Gedenkweerdige aenteeckeningen Brugse kroniek over 1765-1828 Jan Karel Verbrugge Editie A. Schouteet logo_chro_01 logo_nwo__01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Gedenkweerdige aenteeckeningen van Jan Karel Verbrugge, in een editie van A. Schouteet uit 1958. Het oorspronkelijke werk dateert uit de negentiende eeuw. Deze tekst is in DBNL gepubliceerd in het kader van het NWO-onderzoeksproject Chronicling Novelty. New knowledge in the Netherlands, 1500-1850, dat van 2018-2023 wordt uitgevoerd onder leiding van Judith Pollmann (Universiteit Leiden) en Erika Kuijpers (Vrije Universiteit). p. 52: voetnoot ‘2)’ heeft in het origineel abusievelijk nootverwijzing ‘1)’ gekregen in de lopende tekst. In deze digitale versie is dat verbeterd. p. 111: achter het jaartal in de kop is net als in de andere koppen een punt geplaatst. verb278gede01_01 DBNL-TEI 1 2020 dbnl / erven A. Schouteet yes exemplaar Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit Amsterdam, signatuur: HN 04041 Jan Karel Verbrugge, Gedenkweerdige aenteeckeningen (ed. A. Schouteet). Fockenier, Brugge 1958 Wijze van coderen: standaard Nederlands Gedenkweerdige aenteeckeningen Brugse kroniek over 1765-1828 Jan Karel Verbrugge Editie A. Schouteet Gedenkweerdige aenteeckeningen Brugse kroniek over 1765-1828 Jan Karel Verbrugge Editie A. Schouteet 2019-06-06 KE colofon toegevoegd 2020-06-03 KE bestand aangepast aan richtlijnen juni 2020 Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Jan Karel Verbrugge, Gedenkweerdige aenteeckeningen (ed. A. Schouteet). Fockenier, Brugge 1958 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/verb278gede01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} GEDENKWEERDIGE AENTEECKENINGEN {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} BRONNEN en BIJDRAGEN tot de Vlaamse Geschiedvorsing uitgegeven door het Genootschap voor Geschiedenis ‘Société d'Emulation’ te Brugge 3 GEDENKWEERDIGE AENTEECKENINGEN van Jan Karel VERBRUGGE Brugse kroniek over 1765-1825 door A. SCHOUTEET {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} GEDENKWEERDIGE AENTEECKENINGEN VAN Jan Karel VERBRUGGE door A. SCHOUTEET BRUGGE Drukkerij A. & L. Fockenier 1958 {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} {==t.o. 4==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De Heilig - Bloedkapel te Brugge in 1805. Schilderij van J.K. Verbrugge op doek 615 mm. hoog bij 475 mm. breed. in het bezit van jonkheer Jos. Coppieters te Brugge. (van dit schilderij is verder sprake op blz. 27). ==} {>>afbeelding<<} {==t.o. 5==} {>>pagina-aanduiding<<} {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Inleiding De ‘Gedenkweerdige Aenteeckeningen’ van Jan Karel Verbrugge, waarvan de tekst hierna volgt, vormen uiteraard een Brugse kroniek: ze werden inderdaad te Brugge opgetekend door een inwoner van deze stad en verhalen in chronologische volgorde feiten en gebeurtenissen die hoofdzakelijk te Brugge zijn voorgevallen. Deze kroniek is bewaard in origineel. Het handschrift bestaat uit 226 bladen papier met een oorspronkelijke paginering; 1-60, 37-431, waarvan de nummers 112-113, 298-299 en 358-359 overgeslagen werden. Daarentegen is tussen blz. 89 en 90 één bladzijde niet genummerd, terwijl tussen blz. 145-146 en blz. 50-51 van de tweede paginering respectievelijk één en twee ongenummerde bladen werden ingelast. Het handschrift telt samen 38 katernen, die in hun oorspronkelijke vorm 2, 4, 6 of 8 bladen behelsden. Achteraf echter werden aan verschillende katernen één of meer bladen toegevoegd en in één geval - tussen blz. 99 en 100 - werd één blad weggesneden. De wijzigingen aan de oorspronkelijke samenstelling van de katernen gebeurden meestal vóór het pagineren en de nummers werden aangebracht door dezelfde hand en met dezelfde inkt als de tekst op de betrokken bladzijden, waaruit met zekerheid mag afgeleid worden, dat de bladen pas een nummer hebben gekregen naar gelang ze beschreven werden. De katernen zijn samengenaaid en het geheel steekt in een losse band van bordpapier. Het valt sterk te betwijfelen of het ingenaaide deel ooit in de band gebonden werd. Voor- en achteraan is één papieren schutblad mede ingenaaid. In de rechterbovenhoek van het voorste schutblad schreef een hand uit het midden van de verleden eeuw: ‘Aen jouffr. Coleta Verbrugge, zuster van den overleden onderpastor van Anseghem’. Ieder blad meet ongeveer 257 mm. hoog bij 198 mm. breed. De tekst van de beschreven bladzijden is gevat in een raam, met potlood aangebracht, waarvan de afmetingen schommelen tussen 175 tot 185 mm. hoog bij 115 tot 135 mm. breed. De ruimte binnen dit raam is doorgaans gelijnd voor 22 à 30 regels schrift. Rondom het raam of de schrijfspiegel is aan de vier zijden een marge van 30 tot 40 mm. Niet van alle bladzijden van het handschrift is de schrijfspiegel volgeschreven; meestal onderaan hebben enkele bladzijden {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} een min of meer aanzienlijk blank gedeelte. Daarenboven bevat het handschrift verschillende bladzijden, die geheel onbeschreven bleven, te weten: blz. 13-16, 53-54 van de eerste paginering en blz. 111, 133, 140-141, 230-231, 410, 431 van de tweede paginering. Hetzelfde geldt voor de ongenummerde pagina tussen blz. 89 en 90 alsmede voor drie van de vier pagina's, die achteraf tussen blz. 50 en 51 werden ingelast. Opmerking verdient, dat alle blanke bladzijden ongelijnd bleven, zodat de bladspiegel en de schrijfregels voorzeker eerst aangebracht werden op het ogenblik waarop de betrokken bladzijden zouden beschreven worden. Bovenaan op blz. 1 staat de titel van het handschrift: ‘Gedenkweerdige aanteeckeningen’. Deze titel werd verder het gehele handschrift door als hoofdregel gebruikt, met het eerste woord op de bladzijden aan de linkerkant en het tweede op de bladzijden aan de rechterkant. In de regel wordt in de marge aan de linkerkant van de bladzijden de data van de aantekeningen vermeld, terwijl in de marge aan de rechterkant soms de korte inhoud van de aantekeningen wordt medegedeeld. In uitzonderlijke gevallen werd de laatstgenoemde marge, evenals de marge aan de voet van de bladzijden, gebruikt voor toevoegingen en aanvullingen. Het handschrift behoort thans toe aan Z.E.H. Kan. L. van de Walle, bestuurder van het Engels Klooster te Brugge. Hij werd er eigenaar van bij het afsterven van zijn voorganger, Z.E.H. Kanunnik V. vande Velde (1). Hoe deze laatste er in het bezit van kwam, hebben wij niet kunnen achterhalen. Zoveel is zeker, dat na de dood van de auteur het handschrift bij zijn erfgenamen is terecht gekomen, zoals blijkt uit de aantekening op het voorste schutblad. In 1905 werd het handschrift overgeschreven door een zekere Karel Rossignol. Ook dit afschrift is in het bezit van Kanunnik L. van de Walle. Het spreekt vanzelf, dat onze uitgave uitsluitend naar het originele handschrift werd bewerkt. De auteur, Jan Karel Verbrugge, werd te Brugge geboren op 25 augustus 1756 als zoon van Karel en van Anna Maria Liecke, en 's anderendaags, 26 augustus, werd hij in de Brugse Lievevrouwekerk gedoopt. Jan Nikolaas de Peellaert en Anna Maria de l'Espée, twee personen die blijkbaar niet tot de familie {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} van de echtgenoten Verbrugge behoorden en tot de gegoede stand mochten gerekend worden, traden op als peter en meter. Vader en moeder Verbrugge waren toen onderscheidenlijk 33 en 24 jaar oud; ze waren geen geboren Bruggelingen, maar onderscheidenlijk herkomstig van Oostkamp en van Torhout (2). Naar het getuigenis van zijn biograaf en tijdgenoot, P. Ledoulx (3), vertoonde onze Jan al vroeg aanleg voor de tekenkunst. Zijn eerste leermeerster was de Brugse schilder Hubert de Cock (3b). Terzelfdertijd volgde hij de avondleergangen aan de stedelijke Academie voor schone kunsten. Omstreeks december 1777 was hij aldaar nog ingeschreven als leerling van de hoogste klas. Intussen was hij van meester de Cock gescheiden en leerling geworden van de Brugse schilder J.F. Legillon (4), die, evenals nog andere schilders van zijn tijd, eveneens een teken- en schilderschool openhield. Dat die particuliere schoolhouders niet altijd in de beste verstandhouding leefden met de officiële Academie, valt licht te begrijpen (5). Onenigheid tussen J.F. Legillon en het bestuur van de Academie is er overigens oorzaak van geweest dat Jan Karel Verbrugge middenin het schooljaar 1777-1778 de Academie heeft verlaten, niettegenstaande hij de knapste leerling van zijn klas bleek te zijn en de zekerheid had de eerste prijs met gouden medaille te zullen behalen. Na de eerste begrippen van de teken- en schilderkunst bij Hubert de Cock opgedaan te hebben, na negen jaar leerling te zijn geweest aan de Brugse Academie voor schone kunsten, na geruime tijd opleiding van J.F. Legillon genoten te hebben, achtte {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Jan Karel Verbrugge zich blijkbaar nog niet voldoende in de kunst ingewijd om zelfstandig op te treden. Om zich verder te bekwamen vestigde hij zich eerst te Antwerpen en daarna te Brussel. Op 9 juli 1782 verblijft hij reeds in de Scheldestad. In zijn kroniek verhaalt hij inderdaad het bezoek van de graaf en de gravin van het Noorden aan de stad Gent in gezelschap van de toenmalige gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden met zijn gemalin, en noteert daarbij: ‘Ik heb se binnen Antwerpen zien arriveren’. Op 29 december 1783 verblijft hij nog steeds te Antwerpen (6). Omstreeks het midden van het jaar 1785 treffen wij hem aan te Brussel. Naar aanleiding van de aantekening in zijn kroniek, op datum van 17 juli 1785, betreffende het tweehonderdjarig jubelfeest van het H. Sacrament van Mirakel in de Zuidnederlandse hoofdstad, schrijft hij inderdaad: ‘Dewijl ik dien tijd tot Brussel woonde, hebbe ik alle dese feesten bijgewoont; diesvolgens ooggetuyg geweest’. Daarna vestigde Jan Karel Verbrugge zich voorgoed te Brugge en trad aldaar op 9 juli 1800 in de echt met Johanna Francisca van Weydeveldt, dochter van Herman en van Anna Provoost. Deze vrouw, op 24 juni 1771 te Brugge geboren, was dan 29 jaar oud, terwijl haar echtgenoot er reeds 44 was. Onder de getuigen, die bij de officiële voltrekking van het huwelijk tegenwoordig waren, zien wij Pieter van Lede, schrijver van beroep, oud 33 jaar, die in de wereld van de kunstgeschiedenis bekendheid heeft verworven (7). Hij was het inderdaad, die het beroemde paneel van Jan van Eyck, met voorstelling van de echtgenote van de schilder, aan de Academie voor schone kunsten te Brugge heeft afgestaan en aldus de stad aan het Minnewater met een kunststuk van uitzonderlijke waarde heeft verrijkt. De kerkelijke inzegening van het huwelijk gebeurde door Z.E.H. Fr. Bulcke, pastoor van de Sint-Jacobskerk te Brugge. De bruidegom was de geestelijke hiervoor erkentelijk en wilde dit door het aanbieden van een geschenk laten blijken. Pastoor Bulcke weigerde echter iets te aanvaarden, waarop Jan Karel Verbrugge hem met een schilderstuk op paneel, voorstellende de Goede Herder, vereerde (8). {==t.o. 8==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doodsbericht van J.K. Verbrugge ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Doodsbericht van Johanna van Weydeveldt echtgenote van J.K. Verbrugge ==} {>>afbeelding<<} {==t.o. 9==} {>>pagina-aanduiding<<} {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Uit het huwelijk van Jan Karel Verbrugge met Johanna van Weydeveldt zijn drie kinderen geboren: Johanna, op 21 april 1802, Theophilus, op 4 december 1804, en Coleta Theresia, op 3 oktober 1808 (9). Het was Jan Karel gegund de leeftijd van vijfenzeventig jaar te bereiken: hij is inderdaad op 4 juni 1831, omstreeks het middaguur, in zijn geboortestad gestorven. Zijn echtgenote heeft hem met ongeveer vijf jaar overleefd en stierf op 27 mei 1838, te één uur 's nachts, eveneens te Brugge (10). Een exemplaar van hun doodsbericht wordt op het Brugse stadsarchief bewaard. Toen Jan Karel Verbrugge nog ongehuwd was, woonde hij samen met zijn ouders ‘Achter het Boterhuis’. Naar aanleiding van zijn huwelijk is hij gaan wonen in de Pottenmakersstraat, in het huis gemerkt E 4, 51. Het is aldaar dat zijn dochter Johanna ter wereld kwam. Zijn verblijf in de Pottenmakersstraat was maar van korte duur, want het volgende jaar woonde hij reeds in het huis, gemerkt C 19, 71 van de Nieuwstraat, waar in die tijd alleen voorname herenhuizen stonden, zoals het overigens nu nog het geval is (11). In de laatstgenoemde woning opende Verbrugge een teken- en schilderschool, waar zonen en dochters van voorname families onderricht kwamen volgen. Slechts drie jaar kon hij zijn school gaande houden. De oprichting van de Ecole Centrale en het groeiende aantal kostscholen te Brugge, waren hiervan de oorzaak. In zijn kroniek deelt Verbrugge ons de namen mede van de leerlingen, die op het einde van de drie schooljaren met goed gevolg aan de eindexamens hebben deelgenomen. In het huis van de Nieuwstraat is hij verder zonder onderbreking tot zijn afsterven blijven wonen. Ook zijn weduwe is aldaar gestorven. En na de dood van hun ouders, zijn ook de kinderen in hetzelfde huis gebleven tot zij op 4 januari 1838 een huis in de Katelijnestraat, gemerkt C 16, 29, zijn gaan betrekken. Intussen was de zoon, Theophilus, onderpastoor te Aalbeke geworden (12). Zijn zuster, Johanna, die wellicht toevallig of wegens ziekte aldaar verbleef, is in deze gemeente op 22 septem- {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} ber 1838 overleden. Na de dood van haar zuster, is Coleta Theresia haar broeder te Aalbeke gaan vervoegen: op 25 oktober van hetzelfde jaar 1838 werd zij officieel uit de bevolkingsboeken van Brugge afgeschreven. Heel waarschijnlijk zal zij haar broeder vergezeld hebben, toen deze naderhand tot onderpastoor te Anzegem werd aangesteld en in deze hoedanigheid aldaar in 1847 is gestorven (13). Wat er verder van Coleta Theresia is geworden, hebben wij niet kunnen achterhalen. In ieder geval is zij niet te Brugge overleden (14). Van Jan Karel Verbrugge bestaat een geschilderd zelfportret, 48 cm. hoog bij 32 cm. breed, met op de achtergrond een zicht op het atelier van de schilder. Het stuk prijkte op de tentoonstelling van oude stadsgezichten van Brugge in 1924-1925 en het was toen in het bezit van kanunnik V. vande Velde (15). Het mocht ons niet gelukken te weten waar het thans beland is. Van J.K. Verbrugge werd ook een portret gemaakt door zijn vriend Gerard De San, dat volgens P. Ledoulx zeer treffend was, waarvoor de bekende broeder Baude (16) het volgende rijmpje dichtte: Den konstenaer De San trof 't wesen van Verbrugghe met rijcke konstvinding, waerdoor dat men de vlugge en noyt vermoeide Faem hoord galmen sijnen lof: alleen door vriendschaps kraght De San Verbrugghe trof. Als tekenaar en schilder te Brugge gevestigd, ontwikkelde Jan Karel Verbrugge een drukke activiteit. Vooral in het uitbeelden van landelijke tafereeltjes schijnt hij uitgemunt te hebben. Ledoulx verhaalt ons: ‘Sijn gouste en maniere van sijne wercken sijn meest binnengezighten van boerenhuysen en stallingen, degone hij uytteeckende met al hetgone in die plaetsen gesien wierd, als potten, pannen, ketels, marmyten, standen ende kuypen, die vercierende met figeuren en beesten, ingevolge dat het voorwerp hem vertoonde, waernaer hij dan sijn schilderien maeckte met veel studie, sinnelijcheyd en nettigheyd, daerin brengende den waeren {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} eygendom en aerd’. Hij betoonde eveneens een grote voorliefde voor het vastleggen met tekenstift en penseel van stadsgezichten en van oudheidkundige voorwerpen. Vele van deze laatstgenoemde tafereeltjes, maar ook menig andere, werden besteld of aangekocht door de bekende mecenas en verzamelaar van oudheden, jonkheer Jozef van Huerne de Schiervelde (17). Tientallen van zijn Brugse stadsgezichten worden nu nog te Brugge bewaard (18); ze getuigen niet enkel van de vaardige hand die ze maakte, maar ze hebben tevens een wezenlijke archeologische waarde. Jan Karel Verbrugge hield een register van zijn gewrochten en ieder werk, dat niet voor zijn eigen verzameling was bestemd, tekende hij met een volgnummer, hetgeen de datering van zijn werken in hoge mate vergemakkelijkt. Ledoulx was hiervan op de hoogte en noteerde dan ook het volgende: ‘Alle sijne wercken die hij in het publyck uytgegeven heeft, die sijn geteeckent met een numero. Den geseyden numero wijst aen, dat dit stuck is het sooveelste dat in het publyck gekomen is, waervan dat hij houd eene cataloge-memoriael met al de numero's alsoock de verbeeltenisse van yder stuck met den naem van den persoon en plaetse aen wie dat sij verkoght sijn’. Deze catalogus van zijn werken is thans nog ten dele bewaard en evenals de kroniek in het bezit van kanunnik L. van de Walle. Oorspronkelijk omvatte hij waarschijnlijk twee banden of boekdelen, waarvan nu nog alleen de eerste band gedeeltelijk is overgebleven: het is een in-folio van 19 bladen, oorspronkelijk gepagineerd: 15-52. Vooraan blijken dus veertien bladen verdwenen en ook achteraan eindigt het deel defect. Daarenboven is van de blz. 51 en 52 langs de bovenkant een stuk afgesneden. In zijn huidige vorm bevat dit fragment-deel de opgave van de tekeningen en de schilderijen, genummerd van 105 tot 321, welke gemaakt werden tussen 1801 en 1810. Bovendien werd vooraan een brief van de Academie voor schone kunsten te Gent aan onze schilder, d.d. 28 november 1795, ingeplakt, terwijl achteraan een drukwerkje werd ingelast, d.d. 1683, betreffende Franciscus de Molo, vertegenwoordiger van de koning van Polen bij de Staten-Generaal van de Noordelijke Nederlanden. Op blz. 36 schreef onze schilder in margine de {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} volgende verwijzing: ‘Het vervolg in tom. 2, page 35’, waaruit dan het bestaan van een tweede deel kan afgeleid worden. Dat deze catalogus, zelfs in zijn fragmentarische vorm, een belangrijk document mag genoemd worden, behoeft wel geen betoog. Heel wat bijzonderheden worden er inderdaad in aangetroffen, die slechts zelden worden medegedeeld. Niet enkel weten wij aldus hoeveel tekeningen en schilderijen Jan Karel Verbrugge binnen een bepaald tijdsbestek heeft vervaardigd, maar we kennen ook de behandelde onderwerpen alsmede de namen van de afnemers, zonder te gewagen van de andere bijzonderheden die de auteur van de catalogus naar aanleiding van sommige van zijn werken heeft aangetekend. ‘Ten jaere 1795, zo gaat Ledoulx verder, was hij (Verbrugge) besig met het 96e stuck, dat hij ginck vereeren aen de Academie van Brugghe, om te dienen voor weergaede van hetgone hij alreeds ten jaere 1793 vereert hadde. Ten jaere 1795 waeren van die 96 wercken al verspreyd in veel steden en landen, als eerst tot Brugghe, Gend, Brussel, Antwerpen, Mons in Henegauwe, Cortrijck, Yper, Luyck, Groeningen, Londen en in America’. Benevens als grafisch kunstenaar, betoonde Jan Karel Verbrugge een warme belangstelling voor de oudheidkunde. Geen opgraving is in zijn omgeving gebeurd, of hij verhaalt deze gebeurtenis in zijn kroniek. Met voorliefde tekent en schildert hij oude gebouwen en stadsgezichten, en dit niet enkel op bestelling of voor de verkoop, maar meer nog voor persoonlijke documentatie. Hij hield er trouwens een eigen verzameling van oudheden van Brugge op na (19). Daarenboven had hij een boek aangelegd, waarin hij geschied- en oudheidkundige bijzonderheden optekende, dat hij als zijn ‘Notitieboek’ betitelde (20). Het is overigens opvallend hoe hij zowel in de catalogus van zijn werken als in zijn kroniek graag zijn geschiedkundige en archeologische kennis laat blijken. Het spreekt vanzelf, dat deze kennis in overeenstemming is met de toenmalige gebrekkige begrippen. Naast eigen aanleg zal zijn liefde voor de oudheidkunde ongetwijfeld sterk zijn aangewakkerd door zijn betrekkingen met andere liefhebbers van oudheden. Onder deze mag op de eerste {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} plaats de reeds vernoemde jonkheer Jozef van Huerne de Schiervelde vermeld worden, die een uitgebreide en onder vele opzichten een zeer merkwaardig kabinet bezat alsmede talrijke historische handschriften. Wellicht heeft Verbrugge naar deze persoon in het bijzonder opgezien als naar een voorbeeld ter navolging, niet alleen voor het aanleggen van zijn verzameling oudheden, maar ook voor het schrijven van zijn kroniek, zijn notitieboek en de catalogus van zijn werken. Wanneer Jan Karel Verbrugge met het schrijven begonnen is, valt niet te zeggen. Betreffende zijn notitieboek bezitten wij niet de minste inlichting. Van de catalogus van zijn werken weten wij, dat hij vóór 1795 werd aangelegd. Ledoulx maakt er inderdaad reeds melding van. Met het schrijven van zijn kroniek zal hij zeker veel later begonnen zijn. Wellicht gebeurde dit eerst in 1814. Op datum van 2 mei 1783 verhaalt hij in zijn kroniek de afschaffing van het klooster van de Theresianen of Zusters Karmelietessen te Brugge, dat nu, 1814, zo schrijft hij, een militair ziekenhuis geworden is. Op verscheidene plaatsen van zijn kroniek merkt men overigens zeer duidelijk, dat het eerste gedeelte pas veel later werd opgetekend. Betreffende de suppressie van de paters Jezuieten te Brugge, in 1773, voegt hij er de volgende beschouwing aan toe: ‘hetwelke daerna zeer klaer gebleken is’. In verband met een gebeurtenis, die op 31 december 1774 plaats had, merkt hij op: ‘Deze aenteekeninge is maer geschiet lang naer het effect van deze nota, waerom eenige twijfelachtigheden opgeresen zijn nopende het juiste jaer; doch het is geschiet tussen het jaer 73 en 76’. Van een voorval op 23 december 1777 weet hij evenmin of de aangegeven datum wel juist is: ‘Op deze dag of zeer nabij’, zegt hij. En bij de vermelding van het afsterven van keizerin Maria Theresia, op 29 november 1780, schrijft hij: ‘Met haer is begraeven den Nederlandschen vrede, eendragt en geluk, gelijk men voorder zal bevinden in deze aenteekeningen’. Daarenboven worden verschillende aantekeningen aangetroffen, waarvan de datum tot het jaar is beperkt. De verhaaltrant van Jan Karel Verbrugge is zakelijk en kernachtig. Literaire allures en beschouwingen bij de medegedeelde feiten worden slechts zelden aangetroffen. Benevens aan de oudheidkunde schenkt hij, als overtuigd katholiek, een bijzondere aandacht aan kerkelijke plechtigheden en gebeurtenissen van godsdienstige aard. Hetzelfde mag ook gezegd worden van de Brugse Academie voor schone kunsten, waarvan hij lid van het bestuur was, alsmede van sommige van zijn vakgenoten. Het was de {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} auteur daarbij alleen te doen om de belangrijkste gebeurtenissen van zijn tijd en inzonderheid deze uit zijn omgeving vast te leggen ten einde ze aan het nageslacht over te leveren. Het beoogde doel heeft hij overigens uitdrukkelijk laten kennen o.a. in de aantekening d.d. 31 december 1774 waar hij schrijft: ‘En is zoo wonderbaer, dat het wel verdient aen de nakomelingen agter te laeten voor gehuegenis’. Met de betiteling van zijn kroniek: ‘Merkweerdige aanteeckeningen’, bedoelde hij overigens niets anders. Dat Verbrugge bij het schrijven van zijn kroniek niet oordeelkundig noch volgens wel bepaalde principes is te werk gegaan is overduidelijk. Zelf beleefde feiten worden afgewisseld door gebeurtenissen die alleen uit literaire bronnen zijn kunnen vernomen worden. Mededelingen van de laatstgenoemde soort komen in het begin het meest voor en verminderen in aantal naarmate de kroniek verder vordert. Het behoeft wel geen betoog, dat de aantekeningen over hetgeen de auteur zelf heeft kunnen waarnemen, veruit het meeste belang opleveren: ze zijn niet alleen steeds oorspronkelijk, maar veelal verhalen ze feiten en gebeurtenissen die men vruchteloos elders zou zoeken (21). De andere soort van aantekeningen brengen in de regel geen nieuws. Wij hebben dan ook gemeend de aantekeningen over feiten en gebeurtenissen, die buiten het bereik van de auteur lagen, uit onze uitgave te mogen weren en voor deze te volstaan met een résumé in Bijlage I. Eveneens in Bijlage geven wij de tekst van zeven brieven, die los in de kroniek steken, alsmede van de brief, die in de catalogus van zijn werken is ingeplakt. Deze acht stukken zijn originelen, gericht aan Verbrugge. Vijf ervan werden geschreven door Gerard De San (22), één door het bestuur van de Academie voor {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} schone kunsten te Gent, één door August Legillon (23) en één door Jozef de Meulemeester (24). In tegenstelling met de catalogus van zijn werken, bleef de kroniek van Jan Karel Verbrugge aan de historici niet onbekend. In 1898 publiceerde V. vande Velde, toenmalig bezitter van het handschrift, er twee extracten uit in het Brugse tijdschrift Biekorf. Ook A. Viaene heeft er in 1949 en in 1953 gebruik van gemaakt voor bijdragen in hetzelfde tijdschrift. In de kroniek wordt nogal veel verwezen naar de catalogus van Verbrugge's werken. Wanneer de betrokken tekst in de catalogus van deze in de kroniek verschilt, hebben wij er uittreksels van gemaakt en in Bijlage III opgenomen. Was de tekst van catalogus en kroniek echter identiek, althans voor wat de inhoud aangaat, dan vergenoegden wij ons met een eenvoudige verwijzing. Verklarende noten daarentegen meenden wij te mogen achterwege laten, vooral omdat wij de tekst van de kroniek hebben laten volgen van een alfabetisch register van de vermelde personen, plaatsen en voornaamste zaken, met eventuële identificatie. Ten slotte dient nog aangestipt, dat deze uitgave, met uitsluiting van de Inleiding, de Bijlagen en het Alfabetisch Register, de heropgelegde overdruk is van een publicatie in het lokale nieuwsblad Burgerwelzijn van 11 november 1955 tot 12 juli 1957. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Gedenkweerdige Aanteeckeningen 1771. J.B. Suvée, primus en pensionnaire du roi de France, in decembre zijnen intré in zijne geboortestad tot Brugge met extra groote triumphe ten tijde van swaeren storm en regen. Een medaille d'honneur en splenditter tafel op d'Academie. Hij was geboren tot Brugge 1745. Hij heeft 7 jaer tot Roomen geweest... als pensionnaire 4 jaeren, en 3 jaeren op zijn eijgen. 1773. September. - In deze maend is de kerke en het colegie der eerw. paters Jesuïten gesloten en alles verzegeld. Omtrent denzelven tijd is dit ook tot Brugge geschied op een Zondag of heyligdag, want men dede ten tijde van de elfve-misse alle de menschen uyt de kerke gaen en zij wierd toegesloten, doch den pater mocht zijn misse eyndigen. De Majesteytspolice en heeft er niet veel eere van gehaelt, want ten quam op geen halfve uere aen. Volgens den register der confrerie van de Goede Dood, ingestelt door de eerw. paters Jesuïten, hebbe ik bevonden dat alsdan was rector der eerw. paters: Fredericus Burtin, en J.B. Scheerlynck, directeur der congregatie van de Goede Dood. De laetste rekeninge dezer congregatie is geschiet voor de commissarissen van Haere Keyzerlijke Majesteyt Maria Theresia. Deze was de 17e rekeninge sedert haer begin ten jaere 1757, waermede deze confrerie nu onderbleef door de suppressie van 1773. De eerw. paters Jesuïten hebben gezeyd tegen de andere religieuse orders: ‘Let toe, wij gaen vooren met de vaene en gijlieden zult volgen met het kruis’, hetwelke daernaer zeer klaer gebleken heeft. 1774. Geboortejaer van Fr. Kinsoen tot Brugge in Vlaenderen. December 31. - Deze aentekeninge is maer geschiet lang naer het effect van deze nota, waerom eenige twijfelachtigheden opgeresen zijn nopende het juiste jaer. Doch het is geschiet tussen het jaer 73 en 76. En alle de circonstantiën zijn mij nog zoo levende in den geest, al of het maer soo geschiet en waer ter exceptie van het jaer. En is soo wonderbaer dat het wel verdient aen de nakomelingen agter te laeten voor geheugenis. Dus is als volgt alhier gestelt 1774 den 31 Decembre. Ik was teeckende op de Brugsche Academie naer het model. Om 6 euren 's avonds was de locht root als vuer dog regenachtig, en de warmte was soo groot, alsdat het model niet kon verdraegen de pannen met vuer. Die moste men uytdooven en wij moesten ons sweet afdroogen. Eensclaps liet zig hooren eenen grooten donderslag, waeruyt wij besloten een groot ongeweer te hebben. De locht was overdekt met vuerige wolken en op de straet was het gelijk een warmen oven. Den beyaert speelde ter oorzaek dat het Nieuwjaeravond was. Om 7 ueren elk vertrok naer huys in afwagtinge van het gevolg, hetwelk niet lang vertoefde. Eene swaere hagelvlage, die redelijk {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} lang deurde, maer geene schade toebraght. Daernaer volgde de alderswaerste stortvlaege, die deurde tot in den nacht. Alsdan eenen fellen stormwind, die schade toebraght dat de tichelen van de daken vloogen. Wij hebben schade gehad aen eene venster op de zael. Dit deurde bijna geheel den nacht en op 't leste soo fel alsdat hij de wolken dede vaneen scheyden en dat het met den vroegen morgen klaer weder was. Maer opstaende, wat was onse verwonderinge: 's avonds te vooren soo warm, en nu soo straf vriesende alsdat alle de goten met zoo dikke klompen ijs waren hangende wel twee armen dick en sommige de dickte van een mensch. Sedert dien dag, wezende Nieuwjaer, en zagen wij geen wolken meer, maer ze waeren al verdwenen door den fellen storm. Het was zeer kout dien dag. Maer alle dagen schoon weder en naer den vorst wat over was, begon het someraghtig te zijn: alle daege zoelte en schoon zonneschijn. Dusdanig bleef het, dat op Vette Zondag, volgende Maendag en Dijnsdag, wezende de Vastenavonddagen (26, 27 en 28 February), het te warm was om te masscheren. En dit weder is blijven deuren tot Sinxenavond, waerdoor eene groote dorrigheyt op het land was en de Kerke al lang gebeden ingestelt hadde tot het bekomen van eenen heylzaemen regen, denwelke viel voor den eersten mael op Sinxenavond. Zulks en hebbe ik maer eens geweten en daerom als wonderbaer willen opstellen. 1777. December 23. - Op deze date, of zeer nabij, was het den laetsten avond dat ik op de Academie van Brugge naer het model teeckende. Wij moesten naer Nieuwjaer om plaetse teeckenen en daernaer om prijs. Ik hadde alsdan al merkelijken tijd bij mijnheer J. Legillon geteeckent en was alsdan den sterksten van de classe van 't leven; niemand en konde mij alsdan de goude medaille betwisten. Doch mijnheer Legillon raede mij van niet meer te continueren, waerom ik ook aghter gebleven ben om zeker misnoegen tusschen meesters en discipelen van beyde de academiën. 1781. Op den 13en Junyus is Zijne Majesteyt Joseph II binnen Gend aengekomen. En daegs vóór H. Sacramentsdag hebbe ik denzelven monark tot Brugge zien arriveren, komende van Blanckenberge, zoodat hij al de Ezelpoort zijnen intrede binnen Brugge gedaen heeft. 's Anderdags, wezende H. Sacramentsdag, heb ik den Keyzer eenen flambeeuw zien draegen in die luysterlijke processie. Hij logeerde in het Hotel van Commercie. 1782. Den 13en Augustus is tot Loven als primus der philosophie dezer universiteyt uytgeroepen den geleerdsten heer Josephus Franciscus Beyts, geboortig van Brugge, zijne philosophie gehoort hebbende in de pedagogie het Castrum, waerover binnen Brugge zeer groote vreugt was en daernaer eenen zeer plechtigen en triumphanten intrede in dese stad, eene prachtige maeltijd, vieringe en bal. 1783. 28 Aprilis. - Ten zelven dage en jare wierdt tot Brugge insgelijks de Carthuysers vernietigt. 29 Aprilis is binnen Brugge het klooster der Chartreusinnen vernietigd. 30 Aprilis, vernietinge der Jacobinessen binnen Brugge. 2 Meye, vernietinge der Theresiaenen binnen Brugge. De Apostelynen zijn naer dien tijd aldaer gaen woonen en nu, 1814, een soldaete hospitael. 3 Meye is het klooster der Ongeschoende Carmelitersen binnen Brugge vernietigt en is geworden een soldaete hospitael. 5 Meye is het klooster der Urbanisten, gezegd Rijke Claren, {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} binnen Brugge vernietigt en heeft daernaer gedient voor eene fabrique, die haeren ondergank gevonden heeft. 