk, maar by dozynen opventen. 't Zal zyn hier maakte hy een wysaart gek, en een ziende blind, zagt ik verspreekme, en wil zeggen, een spreeker stom, en een regt perzoon kreupel. Holla! 't moet zyn, hy deed, al wat de bovendryvende paapen meest doen, en dat is, hy joeg de waarheid uit het land, om de loogen te doen heerschen. Ik voel wel dat ik my verkeert uitdruk, maar hoe ik my al klaarder wil expliceeren, hoe ik het al meêr verknoei. De ketterze geest bruid de geuzen, en my in 't bezonder. Kon heeroom 'er die zo wel uitkrygen met zyn weiquast, als hy ze 'er door in de gadareenze nonnen weet te jaagen hy was een man als Steven van der Klok. Ik wouw hem, onder reventie gesprooken, den heiligen maars wel kussen, wist hy kans, om de onheilige conciliebaazen buiten de regering aller tempels, en chooren te bannen. Als paar dat kan bakken voor zyn sterven, dan is hy, waard na zyn dood, van alle monden gecanonizeerr te worden. Maar zagt, 't kunsje zou te groot zyn voor één man, die voor de revenuën, die hy jaarlyks trekt, even zo moet praaten, als het de orthodoxie der kerk mede brengt. Alle ziektens van 't gemeen mag een publiek geneesheer wel curéren, maar die tot den autaar hooren, die moet hy 'er toe laaten, of happa is de medicyn. Dronkene, hoeragtige, moordende, stelende, en groove lasteren begaande duivels mag een bisschop wel uitwerpen, uit jan, en alle man, maar de schynheilige, kerkvernielende, regeerzugtige, gierige, en de gemeente inzwelgende duivels der opperbestierders daar moet hy af blyven, of zyn hoogwaardigheid word zelfs uitgebannen. Die snaaken, die in de grooten zitten, die willen niet verkaszen. Zy slagten de kanker, en geeven na geen pappen, nog zalven. 't Is overal wygeestelyke koningen der aarde, ondersteunt door den politieken deegen vraagen na geen meszen, zo ze zouden gewet worden tegens ons, en onze constumen. Hoe zwaar het valt de gebreeken der Vorsten te verbeteren, zo is het nog niet half zo moeijelyk, als Levis baard te potzen, want de knevels dier heeren {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn gezalst wet het crisma der Pauszen, en om die réden durft 'er niemant aan tornen, als die verlangt om voor een beëlzebub uit de vergadering der zo genoemde geloovigen verbannen te worden. Tot die kunst heeft men alleen geen servus servorum Dei nodig, een mindere dienaar kan dat kunsje wel bakken, als hem een heer in de weeg is, die zyn vreije adel wil bewyzen door zig niet te onderwerpen aan de malle gewoontens dier slaaven, die alles verketteren, 't geen met haar Lovenze accademieslender niet overeen en stemt. Dog al genoeg geparenthezeert, 't word tyd dat wy reverteeren na den onnozelen vader, die volgens het zeggen der leidze Courantier een Italiaanze duivel uit een meisje heeft geworpen, zonder 'er by te voegen, hoe veel duimen diep hy 'er wel in heeft gezeten, eêr hy voor inhabiel verklaard wierd. Trouwens, dat doet tot de zaak niets, als wy bedenken, dat het teefje van het reutje los nu kan vertellen, hoe een dogter te moede is, die haar jonge spiritus familiaris moet verzaaken om een ouden stompert, die tegens zyn eigen ryk verdeeld, juist een Italiaanzen zathan, in plaats van een andere heeft uit de deêrn gegochelt, die ligt nu al met een Spanjaard, Fransman, Mof, of Deen zal te doen hebben; want de krieken daar de een niet by en kan, die peuzelt vaak een ander. 't Geen de heer is verbooden, dat eet de knegt, en 't geen de laatste niet en lust, word van de jonker verörbert. Als de juffers eens bezeten zyn, dan willenze ligt weêr bezeeten worden, want die verleidentheid, waar meê Joosje de zinnen behekst is zo overeenkomende met de vrouwelyke natuur, dat het niemant zou kunnen gelooven, of hy moest de eer hebben van zig als man, en vrouw in een persoon gekent te hebben. Dit is een mistieke manier van spreeken by de Jacob böhmisten grondiger bekent, dan by andere, die in de te zamenstremming der dingen hun zelven vergeeten, en dat is waerelds, zeggen de Piëtisten, en niet overeenkomende met de pligt der redelyke dieren. Dog dit overgeslaagen, en weder tot den Italiaan gekeert, die op de eene plaats uitgedreeven zynde, ligt al weêr in een ander logement zal overgegaan wezen, zo diend ter overweging der Lezers, of het niet wel te wenschen was, dat 'er zig hier ook de een of de andere snaek op deed, die met heintje pik leefde, als Docter Crispyn met zyne patiënten, ik wil zeggen, die een eind maakte van {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn gezag, regeering, en leeven. Ik heb zeer veel kruiszen, maar had ik 'er dat kruisje van heeroom by, waar voor de Sathan vlied, ik had meêr munt, dan de vedste Parochie bestierder bezit. 't Is nog maar weinige weekcn geleeden, dat ik heb gezien, dat een zekere Italiaanze nikker, die iets lelyker is, dan cen getaande Savoijaard, zig in postuur stelde. om niet alleen een kamer, een zolder, of een kelder te bemorszen met zyn stinkenden, en vergistigen adem, maar die zelfs een geheel huis infecteerde met zyn verdoemelyke logens, en lasteringen, waar tegens niemant raad wist, want hy vroeg na geen Lutherze nog Calvinize bezweering, vermaaning, of réden, cn om dat niemant, zo heilig was van hem regtschaapen met een hout kruis te begroeten, en te excomuniceren zo bleef hy zo opstinaat boos, dat hy zyne verhuurders even zo dwong, als hy te vooren had gedaan aan zyne schuldeiszers, doe hy door veertig van het honderd te geeven mer ecn bankeroet zo veel over hiel, dat hy nu zeit voor geen olyvenkooper in heel Nederland te willen wyken. Op die tyd manqueerde binnen Amsterdam een onfeilbaartreffende geest, want had 'er die verscheenen, het spook had verdweenen. De lyders hadden gaârn een braaf stuk geld willen gceven, had ymant een belézing konnen pappegaaijen, tekens dien boozen duivel, die 't alles dwong door ongehoorde geweldenareiën. Hy hieuw zig by de lógen, en daarom schoot de waarheid te kort. 's Was wy cavalliers zwigten voor geen strop. Ter contrarie, die moet scheuren of verbrooken worden, als 'er een nobele bedrieger door ziet. Uit de test van een gepretendeerde zotheid word den Steen der wyzen gebooren, en nu ik die bezit, nu lag ik met den Zwitzer, en den Duidzer, of den Koopman, en den geneesheer, te meer terwyl ik in staat ben om t'avond, of morgen myn eerste bankeroet door een tweede te vergrooten. Ik zeg nog, 't ontbreekt ons aan een eiken Paus, om dien Sathan, die beter gelykt na een ultramontaanze Bandiet, dan na een eerelyk Patriot, te verdryven. Konden zugten helpen, wy riepen: Och heilige Vader! erbarm u onzer! door ons slegts alleen een geweid crucifix vap anderhalf el te stuuren! 't geen zo wel 't vermoogen heeft om beesten tot menschen te fabriceeren, als het gccanonizeer de bullepeesje van de rasp, en spinhuis bisschoppen voorgeeft te konnen doen, en daar meê is 't uit. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 29. De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 30. Juny. 't Zal my benieuwen, of die Doctor binnen Parys, die door, fyn gesleepe glaazen kan aantoonen, dat alle ziektens ontspruiten uit eene verscheidentheid van wormtjes, zal konnen demonstreren, in zyn onder de handen zynde boek, 't geen opgesteld word, tot demping dier bedervende pieren, op welke wyze, dat zint Francisco de Paolo de Cardinaal Patricii heeft verlost van een agt en veertig uurige opstopping des waters. Zo ons dien Heer zulks wiskonstig kan bewyzen, blyft Momus ontslaagen van de moeite, om aan zyn Edel: te zeggen, dat hy met een considerabelen worm moet gebruit zyn, als hy de waereld meend wys te maaken, dat even die kleine maaitjes, en bewegende vlindertjes, die de wortel der duuringen zyn, by hem worden aangezien voor ruïneerende ondermeinders van het mensselyke leeven. Ik, die nog in ver na zo doorzigtkundig niet en ben, als Doctor Crispyn, heb van overlang al begreepen, dat alle dingen haar bestaan genieten door een gestadige veelvuldigheid van hob, en tobbende creätuurtjes, die dat lighaam, 't geen ze bezielen, in een zekere werkzaame omwenteling houden; ja wat meer is, ik maak my stout te bewaarheeden, dat na maate, dat deze allerkleinste buitelaartjes, en subtiele koordendanssertjes des bloeds haar meêr verkleinen, en snelder draaijen, dat na die maate de vlugge circulatie geschiet. Hoe grooter wormen hun op doen in de animale gestellen, hoe loomer, en traager schepzelen dat 'er gevonden worden. Beschouwd de sanguine deelen van een melancolieke gierigaart eens tegens de verquistende aard van een vervrolykende gast, en let, of de laatste niet, {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} na proportie van zyn vlugtige inborst een dozyn of anderhalf meêr kleine kruipertjes zal hebben in een gelyke droppel bloeds, als een kaerel, die om uit te geeuwen ten minsten, op één reis, drie minuten, en een quart nodig heeft. 't Ontbreekt de meeste geleerden aan overvloed van wormen, en om die réden hebben die snaaken ordinary zeer lang werk, eêr ze door een langdradig vertoog kunnen vertoonen ezels te zyn. De Athomize vliegjes van hun brein zyn te grof om de spirituële snelligheeden te agterhaalen. Zy slagten een deel de Poeëten van onzen tyd, en schryven een paar vellen, eêr ze nog eenige zakelykheid debiteeren. De scholastieke resonomenten gelyken de kokinjens, die de kinderen een el, of anderhalf uittrekken, eerze ze na binnen slieren. Als de meeste door langzaam voortscharrelende mieren zyn geävanceert tot de begreepe overlevering van hunne meesters blyvenze ordinary by dien tekst, of raaken weinig verder, want de groote hunner wormen belet hun te merken, hoe, of ik, en myn zoort in één oogenblik driemaal als een camelion van couleuren verwisselen. Een vlug Philosooph kan de hemel en de aarde met één span meeten, want terwyl de helft van zyn wormen na onder kykt, springt de ander na booven. Aan 't snel gaan der mannen, aan de vlugge wending der oogen van de juffers, aan 't draaijen van de billen van een merrie, aan de sprongen van een hengst, en zo voort, kan men dadelyk merken, of 'er overvloed of gebrek van pieren by die gestellen huizen. De Galenuse Societeit houd veel van langdraadige wormen, en daarom zyn de purgatoria van een groot aanzien onder die heeren. De Paracelsise, en Helmondise Hipocraaten zyn lief hebbers van oneindige klyne serpentjes, en daarom kappenze mee vlugge zouten frikkedillen van de maaijen. De eerste zyn verminderaars der nootzakelyke mieren, de andere daar en tegen houden dermaaten vaak van de multiplicering der beweegelyke vliegjes, datze op het laatst zo klyn worden, dat ze malkanderenzelfs niet meêr konnende zien, zo vervliegen, dat men ze met geen kakken, nog laaten aan 't bedaaren kan brengen. Ik meen, byaldien men my wilde betaalen voor myne moeite, dat ik in staat zou kunnen zyn om aan heel veel menschen te toonen met welk zoort van wormen zy bevragt zyn. De Heilige Vander heeft 'er maar één dog zonder weêrgaâ, en daarom zyn al de {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} sancten niet in staat, om dien tragen beschouwer der kerkelyke bederving, te versnelleren tot gezonder bevatting van zaaken. De Paapze wormen slagten de Lutherze, en vallen vry wat dik koppig, stuur, en bot, en als ze veel overhellen tot de orthodoxie der conciliën, dan zynze zo apocryf voor de apostolize geneezing, dat geen réden ter waereld in staat is, om de onrédelykheid der geestelyken tot réden te brengen. De generaal de las Torres heeft 'er twee, en dat is veel voor een Spanjaard, die het perpetuum mobile voor Gibralter zou gevonden gehad hebben, waaren zyne wormen niet op het tipje van gecontramendeert te worden. De usurpateur van Persiën heeft 'er drie, en daarom pierd by de Turken, en Persianen op één tyd met alcoranze streeken, die meer helpen tot zyne overwinningen, dan den dégen. Als ik zo van één, twee, en drie spreek, dan begryp ik daar door de regerende commandeurs der minderen, waar onder de anderen ten oorlog trekken, om haar naasten, of ook wel haar zelven te bruijen. Hoe 'er meêr zoort van insecten in een perzoon te vinden zyn, hoe hy al meêr veranderingen brouwd. Dit zien wy aan Doctor Crispyn, die alleen meêr strydige wormen bezit, als alle de doctoren te zamen, en daarom het toepad heeft gevonden tot de pythagorize verwiszeling der zielen. Al had ymant nog meêr wormen in den kop, of pens, als ik zelver heb, nog zou die held raad weeten, om ze te vernielen, zo 'er anders door 'er een erfenis voor te trekken kans was, om 'er zo veel op over te winnen, als 'er verëist word, om zyn leven lang met pasquinaden de vroomste inwoonderen te roszen. De wormstékelagtigste meiden hebben de meeste wormen nodig, dog dit zullen wy buiten twyfel eerlang door den in Vrankryk opgestaanen worm Esculaap verneemen, waarom ik myn pen zal inkrimpen, om een zaak te bewyzen, die zig zelfs verdedigt. De ooren der Leezers zyn tot nog toe niet genoeg bereid, tot Swedize middernagts vertellingen. Die leggen binnen veertien daagen aan de beurt, en als die uit komen, zal het proces der wormen zonnenklaar worden uitgesprooken. Ten minsten zal het zelve beeter worden begreepen, dan de geneezing van zyn Eminentie Patricii, wiens waterloozing belegerd zynde door een regement pis verstoppende wormen is opgeslaagen. door het tydig secoers van F: de Paola, die, wie kan 't gelooven, en wys zyn? een kunsje bakt {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} dat meêr hoord tot de natuur der sanctinnen, dan der sancten. Dat een Dame een verstopt man aan 't urineren helpt is eenigzints te begrypen, maar hoe zulks een heilig aan een onheilige bakt is boven de koers onzer bevatting. Trouwens, wy Batavize geuzen weeten weinig van de catholyke doeningen der Italianen, en nog veelminder van die miraculeuze vlindertjes, die nederzakken, om die te bevrédigen, die onder overhoop leggen, om datze de soevereiniteit niet kunnen erlangen na haar vrye wil te graazen in die gewenste vermaaken, waar na de allergeringste vezelen rek halzen. De heele natuur heeft een drift om gevoed te worden, en daar door van klein tot grooter uit te deijen, en pas is de volkome groote daar, of de dingen verminderen tot nieuwen kleinigheeden, om weder te vergrooten. Ziet hier de oorzaak van het waare perpetuum mobile, 't geen door op, en afwindingen de duurzaamheid vertoond, die 'er de opperwerkbaas heeft gelieven in te leggen. Hoewel de minste Lezers voor verstandige bedenkingen zyn, zo zullen wy evenwel ter overweeging der meêr geöeffenden dit nevensgaande hier eens ter nederstellen: wy railjeeren veeltyds over de inbeelding veeler menschen, die voorgeven, door deze en geene zaaken als miraculeus geret te zyn, en ik weet niet, of die persoonen, die wy belachgen, geen meêr reden hebben om ons te bespotten, om dat wy vaak te dom zyn, om na te gaan de kragt, die uit de sterke verbeelding ontspruit. Niemant zal ontkennen, die een gezonde wysgeerte bezit, dat de vermogens der ziel, en de spirituële kragten der lighaamen ver overtreffen de uiterlyke, en aardagtige vermogens der grovere gestellen, die haare verbeteringen meêr plukken van de innerlyke mededeelzaamheden der fynere geesten, dan van de buitenste medicynen, die niet konnen nut causeren aan de diersche aard, ten zy de subtilere die na haar zuigende, die eerst geestelyk verteeren, eêr ze vergrovende vatbaar zyn voor de elementare gestellen. Voeg hier by, dat de imaginatie van den lyder, zo wel in mensch, als beest meêr doet tot de genezing, dan het geneesmiddel zelfs. Nu is de beste verbeelding die geene, die meest synpathiseert met de aard van dat medicament, 't geen gebézigt word. Zo weten de dieren, en vogels wat haar diend voor hunne kwaalen, schoonze niet denkende, het geen overeenkomt met haar hongerende begrip na hun nemen. De magnetise {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} trek is eigentlyk maar 't Idé der beesten, en die tydig gebezigt schaft hun hun welvaaren. Hebt de goedheid van 't onredelyk gewrogt over te stappen tot het meêr redelyke, en gy zult bevinden, dat 'er na proportie der meêr volmaakte geslagten ook de meerderheid huist, om meerder nut van de voorwerpen te trekken. Exempli gratia: zien wy niet dikwils, dat een kragtige verbeelding tot een zaak, die strydig is, na het oordeel aller doctoren tegens de kwaal, die de lyder gevoelt, een volkome gezontheid causeert aan den gebruiker? Is 't niet bekent, dat Oftmaals een patient, die van alle geneesheeren is geabandoneert, reconvalesceert, door het gebruik van een kwakzalver, die met contrarie middelen te werk gaande, meêr operatie doet door zyn assuranten bek, dan door zyn konst, en dat meest, en alleen, om dat een kragtig vertrouwen van den zieken omtrent zyn operateur, de onnozele beuling in staat stelt te roemen op zyne arcana die hy eens, buiten zelfs de reden te weeten, heeft goedgevonden, om door dien weg duizenden anderen, die van die geloovige verbeeldingen niets en wisten, om hals te brengen. Wy zullen van Monsieur Crispyn nog van zyne curen niet gewaagen, 't is genoeg, dat wy hebben te kennen willen geven, dat een synpathetize zugt van twee antepathetize wormen vaak meêr wormen verschaffen, als 'er in een huishouding van noden zyn. Van de zylsteen der magia te redenkavelen is onze post niet, want anders zouden wy van den doorgaants bedriegelyken Lapis Philosophorum de welmeenende voeren tot dat universeel, dat de leider ontfangt uit de werkelykheid van dien Archeus, die geen duim breet af is van dat balneum Mariae, waar van de meeste goudmakers praaten, schoon ze 'er niets, als de klanken van gebruikende, niets meêr van weeten, als Hans Christoffel van de Medicynen. Dog om een grendel te schuiven voor deze Chymische deur, zo zeggen wy, dat zo het al mogt gebeurt zyn, dat een sterke inpressie van de Cardinaal Patricii tot S.F. de Paola, hem eenig soelaas had toegebragt, zulks egter niet navolgelyk is voor anderen, dewyl een egale bevatting by honderd duizend particulieren pas te vinden is. Hoe verstandigere creaturen, hoe minder miraculen, en om die reden ben ik van advies, dat tuszen gelooven, en wysgeeren een vervaarelyke groote kloove leit. Men zal eêr een wonderwerk gewaar worden omtrent een gering {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} begrip, als by een groot Philosooph: want de resonnementen hooren tot de tyd, en niet tot de eeuwigheid. Hoe verder van dwarsdryvend wikken, en weegen, hoe nader aan de waarheid, en hoe nader aan de waarheid, hoe verder van de meningen, die een ruïen zyn van hoop, geloof, en liefde. Niemant moet denken, dat ik vast stel dat de Cardinaal heeft geurineert op zyn vertrouwen, maar ik zeg, dat het mogelyk is, dat de vermogens konnen opwakkeren tot een byna ondoenelyke zaak, door een sterke inpressie. Dog hoe een ondermaanze met een bovenmaanze worm conjungeert is boven ons bereik, of hoe het denkbeeld van een levendige Mier kan accordéren met het Idé van een doode, is myn post niet te melden. Die dit wil weeten moet uit pierewyën loopen by Brita, die volgens myn natuurkundige bril een nest met pieren bezit, waar voor de grootste worm moet verstommen, en daar meê is het praatje van 't pieren uit, om nog iets ongereimders te beginnen. In Vrankryk ontmoeten wy uit de Courant een Priester, die zig zullende laten examineeren, om tot een Pastoorsplaats geävanceert te worden, niet in staat was te zeggen, wat of de vyf Boeken van Moses, of de Openbaaring van Johannes waaren. Deze schoon zo onbekwaam bevonden zynde, meent evenwel den hoek te boven te zeilen, want terwyl hy, buiten alle twyffel mis kan lezen, dunkt hem dat hy dubbelt in staat is om de Catholyke kerk te stigten. Wat is aan de Bybel geleegen, als de kaerel anders maar orthodox is. Al weet ik niemendal, denkt zo een snaak, als ik slegts maar blyf by den ouden choorslender, weet ik genoeg, om als een Heer te leven. Zulk slag, als ik, en myn soort zyn, zullen de waereld niet verketteren. Geen beter maats in Europa, om het geloof voort te planten, als die niet weten wat het geloof is. Wy houden ons aan de bybel, zeggen de Paapen, en ondertuszen leezen zy de legenden der hyligen, of zo 'er dat te werkelyk valt, zo prevelen zy een pater noster, en is die nog te zwaar, zy drinken, op het welvaaren der kudde een geestelyke roes, en laaten de waereld de waereld. Onder de domste Catholyken hebje de grootste ossen, en die bulken doorgaants beter, dan de geöeffenste verstanden. Trouwens die zyn goed voor den Staat, zeid Heeroom, maar ze voegen voor al aan den altaar niet. De Parochie heilig te kennen, en die te recommandeeren voor zieke menschen of beesten {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} is genoeg, om den boventoon te kraaijen. t'Sa wakker! tree binnen, Messieurs! hier moetje wezen. Hier hebje bedriegers, zagt, ik wil zeggen, sancten uit de eerste hand. Al was je nog gekker als ik, en myn koster, je zoud gek blyven, offerde je slegts zo veel, als 'er vereist word voor een Paap, om als een Domheer te zuipen. Dat is wat anders, als lezen, bidden, onderzoeken, zyn Gemynte op te bouwen, de jeugd te stigten, of zulke oude Apostolise vindingen op de baan te brengen, als de ketters voorgeven, dat de opzienders hooren te volgen. Baggatellen, een geschooren kruin, een bef, en een mantel, en een harderlyke assurantie op de concilie goedkeuringen der voorouderen, schaffen meêr klem aan onze bediening, dan de waarheid zelfs. Koop voor de geleertheid eens een pintje wyn, en gaâ met de wysheid, en de deugd eens ter markt, je zult even zo veel opdoen, als een Poëet, die na het belezen der Zanggodinnen 'er even zo uitziet, als een oude Munnik, die met een jonge Non in extasi geweest zynde weder reverteert tot zyn verloore zelfsheid. Daar is overal nihil op het request, waar de ingeboore geleerdheid zig aankant tegens de bovendryvende botheid der by de traditie levende gezagshebberen. O summa scientia nihil scire, is wat anders te zeggen, als zyn geest af te slooven onder het onderzoeken der geweide rollen. Ik verzeeker, dat 'er duizended na kerkelyke bedieningen staan, die weinig, of niets en weeten, en die nog wat weeten, agten het zelve meêr voor de weg tot een goed bestaan, dan tot een noodzakelykheid, die vereist word, om dieren tot menschen te maaken. Wat zal men van deze dingen zeggen? Is 't niet elendig, als wolven de schaapen leiden, om een bek vol smeer? In plaats van dag en nagt op schildwagt te staan tot nut der kudde, zo vreet men de Gemeinte vaak niet alleen na den lichame op, maar men vernield de zielen der onnozelen, of door onwetendheid, of door een slegt voorbeeld. In stee dat men de gemeinte den wandel der Apostelen zou doen beleven, en navolgen met een onberispelyk voorbeeld zelfs te vertoonen, zo vertelt men een miraceltje van zyn chooruil, om, als Judassen, en regte armen dieven, de elendigen uit te zuipen onder het coevart van de een, of de andere kerkpatriöt, die zomtyds geregtelyk, om een landverraad, of een koningsmoord is gevierendeeld. Wy praaten niet van hooren zeggen, maar van {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} dingen, die wy gezien hebben, en die wy niet kunnen laaten te schryven, nu wy leezen, hoe menschen, die verdienen op de catichizeerbank te zitten, zig onderwinden durven na den predikstoel te staan, die niet hoorde verpagt te worden aan vrienden, of geïntrefzeerde zwetzers, maar alleen diende geschonken te zyn, aan de zulken, die hunne Evangelieleer bekragtigden met een heilig leeven, dat meêr miraculen alleen zou te weege brengen, dan alle de overleveringen der Concielie voorstanders ooit hebben weeten uit te werken, die doorgaants, ik zegge, liever altyd meêr hebben gezogt het geen het haare, dan eens anders was. Gelooven my de catholyken niet? zo veel te beeter, want dus doende zal de wysheid nooit de botte Munniken verveelen. Advertissement. Verwagt toekoomende week den uitslag van een gehouden Congres, tusschen de bespiegeling, en de beleving, of om het beter te zeggen, verwagt nooit eenig goed van de bespiegeling, maar wel van de beleving, en stelt vast, dat die twee dingen byna nimmer te zaamen gaan. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 30 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 7. July. Onlangs eens een wynig meêr, dan na gewoonte, afgemat zynde van de beslommering der huiszelyke zorgen, nam ik voor, om als de grooten, en ryken gewoon zyn te doen, my een wynig buiten myn zelve, of buiten die dingen, die tot myn eigen nut het meeste behoeren, te diverteeren. Tot dien einde pakte ik de arremoede, de verlegentheid, en het gebrek in een zakje by een, om teergeld tot dien togt daar voor te krygen by de eene, of de andere lombardier, die nooit voorwetens geld uitschoot, als op hoop van winst, dog dewyl geene dier helden wisten hoe een kalis gestelt was, en nog minder de waardy konden keuren van die waaren, die ik wilde beleenen, zo moest ik, moei van myn last te draagen, met dezelve weêr na huis, dog onderweegen indagtig wordende, dat broeder bespiegeling nog in leven was, en dat die een heer geleek, die meêr begreep van de egte zaaken der wysbegeerte, dan anderen, die by den tast wandelende, niet een hair meêr verrigten, dan hunne voorgangers hun voor deeden door een geduurigen gierigen wandel, zo nam ik de stoutheid dien heer met myn verzoeken te incommodeeren. Ik zei broeder bespiegeling, ik moet my nootzakelyk een wynig van lugt veranderen, en dewyl ik juist niet by kas en ben, om dat de Poeëten niet half zo veel trekken van hunne lorren, als de Boekverkopers, die vet worden, op de magere klanken der digtende Rymertjes, zo zou ik wel wenschen, dat UE de goedheid had van my een wynigje te schieten op deze Philosophize waar. Wat is 't voor stof? repliceerde hy. 't Is kommer en nood, vriend, gaf ik ten antwoord. Och! myn lieve man, riep hy, die kennen wy niet. {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} Niet? zei ik, wat is dan mynheer voor een landsman, en wat is mynheers professi? Ik, schoot hy 'er op in, ben een Amsterdammer en een koopman; en van wat voor Religie? vervolgde ik. Hy weêr van de Christelyke. Een Amsterdammer, een koopman, en een Christen teffens; wel ik zeg, schreeuwde ik grimlachende, dat het een drieéénigheid is, die ik niet en verstaa, en die ik nog minder kan begrypen, als ik hoor, dat een zulke, die zig daar voor uitgeeft, niet weet wat arremoede is. Ei! mynheer bespiegeling waren myne woorden, gy gelieft dit maar zo te zeggen, om hier langs een stof tot discours te vinden; en dat wil ik u schaffen, alleen laat my om een ducaton of tien, of iets minder niet in noot, want ik ben al zo verlegen om poen, als een Weeuw van zes weeken, om een man, en kragtiger gelykenis kan ik thans niet verzinnen, om u myn honger na het verzogte te ontdekken. Wel, ik moet bekennen, schoot hy 'er op in, dat je dit al aardig voorstelt. Ik geloof, je slagt Democritus; je zoud beget lachen, als sturf je van honger. Trouwens het komt 'er ook nog zo niet op aan; en genoomen, gy waard in die staat, zo weet ik niet; of gy daarom wel te ongelukkiger zoud zyn, want volgens de reden myner bespiegeling kan ik klaar bezeffen, dat het nootzakelyk is, dat de allervlugtigste geesten, en de Mercuriaalste gestellen moeten aan ankers van last en wederwaardigheid gehouden worden, of zy zouden uitspatten tot een zekere al te groote vryheid en losheid, die niet accordeert met de Platonize bespiegeling. Als ik in myn eenzaamheid wandel, en om myne bézigheden, of winsten niet en denk, dan kan ik klaar bezeffen, dat een bedelaar, als hy zyn arremoede, of honger slegts gelieft te vergeeten, met my tot een gelyke gelukzaligheid kan opgevoert worden, die uit de bespiegeling groeid. Alle oogenblikkelyke vermaaken, myn vriend, zei Lucretia, om Tarquinus te bekeeren, zyn maar een vinger lang. Ik wil hier mede bewyzen, dat het essentiëel geluk der stervelingen alleen bestaat in los te zyn van de schepzelen. Nu is het kruis de naaste weg tot dien hemel. Och! als ik in myn stilte myn geld tel, en myn boeken van credet en debet na zie, dan denk ik, wat zyn die menschen gelukkig, die gepredestineert zyn, om als schooijers te leven! waarom ben ik voor een koopman, geen Gusman de Alferachje? Waarom moet ik het nootlot gehoorzaam zyn van te gieren, te schraapen, en te raapen? {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} Was ik Arminiaans, of geloofde ik in een vryë wil, ik zou van myn aardze goederen gemakkelyk konnen afstappen, maar nu ik gewaar worde, dat ik een bespiegelend Theologant ben, nu kan ik niet beleeven, 't geen my myn gemoed dicteert te doen. My dunkt, dat gy lacht om dat ik het woord gemoed gebruik, en ik versta, na ik vertrouw, de reden van u lach, en deze is, om dat ik een koopman met de last van een gemoed bezwaar. Dog weet, amice, dat tuszen een koopmans gemoed, en dat van een Christen een zeer groot verschil is. De laatste leeft voor een ander, en de eerste voor zyn zelve. Hoe kan dan een Christen, en een koopman te zaamen gaan? zult gy vraagen. Dat zal broeder bespiegeling, zonder beleving u aanstonds antwoorden. Als ik op de beurs, op myn pakzolder, in myn kelder of winkel zit, dan ben ik een Smous na den geest: maar als ik in myn afgescheidentheid kruip, als een hond in zyn nest, dan ben ik een Christen na den vleesze. Dan bedenk ik de waarheden na, dan maak ik een balans tuszen myn pligt, en myn daaden, dan zie ik de volmaaktheid van myn oorzaak, en myn zwakheid; dan beklaag ik my, dat ik anders ben, als ik moet zyn, dog dewyl ik niet werkelyk, maar lydelyk moet zyn in het goede, zo blyf ik in de verwagting, dat ik endelyk eens, buiten myn schuld, als ik ryk genoeg zal geworden zyn, zal in staat gestelt worden, om in myn ouden dag te volbrengen, 't geen my nu niet lust te beginnen. Zo inmiddels de conscientie een woord in 't kapittel wil brengen, zo gooi ik hem een quart per cent winst in den bek, en daar meê zwygt hy als een Paap, die op het zien brengen aan zyn huis van een koppel kuikens, de hoerery onder laat te bestraffen van dat Deerentje, waar aan hy niet mag kwispelstaarten. Je zoud het niet gelooven, myn vriend, was 't slot, wat de winst van geld, eer, en gemak niet al vermag op een bespiegelend gemoed. Wy zouden, by manier van spreeken, onze eige ziel, als Judaszen wel willen verraaden, konden wy zilverlingen op ons Christendom trekken. Ziet ik spreek voor de vuist, en meêr moet je ook van uw dienaar niet verwagten. Want te willen denken, dat ik myn overvloed zou te kosten leggen aan uw gebrek, zou kettery zyn. Leer dit eens voor al van my, dat al waar de bespiegeling uithangt, dat men daar geen beleving moet zoeken, en al waar de beleving word gevonden, vraag daar na geen bespiegeling. Dan 't laatste hoord tot de tyd, {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} en zyne drommedariszen, die 'er mede beladen, al waar ze treden, de beleving vertrappen. Die doen, 't geen wy onderlaten, zyn meest veragte Wysgeeren, die agter den dyk loopen; en om tot die philosophize digniteit geävanceert te worden heb ik geen zin. Niet dat ik zulks niet begryp te moeten geschieden voor een dadelyk belyder der waarheid. 