31 Decembre heeft de koude soodanig geweest, dat het alsdan 4 graeden meer gevrosen heeft als in 't jaer 1709 en 1740. 1787. Dit jaer, omtrent dezen tijd (10 Juny), wierd J. Ducq primus naer 't model tot Brugge en vertrok naer Parijs; hij wierd aldaer aengenomen in 't atelier van mijnheer Suvée. 22 Julyus. - Binnen Brugge is er eenen grooten oproer ontstaan in den Oude Gendwegstraet ten huyse van mijnheer den canoninck van Onnacker, canoninck van St. Donaes. Desen oproer was een verbitterheyt der populace tegen desen heer, omdat hij - zoo zy zeyden - graen en aerdappels opkogte. Doch dit scheen niet waer te wezen, maer hij boerde grootelijk op zijn landtgoederen. Alle zijne meubelen en effecten wierden van de woede des volks uyt de vensters gesmeten en vóór het huys verbrandt ten aensien van het garnisoen, het regiment van Viergé, hetwelke vóór de deur stond zonder te durven beletten. Dit heb ik gezien. Het magistraet was permanent vergaert, om middels te zoeken tot het stillen van dezen oproer. Men plaetste de galge voor het stadhuys, doch al vruchteloos. Het woedende volk dede dese uyt en droegen die naer de Groote Mart en verbrandende zij dezelve. De populasse liep droncke langs de straeten, door het uytdrinken van den wijn. Den canoninck is dit ongeluk ontkomen, want de rasernye was soo groot en zij waeren zoo verbitterd tegen hem, hadden zij hem moeten vinden, zij zouden hem om hals gebraght hebben. Zij namen de kiekens uyt hunne koten en smeeten die doodt. Ik heb zoo eenen gezien, die ik kende, en die noch van de arme classe niet en was, die ook medegedaen hadde. Hij passeerde, dronke zijnde, door de Naeldestraete met een doodt kieken, hetwelke hij gedeurig met gramschap tegen den grond smeedt. Hij hadde dit medegebracht uyt het geplunderd huys. De stilte wierd maer weder ersteldt als alles verbrandt was. 1789. Mijnheer Jan Legillon, geboortig van Brugge, wierdt membre der Koninklijke Academie van Parijs den 30 Mei 1789. 17 November hebben de Patriotten hun meester gemaekt van de stad Brugge en de bezettinge heeft zich als krijgsgevangen moeten overgeven. Den capteyn - commandant zat in den kelder. De burgers hadden het canon gestelt in de bree gote van de Jesuïtekerke en schooten zoo van boven naer beneden op de bezettinge van het Jesuïte-quartier. De bezettinge sloot zig in den bouw tot hunne overgave, hetwelk maer weynig quartieren en deurde. In dit jaer bequam J.F. Ducq den eersten prijs van eene geschilderde figuere gemaekt te hebben naer het leven. 1792. 11 November. - De Franschen hebben de stad Brugge in bezit genomen, naerdat zij insgelijks gedaen hadden met de steden van Meenen, Doornijck, Cortrijk, Yperen en Oostende. 13 November. - Ook eersten Club tot Brugge in de ‘Chambre Littéraire’. Dudzeele en Oedelem d'eerste queekelingen van den Brugschen Club (1). {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} 14 November. - Zekeren Jan Baillieu vraegt een grooten boom aen mijnheer Ant. Penerande, tresorier, om den boom van vrijheyt te planten. 17 November. - Eerste troupen tot Brugge bezit van de stad genomen, gelogiert in 't clooster der Predikheeren. 19 November. - 2 stuks canon vóór 't stadhuys gepointeert, omdat het magistraet de bevelen van den commandant niet volbraght hadde. Den 23 November quaemen tot Brugge troupen in garnisoen wezende een legioen Bataven, zeer dulle en boose soldaten, welke pretendeerden afgeworpen te moeten zijn alle de standbeelden van d'oude graeven van Vlaenderen van hun beginsel tot Maria Theresia, die op den gevel of gebouw van het stadhuys stonden. Sommige heete Jacobijnscoppen hebben in haeste eenige briefkens laeten drukken en die toegezonden naer den edeldom met ordonnantie van alle hunne geschilderde familiewaepens, zonder eenige fraude, te zenden ten huyse van zekeren J. Dewindt, woonaghtig op de Groote Mart, om op Zondag naestkomende, den 25en dezer, op de Mart publickelijk verbrand te worden. Den nacht tussen den 24 en 25 wierd opgericht onder den boom van vrijheyd, die reeds op den 14en lest 's namiddags onder het speelen van den beyaert geplant was door den Clubschen ijver van sekeren Jan Baillieu, een vierhoekig piedestal, 8 à 9 voeten hoog, met lijnwaet bekleed, waeruyt een vierkantige pyramide opginck van 24 of 25 voeten hoog. Den 25en heeft men daeraen gehangen alle de toegebroghte waepenen, die den edeldom uyt vrees toegesonden hadde. 's Naermiddags speelde den beyaerd en de militaire musike annonceerde de aenstaende herboring van den edeldom tot den borgerstaet. Deze wonderbaere zottigheyd hadde naer zich getrokken eene ontelbaere menigte van aenschouwers. Alle de Clubsgezinde riepen gedeurig: ‘Ça ira’. 8 of 10 December hebben de representanten onder den boom van vrijheyd den eed ontloken zooals de Clubisten voorgeschreven hadden. 13 December. - Het magistraet wierd reeds door brief belast, op den 12 December, van morgen onder het opzig der stadswerklieden te doen weeren alle de beelden der souvereynen, waermede men het stadhuys zooveel eeuwen vercierd gezien hadde. Men leyde dezelve in het magazyn van den H. Bloede (St. Baziliuscapelle) aldaer afwagtende de toekomende sententie, die den Club moest strijken. Onder groot geknor en murmuratie wierden alle de beelden van den gevel van het stadhuys - schoone memoriale vercieringe - weggerukt en gesteld in het magazijn onder den H. Bloede (Baziliuscapelle) tot ter tijd dat den Club hunne crimineele sententie zoude uytspreken. Dit baerde groote vreese voor de kostelijke tomben, die tot O.L. Vrouw in den choor stonden, doch het capittel der canoningen heeft er in tijds op gepast, dezelve voorzigtig losdoende en hebben dezelve versteken. Op den sestienden wierd aengesteld de eerste municipaliteyt. Het magistraet wierd verandert in eene municipaliteyt: eenen banck van 13 schepenen en eenen banck van gelijke raeden, en keus van een president, eenen vermaerden Clubist (der geïllumineerden) als president. 17 December wierd het buffet (opperste magistraet) gesupprimeert. 30 December. - Eenen vermaerden Clubist van den eersten rang (der illumineën) stelde eene motie voor om alle de voorgaende tyrannen te straffen in hunne beelden en dezelve in het vuer te werpen. Volle toejuigingen en aengenomen. Dien vermaerden Clubist hadde reeds in den morgen overeengekomen met den beul voor eene somme gelds deze executie te willen ten uytvoer te brengen. Dit was de eerste crimineele sententie, die den {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Club verrichte. Den beul reeds overeengekomen sedert dezen morgen in het hotel ‘Den Arend’ met den borger schepen - municipael *** (om geene familiën te stooren), volgens het public gerucht, voor 36 guldens, om de eerste crimineele sententie uyt te werken van de Vrienden van Eendraght, Vrijheyd en Gelijkheyd, welke waeren aanklagers, rechters en uytwerkers in dezelve zaek. Den beul daer met zijnen kneght wandelde op de executieplaets, de hooge bevelen van den Club en de veroordeelde afwagtende. De volontaires of Brugsche sansculotten benevens de gesoldeerde - het garnisoen vertrokken zijnde - stonden in vierkantig krijgsgelet rond den boom van vryeheydt onder de waepenen, tot voorkomen alle wanorders. Een gedeelte des volks liep hout bijhaelen; een ander gedeelte liep naer den Burgh, alwaer zij in 't magazijn de gezeyde standbeelden onthoofden en de hoofden ter Markt beweegden; terwijl een derde verdeylinge de waepenen der onderhoorige steden van Brugge benevens alle slag van haetelijke instrumenten, te vooren gedient hebbende voor de executie der crimineelen, als schavotten, geeselstaeken, galgen, kruisen, raderen, korden, etc., bijbrachten. Den houtstapel wierd opgericht onder den boom van vrijheyd. Den beul, het vuer aengestoken hebbende en de sententie letterlijk executerende, heeft de derde bladzijde van het proces - verbal van de zittinge der persoonen, zig lovende verkiesers representanten van den vrijen Lande van den Vrijen, getoond aen het volk, gescheurd, in 't midden van de vernielende vlammen van 't galgevuer gesmeten en is tot asschen toe verbrand. Het hoofd van het standbeeld van wijlent Zijne Majesteyt Joseph II, Roomsch Keyzer etc., graef van Vlaenderen, wierd philosophikelijk op een rad verbrijseld en in hetzelve galgevuer geworpen. De hoofden der forestiers, graeven, gravinnen, koningen, keyzers, keyzerinnen, immers van alle de hooge persoonagiën die Vlaenderen bestierd hadden, zijn op zoo eene wijse mishandelt, alsook de waepens der onderhoorige steden van Brugge. Deze daed doet oogblijkende zien wat een rasende woede niet al kan uytwerken. Niet het volk, maer de wet zelve vrogt dit uyt (de Clubisten). 1793. 8 January. - Den general Flers tot Brugge was geworden medelid van het genoodschap van den Club: groote macht voor de Clubisten. 2 February. - Vernieting der wettige representanten van Vrije en stad door G. Gibuet. Eenen Jacobin alleen wierd afgesteld en wederom op een nieuw benoemt. 9 February. - Wordt geboden door den general Fleers, maréchal de camp, commanderende tot Brugge, ingevolge de orders die hij bekomen heeft, aen alle Fransche geëmigreerde of gedeporteerde priesters, die zig binnen Brugge bevinden of in de paelen van diere, van daeruyt te vertrekken, uyterlijk den tienden dezer maend, op peine van aengehouden te worden en vervolgt als suspecte persoonen en aensien te worden als opstokers en vijanden van de Fransche Republique. Gedaen tot Brugge den 8 February 1793, tweede jaer der Fransche Republique. Was geteekent: ‘Charles Fleers’. 10 February. - Wierd verders gepubliceert dat alle Fransche emigrees en gedeporteerde priesters binnen de vier daegen het territoir van het Brugsche Vrije moesten verlaeten, op peine als boven. Dit door de motie van den Clubistischen aenhang, bezonderlijk door de opperhoofden gesmeed. 11 February. - Op dezen dag zijn alle de wijckmeesters gekozen dezer stad door de gemeenten. 12 February. - Heden waeren de wijckmeesters opgeroepen met hunne substituten en verzamelden in de Ledekaemer van het {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} stadhuys 's avonds ten 5 ueren. Formule van den eed: ‘Dat sweere ik in mijne qualiteyt van wijkmeester (of substituyt), wettig gekozen op den 11 February 1793 bij de gemeenten onzer respective wijken, te zullen onderhouden en doen onderhouden voor zooveel in mijne macht is en, desnood ondersteunt door de medeburgers der andere respective wijken, de strengste police, rust en goed order te zullen voorenstaen, de vryheyd alsmede gelijkheyd in de propriëteyt van elken individuelen in de respective wijken woonende, alsmede de gelijkheyd in het recht, sonder onderscheyd van persoonen, mitsgaeders de wetten, ordonnantiën ofte proclamatiën, door onse wettige gekozen overheyd geëmaneert, ende te emaneeren, ten uytvoer te brengen, voor zooveel dezelve niet tegenstrijdig en zijn aen onze Roomsche Catholijke en Apostolijke religie’. 15 February. - De goude kroon, staende op beyde de schouwen van de collegiekamer van het stadhuys van Brugge, wierden geweerd door de Jacobinen ofte Fransche revolutionairen, om plaets te maken voor de muts van vryheyd, die aldaer geplaatst waeren door bevel van Karel VII, koning van Vrankrijk, omtrent het jaer 1435, ter oorzaek van het verstandig wijzen eener proces, hetwelk men niet wijzen en konde in Vrankrijk en doch tot Brugge gewezen wierd. Den koning alsdan zeggende dat de schouwen, waerdoor de adems vloogen van zulke verstandige rechters, verdienden gekroont te worden. 15 April. - De schoone Engelsche troepen zijn tot Gend aengekomen, onder aenvoeringe van Z.K.H. den hertog van Yorck, en zijn de 17e langs Brugge naer het leger vertrokken. 1794. Op den 3en Meye was de laetste processie van het H. Bloed. Den abt van St. Bertin was er present. Diner tot den bisschop Brenaerdts: mijnheer Stockhove, president van 't Proossche, chefs en autoriteyten ter repas. Den 9en Juny vluchtte den bisschop Brenaert uyt dese stad. Ik heb hem tot Maele zien passeeren en hem respectueus gegroet als onsen herder. 't Was den 2en Sinxendag. 9 July. - Op den 21 Messidor 't jaer 2, hebben de Franschen begonst Sluys te bombarderen, hetwelk ik gezien hebbe op den toren onzer Academie. July. - Gedeurende deze maend hebben de Franschen bezit genomen van de volgende steden: Doornyck, Veurne, Nieupoort, Oostende, Brugge, Antwerpen en desselfs kasteel, Loven en Bergen in Henegauw. 25 Augusti. - Op den 8 Fructidor 't jaer 2, liep geheel de stad van Brugge overhoop, ter oorzaek van de uytwerkende wet die geboodt alsdat alle degonne beneden de 40 jaeren moesten gaen spanieren naer de zeekusten. Die van Brugge moesten vertrekken naer Duynkerke. Ider wijckmeester wiert gemaendt te verschijnen op de Mart met alle de jonkheden beneden de 40 jaeren, die op zijne wijke woonden. Zoo dat ik, wezende 38 jaeren, ook met mijnen wijkmeester moeste compareren. Alle dat manschap ter Mart zijnde, wierdt deze plaetse afgezet door de militaire gendarmes en fussilliers. Ider wijckmeester moest met die van zijne wijcke boven op de Halle gaen (waer de foire is) voor de commissarissen om hun manschap aen te teekenen, zoodat dit veel tijds vereyste. De militairen, ziende dat den dag voorbij gink zonder groot avancement, gaven een schielig order van de Mart in te sluyten en alsoo alle de wijkmeesters met hun manschap te drijven door de straeten van de stad door de Ezelpoort naer Schipsdaele, alwaer de wijkmeesters, gedwongen zijnde, hun manschap hebben overgelevert. In dien tusschentijdt was ik uyt den hoop geraekt van tusschen de peerden. Ik hadde eenen blauwen man- {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} tel aen en dit was mijn voordeel, want zij mij aenzaegen als eenen Franschen bediende. Doch ik was in overeenkomste met eenen zekeren J. De Backere, metzelaersknaepe, die voor mij is gaen spanieren. Alle de wijckmeesters hebben mogen denzelven avond in de stad komen, maer al degonne die beneden de 40 jaeren waeren, wierden van de militairen opgehouden en gedreven in eenen bilk, waer zij moesten den nacht passeren, omringelt van 't peerdevolk. Zij hebben dien nacht eene geheele vimme hout verbrandt en zijn 's andersdaegs naer hunne bestemminge vertrokken. Alwaer gekomen zijnde, zij overgelevert zijn aen den commandant die, naer de revue gedaen te hebben en ziende veel met zijde vesten en schoone kleederen, heeft zijn verontweerdinge laeten blijken, zeggende alsdat zijne vraege was van werkzaeme handen en niet van menschen die nochte dese kloekte nochte deze kennisse van die werken hadden. Niettemin zijn zij aldaer verbleven zonder werken. Dit jaer wierd mijnheer J. Suvée verheven tot professor om naer Roomen te gaen voor de Fransche Academie. 1795. 21 January. - Op den 2en Pluviose 't jaer 3 heeft men tot Gend, Brugge en geheel het Nederland gevoeld zoo eene felle koude, en ook eenen langdeurigen winter gehad, dat het geen menschens geheugen en konnen gedenken. 24 April. - Op den 5 Floréal 't jaer 3 is overleden binnen Anholt den eerweerden heer Felix Guillielmus Brenart, bisschop van Brugge, naer eene ellendige emigratie. 6 November. - Op den 16 Brumaire is er binnen Gend soo eenen ongestuymigen stormwind opgestaen, dat men bij menschen gedenken de weergae noyt gezien had. Dezen storm heeft zig tot Brugge en geheel het land door doen gevoelen, die men nog noemt ‘den storm van St. Leonardusdag’. Dit was 't jaer 4. Den 13 October 1795 heb ik aen de Academie van Gend gepresenteert een cabinetstuksken van mijn werk; toegezonden aen mijnheer Ch. van Poucke, professor derzelve Academie en vermaerden statuaire. En den 9en November door mijnheer van Poucke in de vergaeringe der Academie gepresenteert en aengenomen (1). 1796. 8 December. - Den heer Veranneman, rechtsgeleerden van Brugge, in 't departement van de Leye, dede tot Parijs in den Raad van 500 eene reclamatie uyt naem der Begijnhoven, alsoo dat dezelve niet vernietigt en zijn. 26 December heeft den borger Volbrecht de kerke der gewesen paters Augustijnen gekoght voor de somme van 30.000 livres, sonder de ornementen. 28 December 1796 zijn de eerw. paters Augustijnen uyt hun klooster moeten gaen. 1797. 13 Meye hebben verscheydene priesters hunne declaratie van onderwerpinge aen de wetten der Fransche Republique gedaen in het huys der commune (stad- {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} huys) en canton van Gend. Men heeft hunne naemen aengeplackt in de parochiale kerke tot Gend, waer zij geliefden hunne diensten te oeffenen. Het zelve is ook geschied tot Brugge, Cortrijk en andere steden van 't Nederland. Eene zeer kleyne nomber catholyken wilden hunne missen hooren. De onbeëedigde priesters deden hunne misse in verborgene plaetsen en hoorden biechte in 't donker tot gerief der waere geloovigen, niet zonder groot gevaer van den kant der ondeugende wethouders. 15 September is binnen Gend het besluyt van het uytwerkende Directorium bekendt gemaekt, waerbij alle de beelden aen de huyzen en op de publique wegen, alsmede de kruysen op de thorens moesten weggenomen worden. Door hetzelve besluyt wierd ook verboden het luyden der klokken voor de goddelijke diensten. Ten zelven tijde is alhier tot Brugge gekomen het voorgemelde decreet over de beelden en kruysen etc. De municipaliteyt, wezende eene verzaemelinge van waere en ijverige Fransche philosophen, ontfingen dit decreet met een uytschijnende blijdschap en, nu als volmachtig zijnde van 't opperbestier, werkten hetzelve uyt met een overgroote blijdschap. Den dag wierdt gestelt tot den uytvoer. Men riep de werklieden tot het breken van het O.L. Vrouwebeeldt, dat nu eeuwen gestaen hadde aen den hoek van het stadhuys, hetwelk voor een mirakeleus beeld gehouden was van onse voorvaeders, om zaeken bekent in de oude registers deser stad, ten welken eynde eene jaerlijksche processie was ingestelt genaemt: de knickprocessie. Dit beeld had eenen intepot en penne in de hand tot memorie van het mirakel. Het beeld was besloten in eene glase kasse. Deze boose beeldstormers waeren nog bevreest voor 't volk, dat daer verzaemelde. Maer eene der municipaelen, gecommiteert door de vergaederde municipaliteyt, riep overluyt: ‘Slaet maer in stukken’, met herhaelinge. En de werklieden, daerdoor verstout, sloegen geheel dat beeldt in stukken ten aenzien van de omstaenders. Desen gecomiteerde vertrok met de werklieden van de Burgh naer de Groote Mart. Ik hebbe hem tegengekomen in de Breydelstraete. Hij gonk met grooten ijver doch bevreest voor het volk, dat medeliep en schreeuwde tegen dezen beeldstormer. Ik en hebbe niet willen blijven om sijne boosheyt te zien uytwerken. Ik kende hem geheel wel en ik zag zijne dwaesheyt en zijne verblindtheyt. Naerdat hij aldus zijne commissie voltrokken had in deze twee beelden te doen verbriselen in sijne tegenwoordigheyt, liep al het volk met quaedheyt en gedruys naer den Burgh weder, waer het volk bezig was met een aldergrootste empressement en gedrang om een kleyn stuk van het verbrijzelt O.L. Vrouwebeeld te konnen wegdraegen. Oliverius vanden Kerkhove, daer passeerende met een kordewaegen en dit spectacle ziende, met het hert vol bitterheyt over het schenden der religie door deze boose philosophen - die nochtans meestal Bruggelingen waeren en van Vlaenderen, west en oost - dede zijn uyterste best om een groot deel te konnen bekomen van dit beeld op den Burgh. En naer veel vlijdt aengewend te hebben, kreeg een zeer groot deel op sijnen waegen en vertrok tot op de Roosenhoedstallen onder het gedruys der jongers. Op die plaetse, heeft hij verklaert, was hij in groot perykel van in het water gesmeten te worden doch hij is met zijnen wagen ontsnapt medevoerende naer zijn huys het stuk van dit steene beeldt. Sijnen zoon, Joannes vanden Kerkhove, beeldthouwer zijnde, heeft daervan gemaekt een O.L. Vrouwebeeldt juyst dezelve representatie gelijk zij met 't Kindeken gestaen hadde op den Burgh. Ik hebbe naerderhandt dat nieuw gemaekt beeld gekoght voor mijnheer van {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} Huerne de Schiervelde, die hetzelve aen zijne dochter, mevrouw de baronne de Pelichy, gegeven heeft. waer het bewaert word voor gedenkenisse (1). Ten zelven tijde begon men alle de cruysen te weeren van de kerken en thorens. Eenen man nam dit aen van de perykeleuste thorens te ontcruysen, waerom hij ook genaemt wierd: den cruysduyvel. Hij maekte wonderlijke vliegende en hangende stellagiën, niet sonder groot gevaer van zijn leven. Hij kwam hierdoor in eenen grooten haet onder het volk, maer hij was den vriend der philosophen. Hij heeft daernaer een goed employ bekomen over zijne gedaene diensten, en naerderhandt is hem dat ontnomen en aen een ander gegeven. Daernaer en heeft hij maer een slepende gezondheyt gehadt en heeft nog achtien jaeren geleeft naer zijne moetwilligheyt. Het schijnt alsdat hij zig met de kerk verzoent heeft in zijne doodtziekte, aangezien de familie eenen lijkdienst heeft doen celebreren. Uyt deze zaeken quaemen er nog ander voort, want op zekeren tijd, alswanneer een Hollands legioen alhier in garnisoen lag - welke natie hunnen stadhouder hadde doen vluchten - zoo kwaemen zij op zekeren dag allergaeder met waepens en kanons op den Burg om de beelden t' insulteeren der souverainen van Vlaenderen, die geplaetst waeren in den gevel van het stadhuys, van den eersten graef van Vlaenderen tot Maria Theresia. Zij pointeerden het canon op het stadhuys en zeyden: indien zij die schurken niet en weerden, zij bereid waeren het stadhuys met die er in waeren in stukken te schieten. Hunne vraege wierd toegestaen en men weerde de beelden een voor een, en wierden weggeleidt, sommige aen stukken en andere geheel. Naerdat alle dese dwaesheyden geschiet waeren, vertoonde zig een ander spel. Eenen grooten gezeleerden Broeder van de Vrijheyt en de Gelijkheyt dede waepens of blazoenen brengen op de Groote Mart en onder andere ook dit van synen vader. Hij dede daeraf maeken eene hooge trophee, soo dat die waepens al boven malkanderen hongen. En de gestelde uere gekomen zijnde, dede hij ten aenzien van het volk het vuer daerin steken en liet ze zoo tot asschen branden onder het geroep: ‘Vivat de Vrijheyt en de Gelijkheydt!’ Maer hoort die dwaesheyt van dien Broeder van de Gelijkheyt. Hij verstoute zig van eenige beelden, of gedeelten derzelve, te willen verbranden publicquelijk op de Mart. En om zijnen haet nog meer te doen uytschijnen tegen de souvereynen, hij geboodt dit vier te ontsteken aen den beul. Dit waeren van die beelden van het stadhuys, die van steen waeren. Dien zelven persoon ofte Broeder der Vrijheyt en Gelijkheyt was op eenen anderen tijd bezig in de kerke van O.L. Vrouwe binnen Brugge met brandewijn te schinken voor de gemeene menschen omdat zij hunne stem zouden gegeven hebben voor de createuren der Vrijheyt, want zij op dien dag moesten persoonen kiesen voor d'administratie en representanten. Noteert dat er geen dienst meer gedaen en wierdt in deze kerke. Naerdat het volk nog brandewijn gedronken hadde, stelden de Broeders der Vrijheyt hunne gezinde op eene stellagie, daertoe bereyt, en vroegen aen het volk of zij dezen wilden voor representant. Maer het volk, boos op hun zijnde, riepen alle gelijk: {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Bas, Bas!’ En zoo van de andere. Den voorgenoemden wierd tot dryemael op de stellagie gestelt en het volk riep evenzeer: ‘Bas, Bas!’. Soodat zij desen keer tot hun oogwit niet konden geraken. Naerdat dezen verbrander van steene beelden, die eenen grooten apostel was der Fransche philosophie en geheel zijn leven overgebraght in dulligheyden, wierd hij eyndelinge van de hand Gods geraekt in West-Vlaenderen en geslegen van eene afgrijselijke apoplexie, doch is noch een weynig daerdoor gekomen. Wij hebben niet gehoort dat hij zig beterde. Maer korst daernaer opnieuw geslegen schromelijk om aenzien, en is alsoo met zijne armen wijd open gestorven. Wij weten niet of hij God om bermhertigheyt gebeden heeft. Hij is enkelijk in soo eene attitude gestorven. Daer lag nu dien belhamer, die zijn land verraden hadde met hetzelve te brengen onder het jock der Fransche tyranie, en die alle boosheyt tegen de religie uytspoog en die van sijne jonkheyt af noch God, nog religie, nog ouders gevreest en hadde. Omtrent dezen tijd, of mogelijks wat laeter, is deze naervolgende gebeurtenisse voorgevallen. Op de Groote Eekhoutbrugge hadde nu al merkelijke jaeren een standbeeld gestaen van den H. Joannes Nepomucenus met vergenoeginge der inwoonders en waer alle jaere een solemnele processie quam uyt O.L. Vrouwekerke. Nu de philosophen der Fransche gezindheyt, niet meer konnende in hunne oogen lijden het gezight van dit beeld, maekten een tsamensweeringe van dit bij nachte in 't waeter te werpen, twelke zij ook uytgevrocht hebben. Ik heb er differente van gekent en heb ook hun opvolgende straffen met verwondering aanzien. Want naerdat alle deze uytzinnigheden ten eynden waeren, den eenen is in 't water geloopen bij nachte; 2 ander zijn ellendig in 't hospitael gestorven; een vierden is sot geworden en is in het Dulhuys dul gestorven; ander hebben ook veele tegenkantingen gehad; zoodat ik er weinig van zien overblijven. Naerderhand is dit beeld wederom uyt het waeter gehaelt en weggeleyt om beter tijden te verwaghten tot de hersteltenisse. 1798. 20 Meye wierd de stad Oostende schrikkelijk gebombardeert door eene Engelsche vlootte. bestaende uyt 33 schepen. 21 Meye. - 1402 Engelschen bij Oostende krijgsgevangen gemaekt onder welke waeren 5 stafofficieren, 40 kapeteyns en lieutenanten, 1 scheepskapeteyn en 150 matroosen. Ik hebbe die alhier zien inbrengen en zien geleyden in de cathedrale van St. Donaes om voor logement te dienen. Men rekende alhier circa 1500 mannen. 1799. In dit jaer bequam mijnheer J. Odevaere den eersten prijs naer 't model op d'Academie tot Paris. In dit jaer is Fr. Kinsoen naer Paris vertrokken, naer tot Brugge de medaille naer het leven bekomen te hebben. 1800. September 14. - Voor Oostende, op d'have, quart naer 7 ueren 's avonds, is een aldergrootste ongeluk voorgevallen, hetwelke aldaer bij menschens gedenken noyt geschiet was. Op de pasagie der have, waerdoor met het zinken van den ponton, 170 menschen het leven verloren hebben. Zij quamen van de kermisse van 's Sas van Slykens. 9 November, wezende Zondag, omtrent den middag, is er eenen zeer fellen storm geresen uyt den zuydwesten tot Gend en tot Brugge op denzelven stond. Dit hevig tempeest, als men van 's menschens gedenken oyt geweten heeft, deurde tot Gend tot {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen den avond; tot Brugge en was den storm zoo fel niet, dewijl ik er twee geweten hebbe in voorgaende jaeren: Missiasdag en St. Leonardusdag, die dezen tot Brugge verre te boven gingen. De glasevensters, daken, schoorsteenen en gevels van eene menigte huysen zijn tot Gend meer beschadig geweest dan tot Brugge. Item, zijn ten zelven dage tot Oostende, zoo binnen als buyten de stad, meer dan 200 huysen beschadigt. 1802. 24 Juny was er de eerste prijsdeelinge t'mijnen huyse in de teecken- en perspectivekunde. Het jugement was als volgt: De classe van de groote kop: den 1en, Petrus Lauwereyns, geboortig van Brugge. Den 1en van het landschap: Edouard de Carnin, zoon van den heer graef van Staen. Classe perspective: den 1en, Franciscus Bousson, van Brugge. Classe kleyne kop: Paulus Claeys en Joseph Jooris. Classe van de proportiën van 't kleyn kopken: den 1en, Emile de Longprez, geboortig van Parijs. Classe du principe du paysage: den 1en, Auguste de Peelaert, van Brugge. Deze primussen hebben alle zilvere medaillen gehad met zijde linten, en de prijsen wierden uytgedeelt door mijnheer Wynkelman, president der Brugsche Academie, en mijnheer Franciscus vander Donckt, professor en chef der Brugsche Academie, in de tegenwoordigheyt van de ouders der élèven en eene groote menigte ander, daertoe genoodigt, en wierden per koets naer huys geleydt (1). 't Was in dezen somer alsdat er een concours was tot Gend, waerof de vraege was voor de beeldthouwers: de buste van Jan van Eyck, waeraf den eerste was Joannes Caloigne, van Brugge. Waerover groote feest gehouden wierd tot Brugge. Naerdat hij de eermedaille ontfangen had tot Gend, is hij afgekomen naer Brugge. Den heer president en de heeren van de regie der Academie dezer stad Brugge hebben hem feestelijk per carossade ingehaeld en, naer hem gecomplimenteerd te hebben op onse Academie, hebben hem vereert met eene goude medaille en eene splendide tafel in het stadhuys. Mijnheer Corneille Cels bequam in 't zelve concours den eersten prijs van de schilderkonst over de schilderye, verbeeldende hoe Cincinnatus zijn afscheyd nam van zijn vrouw en zijne kinderen om de plaets van dictateur te gaen vervollen. Deze schilderye was tot Roomen geschildert. 1803. 24 Juny. - Dezen jaere was er een concours van teeckeninge in mijne woonste in de Nieuwstraete van élèven of leerlingen die al merkelijken tijd t'mijnen les genomen hadden. Dese teeckeningen wierden gejugeert t'mijnen huyse door mijnheer Franciscus Wynkelman, president der Brugsche Academie van teecken-, bouw- en schilderkonst, en door mijnheer Franciscus vander Donckt, schilder liefhebber en professeur der voornoemde Academie. Naer welk jugement de prijsen wierden uytgedeelt (medaillen in zilver met de naem van den primus daerop, en al aghter de classe waeraf) ter presentie der bovengemelde heeren en nog 80 aenschouwers op den 24 Juny 1803. Het jugement was als volgt. Den eersten van d'eerste classe van het landtschap: Edouardus de Carnin; den tweeden: Petrus Lauwereyns Diepenheede; den derden: Paulus Claeys; den vierden: Joseph Jooris. Den eersten van d'eerste classe der doorzigtkunde: Petrus Lauwereyns; den 2en, Joseph Jooris; den 3en, Edouardus de Car- {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} nin; den 4en, Franciscus Bousson. Classe van eene gedrappeerde figure: den 1en, Petrus Lauwereyns; den 2en, Edouardus de Carnin. Classe van den grooten kop: den 1en, Franciscus Bousson; den 2en, Joseph Jooris; den 3en, Paulus Claeys; den 4en, Petrus de Smidt. Tweede classe van 't landschap: den 1en, Carolus Goethals; de 2e, jouffrouw Marie de Bie; den 3en, Joannes Jooris; den 4en, Emile de Longprez, van Vrankrijck; den 5en, Auguste de Peellaert. Tweede classe der doorzigtkunde: den 1en, Paulus Claeys; den 2en, Carolus Goethals; den 3en pares, joffr. Marie de Bie en Emile de Longprez; de 4e, Adelaide Darricaux; den 5en, Auguste de Peellaert. De classe van het kleyn kopken: den 1en Carolus Goethals; den 2en, Emile de Longprez (français); den 3en, Jan Jooris; den 4en pares, Auguste de Peellaert en Jan van de Walle. De classe van de proportiën van een kinderhooft, simpelijk den omtrek: de eerste, jouffrouw Thérèse de Pélichy, van Gendt; de 2e, Joffr. Marie de Bie, la 3e, joffr. Albine de Longprez, van Vrankrijck. Naer de prijsdeelinge wierden de prijswinnaers naer huys geleydt per koetse. 1804. Juny, geschiede t'mijnen huyse de derde prijsdeelinge, naerdat de teekeningen gejugeert waeren als 't jaer 3. Het jugement was als volgt. Den eersten van de eerste classe van het landschap, Joseph Jooris; den tweeden Pieter de Smidt. Classe van eene gekleede figuere: den eersten, Joseph Jooris; den tweeden, Pieter de Smidt. Classe der perspective: den eersten, Pieter de Smidt; de tweede, Jouffr. Theresia de Pélichy; de derde, joffr. Marie de Bie. 2e classe van 't landschap: de eerste, joffr. Marie de Bie; de tweede, joffr. Theresia de Pélichy; den derden, Jan Jooris. Classe van het kleyn kopken: de eerste, joffr. Theresia de Pélichy, geboortig van Gendt; de tweede, joffr. Marie de Bie; den derden, Jan Jooris. September. - Mijnheer Joseph-Denis Odevaere wierd uytgeroepen door het Institut National van Parijs den eersten van de classe der schilderkonst. Mijnheer Odevaere heeft seffens geschreven uyt Parijs om aen Brugge, zijne geboortestad, deze blijde tijding aen te kondigen. Mijnheer den president van onse Academie heeft seffens kennisse gegeven aen alle de heeren van de directie der zelve Academie. Men heeft vergaerdt, beraemt en bereydinge gedaen tot eenen luysterlijken intrede in deze stad. 29 October. - De stad van Brugge was hierover in volle triumphe en den toeloop van het volk was ten hoogsten. De tafel was op de Collegiekamer van het stadhuys. Mijnheer Odevaere heeft zeer aghtbaer en met dankbaerheyd ontfangen alle de eere hem aengedaen door de directie en geassocieerde dezer Academie. Hij heeft aen onse Academie gegeven het schoon schets van het stuck waerdoor hij tot Parijs den prijs bekomen heeft. 1805. April - In deze maend heb ik naer de natuer gemaekt de schoone ruïne van de oude H. Bloedcappelle ten tijde wanneer alle die toorenkens in wezen waeren. Sedert dien tijd is er één afgebroken geweest. Het lot is ongelukkig op het schoonste gevallen. Ik heb het gemaekt in den staet gelijk of de Fransche onkundige Revolutionnairen hetzelve gelaeten hebben, gemaekt door een venster van het huys bewoond alsdan door mijnheer de Smedt, zilversmidt, in de Wollestraete. De venster quam just reght over de poorte van het Vrije, ten tijde der Franschen genaemt: Palais de Justice. Deze ruïne is van een zeer voldoende effect met het zonnelicht. Deze capelle is gebouwt door Dieryck van Alzatiën, graef van Vlaende- {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} ren, in de jaeren elfhondert en stond nevens het oud paleys, daernaer het gevangenhuys, gemeenlijk genaemt: het Reusenhuys, om sijne groote, hetwelk afgebrandt is op den... ten jaere... (1). Dit jaer geschiede de laetste prijsdeelinge t' mijnen huyse. Volgens het jugement gelijkvormig aen het jaer 4, wierden de plaetsen gegeven als volgt. Van 't landschap: de eerste, jouffrouw Theresia de Pélichy, geboortig van Gend; den 2en, Pieter vander Beke van Criegnen; de derde, jouffr. Annette Custis; den 4en, Charles de Schietere Lophem. Classe der doorzightkunde: den 1en, Pieter vander Beke; den tweeden pares, jonckheer Charles de Schietere & jouffr. Annette Custis. Classe van het kopken: de eerste, jouffr. Annette Custis: den 2en, jonkheer Pieter vander Beke; den 3en, jonkheer Charles de Schietere. Dit jaer zijn dan opgestaen Ecole Centrale en veele nieuwe pensionaeten, waerdoor dit jaerlijks gebruyk is moeten onderblijven, den nombre voor concours niet konnende bereycken. 5 Augusti. - Op dezen dag wierd tot Brugge ontbloodt en geopent op de ruïnen van St. Donaeskerke, waeraen men gedeurig vroght om de steenen te weeren, het graf van ‘messire Jean de le Delft, chevalier, receveur général de Flandre, qui trespassa 1359 le 5e jour d'octobre, et dame Marie van Broucke, sa femme, trespassa 1358 le 10 d'avril. Priez pour l'ame de luy’ (volgens syn grafsteen). Sedert die epoque en hadde dit graf niet open geweest. Den meur was geheel beschildert met zijne waepen en slegte cieraeden, doch het goud was nog blinkende en de couleuren schoon. Zij was in een zijdscapelle bij de vonte, zuydwaert in de voorkerke. Zijne kiste was van waegeschot noch in goede staet. Zijn lichaem was verteert; het doodshooft lag op verteert stroo, 't welk nog zijn kennelijke forme hadde. Den delver, meynende het doodshooft op te nemen, 't welk hij geheel zag, moest met verwonderinge zien alsdat het geheel in asschen viel, zoo hij het aenraekte. De kiste van de vrouw was noch geheel en wel toe. Hij en wilde die niet open doen, en heeft het graf opgevuld, brengende t' mijnen huyse een gedeelte van den beschilderden meur, en hebbe dien uyt geschildert voor 't cabinet van mijnheer Joseph van Huerne. Dit relaes heeft mij den werkman vertelt, staende met hem op het opgevult graf (2). 24 Augusti. - Op dezen dag, wezende zaeterdag, ben ik 's morgens heel vroeg uyt deze stad vertrokken naer Zedelghem, 2 ueren van Brugge, om te maeken eene van de oudste monumenten die hier omtrent zijn, te weten: de vonte der kerke van de gemelde parochie. Al die gezien hebben het monument tot Parijs van de eeuwe van St. Louis, nemen dit monument te wezen van die eeuwe. Zij geeft een klaer blijkens van onwetentheydt in de kunst van beelthouwen in dien tijd. Ziet mijn memorialboek van schilderijen en teeckeningen, daar zult gij vinden de volle beschrijvinge met het afbeeldsel hieraf au trait (3). Mijnheer J. Calloigne den 2en van het concours de l'Institut tot Parijs. In September is mijnheer Joseph Odevaere vertrokken van Parijs naer Roome, alwaer hij verbleven is tot 1812. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} 1806. Omtrent het midden van den zomer van dit jaer is mijnheer Vermeire, kerkmeester van St. Salvators, een voyage gaen doen. Hij is gekomen in de stad Encre in Picardiën, waer eene riviere is van dezelve naem die de stad omringt. Deze rivier heeft haeren oorspronck bij N.D. Greviller en werpt haer te Corbie en bij St. Thomas in de Somme. Aldaer is eene onderaerdsche voute, dewelk onder deze riviere passeert. 't Is in deze onderaerdsche plaetse, dat mijnheer Vermeire met zijn gezelschap der reys gevonden heeft versteende ribben die zelfs sonore waeren. Hij heeft ervan medegebraght voor mijnheer van Huerne's cabinet en ik hebbe dezelve naergeschildert voor de collectie van dito heer. 7 Augusti. - Op dezen dag begon men af te breken tot op de fondementen de Bouverijpoorte, om se te vernieuwen en tot eene stadpoort te brengen. Deze poorte was door ordonnantie van Philippus, graef van Vlaenderen, gesloten in de jaeren 1400 en in de dertig, om te straffen de rebellie der inwoonders. Sedert is zij nog eens geopent geweest enkelijk voor de gildebroeders van Rijssel, die alhier quamen den vogel schieten. Deze poorte hebbe ik gemaekt in teeckeninge en in wasschinge al alle peyselijke kanten, en zijn te zien tot Brussel, tot Brugge in de collectie van mijnheer J. van Heurne, alsook in mijne verzaemelinge van de oudheden van Brugge. 15 Augusti. - Op dezen dag is binnen Brugge geschiet de Fransche triumphprocessie. 's Morgens om twaelf ueren geopent met gensdarmes te peerde, voorts de meyskens der stedeschool, gevolgd door de jongers van 't spinhuys, omtrent 100 in getal, dan de knechte stedeschool, voorders de confreriën der berechtingen, genaemt zilver- en goude portie, voorders door de musicanten van de Garde National, de geestelijkheyt der stad choorwijs. In 't midden van hun wierd gedraegen door twee capelaenen een Mariabeeld met 't Kindeken. Het was een houte beeld verguld rondom met straelen, eertijds gedient in de cappelle van 't Brugsche Vrije Hier aghter quam den deken, mijnheer de Pauw, vicaris, met zijn assistenten sonder remonstrantie. Aghter hun quam mijnheer Chauvelin, prefect der Leye, met de twee presidenten civil en crimineel. Alsdan den meyer en zijn gevolg, de tribunalen, de juges de paix, den état - major van de Garde Nationale, en eyndeling weder gendarmes voor 't slot. 24 Augusti, wezende Zondag, ben ik voor den eersten mael over den dam gegaen van de afgebrokene Bouveryepoorte. Meer als 1000 persoonen hebben hetzelve gedaen dien dag. Vier metzelaers vroghten dien dag met hunne knaepen tot het leggen de fondementen van de nieuwe steene brugge. Op denzelven dag, des savonds, wierd op de Groote Mart voor de 2e mael den vuervogel geschoten. Den eersten keer was geweest op den 15en last en wierd dien avond niet afgeschoten. Maer dezen avond wierd hij in brand geschoten door mijnheer de Clerck, juge de paix. 7 September. - Ik ben dezen dag voor de eerste mael over de booghe van de eerste brugge der Bouveryepoorte gegaen. 17 October. - Dezen dag heb ik zien vertrekken uyt deze stad, met eene koetse met 6 peerden bespannen, den rijksten heer uyt Duytsland, vertrekkende naer Oostende. Hij was voortijds gewoon zijne peerden te beslaen met zilver hoefijzers en al die afvielen waeren voor den armen. Hij was ook gewoon peerdefeesten te geven en gebood alsdan dat de zilver hoefijzers maer met twee nagelen en mogten vast zijn; al die afvielen waeren ten profite van den armen. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Omtrent het eynde van dit jaer 1806 vertrock mijnheer J. de Meulemeester uyt Parijs naar Roomen. 1807. En mijnheer Ducq 't jaer seven door order van den onderkoning van Italiën wierd hem gegeven een atelier, welk hem bezorgt wierd door den ambassadeur van Frankrijk tot Roomen. Hij most voor den onderkoning maeken eene schilderye, die hem toebraght eene eer-medaille in goud geslaegen. Op den 22 December heeft den keyzer Napoleon tot Milanen gedecreteert de ontlasting van de Garde National tegen den tienden January aenstaende. Mijnheer Chauvelin, prefect, heeft gewaght tot den 21 of 22 January aleer hij dit publiceerde, waerom ook misnoegen was in dese stad. Veele van zijne buralisten verlooren hierdoor hun pensioenen, die zij ten opzigte van de Garde waeren trekkende. 4 July. - Dezen dag hebbe ik tot Damme in het stadhuys gemaekt naer de nateur alle de vermaerde oude balken met hunne gefigureerde sloters, waeraf ik de beschrijvinge geplaetst hebbe op mijnen memorialboeck van mijne werken (1). In 1807 wierd op Caeskerke gevonden in de deirinkputten van de hofstede gebouwt door Frederyck de Beerst eene gefigureerde terrine met cieraden en visschen, coleur als rood lak. Dit was gevonden langs de Qwaedestraete (2). Mijnheer Caloigne vertrok hiernaer gepensioneert voor vier jaer naer Roomen. En ten tijde van zijn verblijf tot Roomen maekte hij de Venus komende uyt de zee, eene figuere die hem groote reputatie toebraght. Lang naer deze epoque, heeft S.A.R. den erfprinse der Nederlanden, dit stuk gekoght voor zijn cabinet. 1808. 1 January. - Op Nieuwjaerdag met den noen, wanneer de militairen gewoon zijn de wachten af te lossen, heeft den generael Sarazyn, commandant van het departement der Leye, sijne soldaeten geordonneert de sedentaire garde af te lossen, tot groot vergenoegen der inwoonders, naerdat hij gesoliciteert hadde bij den minister der binnenlandsche zaeken om de afdankinge der zelve garde te bekomen, in faveur der inwoonders van dit departement, niettegenstaende dat mijnheer den prefect alles dede om die in wezen te houden, waerom den generael genaemt wierd den vriend der inwoonders. 13 Januari. - Alhier is heden ingekomen de garde mobile van dit departement, komende van St. Omer, afgedankt en ontslagen van dit borgerlijk last, waerover alle benouwde herten met blijdschap vervolt zijn geweest en de geïnterresseerde met grammoedigheyd. 14 January. - Des avonds, quart naer 4 ueren, is er alhier opgekomen uyt den westen eenen zeer fellen windt, die alhaest tot het stormen aenleyde en gedeurt heeft tot in den morgenstond om 9 ueren van den 15en. 15 January. - Alsdan hebben wij vernomen dat het waeter tot Oostende in de stad twee voeten hoog gestaen heeft, waerdoor alle kelders en wynckels vol zijnde, groote schaede veroorzaekt heeft. De Landpoorte was ingestort. Het garnizoen was in activiteyt om de voordere onheylen te voorkomen door hulpe toe te brengen aen de doorgespoelde platsen der zeedycken, waerdoor {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} veel land onder water stond alsook de schorren. Tot Blankenberge zijn er twee kanons weggespoeld van hunne standplatse, maer zijn met touwen weder uytgetrokken. De tijdinge van Vlissinge was zeer alarmant. De helft der stad stond onder water. Den bode van Brugge naer Vlissinge heeft hier gezeyd alsdat hij 24 ueren op eenen zolder gezeten heeft sonder eten of drinken, alsdat hij door den commandant een stuck brood toegezonden was en een weynig water, want het water was bedorven. Hieruyt is genoeg te oordeelen wat de inwoonders geleden hebben. Er wierd een relaes gedrukt van de rampen dier stad in dezen voorval. 20 January. - Heden heeft den hoogweerden heer Broglie, geboren 1766, gewijd bisschop 't jaer 1805, sijnen plegtigen intrede gedaen in deze stad Brugge als bisschop van deze diocese. Hij wierd quart naer vier ueren ontfangen op het kleyn speelgoed van mijnheer Serweytens Dherbe op den steenweg van Male, waer de pastores dezer stad naertoe gereden waeren, benevens de musique van de Garde National, al in uniforme, en een deel der gensdarmes tot 't sluyten der marche. Sijnen intrede is geschied als volgt. Door de Cruyspoorte langs de Langestraete, Hoogstraete, Philipstockstraete, over de Groote Mart en Steenstraete naer het bisschoppelijk huys, recht over St. Salvatorskerke, alwaer den meyer hem gecomplimenteert heeft. Het spelen van den beyaerd en het geluyd van alle de klokken, maekten den toeloop zeer groot. Om zeven ueren 's avonds begonnen wederom alle de klokken te luyden tot 8 ueren en van 8 tot 9 ueren den beyaerd, waermede de feeste eyndigde. February. - Op 't eynde van February wierd opnieuws door den prefect herstelt de Garde National tot het doen der stadswaght, faute van troepen in deze stad. 2 Maerte. - Op Asschenwoensdag wierd alhier de loting begonst voor de gevraegde requisitie tot het completeren van 80.000 mannen. Deze requisitie was op het jaer 9 genomen, zoo dit was een jaer in voorloop. 29 July. - Dezen dag begon ik de alderschoonste rijve van het Heylig Bloedt naer de natuer te maeken in waterverwe. De rijve was vier voet 6 duym en ½ hoog en door de twee voet breed en heb er wel 8 blaeren pampier mede vervolt. Alle stucks zijn schoon geëyndigt. De beschrijving hieraf is wijdloopig opgesteld op mijn memorial (1). Item in September 1808 wierd gevraegt nog 80.000 mannen, die in October vertrokken zijn. Op den 22 November wierd de Lucasfeeste gehouden in het stadhuys van de heeren geassocieerde der Academie binnen Brugge. Op welke feeste door mijnheer Pieter van Lede, kerkmeester van St. Salvators en nieuwelijnkx confrater der Academie, present gedaen [wierd] aen dezelve Academie van het portrait van de vrouw van Jan van Eyck, welk portrait van Eyck gemaekt hadde tot preufstuk onder 't corps der schilders dezer stad, en diensvolgens altijd berustende had geweest in Schilderscapelle tot den tijd van haere vernietinge, en daernaer ten huyse van den laetsten deken der groefschilders, sieur Coppyn. Dezen deken gaf het mij in handen, om er eene copye naer te maeken; hetwelk ik dede met swart en rood crayons, alsoo in teekeninge naest betrekkende aen het coleur, en doet alsoo een zeer goed effect. 't Is in dezen tijd alsdat den bovengemelden het diversche keeren gezien heeft t'mijnen huyse; twelk hem waerschijnelijk het gedaght heeft doen krijgen van hetzelfde {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} portrait te acquireren, om het aen de Academie te vereeren en daerdoor vast te heghten aen deze stad, waer het geschildert was (2). In dit jaer wierd mijnheer Kinsoen gejont den eersten prijs als portraitschilder en de groote goude medaille wierd hem gegeven au Salon 1808, alwaer hij ten toon gesteld hadde tot Parijs eenighe portraiten van de keyzerlijke familie. En wierd in tzelve jaer benaemt als eersten schilder van Jérôme Bonaparte, alsdan konink van Westphalien. En ten dien tijde de voornaemste konstenaers van de hoofdstad van Vrankrijk belast zijnde te schilderen de portraiten tot de voeten der veldmarechals en ministers, mijnheer Kinsoen wierd belast door het gouvernement te maeken het portrait van den prince de Corvo, nu koning van Sweden, en van den minister Dejean. Het was ontrent dezen tijd dat mijnheer Kinsoen benoemd wierd medelid van d'Academie van Brugge en van het Koninklijk Genoodschap der schoone konsten van Gend. In dit jaer in de delfinge van de Damsche Vaert wierd gevonden eenen sabel van eenen krijgsman. Dezen sabel was lank en hadde een garde-main. Dit jaer wierd ook gevonden tot Oostende twee goude vliezen onder het zand. Zij waeren van massif goud en dienen voor verciersels aen de remonstrantie van de parochiaele kerke tot Oostende. Tot Aerderijk in February is gevonden eene zeer schoone medaille van 270 [jaer] naer Christi komste. Zij was met het portrait van den keyzer Aurelianus en eene inscriptie rond: ‘Aurelius Caesar’. Al den anderen kant eene figuere vóór eenen anticken altaer doende offerande. Daer waeren 6 medaillen. De tweede medaille was van Divae Faustina met haer afbeeldzel en al den aghterkant eene gedrapeerde vrouwe. De derde was eene medaille van den keyzer Adrianus van 't jaer 117 naer Christi komste. Op dezelve was zijn afbeeldsel met zijnen naem daer rond. Al den anderen kant eene gedrappeerde figuere met eene blom in de hand; daer was eene inscriptie in 't rond: ‘Spes P.R.’. Deze stuckskens waeren zeer dick in 't goud, wel 4 Louis dick. Wierd ingesteld op den 22 September, door Zijne Hoogweerdigheyd Mauritius Joannes Magdalena de Broglie, bisschop van Gend, de hernemende confrerie van de Goede Dood binnen deze stad van Brugge. Zij hadde voortijds geweest bij de eerweerde paters Jesuïten tot het jaer van hunne supressie. Zij hebben de laetste rekeninge gedaen voor de commissarissen van de keyzerinne en koninginne Maria Theresia ten jaere 1773. Den bisschop stelde dit vast ten dezen daegen in zijn paleys tot Gent en becraghtigde hetzelfde door zijnen onderteekenden bevelbrief, die alhier toegezonden wierd aen mijnheer J.A. Buydens, pastor der parochiaele kerke van O.L. Vrouw alhier. October. - Op den achtsten dezer begon de eerste octave van de Goede Dood onder den tytel en bescherminge van de Onbevlekte Maegt en Moeder Gods Maria. Den instelder van het eerste sermoen op den 8en, was den R.P.J.B. Scheerlynck, die de laetste rekeninge ook onderteekent hadde en was den langst levenden van het convent alhier. Deze octave is zeer luysterlijk geviert geweest, omdat eenider wilde mede deelagtig zijn van zoo eene schoone en christelijke installatie. {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} 1809. January. - In 't eerste van 't jaer is van hier naer Breskens vertrokken den generael Sarazin, commandant van het departement der Leye, omdat de Engelschen met eene vloote dreygden in 't land te vallen. 30 January was een zwaer stormweder ontstaen om twee uren naer middag, hetwelk deurde tot 's anderdags ten 6 ueren 's morgens. 5 February. - Dezen dag zijn tot Hoeselgem geboren twee kinderen aen malkanderen, buyck aen buyck. Den vader was genaemd Bernardus Verbeke; de moeder Joanna Karpentier, oud 34 jaeren. Dese kinderen zijn gedoopt geweest en hebben geleeft elf daegen min vijf ueren. Deze menschen waeren t' mijnen huyse gekomen, op mijn verzoek, met de doode kinderen die alreeds in sterck water waeren, en ik heb se naergemaekt in mijn atelier. Deze kinderen waeren frisch en gezond naer hunne geboorte en deden alle de bewegingen van ander kinderen. Zij en hebben malkanderen maer van eenige minuten overleeft. Deze geboorte heeft gedeurt circa 3 quart, sonder groote toormenten. Het was aen de ouders toegestaen van ten tijde van één jaer rond te gaen van de eene stad naer de ander, naer welk verloop zij die kinderen leveren moesten in het Museum tot Parijs. Dit is al volgens de bekentenisse van de moeder t' mijnen huyse (1). In deze maend heb ik uytgeschildert in waeterverwe voor de collectie minerale een figuerken van bronze, gevonden aen den boord van eenen gracht op het land van sieur Wieland, maire van Westkerke. Dit land heeft eertijds toebehoort aen de Carthuysers van Brugge. Het verbeeldt eene liggende figuere, gelijk men dit gewoon was te leggen op de graven, van aen de borst tot ende met de voeten bewonden als in eenen koker. Dit was uyt het cabinet van mijnheer J. Van Huerne de Puyenbeke Schiervelde. Dit figuerken weegt boven de 2 oncen Brugs gewigte; 3 duym 1 let groot, 10 let breed (2). 21 Maerte. - Op dezen dag heb ik naer de nateur geteeckend de Recollettekerke tot Brugge, geheel in ruine, genomen langs den Freremeur al aghter. 22 April. - Dezen dag wierd de garde mobile alhier afgekondigt, hetwelk veel menschen bitterlijk gepynigt heeft. 27 April. - 's Avonds ten 8 ueren luyde voor d'eerste mael de triumpklock op den Hallentoren, wezende de klocke van Onze-Lieve-Vrouwkerk, over een corps troepen Duytschers van 1000 mannen, die de nederlage hadden. Zij luyde ook den 29en om 12 ueren 's noens. Den 24 Meye zijn alhier in deze stad gekomen, om 3 ueren naermiddag, omtrent 1600 mannen troepen komende van Bouloignen om onze zeekusten te beleggen en te bevrijden tegen den inval der Engelschen die, zoo men zeyde, alhier wilden eenen inval doen. Deze troepen zijn den 25en 's morgens om 8 ueren vertrokken, als de revue geéyndigt was, naer Blankenberge en ander omliggende plaetsen. Het peerdevolk wierd tot Damme geleyd. Soo dat er nu in ons departement van de Leye 6000 mannen laegen, onder de commando van den generaal Sarrazyn, commanderende het departement der Leye. Dezen generael nam lesse van de teekenkonst, en ik gink 't zijnen huyse, zoodat hij mij dit bovenstaende zelf gezeyd heeft. Den 26en moesten de leste inge- {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} komene verzaemelen tot Blanckenberge met degone daer alreeds waeren tot het doen der militaire oefeningen, in de tegenwoordigheyd van den bovengezeyden generael. Ik was er present als hij de orders gaf aan de chefs. 18 Juny, - Desen dag hebbe ik geëyndigt de kleyne rijve van 't Heylig Bloed, zoo dat alles wat daeraen toebehoorde, aen groote en kleyne, nu voltrokken was. 11 Augustus. - Dezen dag, vóór noen, begon men alhier de kanons te hooren ronken van Vlissinge en Breskens, de Engelsche op de zee zijnde, hetwelk deurde tot naer 7 ueren 's avonds, wanneer een zeer groot onweder van donder en blixem op zijnen toer begon te spelen met felle donderslaegen en noch schrikkelijker blixems, hetwelk, over de stad passeerende, is naer den noordwesten getrokken. In deze geheele weeke en hadden wij niet anders gezien als Garde National, komende van alle gewesten, waermede de huysen vervolt wierden. 12 Augustus. - Dezen dag is van hier vertrokken onze Garde National: 300 mannen van stad, de overige tot 1500 waeren van geheel het departement. De menschen waeren als afgemat, zoo van logementen als van te moeten remplaceren, want van den eersten Augusti was de geheele Garde National disponible gemaekt, die te vooren maer en was van grenadiers en jagers en nu tot de fusiliers toe. 15 Augusti wierd 's avonds den vuervogel geschoten. Den zoon van mijnheer Busschaert, juge de paix, schoot hem af en had voor prijs 2 zilver kandelaeren. 22 Augusti zijn wederom vertrokken de nieuwe ligtinge uyt de Garde National van het departement van de Leye, 1600 mannen. Daegs naer het feest, of daer omtrent, van Napoleon wierd dit verkondigt 24 September. - De Garde Sedentaire wierd heden afgedankt, en daer quaemen Garde Mobile van omtrent Versaillen nog in boerekleederen met groote ronde hoeden. 19 October. - Dezen dag eyndigde ik de kleyne rijve van 't Heylig Bloed voor de collectie van mijnheer van Huerne (3). 14 November. - Mijnheer Ch. van Poucke is overleden tot Gend. Hij was geboren tot Dixmude; heeft geweest een opqueekeling der Brugsche Academie; vertrok naer Parijs en dan naer Roome. Hij wierd geroepen naer Napels bij den koning Ferdinand IV. Hij maekte de buste van den koning en van de koninginne en hunne 3 kinderen, en hij maekte ze nog eens bij herhaelinge. Den Koning belaste hem voorders van ze mede te nemen op zijne terugreys en zelfs in persoon deze te behandigen aen de keyzerinne Maria Theresia, hetwelk hij volbraght heeft, en voorders door deze groote souveraine gerecommandeert geweest heeft aen prins Carel, gouverneur van d'Oostenrijksche Nederlanden. Hij bequam deze protectie. Mijnheer van Poucke plaetse hem tot Gend en hij maekte den apostel Jacobus voor de kerke van dien naem, alsook in de St. Baefskerke, in de voorkerke, Ste Petrus en Paulus, 2 zeer schoone statuten, collosale figueren vervolt van meriten. Daernaer de mosolee van den bisschop van Eersel, composition poétique zeer schoon. {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} 1810. 3 January. - Eerste troupen wedergekeert van IJzendijcke, 7 compagnien garde mobile; al Vlamingen van het departement der Leye. 4 January. - De garde mobile afgedankt van het departement der Leye, uytgenomen twee duyzent mannen, om in reserve te houden tot surveilleren het departement. 15 January. - Met half January wierd de sedentaire waght binnen Brugge wederom aengesteld. 15 Maerte. - Half Maerte wierd de garde sendentaire afgedanckt. Op den seven en twintigsten Maerte wierd mij toegezonden een briefken om de sedentaire waght te doen, soodat zij wederom moest aengestelt zijn. Deze waghten wierden door ramplaçanten gedaen voor diese wilden betaelen. 18 April. - Mijnheer den canoninck Molo is dezen dag alhier overleden in de woonste der religieusen Colettinen in den Ouden Zak. Mijnheer den baron de Croeser was hem gaen bezoeken en hij stierf om 4 ¼ ueren naermiddag, terwijl mijnheer den baron daer was en beloofde zijnen executeur - testamentaire te wezen, gelijk hij ook gedaen heeft. Den overleden is begraven tot Assebroek op Goeden Vrijdag. 23 April. - Op den 2en Paeschdag was alhier eene groote feeste geordoneert door den keyzer Napoleon. Tien coppels door den prefect en meyer wierden gekosen om met elkanderen te trouwen. Zij kregen 600 francs voor dote ider paer. Deze mans moesten al geretireerde militairen zijn. 's Morgens om elf ueren wierden zij civilelijk getrouwt op 't stadhuys; om 12 ueren aen den prefect voorgesteld; vandaer in cortège naer St. Salvatorskerke, vergezelschapt door de geconstitueerde machten en 't musik, om volgens de kerke te trouwen. Om één uere 't vieren der bruyloft op het stadhuys met hondert conviven. Daer was eenen prijs gesteld voor de gilde, die best gecostumeert was en op de Mart quam. Cortrijk hadde den prijs: 200 fr. en eene medaille. Prijsen voor de schotters: 100 fr. Prijs voor de schermers: 100 fr. Prijs voor 't musique. Prijsen voor de mât de Cocagne; 100 fr. (1). Vóór de Academie, op die open plaetse, wierd eene loterye getrokken, alle numeros prijs, en was etewaere op die billetten geschreven, die 's anderdags uytgedeelt wierden aen ieder volgens zijn billet dat hij getrokken hadde. 's Avonds den 23en was 't bal gratis en generale vieringe met carillon. 18 Meye. - Ten 11 ueren vóór noene vertrok van Gend de keyzerinne Marie Louise om naer Brugge te komen, alwaer zij arriveerde in den naermiddag, en wierd zeer aghtbaer ingehaelt door den prefect en de municipaliteyt al de Cruyspoorte. Den keyzer Napoleon quam al de Damsche poorte 's avonds ten 9 ueren en half sonder triumphe omdat het avond was en den weg onverwagts. Hare Majesteyten zijn alhier verbleven den 19en. 19 Meye. - Den 19en heeft Zijne Majesteyt gezien de Vischmart. En alzoo reeds door onzen meyer, mijnheer den baron de Croeser, waeren 2 vischstallen gemaekt, in orduyn gezet en met schaliën gedekt, twelk een schoonen oogslag gaf op of tegen de brugge, zoo vroeg den keyzer aen den meyer of dit veel zoude gekost hebben om alle die houte stallen in orduyn te maeken gelijk deze twee; daerdoor te kennen gevende dat dit een orne- {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} ment voor de stad zoude geweest hebben. Hetwelk den meyer lang hiernaer en op bequaemen tijd ten uytvoer gebraght heeft. Den keyzer had ook met plezier aenzien de torrekens van de H. Bloedcapelle en zeyde tot zijne generaels: ‘Voici de tourrelle comme nous avons vue dans l'Orient’. Jonkheer Ydewalle Outrive heeft aen de keyzerinne gepresenteert de boucqué en den roosenhoed en heeft het compliment gemaekt. Zij heeft van 't part van Haere Majesteyt voor present gehad een orlogie met gouden keten. Mijnheer den deken De Pauw, den meyer, mijnheer de Peelaert Westhove en mijnheer van Outryve Merckem hebben dezen dag met Zijne Majesteit geëten in de prefecture. Den keyzer heeft het Croix d'Honneur gegeven aen mijnheer De Pauw, aen mijnheer van Merckhem en mijnheer de Croesere en mijnheer de Peelaert zeggende aen mijnheer de Croesere: ‘Ik heb altijd op U gepeyst en ik zal er blijkens van geven’. Den 19en, omtrent 6 ueren naermiddag, zijn Hunne Majesteyten gaen zien de tomben van Charle le Hardy en zijne dochter, Marie van Bourgoigne. Den pastor, mijnheer Buydens, ontfink Hunne Majesteyten in zijne kerke en geleyde ze naer de plaets der tomben, alwaer hij aen den keyzer behandigde een pampier, waerin geschreven stond: ‘Deze kerk is gebouwt door den H. Bonifacius, bisschop, welken ook Pipinus den Corten gezalft heeft, die was den vader van Charlemagne, die uwe Majesteyt al overtreft door daden’. Waerdoor mijnheer Buydens van Zijne Majesteyt is vereert geweest van eenen rynck met brillanten, in 't midden eene N met een kroone daer boven, die men schatte op 4000 francs. Den roededrager der kerke, genaemt De Zuttere, vroeg aen een der suite van het gevolg van Zijne Majesteyt: ‘Staet gij mij toe, ik zal het opschrift der tomben lezen’. Men zeyde ja, en las hetzelve overluyd. En geëyndigt hebbende, gaf hij aen den keyzer te kennen, alsdat hij deze tomben van de verwoesting verlost had, die los maekende en verbergende in zijn huys ten tijde der Revolutie. Waerover Zijne Majesteyt, hem lauderende, gaf hem een roulotjen van 1000 fr., 4000 fr. aen de kerkmeesters voor de kerk, 10000 fr. voor embelissement der tomben, en iets voor de kerkdienaers, en eenigte duysende voor de torre van O.L. Vrouwkerke als bake in zee. Van de kerk wederkeerende al de Steenstraete, over de Mart, langs de Vlaemingstraete, voorbij de Academie, naer den Kom, en alsoo weder naer de prefecture. Met den avond naer het bal op het stadhuys en daernaer per koets eens rond de Groote Mart, ten tijde van de verlichtinge der huyzen. 20 Meye, 's morgens misse gehoort in de capelle van 't bisdom, die nog in wezen was, geannexeert aen de prefecture, dat eertijds het bisschoppelijk paleys was. Alsdan vertrokken tusschen 8 à 9 ueren 's morgens al de Oostendsche poorte naer Schipsdaele, waer de bargie hun was wagtende om naer Oostende te vaeren. Omtrent de prefecture was gemaekt eene schoone arcke triumphal, waer onder ander dingen op te lezen stond dese Fransche spreuken: ‘Ses éminentes qualités l'ont assigné sa place sur un grand throne, qui fera le bonheur d'un grand homme et celui d'une grande nation’. ‘Le bonheur du monde est entre ses mains, le bonheur de la France est son premier soin’. ‘Sa véritable gloire il l'a placé dans le bonheur de la France’. ‘Assise sur le premier throne du monde, elle l'embellit pour le prince et le rend d'autant plus cher aux sujets’. {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} 20 Meye. - Tot Oostende waeren alle de straeten met nitteldoek behangen. Voorders heeft men gehoort als wanneer Hunne Majesteyten tot Gend waeren, dat den bisschop, den meyer en den commandant van de Garde d'Honneur eene tabatière voor present gehad hebben. Den opgank der trappen, waer de dames d'honneur Hunne Majesteyten te gemoet gingen, was bezet met rooselaeren. In July wierd afgedankt de Garde Sedentaire ter oorzaek dat er garnisoen in de stad was gekomen en in 't quartier geplaetst zijn, en daegelijks de hoofdwacht op de Mart bekleeden. 19 July. - Dezen dag heb ik tot Oostende, 's morgens om elf ueren, zien aenkomen, al de Landpoorte, eenige honderde Spaensche krijgsgevangen, wezende in de alderdrukkelijkste gesteltenisse van aermoede en vermoeytheyd. Zij waeren geschikt tot de fortificatiewerken. Tot Vlissinge zijn er ook gearriveert al 't land. 19 September. - Dezen dag is tot Parijs overleden mijnheer Petrus Jacobus De Pauw, geboortig van Tourhout, vicaris - generael van het bisdom van Gend, raed van Zijne Hoogweerdigheyd den bisschop van Gend, deken van het district van Brugge, en canoninck van de cathedraele kerke van St. Baefs tot Gend, gestorven ten tien en half 's morgens in den ouderdom van 84 jaeren. Hij was benoemt tot bisschop van 's Hertogenbosch en heeft den keyser Napoleon gewild, dat hij zoude begraven worden met de plechtigheden van eenen bisschop, twelk ook alsoo geschiet is. Op 't laetste van December is tot Blanckenberge met storm aengekomen eenigte couques anatifères. Dit was wonderlijk om zien: een halve of een cocosnote in tweën gesneden en alsdan eene forme hebbende van een bootje. Deze note moet vol geweest hebben van haer zaed, en dat ider loge van het zaed eene openinge hadde, want ieder couque anatifère met den steert, daerin zat en de mossel al boven daer uyt, zoodat ieder beeste eene separate loge hadde en aldaer zeer vast in was, zoodanig dat men geen beest daer konde uyt trekken zonder dezelve in stukken te breeken. Deze soort van mosselen deden soo eene ongehoorde navigatie. Daer waeren er nog seven en dertig levende in, wanneer zij tot Brugge naergemaekt zijn. Ik heb ze geschildert voor de collectie van mijnheer J. van Huerne (1). 