't Contrarie is waar, dog weet dat ik voornemens ben nooit verder te klimmen als tot het begrip van zaaken, ten zy ik nolens volens, door vreemde toevallen wierd bewoogen, om de armoede te moeten omhelzen, om dat my de rykheid ontliep, en daar zal ik zo veel zorg voor draagen, als myn koopmans gewisse het my toelaat. Niet langer kunnende zwygen, viel ik in de woorden van mynheer bespiegeling, door te vraagen, hoe groot of een koopmans gemoed dan wel was? Hy vliegende: heb je de beurs wel gezien? Ik antwoorde ja, maar waar toe zo een onnaturelyke gelykenis? Wie hoorde ooit van zo een ruime conscientie? Loop gek, je verstaat me niet, zei hy; ik wil slegts zeggen, die heeft hier geen handwater by. Al zat 'er in myn gemoed een heele waereld ik zou met Alexander nog na een andere vraagen, en egter minder genereus zyn, dan hy, die Diogenes aanbood, wat hy begeerde. Wy kooplieden zouden liever alle de wysgeeren opvreeten, eêr wy 'er één assisteerden. Hunne zedelessen, hun wysheid, hunne sententien, poëzyën, en vindingen willen wy voor niet wel hooren, maar om 'er een duit voor te besteden is ons werk niet. Waarheid, en deugd gelden thans wynig of niets, want hoe men 'er meêr van opdoet, hoe men 'er minder van afkomt. Nu is onze steil niets in te slaan, als 't geen voordeel causeeren kan, en mist ons dat, wy loeren op bedrog, en lukt dat niet, wy vereffenen onze schulden met een bancroutje, of een cesje. Wel hoe staaje dan met den inwendigen klapperman? schoot ik hem toe. Hy weêr, die zet ik dan als een ezel op stal, of ik wys hem een dartig, veertig, vyftig of zestig guldens ten honderd winst, en daar mêe slaapt hy, als de gewezene Stolkze boer. En zo hy by ongeluk, door eenige medicinaale verwytingen mogt wakker worden, zo geef ik hem eenige mixtuuren in zyn gat van de braave voorbeelden dier vroomen, die hun niet ontzien hebben om by accoort hun naasten uit te zuipen, en zo die nog te gering mogten wezen, zo stap ik over tot de allervolmaakste bespiegeling, die my leeraart, dat na de {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} aard der natuur, alle dingen gemeen zynde, elk dier zo veel per fas, & nefas daar van na zig haalt, als 't hem doenelyk valt. Repliceert de keffende conscientie, dat is goed voor de beesten, maar niet voor de menschen, en nog minder voor die, die hun Christenen noemen, ik haal myn schouder met Medéa op, en denk ik zie de goede weg wel, maar ik volg de boozen. Ik spreek nu uit de mond, myn vriend, van een braaf koopman, en niet uit myn eige, want ik hoop nooit zo ver te vervallen van te moeten faljeeren, en daar zou ik zeer ligt toe konnen geraaken, by aldien ik 't my ondernam om u, of een ander op een pandje van armoede, of gebrek geld te schieten. Kan ik u buiten die zaak ergens in dienen, gelieft maar te beveelen. Wel mag ik dan met u permissie, zei ik, hier myn pakje wel wat neêr leggen, want ik ben waarelyk moê om het langer te draagen. Voor alle dingen niet, schoot hy hier op in. De arremoede in myn huis! geenzints, ik herbergde liever duizend reiken, dan één kaale. Ik logeerde nog eêr duizent duivels, dan drie naakte engelen. Zou ik gebukt gaan onder de bespiegeling van uw last? In u afwezen, om uwe elende denken? My voorstellen de nood van een eerlyk man? Myn conscientie aan 't gieren helpen, over het leiden, dat ik u doe draagen, om dat ik u konnende helpen, niet wil helpen? Dat zy verre. En hier op was 't, ik verzoek u, als een inwoonder der Gadareenze jurisdictie, dat gy hoe eêr, hoe liever uit myne landpaalen vertrekt. Ik wou nog met eenige philosophize ophelderingen myn proces pro Deo zien te bevorderen, dog dewyl hy pro sathane ageerde, zo stuurde my heer bespiegeling met traanen in myn oogen weg, zeggende tot een slot, 't is my leet, dat gy uw verstand niet mede liever zet na den tyd, dan na de eeuwigheid. Hoe moet ik dat doen? replieeerde ik. Hier niet ver van daan woond een mof, zei hy, gaat daar na toe, die van niet tot iet is geävanceert, en vraagd het hem. Ik 'er, beget, na toe, aangeklopt, en gesprooken: is mynheer, met verlof, niet een mof, of ben ik verkeert? Selderement wat zette die kaerel een bek open! en had ik niet citissime gevlooden, ik was van arm, tot een kreupele geävanceert. Toen ik liep, blafte my de honden na, waarop een zekere vrouw my vroeg, wat 'er te doen was? Ik gaauw in de bek, zei by de gintze heer mof geweest te zyn, om te leeren ryk worden, en dat hy my had bejegent, slimmer als een dief, en schelm. {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} Och! vaar, zei besje, zoekje heul by zulk volk. Die vent kwam op een paar hoolsblokken over, zonder verstand, of fatzoen, en dewyl hy die geen van beide kon verliezen, won hy al wat hy zag. Lieve moeder, riep ik, zeg me nu niets meêr, ik heb al genoeg verstaan om ryk te worden, alleen wys my een persoon, die my gek kan maaken, of die my kan bevryden van alle eer, en welleven. Kom zeun, zei de sloof, gaat gy maar met my, ginder woond een kwakzalver, die van een schoenmaker een doctor is geworden, die ze na geeven dat de gekken wys kan maaken, maar 't is loogen, want hy maakt de wyzen gek; gaat daar maar by, en zeg, Sinjeur Doctor Crispyn, leert my eens zo stout liegen, bedriegen, en mal te zyn, als gy zelver zyt, zo zal ik u voor dien arbeid even zo trouw bedanken, gelyk gy gedaan hebt, doe gy uwe weldoenders met pasquillen begroete. 't Is een eerlyk man, als 'er geen eerlyke zyn, en hy zal veel doen, als gy zegt, dat gy van my gezonden zyt. Wel wie zyt gy dan, vroeg ik haar, haar nader beziende. De waarheid antwoordeze, en weg was de prei. Ik keek, en weêrkeek, dog waar ik zag, of zogt, ik kon de verzonke waarheid niet weêr vinden, voor dat ik by meester Crispyn geweest zynde, vernam dat liegen, en bedriegen effective de regtste wegen waren, om van de armoede ontslaagen te worden. Toen dagt ik om de heer bespiegeling, en zyne leszen, en merkten, dat men om gelukkig te zyn, niets meêr nodig had, als twee schrapende pooten. Ik bekeek myn handen, en dagt, wat Jupiter zal die van eerelyk tot oneerelyk herscheppen! Hoe word ik best van een half mensch, een geheel beest? Waar woond de vader der buffels, der ossen, des ezels, en der zwynen? riep deze tong, want ik wil per fors een zót, een kinkel, met een woord een regte Midas zyn. Wat is 'er te doen kameraat, klopte een voorbygaande grysaart aan myne ooren, die myne radeloosheid merkte. Ach! waarde vader, zei ik, wys my waar de goden woonen, die eerelyke menschen in bedriegers metamorphoseren. Die zyn 'er niet, nog die zyn 'er nooit geweest, gaf hy ten antwoord, want de opperregenten zyn te deugdzaam, om ondeugden te fokken. Van waar komen ze dan? zei ik. Als gy eens regt volmaakt zult zyn, dan zult gy zulks weeten, schoot hy my toe. Ik een vyand van onnodige onderzoeking of bespiegeling, leef in de volbrenging der waare deugd, zonder over dit of andere zaaken te twistredenen. Al wil- {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} de ik kwaat doen, ik kan niet, want myn regte geboorte bevreid my van zonden. Ik ben te algemeen, om iets particuliers te verkiezen. Zint ik zag dat de bespiegelende Christenen de moortsteek gaaven aan de doeningen, zint die tyd wierd myn wandel hemels. In de na byheid van myn elende, armoede, en nietswaardigheid, vond ik geluk, rykdom, en overvloed. Toen ik myn kruis omhelsde, toen had ik zakken vol munt. Geen uiterlyk zilver, nog goud verstaâ ik door die stof, ô neen! die ken ik niet, maar ik teer op myn verborgen smeer. In niets te willen, en niets te wenschen vind ik alle dingen. 't Schort u, ik kan het zien, aan eigen wil; gy loopt als Saul by de toveresse van Endor om hulp, en verzaakt het orakel, dat in u woond. De goudmyn, die in u zit, die stapt gy voorby, en gy gaat om koper by die niet waart zyn hunne voeten te zetten in de huizen der zulken, die ze verontreinigen door bespiegelende pispraatjes. Zint ik van my, eerst gekeert, weder tot myn zelven kwam, was de eerste daad, die ik deed, de fyne babbelaars myn deur uit te bonzen. Ik wil souveryn zyn van myn ton, riep deze Diogenes, en daar meê knuppelde ik onder de ganzen, en weg was het bespiegelende ruigt. Waar leefde gy van? zult gy vraagen, och! die gestorven is aan zyn vyf zinnen leeft van geen broot alleen. Een philosophize kragt haalt honing uit den leeuw. Op een koolstronk te bikken is het banket des wysgeeren. Eêr ik deze vuisten zou gewennen tot bedrog, eêr beet ik myn vingers aan stukken. Met afgeknaagde knokkels de dood onder de oogen te zien, is wat anders, als te leven op het vet der uitgemergelde burgers, en boeren. De wil des hemels te verduuren met een legen darm is het voedzel der beleving. Zint ik zo ver kwam kende ik geen last. Myn eigen ranszel wierd zo ligt, doe ik los was van myn begeerte, dat ik ieders pak ondernam te draagen. Zag ik iemand in leiden, in nood, en pyn, ik deed boven vermoogen, om hem te verkwikken. Ik leefde zo in een ander, dat ik geen zelfsheid meêr had. Na my dunkt hebt gy mede een baggatel te torszen, wat is 't? Spreek op! is 'er geen pecunia in den buidel? Sufje om een leege maag? Kom blyf eerelyk, en leer honger te leiden, geef my als Atlas uw hemel te torszen: zo noem ik het kruis, zint ik geleerd heb, als Hercules myn voorganger te verpozen. ô Die eer, dat gemak, die lekkere bek, en die opschik der eeuwen dat zyn de vyanden, die ons beletten deugdzaam te zyn. t'Sa wakker als een man, vat couragie! Bespiegel niet, als de vroomen doen, maar leef als een held, die sterft. Zulke, en {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} diergelyke taal verrukte my, terwyl ik vast die geene beschouwde, die beter geleek na een bedelaar, dan na een koning. Ik kon van verwondering niet antwoorden, waarom ik al volgende hem hoorde spreeken van de wellust, die uit de waare verzaking der bespiegeling groeit, door de regte beleving der Euangelize wetten. Eêr ik wist waar ik was, vond ik my agter de wal in een schuilplaats der philosophie, die beter geleek na een varkenskot, dan na een Platonis palys. Daar zag ik, onsterffelyke Goden! de wysheid moedernaakt, en die waarheid zonder kleeren, die my even te vooren gedost was ontmoet, terwyl de ontbloote deugd met een stuk droog broot in de vuist verzien, van de liefde wierd verzelt. In 't midden van deze vier hemelze elementen verjongde myn greisaart. 's Mans Foenix kroop uit de as van zyn nietigheid, en uit het wormgestel zyner elende, als een Paradysvogel na boven. Hy hong als een vyfde wezen in de lugt van zyn gelukzaligheid, en staroogde op zyn begin. Hy hieuw zig vast aan de onzigtbaare poolen der Almagt, tot hy nederdaalende zyn eigen aarde tingeerde in goud. Pas was 't gerypt, of de ziel myns verbeteraars vervloog, als een gezuiverde Daemon, die my verscheenen was, om my, op myn nietswaardige pandje zo veel te geven, dat ik van nu af aan de heele rykdom der waare Philosophen alleen beken te bestaan, in niets te bezitten, ja wat meêr is, voorzeker heb geleerd, dat 'er geen wezentlyker teergeld voor een Adeptus onder de zon is, als de armoede, om 'er meê, buiten zig zelve, door de waereld na den hemel te vaaren. Toen ik dat merkte, droeg ik myn last met geduld weêr na huis, en ik nam een eeuwig voornemen, nooit by Amsterdamze Christenen, of bespiegelende kooplieden heul te zoeken, dewyl die ontbloot van de beleving, niet weeten, dat de waare negotie der Apostolize Kerkaanhangende belyders alleen bestaat in zig, en het zyne ten besten te geven tot welzyn der nooddruftigen. Dixi. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Bockverkoopers in andere Steeden. {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 31 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 14. July. DE tyding, dat de Nonne Sante Ferrarese zig in haar grafstede tot Modena op 't nieuw heeft laaten hooren, veroorzaakt hier een onuitspreekelyke vreeze onder verscheide mannen, die van het gebombam hunner wyvenklépel, door een tydige dood verlost, in angst zyn, dat hunne geweze engelinnen, die miraculeuze voorbeelden volgende, weêr aan het klokkeluiën mogten slaan van die allerlastigste Damiäten, die de nikker scheind gegooten te hebben, om de geheele waereld te bruiën. Als een weduwenaar, die al een twintig, dartig jaaren is verlost geweest van zyn vade mecum der bekering, nog maar, by ongeluk, eens denkt aan zyne zalige wederhelft, dan vlieten hem de traanen van boete nog uit de oogen over zyn eerste huuwelyk. Hem dunkt, dat hy liever voor slaaf zou willen huizen by den Turk, als .... Halte! .... daar zyn geen liever schepzels onder de zon, als de Juffers. Ik spreek, dat je 't wel verstaat, voor een half uur. Converseert 'er een wysgeer langer by, weg is zyn bespiegeling. Lieden van minder kennis kunnen 't 'er wel een uur, of iets meêr by uithouden, dog die over dien tyd stappen zyn, of compleete gekken, of rampzalige gevangenen, die door Juno gepiert moêr Venus vervloeken. Ziet, vrinden, ik praat tegenwoordig als een Platonist, en niet als een kaerel die een zootje bodt op de vismarkt bedingt. Die taal zou daar contrebande waar zyn, die elders gangbaar is. Wisten de Huisduivelinnetjes, hoe haare Lucifers s'avonds in de kroegen, en koffiehuizen bezig waaren, om haar te bekladschilderen met vervloekingen, zy zouden nog wel anders haare dentalens, ik wil liever zeggen nagelen emplojeeren, {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} om haare leenmannen behoorelyker wyze volgens de trouwconstumen te begroeten. 't Zou niet zyn, wat doeje met die malle Momus in huis? Waarom leesje ons geteiboek niet liever, dan die grollen? Hebje dubbeltjes te veel? ik heb 'er te kort. ô Neen! 't zou zyn: Gy Judas van een onnozele vrouw, gy zyt slimmer, als een heel regement Momuszen alleen, en zonder antwoord te verwagten, zo zouden 'er ten minsten al een tien of twaalf fuffletten in gelederen avanceeren, om op vaders tronie te battaljeeren, en de slag van Hogstet verder met krabben te portrettéren. En om de waarheid te zeggen, 't zou al niet zonder reeden zyn, want het geld te verzuipen, en 'er nog daar en boven vry wat te laaten onderloopen van de lieffelykheden der Xantippes is al een werkje, dat in een Land, waar in de vrouwen regeeren, niet mag gedult worden. Ieder Griet is, beget, meester op haar dam, en daar zal 'er geen eerlyk man tegens spreeken, die eenige kennis heeft van een wyven tong. Het contrarie is waar, en om die reden zyn die helden wynig thuis, die wel weeten, dat 'er niets gaat voor een drinkwinkel, om door de snapwinkel van zyn ega niet geïncommodeert te worden. Spreekt honderd getrouwde zondaars van de gelukzaligheden des Huuwelyks, ik wed, dat ten minsten negen en negentig van dat getal zal zeggen: zo het de Hemel eens geliefde myn lieve wederhelft genadelyk tot zig te haalen, ik zou nooit weêr overhellen tot een ander. Ik zou myn Mietje, myn Annatje, myn Tryntje, &c. nooit vergeeten, al leefde ik duizend jaaren, en daar meê eens gezugt, of een traantje twee, drie gelaaten, zo toond de beuling een zekere weemoedigheid, die niemant kan verstaan, als die zelver met een Bed engel is geincommodeert Hoe komt het zal iemand ligt vraagen, dat 'er egter veele Weduwenaars gevonden worden, die niet alleen weêr poot aan willen, maar ook poot aan speelen? Och! myn lieve Lezer! hoe komt de zonde in de waereld? Die diertjes zien 'er zo begeerelyk uit, dat een eerlyk man, die niet voor het beunhaazen is, niet wel kan laaten om een aalmoes aan dat huiszittenhuis te besteeden, dat byna alleen meêr reparatie nodig heeft, als al de kerken van Romen teffens. Dat eerelyk beurzentroggelen der Juffertjes, door lonkende oogjes is zo onwederstaanbaar voor een loshoofd, dat hy vaak al gevangen is, eêr hy eens om het eizere net denkt, dat de Vulcanuszen hem over den kop gooijen, als hy met een paar dievenleiders voorzien in een flee na de boeijen word gebragt, om by de eerste occasie, na de sententie der trouw, dermaaten door het Vrouwtje gekwispelt te worden, als 't overeenkomt met haare bevatting. Als men een Fluweel bekje hoord pappegaaijen, dan denkt men niet, dat de duivel zig dost in een engel des ligts. ô Neen! die kandeiklontjes der lippen bedriegen de jongens. Zy likken pas aan het syroopje van Beëizebub, of verslaaft aan dien vergiftigen honing, smooren de Venusvliegen in die doodelyke minnekorven. 't Is myn ziel, myn hart, myn leven, en ondertuszen is men ziel, hart, en leven kwyt. Ik zou hier meêr van zeggen, dog deze al te bedroefde stof zou treurende Lezers verwekken, en dat is de meening niet {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} van een Schryver, die het toeleid om divertissant te zyn. 't Is om die reden, dat ik myne Vaderlanders, wiens wyfjes onder den zark rusten, vertroosten zal, door te zeggen, dat 'er geene zwaarigheid te wagten is van de dooden. Alleen, vrinden, hoed u voor de levenden. Laat u dat eens voor al van uw dienaar gezeit zyn, die aan de Paapze miraculen geen geloof slaat, en nimmer zal toestaan, dat afgestorvenen kunnen spreeken, ten waare men het dadelyk, in stee van mondelyk opvatte. De goede en booze werken blyven eeuwiglyk, en zy die uitgemunt hebben verduuren daar door de tyden. Een heilige wandel schaft een levendig geheugen. In zo ver kan zo een bovengenoemde Non korts hebben gesprooken. Een Predikant kan haar grastombe door zyn tong hebben doen galmen. Door haar doeningen te schilderen kan hy zielen hebben geroert. Van andere logentaal heeft dit bryn geen gevoel. Ik zal geen heiligen opbaggeren, geene helden viszen, geene wysgeeren doen philosopheeren, geene digters doen zingen, nog geene eerelyke schimmen doen spreeken. Alle de overledene goden en godeszen der aarde zullen wy met een stilzwygende geur bewierooken. Dat Alexander, en Caesar slaapen! Dat Solon niet wakker worde! Dat Augustus ruste! Dat Homerus, en Maro een uiltje vangen! Dat Socrates vry in stilte geniete het loon zyner lydzaamheden! Wy willen geen Tacitus hooren redenkavelen, geen Cato, of Seneca hooren oreeren, ons niet ophouden met Hercules, Jazon, en anderen in te voeren. 't Is ons genoeg aan George Lodewyks orakel onze ooren te leenen. Die Staatspalinuur kan de volgende neven uit Trojaanze vuuren in Latinm draagen, door zyn voorbeeldelyk gedrag. Al leiën 'er op myn koning meêr marmere pronktropheen, als 'er bergen, van Jupyn zyn gestapelt, op Typhons reuzen, nog zou den Britzen blixem der wysheid mynes donderaars de ooren der waereldlingen verkragten. Wy zullen onze gedagten inkrimpen, om door geene onmogelyke uitdrukkingen te verstommen, voor de klanken van eene thans vergoden held, die gesprooken heeft, thans spreekt, en nog spreeken zal, zo lang de elementen woelen. 't Geen de orateur uitgalmt by 't slot van zyn leerreden, dat, ik zeg dat heeft Groot Brittanjens Apollo gedaan, doe hy hemelende de aardkloot toewenkte: Dixi, dat is te zeggen: ik heb alles verrigt. Wil nu een minder snapper, dan ik, hier meerder van zeggen, die gaa zyn gang. Alleen bedenk, dat 'er geen Appelles gebooren is, om dezen Alexander te maalen. Hy schilderde zelfs met vlooten op de zee de vreede van Europa, terwyl by het gieren der kogels zyne lauweren groenden. Hy was GEORGE DE EERSTE, en meêr zeg ik niet. Die naam doet hem kennen voor de Foenix der Britten, en die zal hy spreekende houden, als de hoofdstoffen verstommen. Waar toe, zult gy vraagen, overdekt gy dan de glorie uwes Monarchs met deze volgende klanken? Ha! Lezers, ik doe dit als een Digter. Die gekheid past de Poeëten. In zo ver als ik van het scharrebier der Rymers heb gedronken, in zo ver ben ik razende dol. Buiten die dwaasheid ben {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} ik redelyk verstandig. Had ik voor Aganip uit de goudmeinen van Midas gelept, ik was een andere baas geweest. Nu ben ik tot ramspoet geteelt, en hoe kreupel dat ik ben, ik wil evenwel danszen. Dat het u slegts niet verveele! ô heilige schim! zo een aardworm met kromme neigingen zig na uwen hemel keert, die lamme vaerzen zuft, om niet minder te zyn, dan anderen, die veel onderstaan, dog wynig verrigten! Ter onsterffelyker gedagtenis van George Lodewyk, Monarch der Britten. Besproei het greize strand der Kryttropheën, 't Geen zwoegt, door barensnood, van wee, op weën, Met al het vogt van twee paar traanen zéën, ô Al! wat immer blonk, Want die myn Hemel droeg op Atlas schonken, Toen staale Mulcibers, den oorlog klonken, Is, na dat vreede pand, ter neêr gezonken, 't Geen hy den aardkloot schonk. 's Lands Hercules, myn Jupyn leid verslaagen! Die op zyn nek vier waerelden kon schraagen! En nog om meêr, als Alexander vraagen! Die god, die leit 'er toe! Die kwam, die zag, die won, als 't Caesar paste, En nooit, in 't geen hy deed, zig ooit mistaste, Ja met Europa's last zig zelfs ballaste, Is troon, en kroonen moê! Die trotze Alcied, gedost in leeuwenvagten, Die 't Hydra kon op Mavors altaar slagten, En, wyl hy bezig was, de hel dorst wagten, Treed van zig zelven af! ô Neen! myn Foenix stapt zyn wezen nader, En keert door wisselbeurt in dien Springader, Die hem gekeurt, tot onzer Eng'len Vader, Voorzien had met zyn staf. Zo sprak de Bruid der Britze Melpoménen, Terwyl zy baar, en golven stont te weenen, Op het kasket, vol koninglyke steenen, Van den verhuisden Vorst, {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} En was 'er niet gegalmt, die sterft zal leeven, Wyl aan 's helds beeld dezelve deugd blyft kleeven, Zy had haar geest aan de as eens mans gegeeven, Die 't alles heeft getorst. Ja, waar 't Orakel spreekt van Delphos zoonen, Daar zal de Faam myn zon der starren kroonen, Die langs het firmament diens Prins gaat woonen, Die als een Dag-Apol, Het ééngehoornde Paard, met goud beslaagen, Zal door het veld der Oceaanen jaagen, Om 't Oost, en 't West den Teemsstal in te draagen, Tot een gewensten tol. De koopvaardy die beurt alreê haar vleugel, Nu dat haar Palinuur den waterteugel Doet draaijen, langs de Noord, en Zuider beugel, Tot welzyn van Euroop. Men voert den aardbol reeds op eike kielen De blaauwe dreeven door, met linne wielen, Daar ieder roept, by 't reppen van zyn hielen: De waereld is te koop! Dit, en nog meêr schonk ons Hanovers deegen! Toen Albion, verkwikt door gulde reegen, Zyn rykdom vond alleen te zyn geleegen, In zyn doorploegd verstand. Had hy, die heden slaapt, niet zitten waaken, Toen 't krygsvuur vallen wou aan 't nooten kraaken Van eizer, en metaal, door heftig blaaken, Wy zaten zonder Land. Die fiere praal-August, die Janus Tempel. Toeschroeide met een Pallas gaaven stempel, Wees ons alleen den steilen zeegendrempel, Waar op zyn Foebus treedt. Ei! gloort 'er eeuwig op Aards-Engelander, Als Michaël, met uwen starrenstander! Zo knield voor ons ter neêr dien Salamander, Die altoos vlammen eet. {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} Het ryk van Pluto beeft voor deze Vaanen, Die heden nat, 't is waar, door brakke traanen, Gelyk de morgendauw de spooren baanen, Tot hooger middagsglans. Had ons de grootste Mars voor zyn verscheiën, Geen Mavors toegesteld, onze Eng'len reiën Die zouden weêr op nieuw een zondvloed schreiën, Tot ondergang des Lands. Myn meir wierd eindeloos, ô Krytgehugten! Die om uw Koning staat bedroeft te zugten, Zag ik het floers niet van uw hoeden vlugten, Om dat een jonger god De knots zyn's Vaders greipt in eiz're handen, Terwyl de star van Caesar loopt waranden, Langs 't Elizéze dal der heuvelstranden, En dartelt om 't genot Van lelyën, en roos, en ambergeuren, Die myn Monarch in Venus armen beuren, Om, als 't Gradivus past, een kus te scheuren Van haar fluweele borst. Iöles vlasje duur vry zonder breeken! Nu Hercules, die nimmer is bezweeken, Een liefdetoon mag op dien cyther spreeken, Waar na de waereld dorst. Pluk eeuwig druiven af van groene looten! Gy die uit bars kanon, tot vlam gegooten, De dood hebt zelfs, wie hoorden 't ooit? doorschooten, Toen gy uw troon verliet! Lach! Albion, ei lach! hou op van treuren! Wilt kroezen, vol triomph! ten hemel beuren! Hy die den oorlog kon door vreê verscheuren, Agt thans zyn aarkloot niet! Te wemelen op de mirth der minnereiën, Zyn ziel ten dans op Juno's feest te leiën, En daar te kneên die zoete specereiën, Die waare wysheid biet, {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat zyn de zaligheên van 't hoofd der helden, Waar van de naneef zal orakels melden, Als deugden munt zal meêr dan laster gelden, 't Geen nu alreê geschied, Om dat Georges Zoon, ten troon gezeeten, De hel reeds ziet geboeit aan Eng'lands keeten, Door 't vaderlyk balans, en 't waereld meeten, Dat zonder weêrgaâ was. Loop twee paar winden door, met vlugge pennen, En zoekt al 't Was vry aan die zon te wennen, Die niemand met zyn drift weet na te rennen, Gy duikt in Lethes plas, Eêr gy opspeuren zult de pronkolyven Van myn Brittanjes Vorst, en die bedryven, Die op zyn Foenix reeds met roem beklyven, Wyl hy niets minder toond. 't Is of het godendom, tot één geklonken, Is, enkel, en alleen aan hem geschonken, Die thans op Londens zuil staat te eerepronken, Met vaders pluim gekroond. Giet balszem, en civet, uit Pindus kruiken, Nu dat myn Albion te paarlen duiken, Door zyn regeerders dolk, den wiek zal fnuiken, Van al wat onheil baard; Was 't slot van Melpoménes treurgedigten, Die bezig om een kerk van goud te stigten, Moest voor dien hemeling ter nederzwigten, Die thans zyn Erv' aanvaart. Byvoegzel, Zynde een Klinkdigt, op de dood van haare Rus-Keizerlyke Majesteit, Katharina Alexiewna. Bedek den zilv'ren kruin der Noorder Sneeuwwaranden, Met een driedubb'le nagt van weê, en rouwgeklag, {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} Dan zy die voor haar voet den eisbeir knielen zag, Doet haaren zegenvaan op Lethes oever stranden. ô Neen! van waar Auroor, aan 't ligt der morgenlanden, Voor de avondkandelaar haar lamp ontsteeken mag, Tot daar Apol zig huld, met Vrouw Diana's dag, Zal Moscous eerezon, op Herc'les vuurbaak branden. Dat vry de wereld daal! myn Groot-Vorstin die klimt! Haar godheid trotst August, die aan den hemel glimt! De star myn's Keizerins zal Caesars maan trotzeeren! Die tradt van 't Capitool op 't eeuwige trophé, Langs eene pieramied van aardkloot, en van zee; Maar deze was, en blyft regeerster van twee beiren. Nog iets op de troonaanvaarding van den jongen Monarch Peter de Tweede. Wat zuft de veege druk, met traanen langs haar kaaken, Op 't heilig Lykcipres van Moscous glorie zon? De zoon van dien August, die kwam, die zag, die won, Zal Caesars heldennaam eêrlang onsterflyk maaken. Men merkt dat wondervuur reeds uit zyne oogen blaaken, 't Geen PETERS ziel bezat, die nergens weêrgaâ von, Eêr het ter starren steeg, langs ladders van kanon, Om op den blixemschans des Donderaars te raaken. Hy, die zyn Keizerin ziet treeden aan zyn zei, Slaat reeds een vreugdentoon op Coelums choorschalmei, Nu hy den Groot-Vorst schouwd, op zynen beir gezeeten, Gelyk een Hercules, die vol des grooten Gods, Het meir, en aarde beukt met held Alcides knots, Om voor zyn hemelvaart vier waerelden te meeten. {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 32 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 21. July. ô Sancta Lucina! ondersteunster der baarende wyven, help uwen opregten Momus! want hy moet na de volenwyk, en dat, wie hoorden 't ooit? van een onegt kind. Hy, die zo lang uitbraakzelen heeft geworpen over de vrouwelyke gebreeken, volgens de aard der wettige trouw; hy, die had gezwooren nooit eenige lof te trompetten over eene kunne, daar men van conscientie wegen geen goed van mag melden; hy, zeg ik, die zo eerelyk was, dat hy het heele huuwelyk voor een hel begroete, zal een paradys, een hemel, een Elizé, met het dieploot der bespiegeling gaan opbaggeren, uit een materie, die zo na geparenteert is aan de val, dat ze de best overendstaande man kan doen ter neder buitelen, en dat met een lachje, een lonkje, een wisje wasje, ik zeg liever, met een zeker niets, dat ons de zinnen bedwelmt, verrukt, en onttovert. Adam was zyn zelve niet, doe hy Eva zag, zeggen de Böhmisten, want hy stapte af van zyn regtheid, en wierd krom. Hy vond in Venus zo veel, gillen de goudmakers, dat hy zyn eigen Mars niet alleen verloor, maar hy verschoot 'er meêr kruit en loot aan, als 'er van de Spanjaarden op Gibralter is verkwist. Verwondert u niet, Lezers, over deze gelykenis, want de geheele natuur kreeg een krak, een scheur, en borst, doe de nieuwsgierigheid aan de gang, door de spleet der tydelyke voorwerpen een zekere eeuwigheid wilde agterhaalen, die verborgen blyft voor den onderzoekenden wysgeer. De grootste Deurhoviaan, hier over redenerende, avanceert geen duim meêr in die wiskonst, als een boer. Hy, mag by de gis over dit mirakel gloszeren, dog by het slot der zaa- {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} ken zal hy moeten bekennen, dat een langdraadigen worm zo goed is, als drie korten, en dat is niet alleen waar, volgens de nieuwe waarn eeming van den Hipocrat in Vrankryk, maar zelfs na het oordeel der voorgaande. Doctoren, die hoe verscheide zy anders vallen, in de manier van hunne patienten te kastyden, egter alle in dit centrum keerende, toonen zulke compleete gekken te zyn, als de poeëten zelfs, en meêr kan ik niet zeggen om myn voorgestelde te bekragtigen. Dog genoeg van de waarheid, 't word tyd dat wy onze pen aan de logen sacrificeeren. Dat 's gang: De Philozophen, die voor de vrouwelykheid zyn, zyn eenparig van advys, dat het vermogen der dingen niet rust voor het ontrust word, want anders was het perpetuum mobile capot. Zy meenen dat als de zaaken haar hoogte hebben gekreegen datze dan moeten daalen. Zy stellerr vast, dat het vuur, dat de wil, dat de begeerte haar zelven zou opvreeten, zo het de gelaate deeltjes der wyfjes niet schuttende waaren, door het zelfs te doen. Zy meenen, dat de vrouwen, als wateriger vallende, vatbaarder zyn om alle de bespiegeling der mannen te verslinden, als zy schynen, om door hunne vonken haar wellen te dempen. Met een woord, zy begrypen de juffers als de quintessens van het groot al, en dienvolgende zo na geparenteert aan de goudmakery, als een poeët aan den honger. 