1811. Op den twintigsten Maerte, 's avonds omtrent tien ueren, begon men den beyaerd te spelen en de triumpheklokke te luyden. Het was dien dag Woensdag. Dit was ter oorzaeke alsdat de maere gekomen was, dat Haere Majesteyt de keyzerinne Marie Louise gelegen was van eenen zoon, die zij den tytel gaven van koning van Roome. 21 Maerte. - Dezen dag, wezende Donderdag, luyden alle de klokken dezer stad. Ook het klokspel en triumpheklock. Men hoorde de kanons ronken, doch vermits in deze stad geen grooter calibers en waeren dan die van St. Joorisgilde, hebben zij die gebruyckt. De drie commissarissen der police te peerde, met trompetters en geheel musique van de Garde National, zijn aen de principaelste hoeken der straeten dezer stad gegaen, om deze tijdinge te verkondigen en te ordonneeren van generalelijk de stad te verlichten van 8 ueren tot 9 ½, twelk alsoo geschiet is met clockspel, triumphklocke en het groot geluyd van alle de klokken dezer stad. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} 28 Maerte. - Dezen dag heb ik ingelevert 3 stucks werk van de oude gedenkstukken uyt deze stad, die ik gemaekt hadde ten verzoeke van mijnheer J. van Praet, bibliothécaire van de groote bibliotheque tot Parijs. Het eerste stuk was de glasvenster van de familie Gruythuyse, die gestaen heeft nevens de tribune der zelve familie in de kerke van Onse-Lieve-Vrouwe, noordwaert tegen het hotel van Gruythuyse, nu de Wouker alhier. Deze venster was door de Franschen ten deele gebroken en de rest verkoght. Het tweede stuk was de tomben der zelve familie in coper en touchesteen, alles geschildert in waterverwe volgens de nateur. Het derde, de bidplaetse ofte tribune der zelve familie in Onse - Vrouwekerke, van de vaute tot beneden naer de nateur in haer nateurlijk coleur, exact sonder iets aghter te laeten. Dewelke alle drie tot Parijs zijn. Ik heb er eene lange beschrijving van gemaekt historyckelijk, die geplaetst is in mijn memorial van alle mijne werken (1). 11 April. - Dezen dag, wezende Witten Donderdag, is alhier in deze stad gekomen als prefect van het departement der Leye mijnheer Petrus Arborio, baron van 't Keyzerrijck. 9 Juny, wezende Heylig Dryevuldigheydsdag, was het de feeste over de plechtigheyd van den doop van den koning van Roome, ten welken eynde alhier geordonneert was, van wegens Zijne Majesteyt den keyzer Napoleon, alsdat er tien paer moesten getrouwt worden ten koste van de Staet, wederom als hier vooren, al geretireerde militairen. Mijnheer den deken Joannes Antonius Buydens, geboortig van Mechelen, trouwde hun in den koor van St Salvatorskerke, ten bijwezen van mijnheer den baron Arborio, prefect alhier, benevens alle de geconstitueerde maghten. Daer was eenen grooten toeloop van volk onder het geluyd der klokken en 't speelen van den beyaerd. 's Avonds was er vieringe en ten elf uren wierd een ballon opgezonden. Desen tot seker hoogte gekomen zijnde, ontloste een vuerwerk, dat van onder hing in eenen circle, en de laetste fusee schoot den ballon in brande, denwelken al brandende nederviel. Daegs naerdien quaemen de gilden ter Mart, elk in volle costume, en vertrokken alsdan weder elk naer zijne hofplaetse; waeronder waeren ook rinkstekers, palincktrekkers en mastklimmers, die elk op hunne gestelde uere moesten in oeffeninge komen voor de prijsen daertoe gesteld. Mijnheer den prefect Arborio, baron van 't Keyserrijck, lid van 't Legion d'Honneur, heeft naer de gewoonelijke plaetsen der oeffeningen geweest, om ze te zien oeffenen tot het winnen der prijsen, sommige in gelde, ander in zilverwerk, de mastklimmers in kleedinge (2). Ten zelven dage wierd 's avonds naer den vuervogel geschoten. Om 10 ueren begon de schieting, hetwelke deurde tot twee ueren 's morgens, en den vogel was nog niet in brand geschoten. Dus wierd dit uytgesteld tot H. Sacramentsdag, Donderdag den 13en, alswanneer hij afgeschoten wierd door mijnheer Drubbel, ingenieur. In de maend Juny hebbe ik geschildert de schoone cameën van den prefect, mijnheer den baron Arborio, in waterverwe in miniateure. Naer alvooren met mijnheer den prefect geweest te hebben ten huyse van mijnheer van Huerne, alwaer den laetstgenoemden aen den prefect en zijne familie gegeven heeft eenen treffelijk déjeuner dinatoire en geheel zijn cabinet heeft laeten zien en alle zijne geschilderde collectiën van de drye {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} reignen der histoire naturelle, hetwelke oorzaek gegeven heeft om zijne ringen en spellen te laeten naermaeken en mij aldaer gezeyd heeft, dat ik maer dezelve en moeste gaen haelen. Zij waeren zeer voldaen over de beleefdheyd van mijnheer van Huerne en over het zien van zijn rareteyten. Ziet hier dese rare cameën van den baron Arborio, die ik uytgeschilderd hebbe voor de collectie van mijnheer van Huerne. 1) Een dobbel camee ofte met twee hoofden; het vooruytspringende hoofd is van eenen man met eenen rosten baert, eene casque op het hoofd met een masqueron en eenen vleugel, bleek ambre coleur; de draperye op de schouder hetzelve coleur; 't aenzigt bleeckgeel, bijna wit. Hij heeft eene slange op het hoofd met veel afhangende haer. Nevens hem is een vrouwenhoofd, Grieksche teekeninge en jonk van wezen. Zij zijn beide in 't profil. Het vleesch van de vrouw is bleekblauwendig peerle coleur; haere kleedinge bleekgeel, bijna wit. Deze camee is in goud gezet en dient voor spelle aen opperhemden. 2) Een camee, wezende eene moorinne, zeer schoon en konstig gesneden. Mijnheer Arborio heeft mij gezeyd, alsdat deze camee van de liefhebbers en kenders geschat wierd van groote weerde. Den 3en was een camee van hoogrood, verbeeldende een ouden man met baert. Hij en was maer van één coleur. Deze cameën zijn geschilderd onder een schoon vergrootglas om de snellligheyd (2). 19 July. - Op dezen dag is er tot en rond Brugge verschenen differente dondervlaegen, dewelke nu en dan dreygden uyt te bersten, somtijds begonst dan geëyndigt. Tusschen 6 à 7 ueren 's avonds quam er een uyt te bersten, welk een half uere deurde, waernaer het bommelde tot 8 ueren en half, alswanneer er een groot tempeest opstond met schrikkelijke blixems, swaere regens en winden. Dit deurde een uere of vijf quart. Welke vlaege naer 't noorden trok, komende van 't zuyden, vertrekkende met de swaerste weerlichten, als eenen brandenden oven die open gink. Alsdan meynden wij vrij van onweder te zijn voor den beginnenden nacht. Maer gelijk d'een vlaege op de andere volgde met gedeurende vermeerderinge van weerlichten en felle donderslaegen, zoo vreesden wij voor den ganschen nacht. Alsdan vermoeyt van de warmte en van op te zijn, begaf ik mij tot de ruste, gedeurig weerlichten en donderende. Alsoo viel ik in sluymeringe van slaep. Alswanneer juyst ter middernacht eenen alderschroomelijksten donderslag zig liet hooren, zoodaenig dat ik uyt mijnen bedreygenden slaep opsprong en moeste bekennen, met al die het gehoort hadden, als dat ik nog nooit van mijn leven dusdaenigen slag gehoort en hadde. Dit gerucht was zoo vervaerlijk, dat het scheen alsof wij al gingen verplettert worden. Maer, God lof, niemand en heeft zijn leven verloren. Het en is niet wonderlijk dat dien slag zoo afgriselijk in mijn ooren klonk, want hij viel maer 7 huysen van mijne woonste, in het Choorstraetjen van O.L. Vrouwe, op het huys bewoont door Van Hoogewege, baertscheerder, wiens vrouw nog niet hersteld was van slegte suiten van een kinderbedde. Den blixem ofte vuerbol vermaekte hem op het bovenste van zijne schouwe, waeraf hij smeet de steenen van witten orduyn, de langste stukken van twee voet en half en de ander van onderhalf voet, welke steenen met ijzer vast lagen. Deze wierden gesmeten in het vensterraam van het hoekhuys van de Nieuwstraete, welker ruyten verbryselt waeren. Het ijzer van de schouw viel in de vuerstede van de plaetse waer de zieke {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} vrouw lag, dewelke nog steenen in haer bedde kreeg en daerdoor eene groote verschriktheyd. Het is te peysen alsdat den blixem rond den thoren van O.L. Vrouwkerke gedraeyt heeft en zoo schielijk naer beneden gekomen is voorbij en tegen deze schouwe. Bij menschens gedenken en weet men niet van in den tijd van vijftig jaeren soo eenen schroomelijken slag gehoort te hebben in deze stad. Augusti. - In 't eerste van deze maand wierd mijnheer den prefect, den baron Arborio, onderworpen aen obstructiën van het waterlossen, hetwelk nu beter dan erger was, doch ten lesten ten uytersten gevaerlijk wierd. 13 Augusti. - Op dezen dag heb ik gezien in St. Salvatorskerk, op de meuren derzelve die afgeschrapt waeren, de schildering in fresco eenen Christoffel, eenen Cornelis en eenen pilgrim. Dit was zeer en redelijk wel gedaen voor dien tijd in ons land. Alle de kerkemeuren waeren zoo beschildert geweest met figueren en waepens. Eenen bisschop in zijn gewaed was reeds uytgewit als ik daer quam. Die hem gezien hadden, zeyden dat hij zeer schoon was en met veel goud. 14 Augusti. - Dezen dag heeft mijnheer den baron Arborio, prefect van het departement der Leye, alle de gereghten van Onse Moeder de Heylige Kerke ontfangen, des voormiddags, en zoo in doodsgevaer is hij blijven liggen tot den middernacht, wanneer hij is overleden. Alle welpeysende menschen waeren hierover bedroeft, hem aenziende als eenen goeden vader en wezende van eenen goeden inborst, altijd genegen om goed te doen tot verlichtinge der inwoonderen. Wij en hebben hem maer vier maenden en vier dagen gehad. Hij brogte de wetten ten uytvoer door wijze en verzagtende maetregelen, zooveel mogelijk zijnde. Hij heeft verzogt aen mijnheer den pastoor Rommelaere, dat indien hij, Arborio, aen een borger zoude overlast gedaen hebben of beledigt, hij, pastor, voor hem zoude vergifnisse zoude vraegen. Eenige euren voor zijne dood verzogt hij om niemand meer te spreken, om hem alleen met God bezig te houden. Dit was handelen als eenen waeren Roomschen christen mensch. R.I.P. 15 Augusti. - Het carillon, het slag, en alle de groote klokken wierden opgeschort. Dit was zelfs begonst van den veertienden naermiddag tot den 15en naermiddag. De groote processie geschiede sonder geluyd, sonder carillon, sonder triumpheklokke; daer was zelfs min als op Goeden Vrijdag, dewijl er geen slag op de Halle was, enkelijk maer om vier ueren begon men tot O.L. Vrouwe de vesperen te luyden en daernaer het slag op de groote horlogie van den Halletoren. Zijne in- baar - stelling was zeer aghtbaer met veel licht en de baere was vercierd met den degen, het Croix d'Honneur en den hoed. 16 Augusti. - Zijnen lijkdienst was gesteld op den 16en, ten 11 euren voor noene. Hier volgt nu zijne lijkstatie en dienst. De militairen der bezettinge, van grenadiers, fusilliers en jaegers, benevens de garde - prefect en eenige garde - national, verzaemelden op de plaets der prefecture (den Burgh). De Hollandsche troepen, die juyst hier in de stad waeren en voor welke den overleden, nog in 't leven wezende, met den meyer te saemen, behoorlijke logementen bezorgt hadden tot ontlastinge der borgers, quamen in schoone uniforme, in 't wit met swart, ander wit met groen, in de uyterste nettigheyd, als troepen die maer eerst uyt den schoot van hun vaderland gekomen en waeren. Deze troepen waeren eenen schoonen oogslag om aenzien. 11 ueren geslagen zijnde, losten de verdeelingen bij toeren hunne geweeren, en zoo gevende de eerste ontlossinge van eere, waernaer de marche begonst. Geopent door de gensdarmes te voet, eenige fusilliers met neergebo- {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} gen geweeren, de musique van 't regiment in bleekblauwe kleederen, eenige garde national, het stadsgarnisoen van recruten in uniforme onder den generael commandant van het departement der Leye, den regent der arme stedeschoole met zijne élèven al met flambeeuwen, geheel de choor van St. Donaes al zingende, waernaer het lijck gedraegen door de ordinaire dragers der lijcken. Waernaer volgde den broeder van den overleden, den meyer mijnheer den baron de Croeser, membre van 't Legion d'Honneur, het conseil der prefecture, alle de tribunalen en andere autoriteyten van het bestier, drye corpora met musicanten, waerin besonderlijk uytmuntenden die der stad, uytmaekende de treffelijke jonge lieden van deze stad, als liefhebbers, maar doch vastgehecht door zekeren band aan de Garde National. Den toeloop van het volk was zeer groot, al of het zoude van eenen prince geweest hebben. Eenider wilde deelnemen in dezen uytvaert. Men hoorde niets anders langs de straeten als: ‘Wat verlies voor de stad en het departement’. Hij was ten uytersten bemind en met overgroote reden, want het laetste present en goed twelke hij gedaen heeft aen deze stad en geheel het departement, eenige dagen vóór zijn onpasselijkheyd, was deze: een geruchte verspreyd zijnde van een naederinge der Engelschen, doch niet genoegzaem om een land in oproepinge te stellen, eenige geïnteresseerden, om profijt te trekken uyt de Garde National, wilden deze oproepen om naer de frontieren te trekken, maer den prefect, wijzer in overwegingen, wel ziende dat dit sacrificie niet noodig en was, gelijk ook het daernaer gebleken heeft, want er was geene vloote, maer enkelijk eenige kapers, den prefect heeft dan, gezaementlijk met den meyer dezer stad, dit onweder tegen gehouden, alsook de militaire Hollanders in casernen geleyd, en alsoo de burgers van twee onheylen bevrijd. Hetwelke van geheel de stad geweten zijnde, zijne dood zooveel te pijnelijker viel voor de inwoonders. Eenige quaedwilligen hebben naer zijne begravinge sijne grafstede ontrust, met den meur door te breken. Men weet niet waerom zij zulks gedaen hebben. Hij lag in zijne kiste met swarte zijde koussen en broek in een slaeplaken. Hij ligt begraven op het algemeen kerkhof onder het cruys in een cavau, wezende de eerste plaetse. Ik heb ook geschildert voor de collectie van mijnheer J. van Huerne het wapen van mijnheer Mercurino Arborio, die maegschap was aen mijnheer Arborio, onzen overleden prefect. Après l'enterrement de notre préfect, son épouse envoya aux habitants de cette ville une carte dans chaque maison ainsi: La Baronne Arborio née Morisini pour remercier. In Augusti heb ik geschildert in waterverwe voor de collectie histoire naturelle een rood schaeltjen, dat quam uyt de deerynckputten en zeer schoon van couleur was, als rood lak, en wel zoo effen, met een inscriptie in 't midden: wezende Primitius met wild dat de eerste vruchten aen de af-- goden daermede opgedragen wierd. Ander meenen dat het zoude konnen het teecken der fabryke zijn, doch zeer oudt, Eene comete. Dese comete verscheen met het laste van Augusti, van 't meeste part gezien den 30 Augusti, wezende Vrijdag, haer vertoonende in den noordwesten ten 8 ueren 's avonds, en soo voortgaende oostwaert, wederom opkomende 's nachts om 3 ueren, zigbaer tusschen zuyden en westen, en om 8 ueren 's avonds wederom op dezelve plaets als daegs te vooren; en soo 3 weken gelijkelijk tot 21 September. Deze sterre en had maer een strael en is den een nacht veel klaerder als den anderen, eveneens gelijk de ander sterren. {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} 17 September. - Op den zeventienden is alhier aengekomen mijnheer Saoult met zijnen secretaris, om de plaets te vervullen van wijlent mijnheer den baron Arborio, als prefect van het departement der Leye. October. - De hiervooren gemelde comete was op 't laetste van October, ten 10 ueren 's avonds, al veel hooger als in Augusti ten 8 ueren, zoodat zij in haeren loop verhoogt zuyd - oostwaert. 15 December. - Dezen dag heb ik voor de laetste keer gezien deze comete. Zij was alsdan om zeven ueren 's avonds zeer hoog en zonk naer 't westen. Zij en heeft haer noyt vertoont als met een wel gedistingueert strael, maer niet met een steert of roede, gelijk sommige meenden. Men konde de sterre niet wel met zijn oogen zien, omdat zij sterk geëmbrouilleert was en aldus verscheen als een half uytgevaegde witte plekke, waeruyt een strael dat zig opende en wijder was naermate het ver was van de center, waeruyt het strael voorquam. 1812. Maerte. - Alhier wierd eene publicatie gedaen en alom aengeplackt wezende eene nieuwe wet, gemaekt door den senatus consultus, inhoudende als volgt. Eene nieuwe garde national, verdeelt in 3 bans, te weten: alle manspersoonen van 25 tot 30 jaeren, om op te trekken al waer 't noodig zoude wezen; van dertig tot 40, om de frontieren te bewaeren; en van 40 tot 60, om de stad te bewaeren, sonder prejudicie van de requisitie, die algelijkelijk in haer vol uytgestrektheyt bleef, maer om alle de inwoonders eenklaps soldaet te maeken. In April wierd op St. Andries in de aerde gevonden eene overgroote ijzer en zeer oude spoore. Ik heb ze uytgeschilderd voor mijnheer J. van Huerne, in wiens cabinet zij is. Ook wierd in deze maend gevonden in het delven van de vaert van Damme door de Spaensche krijgsgevangenen eenen koperen hond, die zeer oud was. 't Was eenen haezewind en had waerschijnlijk op een schip gedient. In April was het graen à 47 schellingen de maete; het bier à 7 guldens de halve. 22 April. - Dezen dag was tot Brugge te zien een raeren visch. Hij was 8 voet lank en de circonferentie van het dikste van zijn lijf was vijf voeten. Van het eynde van den muyl tot aen d'ooge was een voet 4 duymen. Daer was eenen band van visch van d'eene ooge naer de andere passerende op het pyramidal van den neus dusdaenig alsdat de oogappelen als door eenen bril zagen. Den muyl en was niet plat van vooren, maer juyst als eenen vogelbeck, en dewijl hij swartachtig was, doch zachte gelijk het lijf, was hij als den beck van een rave maar veel groter. Boven zijn hoofd had hij een openinge, gelijk veel ander visschen die water daerdoor spuygen. Hij had hondert en 60 tanden, dewelke niet groot waeren. Op den onderkant aen 't voorlijf had hij twee swemmers of vimmen, die door een dick vel bekleed waeren, zoodat men geen schijn van graten en konde bemerken; deze waeren een voet en dry duymen lanck. Op het hoogste van den rug was een grooter swemmer die veel breeder was en een voet en vijf duymen lank. De vimme, die t'eynden van den steert maekte, was zeer dik in tweën gespleten en circa 2 voet breed. Zijn coleur was swartachtig grijs, hoog en bleek, en van onder eenen witten bolg, zeer gelijkende aen onse ordinaire swaluwen. Dezen visch is tot Blankenberge aengebracht en was tot Brugge te zien voor geld den 22en April. Ik heb hem uytgeschilderd voor de collectie van mijnheer J. van Huerne. Op den 29 April is tot Oosten- {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} de in de have gekomen het eerste schip van de laetste gegeven licentiën om suyker en café te mogen inbrengen van Engeland om twee ueren naer middag. Dit schip hadde in 't zicht gelegen van 's morgens. Het was voor rekeninge van eenen koopman van Oostende. Daar wierd eenen boot met seven kussens gereed gemaekt voor sooveel persoonen; den koopman en ander, den oppersten van 't Bassin en drye soldaten, en zijn zoo uyt d'have gevaeren recht naer het schip. Den capteyn complimenteerde den koopman over het goed aenkomen van zijn schip. Zoohaast als het schip in d'have was, wierd het doorzocht van de commisen. Om 3 ueren was het in den Bassin. Geheel Oostende was als uytgelaten om dit te zien. Omtrent dezen tijd hebbe ik gemaekt naer de nature de resteerende kamers en de kelders, die nog eertijds gedient hadden ten tijde van graaf Hapkin voor gevang, alsook eene donker kelder waervan men maer konde zien het voorplein, benevens het restant van eene gallerye, staende nevens deze kelders. Ik heb er een wijdloopige beschrijving van gemaekt in mijn memorialboek van mijne werken. Den tweeden Meye was het graen à 47 schellingen de maete en de rogge à 25, doch de boter à elf stuyvers, het bier seven gulden en half. In de foiretijd was alhier in 't Oud Hof in de open locht te zien eenen oliphant van seventien jaren oud, die veel schoone toeren dede: de damen zeer feestelijk groetende, het kork uyttrekken van eene flesch rooden wijn en, dezelve in zijnen muyl stekende, alsoo uytdronk, hetwelke veel vergenoeginge gaf aen al die daer tegenwoordig was. Op 't laste van Meye wierd afgelost de garde bourgeoise door de garde national van den 2en ban, volgens de nieuwe wet; 't waeren Brabanders afgezonden voor garde sedentaire. 30 Meye. - Den prijs van 't graen was 32 schellingen de maete en 20 de rogge. Omtrent dezen tijd heb ik gemaekt naer de nateur het oud kasteel van Craenenburgh op St. Michielsparochie, nu afgeworpen en een nieuw gebouwt. July en Augusti. - In deze twee maenden heb ik de studiën gemaekt van de overoude capelle van Boudewijn den yzeren, staende onder den H. Bloede en dienende voor fondement der capelle van den H. Bazilius, gebouwt door Dieryk van Alzatiën, waer bij het H. Dierbaer Bloed in gesteld heeft. De capelle was (te weten Boudewijns) onbekent en niemand wist daeraf te spreken, doch zij is ontdekt door eenen liefhebber der oudheden, mijnheer P. van Lede, die mij dit quam waerschouwen; en naer rijpe examinatie bevond ik dat deze capelle die moste wezen die daer gebouwt was door Boudewijn den IJzeren, wanneer hij zijne capelle van St. Omer naer Brugstok geplaetst heeft. Ik heb ze uytgemeten en al 4 kanten gemaekt en ook twee buytegezigten, zoodat zij in blaederen uytgeschildert is met een groote explicatie. 19 September. - Dezen dag wierd tot Parijs geproclameert als primus van d'architecteure mijnheer Tilmanus Franciscus Suys. Wij hadden dit in de nieuwsblaederen. En op den 21en ontfing mijnheer Wynkelman, president onser Academie, een brief van mijnheer Joannes Caloigne, statuaire en eertijds primus van de beeldhouwkunde tot Parijs. In dezen brief was de maere van mijnheer Suys. Er wierd mij toegezonden een vermaenbillet, om te compareren op onze Academie tegen Sondag den 27en, tot beraeminge of affairens. Den Zondag, wanneer wij verzaemeld waeren, wierd aldaer geresolveert te vieren eene Lucasfeeste alsook eene eerlijke receptie van mijnheer Tilmanus Franciscus Suys, geboortig van Oostende, indien den gemelden heer {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} aen de Academie aenkondigt sijne bekomen plaetse. Dit was tot deze date nog door hem niet geschied. Doch is daernaer gekomen. Tot Oostende was groote bereyding van feeste tegen zijne komste. Op deze intrede had de cavalcade en carrossade plaets, naer gewoonte eenen grooten diner en 's avonds bal, waertoe groote caerten waeren uytgegeven. Ider membre der directie vermocht 2 damen mede te brengen. 't Is in dit jaer dat mijnheer J. Odevaere tot Parijs eene goude medaille ontfangen heeft van den keyzer Napoleon over eene schilderye, die hij in de Salon geplaetst heeft. Mijnheer Odevaere heeft tot Roome verbleven sedert 1805 tot 1812. In dien tusschentijd heeft hij tot Roome gemaekt, half levensgroot of daer omtrent, de schoone historie van de crooninge van Charlemagne als Roomsch Keyzer, gekroont door Zijne Heyligheyd den Paus van Roome. Waerin hij gebracht heeft die schoone architecture, collonade en plafond der plaetse, waer dese scène geschied is, naer de natuer gemaekt, eene zeer schoone ordonantie met eenen Griekschen patriarch en andere bisschoppen, dewelke den ensemble zoo aengenaem maeken. Volgens d'historie naer de crooninge heeft den paus zig neder geworpen met de handen te gader en zoo de eere bewezen aen den nieuw gekroonden keyzer. Dit is den moment, die mijnheer Odevaere verkosen heeft. Eene talrijke verzaemelinge van omstaenders, sonder confusie maer in zeer goed order, maect deze verbeeltenesse groot aghtbaer en zeer aengenaem. 1813. January. - Op 't eynde van deze maend was eene requisitie van peerden tot Brugge. 7 February. - Alhier eenen Te Deum over 't concordaet tusschen Bonaparte en den Paus. Uyt het volgende van het jaer zal men klaerlijk zien, dat den keyzer valschelijk te werk gink om het volk te bedriegen. 10 February. - Alhier wierden brieven uytgezonden voor eenen don gratuit voor peerden en mannen met verdreyging van garnizeren, van 300 fr. tot 50 fr., in vijf classen verdeelt onder de begoeden. Voorts ook in deze maend wierden brieven uytgezonden voor de verkosen overheyden der nieuwe gelichte troepen van de garde nationaal vermids de voorgaende troupe de ligne verklaert waeren. 13 February. - Heden wierd eene jonge dochter van negentien jaeren of daer omtrent gegillottineert, omdat zij een ander dochter vermoord had uyt jaloersheyt, omdat deze dochter geprefereert wierd van eenen soldaet in haere plaetse. Wanneer zij alhier voor het tribunael veroordeelt was tot de doodstraffe, heeft zij geappelleert. En in dezen tusschentijd heeft men alle vlijt aengewend om haer de religie in te planten. Zij was van Sluys. Want zij niet gedoopt en was noch kennesse van religie ter zaeligheyd en hadde. Eenen pastorelen man heeft haer onderwezen in den cathechismus en daernaer heeft hij haer gedoopt. Zij hadde voor peter mijnheer Franciscus Wijnkelman, president van onse Brugsche Academie, en voor meter mevrouw de douairière van den baron de Fraula, zuster van de heeren Raepaert, welke dame alle daege aen deze veroordeelde de spyse toegezonden heeft sedert haer doopsel tot dezen date. Ten zelven dage, wezende Zaterdag, begon men alhier den wind zeer fel gewaer te worden, die men van geheel het winterseizoen weynig gehoort hadde ter oorzake van de aenhoudende koude en menigte smoor, waerdoor veel verkoudheden geweest hebben, ook een bezondere, genaemt de croup, waervan er ook gestorven zijn, de kele toegaende. Deze bovengezeyde winden hebben gedeurig hernomen en {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} vermeerdert dagelijks, somtijds dryemael op eenen dag en altijd met het aenkomen der zee, tot dat op den nacht tusschen den 17e en 18e het heeft beginnen te stormen en tusschen 3 en 4 ueren zeer dapper gink. Ik was opgestaen dat het soo vervaerlijk gink, en ik hoorde zeer distinctelijk het kloksken luyden van de Capucinen, door de force van den wind van selfs luydende, en dan ophield en wederom erbegonst tot differente reysen. 18 February. - Tusschen 3 en 5 ueren 's morgens, wanneer het tijd was van den Angelus te klippen, al zeer lank naerdat ik dit gehoort hebbe, klipte men, en dit was distinct om hooren dat dit met 's menschens handen geschiede. Om 6 ueren en half was den wynd nog zeer fel Om negen ueren 's morgens teenemael hernomen, maer zeer klaer weder geheel den dag. Deze geweldigheyd van den wynd was hoe nader den noen hoe swaerder, en heeft nog deurende geweest als ik dit schreef om vijf ueren 's avonds. Alle dezen bovengemelden tijd heeft den wynd uylende geweest, sonder twee minuten te cesseren, en in de locht en hoorde men niet anders dan een aldergrootste gedruys als het geruchte van veele waegens. 't Is quart naer 5 ueren en het weder is noch al even fel. Om 6 ueren 's avonds is het vermindert en ten 9 ueren begon het redelijk stil te worden, zodat geheel den volgenden nacht stil geweest is. Men vernam 's avonds alsdat de bargie van Nieuwpoort en ook Oostende niet gevaeren en hadden, om alle ongelukken te voorkomen. Die van Gend op Brugge heeft gevaeren en wierd wel geslingert, doch is aengekomen. Ook de fleche van Brugge op Gend, 't welk zeer gevaerlijk was. In Maerte is gestorven den lesten definitor der paters Augustijnen, den eerwaerden pater Bernardus de San, eenen man vol van ijver en godsdienst, zeer geacht van alle welpeysende menschen. 22 April. - Eenigte honderden conscrits tsamen gerot zijnde op St. Jansplaetse alhier, moedigden malkander aen om de knodsen, die zij in de hand hadden, gereed te houden om zoo hunne vijanden te verslaen, welk waeren vijf gensdarmes, die twee conscrits gequest hadden. Naerdat zij zoo bereyd waeren, zijn zij naer den Burgh getrokken, het conseil van recrutement verzaemelt zijnde met den meyer en eenigte van de prefecture, benevens den commandant van 't recrutement in 't stadhuys, tot het sluyten en vertrekken der conscrits. Daer was eenen, die niet en pretendeerde zijnen hoed te weeren, en door den officier der policie daertoe gepraemt zijnde, zijne mede - conscrits dit ziende, vloogen eenpaerelijk naer de tafel, waer de papieren open lagen regarderende de militie, dezelve al in stukken gescheurt hebben. Den prefect is met haeste uyt de prefecture gekomen en gelopen in den nombre der woedende conscrits. Men zegt dat er zijn die hem geslegen hebben. Hij gaf order van de belhamers in echtenisse te stellen. Seffens wierd geordonneert en geëffectueert van alle de wynkels in de Breydelstraete te sluyten en alle de herbergen, ook de stadspoorten te sluyten en de garde sedentaire tot hulp geropen; seffens patrouille en geheel den nacht, denwelken zeer gerust geweest heeft. Om negen ueren 's anderdaegs zijn deze conscrits vertrokken voorbij O.L. Vrouwkerke. 7 der belhamers zijn in echtenisse gehouden in 't gevang militaire. 10 Meye. - Op dezen dag ben ik op het Beverhoutsveld gegeweest om het te zien. Hier volgt de oorzaek waerom. Volgens oude overleveringe en ook eenen act van testament, was er eene familie, die den naem voerde van heere van Beverhoutsvelde. Daer en was in dit huysgezin maer eene eenige dochter. Dit kind, zeer jong zijnde, verloos zijne ouders en de familie zorgde voor haer opvoeding. Maer aengezien deze zorgers {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} niet rijck waeren, en dit kind groote rijckdommen bezat, zoo namen zij het besluyt van dit meysken, welk jouffrouw van Beverhoutsvelde was, onvruchtbaer te maeken, hetwelk zij ook geëffectueerd hebben. Dit dochterken, groot geworden zijnde, quam in kennisse met andere jonkvrouwen, die haer te kennen gaven de macht van haere rijckdommen. Zij antwoorde daer niet van te weten. De eerste vroegen haer of haere familie zulks niet gezeyd en hadde. Zij zeyde: neen. Daerdoor een licht gehad hebbende, is zij dit gaen onderzoeken, en zoo is alles tot haere kennisse gekomen, alsook de boose daed die zij in haer persoon bedreven hadden om naer haere dood zeker te zijn van haere goederen. Deze jonkvrouw dan, om hun hierover de welverdiende straf te doen smaeken, heeft zij een testament gemaekt, bij welke zij haere machtige goederen aen den armen liet naer haere dood, op deze volgende maniere: dat alle arme gebruykers, die paelden tegen haer goed, het Beverhoutsveld genaemt, alwaer het maer met één voet land, vermogten hunne beesten op dit veld te laeten weyden en zoo ten eeuwigen dage voor de naerkomelingen daer woonende (1). 