't Is om die réden, datze oordeelen, dat het eind der dingen, volgens Drebbel, aan het begindzel vast zynde, ons wyst, datze de naam van engelingen behoorden te draagen, schoonze in substantie maar du..... zyn. Haar afwyking, en verre distantie van den zuiveren wortel, doet haar volgens den circul der ronding weêr neigen na de eerste natuur van het chaös, waar uit de verscheiden heeden der hartstogten haar bezonderen figuren zoogen. Gelyk de vier haspelende elementen in den beiäart verborgen waaren, om ordentelyker wyze de zaden der verscheidene opborrelende Ideën te reipen, zo merken zy de manninnen aan, als dien zekeren Tarter, dien Erebus, en Nagt, waar uit wel was goeds te haalen is, als 'er eerst magice wat goeds ingestort word, door een Demomorgonise kragt, die de beweging der hoofdstoffen begunstigt. Zy doen nog meêr, zy erkennen de wyfjes, als een mistike schouwburg, als een verborge doolhof, als een rat van avontuuren, als een spil, en as, waar op de rondingen draaijen, met een woord, hoe ze 'er meêr {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} van redeneeren, hoe ze 'er minder van verstaan, en daarom hebben ze 'er zo veel respect voor over, dat zy met Aristoteles denkende, om dat ik u niet kan bevatten, zo omvat my, hun hasardeeren aan een zee, waar in de geheele wysgeerte versmelt. Ze bruiën beget toe, en zonder te bedenken, dat Curtus wel in den brandenden poel sprong, maar 'er nooit weêr uit en kwam, zo waagen zy het op de voorbeelden der ouderen, om hun stad, en land te nutte te zyn, die veeltyds uit de lotery van wyze vaders malle kinderen trekken, om dat hunne wormpjes te kort en te klyn, door de geduurige studie gekapt zynde, niet magtig gelyken te wezen, om met Ariadnes draat de Dedaluse waranden ten einde te loopen. De al te groote verstrooitheid der geleerden verwekt veel abuizen in de voorttéling. Een deel van die heeren paszeeren zo veel malmolens, dat ze Don Quichot slagten, welkers lans al capot was, eêr hy nog eens regt aan de gang scheen. 't Is begrypelyk, dat een Astronomus, die in 't congres heeft gezéten met de planéten aan den hemel, niet wel in staat is om de hel van Proserpina te gerieven. Dat past Pluto, ik wil zeggen, den koopman beter. Die mannen zyn zo niet afgehaspelt, als die hun geest, en bryn te barsten rekenen, om 't Oost, en 't West te vinden. Als de Mercurialisten, die twee Poolen van credet, en debet waarneemen, dan kunnen ze gemakkelyk den oceäan des huuwelyks bevaaren, want geld te winnen is de naaste weg om de Eöluse tempeesten der kakelende onweeren van knorrige wyven te beteugelen. Een Doctor moet een vieze palinuur in den Egt zyn, als men bedenkt, dat hy afgezolt door het urinaal beschouwen der kranken, over den waterpot van zyn gezonde gemalin meend te gloszeren. Men zou byna zeggen, hoe kan het mogelyk zyn, dat zo een held, die zig in een Apothekers winkel heeft gediverteert, om over de natuur der doodelyke fenynen te besoigneren met een artzenymenger, of een verlepte Drogist, nog zo veel leven kan vinden, om de dood, ik wil zeggen, een wyf onder de oogen te zien. 't Scheelt niet veel, alleen de laatste is wel honderd maal poeseliger, dan de eerste, en om die reden schryf ik nu tot roem der deêrns. In substantie is 'er tuszen een malsche meid, en de schraale hannekemaaijergeen verschil. De omtrek van buiten is alleen bedriegelyker, en om die reden verkiezen de meesten liever het hu- {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} welyk, als het graft; zonder te bedenken, dat tuszen een korte en een lange dood een groot verschil leid. Maar zagt, waar vaar ik heen? de lof der vrouwen is ons bestek. Wy moeten van daag geen gezonde vrugt in de waereld brengen. Want de logen is onze bevrugter. Die raad my de liefde te blanketten met fermilioen en lootwit. ô Die schepzels, die het laatste droppeltje van den grooten disteleerketel zyn geweest, blyven onzen dorst waardig. Laat een ander een mutsje kraamanys neipen of een brandewyntje verorberen, wy houden het met den bitteren jenever der vrouwen. Een zoppige peer te drukken uit het kristalyne glas van twee vleijende lippen is wat anders te zeggen, als voor de balie der wysgeeren te bewyzen, dat 'er niets meêr te schuuwen is, als een vrouw. Laat Tymon de menszenhater zo spreeken, wy hebben wat anders in den zin. Al waaren de dames van binnen nog slimmer, dan 'er de verstandigen van zeggen, wy loeren, wolfjes, op uw vagt. Hoe komen die duiveltjes aan zulken fluweelen vel? riep Socrates meêr dan eens, als Xantippe goedschiks vader vergaste op het overschot van Plato's omhelzingen. Wat Pan denkt om zyn hoorens, als hy Arethusa hoord heigen van liefde. Acteön vergeet zyn hoofd, als hy Diäna's &c. mag beschouwen. Hermaphrodiet vloeid weg, als hy in Salmacis kabbelstroom mag baaden. De groote Jupiter verwisselt in een stier, om een koei te bespringen. Was 't Europa niet, ô kalveren! die meêr hieuw van een bul, dan een os? Had Apollo raad gevraagt aan zyn reden, hy had zyn zwavelstok niet gestoken in Lencothois lollepot, die 'er van aangedaan zo geurig wierd, dat 'er de groote Mufti nog dagelyks wierook van laat branden voor zyn Roomze favorieten. ô Kinderen onzer eeuw stapt uit uwe kennis en uit de dagelykze ontmoetingen uwer buuren uit, en omhels den keten der trouw. Geen schoonder boeijen, als een paar vrouwen pooten. Wat bei zou den angel niet gaern stippen in den honingkorf der liefde, als hem de appetyt bruid. Al zag 'er het schaap zo zwart uit, als de nagt, nog zou de morgenstond van een jong kaerel knielen voor de avond der begeerlykheid, als hy anders maar niet overlaaden van reden of begrip, perfors moest eeten van de verbode vrugt. Daar schuilt een zekere hemel, Prozerpyntjes, in uwe schoot, waar na onze Pluto's dollen. Wy verstaan ons zelven niet, en daarom gaat onze klépel by uwen klok ter school, {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} ô Delphosze orakels! Ieder woord van een vrouwentong is een sententie, en daarom is 'er zo veel wysheid in het land. 't Is wel waar, dat de overvloedige banketten, die ons de tongen der wyven schaffen, lastig zyn, dog dat schort aan onze ongehoorzaamheid. Dat wy dag en nagt, met Hercules aan moeders spinrok zaaten, wy zouden zo veel kastydingen niet hoeven te ondergaan. Dat wy geen vyf jaaren, maar eeuwig als stilzwygende jongens by onze Pythagorize gezellinnen zaaten te luisteren na de verhuizing der mannelyke heerschappyën, onder het commando der Grieten, onze hanszoppen zouden weeliger ten ryë gaan. Och! als wy met een boezelaar verzien voor moeders meid aan den geutsteen ageerden, wat zouden wy dan niet een vreede genieten. Het duizend jaarige ryk van Jan van Leiden was voor de deur, als wy in huis anders maar geduldig waaren onder de vervolgingen van onze beminde. Ziet, Lezers, alle die geene die over de vrouwen klaagen, verstaan de trouw niet. 't Zyn botterikken, die van doorenen druiven willen plukken. Een meiroosje twee drie van een bruid te trekken, dat bruit 'er beget meê heen, en dat kan men nog al vinden, als men niet al te keurelyk, meêr zin heest aan een deêrn die kort is gehouden, als die dagelyks uit spelemyën vaart. Maar dat geduurig Elizé op te viszen uit de vyver des huuwelyks is vergeefzen arbeid. Gen grooter plaisieren, als die schaars, selden, en kort zyn. Als men om de zes weeken eens een vriendelyken bek ziet, dan is het kermis voor den burger, en den boer. Als het wyfje eens zyt myn Jantje, myn Pietje, myn Klaasje, en zo voort, dan vergeet de stompert al zyn gelede verdriet. Dan zou hy zyn engel voor geen duizend du..... willen geven. Dan is 't, myn Grietje lief, wie zou om uw luilekkerland geen zeven bergen brei willen doorbeiten? Al wilde my Jupyn zyn hoorens schenken, nog zou ik de uwe liever draagen, want al wat van u komt is my lief, en waard, tot de krabben in 't kluis. 't Is of myn tronie voor uw vingers is geschapen. Ik ben zo aan uwe careszen gewent, dat ik ziek zou zyn, als ik die niet genoot. De dood alleen zal my scheiën van myn Venus. Ik wil om u wel een driedubbelde Vulkaan wezen. Al kwam 'er in steê van één Mars, een heel leger Soldaaten op u af, ik zou 'er geen Apol, als hy deed, byroepen. Neen, myn Diana, ik zou uwe halve {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} maan dekken voor de spotters, door al wat van u kwam voor het myne te keuren. Ach! daar het zo gestelt is, daar herbot de eeuw van Sarturnis, daar leid vader als een lam by zyn wolfje in één nest. Daar eet de duif met de slang uit één schotel. Daar schildert Hercules Cornoeljes op Faunus tronie. Ik wil zeggen, daar word zyn deugd van den Priäap verstrikt; want waar de een valt, daar ryst de ander. Als een wysaart ophoud in de natuur der dingen te gronden, dan grondéren ze hem. Zo draâ het uiterlyke voorstel de reden bedwelmt, dan is het dierelyke baas. De innerlyke ziel wikt de verborgentheid der geesten, en dat schaft een geduurige vreede: maar het uiterlyke bryn tast het groove beeld met dristige togten aan, en pas is het omhelsd, of het vuur verwaaszemt, en ten einde van zyn adem steekt de walg van zyn eigen gedrag, en is onrustig om zyn gedaane poging. Heel anders zyn de wyfjes, welkers wateragtige complectie even beroert, en weder stil geworden zynde, al weêr vatbaar is, door haar spiegelende aard, om nieuwer vermoogens te begreipen. Hier van daan zyn de merriën williger om in de wagen van Venus te loopen, dan de henksten, ik verspreek me, en wil zeggen de doffers moeten den vlag streiken voor hunne duiven. De reden hier van is in 't begin van dit blad getoond, dog om het te verstaan hoorden men wel te rug te zien tot de vereeniging der eerste wezen. Doe het begrip zyn begreepe deel nog in zig vond, doe verloor het niets van zyn kragt, maar na dat het al te haastig na het ingeprente zag, zo was de al te sterke beweeging oorzaak van die verweidering, die in 't heele wezen is ingedrukt, om, waar 't mogelyk, weder vereenigt te worden. Dit mag niet geschieden, om de voortteeling niet te stremmen, die alleen haar oorsprong heeft door de strydentheid der voorwerpen, die nimmer treves kunnen sluiten, zo lange als ieder op zyn zelve alleen niet werkzaam blyft, om in zig zelven dat te agterhaalen, 't geen elders te vergeefs word gezogt. De regte manin is de wysheid zelfs. Dat beeld, een eeuwige maagt is het Elixir der geheele natuur: Hier van draagt een wyf de vorm. Een vrouw is slegts een boetzeerdzel van 't onbekende Idé. De man reprezenteert zyn Schepper, maar de minste mannen zyn {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} mannen. Zy slagten de wyven, en wyzen slegts aan, dat zy wyven hoorden te zyn. In de vrouw schuild de man, in de man de vrouw, zeggen de heeren goudmaakers. Die Narcissus, en Erclo zyn de voortbrengers der prima materia. Als de liefde der deugd ontvlamt op een wellelooze onderwerping, dan vloeijen de influëntien der natuur uit het centrum der verborgene dieptens in het balnaeum der lydelyke vatbaarheden, en stellen den man in staat, om uit het wezen van zyn ingeprente bruid dien algemeenen geest te fokken, die de Sophisten uit een heele andere mercurium willen trekken, als 'er verëist word om een bezitter te zyn van dat universeel, daar ik den Lezer thans meêr van gezegt heb, als ik 'er zelfs van bezit. Hier in volg ik de moode der meesten, die een ander aanpraaten, 't geen ze zelver niet begeeren. Daar gaat niet voor het kruis, om ten hemel te geraaken, roept de Mistiek, en ondertusschen loerd hy op die munt, die hy voorsteld doorgaants een weg ter helle te zyn. 't Is 'er meê geleegen, als met de zondaaren, die de vrouwtjes hatelyk voorstellen, en ondertusschen niets liever verrigten, als om hunne Theörie te schande te maaken, door een van hun zelfs afgekeurde practyk te beleeven. Stelt Momus onder dat getal. Hy leid altyd overhoop met de meiden, en ondertusschen heeft hy een zeker iets, dat 'er meede accordeerd. Zyn begrip, en zyn doening willen niet overeen stemmen. Hy kent de juffers wel voor 't geenze zyn, en in dat punt is hy orthodox, maar daar is een zekere kettery aan de natuur vast, die Sampson, David, Salomon en meêr anderen heeft verstrikt. De juffers hebben zo een baggatel, waar op de heeren verlieven. De mannen weeten zelver niet, wat 'er schort, als zy onder het bereik van het vrouwelyk geschut zyn genaderd. Zy schieten met vuur, en gift op de belegeraars. Zy maaken ons alle krygsgevangenen, onder den hoepelrok. Zy belooven ons goude bergen, en ondertusschen draaid het op een muis uit. Pas heeft men dienst genomen, en geld op hand getrokken, ik wil zeggen een kusje twee, drie gesnoept, of de trom slaat alarm! 't Is repje, scheerje, als een kaerel, daar moet gegeneert, gebaart, gekandeelmaalt, gewiegt &c. zyn. Daar moet eeten, drinken, huishuur, en kleêren wezen. Turf, en hout op 't zolder zyn, en zo voort, met een woord Papa is aan den Turk overgegeven, als hy Mama heeft verkreegen. {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe heerelyk nu alle deze dingen zyn, nog worden 'er kaerels gevonden, die 'er den brui van hebben. En om dat 'er zulken onder ons verkeeren, daarom zyn wy heden ten Theäter geklommen, om u te zeggen, dat 'er waarelyk geen liever voorwerpen te vinden zyn, als de vrouwen. Zy leeren ons het geduld. Zy slagten de paapen, 't geen ze zelfs niet bezitten, dat prevelen zy een ander te voor. Zy maaken ons de waereld, en ons zelven moe. Zy doen ons verlangen, en rekhalzen na de dood. Zy zyn zelfs de weg tot onze ontbinding. Zy vermoorden zelfs al kuszende. 't Geen de een doet met de tong, doet de ander met de lippen, ik wil zeggen kan 't kyven, en raazen ons niet verloszen van dit traanendal, zy bakken het met vleiën, met streelen, met hartjes, met liefjes. 't Is kom myn engel, myn ziel, myn eenige, en de arme bloed hier door bewoogen doet vaak meêr als hy kan, ja wat meêr is, schiet 'er de bek by in. Geen nood, de waare liefde wil, zeggen de wyfjes, dat men enkel en alleen voor zyn vrouw moet leven, en sterven. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Bockverkoopers in andere Steeden. {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 33 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 28. July. Momus zal van daag het onderscheid pennen, tuszen een Christen, en een Turk, zo wel ten opzigte van den leeraar, als den toehoorder. De Courant schaft 'er hem stoftoe, daar hy zeit de Mufti kant zig sterk tegens den Drukpers. Daar word gedagt, dat een botte Musulman Mahometh niet in de kaart zal zien. Een onbedreeve devotaris verwekt zelden scheuring. Lieden, die hun zelven niet verstaan, gelooven ligt een ander, en zy, die meêr crediet over hebben voor de stellingen hunner buuren, dan voor hunne eigene ondervindingen, die zyn de sterkste pilaaren der dwaalende monarchie. Het gemeene best der waarheid vereist wysheid, en verstand. Na maate dat een vry volk land wind op oordeel, en billykheid, na die maat zwigten de ketteryën, die meest haar oorsprong verschuldigt zyn aan een zekere eigen liefde, die de bescheidentheid der reden knelt aan den keten van eigenbaat. Waar die als generaal commandeert, daar voert men de deugden op den slagtbank, en als die zyn vernielt, is het geen werk voor den bestierder, om de gemeente altoos te leeren, en nimmer tot kennisze der waarheid te brengen. In dien zekeren cirkel, die men eens als een doolhof heeft gestigt, om 'er Jan, en alle man in te doen rondloopen, moeten Sampson, en alle braave Israëliten zo lange den rosmeulen trekken, tot zy als doodeeters, den schender van alle vlees overgegeven, sneuvelen, of tot zy de eer, en het geluk genieten van onder den tempel der onbesnedenen verbryzeld te worden. De minste belyders geraaken tot de laatste digniteit, om dat de meeste meêr zin {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben, om door zwygen hun te verzondigen, dan door spreeken de naam van een martelaar over te winnen. De Apostolise leer, en Hy die ze gestigt heeft, zyn op kruiszen, galgen, en raders gebouwd. Om dat de Euangelize bedienaars door den schors na den kern te greipen leeraarden, daarom wierdenze voor tegenskanters der orthodoxie verklaart. De Rabbinen hadden in hun Sanhedrin beslooten hunne geloofsgenooten onder het dekzel van Moses voor molletje te laaten speelen, en al wie maar vraagen dorst: wat doen wy dan hoofd voor hoofd met een paar oogen? voor al te scherpziende onderzoekers uit de vergadering der canonieke blinden te werpen. Die paapzen zetregel deed binnen Jeruzalem dezelve miraculen, die ze gewoon is in Spanjen te verrigten. De al te groote heerszugt was voor Christi geboorte al Paus. De Antichrist heeft al in Cain gezeeten, en of 'er vader Adam niet mede behebt was, stellen wy aan zyn zoon Abel, zo het hem anders vry staat, als jongste Scheepen het vonnis te wyzen in een concilium, waar in de wolf presideert, als herder der schaapen. Wy zullen in die bovengenoemde twee broeders niet aantoonen, hoe de eene in geest, en waarheid door het offer zag na het middel der wezentlyke vereeniging van het schepzel met zyn oorzaak, maar alleen zullen wy te kennen geeven, dat als de geestelyke mens meêr loert op eene innerlyke heiligheid, dan op een uiterlyke belydenis der articulen, dat het dan nagt is met zyn dag. De bovendryvenden Turk verdeedigt zyn religie met het mes. 't Is wy, Meiterknaapen, uitgedost in vader Adams vygenbladeren, en dienvolgende verzien met bedekzelen der schande, begeeren geene naakte aanbidders der waarheid, die niet bekristkrast met duizend meeningen, de éénheid om de veelvuldigheid vergeeten. ô Neen! daar moet kool gegeeten worden van 't Jan hagel, zal de munnik zyn geheele kap vol raapen gaderen. Toehoorders, die zig aan het uiterlyke vergaapen, zyn de suilen van Dagons altaar. De moppen, en steenen, die niet gevormt zyn na die zekere gestalte, die de Architect van Babel heeft goedgekeurt, die moeten verworpen worden. Zouden alle de kyën tongen hebben, door een éénsgezint volmaakt geluit te geven, wel wie zou dan na sinte Pieters harruweerklok luisteren. Het gebombam, Mahometh, van uwe groo- {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} te Mosqueën is wat anders, als de kleine bel der vervolgde kerk. De Predikant van die vergadering wil wysäarts fokken, dog uwe Priesters houden van zótten. De maats, die by de overleveringen leven, sterven als regtzinnigen: de rest zyn banditen, of een deel vrygeesten, die de Alcoranze uitleggingen contrariëeren. Voor de Turk de Christenen oversnoefde door zyn valze profetiën, voor die tyd had de kerk een waar gezigt van haar oorzaak. Eêr Adam te raat ging met zyn vrouw, die door de subtiliteit van den slang, 't geen de Turk van die eeuw was, bedroogen wierd, kende hy zyn oorzaak zuiver, waar door hy alleen van hem afhankelyk, alles voor waarheid begreep, 't geen overeenkwam met de zin van zyn Schepper. Zo lang, als hy de dingen niet wikte buiten zyn wortel, bleef hy ingekeert van binnen, waar door hy de heele natuur vond verknogt aan haar volmaakt begin, maar doe hy bedroogen door een Turks praatje, meêr luisterde na een ander, dan na zyn eigen Aäron, doe was hy den hemel mis. Pas zag de toehoorder, dat, en vraager, en beantwoorder beide naakt waaren, of hy belei vliegende een concilium, slimmer, als dat van Trenten, waar in men de eigene verdiensten, en werken, ver stelde boven de onderwerping. Het eerste Paar maakte een Paapzen mantel van vygenblaaderen, ik wil zeggen van eigene geregtigheden, en daar mede opgeschikt, als een choornar, die een misje staat te lezen, zo sloot de dommekragt een grendel voor alle ingeschaapen ligt, en reden. Deze Turkze daad gaf klem aan Adams Pauszelyke souvereiniteit, en had de allervolmaakste liefde niet meêr gewaakt voor den vervallen tempel, als de Opperman, die 'er aan begon te lapzalveren, de monarchie der botte Turken had over de geheele waereld geheerst. De Oppersouverein riep, weg, Adam, met uw choorrok, munninkskap, met uw credo, en pater noster. De lammerenpei, en 't schapenvagt voegen alleen voor uwe lendenen. Door die in 't geloove te draagen, en de waare eenvoudigheid te omhelzen, zo zal de wysheid groeijen. In de ziel leit een drukpars, waar op de waarheid haar stempel zet. Wanner het gelaate hart bloot leit, als Was, voor de munthamer der opregte begeerte, zo ontfangt het het beeld van den bewerker. De geest word gechristent, wanner het de besnydenisze verzaakende, de voorhuit omhelsd, als dat te- {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} ken van onwaarde, waar op een onverdiende gunst haar zegel zet. Uit kragt van die gift heeft men toegang tot de heiligdommen der natuur. 't Hart word wyzer dan zyn leermeester, of het geraakt met alle die geene, die onder dezelve wys zyn, tot een zelve staat, om neffens hun te onderzoeken, te verstaan, en aan anderen gaaven mede te deelen. De ziel is niet meêr Turks. Zy hoeft met geen sabel in de vuist haar religie te verdedigen, of als een Spaanze inquisiteur met een warme mutzaart haar gevoelen voor te staan. ô Neen! regts en lings gewapent, als een 't Christen past, met bescheide reden van zaaken, zo is zy in staat, om den driegekroonde sinte Peter door de geheele waereld onder de oogen te zien. 't Euangelium zo schandelyk van de Roomze papierluizen doorbeeten komt haar gaaf te vooren. Zy ziet uit het zelven, dat de erfgenaam van een vry testament, meerderjaarig, onder geene Muftis, of Pauszen hoeft te staan. Zy gaat verder, en beschouwd alle die geene, die het onderzoek der waarheid bepaalen aan een concilienband, voor vervolgers haarer regten. En bleef het hier slegts by de Christenen zouden van de Turken niet uitgeroeit worden, maar neen, de vryë geesten keuren alle die Bisschoppen voor Sauëluszen, die met Paulus hunne eige Pharizeeze gedagten nier verdoemen, als de waare ketters der Christenheid. De eigen geregtigheid van den Hoogen Priester, en zyne Leviten, die op een reeks van overleveringen is gebouwt, om boven den tollenaar uit te munten, komt de waare devotariszen zo afschuuwelyk te vooren, dat zy hun zelven stellende in plaats van het geheele vaderschap der kerk, voor het zelve uitroepen: weest my arme zondaar genadig! En of het de kerkbazen wel, of kwalyk nemen, zy gaan, hoe verdoemt van de Schriftgeleerden, en de Pharizeën, evenwel voor geregtvaerdigt na huis. Daar komende, ziet de verloore zoon zyn vaders goederen voor hem open staan. Hy heeft een Christelyk regt tot het onderzoek der zelve niet alleen, maar hy eigent zig dezelve toe, en zonder agt te geeven op den Turk, en op zyn morren, zo zingt hy den Te Deum in geest, en waarheid. Een Christen denkt by zig zelven laat de Mufti vry schelden, vervolgen, dooden, wy leven, en zullen leven in de genieting onzer kennis. Dit is eene ondervinding, die ons de geheele Divan {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} niet kan betwisten. Al trok de Sultan te veld voor zyn Alcoran, de waarheid van G..s eigen Schrift zal de eeuwen verduuren. Steekt vry den paardenstaart op, bewoonders der maan, de zonnestander van een verligt verstand lacht om de Mahometaanze geweldenaryën. Hoe hoger dat onze middag reisd, hoe verder uwe nevelen wyken. Die het toppunt genaakt van kennis, wykt het verste van Hagars dienstbaaren jongen. Waar de poort tot de kennis, en de onderzoeking het meeste word open gezet, daar heeft de Musulman de minste kans. Die hier in de grootste hinderpaalen zyn, zyn de kleinste Christenen. Wy zullen de Romynen in dezen niet noemen, die gezwoore vyanden zyn van die geene, die het meeste met haar geloof, en handel accordeeren. ô Neen! die helden te orthodox in de staatkunde der bovendryvende kerkvergaderingen moeten met geen waarheden belast worden. Die snaaken kunnen beter tegens de logen praaten. Zy, en die dame verstaan malkander. Zint de Paus trouwbelofte gaf aan sinte Peters uiterlyke geäbandoneerde vrouw wierden alle de overspeelige kinderen groot gemaakt, om als Eunuchi in het Serrail van den Grooten Heer te dienen. De verborge mannin wierd niet alleen inhabiel verklaart om voor Sultanin te ageeren, maar zelfs verschopt, en verstooten, als een perzoon, die wel geest, maar geen vlees kon in de waereld brengen, en dewyl 'er met het laatste te winnen, en met het eerste veel te verliezen viel, zo wierd de eerste voor ketters, en malcontent begroet, en de andere voor orthodox, en welmenend uitgebazuint. Die in de waereld kwaamen om geävanceert te worden, deeden hulding aan de publieke dwaalingen, en zwoeren by de maagdom van Pausin Johanna, dat de botste bedelmunnik de grootste voorstander des geloofs was. Vliegende besneed de eigenbaat het Christendom met het Turkze mes der overleveringen. De heele zuiverheid der Apostolize kerk wierd bezoedelt met een Mahometaanze bygeloovigheid, en om dit door te dreiven voor een gezond articul, zo sloeg men de uiterlyke Turken in de ban, zonder op de innerlyke te denken, die quasi verligt, ruim zo arg in handel, en wandel waaren, als de navolgers van Mahometh zelver zyn. Dog op dat dit de reden niet zou zien, verbood men de waereld de leeskunde, en het onderzoek. Men hieuw de Parochie kinderen als jonge honden blind, en hy die ze de oogen wou op- {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} likken wierd uitgebannen, en verklaart voor een dwaalgeest, een Mollinist, Jansenist, en zo voort. Die reeds eenige progreszen hadden gedaan in de geneeskunde, als de Calvinisten, en de Lutherzen wierden voor slimmer geboekt, als de Mochas gezinden zelver, dewyl die meêr in staat geöordeeld wierden, om de zielen te doen verlieven op de ingeprente waarheid, als de Turken, die van hunne religie niet meêr mogen weeten, en verstaan, als dat zy slegts Turks zyn. De bon Catholyken, die met die kennis, en geleerdheid het meest accordeeren, zyn de grootste favorieten van den heiligen vader. Dat klein Turks splintertje word na de aard der liefden toegedekt, met een vygenblaadje van eenvoudigheid. Heel anders leeven de orthodoxen met die geene, die niet voor blinde mannetje willende speelen, den doek van voor de oogen wegschuiven, om eens te zien waarom zy menschen genoemt worden. Die zulks verrigten zyn een anathema by de regtzinnigen. Die zyn pesten van staat, en kerk, roept de onfeilbaare heerszugt. Tegens die ageert de Vaticaanze blixem, met een woord stond het in het vermogen van het kerkelyke Turkendom, men doode op éénen dag het geheele lighaam der Christenheid. En dewyl men dit niet kan verrigten, zo kant zig de Antichrist, ik wil zeggen, de Turk tegens den Drukpars aan. Men verbied het mededeelen van andere begrippen, als de bovendryvende party heeft goedgekeurt: men laat geen dingen paszéren, als waar de paap zyn zegel aan hangt. Men verkettert al wat streid met de Musulmanze botheid, of de opstinate koppigheid der priesteren. Men vergund tyd, nog plaats tot nader onderzoek, en zonder te bedenken, dat wy, en onze voorouders zelver zyn afgetreeden van het Jodendom, en 't Heidendom, en door verscheidene conciliën zyn gevormt van de eene mening tot de andere, zo bedisputeert men de naneeven het voorbeeld der Voorvaderen te volgen, die zo lange bleven by den eerstgelegden grond, tot dat zy een anderen zaagen, om hun woord te doen gelden boven dat van den eersten stelder. Hoe verkeert deze heele orthodoxie der Turken nu ook is, nog had zy een zweemzel van het Christendom, byaldien alle deze eenzinnigheden uitliepen op een eenvoudige liefde. Was de opregte zugt voor de schaapen de bestierder van den botten harder, ik zou {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} die regtzinnigheid, hoe ketters zy ook is, nog begroeten met het compliment van een welmeenende yver voor de kudde, maar nu wy merken, dat een zekere Turkze honger tot de alleenheerschappy de aanvoerder is dezer geweldenaryën, nu kunnen wy niet anders doen als tegen de Mufti, en zyne medestanders te protesteeren. Wy moeten het Asia, en Europa in het aangezigt zeggen, dat deze Mahometaanze geweldenaryën niet overeenkomstig zyn met de vryën adel des verstands. Het ligt, dat in ons woond, wil onder dien koorenmaat niet staan. Geen schepzel, dat begenadigt is van zyn oorzaak, met een zuivere denknatuur, onbezwalkt door vooroordélen, kan Turks blyven. Zou een redelyk verstand de haver der bespiegeling verwerpen, om uit een choorkap een bek vol schraal hooi te nutten? Dat zy verre! Eêr een wys man den Turkzen slender der Paapen zou inslingeren, nog vrat hy liever vuur, turven, en hout. Onze afgestorve Vaderlanders, groot gemaakt by mutzaarden, en brandstaaken, aten die kost nog liever, als de Turkze delicateszen der Inquisiteuren. Al was het heele Papendom maar eene Duc d'Alba, nog zou de billykheid van een opregt belyder niet zwigten te zeggen, dat dat een Turk is, die om reden van staat dat geene wederspreekt, dat overeenstemt met de natuur der waarheden. Laat Pilatus nu vry vraagen wat is waarheid, wy zullen door zwygen thans bewyzen, dat wy navolgers willen zyn van den opperbelyder, die dien Turkze Stedehouder niet waardig agte te beantwoorden, die wel zag dat logen de oorzaak was van zyn ongevallen, en dood. Had de groote voorganger gebleeven by de meening zyner landslieden, de Joodze trom geroeit ten voordeele der Phariseën, en Schriftgeleerden, zig in de bresze gesteld voor de Mosaïze schaduwen, gebleven by het zwaarste van de Wet na te laaten, en de kleinste vodden te vertienen, hy was nimmer gekruist geweest. Ter contrarie, had hy onder het vaandel des Hogen Priesters dienst genomen gehad, ligt was hy geävanceert geweest tot de eene of de andere bediening, waar van hy zou hebben kunnen leven, als een Priester van zyn revenuën. Men zou getuigt hebben van de Christus, dat hy orthodox had geweest, al had hy Turks in zyne doeningen over al dat geene wedersprooken, 't geen in substantie waarheid bleef. Dit is de naaste weg, ô Christenen! om onder de Turken te leeven. Dog wat Christen kan Turks zyn. {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} Eêr offeren de Apostelen en de Martelaaren hun zelven op voor het geloof, eêr zy dit pad zouden inslaan. Op de dood voor ruiter te zitten, en van de aarde ten hemel te reiden is voortreffelyker, als te boeleeren met de snol der meeningen. Alle die geene Turken zyn, onderzoeken hnn geloof, en belydenis: alle die braave Leeraaren zyn willen dit van hunne toehoorderen. Regte Euangelise mannen verheugen zig om de wasdom, en de volmaaktheid van hunne discipulen. Gy moet altyd, als de hedendaagze Poeëten niet spelden, en woorden vitten, is het by die vaderen, die Christenen zyn; ô neen! uit de jongens school na de academie, en verder. De pap is voor het kind, de vastere spyze voor den man. En om te toonen, dat dit schryven accordeert met de grondvesten onzer belydenis, zo let eens gunstige Lezers, wat moeite of 'er onder onze Tempelbestierders niet word aangewend, om de zwakken te veizelen tot de verhevendheid der Apostelen. Men papegaait de leeken niet een misje of een Munniken sermoentje te vooren, maar men confeitze in de zin der Propheeten, en der Apostelen zo ver, dat veele als tot een gelyke kennisze opgetoogen wordende met hunne voorgangers, als één lighaam zyn geworden, om al dat geene, dat nog niet geöpenbaart is, zelver te agterhaalen. Opregte Kerkpatriötten benyden hunne onderdaanen niet te steigeren, tot het toppunt van kennis en zeeden. ô Neen! daar het Christendom heerst, wil niemant voor Mufti ageeren. Daar is de meester een knegt. Daar stelt de Leeraar zyn toehoorder boven zyn zelve. Daar agt hy zig gelukkig, ook van zyn minder te profiteren. Daar verwerpt hy het nieuwe niet, door bygeloof aan het oude. Geenzints, een Christen wikt en weegt alle dingen, en behoud het goede daar uit. Hy gelooft wel, dog hy is niet bygelovig, en om dat dit het regte teken des Christendoms is, zo heb ik heden getragt alle dat geene te dempen, dat met de Turkze Mufti uit is, om de opbouw van kennis; en verstand te beteugelen door Drukkende middelen uit te vinden, en te