2e Relaes aen mij gedaen van hetzelve veld door mijnheer Dumares, voortijds Broeder van de Madeleine alhier. Op het eynde van de 18e eeuw, 1700 en in de tachentig, ten tijde alsdat mijnheer Maroux fiscael was en grooten bediende van Josephus de II. keyser, alsdat hij, Maroux, eenen voorstel dede om het Beverhoutsveld te verkoopen en te scheuren tot zaeyland op voorwaerde alsdat daerdoor de graenen meer zouden vermenigvuldigen en aen eenen beter prijs zouden zijn. Noteert alsdat alsdan de graenen noyt duur en waeren, aengezien het hoogste tot 14 schellingen niet quam de maete. Maer dit was om enkelijk hieruyt zijn groot profit te trekken. Hij wilde dan verkopen hetgonne hem niet toestond, aengezien het fondatie was, en gansch tegenstrijdig aen d'inzichten der testatrice. Hij zeyde van het produit te verdeelen onder die arme gebruykers, maer dit profit zouden zij maer eens gehad hebben en was alzoo verloren voor de naerkommers. Als mijnheer Maroux zag dat hij hiermede niet weg en konde, hij beriep eene bijeenkomste tot Oedelem, alias Oelem, van alle die gebruykers, en stelde zig aen 't hoofd. En dewijl de Madeleinehospitael ook van die gebruykers was, gink den meester van de Madeleine, mijnheer Dumares, daer ook naertoe. Dezen meester van de Magdaleine stelde Maroux voor oogen hoe hij zulks niet en vermochte te doen, aengezien dit gansch tegenstrijdig was aen de fondatie. Maroux, quaed zijnde over die standvastigheyd aen die fondatie, zeyde nu: wij zullen het in voisen leggen. Dumares uytgaende de eerste herberge, waer Maroux zat, quaemen die arme gebruykers hem toe geloopen en zeyden hem: ‘Oh! gaet toch in die ander herberge, want daer is ook eene vergaederinge die nog slechter is als die waer gij uyt komt’. Hij ginck er kloek naer toe, alhoewel zijnen mede - compagnon van St. Juliaensgodshuys hem voorenstelde het groot perykel. Hij vroeg er drank en stelde hem onder de woedende vergaederinge en wist hun zoowel alles voor oogen te leggen, dat zij hem al gelijk gaven en hem zoo genegen wierden, dat zij alles voor en met hem zouden gedaen hebben. Maer Dumares, eenen aldervreedzaemste man wezende, trachte hij alles in stilte te houden. Maer hij zich keerende tot eene bende van schoenmaekers en kleermaekers en noch veel meer andere, die geen gebruykers van dat veld waeren en gevolgendlijk daer geen vois en moghten hebben, {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} hun dan met strafheyd toespreekende, zeyde: ‘Wat komt gijlieden hier doen, gij en hebt alhier geen 't minste recht om te voisen, gaet gij naer uw schoenmaekerswinkel en gijlieden naer uw kleermaekerswinkel’. En zoo tegen alle de overige die daer geen vois en konden rechtveerdiglijk hebben. Alle deze menschen waeren uytgekocht van mijnheer Maroux om de andere te overvoisen. En alzoo en hebben zij dit niet konnen ten uytvoer brengen. Maer door het wijs beleyd van Dumares is dit veld tot op den dag van heden gebleven ten dienste van de menschen, mids gevende 's jaerelijks eenen geringen, penninck. Dit relaes is mij fidele gedaen op den 10 Mey 1813, 's morgens. Ik heb hetzelve op denzelve date opgeschreven. En alsdan denzelven dag, 's naermiddags om één uere, ben ik gegaen om dit veld te gaen aenschouwen, waer ik arriveerde om 4 ½ ueren, wanneer ik voor de eerste mael van mijn leven den voet stelde op dat veld, hetwelk ik met verwonderinge aenzag, een veld dat het bloed van sooveel duyzende Bruggelingen ingedronken hadde op den 3 Meye 1382 door Artevelde, capiteyn van 7000 Gentenaeren. Het was om 4 ½ ueren te laet om dit te overlopen. Ik heb er enkelijk een oogslag over gegeven en hebbe, aen de capelle staende, alleenelijk een croquis gemaekt van het gezicht al den kant ofte ziende op den Oraignenmolen. Een der bewoonaerts van dat veld, die geheel de historie van zijn woonplaets van buyten wiste, zeyde dat dezen molen altijd op dezelve plaets was vernieuwt sedert dat den prince van Oraigne in de jaren 1500 en in de 70, liggende met zijn leger op dat veld, op dezen molen gink om zijne krijgslieden al in een cordrille te zien. Alsdan ben ik van dat veld gescheed met gedacht van er noch weder te keeren, gelijk ik op die tijd ook geplaetst hebbe hiernaar. 9 July. - de la Brue de St. Bauzille, door Bonaparte benoemt tot bisschop van Gend, dus eenen zendelink van Napoleon en niet van den paus. Hij is tot Gend ingekomen den 9en July omtrent tien ueren 's avonds met mijnheer de Pazzis, voor dezen vicaris - generael in 't bisdom van Troyen. Men noemt hem gensdarme om zijne rauwe conduite. Vijf van de opperhoofden vervoegden hun met de zendelingen. Mijnheer Goethals en Maertens waeren partye om de Roomsche Kerke zuyver te bewaeren. 25 July. - Den vijf en twintigsten July weygerden de seminaristen in den choor te gaen, omdat de la Brue daer was en zij geen deel in de scheuring en wilden hebben. 't Was de 7e Zondag naer Sinxen; 't evangelie van dien dag was: ‘Wacht U van de valsche propheten’. Den eersten Augusti, wezende Zondag, den 8en Zondag naer Sinxen, weygerden de seminaristen en wierden dien dag uyt het seminarie gestelt, in 't begin van de weeke aengeplakt en gedeclareert als toebehoorende aen de requisitie. Den vijfden verschenen voor 't conseil en 's avonds in 't quartier. Den sevensten, 60 vertrokken naer Rijssel voor Garde d'Honneur, de overige gekwollen met de militaire exercitie op de veste en daernaer in den depot aen de Kom. Zij waeren verplicht bij toeren uyt te gaen, omdat zij niet al militaire kleeren en hadden, zonder welke zij niet mochten langs straete gaen. Die thuys quam moeste zijn kleed afdoen om te geven aen dengenen die moeste uytgaen. Zij wierden verboden van deze naervolgenden te spreken: priesters, nonnen en geestelijke dochters. Den achtienden vertrokken zij naer Wezel 's morgens ten 8 ueren in borgerskleeren, moetende afdoen de monteringe van de garde prefect. Zij hebben het geweten 's morgens om 6 ueren dat zij moesten vertrekken, en met haeste kleeren gaen zoeken; aen sommige wierd permissie ge- {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} geven om aen hunne ouders adieu te gaen zeggen. Hunne vervoeginge moeste tot Gend of tot Brussel wezen. 7 September. - Dezen dag heb ik gezien dat wonderlijk gezigt aen de maene, zichtbaer agter het loftijde. Dit was een groot cruys van 2 claere straelen, aen vlamme van vuer gelijkende, welkers vuerige straelen op en neder gingen, als schichten die uyt de maene ofte van den boort der zelve naer boven en naer onder gingen; want de maen was in het center van het cruys, dewijl er een dweersbaere was die het cruys formeerde. Deze baere was veel bleeker, maer toch zeer distinct. De mane was alsdan noch vier daegen van vol. Ik hebbe veel cas gemaekt van dit naer te maeken en een geheel alf uere deze wonder zaeke beschouwt, om het naer te laeten aen de nakomelingen. De kinderen, spelende aen het Oud Beenhuys, riepen met luyder stemme al dansende: ‘Moeder, ziet, een cruys aen de maene’, en herhaelden dit blijgeestiglijk. Eenider wist alsdan hoe het hooft der kerke Christi en alle de geestelijken geplaegt wierden, en hoe een maend naerdien, of daer omtrent, de verbrijselende straffen op de Franse legers gevallen zijn. Sedert de bataille van Leipzig en soo voorts, hebben de Franschen de hand Gods gevoelt, die zijne Kerke quam verlossen en de Franschen betaelen voor hunne schelmstukken tegen haer bedreven. Deze fenomene aen de maene soude wel konnen een voorteeken hieraf geweest hebben. 18 October. - Dezen dag heb ik naer de natuer geteekent het gezicht van Rabouwenburg, ook genaemt 's Heerenwijnbergh, bij Steenbrugge. In mijn memorial heb ik er geheel de discriptie van gegeven van deze oudheyd. Ook in dezen tijd, wat vroeger, de oude pesthuysen, alsook de tribune van Gruythuyse. Eene schoone roode tasse of schotel, coleur van vieux lacq, anderhalf voet diameter, zeer schoon en ongeschonden, gevonden in den deerynck tot Wendune. Zij heeft gekost aen mijnheer van Huerne 4 croonen om er bezitter van te zijn. Ik heb ze uytgeschilderd 1813. 14 November. - Op dezen dag zag ik nog die schoone sterre, hiervooren nog gemeld, in mijn atelier 's avonds quart naer negen ueren. Zij was soo hoog als de zon is des middags in 't eerste van November. Op den 17en November begon het 's morgens al vroeg zeer straf te waeyen met haegelvlaegen, en deze wynden waeren al zeer fel om tien ueren. Maer met den middag was het storm en men hoorde in de locht een vervaerlijk gedruys, al of het legerwaegens zoude geweest hebben die in groote menigte te poste liepen, zoo een vreezelijk geruchte maekte den wind. 't Is quart naer één eure, en dit weder is noch al even fel, en deurde tot 4 ueren, wanneer het seffens met zonnenondergank verminderde, zoodaenig alsdat men om 5 ueren met zeer kleynen wind langs straet gonk. En met den donkeren quamen er bijtochten, hagelvlaegen en daer tusschen sterrelocht. Zoo dat dit boos weder hiermede een eynde nam. 1814 16 January. - Op den sestienden, wezende Zondag, zijn alhier tot Brugge buyten de Catharine-poorte op het groot kerkhof twee gevangenen, De Keunink en eenen anderen, voor den kop geschoten, over opperhoofdschap van boeren die weygerden te marcheren voor de Franschen en hun in de bosschen hielden. Zij wierden geleyd door de militaire bezetting, op eene karre, en de garde élite met haere mutsen. Het was tusschen 9 à 10 ueren 's morgens. Dit moeste op eenen Zondag zijn, want het Fransche executeurs waeren. Zij hadden daegs te vooren gebiecht aen mijnheer den onderpastoor Morison. Men hadde eenige daegen {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} te vooren hetzelve gedaen tot Thielt. Keuninck wierd geschoten door onkundige in de waepenoeffeningen en riep: ‘Jesus, Maria, christene zielen, staet mij bij!’. Zommige onvoorzichtigen riepen: ‘Hij leeft nog!’. Daerop de militairen ernamen het geschot en daernaer was hij dood. Op den 17 January, en zelfs van 's avonds te vooren, verspreyde zich alhier een wonderlijck gerucht, alsdat Antwerpen over was en dat de geallieerden tot Lokeren waeren en tot Aelst. Maer het alderswaerste was, dat zij voor vast hielden, alsdat er een groote macht Engelschen aanlanden tot Eyst en tot Knokke. Daerop den nacht tusschen den 16en en den 17en wierd overgebrocht van de Franschen en andere geëmployeerden met pakken, kisten, koffers en zakken te vollen en weg te voeren, dusdaeniglijk dat men den 17en 's morgens niet anders en zag dan kisten sleuren langs de straeten op de sneeuw, en elk om 't zeerste loopen om voituren te krijgen om zich op de vlucht te begeven. Geheel de stad was in roere, nochtans zonder oproer. Mijnheer den prefect vluchte ook zijne effecten, maer ten zelven tijde hij trachte de waerheyd te aghterhaelen, tot dies alle middelen aenwendende. Hij heeft ten leste op den 18 dito verzekert geweest van het vals geruchte: Antwerpen en was niet over, en eenige Engelschen waeren tot Knocke geweest om beesten te koopen. Al hadde den vijand op één ure naer aen de poorten geweest, zij en zouden geen meerder verbaestheyd konnen vertoont hebben. Maer veel verbaezende is het gegaen tot Gend, op den 14en January. Want den ingedrongen bisschop, sijnen secretaris, den prefect en eene ontelbaere menigte van geëmployeerden en inwoners van Gend, zijn sonder raedslagen en zonder vertoeven weggevlucht, zoodaenig alsdat de borgers van Cortrijk hunne poorten gesloten hebben en voorders onder conditie geopent hebben van enkelijk doorpassagie te verleenen, maer geen logement. Die het gezien hebben, hebben alhier getuygenis eraf gegeven. Op den 18en was die schoone sterre nog altijd zichtbaer, om 4 ½ ueren zeer snel en klaer, maer door de koude lucht niet vuerig meer, maer wit en blinkende als de volle maen. Zij was ten 4 ½ ueren zoo hoog als op den 14 November om 9 ueren, dus zeer ongestaedig in haeren loop. Den 23en January, en zelfs daervooren, was er eenen ijsregen gevallen waerdoor het zeer glad was. En dezen regen kleefde zich aen alle de takken van de boomen, in dier voegen alsdat ieder tack, bevrosen zijnde, rondom ijs was en vervolgens als glazen boomen scheenen te wezen en als cristallijn, twelke zeer schoon om zien was. Dit was zeer schadelijk voor de boomen, dewijl de takken afscheurden door het gewicht van dat ijs, Buyten al de takken, die glas schenen, waeren er nog afhangende ijskegelen, die door den wynd beweegt wierden, nu min en dan heftiger, het geluyd veroorzaekten als van luysters die gedeurig tegen malkanderen sloegen en een lief en aengenaem geklank veroorzaekten, twelke wonderbaer en ongemeyn was. 29 January. - Naer dien voorafgaende ijsregen quam er dezen dag een subiten dooy, die zeer dapper gink. Met den noen wat wynd die tegen den avond straf vermeerderde. En dewijl den barometer op storm stond, volgde dit met den nacht, dusdaniglijk dat men niet anders hoorde dan een raesende gerucht in de lucht, met poysen van felle stormwinden, die tot 6 ½ ueren 's morgens deurden, en zoo allengskens verslappende dat den 30en klaer maer spijtig weder was. Binnen den nacht vloogen de ijsbrokken van de daeken deur de ruyten der huysen. 1 February. - Op den nacht van den eersten February, om 3 {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} ueren, was er alhier eene estafette gearriveert aen onsen prefect, mijnheer Soults, alsdat de geallieerden de ligne doorbroken hadden en dat hij in alle haeste zich moeste begeven naer Yper, uyt vreese van de weg afgesneden te zijn. Daerop wierd den aenkomenden dag alles gereed gemaekt tot eene spoedige vlucht, de wachten wierden verdobbelt en de stad in roere, sonder moetwilligheden. Op Onse - Vrouw - Lichtmisdag was alles op de been, de Mart en den Burgh vol volk, om de vlucht der Franschen te aenschouwen. Geheel den dag van den 2en February wierd overgebracht in spoedige pakkingen, ten aenzien van al het volk. Om 2 ueren naer middag, nog eene estafette van verhaestinge. In den naermiddag, ofte voor de noene, vertrokken de comisen van den droit réunis naer de Smedepoorte onder het treiten van het volk, zoodaenig dat zij genoodzaekt waeren de Smedepoorte te sluyten, om te beletten dat zij met geene steenen en zouden overrompelt geweest hebben. Deze comisen waeren zeer haetelijk onder 't volk. Den oversten onder hun gebood van op het volk te schieten, maer de comisen waeren wijzer als hunnen commandant, wel wetende dat zij zouden al gedood geweest hebben, terwijl de geallieerden alreeds in 't land waeren. 's Avonds om 9 ueren hebben zij de prisonniers van de Cellebroers (gevang militaire) getransporteerd, doch eenige los gelaten. Om tien ueren 's avonds is de cortege uytgegaen van uyt het departement al de Breydelstraete recht naer de Smedepoorte, te weten: mijnheer den prefect, den generael commandant, en voorders chefs militairen, vooraf de gensdarmes, dan de voituren, achter dit de gewaepende bezettinge, en voor slot de garde élite met usaremutsen. Nevens de voituren reden onze borgers te peerde, voor de veiligheyd van de vertrekkers, het volk alzoo in dwank houdende om geen stoornissen te hebben. Waerover de Franschen alle redens hadden van content te wezen. Want zonder dit zouden groote desorders geschied zijn, omdat het Fransch gouvernement hem al zeer haetelijk gemaekt hadde. Zoodat op Onze - Lieve - Vrouw - Lichtmisdag deze evacuatie tot Brugge geschied is. Den derden February waren alle de uythangbardels met den Napoleaenschen arend, die de tobackisten verplicht waren boven hunne deure te hangen, ingetrokken om de woede van 't volk te voorkomen. Men patrouilleerde te voet en te peerde, De schaedebeletters waeren sonder cocarden of Fransche teekens, want het volk was op hunnen toer zeer teer in d'oogen geworden. Het huys van mijnheer Marlier, vader, acquereur van nationaele goederen, was geheel toegesloten en met strond besmeten. Geheel de bovengenoemde cortege van vluchtelingen begaf zich naer Yper. Naer onzeker maeren, wisten wij voor vast dat de geallieerden met eene colonne marcheerden door Deynse op Thielt en Cortrijk, om naer Rijssel te trekken. Den nacht tusschen den 2 en den 3 February heeft mijnheer Soult, prefect, arriveerende tot Tourhout, uyt zijn voiture gevallen met zijn aenzicht voorwaerts, ter oorzaek dat den dyssel brak. Hij viel door het glas en was zeer gequetst. Men zeyde als hij tot Yper quam, dat hij moeste voorttrekken uyt vreese van den weg afgesneden te worden door de geallieerde legercorpsen. Op den 5 February was alhier het gerucht verspreyd, alsdat de voorposten gearriveerd waren tot Eecloo, waerop geordonneerd wierd dat de musikanten zouden tegengaen in den naermiddag. Geheel de stad was op de been. Meer dan 4000 menschen waeren buyten de poorte en in de Langestraete, om dezelve te zien arriveren. Maer met den avond had men vernomen dat zij al- {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} leenlijk tot Eecloo dien avond verwacht wierden. Op den tienden Februari, om twee ueren naermiddag, zijn door de Catharinepoorte ingekomen omtrent 30 mannen cavallerie, in 't groen met witte staende craegen en casquetten, zeer gelijk aen dragonders. Zij quaemen van Cortrijk. Zij hebben hunnen weg genomen voorbij O.L. Vrouwkerke, 't Vleeschuys, Steenstraete, Groote Mart, Breydelstraete, op den Burgh, onder de toejeuginge van eene menigte van volk, twelk van alle straeten quam toegeloopen, want niemand hun en was verwachtende dien dag. Het waeren Pruysschen. Den genever oft brandewijn wierd hun toegebracht op den Burgh, en zij deden malkanderen bescheyd uyt de flesch, zonder glas. Van den Burgh zijn zij vertrokken naer alvooren eene aubade gehad te hebben van de liefhebbers der musik (ci-devant garde national) en zijn gereden naer het Jesuïte - quartier, waer de stallingen gereed waeren, en de mannen zijn gebilletteerd bij den burger ofte inwoonders der stad. Om 5 ueren 's avonds heb ik zien uytschilderen den naem van Napoleon op de Groote Mart, alleenelijk laetende: Grande Place. 12 February. - Den eersten commandant dezer stad voor de geallieerden, den luytenant Timme, en de eerste proclamatie in zijnen naem, voor de effecten toebehoorende aen de Franschen in te brengen en te mogen reclameren van die aen wie die toebehooren. Den lieutenant Timme hadde tot Vilvoorde uyt het rasphuys verlost 1200 gevangenen geëxepteert voor crime capital, maer naer examinatie die alleenelijk refractaire conscrits en valsche signature voor in faveur der conscrits. 14 February. - 's Naermiddags, om twee ueren, heb ik zien inbrengen 2 waegens met krijgsgevangenen, wezende soldaeten van de voorposten van Oostende, den lieutenant commandant dezer stad aen 't hooft, met 13 of 12 Pruyssensche cavallerye. Zij reeden over de Mart naer het stadhuys, onder de toejeuging van het volk. Daer waeren 12 à 13 gevangenen, waeronder twee dooden. Daer was eenen officier onder, denwelken 's anderdags geleyd is naer Tielt, waer de geallieerden post gevat hadden. Aen den commandant Timme, bevelhebber over deze stad, is aengezeyd dat de stad van intentie was van hem te vereeren met een zilver sweerd, als wezende een gebruyk van een present te doen aen dien, denwelken eerst de stad quam over te nemen. Hij heeft met veel dankbaerheyd deze presentatie aenveert en gezeyd alsdat hij dit in zijne familie soude bewaeren voor een eeuwig gedenkteeken. Den commandant heeft ook aen den meyer dezer stad gezonden het sweerd van den ontwaependen officier der Franschen. Den soldaet, die het ontnomen hadde, heeft het aen den meyer ter hand gesteld voor gedenknisse der stad. Op den sabel van den commandant Timme wierd gegraveert deze woorden: ‘Aen den commandant Timme, door de stad van Brugge’. En al den anderen kant in 't Duytsche: ‘Mijnheer den baron de Pélichy heeft uyt naem der stad hem hetzelve ter hand gestelt’. 15 February. - Beright voor den kost en voedsel der soldaeten in de logementen. De krijgsmannen, die in deze stad logieren, moeten door de borgers ofte alle inwoonders gespijst worden, dit door order van Zijn Excellentie den luytenant - generael de Borstell, en dit alzoo als hiernae volgt. Een soep voor onbijt of een glas snaps, een half pond brood met boter. Voor middagmael: soep, groensels, een half pond vleesch, een pond brood en een glas snaps. Het avondmael gelijk den onbijt. De officieren naer hunnen staet, eerlijk. Alhier aengekondigt door den commandant Timme. 16 February. - Om 9 ueren 's morgens zijn alhier aengeko- {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} men door de Cruyspoorte vijftig mannen Kosakki - Donski, al te peerde met lange stokken, op welkers eynde al boven was een scherpe dryekantige pinne, gelijk eenen poignard. Zij waeren meestal ongelijk gekleed. Zij hebben op den Burgh gestaen van aen den hoeck van 't Vrije tot aen den ingank van 't stadhuys. Naerdat zij aldaer genever gedronken hadden en dat men hun eene aubade gegeven hadde, zijn zij gegaen onder de Halle in de Beurse der cooplieden, waer alles bereyd was voor hun logement, en hunne peerden in de plaetse der plakquetkraemen. Zij wierden aldaer gespijst, en hunnen commandant was gelogiert ten huyze van mijnheer Deheere in den grooten bouw op de Mart. Den 17en is alhier ingebracht door de Kosakki - Donski eene pryse op de Franschen genomen tot of omtrent Hoogelede 2 tonnekens geld, wesende gelichte contributie door de garde d'élite, die naer de attacke het hebben moeten laeten volgen. Eenige garde d'élite zijn aldaer dood gebleven, de andere, 20 in getal, zijn tot krijgsgevangenen gemaekt en alhier in Brugge gebracht. Den achtienden zijn de Franschen uyt Oostende gekomen om koebeesten te nemen op Breeninge en Klemskerke. Zij hebben 18 koebeesten en 4 peerden genomen. De landslieden quaemen om hulp naer Brugge. Daer en waeren maer 3 à 4 Kosakki in de stad. Den commandant heeft om hulptroepen gezonden. Den twintigsten 's morgens en waeren nog geen hulptroepen gekomen. Op den zelven dag 's avonds heeft een Kosak een spie ingebracht en naer het stadhuys geleyd. Men was tot Brugge benauwt voor eenen inval van de bezettinge van Oostende. Geen geboren Franschman en vermocht uyt zijn huys te gaen zonder permissie van den commandant Timme. Per order van den commandant Kamehhoff wierd verboden de masscheringe en de bals, op pene van gestraft te worden ingevolge de Pruyssensche wetten. Alle gemeenschap verboden met de landen en steden van Vranckerijk. Eenen kosak dronk aen de Smedepoorte, waer hij op de wacht stond, 3 halve pintglazen genever, sonder iets daeraf te weten. Eenen borger gaf hem die om eene preuve te hebben van hunne kloekte. 21 February. - Besluyt van den dag: De inwoonders dezer stad wierden opgeleyd van onder de wijkmeesters aen hunne oproepinge tot de burgerlijke wachten, om de stad te bevrijden van onheylen, te beantwoorden door onderdaenigheden op hunnen toer voor de 24 ueren, geordonneert door den kapiteyn der Cosakken van den Don, Kamehhoff, commandant dezer stad. 25 February. - Dezen dag is alhier aengekomen, 's naermiddags om twee ueren, van Corterijk een detachement lichte cavallerie, omtrent 80 mannen lanciers en huzaeren. De peerden wierden gestalt in het Jesuïte - quartier, en de mannen in de wijk van de letter A. Deze lanciers waeren met pijcken en kleyne vaendelkens op 't eynde (2). 's Avonds wierd eene aubade gegeven op de Groote Mart door de liefhebbers der musique dezer stad (ci-devant musique van de nationale garde). Deze aubade was voor den keyzer Alexandre, monarque aller Russen, omdat het den avond was voor zijnen naemdag. Op denzelven stond arriveerden alhier over de Mart de drye Engelschen, die daegs te vooren {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} alhier aengekomen waeren. Zij vertrokken naer Blanckenberghe. Zij keerden weder met een karre poeder, dat zij ontscheept hadden uyt een pacquetboot, dat voor d'eerste mael tot Blanckenberghe aengekomen was en alsoo eene communicatie hadde met deze stad en Engeland, want Oostende was nog met de Franschen bezet. 26 February. - Dezen dag is alhier aengekomen mijnheer den graef Puckler - Muskau, aide de camp - generael van Zijne Doorluchtige Hoogheyd den regeerenden hertog van Saxen - Weimar, generael, commanderende het 3e legercorps van Duytschland. Mijnheer Timme, lieutenant der Pruyssensche lichte ruyterie, wierd benoemd tot commandant dezer stad. Op den 27en February dede den graef Puckler-Muskau alhier eene proclamatie en afkondiginge, om de Belgen aen te moedigen tot het opnemen der waepenen tegen den algemeene vijand. Hij moedigde hun aen door het voorbeeld van hunne voorvaderen en door het ziende voorbeeld van Duytsland, dat nu geheel in de waepenen was voor de algemeyne oorzaek. Hij zeyde voorders: ‘Gij zijt niet alleen, geheel Europa is met U’, etc. Heden vernamen wij alsdat de Franschen wederom bezit genomen hadden van de stad Corterijk met 3000 mannen. 28 February. - De troupen der Verbondenen vertrokken van hier naer Maldeghem, omdat die van Breskens, de Franschen, gekomen waren om levensmiddelen tot Maldeghem; ook die van Oostende tot Ghistelle om contributie te lichten. Ten zelven dage is van hier vertrokken met 3 Engelschen een karre met vleesch naer Blankenberghe. Deze Engelschen zeyden dat zij aldaer Engelsche troepen verwachtten. Met den eersten Maerte was alhier eene vrijwillige inschrijvinge voor soldaet onder de geallieerden. Den vierden Maerte wierd d'eerste lesse gegeven der godsgeleerdheyd van de goede meesters. Den achtsten ten 9 ueren 's morgens, Zijne Doorluchtige Hoogheyd den hertog van Saxen-Weimar en den generael de Borstell deden in Corteryck haeren intrede, want den generaal Maison had gedwongen geweest van in den voorgaenden nacht den post van Corterijk te verlaeten door de dapperheyd der bovengenoemde, die alle zijne pogingen verijdelden. De Franschen moesten den volgenden morgen ook Meenen verlaeten. De dappere Verbondene troupen in reke geplaetst zijnde, wierden met blijdschap en toejeugingen ontfangen van de inwoonders, die zeer slecht van de Franschen behandeld geweest hadden. Op den twaefden Maerte, ten 9 ueren vóór noene, verspreyde het geruchte alhier dat de Franschen uyt de bezettinge van Oostende gekomen waeren tot ende op de prochie van Varsenaere langs de vaert. En vóór tien ueren was geheel de stad in roere. Zij schoten in de stad met twee obitzen en daerdoor verdorven den salon van mijnheer Outryve van Ydewalle, quetsten doodelijk mijnheer Joseph Coppieters in den keuken van zijn huys in de Vlaeminckstraete. Want zij schooten op differente directiën, waer zij meynden oversten gelogiert te wezen. Zij quetsten differente menschen in de afgelegen straete van de Ezelpoorte. Zij waeren alreeds voor de Discalsche kerke, op St. Jansplaetse en de Gaeremart ook gequetste. Veel vensters geschonden in de straete van d'Academie De Cosakken moesten achteruyt wijken voor de overmacht. Zij koosen Cruys- en Catharinepoorte; een piquet plaetste zich aen Den Palynckpot, 't ander aen 't Schaeck. Middelertijd quaemen de Fransche marins en soldaeten op de Groote {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} Mart met 4 stukken canon, die op de vier hoecken der Mart geplaetst wierden. Het was Saterdag en daer was groote massa van graen ter Mart. Zij eysten eene contributie van 100.000 francs, laekens, baeygoed, namen graen van de Mart en eysten caffé, suyker en wijn in stukken, om te transporteeren naer Oostende. Om drye ueren naer middag was hun alles overgeleverd en zij vertrokken ten 3 ½ al de Ezelpoorte naer hunne voorige post. Gekomen zijnde aen St. Jacobskerke, was het volk, en naementlijk de jongers, tot overlast. Die riepen; ‘Goert...’. De achterste compagnie gaf vuer, maer in die lucht, om hun enkeijk af te weeren. Daermede was den vijand weg. Maer een ander treurspel maekte zich bereyd onder 't gepeupelte. Zij vielen aen het plunderen, zij liepen naer de Ezelpoorte, waer een speelgoed stond van den ontfanger der directe contributie, mijnheer De Busscher genaemt, en zij plunderden dit. Vandaer liepen zij naer Mayens, die over eenige daegen nog eens al het volk voor zijne deure gehad hadde. Hij smeet veel vijf - livresstukken, doch dit en konde de raesernie van 't volk niet intoomen, maer zij trokken hem uyt zijn huys met stooten en slaegen, deerlijk om aenzien, en meynden hem in 't waeter te smijten. Hij verzocht van 't volk van niet dood geslaegen te worden. Beter menschen - Mayens is verschuldigt zijne behoudenisse aen mijnheer den baron de Pélichy - beweegden de massa volk om hem naer 't gevangenhuys te leyden, twelke de massa wel beviel. De raesernie des volks quam voort omdat hij, Mayens, over 20 jaeren ten tijde der Jacobins, in de kerke van Duynen eenen moninck geschoten hadde in zijnen arm en een brok van 't gestoelte, dat tot gedenkteeken nog bewaert wordt. Dezen moninck en is er maer van gestorven merkelijken tijd daernaer, en geheel dese stad wiste dien raesenden act. Zij riepen dit langs de straeten en wilden hem hierom ter dood brengen terwijl hij riep: ‘Och menschen en doodt mij niet, ik hebbe eene ziele’. Dit was een wonder bekentenisse voor eenen Franschen Jacobin. Naer dezen tweeden act des volks begon den derden tegen avond. Zij vielen weder aen het plunderen en liepen naer het huys van den ontfanger De Busscher en stolen alles daer uyt en braeken alles in stukken, smijtende zijne schoone drukletters ter straete waert, bestaende in de schoonste collectie van letteren, die men wenschen konde, die eenige honderde Louis gekost hadde. De woede gink nochal voort. Zij trokken naer het huys van Mijnheer Marlier, schoonvader van den voorgenoemden De Busscher. Hij wierd genaemd: den rijken Marlier. Daer was de buytenspoorigheyd nog veel grooter, want naer dat hun drank gegeven was, in hope van daerdoor te ontgaen de plunderinge, maer zij vielen aen het woelen en maekten vuer in alle de vuersteden en smeeten alles aen het vuer, zodat door kleeren, lijnwaeten, gaerens en meubelen, die zij niet wilden hebben, het huys in duyzend gevaeren was van te verbranden. Dit huys was nationael goed, eertijds toebehoorende aen de ridders van Malta, en was gekocht door dezen Marlier, die nu geplunderd wierd. Het volk was rasende en niemand en konde hun wederhouden. Den volgenden dag, wezende Zondag, en heeft men hun maer konnen scheyden. Daernaer heeft men huyszoekinge gedaen in de arme gewesten en veel gestolen goed gevonden, toebehoorende aen de geplunderde. Dit bracht den schrick onder de plichtigen. Elk vreesde voor de verdiende straffe. Vele hebben hun gespoeid om goederen weder te zenden naer de wet van policie. Men heeft er differente gelicht en 6 van de plichtigste zijn op den twintigsten, wezende 3e Zondag van den Vasten, weggeleyd, om {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} elf ueren. Zij passeerden voorbij O.L. Vrouwkerke op den moment wanneer de hoogmisse gedaen was en het volk uyt de kerke quam. Zij vertrokken al de Catharinepoort en wierden geleyd naer Cortrijk en Doornijk, waer het hoofdquartier was van het legercorps, om militairelijk gestraft te worden als stoorders van de algemeyne ruste. In dezelve weke zijn alhier gekomen vier seminaristen uyt Arras, en om niet gezien te zijn hebben zij gekropen op handen en knien over 't ijs, wel drie quart verre, totdat zij buyten perykel waeren. Den graef de Puckler - Muskau gaf order aen den meyer der stad te doen publiceren en door het geluyd der klokken af te kondigen, dat hij quam te ontfangen het officieel nieuws dat den veldmarechal Blucher te Laon eene volkomen victorie behaelt heeft op den keyzer Napoleon. 14 Maerte. - Den graef de Puckler - Muskau, gehoort hebbende dat er sommige waeren van de inwoonders die niet compareerden wanneer zij voor de borgerwacht wierden opgeroepen bij toeren, gaf een bevel alsdat ideren inwoonder verplicht was te passen op zijn oproeping tot de burgerwacht en zijne wacht te volbrengen; en zouden daertoe gepraemt worden, indien zij daeraen te kort bleven, dat men zoude militairen t'hunnen huyse leggen, die zij zouden moeten spijsen soo lang als het zal noodig geoordeelt zijn. Die absolutelijk onbequaem zijn, moeten hun doen remplaceren door een man van goed gedrag. Item den 14 Maerte geschiede nog eenen uytval van de Fransche bezetting van Oostende. Om 7 ueren 's morgens wierd den meyer van Blanckenberge aengekondigt alsdat de Franschen zeer naebij de stad waeren. Den meyer en den adjoint, om de ongelukken te voorkomen, gingen de Franschen te gemoet, die met 750 mannen waeren en twee stukken kanon. Den commandant eyste van het stedeken Blankenberge 8000 francs met bedreyginge, indien zij niet volquaemen door de betaelinge, hij de stad zoude verbranden en alle de vischschuyten. Den meyer vertoonde dat zij sedert 4 maenden niet en hadden mogen visschen en gevolgendlijk nu arm waeren. Den commandant drong voort en gaf den meyer tijd van 8 tot 10 ueren om de somme op te brengen. Ten finen brocht den meyer aen den commandant 914 fr. 57 ct., 50 flesschen wijn, 8 tonnen bier en 200 fagoten. Den meyer was gedreygt van voor den kop geschoten te zijn. Den commandant ging met zijne soldaeten naer de duynen en gaf het bevel om alle de vischschuyten te verbranden. Den meyer viel op zijn knien, en met veel smeekingen verkreeg het conterbevel, maer hij moeste aenwijzen wat schuyten naer de Engelschen gevaeren hadden, en die wierden terstond verbrand. Op den 26 Maerte verspreyde alhier het gerucht dat de Franschen, die kort tot Cortrijck gearriveert waeren, zich op den weg naer Gend begaven. Alle de Pruysschen alhier waeren seffens in roere, om hun spoedig naer Gend te begeven. Maer de Franschen waeren daer alreeds gearriveerd vóór dat de maere hier was dat zij er naertoe gingen, zoodat hun vertrek te laet was. Met den avond vertrokken zijnde van Brugge, zijn zij moeten ten 11 ueren wederkeeren en zijn binnen den nacht vertrokken, of naer Thielt of naer Eeckloo. Men vernam den seven en twintigsten, wesende Passie - Zondag, dat de bargie van Brugge op Gend gewaerschouwt is geweest, een uere van Gend, alsdat de Franschen in Gend waeren, waerom zij is weder gekeert met haer passagiers, arriveerende tot Brugge tusschen 10 à 11 ueren 's avonds. Men vernam ook dat de geallieerden tot Cortrijck waeren, {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} doch men wist niet met hoeveel. De Franschen tot Gend waeren met 6000, doch veel jongens met stokken en messen, soo men zeyde. Zij waeren onder de bevelen van den generael Maison. 11 April. - Heden is de instellatie geschied van eenen intendent over West - Vlaendederen, mijnheer Constantin de Preudhomme d'Hailly, burggrave van Nieupoort, voortijds burgmeester 's Lands van den Vrijen. 14 April. - Quamen tot Brugge 500 à 600 Pruyssensche huzaeren en dragonders cavallerie légère. Den 15 quaemen nog eenige honderde voetvolk, ook Pruyssensche. Deze moesten allegader ten huyse van d'inwoonders dezer stad gevoed en gelogierd wezen. Men vernam ook dat Antwerpen over was en Oostende en Rijssel, doordat de garnizoenen de witte cocarde opgesteken hadden. Op den 20 April, wezende Woensdag, zijn de Pruyssensche troupen, meest cavallerie, die eenige dagen in bezetting waeren, vertrokken al de Catharinepoorte. Ten zelven dage zijn al de gezeyde poorte ingekomen 3 bataillons Saxons voetvolk, met krijgsmusique, 8 stukken kanon en 2 obitzen, van het corps van den generael Thielman. 21 April. - Is alhier aengekomen 30 Fransche zeelieden en eenen officier, net vercierd met de witte cocarde; zij quaemen van Breskens. Item op dito date is alhier gearriveert, 's avonds om 11 ueren of daeromtrent, den generael Thielman. Een avondmael was gereed gemaekt om hem te ontfangen. Men speelde den beyaerd. 22 April. - Is den generael Thielman naer Blanckenberge gereden en naermiddag teruggekomen. Alle de Saxenschen hebben alhier op de Groote Mart revue gepasseerd en den generael is alsdan vertrokken naer Cortrijk. Ten zelven tijde waeren eenige Fransche troepen gestelt tot Gistel, van 't part van den generael Maison, als demarcatieligne tot den vrede. 24 April. - Alle de mannen van den generael Thielman, die in deze stad waeren in April, moesten logement en kost hebben van de inwoonders. Dit was een aldergrootste last voor de gemeyne borgers. Zij hadden eene exercitie, genaemt tirailleren: zij loopen op den trommelslag, alle gelijk, en verspreyden hun in benden van 5 à 6, en staen zoo in posten; daernaer, wederom op den trommelslag, loopen zij al hun 't eerst en vervoegen hun dicht bij malkanderen. Zij hebben mij gezeyd alsdat dit manoeuvre geschiedt wanneer den vijand overhoop is. En deze tirailleurs worden in 't groen gekleed met swarte opslagers. Dit alles zoo zij 't mij verteld hebben ten tijde van hun logement t' mijnen huuse. Op den 2en Mey vertrokken van Brugge de Saxons naer Gend. Zij waeren van 2 ½ ueren 's morgens in roere en zijn om 7 ueren vertrokken, naer de menschen afgeperst te hebben alderhande spijse en drank, alsook brood, niettegenstaende dat de stad alreeds hun voorzien hadde van brood voor 3 daegen. Deze troupen hebben hun zeer slecht gedraegen bij de autoriteyten en de borgers, tot groote schande der militaire overheden, die er niet in voorzien en hadden, de inwoonders aldus blootstellende aen de boosheyd en quaedwilligheyd der soldaeten. In het hospitael aen de Vlaminkdam hebben ze alle potten en glaezen gebroken voor meer dan 400 fr. schade, naerdat zij ten koste van de stad daer gecureert en genezen waeren. Zij hebben nog gedreygt de authoriteyten stokslagen te geven. Ten zelven dage, om 6 ueren {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} 's avonds, zijn alhier aengekomen eenige veldstukken met kanonniers en fusilliers circa 100 man, 5 à 6 stukken kanon met hunne caissons, yder kanon getrokken van 6 boerepeerden. Zij kwamen al de Dampoorte van Breskens. De chefs hadden de witte cocarde aengedaen. Op den 2 Meye, omtrent den middag, is Carnot door Gend gereden, hebbende de stad Antwerpen verlaeten, en is langs Brugge naer Duynkerke vertrokken met enige Fransche troupen. 3 Bataillons Fransche troupen zijn hem nog gevolgd. Dit was de bezetting van Antwerpen. Op den vierden Meye zijn alhier tot Brugge aengekomen, vóór den middag, van Eeckloo eene groote massa peerdevolk, Anglo - Russen, de stad veel belast, alsook een schoon corps huzaeren, extra groote. Op den 5 Meye zijn alle de Fransche troupen, die alhier aengekomen waeren, vertrokken naer Rijssel. 6 Meye. - Tot Brugge zijn de Fransche bezettingen van Oostende binnengekomen en, naer gerust te hebben alhier, zijn al Cortrijk vertrokken. De Pruysschen hebben Oostende bewaerd. 7 Meye. - Dezen dag vertrokken van Brugge de bovengezeyde huzaeren naer Gend. Denzelven dag quaemen al de Smedepoorte in deze stad een gedeelte van het corps van den generael Bulow, Pruysscher, peerdevolk en voetvolk. Ook ten zelven tijde Franschen van de bezettinge van Vlissinge en Walkeren. De Mart en den Burgh voorzien van alderande soldaeten. 8 Meye. - Zijn alhier in Brugge gekomen 2000 peerdevolk, komende van Vrankrijk, dewelke gelukkiglijk maer door de stad moesten passeeren, want ten zelven tijde een bataillon Franschen inquam al de Cruyspoorte, soodat deze troupen malkanderen moesten passeren buyten de Smedepoorte. De ruyterye is de Cruyspoort uyt getrokken. 15 Meye. - Wezende Zondag, was er alhier tot Brugge eene groote processie ter oorzaek van den vierenden feestdag van St. Joannes Nepomecenus, martelaer. Deze feeste was in O.L. Vrouwkerk. Tot dien eynde was gevraegd de militairen der bezettinge, wezende Pruysschen, voor het goed order. Zij stonden van in 't sanctuarie tot tegen de endeldeur in twee reken en eene verdeylinge in de voorkerke in 't midden. Deze plechtigheyd wierd voorgegaen door een solemneel lof in volle musique, naer welke de processie uyt de kerke is gegaen langs de Mariastraete, Oudenburg, Wollestraet tot op de brugge van St. Joannes Nepomecenus, alwaer eenen altaer was opgerecht. De feeste wierd gevierd met de eerste vesperen. Aen dezen altaer was een wacht gesteld. De Duytsche musique was in de processie geplaetst, welke zeer schoon was om hooren. Zij intoneerden toer à toer met de zangers der kerke. Dese Pruyssensche musique was overschoon. Alle de confrerien der kerke met flambeeuwen, de geestelijkheyd der stad, maekten deze processie luysterlijk. De Pruyssensche bezettinge dede dit met goed order en met eenen bezonderen ijver, omdat Joannes Nepomecenus eenen Duytsman geweest was en gevolgendlijk van hun zeer geëerd. Naer de plechtigheyd geëyndigt te hebben aen den altaer op de brugge, quam de processie al den Dyver naer de kerk terug. Noyt en is er voordezen zoo eene luysterlijke processie geweest van den H. Joannes. Den toeloop was zeer groot uytgelokt door deze schoone militaire musike. 's Anderdaegs, den 16en, was er groot lof in volle musique, twelk een uere deurende was. 23 Meye. - Deze dag is tot Gend {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} wedergekomen Zijne Hoogweerdigheyd den prins de Broglie. Het kapittel der cathedraele van St. Bavon, alle de pastooren der stad, alle de seminaristen, de gilden, een detachement van 't garnisoen gezonden door den generael Bulow, zijn al t' zijnder ontmoeting gegaen. Den meyer, den graef de Lens, met de municipaele officieren gingen hun complimenteeren. Den Te Deum wierde gezongen in de cathedrale. Op den 6en Juny is t' mijnen huyse aengekomen eenen quartiermeester om twee sergeanten te logieren, welk hy veranderde in twee soldaeten. Dezen quartiermeester was van omtrent Praeg, een historieschilder van professie, hebbende t' zijnen huyse een atelier met eleven. Hij hadde zich zelven moeten equiperen t' zijnen koste, en was van de groene jagers te peerde en als vrijwilligen moeten dienen, waerom hij, benevens geheel dat corps, mochte van d'eerste naer huys keeren. Hij was in zijn land professor der Academie aengesteld door den prins van Lichtenstein. Hij zeyde dat zijne vreugd volkomen was, ziende dat hij bij eenen schilder quam, en alleenlijk misnoegt omdat hij seffens naer Gend moest vertrekken, om soo gedeurig de quartieren uyt te steken op de marche - route. Hij zeyde dat zij alle hadden moeten de waepens opnemen om hunnen souvereyn te redden, koopmans, schilders, edellieden en werklieden, niemant uytgenomen. Zij moesten alles verlaten en voort marcheren. Hij was van eenen zeer beleefden aerd en was eveneens al of hij gekomen was bij zijne familie, om deze maetschappij van conste. 9 Juny. - Den nacht vóór H. Sacramentsdag is gearriveerd aen den generael der Pruyssensche, die gelogiert was ten huyse van mijnheer den baron de Croesere, het order om den twaelfden dito te vertrekken naer hun land, waerover zeer groote vreugd was in deze stad. Den elfsten Juny is alhier tot Brugge ingekomen veel landweer, die buyten en langst de zeekust gelegen had. Zij hebben alhier het noenmael en avondmael genomen, en 's anderdags, om twee ueren 's morgens opgewekt, den onbijt genomen en, met nog lijftocht voorzien, tusschen 3 à 4 ueren naer Gend vertrokken. 12 Juny. - Dezen dag, wezende den Zondag onder de octave van het H. Sacrament, was het de gewoonelijke processie met de troupen der bezettinge, wezende Pruyssensche. Mijnheer Buydens, als deken, droeg het Heylig Sacrament. 21 Juny. - Dezen dag waeren t' mijnen huyse twee Pruyssensche soldaten, die niet content en waeren met de portie die wij zelf aten en die waerlijk goed en wel was. Maer deze deugnieten deden valschelijk klachten en den kapiteyn quam t' mijnen huyse naerdat deze soldaeten troubels gemaekt hadden, hetwelk zij in 't Duyts noemen spectacle. Naer den capiteyn alles in 't Duyts overgezeyd te hebben en alles naergezien zijnde, wierden de soldaeten bedreygt, soo wanneer zij nog een woord zouden quaelijk gesproken hebben, zij mochten verzekert zijn van naer den noen in 't gevangenhuys te zijn; waerof zij grootelijks vervaert waeren, omdat dit brood en water was. Wij hadden ook de voorzorg gehad om hun naer de noen een ander billet van logement te bezorgen, en door order van den goeden capiteyn moesten zij naer den noen vertrekken uyt ons huys. Deze waeren zoo slecht als twee galeyboeven. 23 Juny. - Tegen avond zijn alhier aengekomen het 35e en 91e regiment voetvolk. Zij quaemen met spelende musique voor het sas der Coupure. Zij bleven op hunne schepen vernachten. Eenigte quaemen aen kaeye en maekten vreugdevueren en waeren zeer vroyelijk. En zijn 's anderdags vertrokken naer Oosten- {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} de en Nieupoort, om de bezetting uyt te maeken. 24 Juny. - Dezen dag verspreyde zich alhier het gerucht alsdat de Pruyssenschen zich moesten uyt het land begeven. Men wist niet dien dag of dit waer was. Eenen heer van Brussel had dit aen zijnen broeder alhier geschreven. 28 Juny. - Op dezen dag vernamen wij tot Brugge alsdat den keyzer Alexander alhier moest aenkomen tegen avond. Geheel de stad was op de been, de militairen in de waepens. Den generael en état - major te paerde gingen hem te gemoet buyten de Smedepoorte. Den meyer en municipalen per koets trokken ook naer buyten. Om zeven ueren 's avonds, hoorde men alsdat den keyzer, met zijn gevolg van de Fransche kust gearriveerd zijnde tot Gistelle, vroeg hoe wijd hij af was van Oostende, en hoorende alsdat het maer 2 ueren was, zeyde: ‘Ik moet Oostende zien’. In dien tusschentijd den avond viel, en niet willende met den donkeren op reys zijn, passeerde den nacht tot Oostende. 29 Juny. - Op St. Pieters en Paulusdag, wezende Woensdag, 's morgens al heel vroeg, waeren de soldaeten in de waepens, en de stad geraekte in roere door den trommel. Om 7 ueren begonnen de canons te ronken, het zeker teeken van zijne naederinge. En schielijk verscheen geheel de cortege om 7 ueren: een detachement van paerdevolk voor zijne lijfwacht, in 't bleekblauw gekleed, daernaer twee opene voituren, waerin den keyzer in d'eene was, in 't hooggroen gekleed, met een capote als surtout, hooggrijs, en eene witte pluym op zijnen hoed. Zijnen doctoor zat nevens hem. Hij rijde langs de Vrijdagmart, Zuydzandstraete, Steenstraete, op 't midden van de Mart voor den middelbouw met den dom. De militairen defilleerden voor hem, den beyaerd speelde, de triompheklokke en alle de klokken der stad luyden. Daer waeren groote toejeugingen. Ten zelven tijde quam eenen geweldigen regen, zoodat zij genoodzaekt waeren naer de prefecture te vluchten, waer den keyzer, naer de complimenten ontfangen te hebben, dronck eene tasse chocolat, en is om 8 ueren al de Cruyspoorte al Gend vertrokken en om Antwerpen te gaen bezichtigen (1). Heden is ook begonst de defilatie van de Pruyssensche, eenige vertrekkende als voorposten. Op den 28en Juny, wezende Dijnsdag, omtrent 5 ueren naer middag, is de keyzer Alexander onbekent gekomen tot Sevecote. Springende uyt zijn rijtuyg, sweefde hij rond de plaetse zonder mantel, die gelaeten hebbende in de voiture bij zijnen doctoor, die al de rechter zijde zat. Den keyzer ontmoete eene oude doofachtige vrouw, aen wie hij vraegde waer den pastoor woonde. Deze vrouw vroeg wat hij zeyde. Den keyzer herhaelde het al roepende omtrent haer oor. Zij leyde den keyzer omtrent het huys van den pastoor, waer hij klopte, maer de vrouw riep: ‘Gij moet klinken’, waerschijnlijk teeken gevende naer de belle, want hij klonk seffens. De meyd quam opendoen en den keyzer liep recht naer binnen tot in de kamer, waer den pastoor zat bezig met den bevelbrief te lezen van den bisschop. Zij groeten malkanderen, den pastoor met verlegentheyd, want hij niet wist wat voor eenen dezen was. Alexander vroeg in 't Frans of er eenen haen op zijnen toren was en waerom het cruys. Den pastoor, zeer verwonderd over deze vraeg, antwoorde: ‘Jae’. Den keyzer en den pastoor bezaegen malkanderen met gevouwen armen. Alexander {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} vroeg of het al catholijken waeren. Den pastoor zeyde: ‘Jae, en geheel het land’. Den pastoor vroeg of hij in Pruyssenschen dienst was. Alexander zeyde van neen, maer dat hij er in geweest was. Den pastoor: ‘Waer gaet gij naertoe?’ Alexander: ‘Naer Oostende’. Hij vraegde aen den pastoor of hij Gistelle moeste passeren om naer Oostende te gaen. Den pastoor zeyde: ‘Gij moet den kruyssteenweg nemen al den linker kant’. Alexander nam de hand van den pastoor en omhelsde het bovenste, de hand omdraeyende. Alexander boog een knie en vroeg de benedictie aen den pastoor, die hem den zegen gaf. Den keyzer verdween in alle haeste naer zijn rijtuyg, den pastoor laetende in zijn reflectiën, die verblijd was over zijn vertrek, niet wetende wie hij was (1). Den pastoor was genaemt mijnheer Verveeken, oud 73 jaeren, vermaerden predikant, originaire van Antwerpen en zeer veel binnen Brugge gepreekt heeft. Hij konde weynig Fransch. Den keyzer komende aen den cruysweg, van den pastoor aengewezen, zag dat de kinderen aldaer tummelboomen en waegewielen maekten, zooals zij in ons land gewoon zijn te doen om eenen coperen penninc te krijgen. Den keyzer Alexander smeet hun seffens stukken van 5 francs, geheele en halve Fransche kroonen. Dit bovenstaende alles volgens attestatie van den heer pastoor, die dit zelf verhaelt heeft tot Brugge, in het klooster der eerweerde paters Discalsen, van wie ik het gehoort hebbe ten zelven dage den 2 July 1814. 29 Juny. - Zijne Majesteyt Alexander is van Brugge naer Gend vertrokken en aldaer triumphantelijk ingehaelt door de hoofdgilden en autoriteyten der zelve stad. Ten zelven dage is in de poorten van Gend gekomen eenen Franschen generael met eenigte duyzende soldaeten. In de stad komende zag hij de Pruyssensche in slagorder staen. Niet wetende wat dit beduyde, vroeg met verlegentheyd wat dit was. Men zeyde hem dat Zijne Russische Majesteyt in de stad was en gereed om aldaer te vertrekken. Den generael, dit hoorende, dede zijne troupen terugkeeren en stelde dezelve langs den steenweg, als twee haegen om den keyzer de eere der waepenen te bieden. Alexander, komende aengereden te peerde, was op zijnen toer verwondert van die duyzende Franschen daer te zien. Hij reed recht naer den generael - commandant, hem afvraegende of hij onderdaenigheyd belooft hadde aen den koning van Vrankrijk. Den generael zey: ‘Jae’. Waerop Alexander zeyde, hem bij der hand nemende: ‘Bravo’. Hij sprak nog van eenige dingen en vertrok voorts op den weg buyten de Dampoorte. Maer alsoo het fel begon te regenen, was den keyzer genoodzaekt te vluchten naer eene schuylplaetse, in een huysken van eenen kleermaeker, om daer wat te vertoeven. Hij redekavelde met den man van 't huys en onder ander dingen, vroeg den keyzer aen den baes of dit huysken hem toebehoorde. Hij zeyde neen, maer dat zijnen huysmeester daer rechtover woonde, wijzende naer de plaetse. Welnu, zeyde Alexander, het huys zal u haest toebehooren. Geloofbaere persoonen van Gend hebben mij gezeyd dat den keyzer in dat huysken geschreven heeft hetgeene noodig was tot het verkoopen van dit huys en dat den huysmeester wel beloont was. Augustus. - Mijnheer Odevaere bequam de eermedaille over het beste portrait geschildert te hebben. Dit was in 't groot concours tot Gend. En mijnheer Dumery was primus van eene geboutseerde figure. Beyden geboortig van Brugge. 2 Augusti. - Den colonel Pa- {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} lis heeft heden, 's morgens om 5 ueren, de revue gedaen van de nieuwe Belgische troepen. 4 Augusti. - Mijnheer Jacobus Dumery is heden in zijne geboortestad ingehaelt door mijnheer den president en voorder heeren der Jointe van de Brugsche Academie en op dezelve Academie een eermedaillie aengedaen en naer een discours en gouter van 59 couverts t'huys geleyd. 13 Augusti. - Dezen dag quaemen tot Brugge 3 à 5 honderd Engelsche troepen als pasagie en, naer den nacht alhier gepasseert te hebben, vertrokken 's anderdags naer Oostende. 16 Augusti. - Monsieur Philippe Dumares, ci - devant frère des hospices de la Madeleine avant la suppression, fut créé chevalier de la Fleur de Lys par Louis XVIII; et reçu la lettre daté le 16 aoust de cette année avec autorisation de s'en décorer. Cette lettre fut signée de la signature du premier gentilhomme de la chambre du roy. 18 Augusti. - Dezen dag was lord Castel Reagh in de stad van Brugge en ging de tomben zien en ook naer St. Salvators. Hij is denzelven dag vertrokken naer Gend. 21 Augusti. - Dezen dag, wezende Zondag, zijn tegen avond eenige Schotten ingekomen en hebben gelogiert bij de burgers. Des anderdags zijn zij ingescheept en vertrokken naer Oostende met schoon musik. Ten zelven dage zijn de canoniers te peerde (Engelsche) vertrokken naer Vilvoorde, vanwaer zij alhier gekomen waeren, maer zijn door conterorder 's anderdags weder gekomen. Den dertigsten Augusti zijn tot Brugge gekomen Hannoversche cavalliers 300 mannen. Zij zijn seffens op de buyteprochiën gebilletteerd: tot Liswege, Dudzeele, Damme, St. Cruys en Vassenaere etc. 1 September. - Heden is het garnizoen van Brugge, wezende Belgen, vertrokken. Men verwacht de Gendsche alhier. Den eersten was er, quart voor 7 ueren 's avonds, schoone musyke op de Mart van de cavallerie der Engelschen. Den twaelfsten zijn alhier ingekomen als garnisoen de Hannoversche roo kazakken. Zij zijn in 't Seminarie gehuysvest. 12 September. - Dezen dag zijn in de stad gekomen ten 5 ½ ueren van Gend de Gendsche Belgique in zeer goeden uytstand, als troupe de ligne, met musique. Zij wierden geïnquartierd in den Poedermolen ('t Groot Quartier) en maekten deel van 't garnisoen dezer stad. Heden wierd afgekondigt per trommel dat den prince van Oraignen op den 13en stond te arriveeren, waerom verzoght wierd de huysen te vercieren op zijne passagie en 's avonds generaele vieringe van 9 tot 11 ueren. 13 September. - Naer middag, quart naer twee ueren, is tot Brugge al de Damsche poorte gearriveert Zijne Koninklijke Hoogheyd den prins van Oraigne en afgestapt in de prefecture. Zijne tegenwoordigheyd wierd aengekondigt door het geluyd der triumpheklokke, het speelen van den beyaert, waerdoor geheel de stad op de been geraekte. Ten zelven tijde arriveerde een bataillon Engelsche troupen met veel bagagiewaegens, die van de suite van den prince niet en waeren en die seffens gebilletteerd wierden voor eenen nacht. Al hetwelke verzaemelt zijnde op den Burgh, was soodaenig gedrongen dat men zich niet wist waer keeren. Hier en tusschen was den prince nog in de prefecture. Maer om 3 à 4 ueren is hij naer O.L. Vrouwekerk de tomben {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} gaen zien, zoodat de menigte des volks een overstroominge in de kerke maekten. Van d'eerste damen dezer stad klommen op den predikstoel, om hem te konnen zien. Het gedrang in de kerke en het geschreeuw was buytenspoorig. Mijnheer Buydens, pastor der kerke en deken der christenheyd, toonde den prins de tomben en geleyde hem alsdan naer het hospitael. Voorders is hij ook gaen zien de Academie en dan den Bassin. Om 8 ueren 's avonds begon weder de triumphklok te luyden, het carillon te spelen en men begon de vuerpijlen in de locht te zenden. Ten 9 ueren begon de generaele vuering. Den veertienden September, 's morgens om 9 ueren, begon wederom het carillon, de triumphklokke, benevens alle de klokken dezer stad. Om tien ueren vertrok den prince naer Schipsdaele. De municipaliteyt en de ander autoriteyten deden hem per koetse uytgeleyd tot op de bargie, waer zij nog wel een alf quart uers met hem spraeken. Wanneer hij op de bargie trede, was daer eenen inwoonder dezer stad, genaemt mijnheer Tilly, die hem eene requeste in de hand gaf, welke den prince zeer minzaem ontfink, en hij bleef die toegevouwen in zijn hand houden terwijl hij nog sprak tegen den meyer en ander bedienden. Hij vertrok dan met ses peerden aen de bargie, onder eene groote toejeuginge des volks, die met het schoon weder waeren uytgelokt om naer Schipsdaele te gaen. Den prins begroete het volk langs alle kanten met eene toegenegentheyd, alsoo betoonende zijne vergenoeginge. Geheel de Ezelstraete was met meyen gepareert en Schipsdaele met vlaggen. Een detachement met Engelsche cavallerie vergezelschapte den prince tot op Schipsdaele. Den intendant, mijnheer Preudhomme, vicomte de Nieuport, vergezelschapte den prince tot Oostende. Ik hebbe dit alles gezien. 14 en 15 September. - Alle dage een bataillon Engelschen, de laetste komende van Engeland al Oostende. Den 16 September zijn de troupen vertrokken, die laetst ingekomen waeren. Gisteren naemiddag hebben de Engelschen post gevat aen de poorten dezer stad en op de hoofdwacht en ordinaire plaetsen, zoodat de Belgische buyten activiteyt van dienste zijn. Men zegt dat zij zullen vertrekken naer de frontieren. Ten zelven dage is alhier een bataillon Hanoversche troupen ingekomen, waerdoor de burgers gedeurig overlast waeren, terwijlent de quartieren leeg stonden. Dit veroorzaekte groot misnoegen onder de inwoonders. Alle dage, tegen avond, groote Hannoversche musique in 't midden van de Mart. 23 September. - Dezen dag was er eene generaele revue voor eenen Engelschen generael buyten de Smedepoorte. Hannoverschen en Belgen moesten daer al tegenwoordig zijn. 24 September. - Heden tegen avond is alhier het eerste regiment van de Engelsche troupen ingekomen met volle musique, zeer wel uytgerust. Ik hebbe die zien gaen in het clooster der Carmelitessen bij den Vlaeminckdam, hetwelk een hospitael geweest hadde der militairen, alwaer ook de Spaensche krijgsgevangenen gewoond hebben ten tijde dat de Franschen hier meester waeren. De stad krield van troupen, dit al zonder noodzaekelijkheden. Om tien uren 's morgens ontstond er eenen grooten brand omtrent Schipsdaele op de hofstee, genaemt Het Tempelhof. Men vermoedt dat dit begonst is door het vallende vuer van eene schouwe van 't bakhuys, hetwelke, doch onvoorzichtelijk, gemaekt stond tegen de scheure, {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} die met stroo gedekt was. Deze scheure was vervolt met den welgelukten ougst, welkers vruchten daerin t' eenemael verbrand zijn. Ook is t'eenemael verbrand de huyssinge, peerdstal en zwijnskot. Alleenelijk het koeistal uytgezonderd, met twee kleyne plaetsen afgezondert van het huys. Ik hebbe dezen brand nog gezien den 26 tegen avond gelijk aen eenen grooten aschhoop vol vuer en zoo groot als geheel de scheure, dewelke zeer groot was. Het vuer was nog zeer evig daer onder en de hitte onverdraegelijk, staende in de deure der scheure, niettegenstaende dat er maer de vier muren meer en stonden en diensvolgens geheel in de open lucht. De vrouw was naer de Zaterdagsche Mart; den man was op het veld; het meysse alleen thuys. Hij, dit ziende, trok van spijt de haeren uyt zijn hoofd, zonder de presentie van geest te hebben om hulpe toe te brengen, maer wierp zich ter aerde. De beesten waeren uyt de stallen. Men zegt dat deze plaetse voortijds toebehoorde aen de Tempeliers, en sedert hunne vernietinge zoude het gegeven zijn aen de ridders van Maltha. Met den Franschen tijd is het nationael goed geworden, ergo een ongeluk voor den kooper. 27 September. - Heden zijn tot Brugge ingekomen eenigte Engelsche huzaeren, die van ander moeten gevolgd worden. Zij zijn gedestineerd voor Brussel, Bergen in Henegouw en Naemen. 29 September. - Heden is per trommel afgekondigd in deze stad Brugge, alsdat de officieren met den 1 October moesten hunne logementen bezorgen en dat de burgers moesten ontlast zijn van de officieren te logieren. 30 September. - Heden zijn eenigte honderden huzaeren vertrokken. Den tweeden October, wezende Zondag, hebben tot Brugge de Hannoversche troupen voor den eersten mael de kerkparade gehad in de kerke van den Duynen, waer hunnen minister der godsdienst de predicatie gedaen heeft. De overste, ziende dat het eenen marbel vloer was en eenen schoonen tempel, hebben verboden op den grond te spauwen. 12 October. - Heden zijn 2 bataillons voetvolk Engelsche troupen alhier aengekomen van Oostende. Zij hebben hier tot Brugge vernacht. Op den dertienden October wierd tot Brugge gepubliceerd en aengeplakt van wegens Zijne Koninklijke Hoogheyd den prins van Oraignen, tot hersteltenisse en verbeternisse der schandaelen van overtreding der Zondagen en heyligdaegen, die door het Fransch gouvernement geheel hunne eerbieding verlooren hadden, noch wynkels, noch herbergen, noch publique vroyelijkheden en vermochten meer plaetse te hebben ten tijde der goddelijke diensten, geen kraemers noch publieke verkoopers langs de straeten; alles op boete ofte vangenisse. 14 October. - Heden quaemen alhier van Oostende 2 bataillons Hannoverschen met omtrent 20 bagagiewaegens, en hebben hier vernacht. Op den 15en 's morgens vertrokken Hannoversche troupen al de Catharinepoorte, benevens die welke den veertienden van Oostende gekomen waeren, met zeer schoone musique. Deze troupen quaemen, volgens hun zeggen, van Ciciliën en zijn gezeylt naer Gibraltar, vandaer naer Engeland, en zoo tot Oostende aengekomen, om door het Nederland naer huys te gaen, waerover geene kleyne vreugd onder hun was. Op dezen dag hebben 600 mannen Hannoversche troupen in de kerke van den Duynen het Nachtmael gehouden. Ten zelven dage, naer middag om vier ueren, hebben de trou- {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} pen, die bij de burgers ten huyse laegen, bevel gekregen van hun veerdig te maeken, tegen 's anderdags om 7 euren 's morgens, om ingequartierd te worden in de casernes van deze stad, hetwelk den 16en soo plaets gehad heeft, te weten: het eerste bataillon in den Poedermolen. 17 October. - Het bataillon, dat geleyd was in 't Oud Seminarie, Hannoversche troupen, hebben tegen 't order van het opperbevel hun quartier verlaeten om hun weder bij de burgers te smijten. Deze quaedwilligen hebben in alle de plaetsen van dat seminarie hun gevoeg gedaen, sluytende deuren en vensters, om eenen onverdraegelijken stank te veroorzaeken, en den regenbak verstopt, om op voorwendsel uyt te geven de onnuttigheyd en ongezondheyd der plaetse. Den meyer was maer sedert drye daegen van Brussel gekomen, met expres orders van de militairen te inquartieren en de burgers te ontlasten. Uyt het bovenstaende kan men besluyten, hoe plichtig de militaire overheyden hierin waeren, van in zulke boosheden niet waekzaam te zijn. De overheden verdienden dobbel straffe. Den meyer, mijnheer van Zuylen, heeft met zijnen secretaris inspectie genomen van het fait, en den generaelen roep der inwoonders was van een proces - verbael te maeken en naer Brussel te zenden, ter inspectie van den capiteyn generael. 18 October. - Dezen dag, wezende St. Lucasdag, was in St. Donaeskerke een zingende misse, ter eere van St. Lucas, alwaer den heer president, mijnheer Fr. Wynckelman, en de Jointe der Academie benevens de eleven present waeren. Naer de misse wierd op de Academie de rekening gedaen en ten eynde wierd bevonden alsdat de Academie te vooren was. D'inkomste van dit jaer was: 565 pond. De betaelingen: 450 pond. Baetelijk: 115 pond. Was nog aghterstel, op te haelen door den clerk, omtrent 60 pond. Naer de rekeninge was de Lucasfeeste: een luysterlijk noenmael. In deze maend is tot Brugge aengekomen mijnheer Jules Caesar Ginnasi, edelen Roomschen ridder van de lijfwacht van Zijn Heyligheyd Pius VII, van wie hij den grooten vriend was. Hij was geboren tot Imola, waer Pius bisschop was. Hij heeft zijn portrait gegeven aen mijnheer van Huerne en eene kleyne gravuere, dat naer Raphaël gemaekt was: een O.L. Vrouwe met het Kindeke, hetwelke hij ook gegeven hadde aen Zijne Heyligheyd Pius VII, ten tijde hij tot Fontainebleau gevangen zat en dat nogtans niemand mochte bij den paus gaen. Hij heeft er zien bij te geraeken, hetwelke hem wel gelukte, zoo ik hem zelf hebbe hooren vertellen. Ik heb met hem geëten tot mijnheer van Huerne, en in den naermiddag zijn wij gaen zien de rariteyten dezer stad: eerst naer onse Academie en dan in de principaelste kerken, in 't Engelsch Klooster en ook t' mijnen huyse. Onze samenspraek en hield noyt op. Hij heeft mij gezeyd alsdat hij naer Irland moeste voor affairens van religie, par ordre van Zijn Heyligheyd, en dat hij in December weder quam, tenzij mogelijks al de zee naer Roome, waer hij moeste weder zijn in January. Hij zeyde ook dat zijne reyse van Pius VII beschikt was voor 't jaer 1815, voor de zaeken der kerke naer America, waer den paus hem gink naertoe zenden. Hij zeyde mij voorders, dat hij voor de zee niet benauwt was, want hij dikwijls in storm op zee geweest was en altijd van God bewaerd was, en dat hij verhoopte nog bewaerd te wezen. Op 't leste van deze maend October wierd een arrêté aengeplakt, waerbij geboden wierd van de 6 volgende maenden de nacht patrouillen te moeten doen, tot veyligheyd der eygendommen, hetwelke de forme zoude hebben van garde nationale, {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} de wijkmeesters bij toeren hunne wijken vermaenende tot deze nachtwaeke, en dit op boete voor de quaedwillige en zelfs op pene van in echtenisse gestelt te zijn, voor die de boete niet konden betaelen. Hier dient te merken, alsdat ter dien tijde de inwoonders met soldaeten beleyd waeren, soodat dit niet voorzichtig aengeleyd was van de burgers bij nachte te willen doen patrouilleren ten tijde zij in hun huysen met soldaeten beleyd waeren. Dit moeste volgens het plakkaet zijn begin hebben met den 1 November, en was van 18 tot 60 jaeren. Daer was groote murmuratië onder het volk. Ik heb het plakkaet aengeplakt gezien en gelesen, en was onderteekent: vicomte de Nieupport, als intendent; vander Gracht, secretaris. Dit is moeten onderblijven en ten heeft zijn uytwerksel niet gehad. In de maend December is eenen man tot Steenbrugge met den donkeren in 't waeter gevallen en verdronken, komende uyt de herberge. Dezen man, gewoon zijnde van veel te drinken, zeyde den zelven morgen in de herberge: ‘Ik wenste dat ik verdronke’, hetwelk dien zelven dag ook geschied is. Hij had den zelven dag hier tot Brugge geweest en met geld van hier vertrokken, welk geld bij hem gevonden is naer zijne dood. 1815. 