doen stand greipen, top ruïen van den menszelyken, ik zeg Christelyken welstand. Advertissement. Verwagt toekomende week eene beschryving over de Beesjes Ira Dei genaamd, die in het koningryk van Napels de vrugten hebben bedorven. {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 34 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 4. Augusty. Byaldien wy zo ver geävanceert waaren in een zótte assurantie als de grootste Christoffel is, die hoe gek hy ook valt, egter voor een wysäart wil paszéren, door op zyn schoenmakers schootsvel de letteren van Philosophiae Doctor te borduuren, wy zouden ons inlaaten om van de oorzaak der dingen te redeneeren. Dog terwyl wy iets bescheidener zyn in onze malligheid, dan hy in de zyne is, zo zullen wy ons vergenoegen van het geöpenbaarde alleen na te gaan tot zyn begin, zonder eenigzints verder met onze bespiegelingen te loopen. Ne sutor ultra crepidam, dat is, een tydelyk voorwerp kan van het eeuwige wynig zeggen. Hy mag 'er zig over verwonderen, hy mag het eeren, en lieven, hy mag 'er volgens het geöpenbaarde van stameren, dog 'er meêr van te melden, als zyn natuur toelaat, die, eindig, in het oneindige haar moet verliezen, is een onvergeeffelyke fout. Om ons daar voor te wagten, zullen wy niet den Schepper, maar het maakzel alleen ontleeden. De heele waereld in haar begin komt ons regt te voor. Al wat een volmaakt vader fokt, moet volkomen zyn. Het beeld van een zaak is het afdruk van het oorzaakelyke. Het is niet éénzelvig met zyn begin, maar het toond aan zyn merk, dat het geworden zynde van een eerdere, zyn figuur, en vorm draagt, om deszelfs zin uit te drukken. Zo lange als het by die gestalte blyft, houd het zyn regtheid. Door ruggewaarts te zien is het vry van zonden: dog door uit te wyën van zyn begin, en den munt des stempels te hermunten verliest de spiegel haar foely. Zo lange als de begeerte niet kookt, zo lange is de wil onbevlekt. Pas krygt de stof een {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} lust tot beweegen, of zy verandert van gedaante. Doe het eerste Chaös wierd geworpen was het vry van bezonderheden, dog dewyl de veelvuldigheid meêr uitdrukt de grootheid van den Schepper, dan de enkelheid, was 'er als een verborge noodzakelykheid, die den beiäart bewoog zig in verscheidentheden te deelen. De vier hoofdstoffen verëenigd, en quintessentiëel, begonden malkander te wikken. De vlugste eigenschappen als vuur, en lugt wierden reizender, dan waater, en aarde. Dog dewyl een zelve lighaam zyn eigen leden nodig heeft, zo arrebeide de onderste en de bovenste elementen, om malkander behulpzaam te zyn. Dit kon niet geschieden, dan door oppositien, want de tuszen aard der heete, en der koude deelen, die een zekeren middelkring maakte, middelmatiger van aard, dan de opperste, en de benedenste, belemmerde de werkende gestellen zuiver, en eenvoudig den ander te omhelzen. Hier door avanceerde de beweeging in kragt, en hoe meêr die groeide, hoe meêr dat het generaale gestel afdwaalde van zyn eerste algemeene stilte. Hoe meêr het afweek van zyn enkele natuur, hoe het al meêr vermenigvuldigde, en na maate dat het eene wezen de overhand kreeg op het ander, na die maat kreeg het groote gevaarte gedaantens. Met eerste singnet kreeg verscheidene buigingen, en na die wierden de omtrekken gebooren. Hoe meêr de gestaltens weeken van haare onkennelyke oorsprong, hoe ze meêr verknogt waaren aan het tegenstrydige van haar wortel. Die dit voelde wilde weder keeren tot haar begin, dog die 'er nader aan waaren met die verdere niet accordeerende, slooten hunne gelederen zo vast in één, dat 'er geen kans was, zonder een opposerende drift haar oogwit te bejaagen. Ziet hier de stoffen in remoer. Ieder der zelve waapende zig met een eigen concept. Elk koos een gedaante om wat bezonders te blyven. De mineralen, de animalen, en de vegetabiliën kwamen te voorschyn, en met die de veranderingen der vormen. Dat duurde zo lang tot een zekere rypheid de heele waereld had voorzien met eindelooze creätuuren. Ieder was meester op zyn dam; elk wezen in staat zyn gedaante te maintineeren. Ieder had een zeker regt om te vertoonen, dat zyn afdruk, na het eerstgedrukte geschaapen was, om te bewyzen de grootheid van die oorzaak, die het veroorzaakte had doen tobben, en woelen, om {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} door veelheid van gestaltens te doen zien, dat hy die zyn eigen gelykenis alleen verstaat, eindeloze daaden kan verrigten. De mens, de ziel van 't Heel-Al, en dienvolgende het verstandigste der dingen, zag pas de heerelykheid der verscheidentheden, of een drift, om den boven toon te kraaijen boven het mindere begon te gesten in de bespiegeling der reden. De Hermaphroditize kragt, waar door Narcis in zyn eigen bron die eccho kon vinden, die hem kon toeroepen, vermeenigvuldigt uwe liefde in demoet, en afhankelykheid tot uwen Maker, die spleet in tweën. Hy wou buiten zig kennen, wat binnen in hem lei. Die ingeboore zugt van reizen, en daalen, die in de evenaar van zyn geestelyke manin zig had moeten verlusten, vloog, te warm door bespiegeling, den schoorsteen der togten uit. De kroes, waar in de egaliteit van een man- en vrouwelyke eigenschap beslooten lei, borst in twee. Het water, en het vuur scheide zig van een. Hier door hongerde de Bruidegom na zyn Bruid. De maagdom van het vogt kwam de hette zo bekoorelyk te voor, dat het daar in wilde baden, en die kille poezelheid der Jufferlyke togten vlamde op de warmte der vryërlyke vermogens. Men wou proeven, of'er geen verééniging te vinden was, van twee, die één geweest, na den ander lekkertanden. Terwyl men daar meê bezig was, vergat men lydelyk te zyn. De werkelykheid na buiten kwam den eersten Wysgeer zo aangenaam te voor, als of hy een geboore Deurhoviaan zynde, door het buitenste te wikken, het innerlyke zou gronden 't Vergat hem ontfankelyk te moeten blyven. 't Was of hy niet en wist, dat door stil te zyn, zyn bron kon genieten de gedaante des Scheppers. Wy moeten bewegen, sprak de drift. Wy moeten werken, riep de wil, wy moeten beroert, gekust, belipt, en omhelsd wezen, zei de fontyne der vrouwen, en daar meê, zonder te bedenken, dat de uitbaring der kragten een vermindering is van de geest, zo verloor het leven zyn fakkel in de arm des doods. Pas was het volmaakste aan de uitbaaring van zyn ingeprent vermogen, door een overgang van het beste tot het mindere, of de heele natuur volgde den leidsman haarer kragten. Toen het zuiverste van 't Geheel-Al was overgehaald in den ketel der chimie, toen wilde de geringere deelen dien zelven weg heen. 't Wou alles verbeteren, en 't verslimmerde juist, want dewyl de drift van {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} het eene gestel het ander zogt te surpaszéren, zo won de eene dat land, 't geen de ander verloor. Het eene wezen wierd slaaf, en het ander speelde voor koning. Na maate dat het eene gestel sterker wierd dan het ander, na die maat tyranniseerde het zyn minder. Hier door vinniger moest het schaap voor den wolf, de duif voor de slang bukken. De giftigste deelen kreegen de overhand over de balsemiekste, die verkort in haar kragten den doodneep proefden, toen andere bezig waaren het leven gaande te houden. Het sterven der dingen causeerde verrottingen, en uit die groeide de wanstallen. Na maate dat die grooter wierden, na die maat verslimmerden de eeuwen. Hoe die arger wierden, hoe men minder wist wat de waare wysheid was, en welk het regt was der redelyke dieren. Men zag van tyd tot tyd de heele waereld met verkeerde oogen aan. In plaats van te bedenken, dat elk hoorde ruggewaarts te zien op den eersten beweger, zo lette ieder op het buitenste. 't Geen de zin, en de mening beviel, dat doopten men met een zeegen, en 't geen daar tegens streedt kreeg de naam van een vloek. De minsten begreepen, dat een ziel los van zig zelve, geen leet kan hebben van een ander. ô Neen! men confeite de tegenspoeden voor straffen, zonder te bezeffen dat het kruis, en de wederwaardigheid den oly en den balzem der ziele is. De allerminsten wisten, dat 'er zo veel zoet schuilt, in alle dingen gelyk op te nemen. De wysgeeren leeraarden 't wel, dog een bespiegelaar, en een belever zyn 'er twee die zelden trouwen, ten minsten zy brengen weinig kinderen voort, ik spreek van egte. Met fyne basters wil deze pen niet gemoeit zyn. Zouden wy daar van schryven, wy kreegen de geheele waereld tegen, en dat en diend geen man, die met Diogenes lantaarn na menschen zoekt. Ik wou wel een dubbeltje aan zo een snaak verzien, want terwyl ik zelfs niet en ben, 't geen ik moet wezen, zo tast ik overal mis, als ik na de redelyke dieren gryp. Kende ik my voor den val, ik struykelde niet. Maar nu ik alle dingen verkeert neem, zo mis ik myn regtheid. Ik zie op myn buuren, en vergeet myn zelve. Waarom kent Socrates zig zelve niet? Die spreuk van Delphos te beleven zou wat anders zyn, als het dagelykze vitten der gewaande Philosophen te volgen. Dog voor deze reis zullen wy dit kaf niet dorssen. Daar is geen {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} wormkruit gewaszen voor den hedendaagzen wysgeer. Die maats zyn zo aan de zinnen verknogt, datze het bovenzinnelyke vergeeten. Zy weeten van alle dingen reden te geven, dog willen ons niet toonen de oorzaaken hunner eigene gekheid. Zy slagten Momus, en philosopheeren by de gis. In steê van de zaaken te kennen in haar begin, zo letten zy op de uitweiïngen. Zy dopen de meeste dingen verkeert, want al wat niet accordeert met hunne mening is verwerpelyk, zonder te bezeffen, dat 'er geene verwerpelyker voorwerpen zyn, als die hunne eigene gedagten willen doordryven voor die van anderen. Zint ik zag, hoe elk te werk ging, om volgens de aard der bederving, door den boventoon te schreeuwen, zig te verheffen boven zyn buuren, zo hieuw ik op myn eigen mening te gelooven. Zou ik zo gek wezen, riep ik, dat ik zou denken. Momus heeft het vaster, dan zyn Lezers. Zou ik Babel bouwen, door myn kalk en steen aan te bieden tot dien spits, dat zy verre! Voor afbreeker willen wy wel dienen, dog moet 'er gemetzelt zyn, wy laaten de Opper-Architect, en zyn Meesterknegten begaan. Om dat de meeste zwetzers niet hebben leeren zwygen op de pythagorize schoole der waarheid, daarom is 'er zo veel krakeel onder de jongens. De grootste naturalist heeft arrebeid te bewyzen, waarom een paard, en een ezel verscheelen, en nog zyn 'er die reden van goed, en kwaad meenen te kunnen geven. Die zelver niet en deugen willen ons goed maken. Die zig kan laaten fatzoeneeren van den Grooten Baas, zal haast vertoonen den schets van den eersten maker. Als ons beeld stil leid voor den bytel zo word uit een Mars, een Venus gefokt. De laatste is de wortel des toorns. Gelyk het vuur het ligt heeft gebaart, zo heeft de wysheid de dwaasheid gebooren. Hoe kan dat zyn? zal een weetniet vraagen, dog wy antwoorden, keert na het begin van dit blad. Daar zult gy zien, hoe de tegenstrydigheden uit de verëeniging zyn gevloeit, of erkent u zelven voor een gek, zo zult gy vliegende merken, waar het van daan komt, dan het opperste verstand aan zulke dwaaze kinderen raakt. De redelyke ziel, die vry is uit haar aard aast op duizend ketenen. Zy wil niet bestaan op haar eige verborge grondsteen, maar kiest uit de noordze boszen der hoog schoolen dorre sparren, en boomen, om 'er zig op te vesten. Parys, en Leuven zyn haar {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} liever, dan het hemelze Athenen, dat in haar woond. 't Palladium, waar uit de G..heid orakelt, word voorby gegaan, en men loopt om raad by de Woud-Sibillen, die den druiventros drukken, eêr zy aan het voorzeggen slaan. Hier door word de fyne geest vergroft. Dat deel, dat door alle dingen moest tragten ondeelbaar te zyn, neemt duizend vezelen aan. Hier in wil het wysheid en waarheid teelen, dog dewyl de baarmoeder des tyds leugen schaft, zo verwydert het hoe langer hoe meêr van haar eerste bestek. 't Ontmoet, voor liefde, toorn. De beesjes, in het ryk van Napels, ira Dei genaamt scheeren den akker kaal. Ik wil niet zeggen, dat de munniken opduuwen met de vrugten der tydelingen, maar alleen te kennen geven, dat als valze begrippen voor leermeester ageeren, dat dan de ira Dei, of de toorn G..s een bederver is onzer rust. Gelyk als springhaanen, kevers, en rupzen de ruïneerders zyn der hooven, zo zyn de eige vermogens de bedervers van 't waare leven. 't Geen in de Schepping van de waereld oorzaak is geweest van den val, dat blyft het nog te dezer tyd in den mens. Dat willen, dat tragten, dat werken verwekt het ongeluk, 't geen ons drukt. Was te worden, en gebeeld te zyn na den stempel der stilte, doet de natuur verbeteren. De ira Dei houd op, als wy ophouden ons zelven te lieven. Uit de verrotting der Pauszelyke heerszugtt groeien de maaijen, die ons moeten doorkerven. Als de wormen krielen, en Lasarus stinkt, dan baart de dood het leven. De beesjes ira Dei geheeten moeten alle Adams veldvrugten verslinden, eêr de amor Dei stand kan greipen op den akker des gemoeds. Knaag vry de spieren der eigen wil tot den wortel af, ô ira Dei! gild de regte Wysgeer, op dat de amor Dei te beter groeije! Wy zyn ons zelven in de weeg, onze kennis is onze vyand, het onderzoek na het verbodene ons bederf, en die ons het meeste aanzetten, om boven ons vermogen te steigeren met Lucifer, na het oneindige te gronden, die zyn 't, die wy voor de wepsen, en torren der alverslindende deugden begroeten. Even gelyk uit de onreinigheid der stof, de begeerende padden, en spinnen der hoven opborrelen, even zo groeijen uit de mestbak der gierige pogingen niet alleen de meeste bisschoppen, abten, en priesteren der kerk, maar de eigene ingewrogte gulzigheden der alverslindende {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} lusten van 't al te wulpze verstand zyn haar oorsprong verschuldigt aan dien verfoeijelyken droeszem. Wat Paus zal die dieren in den ban doen? Geen uiterlyke sinte Peter heeft het vermogen, om die duivelen door den opperduivel uit te werpen. Een lydelyke overgeventheid moet dit geluk verwagten. In plaats van het slym, en het kwal, de dras, en de modder hart te maaken, om de voortgang van de ira Dei te beletten, zo is het beter, de materie meêr en meêr te natten, of door traanen te vermurwen. Het water is het eeuwige element van het vuur, zeggen de Alchimisten. De keiën te verzagten is beter dan het vogt te verdroogen. De dingen om te keeren, door haar ingeboore Archeus is het geheim van den Lapis Philosophorum te agterhaalen. Dat verbeterde universeel voert de geheele natuur weêr in zyn eerste wortel. Gelaate liefde is materia prima. Dat daar de ira Dei vry op bik, de toorn verliest haar tanden, als zy in de lippen van de waare Venus byt. Als het vuur in de bron daalt van zyn waaszem, dan stolt de zee tot aarde, tot gezuiverde kalk, tot het witte krydt der waare Albioniten, waar op de wormen van toorn, en haat niet konnen aazen. De geest is te dor voor het vlees, want even zo min als het innerlyke smaak vind in 't uiterlyke, even zo min genoegen vind de tyd in de eeuwigheid. De poging der schepzels vergaat, als het ongewordene zig zelve deelt aan het eêlste van 't gemoed. Als de verborge gever smelt in het beeld van zyn wil, dan is de begeerte vervult. Daar kan geen honger zyn, want de prikkelende deeltjes, die uit de toorn groeijen, gemuilband wezende door liefde, hebben geen mond om te eiszen. De ira Dei moet sterven, daar de amor Dei leeft. Waar die de overhand krygt, is de ziel keureloos, en waar men keureloos is, daar ontmoet men niets kwaads. Het onderscheid van goed, en kwaat is uit de waereld, als de boom der kennisze afgekapt zynde, word met een ent begiftigt van den stam des levens. Wat beesjes, ira Dei genaamt, zouden daar aan durven tanden? De dood die stikt, als hy dat leven nadert. Want de natuur van op zig zelven te bestaan, of als een tak uit de wortel groeijing te krygen, en dat aan geen ander mede te deelen, die buiten de aard van dien boom is, schaft eene eeuwigduurende gelukzaligheid. Dit is het waare perpetuum mobile, dat in zyn eigen cirkel blyft. Alle dingen, die haar onderhoud van andere {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} ken zyn niet magtig eeuwigduurend te draaijen. Die van buiten iets inneemen, moeten door uitgeeven plaats maken voor het geene ontfangen word, maar zy die in haar zelven geeven, en neemen, volgens de Hermaphroditize gestalte des eersten beelds, zyn de tingeerders, en verbeteraars alle dier stoffen, die door de ira Dei worden gestraft. Ik zal dit papier toevouwen, door u alle eene zuivere amor Dei toe te wenszen, terwyl ik my gereet maak om per naasten divertissanter ten tooneele te verscheinen. Vaart ondertuszen wel, en hoet u voor Hans, en Bregt als de twee grootste beesten, ira Dei genaamd, van deze geheele stad. Van dit laatste zeggen, zullen onkundigen ligt de oorzaak vraagen, weshalven wy verpligt schynen reden dezer woorden te moeten schryven, en dezelve is deze: als G.. een land kastyden wil, gebruikt hy vaak pest, zwaard, en de hongersnood, dog hoe zwaar die de inwoonderen drukken, nog zyn die garden troostelyker te draagen, dan die verborgene giften, die onder den dekmantel van een fyn verguldene gedaante in staat zyn de geheele waereld door te fenynen, en ik weet niet, wat 'er niet groeijen zou uit een stinkpoel van ketterze verwarringen, byaldien een zekere bovengemeene zótheid, (eigen aan deze Nylserpenten) over deze modderrioelen weevende, niet een zodaanige korst verwekte, die de hinderpaal tot nog toe is, dat het dampige vuil ten deelen ingeknelt, meêr zal strekken, om de eigene boosheid totaal op te vreeten, dan het in staat te stellen, om deugden, en waarheid te supprimeeren. Dat wy dit moogen beleven! is de wens aller vroomen. Deze Leerzaame Tydkortingen, werden tot Amsterdam, voor den Autheur gedrukt, en Heden, en vervolgens, zonder fout alle Week, 's Maandags, uitgegeeven, en zyn by de Boekverkopers aldaar te bekomen, als ook tot Haarlem, M. van Lee, Delft, R. Boitet, Rotterdam, A. Willis, 's Hage, P. vander Burg, Utregt, Besseling, Hoorn, Beukelman en verder by de Boekverkoopers in andere Steeden. {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 35 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 11. Augusty. Ik zat onlangs in een herreberg buiten de Utrechtze Poort, als een O in 't cyfer, ik wil zeggen, als een kalis onder de ryken, en genoot, by dat ongeluk, een geluk, dat my leeraarde, waarom of een gek meêr word geägt, dan een wysaart. 't Geen ik duizend maal voorbedagtelyk aan myn réden had gevraagt, wierd my daar toevallig door de onrédelykheid geäntwoord, en dewyl 't my compleet onderrigtent, en stigtelyk te vooren quam, zo kan ik, die zo univerzeel ben in myne aanmerkingen, als een zekere jonge weduwe in haar omhelzingen, niet onderlaaten dit volgende voor myne weekkelykze Maecenaten te kladden. Een perzoon, die niet geverzeert is in de comparitiën der likkebroêrs, zou in een drinkwinkel komende, waar in brave kooplieden, rentenieren, en mannen van fatzoen zittende zyn, zig vliegendd moeten inbeelden in een vergadering van Cardinalen, Bisschoppen, en Abten getreeden te wezen, zo hy door pinten, glazen, en toebakspypen niet verpligt was het contrarie te denken. Tusschen de agtbaarheid van Midas, en die van den Paus is geen ander onderscheid, als dat de eerste met één ezelskap, en dat de andere 'er met drie is gedekt. De bellen, die 'er toehooren, om de catichizeerbank van habet, of non habet te beäntwoorden zyn circum circa de zelve. Voor de rest weet ik geen verschil tusschen deeze twee, als dat de eene buiten een zeker regt, dat hem de natuur heeft geschonken, met meerderheid van stemmen geöctroyeert is tot zyn onfeilbaare botheid, en de andere tot dien zelven digniteit treet door zyn ingeboore bequaamheid. Ik kan onmogelyk myne Lezers geen {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} beschryving geven van de aart van een fraaije kroeg vol wyndrinkende collegianten, zo hy nooit agt heeft gegeven op het Concilium van Trenten, want de strydentheid der meningen word daar zo vereffent door de boventoon der kroezen en der beekers, als zy op de Roomze kerkvergaderingen word bekragtigt door den pollitieken dégen. Yder zitter met een goudze pen in de hand, en al wat 'er uit groeid is wind, en damp. De inkkoker, waar uit de articulen van het discoers vloeijen is de fles, en het verkeerbord, met een paar dobbelsteenen zyn het rigtsnoer der gissingen. Op een zulk, of een diergelyk congres worden niet alleen de staats, stads, en kerks constumen gewikt van een deel snaaken, die hun zelven niet duizendste part zo veel verstaan, als zy de ellen, maaten, en gewigten weeten te gronden, maar zy, die vergecten, om met een goudgewigtje hunne eigene grove balken te tillen, zyn met honderde getallen in de weer om de fyne splinters hunner buuren te ballanzeeren. Uit die bescheidentheid volgt noodzakelyk, dat de duivel met de naam van een engel word begroet, en dat zy, die verdienen verketterd te zyn, worden uitgekeurd voor voorstanders der waarheid. De geest, die uit een gezwolle beurs vol geld wast is onwederstaanbaar, en daarom is het vlees der armen zo goed koop, dat 'er meenigen Diömedischen vrek zyne koetspaarden mede mest. Zo 'er ymant aan dit zeggen twyffelt, die hebbe de goedheid maar van aan een deel kruijers, sleepers, en arrebeidslieden te vraagen, hoe veel of een deel gierige vroomen dagelyks besteeden voor een half pintje menschen zweet, en zo hy dan niet onderrigt is tot genoegen, zo zal ik het heele proces met de kosten verlooren schatten. Dog deze parenthesis overslaande, als een zegging meêr gehaat by de regtzinnige woekeraars, als het gevoelen van Arrius, of Socien, zo zullen wy, als een spottige Cham, onder 't coevart egter van een welmeenenden Noach, weder na die Ark treden, waar in het grimmelde van zo veel dieren, dat Sem, en Japhet nooit in staat zullen konnen worden, om malkander te verstaan voor 'er een generaal silentium van hoger hand word afgekondigt onder de beesten. Het balken der ezels, het bulken der stieren, het bleeten der schaapen, het knorren der varkens, het quakken der ganzen, het koekoe ken der koekoeken, het gieren der raavens, en kraaijen, met een woord het geheele hoog, en lagerhuis der baviaanen, aapen, {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} voffen, wolven, papegaaijen, casuarissen, oijevaaren, en reigers was zo overeenstemmend van geluit, als de lieffelyke harmonie der getraalyde vogeltent van onze blaauwe Jan goeder gedagtenis zelver is. Dog hoe verscheide de manier der stemmen was egter kon een wysgeer gemakkelyk oordeelen, dat 'er geen een eenzig beest onder was, dat met een menschen tong scheen begaaft, want al wat 'er wierd gekraijoneert was zo absoluut, en soeveryn honds, dat Diogenes, anders voor een engelsche bul bekent, onder de grieken, het hart niet zou durven genomen hebben, om 'er tegens te blaffen: ten waare dan zaake, dat hy om een lamme poot verleegen zynde, om te probeeren, hoe Doctor Crispyn die zou smeeren, mogt verlangt hebben, door dien weg van verminktheid, en aller erbarmelykste genezing, ten spoedigsten na het Elizeum te snellen. In de roef van deze trekschuit, dat is aan het boven eind van den dis zat een mof, zo vierkant van verstand, en talie als Hans Christoffel. Deze was het stuur van het geheele conclave, want dewyl hy dikwils was gestuurt, als een jonge, om mostart, zo had hy leeren regeeren, trots een oostindische cajuitdirecteur. Hy had door liegen, en bedriegen zo veel niet overgewonnen, als wel door zyn weêrgaloze zotheid, want dewyl hy gekker was, als alle zyne confraters, zo verkoozen de blinde Cardinaalen van dat dolhuis hem voor hun een oog, en Paus; mits die conditie, dat hy nooit zou hebben te wyken van dien zetrégel des onverstands, die de generaliteit der botheid had vastgestelt nootzakelyk te moeten blyven tot welstand van het gebeele lighaam der narren. Of hy zyn eige gaven hier toe kende, dan of hem de Fortuin, door een natuurelyke mededeelzaamheid begunstigde, weeten wy niet, dog dit is altoos zeker, dat hy zig van zyne dwaasheid zo meesterlyk bediende, als of hy onze heilige vader Benedictus zelver was. Hy sprak met zo veel onhebbelykheid van alle zaaken, dat alle bystanders op de onkunde verlieft, hem aanzaagen voor een wonder van zyn tyd, en terwyl hy het geluk bezat ven zyn malligheid met een graviteit te kunnen vergulden, zo waaren de heerszugtige plompäarts van conscientie wegen verpligt hunne onderkinnen, en hangende buiken in te krimpen voor zyne barsze rezonnemenren, die uit de holte der ingewanden moesten opgehaald worden, dewyl 'er uit de breinkas van boven niets kon vlotten. Hy sprak van den oorlog, als Britta van de {==276==} {>>pagina-aanduiding<<} prophetiën, dat is zonder begin, of slot, en daarom bleven de toehoorders in den middelkring zyner zottiezen hangen. Al had hy de generaal de las Torres zelver geweest, hy had niet soeverynder kunnen ageren over de muuren van Gibralter, dan hy deed. Tusschen het innemen van een mistike zweedze of Britze maagdom, die toegepalissadeert is, door ontallelyke ondervindingen, en het occupéren van 't kasteel van Namen was weinig, of geen verschil, na zyn dunken, zo 'er slegts een egalen aanval op, en een gelyke verweering van wierd gedaan. Hoe onëigen deze comparitie ook scheen, egter stemde de geheele vergadering dit voorstel toe, uitgenomen een oude zondaar alleen, die korts by een waereldze juffer een blaauwtje hebbende geloopen, niet kon gelooven, dat de zoo genoemde geestelyken nooit weigeren ja te antwoorden, als de vleeszelyken neen speelen. In dat punt is myn heer geäbuzeert, schooter onze duidze Demosthenes op in, en ik zou 'er u réden van kunnen zeggen, was ik thans in geen onrédelyke compagnie, ik wil zeggen, by mannen, die meêr houden, van hunne kantonboeken, allemenak, en courant. Dan van de logica, die gebooren is, om de dieven te pynigen, ik wil zeggen, de jongens der schoolen tot dwarsdreivers te fokken. Dit zou ik, heeren, niet weeten, vervolgde hy, maar ik heb zulks eens in een Momus gelezen, en hoewel de maaker een gek, en zyn werk dol is, zo quam my zyn uiting daar omtrent waarsehynelyk te voor, te meer dewyl ik naderhand eens van een geleerde rékel met die verbruide logica zo ben afgerost, als of ik de schryver was geweest van de alom verdoemde Harderstaf, die my nog al redelyk te vooren komt, om dat hy voor de vuist bewyst, dat zyn maaker een G.. vergeete booswigt is. Ha, myn heer, schoot 'er een loswambes op in, die aan zyn darde boetelje voelde, hoe laat het was, slaat dit over, en vervolg uw discoers, want wy profiteeren meêr van uw talent, dan van ons eigen, dat zo diep begraaven leit in de negotie, dat wy voor onzen dood geen kans zien, om het 'er uit te krygen. Dat zou slegt zyn myn heer, repliceerde de mof, en ik zou 'er u de réden van kunnen zeggen, vervolgde hy, byaldien ik myn Theölogie zelver niet had verpast voor de koopmanschap. Slaat dit maar over, riepen de schreeuwers, en komt tot iets, dat ons in onzen kraam dient. Ik zal dan van de Negotie beginnen, {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} zei hy, voor alle dingen niet riep een Mercuralist, want als gy ons daar meêr woud van leeren, als wy 'er reeds van weeten, dan waaren wy verlooren. Men kan niet te bot zyn om geld te winnen, en om dit te bewyzen, zo bedenkt eens, hoe onze affaires zyn verminderd, zint wy meêr occazie, dan onze voorouders, tot de kennis gehad hebbende, zyn vervallen tot het onderzoek der boeken. De Turken blyven in staat door gebrek van geleerdheid, en wy raaken 'er onder door overvloed van wetenschappen. Ach! kon ik geen A voor een B! en wist ik maar alleen van raapen, en schraapen, ik was gelukkig! 't geld, myn heer, het geld is de ziel van de waereld. 't Is waar, repliceerde de boevenklok van het gezelschap, maar daar moet meêr wezen, als geld, om te leeven. En wat dog? schoot 'er de ander op in; want als ik dat hebbe ben ik meester van 't heeläl. Sinte Pieter zelfs maakt van goud, en zilver immers zyne sleutels. Dat zyn de twee poolen, waar op Mercurius draaid. Pas was dit orakel geklonken, of yder vatte na zyn glas, en om te toonen, wat smaak Midas vond in den zang van zynen Marsias, zo wierd de gezontheid gedronken van een enkele Pan, door alle de boksvoeten van de geheele kamer. Onze dommekragt der moffen eenigzints geturbeert, door de eer aan een der leden geschiet, schutte het spel, door te zeggen: genoomen men had nu eenige millioenen, en men was krank, wat baate dan alle schatten? is een jigtige rykäart niet een patient op de pynbank gelyk? is 't flerecyn niet arger, dan de dood? is een gezonde bedelaar niet gelukkiger, dan een podagreuze rykäart? geenzints riepen de ezelsooren: in de hardste munt leid een zekere oly, die alle kruiszen verzagt. Hy leund zo gemakkelyk, die op dat hoofdkuszen des zathans mag rusten, dat het geen vroome ziel kan gelooven. Dat is waar, zei een leugenaar, want als ik droefgeestig ben, en ik slegts zestehalven mag schieten, dan word ik vrolyk. Ach! was ik gecondemneert, om eeuwig een anders ducatonnen voor de myne te tellen! ik lagte met de geneeskunst en alle haare vodden. Zo het gevoelen van Pythagoras geld, ik zou gelooven, dat een koopman, zou overgaan in loutere ducaten, pistolen, en rozennobels. Wy hebben een zekere magnetize trek tot de mynen der Indiën, die weinig verscheeld van de honger der wyven na de mans. Altoos wat my betreft, my dunkt ik zou my laaten villen, om 'er een gulden huid voor in de plaats te krygen. Ik wouw wel Pluto zelver wezen, al moest ik de rykdommen uit de hel met gloeijende hooivor ken haalen. In de bergspelonken worden de heete mineralen in Mercurius buidel gestolt, zeggen de alchimisten, die hun zelven aan het drinkbaar goud te barsten zuipen, en daarom geloof ik, dat even zo als de zoonen van Apol van den honger groeijen, dat wy even zo leeven moeten van den overvloed. 't Is waar de wysgeeren leeren dit ons anders, maar de beste Philozooph is maar een duitendief, als hy anders maar kans ziet om zyn zakken te vullen. {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoewel nu een paar conclavisten van deze dronkemans cel, zo orthodox, als de Cardinalen Alberoni, Ottoboni, of Coscia zyn, dit propter eerbaritatem, & welstantiam eenigzints wederspraaken, zo bevond onzen duidser wel, dat de koopman alle harten mede had, waarom hy zyn natuur van yder na de mond te praaten niet willende verzuimen, eenslags gilde; hoewel de aard onzer landslieden niet hoorde te zyn, om yder in den maars te kruipen, zo beken ik voor de vuist, dat even zo, als ik geleerd heb te spreeken, dat ik ook even zo kan zwygen, wanneer ik zie, dat de logen de approbatie heeft boven de waarheid. Byaldien ik my niet had weeten te schikken na tyd, en gelegentheid van zaaken, ik had niet verder geävanceert, dan een zekere Swaanenburg, die het een eer rekend, niet onëerlyk te zyn. Sint Eneas is gepikt uit het ei van Venus, door den uitstekende neb van Anchises, Is 'er geen grooter dwaling in de waereld geweest, als dat een enkele eigezinnige kop wil bonzen tegens de misbruiken van de geheele waereld. Had ik, myne heeren, zo gedaan, ik had hier op myn pint niet gezeten. Neen, toen ik eerst over quam, met weinig, of niets, zette ik alle fatzoen aan een zei, en ik begaf my voor een keuken zwabber in dienst by een tracteerder van verhongerde waalen. die voor Jannes, met zyn schaapshaire kalot niet hoefde te wyken in het opdiszen van galgphaizanten. Pas waaren myne doorspykerde schoenen versleeten, of ik stak myn voeten in een paar adelyke zoolen, die een wakker duits Cavallier voor schuld uit gebrek van een tydigen wiszel had agter gelaaten. Doe ik die aan myn hielen voelde, wierd ik hoffelyker van tret, en myn gang was zo vryborstig, dat myn patroons gemalin my verwaardigde om my deel te geven in de tiendens, die zy, onder het coevert van haar man, aan de vreemdelingen schouk. Toen ik die had ontfangen, wierd ik zo groots, dat ik de wettige hoorenen van myn baas net zo veel estimeerde, als een jong kaerel de kuszen van een oud wyf. Ik veranderde myne westphaalze zwavelstokken en ongekrulde nagtkaarszen in gefrizeerde lokken, en terwyl ik de waardy had leeren kennen van myne patrimoniële meubelen, zo hieuw ik myn waar, zint dien tyd, op prys, en ik verzondigde my nooit, als voor een zekere zomme gelds, waar van ik myn biegtvaâr een tiende gaf, mits altyd by de betaling verzekerd zynde van een esse rekening, en een behoorelyke quitantie. Dit lukte zo ver, tot ik op een zekere tyd met heerooms klopje wat al te vry redenerende over de kerkregten der nonnen wierd betrapt, als een overtreeder der geeslelyke trouw. Zyn eerwaarde, die de mededeelzaamheid leerde, scheen dit niet beleeft te willen hebben, want hy zwoer by sinte Franciscus, dat hy my dit stukje niet zou vergeven, ten waare dan zaake, dat ik my ter eere van Origenes, die de patroon der capoenen is, zou laaten lubben. Hier had myn oude Adam geen zin in, en daarom dogt ik om een nieuwe religie, dog dewyl die van onze gezintheid dom moeten zyn, zo wist ik niet, hoe ik het stellen zou om door wys te worden andere te bedriegen. Ik sprak een oude zondares hier over aan, en dewyl {==279==} {>>pagina-aanduiding<<} die wel voor een jong kluifje was, zo hapte zy vliegende my, en myn geheele geloof op, en ik wierd op myn drie en twintigste jaar een man van tamelyke middelen. Toen ik die had, bad ik om de dood van myn weldoenster, en 't gelukte my zo ver, dat ik binnen vier jaaren door een andere trouw van een tweede, tot een darde religie overstapte. 't Was of 't wezen wou, dat dit ryke wyf met haar eerste kindje in de kraam stierf, my vry veel goed agterlatende, waar mede ik aan het woekeren slaande een darde opdeed, die my aannam voor bever, Deze rol, my zo eigen, beviel myn bedëngel zo, dat zy tegens die fatigue niet kunnende praaten, zweeg trots een doode. Doe dagt ik myn overige tyd te besteeden, als een jood, op den Sabbath, dat is zonder werken, lekker te eeten, en te drinken. Dog dewyl Titus Vespasianus my attaqueerde met zyn heidenze zoldaaten, zo wierd myn tempelspits zo gloeijende heet, dat ik perfors na de meid moest, om te zien, of zy kans zag deze vlammen uit te pis... Hier lei holland in last, want terwyl zy goed Rooms was, en ik een renegaard, zo wouw zy my niet helpen, of ik moest myn ave mari weder op her nieuw opzeggen. Ik dagt wat gedaan, en terwyl ik hier over redeneerde, keerde ik, als een hond weder tot myn uitbraakzel, en nu ben ik zo obstinaat paaps, als Duc Dalfs hond, want ik eet vlees op een goede vrydag, zonder dat het myn Pater, die anders een goede brak is, na het getuigenis der klopjes, het niet eens kan ruiken. Ik zal van myn bezondere zaaken niets reppen: 't zy alleen genoeg, dat ik de heeren heb willen wyzen, door welke middelen dat een Kalis ryk kan worden. In 't begin beenen te vreeten is de weg om vlees om de lendenen te krygen, en als men dat heeft overgewonnen, dan heeft men genoeg om het merg der wetenschappen te slurpen. Een zeker man, die weinig had gesprooken, viel onze fortunatus in zyn waffel, door te zeggen, het verwonderd my, dat myn heer zo openhartig is in zyn verhaal, daar het anders de aard der moffen is hun geweze staat, en handel te verzwygen. Dog hy, hoe links anders van aard, gaf een regts antwoord, door te repliceeren: waar toe zou ik, als Doctor Crispyn verbergen een Haarburgze schoenmaaker geweest te zyn, terwyl dog al de waereld weet, dar ik van ouder, tot ouder ben uit een pothuis gekroopen. Ik ben groots genoeg om myn geboorte van een overoud geslagt op te veizelen, trots een nieuwbakken Edelman, aber, ik wil zeggen, maar men kent my overal voor den geene, die ik ben, dat is voor een man die van niet, tot iet is geävanceert. Toen ik eerst over quam was 't Hans voor, en naar, maar nu ik als een egtbreeker, met den huwelyks pols ben gesprongen, van de arremoede over den gragt der trouw, tot den rykdom, en daar door ben uitgedeid, als zuurdeeszem in het paasbrood der Hollanders, zo geniet ik de eer van onder u myne heeren te prezideren, als een Bacchus, of een Sileên onder de bokken. Een zeker geleerd Wynkooper, die een Janzenist in 't gebrooken was, vroeg wat dat voor heiligen waaren, dog dewyl 'er te sterk gelaggen wierd {==280==} {>>pagina-aanduiding<<} om dit verstandig vraagärticul te beäntwoorden, zo veranderde de drinkende cleregie van discoers, en men stapte van den os na den ezel; dat is te zeggen men trad van de natuur der moflen, tot die der Doctoren, die onze hoogduidzer noodzaakelyker oordeelde, dan de munuiken zelver te zyn, daar hem egter by te zweeren geleerd was. Een zekere schoolmeester, die in 't latyn met oorlof zyn gevoeg deed, en in 't grieks zyn water maakte, dat is, die geloofde, dat men zonder vreemde taalen, en de regulen van de gramatica, en de syntaxis, zelfs in 't nederduits te bezigen niet zou kunnen ordentelyk sterven, en nog minder begraven worden, vroeg aan onzen weêrwolf, of hy dan meende, dat de menschen malkander zouden opvreeten, zo de geneesheeren de overtolligheden der animalien niet toedamden met mixtuuren, poeders, en conserven? 't contrarie is waar, gaf hy ten antwoord, want ik veronderstel, dat byaldien 'er geene Hipocraten waaren, dat 'er dan geene zieken zouden zyn, ik verspreek me, en wil zeggen daar ............. silentium, heeren! 't is een lapsus linguae, riep hy, doe 'er een glas te barsten wierd gelaggen. Na een weinig bedarens vervolgde onze rédenaar aldus, om te toonen, dat Galenus, en de dood malkanderen verstaan, zo let op deze historie: myn moeders grootmoeder was een vrouw, die veel met opsteigingen gequeld was, en als 'er myn overgrootvader geen raad toe en wist, dan bézigde hy in zyn plaats een jonge Doctor, die uit zyn vlasbaard bewees (gelyk zommige zulks uit hunne blaauwe beszen doen) gepromoveert te zyn, om de ziektens der wyven te soelageeren. Deze aankomende orvietaân wierd eens gehaald by een Gravin, die al te heet van complectie zynde door alle de koele Graaven van 't geheele land niet kon bevrugt worden, en nauw had hy 'er driemaal vier en twintig uuren by verkeerd, door een wel getemperde mixtuur te appliceeren, of zy had negen maanden van die tyd af te reekenen, al een doctoraal graafje overgewonnen, dat beter na onze geneesheer geleek, dan na zyn gepretendeerde vader. Nog op een zekere tyd gebeurde het in ons dorp, ik wil zeggen, stad, dat een zekere reizende paracelsist quam te logéren by een tapper, die geen overeenkomst van geest had met zyn vrouwtje, om kindertjes te genereren, waarom zy al drie pater nosters, dog te vergeefs van haar buurwyven had te barsten gelezen, dog zy had nog naauwelyks een mond vol salvolatile oleosum geslurpt van deze kunstenaar, of zy was met het grom, en zy verzag eenige tyd daar na het huis met een braave meid, die tegenswoordig nog op de zedyk alhier de goede lieden diend, om by nagt dat brood al wakende te bekomen, 't geen zy by dag verslaapt. Meêr staaltjes van dien aard zou ik u kunnen bybrengen, om de eer zommiger Esculapen voor te staan, waaren alle fatzoenelyke lieden niet overtuigt van een zaak, die ik door hem te verdédigen, slegts bederf. Ik wil niet ontkennen dat 'er geen knoeijers, brodders, en breekebeenen zyn, geenzints, heeren, want zo ik dit maar begon te contrariëren, zo zoud gy my op het lyf komen, of ik een Britta was, met het geheele Corpus juris van Doctor Crispyn, en dan was myn proces capot. NB. Verwagt per naasten het vervolg van dit dronkemans Sanhedrim. {==281==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 36 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 18. Augusty. Na dat 'er over het Corpus Juris van Doctor Crispyn meêr meeningen waaren gestempelt, als 'er notis variorum over Brita's verborge maagdom zyn gerezen, dewyl 'er ieder van redeneerde, als of het wetboek diens cabouters de eenhooren van Achelous representeerde, zo daalde onze hoogvliegende Duitzer uit de rocchel der geneeskunde in den quispedoor der hedendaagze Justiniaanen. Al had hy rhobarber, en zenuweblaaden gevreeten, nog kon hy geen meêr verfoeijingen gelost hebben over een faculteit, die hem eens hebbende doen steeken, door een solliciterende tarrantula, als een materia prima der krakeelen, zo had doen danszen op de spatie van een proces, dat hy 'er nimmer zou van afgeraakt gehad hebben, was 'er door klinkende munt geen melody geschraapt, om zyn kruis te verzagten. Ik geloof niet, borst onze Westphaalze metworst van den rooster, waar op hy zat, uit, dat 'er in de vier deelen der hel één eenige Advocaat, of Procureur te vinden is, en waarom dat? vroeg een Boeren Drost, om dat, repliceerde hy, byaldien zulks zo was, 'er geen één verdoemde in staat zou kunnen zyn, de eeuwige tormenten te verduuren. De verzekering van de blyvende elende der rampzaligen houd de ongelukkigen in een gestadige Aristotelize bevatting der gloeijende koolen, en dewyl zy die alle daag zo moeten slokken, gelyk de arme Clariszen den stokvis moeten kluiven, zo dunkt hun, dat de order, en de professie hunner Leer, en leeven eenigzints duldelyk is, dewyl zy die der munniken slagtende aan geene veranderingen onderworpen schynt. Bragten de Juris Doctoren de zielen om laag in de war door kettersze {==282==} {>>pagina-aanduiding<<} uitvindingen, ik zeg liever Cartheziaanze twyfelingen, waar door men nimmer weet, hoe zyn zaaken voor den regter staan, zy geraakten niet alleen uitzinnig, maar zy zouden het geheele raadhuis van Pluto afloopen. Ik heb heeröom vaak hooren praaten van de benédenste tormenten, en ik maakten 'er alle zoorten van pynbanken van door verscheidene spaanze geweldenaryën, van de goede catholyken in de Westindiën gepractizeert, om de arme heidenen te bekeeren, voor den dag te brengen, dog wat ik deed, of niet en deed, ik kon my door geen vreeze der straffen vroom maaken, voor ik in compagnie agérende met een voornaam regtsgeleerde, zo een schrik voor zyne proceduurkastydingen kreeg, die zelfs de booze tongen der wyven surpasseeren, dat ik liefde begon te gevoelen voor de rust, en de vreede. Laat my de geheele waereld liever berooven van al wat ik heb, en wat ik ben! riep ik uit, eêr ik ooit verval als een schaap onder de wolven. Dat latyn, ik zeg dat hottentots latyn dat weet, en dat kost my wat. Nu de Hémel zy gedankt, ik ben uitgebrand, dog hoe veel duizend gulden het my heeft doen verliezen, weet uwer aller dienaar best, die vry wat mercuriaal kwyl heeft uitgewaaszemd, eêr hy gezond te zyn wierd verklaard. Ik zal in twintig jaaren die kragten niet weêr overwinnen, die ik door hartzeer en verdriet in die zes jaaren heb verlooren, doe ik met de hoed in de hand myn eigen beul, en garden moest betaalen. Niemand der byzittende drinkelingen dorst onzen held meê, of tegens vallen, dewyl yder my aanziende (alzo ik daar ter plaatze onbekend was) voor de eene of de andere stadhuis rups, vreesde t'avond, of morgen eens te zullen vervallen in het schrobnet der begeerelykheid, dat zy veronderstelde aan my, beneffens aan meêr andere op de accademie geschonken te zyn, dewyl myn poeëtische viziönomie sterk synpatizeerde niet het karacter van een hongerige gier. Ik merkte aanstonds uit het oogen opslag van eenigen deze overwéging, en dewyl ik my wilde zuiveren van een brandmerk, 't geen my onregtvaerdig scheen te willen bezwaaren, zei ik: die manier van redenéring, myn heer, komt my niet onäardig te vooren, en ik zou haast zeggen, ik steek myn zégel aan uwe woorden, dog ik weet niet, waar men zal blyven met de pleiters, als zy voor de hel tot een ballast worden geschat. De hémel is te eerelyk om 'er de eigenbaat te logeeren, en wierden ze voor een {==283==} {>>pagina-aanduiding<<} veertig, of vyftig duizend jaaren in 't vagevuurverbannen, zo zouden ze, na de leer van de kerk 'er evenwel op 't laatste na toe moeten, want niets keerd van dien warmen test na de vergaderplaats der rampzáligen, maar wel door kóking, en opdamping tot den troon der gelukzalighéden. Hier stont mejonker, als piet snot, ik wil zeggen, als Hans Christoffel, toen hy zyn eigen rotting voelde op zyn lendenen bótzen, door den vuist van Swaanenburg. Een goede slokker, die ik geloove, dat te biegt ging by een minnebroeder van zyn eigene vrouw, vatte het zwaerd op, door te zeggen: als een pokkige ziel in dien kwylstoel der uitbrandinge zit, zo word zy zo zuiver, als de reine maagd Brita zelver is, die geen aards leeven meêr hebbende, het steeken van een moffen speldekop niet eens kan voelen, al boorde hy door vel, en vlees heenen. Een schadelyk Philozooph, die de werken van Spinoza had doorbladerd, gaf ter overweging, of de al te gierige deeltjes der procureuren, door haar scherpe en azynige aard haar zelven niet zouden opvreeten, en dus als van deelbaare in ondeelbaare vezeltjes verdwynende, zouden vervliegen als de malle pogingen der goudmaakers, dog hier tegens stelde een wyzere, dat de dingen die stoffelyk zyn wel verwisselen, terwyl de geestelyke wezens altyd dezelve bleeven, en hy voegden 'er by, dat het veel beter was eenvoudig de openbaaring der waarheid na te volgen, dan ze door loogenen te overdwarszen. Ik heb tot nog toe met vermaak, vervolgde hy, die critique op de regtsgeleerden gehoord, maar het zou my zeer verdrieten, by aldien men van aardige raljerie wilde vervallen tot profaane bespiegelingen. Deze woorden op zyn pas voortgebragt, stremde de geest van Macchiavel, en Hobbes, waar door onze duitze papegaai tyd kreeg te zeggen, wat ik heb gesprooken van de hel, heb ik maar by traditie overgenomen van een zekeren poeët, die by gebrek van brood zyn hollen darm vulde met klugtige sprookjes, en zotte vaerzen. Ik weet niet zei hy, voortvaarende, of 'er naast de advocaten wel schadelyker dieren in de waereld zyn, als de digters, ik zeg, wat meêr is, ik weet niet, of zy de solliciteuren in ondeugd zelfs niet overtreffen, want de laatste liegen om den broode, dog de andere doen 't enkel, en alleen om van gebrek, en honger te sneuvelen. Geen grooter haaters van hun zelve, als de rymers, want buiten {==284==} {>>pagina-aanduiding<<} de bespotting, die dat janhagel moet dulden van de wysaarts dezer eeuwen, zo zyn de beste zo dooroeffent in de armoede, dat ze te zwak zyn om den adem der ryken te kunnen verdraagen. 't Is ook om die reden, dat de grooten zo genadig zyn, dat ze hun voor hunne gaaven der maaten veiligen, als of het prezent aan een hedendaagze Apol de ondergang zou wezen van zynen geheelen Pindus. Ik hoop niet zei de prater, dat hier in de compagnie eenige voorstanders van 't Heliconse dolhuis zyn, die 'er over myne vryhartigheid mogten verstooren, want anders houw ik dit geüitte voor ongesprooken. Hoe kan myn heer, die anders zo wys is, zo mal vraagen? schoot hem een ryk koopman toe, die net wist hoe veel zestienendeelen verstand 'er nodig was, om een actie te doen reizen, of te doen daalen. Hoe zo? repliceerde de mof. Kan een geldelooze een pint commandeeren? Zou de palfrenier van een lamme pegazuschen ruin op een zestehalfs paard durven klimmen van zyn lempige schimmel, om hier een maatje haver op te doen? Zou de staljonge der muzen den beeker leegen onder de goden der Amsteldamze beurs? Neen, myn heer, eêr zal de gekke Hans Christoffel wys worden, eêr een digter op zyn eigen gelag zal durven trotzen in een kroeg der grooten. Ik wil niet zeggen, dat zy dan, of dan niet wel een aalmoes krygen, voor het evangelielezen der bruiloftsgezangen aan de deuren der gehuuwden. Geenzints, even gelyk de kuipers in hunne leerjaaren bestaan van op de zondaagen hunne les op te zeggen, zo hoepelen de ducaten, en de ducatonnen, die 'er overschieten van de rymende bedelrequesten de schraale duigen van een drieduits Flaccus, of een oortjes Maro, zo gestadig aan één, om de zielverkoopende comenysdirecteuren, die hun uitrusten voor den doodkist, te voeden, dat men niet kan zeggen, dat zy iets profiteeren van hun erbarmelyk papier verkladden. Al wat een vreier der zanggodinnen kan opbaggeren uit de maagdelyke diepte der muzen, is voor den bakker, en den varswater verkoper. En om u alles in eenen adem te zeggen, de pen van zo een kwylende laberlot is zyn koevot, en beneemt men hem die, dan is hy even zo gehard, als een moordenaar die het kruis met zyn billen kust, en daar meê is 't uit. Wie zou denken, revelde ik in myn zelve, dat een koopman zo staatkundig zou kunnen redenéren over de monarchie der zukke- {==285==} {>>pagina-aanduiding<<} lende pretendenten van den Apollonizen scepter? Ik wil wel bekennen, dat ik als een tweede Habakuk, by de hairen getrokken, in dezen dronken leeuwenkuil stond te kyken na dezen hollandzen Daniël, die de staat der poëten zo naby beschouwde, als of zyn moeder van de geest van Visvliet verschrikt zynde geweest, hem had gebaard voor een uitlegger der Pinduze droomen. Ik kon van conscientie wegen deze waarheid niet contrariëren, en daarom zei ik, dat het zeker was, dat zint men de gelukzaligheid van den armen mensch had beginnen te stellen in 't vergaderen der uiterlyke schatten, dat zint dien tyd alle de wysheid, en de hemelze deugden waaren vervallen. Hoe, repliceerde een man, die 't accent van een Quaker had gepagt, steld gy de ydelheid van een party vooze klanken op de lei der heilige invlietingen. Geenzints, myn vriend, sloeg myn ratel te rug, met een mennoniete zuinigheid, die my nog korts heeft bedroogen, want zo 'er een onder de zon is, die aan de meeste rymmanifesten met oorlof zyn hinderste veegt, zo ben ik het. Die dagelykze grollen, die wy met verfoeijingen bekladden, zyn niet alleen geheel ontbloot van geest, en leeven, maar zelfs zo koud, als het ys van de spitsbergen in Groenland, en die wat beeter schynen, zyn zo Laödiceês, en lauw, dat ik om te braaken geen kristal van antimonie, dat Doctor Crispyn aan zyn patiënten geeft, hoef te gebruiken, ô neen! een weinig arsenicum uit het peperhuisje van een onzer apothecariszen in rym is genoeg in staat, om my den lever te doen uitbraaken, met zo veel furie, dat geen Hans Christoffel in staat zou kunnen zyn, om 'er die, met twee warme bollen, gelyk hy aan zyn meid heeft gebakken, weder in te douwen. Appropo, zei een zekere snaak, die, als een beul, van zyn barbiers lancet leefde, wat is dat tog voor een kaerel, daar gy daar van spreekt? Ik antwoorde, myn heer, het is een compleete charlatan, die na de vorm, en de figuur van een leest niet alleen de maag en 't geheele gestel van een mensch wil afmeeten, maar die zelfs de ziel wil na gaan met schoenmaakers steeken. Hy heeft een zekere mistieke elst, waar meê hy de natuur verschalkt. Deze verkoopt hy voor de sleutel des afgronds, en ondertusschen is dezelve maar zo veel als het pit, dat in staat is om al de oly der lampen van die vyf dwaaze maagden, waar van hy een boek heeft gehekst, te doen {==286==} {>>pagina-aanduiding<<} verteeren. Heeft die knevel ook opgang in deze stad? vervolgde hy te vraagen. Ik zei van neen, want zyne actiën daalen geweldig, zint hy langs de weg van Luna, en Venus dagt te klimmen op den preekstoel van Apol. Jupiter zit deze Salmoneüs, zo men gerugten mag gelooven, met den blixem reeds agter de vodden, na hy op zyn zweedze kopere brug heeft staan ratelen met een lazarusklep van verontreinigingen, die de zoonen van Saturnus zo afschuwelyk te vooren komt, dat zy niet weeten of 'er uit een nar wel compleeter boosheeden kunnen botten, als 'er uit zyne takken spruiten. Ik stelde my in postuur om den heelen Hans, ten respecte des onderzoekers, als een andere Brita te ontzenuwen van zyne doodelyke vermogens, dog eene aan my onbekende waarnemer onzer discoerszen stoorde myne fataale pogingen, door zig aldus te laaten hooren: Ik heb van deze avond het geluk genooten van uwer aller ongelukzaligheden met hartzeer te verzellen. Dewyl myn noodlot niet, maar de wil des hemels heeft gewild, dat ik voor eenige uuren een deelgenoot heb moeten wezen van een confrerie, welkers praefect een compleete zot, en welkers medegenooten totaale gekken zyn. Even zo desperaat als de liefhebbers van den Schouwburg staan te kyken, wanneerze een deel niet noemens waardige acteuren zien ten toneele stappen, als kinkels, en boeren in de hedendaagze kermispakken der schraale marionetten, om voor kyzers, en koningen te ageeren, even zo geturbeert was de dorstige gemeente, toenze een zekere dwarsdryver hoorde een toon slaan, die meêr accordeert met de natuur van een Momus, of een berisper, dan met die van een Gnato, of een pryzer. Een zekere losbol, die zo vast zat aan de concepten des tyds, dat hy het onkennelykste der eeuwen vergat, kon niet laaten, toen hy zag dat alle de Democriten byna in Heracliten vervelde, of hy moest, met het accent eenes zydestoffenwevers den antagonist der malligheden te keer gaan. Wie meend die Tymon der Atheniensers, riep hy, dat hy voor heeft, die zo conversabel is om onder deftige lieden te verkeeren, als een heiboef onder de Parisiaanze matreszen der grooten? Denkt gy, dat wy het grondzop zyn van den disteleerketel der natuur, of dat wy onze mensheid hebben verpast voor de dierelyke eigenschappen der woede beesten? Ziet gy de aardigheid onzer vindingen aan voor triomfanten, en damasten van lucifer? Of meend de albediller der zeden, {==287==} {>>pagina-aanduiding<<} dat onze perpetuellen, van u afgeschilderd voor zottiezen, zullen verslyten door het gebruik uwer scherpzinnigheden? Eêr zullen de wyven verzadigt worden van de mannelyke omhelzingen, eer wy zullen ophouden te bewyzen, dat de el van een koopman ver surpaszeert den klepel van de verroeste klok der bedelende wysäarts. Neen, gy zyt dan wie gy zyt, uw haring braad hier minder op onzen rooster, dan die van Hans in de pan van zyn Brita, en daarom, waarzegger van den duivel, scheert u van hier, of zyt verzekert, dat gy zo tienden zult ontfangen van deze twee vuisten, dat gy met geen honderd Platonize plaisters zult knnnen in staat zyn, om die wonden te dekken, die u by het eerste repliek van myn gezegde zullen te beurt vallen. Ik, die wel zag dat de waarheid in een kroeg zo min huisvesting kon vinden, als in sinte Peters kerk binnen Romen, bediende my een wynig van een Sociniäanze dubbelzinnigheid, om de orthodoxie dezes koopmans te verstrikken, en vroeg, kan myn heer zyn verstand zo ver niet leggen aan den keten der bescheidentheid, dat hy ten weinigsten afwagten mag de uitbreiding, en het slot van dien ketterzen tekst? Is hier ieder niet een vry heer op zyn boetelje? en mag elke conclavist geen Paus verkiezen na zyn zin? My dunkt, schoon men het zelden ziet, dat op een concilium ieder Bisschop mag spreeken na zyn begrip, dewyl zyn weizer na het vorstelyk horologie moet staan, 't geen hem beweegt, dat het egter hier hoorde gepermitteerd te zyn, en schoon genomen dit verboden scheind op de congreszen der munniken, die in Babels conclave te zamen rotten, zo hoorden wy onderdaanen van bacchus te bewyzen, dat wy redelyker, dan alle de Stoïci, Peripatetheci, en Epicuren zynde, ons meêr overgaaven tot de onderlinge verdraagzaamheid, als die geene, die met de naam van Philozophen te zyn alle de boeren bedotten Ik kreeg door myn Jesuitize tong eenig vermogen op den vorst der onwetendheid, die aangestooten zynde van een twee drie hanszoppen van gedagten scheen geworden te zyn om het merg der Socratesse geduldigheid uit een pyp vol vergieny bladeren te zuigen, dewyl hy van zyn naabuurman een dozis tabak leende, om zyn kranke harszenen weder tot rust te brengen. Terwyl dit geschiede had ik tyd te zeggen, tegens den David Joris der vergadering, hoe kan myn heer zo met de deur in het huis vallen? en, zonder volgens de Rethorica te werken, zo plomp wezen in zyn Philozophize begindzelen. ô Door piano te {==288==} {>>pagina-aanduiding<<} avancéren, vervolgde ik, zo plant Mars zyn standert op de stormkat van Venus. Meend gy dat Hans met de eerste aanval genoegzaame bres heeft geschooten in de halve maan van Brita? Geenzins, myn heer, alle de toehoorders zyn geene happige Weeuwtjes, die hunne serviteuren dwingen tot den byslaap. 't Contrarie is waar, en daarom meen ik, onder verbetering, dat men nooit een Chinees beter tot het Christendom kan bekeeren, als dat men 'er een wynig van Confusius laat onderloopen. Naauwelyks had ik met Menno's teken te vertoonen, bewezen, dat ik tot koopen, en verkoopen gepriveligeert was, of hy, die zo wars was van de arglistigheid der slange, als Brita Beyer van de natuur der duiven is, viel my op het lyf met zo veel assurantie van spreeken dat ik verstomde. Meend gy, amice, riep hy, dat 'er aan het privaat der eeuwen nog wat te witten, en te plaisteren valt? Gelooft gy, of durft gy gelooven, dat ik tegens de placaten van den oppersouveryn my zou durven begeeven tot het opbouwen van een woning, welkers grond van te vooren ongeheit was? Geen Kakus onder de zon zal een timmermansbaas, die eerlyk is, beweegen om zyn eed hier in te breken. Ik weet wel, dat 'er honderd duizenden zyn, die om geld tegens de keuren des Lands huizen planten, maar ik weet ook wel, dat dat de ruïneerders, en ondermyners zyn der allerheiligste handvesten. Zint ik gezien heb, hoe men op vermolmde ruïnen der zondige natuur toorens heeft beginnen te vyzelen, om tot de volmaaktheid te klimmen, zint dien tyd nam ik dienst onder de waarheid, en die gaf my overal zo veel toegang tot de beste gezelschappen, dat ik 'er wierd uitgeschopt- Ik heb u, en uw soort al lang genoeg zien splinters viszen uit de oogen uwer medeburgeren, 't word tyd, dagt my, u met dien balk op uw lendenen te bonzen, die gy vergeet te kennen. Ik zeg nog eens, gy en deze heele vergadering zyt een party spreeuwen, en ik hou u voor een der slimste, riep hy, op my wyzende, om dat gy met een zekere Mennoniete bescheidentheid den spot steekt met alle waarheid, en deugd. Ik wil wel bekennen, dat ik wel kon voelen, dat ik nog in ver na zo verstorven niet en was, als Doctor Crispyn voorgeeft te zyn, dog dewyl ik wat beter opgevoed was, als een pothuisrekel, zo verkropte ik myn toorn, en ik begon myn vyand wat honing om den bek te smeeren, door te zeggen, dat ik my gelukkig agte eens een man ontmoet te hebben, die ten meenigsten professie dorst doen van zyn geloof, zonder te letten op zyn intrest: en ik voegde 'er by, 't was te wenszen, dat zy, die voor de waarheid scheep komen, dien zelven weg insloegen. Ja, schoot hy my toe, dat zou wel gaan, waaren 'er zo veel stukken van agten verknogt aan de deugden te beléven, als 'er mutzaarden, en brandstaaken vast zyn aan de verkondigingen des Kruisses. Ik wil wel bekennen, dat ik expres, om van dien kwastigen apostel iets meerder te vernemen, nog een half pintje commandeerde, en dat het my niet berouwde zulks gedaan te hebben, dewyl hy my zo troef op speelde, dat ik in steê van als een mens te vertrekken, voor beest den afmars sloeg. Een zaak die ik toekomende week, eêr ik weêr Couranten anatomiseer, u tot een slot dezer ontmoeting zal verhaalen, al zoud gy my alle uitlagchen. {==289==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 37 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 25. Augusty. Even gelyk de wolfswortel van Doctor Crispyn in den mond van zyn Bregtje versmelt, wanneer hy wel doorkauwt die gewenste operatie verrigt, waar na de honger des patients uitgaat, even zo voelde ik van tyd, tot tyd een zekere medewerkzaamheid mynes geestes stand grypen met de maatstok der tonge die myn oortrommel tot een byzondere aandagt bewoog. Hoewel ik van natuur met de meeste menschen een zekere gemelykheid bezat, waar door ik niet wel kan dulden, dat men my myne botheid demonstreert, egter had ik op dat uur een humeur dat zo toegevende scheen, als of het geboogen was, om het afdruk van dien spreeker te erlangen, die aan een vryborstige ader was vermaagtschap, ja wat meêr is, ik wierd gewaar, dat 'er een noodzakelyke stilte van meêr dan vyf jaaren wierd vereist, eêr men in staat kon zyn, om van een regte Pythagoras iets te verkreigen, 't geen strydig was met de aard der wilde dieren, Of de onbekende Wysgeer een Spiritus familiaris, of een zuivere Daemon had opgeknapt, weet ik niet te zeggen, want hy trof onzer aller ziekte zo net, als of hy, in de pis, trots een nieuwendammer geneesheer, uitgestudeerd, uit ons bedurve water kon zien, dat wy vry wat te veel van de boom van kennisze des goed, en quaats hadden gegeeten. Myne heeren, riep hy uit, na dat hy een drieling vol wyn super nagelum had gefept. De koude, en de ruwigheid van dien vrugt heeft uwe maagen niet alleen verslymd, verzuurd, en doorwormt, maar uw geheele bloed is zo zilt, en zo scherp, als of gy door een onordentelyke converzatie met de Delila dezer waereld, uwe Sampsonse kragt had verzwakt {==290==} {>>pagina-aanduiding<<} onder de speenen der Philisteinen. Ik weet niet, of gy wel vry zyt van de spaanze pokken der Inquisitie, want gy trekt uwe neuzen zo vies over de waarheid, als of gy reeds op het tipje stond om die aan een verkeerde orthodoxie te verliezen. ô De kweilstoel diend niet verzuimt, messieurs, want wagt gy langer den waaren kwik te gebruiken, zo zien ik u als zeedyks nimphen op de privaaten van Babel elendig vergaan. Een zeker heer, die driemaal na den lighaame, in steê van na den geest uitgebrand was, en van zyn genézing een beëdigde certificatie zynes orvitaans in den kop droeg, kon dit niet laaten paszeeren, dewyl hy zig liet hooren, dat hem dogt, dat een man die geen geld ontzag geen nood had op de veneraale oceaan aan zyn snavel schipbreuk te lyden. Ha! jonker, gilde onze paracelzist, ik spreek niet van de uiterlyke bederviug der menszelyke zappen, maar ik heb het gemunt op die Adamitize mazelen, die de waereldlingen zyn geschonken, zintze geboeleerd hebben met duizend tydelyke bespiegelingen, om de eeuwigheid te agterhaalen. Yder mensch heeft een eige bruid om 'er deugden by te fokken, dog in steê, dat men die zou omärmen, zo popt de reden met de vyandinne der waarheid. 