1 January. - Op Nieuwjaerdag is er geen Nieuwjaermart geweest, ter oorzaek dat het Zondag was, zijnde tegen de voorgenoemde placcaeten, die stiptelijk verboden alle publique verkoopingen. 18 February. - Wezende Zaeterdag op den noen, is alhier doorgereden eenen der princens zoon van Oraignen, oud 17 jaeren. De militaire bezettinge had hiervan bericht gekregen en zijn gevolgentlijk vóór den noen buyten de Catharinepoorte getrokken met alle hunne waepenen en gespeel, om hem te gemoet te gaen. Daerentusschen speelde men alhier op den beyaerd. Hij is alhier treffelijk ingekomen en doorgepasseerd met de militaire musique. 20 February. - Op dezen dag, voor den eersten keer binnen deze stad sedert het Fransch revolutionnaire gouvernement, eenen solemnelen dienst met waepens in de parochiale kerke van St. Donaes (Jesuïtekerk) voor madame de Wijkersloot, gezelnede van mijnheer den baron van Zuylen, nieuw veldmeyer der stad. 21 February. - Dezen dag was een Hannovers bataillon in het oud seminarie. 23 February quam de vaststellinge en aenkondiginge in den Haag, dat de verbonden mogendheden den prins van Oraignen de Nederlanden schonken. Den courier was uyt Weenen gekomen den 15 February. 26 February tot Brugge de eerste maere, waerop volgde de publicatie rond deze stad, met commissarissen te peerde en gensdarmes en tambours, en door 't geluyd van alle de klokken, op de noen de triumpheklokke en het spelen van den beyaerd, en 's avonds vieringe. 18 Maerte. - Om 11 ½ ueren hoorde men de triumphklok luyden, tot verwondering van eenider, sonder dat het geruchte noch verspreyde, waerover seffens liep er een confuys gerucht nopende Napoleon; maer men vernam alsdat de oorzaek hieraf was, de estafette die gearriveert was met de maere, alsdat den Prins Willem van 't Congres geproclameert was als koning van de Nederlanden; hetwelk men seffens aengeplakt heeft. Op den zelven dag was het laetste order gegeven, alsdat alle de troupen dezer bezettinge op den 19en, wezende Palmzondag, moesten vertrekken naer de frontieren van Vrankerijk. 19 Maerte. - Om elf ueren {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} en half vóór middag zijn de bovengezeyde troupen vertrokken met volle musique. Den twintigsten zijn er een ander deel vertrokken met bagagiewagens al de Cruyspoorte, maer de eerste al de Smedepoorte en 't peerdevolk al de Catherinepoorte; de bagagie naer Antwerpen tot den depôt. Den 20 waeren er nog veel in de Poedermolen en alle de wachten nog bezet. 21 Maerte. - Vertrok nog een bataillon al de Smedepoorte. Op den 24en was Louis XVIII in onse stad van Brugge. Dit was op Goeden Vrijdag. Hij gink logieren in De Korenblom, een schoone hostellerie. Hij is in den morgenstond van denzelven dag gegaen naer de kerke van St. Donaes, als men bezig was met de ceremoniën te verrichten van den dag. Hij is daer verbleven om den dienst te hooren, en naer het eyndigen van denzelven riep het volk: ‘Vive le Roi!’. Zij hebben tot St. Donaes hem het Cruys te kussen gegeven en alsdan heeft hij geweent. Naer den dienst heeft hij de clergé bedankt en zich bevolen in hunne gebeden voor hem en voor Vrankrijk. Zij hadden hem verwacht in O.L. Vrouwkerk om de tomben te zien, alwaer alreeds de policie gezonden was. Eene menigte van menschen waeren aldaer verzaemeld, zoodaenig dat geheel den dienst gestoord was en moylijk om voleynden. De clergé dezer kerke, den deken - pastoor in habitu, verwachtende den koning aen d'endeldeure om hem op zijn aenkomste te ontfangen. Eene gedistingeerde plaetse in den choor was voor hem bereyd en de tomben waeren ontdekt. Quart vóór 12 ueren bracht men de maere dat hij naer zijn logement was gegaen. Vóór 3 ueren is hij al de Smedepoorte naer Oostende vertrokken. Hij dede zijn rijtuyg zeer stil rijden, om alle menschen te groeten, en 't volk riep gedeurig: ‘Vive le Roy!’. 28 Maerte. - Op den 3en Paeschdag heeft Louis XVIII de Paeschcommunie tot Oostende ontfangen uyt de hand van den bisschop Brogli, die aldaer gekomen was en de misse dede. Alhier tot Brugge zijn gearriveerd van Oostende de jaegers van het corps d'armée van Lord Wellington. Zij wierden gelogiert in den Poedermolen ('t Groot Quartier). 29 Maerte. - Dezen dag vertrokken dezelve naer Pitthem en Thielt. Den dertigsten heb ik zien arriveeren al de Smedepoorte komende van Oostende Louis XVIII met 4 voituren en is vertrokken al de Cruyspoorte naer Gend om zich te begeven naer Laken op het kasteel dat staet op den Donderbergh. Den koning wierd hier voor de stad Brugge gecomplimenteerd omtrent Den Witten Beer buyten de Smedepoort door den intendent Vicomte de Nieuport en door den meyer dezer stad. 6 April. - Zijn van Oostende gearriveert alhier twee à dryehonderd mannen cavallerie (canonniers à cheval) van 't corps van Wellington. Quart om twaelf ueren waeren zij op de Mart. 7 April. - Dezen dag heb ik de bovengemelde om 9 ueren 's morgens in een alderschoonste ordre op de Mart gezien en zijn quart naer 9 ueren met 't blanke zweerd vertrokken al de Cruyspoorte. Omtrent den zelven date zijn alhier ingekomen al de Catharinepoort eenigte 100 mannen Hannoversche troupen, en wierden geleyd naer den Poedermolen, waerover zij misnoegt waeren willende bij de borgers zijn. Zij hebben eene groote schaede toegebracht aen de cazernen, zoodaenig dat het met geen drye duyzende francs herstelbaer was. Eenen generael der Engelschen, die gelogiert was tot mijnheer van Borsels, zulk vernomen hebbende, zond straks iemand om zulken voortgank te beletten, maer deze quaedwilligen slooten {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} de poorte voor hem toe. Den generael is dan zelfs in persoon gegaen en heeft hun hierover zeer streng toegesprooken met dreygementen dat zij, benauwd wordende, seffens gepresenteert hebben 1000 francs tot hersteltenisse. Maer dezen wijzen bevelhebber, ziende de groote schaede die deze quaedwilligen aen de stad toegebracht hadden, zeyde dat hij er part gink van geven aen het gouvernement tot Brussel en dat zij tot het laetste toe zouden betaelen, al moesten zij in twee jaeren geen prée hebben. Bovendien strafte hij hun nog met militaire straffen, hun afnemende de musique; en vertrekkende moesten alle de officieren en overheden achter de soldaeten gaen en ook de musique sonder spelen. Dit is groote schande onder de militairen. En zoo zijn zij vertrokken, maer zij hebben alles betaelt. Op den dertienden was Ludovicus XVIIII noch tot Gend. In deze maend zaegen wij alle daege troupen arriveren, die van Engeland hier aenquaemen, dewelke wel uytgerust waeren. 20 en 21 April. - Op deze daegen is alhier veel Engelsche cavallerie door gepasseert komende van Oostende, onder andere een corps met witte gepaumeleerde paarden. Dan Huzaren in hoog blauw, met schoone koper casquen, van de alderschoonste tenue, Garde Royal, al naer Gend de Cruyspoort uyt. Ook veel schepen met troupen bij nachte alhier door de Coupure gepasseert, alles komende van Oostende, en naer Gend vertrokken om 't leger te formeren en te versterken al den kant van Waterloo en Fleures. Op het laetste van April wierden afgeropen sommige Engelsche halve stuyversstukken, dewelke alhier gebracht waeren met geheele tonnen door inwoonders dezer stad, speculateurs, die deze in Engeland bij den ponde gekocht hadden, vermids zij aldaer biljoen gemaekt waeren, en hier gaven zij dezelve voor de volle weerde. Veele werklieden hebben hierdoor veele verloren; sommige niet anders hebbende zijn 's avonds zonder eten slaepen gegaen met hun huysgezin, geen brood kunnende bekomen voor die coper munte. Op den derden Meye, is tot Brugge de loting geschiet voor naer 't leger te gaen, van 's morgens ten 7 ueren tot 's avonds toe. De loten waeren van één tot eenige duyzenden. In den namiddag zijn 200 Dragonders van de Garde Royal van Engeland alhier aengekomen; zij waren den 2en nog in Engeland. Deze zijn de schoonste die wij gezien hebben. Om 6 ½ ueren 's avonds hebbe ik hier tweehonderd andere zien arriveren op de Mart alhier van hetzelve corps. Op denzelven dag, met den 12 ueren 's noens, begonnen alle de klokken te luyden van St. Salvatorskerk omdat de permissie gekomen was van Zijne Heyligheyd den Paus van Roome, om den aenstaenden jubilee te vieren van den heyligen Eligius. Den 4en Meye, wezende O.H. Hemelvaertdag, zijn deze voorgemelde troupen naer Gend vertrokken om 9 ½ ueren. Daer waeren er met zwarte casquen met schoone coperplaeten, al in 't rood gekleed met grijze broeken, half laeken en half zeemleer, hetwelk een alderschoonste coup - d'oeille was, en met een goede discipline militaire. 29 Meye. - Op dezen dag is vertrokken naer Gend mijnheer van Huerne de Puyenbeke, Schiervelde etc., kerkmeester van St. Salvators, om inken te doen aen Zijne Hoogweerdigheyd den bisschop van Gend, over het besluyt van Zijne Heyligheyd Pius VII aengaende den aenstaenden jubilee en om gevolgentlijk ook te bekomen d'autorisatie van den bisschop. In deze maend gedeurig Engelsche troupen alhier door gepasseerd met schepen gelaeden {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} met manschap en kanons. Daer passeerde ook peerdevolk, die al van hier naer 't leger vertrokken. In Meye is mijnheer Odevaere geworden schilder van Zijne Majesteyt Willem I, koning der Nederlanden. In Meye hebben de clergé en kerkmeesters van St. Salvators bekomen 4 schilderijen, door Bernardus van Orley geschilderd voor patroonen der tapijten dewelke eertijds gehangen hebben in den choor van St. Donaeskerke tegen den Burgh, welke tapijten ook aen dezelve kerke van St. Salvators gegeven zijn; alles om ten zelven tijde te dienen voor vercieringe tegen den jubilee. 18 Juny. - Wezende Zondag, was er alhier groote benauwtheyd. Wij en wisten nog van den zegenprael niet en zij spreyden zelfs alarmante maeren uyt, waerdoor de geheele stad in een morne silence bleef, soodaenig dat men weynig menschen langs de straet tegenquam. Maer den naermiddag begon men iets te vernemen van het verlies der Franschen. Den negentienden vernamen wij de complete victorie, die de geallieerden behaelt hadden op de Franschen. 22 Juny. - Heden zijn vijf schepen met Fransche krijgsgevangenen hier doorgevaeren komende van Brabandt, zijn vertrokken naer Oostende en vandaer naer Engeland. Zij waeren geheel brutal en schreeuwden injuriën en lasteringen naer de koningsgezinden, die op de bargie waeren. Ten zelven dage zijn veel Engelsche waegens van het commissariaet alhier doorgetrokken naer Brabandt. Heden wierd op d'Academie van Brugge eene medaille van encouragement gegeven aen A. Bogaert, ter oorzaek alsdat hij in 't concours tot Brussel bekomen hadde den prijs voor zijne teekeninge. Den vier en twintigsten Juny waeren alreeds 27 schepen met Fransche krijgsgevangenen door deze stad gevaeren naer Engeland. Ten voornoemden date wierd den jubilee van den H. Eligius ingestelt. Zijne Hoogweerdigheyd den bisschop Brogli, in pontificale kleedinge, ging achter de rijve. De eerste vesperen wierden gezongen zeer solemneellijk, daernaer het Cruys geplant en het Lof gedaen, achter dat het sermoen eers: verricht was. Ten zelven tijde, binnen het Lof, zeer voldoende maeren van het leger, twelk verkondigt wierd met 't spelen van den beyaerd. 25 Juny. - Alle de daegen van d'octave van den jubilee van den heyligen Eligius zijn alle de daegelijksche diensten zeer solemneel geweest. Vermaerde predikanten hebben alle pogingen ingespannen tot verkondigen den lof van dezen heyligen bisschop, aen wie dit land en deze stad, naest God, hunne religie verschuldigd is. Den eersten dag zijn alle de solemneele diensten, behalve het sermoen, verricht door Zijne Hoogweerdigheyd den bisschop van Gend. Alle de straeten, waer de processie moeste passeeren, waeren zeer hoogelijk verciert; de Dweersstraete, Beenhouwersstraet, Groote- en Kleyne Meersch, hebben uytgemunt; ook de Steenstraete. De andere dagen zijn al zeer luysterlijk gevierd. Alle de principaelste geestelijkheyd dezer stad en van in 't omliggende hebben alle hulp toegebracht, om met dusdaenige pracht en luyster deze solemniteyt te vieren, dat men noyt in een halve eeuw zulks gezien en hadde. St. Salvatorskerk en scheen niet te zijn eene parochiekerk, maer veeleer eene metropolitaine in haren vollen luyster. In de processie waeren genood alle de grootste broederschappen dezer stad met waslicht. Ten 5 ½ ueren is de processie uytgegaen en ik heb die met veel vergenoeginge aenschouwt. Den toer was zeer groot en alle de straeten vervolt met {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} menschen. De klokken kondigden aen, enkelijk om 7 ueren, de terugkomste van de luysterlijke processie. In de kerke gekomen zijnde, eyndigden zij met den Te Deum. Men sloot dezen eersten dag met den zegen van het Alderheyligste, waernaer de rijve van den H. Eligius wierd gedraegen naer 't sacristie. De choor in habitu, de kerkmeesters, den standaert der koetsiers vooren op, en 6 marechaussees met geweer slooten deze marche. Quart vóór acht uren was het al geëyndigt. Ten zelven dage was het Te Deum geweest over den zegenprael der geallieerden. Den toeloop der menschen, die deelnaemen in dezen jubilee, is zoo groot geweest, dat differente biechtvaeders van 's morgens ten 5 ueren tot 's avonds ten 9 ueren, uytgenomen hunne noene en hunnen nooddruft, biechte gehoord hebben en dat er menigte zijn geweest, niettegenstaende hunnen goeden wille, den zelven niet en hebben konnen verdienen. 't Is te hopen dat God denzelven tijd den geesel des oorlogs weggenomen heeft. Den laetsten dag was zoo luysterlijk als den eersten, en alzoo is den jubilee met ijver en volle vergenoeginge gesloten. 5 July. - Op dezen dag is tot Brugge gearriveerd den marquis van Englesy, generael in dienste van Zijne Bretansche Majesteyt. Hij was gequetst geworden in de bataille, die plaets gehad heeft op onze frontieren, omtrent Jenappe op den 18 Juny. Hij wierd gequetst ten 11 ueren 's avonds door eenen bal van een cartouche, de groote van een boucquet, op de knie. De helft van zijnen bil was reeds afgezet wanneer hij hier arriveerde, want hij was gecureerd geweest op het slagveld. Hij begon alreeds met krukken te gaen. Hij heeft gelogeerd geweest ten huyse van mijnheer J. van Huerne, met zijne gezelnede de marquise, zijn oudste zoontje van dertien kinderen, met zijn doctoor, camerieren van zijn vrouw, ander domesticquen en geheel zijn equipage. Dezen generael was ten uytersten content over de hospitaliteyt en goede zorge van mijnheer van Huerne, en hij heeft zijne dankbaerheyd in 't Engels gestelt op een boeksken, hetwelk mijnheer van Huerne gewoon is aen de vreemdelingen voor te leggen, tot het zetten van hun handteeken dat zij zijn cabinet gezien hebben. Dit boeksken is vervolt met schoone en verstandige anecdoten van de vreemdelingen, die dit met beleefdheyd en vergenoegen doen. Dezen generael heeft eene geheele zijde vol geschreven met bekentenisse en dankbaerheyd, met dag en date van zijn goed onthael, en is den 6en naer Oostende vertrokken met zijn gevolg. Op den 7en July was er tot St. Donaes groot orquest met commendatie, eene catafalke, met solemnelen dienst voor alle christene Roomsche soldaeten, die in den voorgemelden slag van Waterloo gebleven waeren. 's Naermiddags een sermoen door mijnheer Clarisse, proost van O.L. Vrouw van Blindekens, daernaer een solemneel Lof, waertoe de inwoonders genood wierden door eene caerte. Dit alles door de goede zorge van mijnheer Joannes de Mey, particulier. Den 16en July, 's avonds om 5 ueren, eene extra volkrijke berechting met circa 70 flambeeuwen en eenen grooten toeloop van volk. Mijnheer de Schieter Caprycke, priester, die in eene doodelijke ziekte lag, waerover de geheele stad in verlegentheyd bleef over den uytval der zaeke, want hij eenen overgrooten weldoender was van deze stad Brugge. Op den 18en July is gestorven tot Brugge den bovengemelden heer de Schieter, 's avonds omtrent 6 ueren, tot groote droefheyd van veele inwoonders dezer stad. 21 July. - Dezen dag was die {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} luysterlijke begraevinge van mijnheer Charles de Schietere, priester, met eenen zeer grooten toeloop van volk. Hij was den vader der armen, den weldoender der kerke, en was van arm en rijk zeer hoog geacht. Op den zelven dag quam alhier de maere dat Napoleon gevangen was. Men luyde de triumphklokke en den beyaerd wierd gespeeld, en 's avonds ten 6 ueren wederom herneminge. In deze maend July was er gedeurig passagie van Engelsche troupen. De nieuwe Belgiksche troupen in monteuren gesteld: blauw en oranje. Met het eynde van July alhier de maere dat Napoleon in de sterkte zat van Kent in Engeland; maer daernaer vernamen wij alsdat hij gevangen bleef op zee en niet in Engeland. In 't eerste van Augusti zijn 35 schepen Engelsche troupen alhier doorgevaeren om in Vrankrijk te trekken. En daernaer zag men de zee tot Oostende vol zweven, verwachtende den goeden wind om aen te komen. Wij vernamen daernaer alsdat zij van Oostende op Rouselaere vertrokken zijn. Op den 12en Augusti zijn voor het eerst de plancken afgedaen, die de tomben van Charles le Hardi en Marie van Bourgoignen bedekten, in den tijd dat zij met de gifte van Napoleon de nieuwe verciersels maekten, zoodat deze vercierplaetse nu ten allen tijde konde getoond worden aen de vreemdelingen. 13 Augusti. - Op dezen dag, wezende Zondag, was het zeer ongestuymig weder van storm en regen, zooals in 't volle van den winter. Men verwacht veel ongeval te hooren van dit. 15 Augusti. - Vandage wierd in de capelle van O.L. Vrouw van het Blendeliedengasthuys, om 5 ueren 's morgens, den 500 jaerigen jubilee van den slag en victorie van Pevelberg, zoo glorieuselijk voor de Vlamingen uytgevallen tegen de Franschen. 22 Augusti. - Dezen dag was er eene groote processie uyt de kapelle van Blindekens. Daer waeren extra verciersels langs den toer. Daer was eenen grooten toeloop van volk: de straeten al dien kant waeren te kleyn. Op denzelven dag wierd aengeplakt voor den eersten mael de burgerlijke wachten. Deze zouden één maend in 't jaer verplicht zijn exercitiën te doen, van 18 tot 50 jaeren. Den drye en twintigsten wierd aengekondigt, dat den volgenden dag den geboortedag was van Willem, koning der Nederlanden. 's Avonds, om 6 ueren, wierd dit aengekondigt door de triumphklokke en 't speelen van den beyaerd; ten 8 ueren het canon. Op den vier en twintigsten was de feeste van den verjaerdag van de geboorte des konings, op welken dag de gewoone plechtigheden geschied zijn en 's avonds vieringe aen de publique gebouwen. 28 Augusti. - Wierd aengeplakt, van wegens den koning der Nederlanden, de aenneminge der Constitutie. 5 September. - Op dezen dag is geleyd den eersten grondsteen van den bouw, staende op den Burg, ter plaetse waer het collegie van Sijsele eertijds stond, tegen de oude vangenisse, die voortijds genaemt was 't Reusenhuys om zijne groote. 7 September. - Op dezen dag, om drye ueren naer middag, wierd ingehaelt in deze stad Willem I, koning der Nederlanden, en zijne gemalinne. Om twaelf ueren waeren vertrokken van den Burgh de autoriteyten en bedienden van de stad, benevens de liefhebbers der musique, ci-devant Garde Nationale, maer nu al in borgers kleederen. Zij verwachteden Haere Majesteyten {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} aen de bargie buyten de Catharinepoorte. Wanneer de bargie aengekomen was, wierd het compliment gemaekt en de sleutels der stad gepresenteert. De cortege was langs de Catharinestraet, Mariastraet, Steenstraet, Groote Mart en Philipstokstraet naer d'Intendentie. De cortège was van de municipaliteyt, de tribunaelen en andere authoriteyten, door de drye hoofdgilden met hun standaerts en vaendels, ook de rhetorique en de militairen met 14 marechaussees. Het rijtuyg van Zijne Majesteyt den koning wierd getrokken van de societeyt der palynktrekkers. Ondertusschen speelde den beyaerd, de triumphklokke en het geluyd van alle de klokken dezer stad. De revue geschiede vóór d'Intendentie. 's Avonds was er viering zonder bal: 't wierd uytgesteld tot 's anderdags. Op den achtsten September is 's morgens naer Oostende vertrokken Zijne Majesteyt den koning der Nederlanden. Haere Majesteyt de koninginne is alhier verbleven en is in den tusschentijd de tomben gaen zien in O.L. Vrouwekerk, daernaer St. Salvatorskerk, vandaer het cabinet van mijnheer van Huerne. 's Avonds generaele vuering en groot bal in 't stadhuys. In den achternoen waeren mastklemmers. De koninginne gink ook op d'Academie en naer 't Engelsch Klooster, alwaer Haer Majesteyt een present wierd toegebracht door een brouwersdochter van Rijsel, wezende een boucquée van haer bordeurwerk, hetwelk de koninginne aenveerd heeft. Den Zaterdag vertrokken zij naer Gend, 's morgens om 8 ½ ueren. Zij wierden uytgeleyd door de geestelijkheyd; d'authoriteyten militaire en den intendent vergezelschapte Hunne Majesteyten tot op St. Jooris. 20 September. - 's Avonds om 6 ueren begon de triumphklokke en den beyaerd, voor preparatie van den volgenden dag, wanneer tot Brussel de inauguratie moest geschieden. Veel Engelsche particulieren alhier doorgepasseert naer de huldiginge gaen zien. 21 September. - Alhier tot Brugge dezen dag memorie van d'inauguratie door triumphklok en beyaerd, des morgens en 's noens, maer geen mastklemminge noch vueringe. 3 October. - Dezen dag is alhier aengekomen den eersten gouverneur, mijnheer baron de Loen, waervoor triumphklokke, beyaerd en 't stadhuys verlicht. 18 October. - Op St. Lucasdag waeren wij vergaert op de Academie om, naer de rekeninge, te procedeeren tot het kiezen van eenen professor - directeur; en mijnheer Joseph Ducq, konsthistorieschilder, was den nieuwen professeur. Op den negen en twintigsten October, wezende Zondag, om 11 ueren 's middags, begon eenen fellen oosterschen wind met schoon klaer weder, die gedeurende den dag en den volgenden nacht met sterrelucht zeer fel toenam, en heeft gedeurt tot 's anderdags naer noen. Tot Oostende wierdt het pacquetboot den Zondag in 't gezicht te zijn, niet konnende aenkomen door den fellen oosterschen wind, en was genoodzaekt in zee te worstelen tegen de baeren den geheelen nacht en volgenden morgen, tot omtrent des noens van den Maendag, alswanneer zij naerder aen d'have quaemen en wierden gehoord van de Oostendenaers, die op 't bolwerk dit spektacle aenschouwden, sonder hun te konnen helpen. De passagiers huylden en kermden over de aenstaende dood, die hun op de hielen was. Zij zijn eyndelynge voor de have vergaen, sonder dat er iemand is konnen ontkomen, tenzij twee à drie persoonen. Een rijke dame met haere dochter, twee kamenieren of dienstmeyden, stuurman en bootsgezel, met één woord: menschen en beesten, 't is al vergaen. Deze {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} rijke dochter moeste naer Parijs, om met eenen Engelschen generael te trouwen. 9 December. - Dezen dag wierd tot Brugge ontfangen het decreet van de oorlogscontributie van een geheel jaer superabondante lasten, in forme van leeninge, met de gratie van het 5e deel te mogen betaelen à fond perdu en daermede te ontstaen. 1816. Op den 2en January wierd mij toegezonden van wegens den president van de Brugsche Academie, mijnheer François Wynckelman, om te compareren op de voornoemde Academie den 3en January, om benevens den president en de heeren van de Jointe dezer konstschool gezaementlijk ons te begeven ter plaets, waer de konstschilderijen en de statue van het Mariabeeldt uyt Onze - Lieve - Vrouwekerke toegekomen waeren, per schepe, tusschen de Predikheerenbrugge en de Meulenbrugge, alwaer zij triumphantelijk moesten afgehaelt worden. Eene schilderije was van het stadhuys, verbeeldende den rechter die zijnen zoon niet spaert maer hem doet vlaen in zijn tegenwoordigheyt, hem straffende over zijn quaed. Ook een van J. van Eyck, uyt het sacristie van d'oude St. Donaeskerke. De derde, een anticque uyt St. Juliaensgodshuys. Ende het Mariabeeld door Michelange Bonuarotti, het schoonste beeld dat in Nederland gevonden word. Deze stuks zijn in 't begin der Fransche Revolutie door eene diefachtige macht van hier weggerukt en naer Parijs vervoert, benevens de andere konststukken van Europa, en nu door de geallieerden teruggegeven. Den 3en January 's morgens, wezende Woensdag, om 7 ueren, begon men de klokken van O.L. Vrouwekerke te luyden en quart vóór acht ueren met het volle geluyd tot aenkondiginge van den dag op welke dit beeld naer zijne voorige plaetse, waer het ontnomen was door de revolutionnaire dieven, stond gebracht te worden. Om 10 ueren begon den beyaerd te spelen en de triumphklokke te luyden. Het garnisoen in de waepens, peerdevolk en voetvolk, met de musicaele militaire instrumenten, geplaetst langs het water omtrent het schip, waer de conststukken in waeren. Den stoet der Academie, den heer pastor, mijnheer Joannes Antonius Buydens, en kerkmeesters gekomen zijnde ter plaets, waer het schip lag, zijn de caissons in hun bijwezen uyt het schip gelost en op waegens gelaeden. De jonkheyd der Bogaerdeschool heeft dit helpen trekken onder het geroep van: ‘Vivat!’ Eene menigte van inwoonders was op de been, niettegenstaende het slecht weder van eenen subiten dooy met regen en wind. Der stoet vertrok in goed order over de Molenbrugge, langs de Hoogstraete. Op den Burg, vóór het stadhuys wierd gelost de caisse met de 2 stuks van den rechter, toebehoorende aen de stad. En alsdan zoo voorts over de Groote Mart, Steenstraete, Mariastraete, naer O.L. Vrouwekerk, voorgegaen door de musique militaire. Gekomen zijnde aen d'endeldeure, is den choor in habita de caisse met het ingesloten beeld gaen ontfangen: 4 cantors en eenen celebrant met ceremoniemeester, roededraeger en coraelen. De leerlingen van de Bogaerdeschool hebben de caisse triumphantelijk in de kerke getrokken, onder het spelen van den orgel en de musique militaire; den choor zong eenen lofzang; en alzoo wierd het beeld getrokken tot vóór den altaer, waer het eertijds gestaen hadde. Het geraes der menschen, die in groote menigte in de kerke waeren, en liet den celebrant, mijnheer pastor, niet toe den lofzang van dankzegginge te intoneren. Doch stilte bekomen hebbende, wierd den Te Deum zeer {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} solemnelijk gezongen met de opvolgende collecten. Om elf ueren en half quam het beeld in de kerke. Om twaelf ueren was alles geëyndigt. Doch het beeld bleef nog in zijn casse tot 's anderdags om elf ueren, wanneer mijnheer Caloigne, statuaire, konde present wezen om met voorzichtigheyd te deballeren. Geheel de maend van January wierden van tijd tot tijd brieven toegezonden aen d'ingezetenen der stad Brugge voor de burgerlijke wacht, en die ook moeten d'erxercitie militaire leeren de drye maenden van het zomersaysoen; een onverdraegelijk last voor menschen van affairens en teenemael onnoodig. In deze bovengemelde maend hebben wij vernomen alsdat er veel schepen vergaen zijn door den storm van den 29en December lestleden. 8e February. - Om vijf ueren 's avonds zijn aen de Coupure afgestapt of uytgescheept 380 mannen Engelsche berg - Schotten, komende van Gend. Zij zijn alhier blijven vernachten bij de borgers. Deze Schotten zijn die, dewelke hun zoo gedistingeerd hebben in den slag van Waterloo. Naer de bataille, wanneer het slagveld vol dooden en gequetsten lag, hebben zij de Fransche gequetsten op hunne schouderen genomen en naer Brussel beweegd en hunne wonden verbonden, uyt broederlijkheyd, zeyden zij. De Brusselaers hebben hun zeer belooft van deze Schotten. Zij zijn met volle musique en gescheurde vaendels op de Groote Mart gekomen in schoon order en wel uytgerust. Op den negensten zijn deze troupen op de Groote Mart verzaemelt en zoo gezaementlijk vertrokken al Schipsdaele langs de vaert naer Oostende. Gisteren, wezende den 8sten, overleed tot Desselberg omtrent Gend, den eerweerden pater Fonteyne, Jesuiet, in den ouderdom van 71 jaeren. Hij was missionaris geweest te Nieuwmegen; ook overste in 't nieuw professiehuys 't casteel van Rumbeke 1814; daernaer provinciael der Nederlanden voor de Jesuieten en te Desselberg overste der schooloeffening. Hij was een zeer geleerd man. Men heeft alhier vernomen, alsdat de bovengemelde Schotten ongelukkiglijk op zee vergaen zijn. Den 22en February en volgende dagen was er op de Academie alhier te zien een geëyndigde schets, gemaekt door mijnheer Odevaere, konstschilder van den koning van 't Nederland, Zijne Majesteyt Willem I. Dit stuk verbeelde den slag van Waeterloo, alwaer den erfprins gewond is geweest. Dit stuk moet door denselven konstenaer uytgevrocht worden, levensgroot, voor Zijne Majesteyt voornoemd. Een alderschoonste ordonnantie regneert in dit stuk, waervan men het flikkerende goud met aengenaemheyt ziet in d'eerste groep van den prins op het voorplan. De portraiten zijn aengenaem en frappant gelijkende. Mijnheer Odevaere heeft veel eere behaeld van dit konststuk. Mijnheer J. Odevaere, schilder van den koning der Nederlanden, is door Zijne Majesteyt gecreëert chevalier de l'Ordre du Lion Belgique, waervan hij door brief verwittigt is geworden den 28 February 1816, alhier wezende tot Brugge. In deze maend Maerte, twee dagen voor de volle maene, was er eenen grooten storm. Een {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} schip van Rusland is vergaen op onze kust voor Eyst. Eenige menschen zijn verdronken, de ander gered. Alle de goederen zijn uytgevischt. Den capiteyn, hierover zeer vernoegt, schonk eenen raeren poignaert met yvoir aen den bevelhebber van deze uytvisschers. De goederen zijn tot Eyst publyck verkocht. In de maend Maerte wierd geordonneert aen de koopers van de Augustijnenkerke van dezelve in eenige weken ten gronde af te breken, om de straete langs de Reye te verbreeden en voorders nieuwe huysen te laeten op den overigen grond te bouwen. Deze plaetse was in de jaren 1200 aen de paters Augustijnen gejont door den heere van Gistelle. Op den 19en April is alhier van Gend gearriveert Zijn Hoogweerdigheyt Mauritius Joannes Magdalena de Broglie, bisschop van Gend, ten fine van eenigen te vormen. Hij is gaen verblijven ten huyse van mijnheer J. van Huerne de Schiervelde, op den hoek van de Dweersstraete. Dit huys was voortijds geweest de refugie van Sint - Bertin. Alswanneer ik heb aldaer zien afbreken d'oude kamers en achtergebouw, zoo wierd bevonden aldaer geweest te hebben eene verhevene cappelle, welkers muren nog beschilderd waeren met eenen Christus en ander figuren, als Maria, Joannes, Maria Magdalena en eenen grooten Christoffel, wiens groote was van beneden tot aen het dak der zolderinge; welke ik al uytgeschilderd hebbe voor de collectie van mijnheer van Huerne de Schiervelde. Op den 21 April wierden eene zeker nombre van kinderen en ook groote menschen door bovengenoemden bisschop het vormsel gegeven, ten huyse van mijnheer van Huerne om 8 ueren en half, en dat in dezelve woonste waer 't voortijds eene cappelle, hierboven genoemd, geweest was. Mijne twee kinderen, Joanna en Theophilus, waren van het getal dergene die het vormsel ontfingen; Joanna, oud 14 jaeren min eenen dag, diesvolgens daegs vóór den verjaerdag haerer geboorte; Theophilus was 11 jaeren en omtrent vijf maenden. De kinderen der knechtestedeschool hebben er ook mogen komen en de pensionairen van de religieusen van het H. Geesthuys, ook veel nobele en burgeren van alderhande staeten, benevens eenige domesticken. Ik meen alsdat deze ceremonie geschiet is om het kleyndochterken van mijnheer van Huerne te vormen, en met deze occasie zijn de ander daerbij gevallen. Den heer secretaris heeft in die plaetse op denzelven dag eerst misse gedaen, daernaer Zijn Hoogweerdigheyt, en naer de misse het H. Sacrament des vormsels geadministreerd, zonder staf, mijter noch chappe. Naer het eyndigen der ceremonie, is hij seffens vertrokken naer het clooster der Engelsche Dames, alwaer het vormsel ook uytgereykt door den eerweerden heer bisschop. Het getal der gevormden ten huyze van mijnheer van Huerne beliep tot 188. Suite circonstancielle du précédent. - Monseigneur Maurice de Broglie, prince du St. Empire, évêque de Gand, loga chez monsieur van Huerne de Schiervelde depuis Vendredi le 20 avril, le 21 et le 22. Il célébra la messe dans cette maison le 21 Samedi, et le 22, Dimanche, il la célébra avec la chasuble de St. Thomas de Cantorberi, qui apartient à l'hopital de St. Julien à Bruges. St. Thomas célébra la messe avec {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} ce même chasuble six jours avant son martyre. La manuple est aussi ici, mais l'étole de cet ornement est en Hollande. Le refuge de l'abbaye de St. Bertin de St. Omer fut donné en mance episcopale à l'évêque de Bruges lors de l'érection des évêchés dans nos Pays - Bas. Et l'évêque Caïmo. voyant que les réparations surpassoient les revenus, a vendu avec permission de Rome et de la cour de Vienne cette hypothêque, que mr Charles Coutteau, bailly de la Prévôté de St. Donas, receveur de l'évêque et du chapitre, ainsi que de mr Aybert Joseph Augustin van Huerne écuyer, seigneur de Schiervelde etc. a acheté pour le susdit seigneur. 