't Blanketzel der valsche Philozophie bedwelmt den Theologizen man. Hy verbeeld zig, die ongebeeld moet daalen in de bron der verwonderingen, duizend genugten by zyn favoriet te zullen opdoen, en ondertuszen groeit 'er onder den hoepelrok der Carthesiaanze wikking een zekere onmogelykheid, die hem weêrhoud om leven te voelen. Dit toeval verwekt een verstopping der kragten, waar door de innerlyke senuwen, en buizen geturbeert, een verrotting causeeren, die door eb, en vloed des geestelyken bloeds circuleerende, het geheel gestel der ziele doorpriemen. Pas is dit geschied, ô Aristoteleszen van den boetelje, of de geheele smaak bedorven, door zout, en zuur, vind geen vernoeging in het wezentlyke voedzel, maar, verzwakt van honger, eet slegts met den verlooren zoon draf, voor kalfs zwezerikken. De meeste zwynen harders hunner driften blyven by den uiterlyken trog, als Weesper studenten, tot de slagter van alle vlees hun de keel afsteekt in 't midden hunner bespiegelende spoeling te slurpen. Even als een vilder de gestikte krengen op den schinderskar werpt, om ze aan de doggen voor spys te geeven, even zo leefd de tyd met de ballasten der eeuwen. Hy pakt 'er honderd duizen- {==291==} {>>pagina-aanduiding<<} den op den doodsbaar, die met stacie, en eer, langs den grafzark na onderen vaaren, om met hunnen penning te vertoonen, dat ze keizer Lucifers lyfeigenen zyn, en dienvolgende geregtigt tot de vuurige protectie van hunnen Prins. Ik zal van de dagelykze portien niet spreeken, die de domestiken van het onderaards sint Joris te beurt vallen, om dat de eeuwigheid den tyd buiten sluitende, belet onderscheid van uuren, en straffen te schetzen. 't Zal beter zyn, dat ik u verhaal, hoe zommigen uit het serail der lusten, en begeerelykheden uitzien na de waare mannin, die niemand aanneemt, als die los is van zyn zelve. De uiterlyke Philosophie, waar mede dat de reden heeft gehoereert moet sterven, zal de waare wysheid verjongen. Als uit de af van die Jesabel die jonkvrouw reisd, die een eeuwige maagdom bezit, dan doopt de Hermetische vogel zyn paradysveder in de bloedtinctuur van Eden. Dan natten zig Apollo's wieken in Luna's zilver. Dan voelt Acteön Diana's maan op zyn schedel. Dan weet de Jood waarom dat Moses van den kunstenaar met twee hoornen word verbeeld. Dan zit Japhet aan den kacchel, waar in Sem dat vuur stookt, dat de zwarte Cham verwiszelt in het Engelze kryt. ô Goden! die uwen Adeptus beweegt, gy weet wel wat ik zag, doe ik blind wierd. Toen myn proces tuszen myne vingeren verstoof, toen kreeg ik dien lapis in myn hart, die my de armoede deed keuren boven den rykdom. Met die reis ik langs de tyd na de eeuwige stilte, waar in die spiegel gloort, waar in ik de ziel der dingen beschouw, door het uiterlyke te verzaaken. Net, als een ziender uit zyn extasi reverteert in zyn romp, zo stond ik bedwelmt door de klepel van dien Delphoszen klok. Ik voelde een geluit in myn leeden, dat my voor een oogenblik doof maakte voor myn eigen taal. Had ik de stomheid kunnen koopen, ik had nimmer gesprooken; want in dat stip, dat ik stil was, bewoog zig iets in myn binnenste. dat ik niet magtig ben te pennen, dewyl het zelfs boven myn zinnen my verslond, toen ik niets begreep. Wie weet of ik niet een eeuw van een kwartier zou gebleven hebben buiten my, was ik niet door de alarmklep der byzynde Haarlemiten gedwongen geweest den stillen hemel, om de razende hel der likkebroêrs te abandoneeren. 't Was, of Stephanus van de smouszen weder zou gesteenigt worden, zo bulkten de Da- {==292==} {>>pagina-aanduiding<<} miäaten der stieren. Wie hoorden ooit een grooter koevoet bonzen op de deuren onzer gehoor? schreeuwden de drinkelingen. Meenje, mistike labberlot, Michas goden te rooven, sprak een bespiegelaar, die by den mantel van zyn paap had gezwoeren, dat hy nooit anders doen zou, als met een uiterlyke geloofsbelydenis de vloek des wets den bek te snoeren. Eêr myn Levi, die ik heb opgeworpen, dit toe zal staan, zo wil ik liever u, myn malle monsieur Sicchem met al uw rot vernielen. Onze Dina, bol, moet niet geschonden zyn, of wy barbieren u al uw poppegoed weg. Zouden wy de handvesten der Cartheziaanze philozophie verzaaken, om ingestorte Ideën te zuigen? dat zy verre! dan kenje, knevel, de maximen der hedendaagze wysgeeren niet. Wy zitten, als st... vliegen te aazen op den pruimen, en razynenton der meningen, met het ezels kinnebakken der bespiegeling, en blyven daar getrouwer by, als by het oeffenen der weldadigheden, dog komen nooit, als Origines deed, om onze gierigheden te capoenen. Zouden wy den Opperbaas verwagten onder den dienst der Mozaïze werken, en volbrengen de geboden der hemels? dan kenje geen regte bespiegelaar. Neen, wy zitten liever over de lollepot, waar op de nikker Laödiceize lammertjes pap even te warmen zet, als dat wy brandende met Emaus wandelaars zouden voelen wat het in heeft getingeert te worden door de oly der verrukking. Uit dat vet groeid geen geld, en daarom houwd Judas van geen liefde, en overgeventheid. Een zakje zestehalven te tellen op een anders verdiensten geeft klem aan myn geloof. Praat gy van het contrarie zo veel als het u lust, wy begeeren geen roozen, als 'er te veel doornen aan den struik pronken. ô! 't Is zo zoet in zyn eenzaamheid alles te wikken, en 'er niets van te beleven, dat het geen regte mistiek ter waereld zou gelooven. Vagebondeerd gy vry langs landen, en steeden met uitgebanne raizonnementen, die geen vet in den ketel van Eli's zoonen doen druppen, wy houden ons by den westphaalzen ham der domheeren. Die met een weinig mostert van Deurhof gebezigt maakt zonder weêrgaâ, en komt 'er een korsje pompernikkel van Piëtistery by, dan zouden wy onzen rykenmans overvloed niet willen verruilen vooruwe schraale delicateszen. Los van zinnen, en vry van bespiegelingen te leven op de melk van een zekere wysheid, die de reden niet en ken, laaten wy Lazarus over. {==293==} {>>pagina-aanduiding<<} Die wierd nog van de honden gelekt, maar wat rekel zal zig uwer erbermen. Al vield gy in de geut, myn hand zou u niet redden. Ik heb eens voor al beloofd getrouw te willen wezen aan de bespiegeling, en daarom heb ik den brui van de beleving. Ik wil wel bekennen, dat ik moeijelyk wierd over dit compliment, 't geen een man wierd toegebeeten, die voor de waarheid sprak, dog dewyl de dommekragt der vergadering door zyn geluit my diverteerde in myn wil om te antwoorden, zo wierd ik verpligt na de boevenklok te luisteren des door geluk gepromoveerden mofs, die byërde: kunnen de heeren, die hier vergaderd zyn, om onder de consumptie van een flesje wyn, of twee, heel Europa te weegen, als Minoszen, en Rhadamanthen, zulken taal dulden, als die herbarist van zeverzaad te grabbel gooid? Waar zyn uwe ooren, ô helden, dat gy niet en bezeft, dat die kaerel met alle uwe meningen lagt? Is men verpligt in 't concielie der Bagchuzen plaats aan Minerva in te ruimen. Hebje ooit gehoord, dat op de vergadering van Trenten een stoel wierd gegeven aan de waarheid, en zullen wy, die navolgers moeten wezen van onzer voorvaderen goedkeuringen, dit dulden? Ach! had ik die Janzenist op den keulzen bodem, ik zou hem leeren, wat het in heeft uwer aller baarden te scheeren. Ik noem hem met een haatelyken naam, schoon ik de zeggingen van de vent niet en verstaa. De hond pist, heeroom, aan uwe kerk, en daarom moet hy weg. Al had hy niet anders gedaan, als getoond, dat gy anders leeft, als gy belyd, zo heeft hy gezondigt. Wie onzer komt by den ander om te leeren? niemant. Wy willen leeraaren, en wie 'er tegens spreekt, moet uit de sinagoge der drinkers worden geworpen. Op dit laatste woord stoof de mof overënt, om te toonen, dat de botste oszen vaak de scherpste hoornen bezigen. Terwyl dat Ajax, en Ulisses vogten om de wapenen van Achil, zo dronken de Grieken een pyp tabak, en zeker was hier de tyranny van eigenbaat in 't eiland vreije keur opgevolgt, had ik niet opgestaan, en beginnen te roepen: Zullen de inquisitie princen hunne vuisten staan aan een man, die van al de waereld voor een gek versleeten, niet onderworpen is de censuur uwer Dominicaanze begrippen? Gelyk de duivel het hazenpad kiest voor het weiwater van een minnebroeder, zo stoorde furie des bloedraads weg voor myne vinding. Die mannen van oordeel zaagen hunnen misslag, toen ik hun in 't gemoed voerde, dat men de waare wysheid moest doopen, met de naam van krankzinnigheid, zo men haar wilde bewaaren {==294==} {>>pagina-aanduiding<<} voor de wrevel der tydelingen. ô! Van dat de waereld gestaan heeft, tot dezen huidigen dag toe, is Pallas versleeten voor een kakkelol der eeuwen, waar meê de verstandige bandieten poppen. Die kruishaaring der bedelaars zit op de stoep van Midas na serviteuren te wagten, en pas is 'er een geldelooze zwerver op den nagang van haar honger, of hy word van de ratelwagten gevangen, en voor goede prys in de kortegaarden der Romeinen opgebragt. Haar laat men loopen, want de wysheid is thans de kost niet waard, terwyl oom kool moet dokken, om dat hy tegens de gewoontens der vaderlanderen zig wou inlaaten in een proces, 't geen is afgekeurd by 't gemeen, door de wil der Leuvenze Faculteit, waar onder onze mof dienst had genoomen uiterlyk, na hy eerst gedezerteert, had voorgenomen van zyn belydenis te leeven, als Hans Christoffel van zyn pillen. Na dat ik dezen opregten David, door hem voor mal te doen versleiten, had bevreid voor de laagen van den valszen saul, zo dagt ik de waarheid zal nu ten weinigsten mondje toe speelen voor den loogen: dog even gelyk een jonge deêrn niet kan laaten na den serviteur te hunkeren, even zo weinig begeerde myne Diogenes den bek te snoeren voor de bulhonden der onwetenheid, want naauwelyks was 'er silentium gevloekt, of hy begon, daar ik het had laaten steeken, aldus: Het is niet van van daag, nog van gisteren, dat de waare Atheniënzize kippen van de valsze Platonize haanen zyn getreeden, ik wil zeggen, dat de innerlyke wysbegeerte van den verborgen Socrates, door uiterlyke wysneuzen is uitgescholden voor dwepery en fantastike malligheid. De historie van den onnozelen Abel, en de gaauwe Cain zal ik niet te berde brengen, want lieden van een duit oordeel willen niet hebben, dat men de waarheid uit heidenze, en bybelze gevallen teffens zal bewyzen. Om het beter te uiten, zy willen geen vermenging dulden in de theorie van heidenze en christelyke voorbeelden, schoon zy in de practyk niet onderlaaten die zo wonderbaar onder den ander te hutzelen, dat men vaak verpligt is te gelooven, als men den wandel der zo genoemde christenen beschouwd, dat 'er meêr den turk, jood, en heiden in uitblinkt, als de belyder des Euangeliums. De Leer van dat boek verbied ons den ander voor dwaazen te keuren, dog daarom word het niet onderlaaten. Ter contrarie die messieurs, die waanen tot het eerste gekomen te zyn, door na een zekere reden de dingen te wikken, en te weegen zyn hier in de slimsten. Beschouwd eens een man, die zeverzaad verkoopt op een verboode oeffening, en geef eens agt, of hy op die weinige bekwaamheid, die hy bezit, niet zo bars zal zien, als een boere jonker, die geen brood in den darm hebbende, egter om de rykste waterlander lagt. Let eens op u fyntjes, die de gierigheid, de geveinsdheid, en de liefdeloosheid hebben gepagt, en zeg my dan, of zy niet ruim zo pharizeüs zyn op die kwaliteiten, als de beschimper diens Tollenaars was, die regtvaerdig vertrok, terwyl de andere voor een innerlyke schelm, en boef reverteerde tot zyne Mozaïze bespiegeling, waar op hy zomtyds wel een wandelingentje buiten zyn zelven deed. Ik zou de Adepti der kroezen, en der bekers {==295==} {>>pagina-aanduiding<<} nog wel meêr exempelen kunnen toeduuwen, dog dewyl yder vau u allen zo wys is, dat hy my voor eeu zot begroet, om zyn eigen dwaasheid te verbergen, zo zal ik, als een gek, op uwer aller verbetering nog een glaasje leegen. Zo als onze geparuikte, en gedégende Democriet na zyn kannetje meende te vatten, verwiszelde hy bykans in een Heracliet, want een zekere Arminiaan, die anders sterk voor de verdraagzaamheid altoos had gepleit, wierd op dit oogenblik zo balloorig, dat hy een toebakskonfoor meenende te grypen, om den waarzegger 'er mede tot een logenaar te maaken, juist, door een heiligen yver zyn poot in den warmen kool stak, waar door hy als uitzinnig schreeuwde, dat hy geloofde, dat deze vent met den duivel bezeeten was, en dat 'er die met een braave rotting hoorden uitgeboent te worden. Waar zeven likkebroêrs vergaderen zyn doorgaansten minsten zes Bekkeriaanen, is 't niet in begrip van zaaken, zo is 't zeker in de uiterlyke belydenis: en deze, of het wezen wou, sprongen in de bogt voor den zathan, door hem te ontkennen. Door deze contraversiën op den bierbank, kreeg de vreemdeling, zonder een contradans van stokslagen te zien huppelen op zyn ribben, kans zyn gelag te betaalen, dog de hospes, die een perzoon was, die by een dubbeld krytje belofte had gedaan van zyn huis voor te staan, verzogt hem met een herbergiers compliment, en dat valt doorgaans wel wat mofs, of hottentots, dat hy na dezen niet geliefde weder te komen, alzo 'er anders periculum in mora zou zyn, dat 'er zyn tappers tabernakel zou uit zien, als een Janseniste vergadering onder de Paters Jesuiten, te weeten zonder klanten. O caput lepidum, schreeuwde ik, wat leefje met dit lepidum caput! dat is te zeggen: wat is een ingebeelde wysäart een verdriet voor de regte philozophen! De voorgenoemde latynze schoolbul, die volgens de regulen van de grammatica, en de syntaxis zelfs kinderen meende te genereren by een nederduidze vrouw, als hy na de constructie van het masculien, en het feminien gezonde aardwormen dagt te fokken, schoot my op dit zeggen op zei over de comediën van Terentius, dog alzo de latiniteit van dien knevel tot de hoogste eloquentie was gerezen door het verörbeten van dien zondags penning, die hem zyn zuiglam voor het opzeggen van zyne eens weekelykze les had verëert, om een pindje te neipen, zo repliceerde ik, dat ik tot nog toe, maar halverwegen gestudeerd in den wyn, niet in staat was om over de grandeur der taalen zo te hartuweeren, als 'er tot zyn professie verëist wierd, Bloed! lezer, had je die baviaan, en zyne trotze gebaarden over dien lofgeving aangezien, die hy van ons verkreeg, je zoud gemakkelyk uit de stuipen van dien eene hebben kunnen leeren, hoe de andere letteruilen aan een compleete zotheid geraaken. Maar zagt, daar is my zo even geleeraard, niemant voor mal te begroeten, zelfs geene praeceptores, nog magistri, die anders veeltyds de canaalen zijn, waar langs de pedantereiën in reijen, en gelederen, om de jeugd te occupeeren heenen trekken, en om die reden ben ik van advys, dat {==296==} {>>pagina-aanduiding<<} men de minst eerelyke leeden de meeste eer aan moet doen. Had ik den mantel van Sem en Japhet te baat, ik zou vader Noach zo digt toe bakeren, dat geen Cham in de waereld zou merken, waar het de school Dioniezen schort. Nu heb ik die niet, en daarom laat ik ze in den trog der taalen wentelen, als Hans Christoffel doet in Britjes paardenkreb, zullende u, voor ik deze deur grendel dit nog tot een slot toevoegen: dat ik als uit één mond van de geheele byzynde compagnie hoorde zeggen, dat zy liever duizend jaaren wilden te drinken zitten onder den lommer van dien geävanceerden mof, die wy te vooren hebben afgeschetst, als een vade mecum der hedendaagze geesten, dan dat zy met één dag dorst te lyden zouden prophiteeren van de allerkragtigste hartsterkingen, die uit de verlogening der hedendaagze overleveringen worden gestookt, wanneer men, als een bekwaam Alchimist, van de grootste elementaare beuzelingen de superfynste abandonering aller uiterlyke raizonnementen trekt. Een Socintaanze dwaalstar van het kooren firmament der Amsteldamze beurs, was van advys, dat men in alle de zakken van Jozephs broeders zulken zilv'ren beker niet zou vinden, al zogt men een jaar, en zes weeken als die weggesloopene voor gaf, dat er vereist wierd, om dat druivenzop te leppen, dat aan Edens wynstok groeid. Ik ben zo wel, als de beste de omnibus aliquid, sed de toto nihil, dat is te zeggen, scherpzinnig genoeg om door een quid, pro quo, dat is, door een klaare betooging, myn reden te doen gelden boven het geloof, vervolgde de Rensburgze Apostel, dog om myn perzoon, goed, en leven te waagen voor de begrepene dingen is het werk niet der hedendaagze broederen. Deze woorden verwekten een generale zalvo uit glaazen en kelken. 't Was lang leeve de burgerlyke gezelligheid der gevoegzaame zielen! door de trouw, die Midas verschuldigt is aan de klanken van Pan, zo groeijen, en bloeijen onze ooren tot aan den hemel. Hier door nader aan de steilte, dan aan de diepte, zo is men ontfangbaarder voor verheve, dan voor nederige dingen. Apollo doet zyn gevoeg in onze lepels; de zon pist zyn dauw op onze mond, met een woord, wy zien by de eeuwige kaars, dat de nagt, en de donker goed zyn voor verborge uilen, en muggen, die het voor een geluk rekenen, door een onzekere weg, op hunne twee vermolmde krukken van geloove, en hoope voort te scharrelen na een zekere verborgene liefde, die wy geen van allen kennen, nog beleeven. Ons diend wat anders, niet waar, myn heer? vroeg my de voorzanger van dezen tempel, en ik antwoorde voorzeker, en terwyl niemant mijn meening in dezen verstond, zo scheide wy elk met een byzonder begrip, en voornemen van den ander, om tot voorbeelden der Lezers dezer drie agter den ander volgende bladeren te verstrekken, die wy vast stellen dat even zo zullen doen met den zin van Momus, als de genoemden met ons hebben gedaan. {==297==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 38 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 1. September. Even zo min als de Engelze doggen vragen naar het blaffen van het Bollogneeze Reutje, 't geen nog voor zyn dood hoopt op een koninklyk kuszen te slapen, even zo min aandoening heeft de altaar van de allerheiligste roos van den weikwast van een verschrompelde Paus, waar van de koffiehuis bybel gewaagt, daar hy zeit, dat de vorst der Dominicaanen in de kerk van Minerva de functie heeft verrigt. Op welke wyze dat de angel van een oude bei met zo een geurige bloem leeft, zullen wy verzwygen, dewyl ons dunkt, dat een zaak van die natuur te pennen voor jonge lieden te belagchelyk, en voor gryze stompers te beschreijelyk zou voorkomen. Wy zullen ons vergenoegen ter overweging der Lezers te stellen, of het niet een byzondere staatkunde is by de bovendryven de Religiönariszen, dat zy de domste kruinen met de verstandigste mutszen hullen. Snaaken, die over de natuur van een glas wyn, of bier beter kunnen redeneeren, dan over een bottel Aganip, te verzien met den helm van Pallas, is een stukje, dat bekwaam is de meeste waereld te bedotten. Athenens tempel aan Midas te offeren past beter voor Marsias, dan voor Apol, die, zint de eeuwen hunne lakkeyën begunstigden met de beste officiën, zyn vilders beneficie is ontnomen, om 'er de boksvoeten meê te geryven, die met het speldingsrietje van Siringa's a, b, c, de ooren der menszen zo verdoven, dat zy pas meêr in staat zyn, om een ongewoonen geestklank te verduuwen. Ik zou my breder kunnen uitbreiden over deze Dominicaanze stof, waaren eenige liefhebbers niet van advies, dat ik meêr stigting onder de Pannen zou verwekken, door Dou- {==298==} {>>pagina-aanduiding<<} dyns korte aanmerkingen te volgen, dan door de Swaanenburgze uitbreidingen eenige wynige opmerkende zielen te verschalken. Een weekelyks Autheur moet, zeid men, ten respecte van zyn kalanten een compleete poesjenel zyn, dat is, hy moet zyn theäterpakje zo met alderhande lapjes, en koleuren doorweeven, dat een redelyk schepzel pas kan begrypen, hoe het mogelyk kan zyn, dat één en dezelve man tot zo veel rollen teffens te speelen kan dienen. Dog dit overgeslaagen, om te Doudyneeren, of verscheidentheden te anatomiseeren. Dat alle de Dames van Europa met den Allerchristelyksten Koning wel een piquetje zouden willen speelen, met verlies van honderd pistoolen, mits de vermeerdering op haare pensioenen genietende van een 50000. Ecus, word byna van niemand gecontrariëert. Op een genereuze overgaaf volgt doorgaants een heldhaftig present. Hoe grooter Vorst, hoe edelmoediger daaden. Dit zien wy in Lodewyk de XV. vervuld. De Gravinne van Thoulouze had de eer haar beurs voor haar Monarch open te stellen, die 'er maar een wynig uitnam, om 'er meêr in te storten. Verheeve Princen trekken nooit voordeel van hunne onderdaanen, als om ze te meêr te verreiken. Als de zon, het zinnebeeld van den Franzen Alleenheerzer, het vogt van de benedenste elementen, gelyk een puttertje opheisd, en uit den vingerhoed der natuur peuzelt, zo stort dezelve, als een uitgewronge spons, den gouden regen naderhand weder neêr in de gaapende Danaë der dorstige aarde. Doet Caesar eenige dienst, Soldaaten, zal hy niet heilig, als Jupyn, zyne helden beloonen? Toen Maro zong, op Latynze nooten den lof van Augustus, toen veranderde hy al zo wel van een paardensmit in een hoveling, als Crispyn is verwiszelt van een schoenmaker tot een doctor, door de goedgunstigheid zyner Mecaenaten. Het gemeen, te weinig voorzien met adelyk bloed, leeft anders met zyne kruiërs, ik meen de Poeëten, want de dagelykze verstanden weegen de lofgedigten niet met een centener twee drie, maar met een gryntje, 't geen pas een compliment van een dankzegging zwaar is. Waar het vlugge bryn der ingezetenen word vet gemaakt op het koopmans boek, daar word het zo leivig, en dik, als of het met een mug over de bezitting van een rankpostuur zou moeten procedeeren. Byaldien ik voor een wys man begeerde te paszéren, hoorden ik nooit geld te {==299==} {>>pagina-aanduiding<<} willen maaijen voor een bruiloftsvaers, waar geen genereusiteit te vooren is gezaait geweest. Eêr zal een weerelooze mennoniet op de vereering van een konkel 'er zyn party drie in de plaats schenken, eêr een gierigaart het hart zou durven hebben van te denken, ik behoorde ten weinigste een aalmoes te geven aan de rampzaligste der tydelingen, verstaat hier door de hedendaagze rymers, en lymers. Hecl anders zyn de voorstanders der kunsten, en der wetenschappen, want die belouïdooren, als kleine koningen, de beurzen der schaamele Poeëten, die thans meest zo ryk zyn, dat zy met haar Pegasus uit eenen bak met de greetigste honger dezelve paarden te vreeten hun niet en schaamen. Gaat van de Parnaszelingen, Lezers, vry over tot alle verdere Faculteiten, en Kunsten, en let of de ryke man wel een duit voor die Lazaruszen over heeft, die van hun geesten, en niet van hun pooten moeten leven, byaldien hy ze juist niet nodig heeft. Even gelyk een Philosooph speelt met zyn matres, even zo handeld Midas met den wysgeer. De eerste vult geen van de twee beurzen zyner favoriet, dat is, hy is in geen staat om met kragt, of geld haar te verkwikken, en de laatste meent, dat hy voor zyn zuuren arbeid van die Madame nog een bedankje toe behoorde te hebben, wiens Philosooph vaak na den hemel tragt te steigeren, op de twee overgewonne hoorenen, die hem zyn bedëngel gulhartig heeft geschonken, om dat hy meêr houdende van Apollo's glans te bespiegelen, dan Diana's halve maan te bestudeeren, even zo bekwaam is tot de huuwelyks legenden te lezen, als Brita tot het veertig daagige vasten. Momus, je moet je jongens Doudeynen, en daarom zing de wiggen al weêr met een ander deuntje in slaap. 't Is immers evenveel, wat je verteld, als 't maar geduurig wat nieuws is. Fiat, men heeft binnen Napels ten toon gesteld de Hardersstaf van sinte Pieter, waar meê hy de H. Aspremo heeft genezen, als Swaanenburg die van Ludeman heeft gedaan, die, 't is wel waar, zo wel niet, als de eerste tot Bisschop daar door is ingeweid, dog 'er egter zo snede is gepromoveert, dat hy geen academie nodig heeft, om op het verzoek van in het Duits geëxamineert te worden, een bul van zyn doctoraale onwetendheid te haalen. In Italiën admireert men heiligen wandelstok, waar meê de eerste Apostel heeft gereisd, zo het anders waar is, dog in Holland leggen een deel hazenkoppen {==300==} {>>pagina-aanduiding<<} den moffenknuppel op het secreet, en snyën 'er alle daagen even zo veel af, als 'er vereist word, om den podex 'er meê te potzen. Verscheidene lieden houden zyn kwastige rotting voor een stopmiddel tegens den loop. Andere zyn van advies, dat hy dienstig zou kunnen zyn om 'er den théketel op te kooken, die de voorloper is onder de Amsterdamze wyfjes van den brandewyn, en den jenever. Nog worden 'er gevonden, die meenen dat hy een praeservatief zou kunnen zyn tegens alle ketteryën, en zy geven tot reden, dat de onhebbelyke geestdryvery, die 'er in verborgen zit een zekere kragt cauzeert, die de menschen noopt van duizend zotte concepten, eigen aan de separatisten, weder te keeren tot de algemeene universiteit der bovende dryvende waarheden. Nog zynder, die zeggen, dat zy die verwarden harderstaf aanzien, als een nieuwe zinte peters ring, waar aan de twee sleutelen van rasp en spinhuizen vast zyn, waar mede dat de boosheden worden geteugeld, met een woord, daar worden meêr notis variorum over toegetakeld, als 'er verëist worden, om voor wind, en stroom naar het dolhuis te zeilen. Zelderemcnt! wat zitten myne lezende kabouters nu stil in den koffyhuis kakstoel, nu ze papa zo hooren variëeren van deunen! Ik zal myne aapjes, als hoofdbaviaan nog de ribben hunner harszenen indouwen, uit klinkklaare liefde, zo ze zo voortgaan te luisteren na myne arabize nagtvertellingen, als zy tot nog toe hebben begonnen. Halte! geen voorreden, zeggen de dames, maar vliegende tot den tekst, als 'er een weinig van de liefde word gereveld, en daarom treeden wy van onze zinte Christoffel, alhier na den H. Lazarus van Israël. De laatste na den lighaame tweemaal gestorven zynde, gelyk de eerste na den geest dubbeld dood gelykt, is korts, volgens de vertellingen der oude wyven opgebaggerd van onder den grooten altaar in de hoofdkerk van Autun, in Bourgon. diën gelegen, en dewyl 'er aan den romp van zo een heilig vry meêr gelegen schynt, als aan een millioen zondige zielen min, of meêr, zo laat het zig aanzien, als of men dat geraamte geerne zou willen promoveeren tot een publieken afgod, om van jan, en alleman aangebeeden te worden: en om de ongeloovigen den bek te snoeren heeft men 'er vry wat papieren, en opene brieven by gedaan, ik wil zeggen, by gevonden, waar uit die Romannieke vertelling zo klaar blykt waar te zyn, dat 'er niemant daar te lande {==301==} {>>pagina-aanduiding<<} tegens zou durven spreeken, of hy moest zig zelven oordeelen Inquisitie vast te kunnen wezen. Schoon genoomen dat deze heele parabel in steê van loogen nu al eens zeker was, wat kragt zit'er, myne goede catholyken in zo eene slimmere stokvis, als de mumie der Egiptenaaren is, die nog nuttiger in de apotheken word geoordeeld als het schoenpik van Doctor Crispyn? kan een caput mortuum, waar uit de ziel is gedezerteerd, een hangebast bevryden voor den galg? is 'er pit in een magere moord, om een jonge deêrn aan 't leeven te helpen, dat Bregtje in den dood heeft gevoerd, door den dolk van meester Hans? Kan men door een gierige honger goud zuigen uit deze lapis stultorum der bedelmunnikken? Kan een christelyk gemoed haar voedzel haalen uit vermolmde beenen? met een woord, is 'er aan den drek, en den afval der natuur zo veel gelegen, dat de honingby der ziele, door daar op te bikken in staat zou kunnen geraaken, om als een andere Enoch met G.. te wandelen, en niet meêr te zyn? Vergeeft het my, papouwen, dat uw dienaar zo geus is, dat hy om van die narrepotzen af te raaken, van snaaren verwiszeld, om niet voor een domestiek van het groot ondermaanze lazarushuis begroet te werden. Had ik daar geen vrees voor, ik begon grooter oorlog, als de Jezuïten tegens Janzenius hebben gezwooren, om dat hy, door troef op te flikken, de kerk zogt te bevryden voor geduurig den beest te zyn, in spyt van die valsze speelders, die de kaart zo moffelen, dat het wel een half mirakel schynt, als 'er één den dans ontspringt, die niet met een ledige beurs van waarheid, en deugd verzien na het Elizéze Oost-indiën trekt, om warme peper te haalen. Was deze togt niet te droevig, ik zou ze voor u allen pennen, die liever met baggatellen gepaaid wat vrolykers verwagt. Gelyk als een waal, hoorende spreeken van de delicateszen der wysbegeerte, die afmeet by de geur van een knoflook, zo wikt men binnen Italiën, en elders het geloof, en de werken der heiligen, na de begrippen dier pretendenten, die bevoegt waanen te zyn tot koningen, en vorsten van de monarchie der waarheid, welkers rykstaf alleen bestaat in een galg, of een brandstaak re verduuren. Die tot de regte steilte der wysheid zyn gesteegen agten minder een zo genoemde miraculeuze genezing aan een zieke, door een kwakzalver gedaan, dan het innig gedrag van een zondaar, die door ver- {==302==} {>>pagina-aanduiding<<} borge boete, en bekering tragt te steigeren tot de volmaaktheid der liefde. Hoe zuiverder de ziel is in haar geloof, hoe ze minder na buiten weid. 't Is 'er mede geleegen, als met de decoctie der mage, die hoe ze beter inwendig werkzaam bevonden word, hoe ze minder hette na buiten zend Het hemelze manna geeft nooit meêr voedzel aan den eeter, als dan wanneer de verborge warmte al zyn kragt inspand, om 'er mistice van te profiteeren. Wy willen niet zeggen, dat 'er geen vrugten aan een levende boom te vinden zouden zyn: het contrarie is waar, dan al wat innerlyk banketteert, schaft naderhand kragt aan de leden. Maar wy oordeelen, dat een geduurige honger, en een blyvende verzadiging pas tyd vinden om na buiten te wandelen. 't Is om deze reden, dat wy uiet kunnen accorderen met die canonizatien der heiligen, die de Pauzen knoeijen. Men vist doorgaans by blinden na oogen, om 'er door te zien wat waar, of vals is. Een mirakel te pleegen is geen daad, die een heilig alleen past. Judas heeft 'er ook verrigt, en 't was geen der geringste tekenen van zyn meêr, dan gemeene geest, dat hy om een hand vol geld de hardiësze had de deugd te doen kruiszen. Doe Mahometh met een loogen de waereld afliep, was hy zo wel een tovenaar, als de Egyptize paapen, en ik weet niet, of de Löjolisten geen knappe koordedanszers zyn in de magia, terwyl zy met een pols van pauszelyk bedrog kunnen huppelen van Europa, tot in Azia, Africa, en America, en daar voor een deel erweten, en boonen der roozenkranszen weeten te ruilen de meinen der Ooster, en der Wester Indiën. Zinte Xaverius bakten 'er daar meêr kunsten meê, als Lambert ooit hier met zyn dopjes heeft verrigt, en daarom zit hy ook voor een star, aan den Roomzen hemel te koekeloeren als een uil, die de mindere vogels, door zyn lymslang bedot. De contramineerders van Momus bastionnen, en stormkat zullen veelligt al weêr zeggen, je doudynd niet genoeg met scherpzinnige slaagen, terwyl je buiten de courant periöden wild roezemoezen in een deel baggatellen, die niet tot tydkortingen dienen. Maar wy antwoorden die legerknaapen der botheid met de stinkpotten der wysheid, dat even de nouvellen ons de weg hebben gebaand tot dien slag. Als ik merk, hoe de glorie van Barbarigo in de weêr is om den afgestorven Cardinaal van dien naam op de lyst te zien der {==303==} {>>pagina-aanduiding<<} Roomze wondermannen, door al de waereld om te koopen tot verklaringen ten voordeele der dooden, dan kan ik niet wel onderlaaten om met een schorpioen staartje de hovaardy der paapen te steeken. My dunkt daar zyn reeds spooken genoeg om de menschen te bruijen, al practizeeren de contra bekkerianen geene nieuwe. Dog wat zal men zeggen, elke duivel begeerd een lucifer te zyn, en daarom zyn alle munniken heet op een goede naam, en een vetten rester. Die galanteriën zyn aan de canonizatiën der ezelen vast, en daarom word een langoor eêr Paus, als een poëtizen henkst; inzonderheid, als hy aan zyn zaal, en toomen kan bewyzen, dat hy een gemakkelyken tret heeft, om 'er meê van de aarde ter helle te reiden. Als 'er zulks aan gespeurd word, dan verklaaren de getuigen, als in faveur van Barbarigo reeds is geschiet, meêr, als 'er vereist word om een grooten heilig te broeijen. Zommigen zweeren, om een hand, vol goud, dat een gortig varken gezond is, anderen daar en teegen verzekeren, om een offici, dat de vroomste vrouw met den duivel is bezeten, schoonze nog maagd zynde, nooit heeft gebukt voor den Moloch des doctoralen schoenmakers. Ik zwyge nu van de botterikken, die voor een sancta Bregitta een kaars aansteeken, die gecomponeerd is, volgens Jacob Böhme, uit sulphus, Mercurius, en Sal, om de waardy van een ingebeelde vreugde te agterhaalen. Dog voor deze reize genoeg van de metamorphosis der dieren en menschen, zagt, ik zeg der menschen in beesten. 't Word tyd, nog een baggatel op te zaagen. Als de vliegenvangenden keizer Domitianus geen juffers kon vlooijen, dan luisde hy de heeren, en als de ridder van zint Joris het laggen te huis verveeld dan doet hy ordinarie een speelreisje om aan het huilen te raaken, en pas heeft hy als een mater dolorosa, & lachrimosa het treurspel van de zeven weën op zyn schots afgehaspeld, of hy springt op den triomphwaagen der liefde, om te proberen, of 'er ook kans voor een Martiale huilenbalg over is, om in de armen van mileddi Venus te reconvaleszeren van zyne vrugtelooze pogingen. Naauw heeft hy de fortuin van madame Es van vooren by het hair, of hy word zo coeragieus, dat hem dunkt dat hy de vlam van Etna zou kunnen verduuren, en ondertuszen komt het op een lepel dodelyk vog uit. Naauw is dat gebakken, of hy verteld onze lieve vrouw een sprookje van 't rood kousje, mits con- {==304==} {>>pagina-aanduiding<<} ditie, dat zy hem dog zou helpen aan een stukje wit kryt, om 'er het gelag meê te rekenen, dat de Paus en de goede catholyken hebben verteerd in de kroeg van zint Joris. Dog dewyl hy niet verder is geävanceert als tot den regel van drïen, in 't gebrooken, zo wil de heilige moeder den Socia der Stuarts in 't engels niet antwoorden, waarom hy, als een apotheker een quid pro quo uit haare Roomze vertellingen opnemende, straks al weêr met een duivelze vaart voortgaat om de novo te probeeren, of 'er volgens de philozophize gronden van Heracliet middel is in een Ierzen Democriet te vervellen. Dog eêr hy zulks onderneemt, roept hy 't Hoog, en Lagerhuis, dat is de mannen, en wyven van zyn Don Quichotze doeningen doorgaans by een, en na dat hy de beurzen der heeren heeft gemolken, en die der juffers gevuld, zo treed hy op zyn Ronzinant verzeld van den getrouwen Sanche, inbeelding genaamt, om tegéns dien molen te vegten, waar op zyn papa het kooren der burgers, en der boeren plagt te maalen voor zyne hongerige domestieken, en Ignatiaanzen biegtvaâr. Dog naauw krygt hy, volgens het noodlot der broekenscheiters, een gons van den wiek, of zonder 'er de een, of de andere Doctor Crispyn na te laaten kyken, zo reverteerd hy, als een Amersvoordze keidraager weêr na de heerlykheid van Romens Mancha, om met de opperpriester Benedictus en de barbier meester Klaas te overleggen, of 'er geen kans is, om door weiwater en een weinig extractum catholicum petri de betoverde avontuuren re herscheppen tot vorstlyke vastigheden. Dog dewyl zyn genade een cartheziaan is, en de Paus een Aristoteles van de Dominicaanen, zo wil de twyfel van de eene niet hotten mer de verzekering, die de ander kraaid, en dus doende schynt 'er geen andere hoop over te schieten voor den doolenden Ridder, als dat hy, door zomtyds een Avetje te lezen onder de hoepelrok der heilige zusjes zyn bedroefde figuur ziet zo veel her hoofd op te houden als het de catrollen van zyn geest toelaaten, en daar meê meenen wy van daag voldaan te hebben aan de tyding, die zegt, dat de doodëeter van Albano op weg is, om als een tweede Eneas met zyn paar huisgoden, die hem de natuur heeft geschonken, te onderzoeken, of 'er de eene, of de andere Britze Lavinia mogt behekst worden, om hem cum suis op te happen: dog dewyl zyn gewaande majesteit in de geuzespreuk audaces fortuna juvat, dat is te zeggen, de galg is voor de ongelukkigen geen lust heeft, zo vertrouwen de meesten, dat het zal uitdraaijen op in magnis voluisse sat est, dat is: stuurd een kat na Engeland, hy zal miauw krollen, als hy weêr by zyn bonte poesje komt. Advertentie. Tot Amsterdam, is by de Boekverkopers alom me te bekomen: Hans Christoffel Ludeman, afgerost door syn eygen Harderstaf, die hy gebesigt heeft tegens de Magistraad der Stad Haarburg &c. &c door W. v. Swaanenburg, den tweeden Druk NB. Zo 'er nog ymand van wil gediend zyn, die moet zig haasten, also deze Druk weer uytverkogt, en weg is, en 'er geen derde op zal volgen. {==305==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 39 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 8. September. Apollo vreev nog naauwelyks den slaap uit zyne oogen of hy wou Aurora te lyf, om dat ze los 'er getakeld, door den ontblooten boezem voorzei, dat 'er een overspeeligen dag te verwagten was. Tithan, te jigtig om een minnewetje te zaagen, had zyn morgenstar, by 't misdeunen, niet eens geweikwast, waarom die hemelze vertaal den aszenwoensdag meende te openen, met een west-phaalzen metworst, dog aan het geheele firmament niet eenen Guliker, Zaurlander, of Munsterze hannekenmaaijer vindende, wiens dodelyken zeiszen in staat was om 't leven te treffen, dat haar verzelde, zo viel zy van den os op den ezel, en liet haar van den choorpater des ligts even zo belezen, als of zy altoos voor non agter den dyk geloopen hebbende, door te vallen en te blyven leggen aan al de waereld de holle wortel der opstanding wilde demonstreren. De pyl, dien Pythius wel eêr bezigde, toen hy het vroegste monster wilde doorpriemen, sprong bykans van den boog, en was 'er geen alarm geketeltromt, by den Martialen aanval, de dageraat had zeker na negen wedloopen der maan in den kraamstoel gaan koekeloeren, om trots een Lodsuiner krab even zo veel vrolyke rymkreeftjens te werpen, als de andere bedroefde zeegarnaalen heeft gegromd. Weg met het verkeerbord, riepen de uuren, en daar meê wierp Delius fout. Papâs twee dobbelsteenen konden mama niet helpen, toen Midas het spel schutte. Wat staaje hier boven te bruijen? gilden de raderen van den tyd, onder leid, by dit en dat, uw Schouwburg overhoop. De Grieken zyn gesprongen in de erven der Trooijanen. De greize Priamus, met zyn vyftig heldendigters {==306==} {>>pagina-aanduiding<<} worden gecapoend door het lubmes van een deel vagebondeerende liedjeszangers. Die leven, beget! met de maagdom van Melpomené, als of ze op de zedyk in kwartier voor dragonders gezonden de hoeren zouden ondertasten met den dolk. Met een Frans strykade willenze de phiool van Cliö verpoozen. De deêrn slaat een geluit van den drommel, nu de schooljongens meenen te volstaan met hun les op te zeggen. In steê van op pypkaneel en nooten-muskaaten van Parnas de negen zusters te vergasten, zo tracteeren de bloedbeulingen de meisjes met knoflook, en uijen der luikerwaalze domeinen. Die stank hoe onlydelyk, was nog te verdraagen was de carwagie geen meester van 't tooneel. ô Schurfte eeuw wat beleeven de tydelingen! 't is uit met het aloude groots, nu de marionetten aan 't harlequinen slaan. La Lauses actien reyzen, als de sophocleeze daalen. Dog wat scheeld dat Midas, als anders de ezels zyn laadjes maar vol kakken. Om geld verkoopt de Paus den hemel. Wie minder wil wezen is een gek. Goud is de hartäder der kunst. Die meester der Indiën kan worden, die lagt met de rest. De uilenspiegels maaken hunne drukkers reiker, dan Homeren, en Maronen. Den laatsten werpt men agter de bank, en daarom lollen de onkundige straatmaddelieven boerendeunen. Wierden de zegentekens der Romeinen ooit weggebarbierd door het scheermes van Attilas legercannibalen, de voortreffelykheid van een moederspraak word gebeuld door vreemde klanken, die in opsneijereiën niet hoeven te zwigten voor den lazarusklep van evangelielezende kuipers. Mag het zo gaan in de chooren van Foebus zo spleit eêrlang den preekstoel der rederreikers aan twee. De marmere drempels van het Heliconze capitool die krielen niet alleen van valsche wicchelaaren; maar de greize baard der treurstof of valt uit, nu de Gallize mazelen uit onaanzienelyke dartelheden spruitende, het bloed infecteeren der zedenkundige verheventheid. 't Is te vreezen, dat gy'er uw snavel by zult inschieten, ô! parochiepaap der planeeten, zo gy 'er niet tydig in voorziet. Wat de negen maartze katjes van den krolligen pater betreft, die hebben reeds meêr onder de leeden als 'er op een pokbriefje kan verteld worden. Ik wil niet zeggen, datze door op den dagelykzen drievoet te zitten om van onderen behekst te worden vry wat verkeerden adem hebben ingezwolgen, dewyl uwe heiligheid zulks niet onbewust kan zyn, maar wy be- {==307==} {>>pagina-aanduiding<<} zweeren u by de hoornen van Jupiter, en dat is thans de waaragtige eed der meeste mannen, dat gy aan Hypocrates wild ordineeren, om alle die geene, welkers zappen te veel bedorven zyn door onnatuurlyke vermengingen, by te springen met dien philozophizen kwik, die alle de wysäarts gebruiken, als zy gekken aan het kwylen tragten te helpen. Zonder een twee drie doosjes hemelzen opejaat; een flesje tinctura solis, en een douzyn purgeerpillen van Esculaap is 't uit met den Schouwburg van Saturnus, en die zyner toekomende neven. Hier hieuw de eccho der parnaszelingen op, om tyd te geven aan den bisschop van Delphos, die zig een weinig hersteld hebbende van het ondermeinen der morgenäbdissin, met het dezolaat accent van een geättrappeerd smousje by een christen deêrn begon te roepen: was wolter dan haben? Vraagje dit nog paay? riepen de verklikkers; terwyl gy uit beunhaazen loopt, vervald de makelaardy van Democriet, en Herakliet. Op de beurs der poeëten gaat niets om. De windactiën zyn ten theater gesteegen. Jan Lauw is meester van 't doolhof. De vier kroonen leeven van poppen. In steê van duits spreekt men frans, zagt, ik wil zeggen, voor latyn paaid men den aanschouwer met grieks; en welken grieks? ach! dat zo wrak is, dat men het in het gebied der grieken zelfs niet kan dulden. Die in hun eigen vaderland niet konden leeven van hunne bedroefde gesten, speelen hier voor Ciceronen. 't Geen de koning, en zyne hovelingen elders uitspouwen dat hapt men hier op, als of de mode van Doctor Crispyn een nieuw algemeen snof je was, om 'er door tot den Amersfoortzen steen der weizen te geraaken. Maar wat mag ik u al veel vertellen? kom, als een man, zet de huif van Aurora van uw kop, trek den broek aan, en ziet door den pyp van het opperste secreet na de benedenste drek. De hooningkorf is prys. De regte hommel, en zyn beiën zyn in gevaâr van 'er den bek by in te schieten &c. Daar zou de du.... meê speelen, schreeuwde de capelmeester onder zyne zangchoraalen. Eêr ik dat zal dulden, laat ik liever alle die geenen capoenen, die my, en myne lief hebbers verveelen. Dog eêr ik het vonnis hier toe vel, zal 't nodig zyn, dat gy met twee drie woorden my klaar, en zonder practizyns streeken onderrigt van de waarheid der zaake zelfs, en vind ik het, gelyk ik het vrees, dan zal ik even als een tweede Mithridates Pharnaces, en Zip hares, {==308==} {>>pagina-aanduiding<<} Monima, en al den horlement zo tracteeren, dat 'er klein jan met zyn kruiwagen, en liedjes van zullen gewaagen. Een zeker digter, die zyn geboorteplaats geen klyntje had benadeeld, door een party lorren voor het theater geknoeid te hehben, gladmangelde met zyn liksteen aldus de ooren des regters, met dit volgende verhaal. Sire, je moet weeten, dat ik door den elpenbeenen stamper der bedenking in den robynen vyzel der beschouwing ben toegesteld langs de vaderlyke moederaanraking tot een poeët, en dien volgende bevoegd om my met de doening myner meerderen, zo wel als minderen te bemoeijen. Ik kan om de nikker geen ongelyk in anderen dulden, om dat ik het zelfs te gaaren doe. Dit is de reden, dat ik de handvesten der eerste Schouwburgen heb nagezien. Uit dezelve heb ik begreepen, dat die amphitheäters alleen gestigt wierden tot eerzaam vermaak, tot taal, en zekunde, tot opbouw der welsprekendheid, tot leerzaam onderzoek der oudheid en demping der nieuwe gebreeken. Het heeft uw Majesteit belieft byna yder natie met een octrooy van die natuur te begiftigen, en wy, schoon wy reeds door winzugt al tamelyk afgeweeken zyn van de eerste keuren, die gy ons allergenadigst hebt geschonken, hebben tot dato dezes met horten en stooten egter nog eenigzints uwe oogmerken tragten te agterhaalen. Wat heb ik, en myne medemakkers niet al afgebeete nagelen opgeöfferd voor uwen troon! Pakhuizen vol van treur, bly, en klugtspeelen zyn getuigen van ons zweet. Ziet, eeuwige zon, myn pooten. Daar zyn geen hoorens aan deze vingeren. Neen de hoofdschedel pronkt met getakte olyven. 't Geen de duimen der digters derven, dat vinden zy op hunne kruinen. ô Eeuwige toppen van Parnas! hoe gemakkelyk stygt men langs dien ladder na dat koekkoeks nest, waar op de rymende foenix verjongt. Apollo was wonderbaarlyk voldaan over deze openhartige biegt, alleen hy riep, krimp uwen teem wat in, op dat ik u met een braave absolutie clisteer. Ik moet weêr op het morgenkoffertje, want de avond pint, die ik gisteren heb gekloddert moet ik straks urineren. Is het 'er zo gesteld met de kunst, repliceerde de Atlas der tooneelen, zo verzoek ik redres van zaaken. De Grieken zyn in Ilium gevallen. De Koning Priamus huild als een oude hoer, want Agamemnon pierd Hecuba's camenieren. Het mes van Pirthus keeld Polexena. Hy zit, beget! op de meid. De soldaaten {==309==} {>>pagina-aanduiding<<} leeven, (de du.... haalme) op zyn frans, met de dames. Zy reigen op zyn Bodengravens de Trooijaanze Casandra aan het spit van Argos, en 't geene die van Pergamum niet verstaan, dat leeren ze de jeugd door laffe indrukzelen. Bloed! het aloude schoon speeld schuilenwinkje. Je praat, kaerel, als een gek, riep Apol, leit Latium nu in Ilium? Geenzints, opperste wicchelaar, antwoorde de pleiter. Trooijen leit in Italiën, en zo je het niet en weet zo lees Maro maar over die stof. Die brogt immers Eneas, met die twee huisgoden, die Lavinia ophapte, met een houte paard behouden in die contrei, waar op de munniken thans voor oszen te grazen loopen. Je hebt gelyk, zeun, zei de vader der starren, alleen je bent zo geleerd in de herschepping, dat ik uwe allagorize zinspeelingen niet kan verstaan. Je lykt, by myn ...., wel een tweede Swaanenburg, want ik begryp uwe sottiezen niet. Nog een wynig arger, als die knevel met de zanggodinnen leeft, repliceerde myn solliciteur, kegelen de vorsten der Schouwburgen met de ballen van Parnas. Ze bruiën de Latynze acteuren met Griekze klooten om ver, en hieuw men, om zekere reden, het Griekze masculien niet van het Latynze foeminien, daar zou een werk van de andere waereld wezen, om uit de valze moederlyke aarde den regten vader te baggeren. Ik zal, om als een Satyr alles teffens te blazen u dan alleen zeggen, dat men in den stal der Muzen het paard van Don Quichot heeft geplakt naast uwen Pegasus, op het goedvinden van Sanche Panche, die zekerlyk, zo uwe majesteit 'er niet in gelieft te voorzien, van gedagten is, om 'er tegens aanstaande Roomsche kermis zyn ezel al meê by te zetten. Maakt ruimer deuren, Latynze Princen, aan Delphos tempel, op dat koordedanszers, springers, postuurmakers, dopjesspeelders, en Jan pottagies, daar teffens indringende, by beurten malkander verpoozen! Dan krygt Apollo den bof, en zyn negen Zanggodinnen een voet voor de maars! zo roepen de galmen der berisper, langs de vervalle schermen uwer chooren, ô koning des ligts! Even gelyk een bezete vent, die van een minnebroeder word belezen, uit zyn oogen kykt, even zo verbaasd zag Foebus uit zyn vergrootglas. De Grieken, die fotze Grieken, preeken dan op den Latynzen stoel, gilde de Opperzonneling, en niemand schut dit conventicul, ingevoert tot nadeel der bovendryvende taal. Ga {==310==} {>>pagina-aanduiding<<} heen, vervolgde oom kool, zeg vliegende, aan de overrompelde Comediänten, dat zy met hun Latyn weêr na Griekenland trekken, om daar zo te leeven met de tooneelen, als 'er hier mede word gebakken. Een weinig gedult, Monsieur Delius, zei de Poëet. In Grieken is een Latynze acteur, al was hy zo goed als de Nederduitze L. van der Sluis, net zo veel geágt, als een o in 't cyfer. Onze Latynze natie is verdoemt gek, dat ze al haar doeningen schikt na vreemde modens. Die van andere contryën zyn wyzer, inzonderheid de Franze, ik wil zeggen de Griekze. Want die lagchen met al dat geene, dat niet met hunne vindingen stemt. Die avanceeren van uur tot uur door hunne klanken te zuiveren, terwyl de Latynen, door de overstrooming der Gotten zo prop vol vieze toonen zyn, als of zy de verwarring der spraaken op Babels tooren hadden gepagt. Voeg hier by de inbreuk, die op het tooneel korts is gebeurt, en let dan, of het niet zeker zal volgen, dat het verheeven zuiver Latyn, door de Grieken bespiet, zal vervallen tot dezelve laagte, die het voor honderd jaaren, en meêr onderworpen was. Je hebt gedaan, riep het ligt, tegens den donker, en daar meê kwamen die lauweren te voorschyn, waar van de heldendigters cipreszen sneeden over het verval des Schouburgs. Wie uwer heeft de hardiesze gehad, om een Griek, in steê van een Trojaan in Latium te voeren? vroeg de President Schepen van Parnas. Terwyl dat ieder der braaven verstomde, vatten een held, die wel een Midas geleek, het woords en zei Sire, dat heb ik gedaan, egter met toestemming myner medebroederen, die, 't is waar, meest alle tegens myne pogingen in 't begin kampten, dog eindelyk zyn overgehaald door myn digtkundige vindingen. En ik meen (zo ik anders de eer mag genieten van aan het aldoorzigtbre oog myne redenen te ontvouwen) niet alleen vry te zullen wezen van de dingen tot myn laste ingevoert, maar zelfs van u, ô Caesar des firmanents! geroemt te zyn, over myne ongehoorde nieuwigheden. Audi, & alteram partem riepen de byzittende uuren, en daar op kreeg menheer verlof om als een andere Horace te pleiten over de onbezonne doodsteek der Romynze Camilla. Zint de tooneelen meêr beploegt wierden door stieren, buffels, en ongedresseerde kartrekkers, galmde onze Demosthenes, dan {==311==} {>>pagina-aanduiding<<} door philosophize henksten, en accademize oszen, zint dien tyd was het zeer zwaar een bestierder te wezen des Latynschen theäters. De onredelykheid speelde 'er den baas, toen de zogenoemde reden het Comediespeelen verketterde tot een canaljeuze broodwinning, en schoon dit in substantie onwaar is, zo heeft de logen hier in egter het veld gehouden, en daar door gecauseert, dat men zig heeft moeten behelpen, buiten een gering getal braave gezellen, met een party snaaken, die aan hunne dagelykze gebreeken klaar toonden, datze vry wat veel uit de loterybos der ervzonden hadden getrokken in de omhelzende aanraking hunner ouderen. Ik zal van die wormstekelige natuur thans niet gewaagen, dewyl ik vast stel dat uw genade, zonder het microscopium van den Paryszen Doctor te gebruiken wel zult kunnen penetreren wat ik hier mede meen te zeggen. Hoor, Vader, met een woord, een groot getal Comediänten speelen gaarn den beest, en meenen, dat onzen Faëton aan hun gat is gebonden, en dat is abuis. Om de protestanten te teugelen, gebruikte de groote Lodewyk den Franzen dragonder, en wy om te toonen, dat men wel volk kan werven, al heeft men geen Latynze Damiäten te baat, behelpen ons met de Lazarusklep der Grieken. Voeg hier by, alleenheerscher des daags, dat ik hebbende gemerkt, hoe door het Griekze gebruik der klanken de Doctoren de drie vierde parten van onze landsdouwen zo wel ontblooten van inwoonders, als het de Jurisconsulten doen, door den zelven toon omtrent de domeynen onzer ingezetenen, ik het als een noodzakelyk kwaad heb geoordeelt, de spraaken nog meêr te verwarren, op dat de gemeenste Latinisten geverseert wordende in de Griekze Dyphtongen mogten bekwaamer worden, om zig voor de dubbelzinnigheden der Stadhuisdraaken en Vyzelslangen te hoeden. Nog is 'er een zaak van het uiterste belang, die ik meen alleen genoeg te zullen konnen zyn om uw hoogheid te overreden van de billykheid onzer poging, en die is deze: uwe Eminentie weet wel, dat de voorgaande Pauzen, dog inzonderheid Orsini, altoos vyanden zyn gewest van de Schouwtooneelen, om dat ze meenden, dat der waereldlingen hartstogten, daar door te veel verstaanbaare uitdrukkingen bewoogen wordende, tot deze en geene ongeöorloofde uitgangen vervielen, van de Dominicaanze zedekunde der bedelmunniken tot de Jezuitize Epicuristery der ongebondene Abdyën. Om nu deze {==312==} {>>pagina-aanduiding<<} beschuldiging den bek te stoppen, dagten wy, zo wy de aanhoorders kwaamen te verschalken met gespleete klokken, en valze klepels, die zy niet konden verstaan, dat dan de toneelzonde voor geen hoofdgebrek aangezien wordende, met het vagevuur van een wynig onnut geld te vermallen zou kunnen vergeven blyven, en om deze knoop toe te haalen, zo verzeker ik de monarch der bovenste globen, dat 'er van de duizend Latynen, die in onzen Schouwburg komen om voor taalkundige Grieken aangezien te worden, geen tien en zyn, die deze myne opgebaggerde Grieken kunnen verstaan, ja wat meêr is, ik zeg, als een man met eere, dat ik ze zelfs niet kan verstaan, schoon ik anders al voor een tamelyken Griek, bekent ben, en zoek door te gaan. Ik zal van het groot profyt niet gewaagen, 't geen uit de voor ons voordeelige teering onzer noodlydende acteuren spruit, want anders zou het my geen moeite wezen om te bewyzen, dat de aller wrakste ezels, de rykste lasten gewoon te draagen, beter kunnen danszen na onzen zin, als de beredenste roszen, die veel van onderhouden kosten, en wynig andere winst aanbrengen, als dat keurige kenners der Pegazeeze paarden hnn over hunnen ren verwonderende, ons laaten tobben om den haver te beschaaren voor die beesjes, die wy meêr zoeken te stallen voor slepers trekpaarden, als keurige henksten van Pindus. Een Bucephaal van een vilders kar brengt meêr geld aan zyn baas, als de hartdraver van een jong heer, die uit zyn vaders goederen reid op den zadel der verkwisting. Ha! Sinjoor! dat je eens zaagt hoe veel het verscheelde in den ontfangst, een Latynze Cinna, of een Griekze Ifigenia aan te slaan, je zout je kruiszen en zegenen! want de eerste hoe verheven uitgevoert, en door een hedendaagzen Augustverbeeldende Sophocles verheerlykt, brengt in ver na niet half zo veel op, als een alderbedroefste Achilles, die met een woeste, in steê van een zedige, minnares verzelt, egter voor den Jupyn ageert, die de bak, en logies met gouden regen bepist. Hier zweeg het pleitend Orakel stil, om van den Delphoszen troon het vonnis te vernemen, dat in spyt van alle Digters, en Poeëten wierd uitgesprooken ten voordeele van Midas: want de zon die riep, ik heb, als een gek, den brui van myn staf, en stoel, en daar meê opstaande, en den scepter overlaatende aan den allerwysten pretendent, zo droop Apollo, gelyk de Ridder van sint Joris van Madame Es gewoon is te doen, met een, ingetrokken staart door, latende zyn antagonist in de poszessie der Heliconze domeinen, die aanstonds ordineerde op den vlag zyner jurisdictie te laaten portretteeren een Latynze hemel vol antike Planeeten, die onderschraagt word door een Griekze poesjenel, opgetrarariet in een Frans Kermispakje, met dit devies in goud omcirkelt: Wat is de Schouwburg thans niet wonderlyk vercierd! Nu Pan, op Midas wenk, Apollo's Cliö pierd. {==313==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 40 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 15. September. Kortelings eens een lust gevoelende om de muilen, en tanden der kaaimannen te zien, die de Noorwegenze balken knaauwen tot planken, zo stapte ik, als Jazon in Argo, om langs de baren van den Y-God dat Kolchos te naderen, waar in de gierigheid der inwoonderen, als de regte draak, het gulde vlies bewaart, aan den elken stam der Oud Hollandze gewoonte, voor de overrompeling van waarheid, en deugden. Niemant verzelde my op dien togt, als broeder Hercules, die met de knots van een Boekverkopers natuur ten minsten in staat was om een paar duizend douzyn weergierige Lezers te proviandéren, met een heele Helicon opgewarmde rystenbry van uitgemergelde Digters, en aganip van schrandere Schryvers. De Goden roeiden onze zeilen voor weer en wind in den Zaandammer haven, en naâuw waaren wy twee Argenouten, als een Don Quichot, en Sanche Panche aan land getreeden, of wy vonden de vlakte zo vol schermende reuzen, dat het ons geen moeite meêr was om te begreipen, hoe de kiezen der groote wolven, de nieren der kleine schaapen vernielen. Ik Philosopheerde hier, met een glas Nimweegze nectar in den poot, over de monarchie der boeren, en vond dat de Adamitische smoussen de republiek der Christenen ver den loef af staaken; want deze contrei was van huis tot huis als met eene geest bezielt, om door zes werkdaagen den Sabbath te verdienen, zonder dat 'er my één éénig creätuur te vooren kwam, die door den rustdag den arbeid van een half douzyn etmaalen zag te boven te streeven. Uit deze overweging der horzels, en mieren merkte ik met 'er haast, hoe het goude ramsvagt was te {==314==} {>>pagina-aanduiding<<} beurt gevallen aan de Noorder Beiren. Ik zag dat 'er geene poolen in de waereld waaren, waar langs de rykdom kon circuleeren, na de beurzen der dorpelingen, als door geduurig te zweeten, gelyk een pokkige zondaar in den kwylstoel van zynen orvietaan: en hoewel het onmogelyk scheen, dat de kille aspunten van botheid in staat konden zyn om vogten te evaporeeren, zo begon ik dog te bezeffen, dat het ys, het sneeuw, en de winter zo wel door eene mededeelzaamheid van een zekere contrariërende warmte moesten groeijen, als de vuurige deelen, door opvreeting der koude den zomer verwekten. Toen ik dit grapje beet had, keerde ik my van de Stoïce begintzelen der rustende wysgeeren tot de peripatethize studie, dat is, ik ging aan het Aposteleeren, of om beter te zeggen, tot de order der wandelaars over. Of myn medegezel dezelve overweeging had, die ik genoot, weet ik nier, dog dit is zeker dat hy een getrouwe harder van zyn hielen was, want hy bragtze in anderhalf uur, neffens de myne, die ik met spooren stak van ze een maatje haver te belooven, ter plaatze, daar wy hadden beslooten te middagmaalen, als twee bedelmunniken op de benrzen der leeken. Het gelukte ons, als een koppel Trooijaanen den Griekzen ranszel te vullen met de Latiniteiten van een Westphaalzen ham, dog eêr wy zo ver kwaamen, dat wy onze twee pooten plakten onder den vaderlyken dis, die binnen Wormerveer voor ons wierd gedekt, zo ontmoete ik in het voorste dezer plaats een lauwrierstam, waar aan Apollo zyn plet, en penseelen had geweid, zint hy had gemerkt dat 'er met Admetus oszen te weiën meêr te winnen viel, als met Midas te portraiteeren. Ik stond net te keiken als Europa, die van den stier besprongen, de eerste vaarzen heeft gekalft, waar uit de Poeëten zyn gesprooten. Onsterffelyke sparren! en gy eeuwige balken van Noord-Holland! gilde ik, hoe koomen uwe wrange balken aan zulken sollariszen fplinter! wat Muza heeft hier een Appelles gebroeit! of welk een Parnas heeft hier zyn komkommer gespleeten, om een zonneling te werpen! Wat is 'er te doen? vroeg myn reisgezel. Ik repliceerde, ik geloof dat een star boven, met het grom, by ongeluk, op een vastenavond geraakt zynde, door de een, of de andere krolsze planeet, hier haar pakje heeft neêrgeworpen, want zint de volenwyksaltaar met koevoetssancten, en sanctinnen is verheerlykt geweest door de Haarlem'er Paus Hans, {==315==} {>>pagina-aanduiding<<} is 'er zo geen Neefteunis zeun voor den dag gekoomen, om de oceäanen met zyn scheermes te barbieren, als ik hier schouw. Hoe duivel komt de vent aan de schuimende zeep, waar meê hy de kin der baaren wast? Ik geloof waaragtig, dat hy uit de Harlinger paalmoszel van Venus is gekroopen, om met het bloed, 't geen de hemel liet vallen, toen hem de tyd capoende, de domeinen van Doris te schetzen. Nu geloof ik, riep myn Drukker, dat het zeggen dier Amsterdammers, die u voor een onverstaanbaaren zot, en uwe werken voor dollemansdaaden begroeten, waar is, want ik verstaâ even zo veel van uwe woorden, als Swaanenburg begrypt van dat besneeden deel der meisjes, dat Ludeman leert besneeden te moeten worden. Ik wil wel, bekennen, dat het ongemakkelyk is voor een gek, om van een wysäart berispt te zyn, dog dewyl ik veel had ingezoogen van de Arminiäanze verdraagzaamheid, uit gebrek van steevige zilverlingen, zo liet ik dit stilletjes paszeeren, met een Sociniäanze gemaaktheid, en ik antwoorde: ha! myn vriend, dat gy zo lang de maars der Zanggodinnen had gelikt als ik, gy zoud nog wel andere loftuitingen braaken. Komt eens hier, vervolgde ik, en bekyk me dat bortje, is 't niet zo dun, zo lekker, en heilig geschildert, als of de pollepel van Vulcaan de mond van Diöne had bezoedelt met de lammertjes pap der Natuur? Het bruiszen der eerste Ideën, waar meê Demogorgon de nagt blankette, is niet vlotter gepenseelt. En nog zou ik meêr gezeid hebben, had de Weeseper bron my niet met een hoosvat vol genever, die ons wierd geöffereert, den waffel geslooten. Toen ik daar van had geproeft, voelde ik vliegende een kragt in my spreeken, die my deed begreipen waarom de wyfjes hier te lande liever een half pintje kraamannys s'morgens verorberen, dan een vierendeelloots koffi, want ik verwiszelden straks van een Pinduzen henkst, in een Amsterdamzen ruin, waar door ik bekwaam wierd om met het accent van een kunstkooper te zeggen: dat ik niet geloofde, dat Percelles, Stork, van de Velde, of Bacchuyzen, by aldien ze leefden, zouden durven zeggen kans te zien, om Hendrik Rietschoofs Zeeschilderyën te verdooven. Toen Jazon met het maagdelyke vlies ging stryken, dat Medéa hem uit klinkklaare liefde had geschonken, was hy niet meêr voldaan van zyn reis, als ik was, toen ik na twintig jaaren zwervens van myn Horenze Pilades, hem als een Zutphenze {==316==} {>>pagina-aanduiding<<} Orestes ontmoete op de barre wyken van het Wormerveerze Taurus. Had ik 'er in passant een hupze Ifigenie van een boeren deêrn by gevonden gehad, die my in spyt van de eene of de andere Thoäs eens had willen laaten onderzoeken, of de boerinnen zo greetig in het liefdenstouwtje vallen, als de burger juffertjes, wy hadden, hoe dor onze Poeëtize tabernakel ook valt, 'er ten weinigsten een Herculeszen nagt versleeten, die even zo lang is, volgens de leer der aloudheid, als een Jonasje van drie etmaalen. Nu gebeurde my dat geluk niet, en daarom pakte ik myn spillen van den Foenix der waterkunstenaaren, om myn maag zo wel te provianderen, als ik myn keikers toevallig had gepaait. Vergunt ons, ô Goden! een mutsje van dien brandewyn, die Minerva kloddert, eêr ze haar laat afzoenen van de platonize bespiegelingen! op dat ik in staat mag zyn aan de waereld de avontuuren te melden, die ons op dezen dag bejegenden! Eêr wy nog, als de koninklyke vryërs van Penelope met een varkenshieltje in den vuist de maaltyd der Goden overtroffen in braszen, zo zaagen wy in 't klein het model van Noachs ark. Of 'er zo veel reine beesten in naturaliseerden, als 'er in het Trooijaanze paard soldaaten hebben zitten te gravenjaszen, en weeten wy niet, dewyl al wat wy uit dien ouden passagiesloep zaagen opstuiven, zo na vermaagtschapt was aan den val, dat ik my niet kan begrypen, hoe die naare marrionetten op hunne pooten zouden kunnen staan, als het uur voor de deur kwam, waar in het vergramde noodlot een zweemzel zou zoeken te vertoonen van de zeven magere koeijen die met den seiszen des hongers alle de Egiptize velden afmaaiden. Ik gelove niet, dat zint de verwarring der spraaken, die uit de Babilonize kalk, klinkers, en moppen rees, 'er disperater spooken gevagebendeert hebben langs de straaten der waereld, als 'er uit deze desolate schuit van Charon hebben opgeldommen. De beste geleek een heiboef in zyn kermispak. Al had men van alle de gescheurde broeken der helden één heele willen maaken, het had ondoenelyk geweest, want geen Mathematicus zou het hart hebben gehad om uit te cyferen op welke wyze dat 'er van een legioen lappen een half vygenblaadje voor de schamelheid van een Comediant zou kunnen gebroddelt worden. Had de honger, en de armoede, na myn geloof, hun al hun poppengoed niet afgebarbiert, het had 'er zeker {==317==} {>>pagina-aanduiding<<} ten spot der boerinnen deurgehangen, dog dewyl hier voor gebeeden was, kosten zy geene argernis baaren, hoe arg ze anders geleiden. Dat ik u zou verhaalen het geraamte van een zekeren gejaponzen rokten leeman, je zoud zweeren, dat het een dwaalende ziel zou moeten geweest zyn, die van het sinte Andries kruis gedeserteert zynde, den weg niet weder wist te vinden naar het galgen veld. Als ik 'er twee teffens zag, had het koppel maats drie oogen, waar van 'er ten minsten een paar leep, of buiten staat waren, om een Utregtzen dom, al stond hy voor hun neus, half te merken. De spraak was divien, en zo aangenaam, als of hy opsteeg door den tregter van een secreet na het verhemelte van een publiek privaat. De gesten beloofden de Spaanze tiranny, en de memmende vorst, die ze bestierde, had al het gezag, dat een Elifant, op zyn agterste kolommen staande, kon vertoonen. Ik heb de eer niet gehad van deze hardebokkens, met volle majesteit ten tooneele te zien verschynen in hunne uitgerookte schobben, en daarom kan ik u van de schaduuwen des onderaardzen Caesar, en zyne lystrawanten geen behoorelyke schets schenken. 't Zal genoeg zyn, als ik u de bruine Proserpina met haare staatdames afconterfeite. Maar waar haal ik pek om die couleuren te vinden. Brita is 'er een engel des ligts by van vel. Ik zal van den hals, nog de hangende melkfavorieten derzelve niet gewaagen, om de lust tot de voortteeling niet in de weeg te zyn, en de waereld te doen uitsterven. Waaren alle de Venuszen zo favorabel, de hoerery was door. Ik heb voor waar hooren zeggen, dat 'er een ordonnantie onder den troep was, die de zedige dames verbood op het tooneel de galante heeren een kus te vergunnen, dewyl het eens in een Treurspel gebeurt was, dat Lucretia zo valt bleef kleeven, door haar morszigheid, en blanketzel, aan haaren Usurpateur, dat men wel een half kwartier werk had gehad, eêr men Tarquinius, door hem by zyn hair te vatten, weêr kon los scheuren. Ik was in staat om de groote van een heele Aitzma over deze rampzalige materie te pennen, dog een zwarm reizende Comediänten is die moeite niet waardig. Door te denken, wie zou zeggen, dat een bende bedelaars, die by daag voor Lazarus van Tormes ageerende, t'avond als koningeu zullen pronken, kreeg ik een zedige inval, die my deed begrypen, dat de vertrapte deugd uit de tyd zou overstappen in een eeuwige triomphgenie- {==318==} {>>pagina-aanduiding<<} ting, terwyl de aanschouwers der Treurspelvertooners ligt uit haar pragt zouden moeten vaaren naar de Tartareesze wooningen van den zwarten Sultan. Ik had hier vastelyk, als een zekere Amsterdamze Seneca, in dezen rouwkamer gebleeven te Epictetuseeren, had de eigenbaat, die ordinair de halsbreeker is der bespiegelingen, my niet aangestooten met een prikkelende honger der maage, om my van de geest weder tot hen vlees te keeren. Pas voelde Brita aards leven, of weg was haar devotie. De winst van een kopje rood moes stak Esau de oogen uit, en daar meê viel Hans Christoffel, ik wil zeggen, Momus van zyn pligt der beschouwing, tot den werkelyken stand der deugdverzaking; en die deed my zo verdwaalen in de onuitspreekbre zwarte hemden, daszen, en lobben der Irusen, dat ik, als een Croesus, ryk van vindingen, egter geen raad wist om 'er my uit te redden. 't Zou nog voor ons gelukt hebben, om langs de schuifraamen der gedevaliseerde rokken, en hoeden der heeren heen te booren, dog toen ik aan het hair der Dames kwam, met myn verbeeldende paszer, toen bleef ik als een Oostindize klis hangen in de geparuikte doolhooven der tentnymphen. 't Was, of de pomade der vyf dwaaze maagden hier gesmeert al de honingangels der Wormerveerze byën zou verworgt hebben. Welken ruimte! welken diepte! gilde myn Socrates, toen hy aan het geestelyk grondpeilen dezer Xantippes slaande, door mistike overwegingen, zig net bevond, als een boon in een brouwketel. Hier door kreeg de Philosophie weêr een beurt, want ik sprong op Minerva, en ik bereê, als een afgehaspelde Foebus, den sadel van Pallas. Ach! wat is een mens maar een worm van 't geheel al! riep ik, toen ik de maagdom van Atheenen pierde. Wat ben ik maar een splintertje, een veseltje in uw verborge waereld myn zuster, raaskalde Apol, toen hy zyn vuurpyl in Diana's maan schoot. Welke starren worden 'er niet gebooren uit de conjunctie der lydelykheid, en der werkelykheid, gilde Madame de Guyon, toen ze overlaaden van geest pas op haar vleeszelyke stelten, zo ze verhaald, kon blyven staan. Maar zagt, myn pen, laat ons ham eeten, en treeden van de Sinaitize woestyne der kalf, of vaerzen aanbiddende acteuren, naar het Canaän des waaren heldenzangers. Pieter Sloof, die, al sloo- {==319==} {>>pagina-aanduiding<<} vende, het aurum potabile des Helicons had opgeschept uyt de Zaan met zyn timmermans spykerbak, in het proviantvat zyner harszenen, ontfong ons als twee Griekze princen, die de ruïenen van Trooijen hadden bechouwd, in de brokken van een Comediants Mauseolum te begluuren. Hy liet ons vliegende den vaderlyken bokaal met Alkmaarder bier neipen, en zong ons, als een Demodokus aan den boeren dis de wonderen van zyn geest te vooren. Ik kon niet laaten te zeggen, toen ik hem als een lyster hoorde kwinkeleeren; 't is waaragtig, of gy met Swaanenburg in den kikkersloot der zanggodinnen u hebt wezen baden, want u, en zyn melodyën zyn even eens; dog hy antwoorde my niet, als met my tot eeten, en wyn te drinken te nooden, en ik toonde wel ter degen, dat een perzoon, die voor één Poëet zal schaffen ten minsten op zeven man diende te giszen. Na dat wy nu van de schepping tot het laatste oordeel toe alles, als Deurhovianen, hadden gewikt, zo gingen wy een raffineerder van zaad, en graanen bezoeken, die volgens de manier der gastvryheid ons een kelk bacchinale drank toediende, om onze geleertheid door te spoelen, waar op ik, en myn confraater eenige tyd, na op het nieuw wat eeten ingestuuwt te hebben, ons nederleiden, als twee rym, en drukkundige stieren, die ontbloot van koeijen, trots twee Stolkze boeren droomden van de vermenigvuldiging der geslagten, dog terwyl dat de eenhooren van Achelous geen schild ontmoete, om op te stooten, zo bleef het treves tuszen de zon, en den maan. De paardenstaart wierd niet opgestooken, want de groote turk sliep als een os, tot Aurota's verwpotje myn hembd beschilderde met saffraanigen ooker. Toen kroopen wy, als den ouden Tytan uit de luijeren, en begaaven ons tot den pypkan der theezieke meisjes, die wy zo ontbolsterden van zyn Mochaze vogt, dat ik in de tyd van vyf quartiers drie maal moest piszen. Door die daad begon ik als een Vrouw te raisonneeren over het geluk, dat een wyfje geniet, welkers man, niet te gravélig, in staat is om gestaâg te urinéren, als zy begint te fluiten. Dit innige discours leide my tot het huis te Britten, 't geen de tekst my bewaarheden, die zeit: waar ons Heer een Kerk boud, metzelt de duivel een kapel, dewyl het niet ver van den tempel staande, een zeker gestigt geleek, waar in de boeren de tiendens der graanen opofferden aan Venus. 't Gelukte my die sanctin in perzoon te zien, {==320==} {>>pagina-aanduiding<<} waar aan een Schermerhornze aalbesze boer een knappe kaars had geöffereert, toen zy haar zo knap hieuw, dat hy hem weder knap houdende, niet kon laaten, om zo veel af te schieten, als 'er vereischt wierd om een vierendeel boter uit een commeny op te doen voor een cel, waar in dat in den tyd van vier jaaren geen zuivel was verörbert, want al wat de oude Adam hier aan zyn Eva schonk, transmuteerde in genever, waar door de divine tronie van dit heiligje zo bekoorelyk opgezwollen, als de waterzugtige buik van een warme meid, die haar weduwenaar vertroost hebbende, op het tipje staat, als een troostelooze weduwe, in duigen te vallen, net blonk gelyk de tralie van een dolhuis, waar op een bezetene kwylt. De historieknndigen zullen my ligt in het vaarwater zoeken te zitten, om dat ik het huis te Britten zeg gezien te hebben te Wormerveer, terwyl het elders is geleegen; dog weet dat een boere stulp, om zyn elende by de kenders, met dien alias was begroet. Voor de rest zal ik den Lezer nog voor een slot dit eenige melden, dat hier de vrouwen in 't generaal even zo zyn, als elders, alleen met dit verschil, dat gelyk een juffer alhier onder één hoepelrok, die om haar billen zwierd, wel drie mannen weet te verbergen, dat de boerinnen daar op de reep van haare breede ryglyven wel een douzyn kaerels kunnen vergasten, want eenigen der zelven zyn zo wyd, als of ze gemaakt waaren om een koppel noordhollandze koeiuiërs te omvaamen, schoonder by veele pas zo veel ryzing is, als by een zondaar van 80. jaaren. Een ding, dat pas in staat is om de kop van een eizeren spyker stuk te beiten, heeft ten minsten vierdehalf el en meêr omtrek van nooden om haar boezem te omwallen, en schoonder geene bomben in zyn, die des noods zynde zouden konnen gebezigt worden, zo zoeken dog de kleuters de kanonnen, en de mortieren der belegerende Kastiliäanen, met Engelvindingen zo wel tot den aanval, als den afmars te dwingen. Dog 't zal tyd worden, dat wy wederkeeren van onze vojagie na den Amstelsteiger. Dit deeden wy met veel coeragie, na dat wy by een goed vriend langs een schotel met baars hadden gezwommen na een oszenharst, daar wy in beten als een moffin in een worst. Na dat wy beide nu een gratias hadden gelezen, en dat de landgoden bedankt waaren voor hunne weldaaden, zo wierden onze trappers zo vlug, als of ze met de doosjes zalf van den Amsterdamze geelgefulpten, of gejaponden smous waaren bekriskrast, en dewyl Eölus wat sterk moest blaazen in de kandeelkom van Thetis, om dat de brui considerabel heet was, zo diende ons den wind, want wy voeren van Pergamum na Grieken in minder dan een uur. 't Ging my niet, als Ulisses, die voor een speenvarkentje van Circe onderweegen in een kuf by na heel opgevreeten zynde, na veel pokken, en lempen, uitgebrand te zyn, in zyu Vaderland stapte, om zyn overgebleeve kwik uit te kweilen in de waterpot van Penelope ô Neen! zo gulzig in het pooijen als een Micchielsheer van de Antwerpze Abdy wezende, dronk ik op het welvaaren der heiligen my zo vol, dat ik niet kon laaten dit volgende in uwe ooren te loszen. {==321==} {>>pagina-aanduiding<<} Ao. 1727. No. 41 De vervrolykende Momus, of koddige berisper. Maandag, den 22. September. 't Lust ons de mislukte lauwriering van den Haarburgzen Tasso te zingen, al zouden de schoenmakers pothuizen op de klanken onzer snaaren vermolmen. Sprong Theben zyn polleveien kapot, toen Amphíon zyn vedel met laurierspooren bereê, ik zie de Halsteeg, de Crispynen des Amstels, de vorsten van pik, van leesten, en leer myn triomphen verzellen met boertigen spot. 't Is kerkmis aan het Y, want de zwaan van foebus doet zyn gevoeg in den lepel van Midas. De grootste ezel van Europa zit op den stinkbank. Hans Christoffel den schoorsteens ceddel ontzeit dwaald langs de marmere puiën van Gysbregts steigerende vest voor een laplander in de geneeskunde en wysbegeerte. 't Is, rekel, uit de baan, want Athenens zonnelingen aan de zuiderplaszen gezeteld willen voor duidze vetmannekens geen goude rozenobels schieten. De goden schaffen om zweet, 't geen men voor geld vergeefs tragt te koopen, roept de Harderwykze eccho, langs den Keizersgragt, en spiegelende straaten. Aan dien kant kan de waereld, zonder zoeken, den weêrom gestuurden rekel vinden. Leest maar Doctor Phil; en denkt, daar woond de nar, die met Simon, den Toveraar, de gaaven des geestes op de accademie voor afgetroggelde zilverlingen wilde meinen. Weg zotte deumis, van hier riep Pallas, toen zy de lugt rook van het oowetende dier. Onze octrooijen zyn te heilig, om ze aan weetnieten te venten. Ne sutor ultra crepidam, dat is Britjes uil, en Hansjes bontekraai maaken een paar. Vernoegt u, jonge, met uw meid, en laat de wysheid in de arm des verstands was het slot van die avontuur, die wy zo aanstonds beginnen. {==322==} {>>pagina-aanduiding<<} In Ao. 1683, op den 24. Augusty wierd 'er niet verre van Hamburg een zeker graauwtje geworpen, dat zo compleet korthalzig was, dat het beter geleek voor den strop, dan voor het zwaerd groot gemaakt te konnen worden. De papa van het beesje was zo kragtig voor de geleertheid geëmporteert, dat hy het, zo draa het pas mofs balken kon; vliegende by een pikeur in 't Latyn bestelde, die het dermaaten, met de rudimenta, grammatica, en syntaxis bereê, dat het in staat was, om ego sum asinus met zyn twaalfde jaar te kunnen geeuwen. Toen mompeer, boven zyn verwagting dit vernam, liet hy de vrugt zyner lendenen met den wolkam civiliseeren tot een lindwerkers hartdraaver, waar in dezelve hem zo wel droeg, dat hy als onbekwaam voor die verheve digniteit, wierd gedegradeert om de gespykerde schoenen der Hoogduitze Baronnen, als een viervoetige lakei van het een tot het andere huis te kruiën. Dit deed het langgeöorde ros zo getrouw, dat het al de wynig latynze adem verruilt hebbende voor de weêrgalozen pikamber zo correct geleek aan de pooten na zyn baas, gelyk een schoorsteenveger na den duivel. Hier op van een Bergerdorps kluis gestalt zynde in het voorhof van een Haarburgze cel voor eenen Crispynverbeeldenden heilig, zo begon hy aan de kerk te piszen, en leefde met zyn spanriem aldaar, gelyk hier de bullen met hun staart zyn gewoon te doen. De geestelykheid van die vleeszelyke sprongen een weêrzin opgevat hebbende, waarschouwden alle de hunnen voor den gevaarelyken elst, die het dier had, om 'er de onnozelen meê te steeken. De plompert hier door vergramt beurde zyn kop om hoog onder de ezelinnen, en reê 'er mistice op, met valsze voorzeggingen, als een tweede Bileam. Het Vrouwentimmer hapte het heele hansje, met huit, en haar door, want niet te vreden alleen zynde met de schoenmakers geest naamen in passant vel, en vlees al meê voor goede prys weg. Hy vry wat overgevende van natuur, liet de dingen op zyn beloop, en 'er scheen kans voor hem gebooren geweest te zyn, om ongemuilbant van het gedorste hooi, dat hy trat, zo veel te aazen, als een Pietist nodig heeft, om op het zweet, en het bloed der grilzieke zustertjes vet te weiën; dog de gemalin van Silenus hartdraver gewaar wordende aan Judas beursje, dat de zilverlingen, die door goed eeten, en drinken overgewonnen waaren, niet te huis, maar elders verorbert wierden, zo protesteerde {==323==} {>>pagina-aanduiding<<} moêr tegens papa's verkwisting. Hy schoof zyn onmagt op de geest, en hoewel de overrompeling des vleeszes wel de meeste schult in dezen had, zo liet zig die sloof gezeggen, die niet om haar vagt, maar om den gouden zadel, waar meê zy versiert was, geleek voor een noothulp der togten aangenomen te zyn. De veulens, die toegesteld waaren, om den vaderlyken kreb te versieren, zaaten met hun moeder aan een legen bak, terwyl de genereerder der zelve in den verborge bier en broodspot der buuren, als een Satyr, kouw, en warmte uit eenen adem zat te blaazen. 't Was of de wyven behekst waaren, zo draa ze onder den ezelslommer vergast zynde, hadden geproefd het vyfde wezen zyner elementen. Dit geschieden meest volgens het voorwendzel van een verbetering der kerk, en ondertuszen multipliceerde dezelve zo van jonge basterts, dat de wettige ouderlingen alle de nieuwigheden van dit eengehoornde beest uitkreeten voor wolfsklaauwen, gerigt den schaapenstal te ruineeren. Toen Midas dat hoorde, verdoemde hy Apol, en hy maakte het hier in zo grof, dat hy genoodzaakt zynde, gelyk een dief te vertrekken, zig met zyn prophetize pikdraatskluuwentjes, begaf na een Lubekze naaiwinkel, waar in hy met zyn David Jorise paknaald den paardenstaart van Mahometh zo vast hegte aan den lederen ranszel der Böhmiste merriën, dat 'er geen kans scheen, om die vastgelymde naden te onttornen, als door het tydig bannissement van een schadelyk ondier. Myn ezel pakte op dat vonnis zyn spillen, beveelende zyn wederhelft met haar lappen aan de blinde fortuin, die niet half zo happig, als Brita na het kwispelstaarten van Hans, die niet begeerde te consumeeren. Zy leefden van 't geval, en hy vervolgde zyn noodlot op den Lazarusklep der Piëtistize moffen. Laaten wy daalen, riep hy, in den schoot der verdrevenen, en daar meê lei Holland aan de beurt. Daar leven zo veel Fransze Refugeês, en Palsisze verdrevenen van de Nederlandze opregtigheid, vervolgde onze dwarsdryver, dat ik niet eens wil twyffelen, of myn twee dobbelsteenen zullen in het Verkeerbord van Venus ten minsten elf Martiale oogen gooijen. Zo gezeit, zo gedaan; de grauwe bedelmunnik arriveerde viervoets in het Gooy. Corthoef pronkt nog met die glorie. Dat vlek kan roemen op de eer van de grootste dwaalgeest onzer eeuwen eerst in zyn omtrekken omgord te hebben. Had je hier, Lezers, descha- {==324==} {>>pagina-aanduiding<<} mele leugen zien knielen voor de waarheid, je zoud gedogt hebben een engel te schouwen. De babok sprak van het kruis op hoop van munt. Ik zal u den maars kuszen, mynheer, was 't, zo gy my als een vervlooge doffer wilt herbergen op u vliering. Ach! ik ben geheel door de vervolgingen gecapoent. Myn spooren zyn door de mars zo week, als een vooze veenkluit. Daar by ben ik na den vleesze gesteld, als een Origines. De geest heeft my door het knipmesje van Eva den heelen ouden Adam afgebarbiert. Al lei myn hooningangel in al de Corthoefze beiën, hy zou geen éénen vliegje steeken. Ik weet het zelver niet hoe ik zo verstorven kom. 't Is of de wederwaardigheden de spitzen der natuur doen inkrimpen in hunne verborgene poorten. Ik zou meêr zeggen, gilde het gedronge spook, maar de honger sluit my de lippen. Ach! myn heer, zo gy nog dezelve noodhelper hier der elendigen zyt, die gy waart in andere landen, zo erbarmt u over een leege pens! Pas klepelde de ezelsklok alarm, of het regende vliegende manna, en quakkels. Onze langgeöorde refuge at, als een verhongerde Israëliet, en deed aan zyn drinken klaar merken, dat een Turkze kameel by een Christen bron gezet, wel zo veel alleen kan pooijen, als een half dozyn Bremerbierdrommedariszen teffens. Na dat myn lastdier den clisteerspuit der zonne in zyn hinderste had voelen peuteren door de warmte der straalen, zo stond hy op, om zyn begonnen geluk te poetzeeren. Ik ben, myn heer, riep den ezel by zyn morgengroet, zo geverseert in het kalfsleer, dat ik den brui van 't koeijen heb. Om het te rekken is 'er geen Crispyn in de vier deelen der waereld bekwamer. Ik kan van een klyn kinder muiltje een grote boerinnen klomp fabriceeren. Wel, amice, vraagde de Heer, wat wout gy daar meê zeggen? Niet anders, als dat ik wenste, dat gy my, die niets heb overgehouwen, als myn elst, en pikkluwetjes, wilde byspringen met een turfmand vol leesten &c. om de Haarburgze schoenmakery in het Gooy te doen bloeijen, was 't antwoord. Je zult je verbaazen, Doctor, als je de heitrappers zult zien, die ik kan flikken. Had ik ten tyde van Israël in de woestyne gewandelt, men zou niemand als my hebben gebezigt. Ik geloof dat ik in staat zou kunnen zyn om een tweede Nestor drie honderd jaaren op één paar zoolen te doen treeden, zo men 't van my begeerde. Gy spreekt ligt na den geest, repliceerde de goede {==325==} {>>pagina-aanduiding<<} man. Schyt geest, riep de kinkel, ik praat nu van 't uiterlyke! wel als het zo is, fiat, ik zal u helpen was het slot, en daar meê wierd de Landloper op het nieuw gecrespinianiseert. Dog in steê van zes werkdagen door te brengen in zyn beroep, en één dag te rusten, zo keerde Hans het blaadje om. Hy zwoer by den Sabbath, dat hy begon te gevoelen tot geen arrebyden gebooren te zyn. Neen, met de langte van een etmaal recepten te copiëeren, en oude medicyn practyken te steelen, was meer te verdienen, als met een heele week den zoolleest te omvaamen. Gelukkige wysaart, vervolgde de nar, die uw kop eerst hebt gestooken in het cristallyne urinaal der theezieke Godinnen, wat schaft uw clisteerspuit al poen! langs den waterpot van Venus swemt Mavors in den Eridaan der liefde. Voor twee pillen een heele beurs! voor een lepel conserv een hemel vol vermaak! voor een weinig tinctuur, een mond vol solvolative, een brokje opeaat voor een iet of niemendal, een zeker wat te trekken waar uit de Rynsche Wynstok zyn ranken schiet, langs de neus en de roode kaken van den polstasten den Doctor, is de ziel der medicynen. Weg, derhalven met den spykerbak, den schoenpin en het leer, wy willen Gallenus copiëeren, en zyn ons zyn zenuwe bladeren te slegt, wy zullen met quik en antemonie de tydelingen vergeeven. Zo gezeit, zo gedaan: de quispedoor potser van Hipocrates gaf de benedictie van den heiligen uil aan zyn weldoender, en zonder zig te verzien met iets anders, als uitgediende zalspotjes, en siroopdoozen, trok de ezel te veld, om peper. Nauw zag de mof onze toorens, en kasteelen, die op waterige turven dreiven, of Saul raakte onder de Propheeten aan 't waarzeggen. Hy wist uit de conjunctie van Sol, en Luna te voorspellen, dat het na negen maanden zou kinders regenen: hy kon voelen aan het ey van een hen, wat voor een haan de vader van 't eerste kuiken zou zyn. Hy wist uit de tekening van Mars den dolk te vertoonen, die Dione bekroop. Hy wist nog meer, dan hy kon zig van de Passeerder straat en Baangragt vyselen in 't hartje van Gysbrechts Stedelingen, daar leefde de Haarburgse Esculaap, als de Haarlemmer Geneesheer van zyne patienten. Hy doorkroop als Oppervogelaar de ingewanden der duiven, en kon uit de aanraking der ovalen, en ronden begrypen hoe de eindens beginnende haare aanvangen verliezen. Hier kreeg het Ezels Idé een Philosophische gons. {==326==} {>>pagina-aanduiding<<} Don Quichot zag de water-en windmolen van zynen dulcinéa aan voor de weg zyner wysbegeerte. Uit uw bornput, myn Britje, wil ik een Brouwers ketel vol Nectar pompen; uw vingerhoetje, myn ziel, is het leven van uw puttertje. Ach! dat myn platonise emmer eeuwig daal in uwen regenbak, Zweedse Diana, orakelde de Ezel, als de woudsibil op zyn drievoet gezetelt, tot barstens toe bequylt wierd met den dodelyken adem der moffen. In 't midden van deze Quakzalvers triomphen, schutte de egte trouw den dobbelsteenen gooides overspels. De waarheit maakte de leugen beest, door schoppen troef op te speelen. Het moffelen van hartenhoer kon Hans niet bevryden voor zyn verlies. Of hy by Britta's moordadigen vyzel swoer, dat zyn pillen en clisteer nooit een verkeerde operatie hadden verricht, nog was de euw zonder geloof. De vertroostingen, die een huisserpent, met een doctorale stamper in haar mortier voelde roesemoesen, konden haar niet veiligen voor het gelag der voorbygaande Jongens. Daar woont de alchimist van leer, en piktouw schreuwden de spotters, toen een zekere Swaanenburg de pasquillen van een paar dolhuisspooken had geledenbraakt, door de koevoet van een bestraffende pen. Die Bedrieger, gilden de oude wyven zelfs, is alzo veel een Geneesheer, als die kerel, die den Haag ontzeit, aan de Geestbrugge is gaan woonen, om de advertissementen tegens zyn logenagtige voorgevingen van naby te kunnen vernemen. Ach! dat dat gruwel meê was verbannen, riep de gryse deugt! myne zeden verjongden. Maar neen, een gek is meester van het toneel der Doctoren. Men stapt de heiligdommen voorby, en men offert aan de Moloch der Duivelen de Engelsche Nederlanders op. Wat raat? slaapt het Collegium Medicum dan? hebben zy het zo drok met de veelvuldige zieken, dat zy om geen eene bezetene te verdryven kunnen denken? Libera nos o malo! ô Amsterdamse Esculapen! en zo voorts wierd 'er gebyërt op de alarmklok des verstands, toen Crispyn ontmantelt van zyn bedriegelyk pak, voor een schoenbrodder was geboekt. De afgeroste Ezel schudde op die complimenten zyne ooren als een waterdog, en vrezende dat zyne reizende staartstar mogt dalen in de nagt der verwarring, trat in een nauwer conferentie met de Asiatise halve maan van Britta. Hy bezwoer haar by haar pruik zorg te draagen voor zyn hooft. Hier wist dit asgrauwe figuur geene andere raat toe, als door hem te metamorphoseren van een pu- {==327==} {>>pagina-aanduiding<<} blieken orvietaan tot een solliciterenden Operateur, die sub camino gaarn zou geregtigt gemaakt worden om vry uit hannekemaaijen te draaven. Zy dekte de gehoorende frontespies des Usurpateurs met een witte haare callot, zy trok hem een rokje van crediet aan. Zy gorde hem het justicizwaard eenes ongeoeffenden beuls op zey; zy stak hem een horologie by den staart; zy bond hem een zakje of twee zestehalven voor een bel aan den hals; zy gaf hem een slag op den bil, en liet hem met traanen vertrekken na de heremitagie van Minerva. Pas was hy 'er geland, of hy vroeg na de koers der blauwe beszen. Die zyn zeer goed koop, wierd 'er geantwoort, voor bequaame tongen. Schaft my daar op een fles moeszelwyn, riep Midas, want ontbreekter niets anders, dan gaat myn promotie zeker. Ik heb 'er een in myn waffel, die voor geen raathuis, of kerken ooit heeft gezweegen. De Boedel keek de Gek onder de oogen, en dagt meer dan hy zey. Na een weinig gelogen te hebben, wende hy zig na de Accademise waarheit, onder het gedamiaat van zyn zilvere schyven. 't Eerst dat hy deed, was om te verzoeken, met geen latyn gebruit te zyn, want myn geheele wysheit, vervolgde hy, is een moffe aszurantie, en kan u die myne heer voldoen, dan ben ik een compleete Geneesheer. Zo 'er by dien duisteren tekst geene verligtende kanttekeningen gevonden worden, galmde hem de geleerde onderzoeker toe, zo zal 'er al vry wat te doen zyn, eer myn heer zyne oogmerken zal agterhaalen. Hy weer ik ben compleet ervaaren in de medicynen, en de philosophie, en wensch in die beide geëxamineert en gepromoveert te zyn. Hier meê trok hy al weer aan zyn zilvere bellen, hoopende door dien lieffelyken toon de reden te verschalken: dog dezelve te heilig, in den professors rok verborgen zynde, quam hem zo zeker op de ribben, dat hy zelfs in het duits niet in staat was, om dat half te beantwoorden, 't geen anderen geheel in 't latyn moesten verrigten. Hy die zo lange begreepen meende te hebben, hoe het levendige vogt uit een caput mortuum overging in 't maagdelyke balneum van een kopere dêern, wist niet te melden hoe een philosophise stam quam aan den magnetise hette des verborgene waters. Ey, myn heer, stap die quaade naamen maar over, zey Hans, en zeg hoe veel het kost om een pegazus van den hellemondischen pindus met een paspoort te verzien, om vry uit doctoren te draaven. Dit wierd al weer zonder den Judas buidel te schudden niet geuit: terwyl de onderzoekende hoogleeraar door het opwippen van den paruik, klaar- {==328==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk merkte, dat dit gepretendeerde paard, maar een waaragtigen Ezel was. Hy begon het derhalven wat nader te ondertasten, en na het de langte van een vader ons twee drie gecatechiseert te hebben, zo verklaarde hy, dat 'er sints de stigting der Academie nooit onhebbelyker dier was gearriveert, als deze opgetraraarde weetniet; en dat, wat zyn edel: in persoon betrefte, hy nimmer zou consenteeren, om zo een buffel in het getal der geneeskundigen te doen plaatzen. 't Zal aan uw alleen niet hangen, riep de gek, en daar me met zyn zilver lasarus klep over al lopende om in 't nederduits gepromoveert te zyn tot Doct: Phil: & Med: wierd hem den eis met egaale stemmen ontzeit. Daar zal ik de geheele Stad voor straffen, riep onze Hans Donder, ik blixem over de Accademie gebrek van Harderwyker bokken uit. Ik doe de letterbaazen in den ban, ik lag met het uiterlyke Latyn, en 't Grieks, met de schoolse wysbegeerte, en de medicynen. Ik kan wel beulen, zonder octrooy. De Haarburgse windbreker heeft de planeeten te baat, en vallen hem die af, de deerens zullen hem by blyven. Venus is wel eens zo handelbaar, als Pallas. Ik kan beter over de wording der dingen met myn Britta redeneeren, als met al de getabberden van 't land. Wie duivel zouw denken dat een Gelderse kap haar niet zou laaten vullen met het stofgoud van Holland. ô Oude, goude tyd! waar zyt gy nu gebleeven! te vergeefs heb ik Minerva in den maars gekroopen, om een pokcedel, dog ik zal om my te wreeken, al waar ik wysaarts ontmoet, die veragten als niet waardige gezellen. 't Spyt my niet zo zeer, dat ik afgewezen ben, als ik wel vloek om het affront, dat my tavond of morgen zal aangedaan worden van een verloope Comediant, die ik binnen kort zo meen te brandmerken, dat hy geen raat zal weeten om sig tegens onze geweldenaryen te beschutten. Met dit voornemen zwom de Ezel na huis, laatende in het uiterste verlangen des werels den geene, hie met één pintje Luikze Aganippe te drinken, gemakkelyk de heele hel van een weeromgestuurde weetniet kan uitpissen, die geen Latyn verstaande, en dog korts een Latyns Boek uitgegeven hebbende, zonneklaar bewyst, een bedrieger te zyn, die, behoorelyk ondervraagt zynde, van de medicynen, en de philosophie even zo veel weet, als 'er een Hypocrates uit de duivels hoek van bewust is.