25 April. - Op dezen date quam door onvoorzichtig vuer maeken in eenen bosch denzelven in brande. Daer lag veel opgemaekte afgehouwene houtten. Dezen brand is seffens voortgezet door eenen fellen oosterschen wind, dusdaenig dat denzelven in zijn woede niet blusschelijk was. Twee à 300 gemeten bosch zijn door de vlammen verslonden geweest; omtrent in ligne van de kerke van Vassenaere op St.-Andries is dit begonst. Een maire van daeromtrent is gekomen met zijne boeren tot op de limiten zijner commune en heeft met allen vlijt en arbeyt het voortzetten der vlammen gestut; want zonder dezen vlijt zouden de vlammen voortgezet hebben tot Dixmude toe. Op den 17 Juny, om 4 ueren naar middag, begon de triumpheklok en den beyaerd zich te laeten hooren, tot voorbereydinge van den merkweerdigen dag van den 18, op welken de victorie behaelt was over de Franschen tot Waeterloo, Mont St. Jean en Fleuris, wezende als nu den verjaerdag van dit perykel der Nederlanden en van welke zij verlost wierden. Op den 18 Juny wierd solemnelelijk eenen Te Deum gezongen in de kerke van St. Salvators. Door den dag wierd op verscheydene ueren gehoort den beyaerd en triumphklokke. Ook wierden prijzen gegeven voor de mastklimmers en 's avonds vieringe aen de publicque gebouwen (1). 23 Juny. - Groot schietspel tot St.-Michiels met beroeping van ander steden en dorpen en fraye zilver prijzen. Den toeloop van het volk was zeer groot, omdat er in langen tijd geen waere Vlaemsche feesten geweest en waeren. Ten zelven dage overleet binnen Brugge, 's naermiddags om 5 ½ ueren, broeder Augustinus Baude, sacristie - broeder van de eerweerde paters Augustijnen. Hij was vermaerd in de rijmkonst en kender der Grieksche en Roomsche historiën. Alle genootschappen en gilden en ontelbaere familiën hebben van zijne rijmkonst. Hij was zeer bemindt onder de geleerden en geacht van alle treffelijke familiën. Hij hadde bereykt 82 jaeren. In Juny is wedergekomen van Roomen mijnheer Triest, pastor by de Religieusen gezeyd de dochteren van Liefde tot Gend, die van 't gouvernement der Nederlanden gesuspecteert was en van hetzelve prise de corps verclaert was, terwijl hij nog tot Roomen was {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} Doch hij is wedergekeert in zijn vaderland zonder arrestatie. Hij heeft tot Roomen vyfmael in gesprek geweest met den H. Vader, Pius den VII en op alles voldoende beantwoordinge bekomen en veele aflaeten. Hij zegt dat den Heyligen Vader zat in een fautueille voor eene tafel en door krankheyt zeer neergebogen; dat hij weynig spreekt, maer op alle vraegen antwoord; en dat hij met den grootsten lof spreekt van den eerweerden heer Mauritius de Broglie, prince van 't Heylig Rijk. Gijlieden Nederlanders, zegt den H. Vader, zijt hooglijks verplicht aen dezen man; 't is een weerdig en heylig man. En Zijne Heyligheydt de hand nemende van mijnheer Triest en die perssende in de zijne, zeyde: ‘Doet hem vele groetenissen van mijne twege’. Den H. Vader was verheugt over het hooren dat er nog veel godvruchtigheyt was in de Nederlanden. Zijn Heyligheydt Pius den VII heeft in de tegenwoordigheydt van den gemelden pastor verscheydene dingen gewijd en schoone particuliere roozenhoedkens, waervan den heer pastor er vele medegebracht heeft. Ik heb er een van in mijne handen gehad. 5 July. - Dezen dag wierd door het klokspel aengekondigt de instellinge der Staeten - Provinciael ter plaetse waer eertijds het Proossche was, waeraf mijnheer Jan Baptist Stochove laetsten president ofte voorzitter geweest was. Daer waeren van deze heeren van 't order equestre negen en vijftig presente, 9 moeten permanent blijven. 12 September. - Aenkomste in deze stad van Zijne Hoogweerdigheyd den bisschop van Nieuw Orleans in America, alhier gekomen om eenige duyzenden het H. Sacrament des Vormsels uyt te deelen, vermids Zijne Hoogweerdigheyd den prins de Brogly, bisschop van Gend, ziekelijk was. Dezen bisschop van Nieuw Orleans was geboortig van America doch Franschman van oorsprong. Op den 13 September begon hij zijn ministerie te oeffenen in O.L. Vrouwkerke, waer ik hem hebbe zien het H. Vormsel uytreyken aen eenige honderden, hetwelke geheel den dag gedeurde. In de kerkmeesterskamer was eenige verversching en voedsel gebracht voor den bisschop en zijne suite, waernaer zij wederom voort gingen. Theophilus, mijnen zoon, 12 jaeren oud zijnde of daeromtrent, nieuwsgierig wezende van dezen vreemden bisschop te zien van zeer nabij, trachte verlof te bekomen om een rock en suplie te mogen aensteken en alzoo, met de andere jonge bedienden, dienstbaerheyd te betoonen aen dien weerdigen man, waerdoor hij geheel den dag bij hem geweest is. 14 September. - Op dezen dag heeft den gemelden bisschop tot St-Salvators eene misse gelezen en daernaer met groote plechtigheden het H. Sacrament des vormsels uytgereykt den geheelen dag in deze kerke. De 15e tot St.-Gillis. De 16e tot St.-Jacobs, alwaer mijn dochterken, Coleta Theresia, gevormt is. De 17e tot Liswege nevens Brugge. 18 September. - Wierd tot St.-Donaes de hoogmisse gedaen door dezen bisschop, wezende de slotdag van den jubilée aldaer, naer welk aldaer de vorming plaetse hadde. 27 September. - In date dezer wierd ter vergaederinge der Academie van teeken- schilder- en bouwkonsten, mij present als medelid, geresolveert ende besloten van den honderdjaerigen jubilée, die verviel op het jaer 17, te {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} verschuyven tot het jaer 1818, alswanneer de gewoonelijke prijsdeelinge zoude plaetse hebben, vermids die 't jaer 16 geschied was. 24 November. - Ter gewoonelijke vergaederinge der voornoemde Academie wierd voorgesteld de regulative van eenen buytzet voor de onkosten derzelve gratuite school. Année commune genomen ider van twee jaeren, om de onkosten van 't prijsjaer daerin te hebben. Eyndelinge wierd bevonden dertig pond voor baeten. Dezen act wierd onderteekent door de directie der Academie. 28 November. - Op den 28en is mij toegezonden, als present, door mijnheer Jos. Odevaere zijn eygen portrait met deze inscriptie van onder: ‘Jos. Odevaere, peintre de S.M. le roi des Pays-Bas, chevalier de l'Ordre Royale du Lion Belgique, membre de l'Institut. Impression lithographique de G. Engelmann’. Dit portrait is door mijnheer Odevaere zelf op den steen geteekent in dezen loopenden jaere tot Parijs. 't Is van een zeer schoon effect. Daer zijn er 18 gekomen als presenten aen diversche persoonen, zoo artisten als konstminnaers. 12 December. - Wezende Donderdag, om 10 ueren 's avonds, begon het straf te waeyen en tot 2 ueren te stormen. Om één en half ueren was ik op mijne achterplaetse, want het onmogelijk was den noodigen slaep te genieten, hoorende het gedruys der zeegolven benevens het gedruys van een gedeurigen stormwind. Alle de sterren des firmaments waeren zeer helder zonder de minste vlek van wolken te zien. Den wind was deurzaem tot den 13en naer noen om 4 ueren. Den 14en van dito maend wederom 's nachts storm en zoo geheel den volgenden morgen, wezende den 15en, zeer fel. Den 24 December 1816. - Op dezen dag, om 3 ueren naer middag, heeft het belieft aen de goddelijke voorzienigheyt van uyt de weireld te haelen en tot zich te trekken de weerdige ziele van den zeer eerweerden heer, mijnheer Ignatius Ludovicus van Coquelaere, in zijn leven pastor van de collegiale en parochiale kerke van St. Salvators binnen Brugge. Dezen volmaekten herder is in den ouderdom van 82 jaeren door de dood afgescheyden geweest van zijne schaepen. Hij heeft in zijn leven onvermoeyelijk gearbeyd in den wijngaert des Heeren; want niets was hem aengenaemer als het verrichten zijner plichten in de herderlijke zorgvuldigheden, en dat tot in zoo eenen hoogen ouderdom tot de leste daegen van zijn leven. Eene verkoutheyd en eene opvolgende geperstheyd op de borst is hem seffens overvallen en heeft hem gebracht aen de eyndpaelen des levens. Hij verzocht de Heylige Sacramenten te ontfangen; en de uere gesteld zijnde in den naermiddag vroeg hij van tijd tot tijd wat uere het was, om te weten hoe lank hij nog moeste wachten. De berechtinge was zeer luysterlijk; den deken der christenheyd van Brugge, mijnheer Buydens, droeg hem de H. Sacramenten. Den celebrant der berechtinge was gekleed met eene choorkap, de kerkmeesters, dischmeesters en 't broederschap der berechtinge waeren met flambeeuwen benevens eene menigte van de treffelijkste parochiaenen, alle de zangers al zingende onder het geluyd der klok. {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} Naer zijn dood wierd hij verciert, naer de gewoonte der priesters, met al het priesterlijk gewaed, en alzoo geleyd op een vertoonbedde. Den toeloop was zoo groot, dat men met recht mag zeggen alsdat het derdedeel der inwoonders dezer stad in zijn huys geweest hebben, om het dood lichaem te zien, dat daer lag als eenen slaependen mensch. Het gedrang in de kamer was zoo groot, dat ik, staende voor het bedde, een uyterste geweld moeste gebruyken om door het gedrang niet gesmeten te worden op het dood lichaem. Der waeren er die het gedrang met schreeuwen wilden beletten, maer daer riep eenen uyt den hoop met luyder stemme: ‘Laet ze geworden, den man was bemind van God en alle menschen’. Noyt bij menschens gedunken en is zulks geschied binnen Brugge. Den dag zijner begraevinge was alles bereyd gemaekt in zijne kerke: het choorgestoelte was geheel met zwart behangen. Den hoogen altaer, wiens schilderye met zwart behangen was en een groot wit kruys daerop, was zeer prachtig toegerust. In 't midden van den choor waeren 3 trappen bereyd om het lijk op te stellen met 32 verzilverde kandelaers. Den deken der christenheyd, mijnheer Joannes Antonius Buydens, de pastors en geestelijkheyd dezer stad, de confreriën der kerke, alle de standaerts der zelve, benevens dien der Goede Dood, want den overleden deel maekte van de confrerie der Goede Dood, wezende lid der zelve, quaemen van het sterfhuys langs de Zuydzandstraete naer de kerke. Van aen het groot portael tot aen den hoek der bovengenoemde straet, was den weg met zand beleyd. Het lijk wierd gedraegen door de pastors dezer stad en gesteld op de bovengenoemde trappen. Den toeloop was zoo groot al of er eenen bisschop zijnen intrede zoude gedaen hebben. De commendatiën wierden zeer luysterlijk gezongen onder eene menigte van aenschouwers. Naer het Evangelie heeft mijnheer Buydens eene aenspraeke gedaen, uytgalmende den lof van den overledene. De lijkprocessie naer het kerkhof was eer eene triumphe als wel die van eenen dooden, die ter aerden gedregen wierd. Den toeloop des volks was onbevattelijk. Men hoorde niets dan den lof uytspreken van zoo eenen waerachtigen herder. Zijn afbeelzel was eerlijk geplaetst nevens den altaer in den choor. Mij is overgebracht dat er eenen pastor dezer stad, daegs vóór den uytvaert gezeyd hadde in eene talrijke vergaderinge van rijke weireldlijke menschen: ‘Alzoo moesten wij al wezen’. Eenen act geschied ten tijde dat de kerken zonder priesters waeren en dat zij in 't heymelijk en bij nacht dikwijls moesten misse doen, zal een doorslaende preuve wezen hoe dezen nieuwen overleden in zijn leven bemind was, zelfs van die welke alle de geestelijken vervolgden, en verdient naer de volgende eeuwen gezonden te worden. ‘Wanneer de kerken gesloten waeren door bevel van 't Revolutionair gouvernement van Vrankrijk en dat de priesters in verborgen plaetsen misse celebreerden, daer was eenen quaedwilligen die aen de wetgevers ging aenklaegen alsdat pastor Coquelaere in 't verborgen misse dede met toeloop van volk, tegen het bevel der Franschen. Aen dezen aenklager wierd geantwoord van wegens de municipaelen: {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} “Gaet van hier deugniet, pastor Coquelaere en kan niet quaelijk doen”, waermede den aenklaeger overgoten van schaemte moeste vertrekken’. Dezen weerden man was geboren t' Ardoye den 9 July 1744, bachelier der hoogeschool van Loven 2 April 1757, priester den 20 September 1760, onderpastor te Ichtegem 1762, pastor van een derdedeel der collegiale en parochiale kerke van St. Salvators in Brugge en canonink der zelve kerke 25 Juny 1770. En naerdat hij vrij gesproken was door de municipalen, hierboven gemeld, is hij door nieuw opkomende troubels tegen de religie voor standvastigheyd in 't geloof vervolgd geweest door de opkomende deportatie der geestelijken, en om zijn ouderdom alhier in 't seminarie, wezende alsdan vangenis hiertoe gebruykt, opgehouden 19 November 1798 en vrijheyd gegeven den 3 January 1800. En pastor van geheel de parochie 5 January 1802, wezende den eenigsten pastor binnen deze stad, die permissie hadde van in zijne parochie te mogen verblijven ten tijde dat alle de ander vertikkelt wierden en naer buyten zelfs gezonden. Het portrait van dezen weerdigen man is gemaekt door mijnheer de chevalier Odevaere, schilder van Z.M. den koning der Nederlanden Willem I. Door verzoek der kerkmeesters hebbe ik mijnheer Odevaere verwilligt van dit plaisir aen de stad toe te brengen en hebbe met hem den prijs beslooten in den naem der kerkmeesters, korts naer zijn intrede als primus van Parijs. 1817. January. - 't Graen was tot prijze van 32 à 34 schellingen en de rogge in de twintig de maete. De aerdappels à 17 schellingen de zak, waerdoor grooten nood was onder de arme en gemeyne lieden en zwaeren last aen den borgerlijken staet. Met January 't begin der rekeningen met Hollandsche gulden in de contributie en publique lasten en rechten. 4 January. - Naer de volle maen, om thien ueren 's avonds, het beginsel van eenen storm tot den 5en om 4 ueren 's morgens vreeselijk met veele regens. 6 Januari. - d'Aerdappels tot Gent à 9 guldens de zack. 11 January. - Tot Brugge 37 schellingen de terwe, de rogge 22 à 24. 14 January. - Dezen dag was er eenen solemneelen dienst tot St.-Salvators voor pastor Coquelaere met eene verhevene baere, omringd met 32 kerssen, en zijn portrait in den choor. 16 January. - Dezen dag was een raer vertoonsel in de Nieuwstraet. Wel 200 mannen met spaen qaemen gezaementlijk gemarcheert recht naer mijnheer J.B. Stochove om van hem werk te vraegen, want hij was maire adjoint; den meyer was absent. Zij waeren uyt het werk gesteld om den vorst, die alle de aerde onbewerkbaer maekte, doch zij hadden broodgebrek. Mijnheer Stochove was voor affairens 's morgens met de bargie vertrokken naer Beernem. Daer en was geenen anderen middel als deze menschen werk te geven, om door hunne dagloonen brood te koopen; twelke zoo geschiede. Men dede hun werken aen de vesting en een ander deel tot de Chartreusen, om greys weg te voeren. {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} 18 January. - Den prijs van het graen was twee ponden grooten de maete, d'aerdappels à 22 schellingen de zak. Op den zelven dag luyde de triumphklok en speelde den beyaerd over de geboortedag van de gezelnede, de princesse Anna, van den prins van Oraignen. Deze princesse is de zuster van Zijne Majesteyt Alexander, keyzer aller Russen. 28 January. - Dezen dag was in de kerke van St. Salvators eenen zeer treffelijken en solemnelen dienst voor de ziele van wijlent pastoor J. van Coquelaere. Van in December lest en voorts in January was te zien eenen alderschoonsten temple van glas, wezende de verbeeltenisse naer de nateur gemaekt van den grooten en schoonen temple van St. Sophie te Constantinopel. Dit was te zien in een leeg huysken bij de Mart in de Steenstraete en was te koopen voor de somme van 24.000 guldens. Van hier vertrokken den 29 January. Was wonderschoon om zien met avondlicht. 1 February. - Dezen Zaterdag met het begin der Mart het graen tot 42 schellingen; om 4 à 5 ueren à 27 schellingen, doch meest al naer den opstel. 5 February. - Wierd aengekondigt door het geluyd van alle de klokken de aenkomste van mijnheer Corselis, als nieuwen pastor van St. Salvators kerke. De kerkmeesters gingen in corpora den zelven heer complimenteeren ten huyse van mijnheer Beke, geestelijken koster. 15 February. - Des avonds, om tien ueren, bereyde hem het weder tot storm, 's morgens ten 4 ½ ueren ten hoogsten zeer fel, en bleef deuren bij vermindering tot den 16e 's noens. 23 February. - 's Nachts en den opvolgenden dag wederom storm. Den zelven dag, 23en, was Zijne Hoogweerdigheyt den bisschop van America bezig met te vormen in de Zondagsschool, wezende den 1en Zondag van den vasten. 24 en 25 February. - Waeren beyde de bisschoppen van Gend en America tot Oostende. Zij waeren den 23en naer middag van hier vertrokken, ten eynde van aldaer het H. Sacrament des vormsel uyt te reyken. 26 February. - Op dezen dag wierd geïnstelleert den eerweerden heer Franciscus Thomas Corselis, als deken van de christenheyd van Brugge en pastor van St. Salvators, door Zijne Hoogweerdigheyt Mauritius Joannis Magdalena, bisschop van Gend, prince de Broglie, vóór den hoogen altaer in den choor der zelve kerke, in groote solemniteyt, met het geluyd van alle de klokken dezer kerke, waerdoor eenen zeer grooten toeloop was van ingezetenen dezer stad, niettegenstaende de groote regens en winden. 27 February. - Om tien ueren 's morgens eenen beginnenden storm; tusschen 12 en 1 ueren zeer fel; om 4 ueren wat minder; alles met schoon zonneschijn. Om 7 ueren wederom fel tot 9 ueren, met elder maenschijn; den nacht zeer stil. Op den 2en Maerte, wezende den 2en Zondag van den vasten, was door de autoriteyt geboden {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} den Te Deum voor den nieuwen prins van Oraignen, die tot Brussel geboren was. Dezen Te Deum en heeft dien dag geen plaets gehad, maer alleenlijk het carillon en de triumphklokke. Den Bisschop van Gend wierd ingedaegt tegen den 4 Maerte. 's Avonds, om 7 ueren, wederom storm, des nachts tusschen één en 2 ueren vreeselijk dringende. 19 Maerte. - Dezen dag wierd den eed afgevraegd van de jugen van het tribunael civil. Er waeren er 6, die zij niet gedaen en hebben, omdat zij dezelve niet toelieten te doen met restrictiën. Mijnheer Coppieters 't Wallant, gevraegd zijnde van dien denwelken den eed moeste aenveerden of hij den eed wilde doen, heeft geantwoord den zelven te willen doen met restrictiën en voor zooveel er niet in was tegen de apostolijk catholicque en Roomsche religie, die ik, zeyde hij, professere uyt ganscher herten. Dit was een vruchtdraegende belijdenisse. De andere hebben het sentiment gevolgd van den eersten heer gemeld. 29 Maerte. - d'Aerdappels waeren à 25 schellingen de zak, de boter à 2 fr. het stuk. Al 't Gendsche aten de gemeyne lieden serop op hun brood. Vóór Paesschen - dit jaer Paesschen den 6 April - was er een decreet van den koning, dat al die hunnen eed niet wilden doen sonder restrictiën, moesten provisoirelijk de fonctiën van hunne bedieningen continueren. 19 April. - De terwe was à twee ponden grooten de maete, en de beste aerdappels vijf stuyvers den steen. 21 April. - Dezen dag heb ik gezien op de Groote Mart, om 10 ueren 's morgens, 2 kordewagens met roggebrood, alhier gebracht van Steenbrugge om te verkoopen à 6 stuyvers 't brood, wegende 3 pond ruym, en heb er ook van geëten op eenen anderen dag. Al het brood dezer stad was duurder en slecht gebakken. 29 April. - Omtrent dezen date quaemen 2 scheepkens met Engelsche aerdappels aen in den Kom van Brugge. Den eygenaer dede uytklinken van dezelve te verkoopen tot eenen civilen prijs bij de steene, waerop eene menigte menschen met manden zich aldaer verzaemelden. Maer eenen opkooper hadde dit geluk omverre geworpen. Hij kochte de geheele masse tegen 4 ½ grooten den steen en verkochte die tegen 5 den steen, waerover groote murmuratie was onder het volk. In deze maend begon men de fondamenten te leggen voor het vernieuwen der Stroobrugge, die lange jaeren afgebroken was. 3 Meye. - Ik hebbe voor den eersten mael gezien het verre bevoordert werk van de matserije der Stroobrugge. Den 11en Mey heb ik geschreven naer mijnheer Goethals, vicaris in d'absentie van den bisschop van Gend, om te laeten examineeren de reliqui met zegel van Roome van de H. maget en martelaresse Barbara en om die te mogen exposeeren in O.L. Vrouwkerke tot Brugge. Deze reliquie hadde ik bekomen van mijnheer J. van Huerne de Puyenbeke voor de confrerie der Goede Dood. Ook met verzoek van 2 nieuwe feestdagen te mogen {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} vieren in de confrerie der Goede Dood: Auxilium christianorum en St. Michaël. 17 Mey. - De rogge à 27 schellingen de maete, de terwe à 46 à 47. Den 16en had ik antwoorde van mijnheer Goethals, vicaris van het bisdom van Gend, en den brief met zegel des bisdoms, waerin de goedkeurng der reliquie en de toelating tot expositie in de kerke van O.L. Vrouw. Op den 24en Mey wierden er nieuwe aerdappels verkocht aen eenen stuyver het stuk. In deze maend Meye heeft eene moeder met haer kinderen, door hongersnood gedwongen zijnde, op de straete het uytbraksel van eenen hond, die te veel geëten had, opgeëten. Eenen officier der bezetting, komende uyt den Kemel in de Wapenmaeckersstraet alwaer hij geëten had, zijnen hond overlast zijnde spoeg zijn eten uyt. En deze vrouw, daer omtrent zittende aen het huys van wijlent mijnheer van Outryve Merckhem, heeft dit met haer kinderen opgeëten. De twee gezusters van mijnheer Kinsoen, konstschilder, daer woonachtig zijnde, hebben met hunne eygen oogen daer getuyge van geweest en het mij zulks vertelt, korts naer het geschiet was. Op den 15en Juny was er bijeenroepinge op de konstschool dezer stad van alle de directeuren derzelve, uytmaekende de Jointe van het bestier. Deze bijeenroeping was voor affairens van d'aldergrootste aengelegenheyd van dezelve Academie. Den heer president hadde op den 4en Meye eenen brief ontfangen van den gouverneur, mijnheer den baron de Loen, denwelken hem verwittigde van den wille van Zijne Majesteyt den koning der Nederlanden, schenkende aen de Academie van Brugge een jaerlijks pensioen tot onderstand dezer Academie. Dezen brief wierd door den secretaris, mijnheer Roels, gelezen waeruyt wij verstonden alsdat Zijne Majesteyt toestond jaerlijks 2000 guldens en benevens eene vraege om te beantwoorden wat nomber van medaillien de Academie gewoon was te geven en wat die kosten moesten voor de distributie der prijzen. Er wierd eene commisie benaemt uyt de leden der Jointe, om eene addresse van dankbaerheyt op te stellen en aen mijnheer den gouverneur te behandigen om aen Zijne Majesteyt den koning toegezonden te worden; en alzoo is onze vergaederinge gesloten. 21 Juny. - De terwe voor d'hoogste mart was 54 schellingen de maete; de rogge 40 schellingen. 23 Juny. - Was alhier groote atroupementen en gewelt aen de bakkerswynkels. Deze waeren genoodzaekt hunne brood en ander gebak te laeten nemen van de populasse. Eenen van hun smeet al zijn brood ten huyzen uyt, ten behouve van het arm gemeente - dit was eenen koorenbyter - en alzoo is hij de plunderinge ontgaen. Den vier en twintigsten wierd een schip graen geplundert. De militairen en policie op de been dien dag. Op den 25en wierd aengestelt door den gouverneur, mijnheer den baron de Loen, de Garde Natonal ofte Garde Urbaine, en hij benoemde voor commandant mijnheer Charles van Caloen, die in {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} Spanjen gedient hadde in de Garde du Corps (Garde Wallonne). Op dezen dag wierd eene vrouwe doodelijk gequetst door een marechaussée en is ervan gestorven. Men beloofde graen ter eersten martdag aen d'helft, waermede de troubels gestilt wierden. 27 Juny. - Op dezen dag waeren boven deze stad zwaere dondervlagen, dewelke uytborsten om 2 ½ ueren. Den blixem viel bij 't Maekelaerseester door een schouwe in eene bovenkamer, alwaer eene kranke vrouw te bedde lag, die ongehindert bleef en met den schrik ontstond. Dezen vierbol smeet met geweld de schouw in stukken en een pinteglas, staende op de tafel, wierd wonderlijk rondom in twee stukken gesneden, waernaer den vuerbol wederom door de gebroken schouwe vloog. Eene arme vrouw, daeromtrent, zag dezen bol daeruyt komen, die seffens vloog naer de Stroobruggewaert en viel door de schouwe van het huys van de weduwe Verplancke, aen de voet der Stroobrugge oostwaert. Den donder is gevallen in de keuken. De menschen hebben gevlucht in de kelder en zijn zoo van ongeluk bevrijd geweest. Veel ravage in de keuken en daer wederom er uyt. 28 Juny. - Wezende Zaterdag daer en was geene voldoende mart volgens er belooft was, den afslag was niet genoegzaem, het goed graen was tot in de 50 en het slecht, dat stonk, tot 40 schellingen. Eenen rijken koopman dezer stad, een korenbyter, was daer den eygenaer van, en zond dit uyt zijn magazijn ter mart. 't Gemeente riep public op de mart wiens graen het was. De policie wilde hun doen zwijgen, maer te vergeefs, want ider heeft geweten wien dien trooster der armen was. Op den eersten July wierd afgedankt de schutterie ofte garde urbaine, die vóór de troubels aengesteld was. Zij mochten naer huys gaen 's nachts om twaelf ueren. 4 July. - Het roggebrood à 2 stuyvers, wegende drye vierendeelen. Daer was rogge van Antwerpen gearriveert uyt 's Konings magazijn en wierd uytgelevert in d'halle aen de bakkers à 25 schellingen de maete. 5 July. - Op dezen martdag wierd er gevraegd van eene boerinne voor de terwe 56 à 57 schellingen. Haer wierd geboden 32. Den commissaris, daer tegenwoordig wezende, zeyde haer: ‘'t is een schoon gebod, laet ze’. De vrouwe zet haer neder al weenende en laet ze uytmeten voor 32. De menschen riepen: ‘Wij zijn gewonnen’. Om drye ueren en half en had nog niemand verkocht dan deze vrouw. Er wierd verbod gedaen van naer den opstel te doen, maer moest ter mart verkocht worden. Deze vrouw was geleert zoo schandeleus te vraegen. 10 July. - Dezen dag was de aenkomste des konings vastgesteld. Hij quam al de Ezelpoorte om tien ueren 's morgens met den erfprins. Om 5 ueren naer middag waeren groote dondervlagen. 's Avonds was er vieringe. Om tien ueren donder en blixems tot elf ueren. 11 July. - Dezen dag vertrok den koning van hier. Mij is het volgende per brief {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} toegezonden van Iseghem. Op den 10 lest is bij Ingelmunster en Lendelede eenen orkaen geweest, die boomen uytgerukt heeft, huyzen en daken omgeworpen, groote boomen omgedraeyt als eene koorde. 't Was eenen zeer zeldzaemen voorval. Ik hebbe dit gaen zien. Zaterdag den 12 July, den koning nu vertrokken zijnde, lieten zij op de mart wederom den prijs der graenen merkelijk verhoogen, waerover de menschen disperaet waeren. Op Zondag, wezende den 27en Julius, was er buytengewoonlijke vergaederinge op d'Academie der teeken- schilder- en beeldhouwkunde, den president, mijnheer Fr. Wynckelman, en de heeren directeuren beraemende en vaststellende den jubilé voor het jaar 1818. Er wierd vastgesteld de externe verciersels aen den bouw te vernieuwen alsook dezen vierhonderdjaerigen jubilé zeer luysterlijk te vieren. Mij present. 3 Augustus. - Dezen dag was er een jugement tot Gend van het concours der schilderkunst. De Salon wierd geopend. Mijnheer den chevalier J. Odevaere, geboortig van Brugge, bequam aldaer een eermedaille over d'expositie van zijn stuk, verbeeldende de bataille van Waterloo. Mijnheer Ducq heeft aldaer ook een eermedaille bekomen over het stuk van een Italiaensche trouw, een stuk van veel meriten. 7 Augustus. - Dezen dag was ik vermaend om te compareren ter Academie om 3 ueren naer noen, om van de bargie van Gend af te haelen en naer de Academie te conduiseren per koetse d'heeren Emanuel Boogaert en Franciscus vander Donck, jonge konstschilders, dewelke eenen eerprijs bekomen hebben in 't voorgenoemde concours van Gend en gevolgentlijk op onze Academie vereert zijn geweest met eene medaille. 9 Augustus. - Dezen Zaterdag wierd de rogge verkocht 10 schellingen, en voor de terwe wierd gevraegt tot 40 schellingen. 10 Augustus. - De redenrijke gilde der rethorica gaf dezen dag haere prijzen binnen deze stad in 't hotel La Couronne Impériale, waertoe gekomen waren die van Cortrijk, Yper en Oostende. Zij kwamen zeer prachtig op de Mart quart voor twaelf ueren, zeer schoon en treffelijk uytgerust met hunne musique. Cortrijk bequam den opperprijs, Yper twee ander en Oostende vijf. 22 Augustus. - Mijnheer den baron de Croesere heden verclaert als burgemeester dezer stad, waerover ter parochie van St. Gillis binnen Brugge veel vreugdeteekens verricht wierden. Ten zelven tijde wierden benoemt de volgende heeren als schepens: mijnheer de Colinet de la Gloriette, mijnheer d'Hanins, heere van Moerkerke, mijnheer Theodor van de Walle, mijnheer van de Maele - de Nys, mijnheer François van Caloen. 23 Augustus. - Voorbereiding van den verjaerdag van Zijne Majesteyts geboortdag. 's Avonds carillon, musique op de Mart, triumpheklokke en geschut. 24 Augustus. - Dezen dag, wezende den verjaerdag der voornoemde geboorte, luyde de triumphklokke, speelde het carillon op de gewoonlijke ueren, {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} men schoot met canons, men liet de mast klimmen en de paelink trekken om prijzen, er wierd brood uytgedeelt aen den armen. 's Avonds gewoonelijke vieringe aen de publique gebouwen. 26 Augustus. - Dezen dag wierd mijnheer Charles de Croeser de Berges geïnstalleert als burgmeester dezer stad. Om elf ueren heeft hij den eed ontloken in handen van den gouverneur. Men hoorde het carillon, de triumpheklokke en veel geschut al alle de kanten van deze stad. 's Avonds volontaire vieringe door gansch de stad, waer men in menigte jaeren zooveel vreugdebedrijven niet gezien en hadde, en dit alles vrijwillig zonder verzoek of dwang, maer met eenpaerige gelukwenschingen des volks. 28 Augustus. - Wederom vreugdeteekens als boven over de instellatie der schepenen over d'heeren Colinet, van Lophem, van de Maele, d'Hanins en van de Walle. Mijnheer Charles van Caloen heeft bedankt. De raeden municipael wierden op denzelven dag ook ingesteld, 17 in getal. 6 September. - Nieuw graen ter Mart, prijs: 32 â 37 schellingen, de rogge 18 schellingen. 14 September. - Expositie van het stuk van de bataille van Waterloo door mijnheer J. Odevaere op de collegiekamer dezer stad, alwaer grooten toeloop was van aenschouwers. Ten zelven tijde was er ook ten toon gesteld een schilderye door Emanuel Boogaert, geboortig van Brugge, verbeeldende jonge maegden, die naer den tempel van Diana gingen tot de feeste dezer godinne. Ook een cabinetstuksken door mijnheer François vander Donck, verbeeldende eenen jongen Belge wedergekomen van den slag van Waterloo, vertellende zijne aventuren aen zijne familie, waervoor hij den 2en prijs bekomen heeft in 't concours van Gend dit jaer. Deze twee schilders zijn opqueekelingen van onze Academie van Brugge. 8 October. - Om acht en half ueren quam den kroonprins der Nederlanden tot Brugge, onder het spelen van den beyaerd en al het geluyd der klokken dezer stad. 's Avonds heeft hij het spectacle bijgewoont. Den 8en October, om 11 ueren 's avonds, den graen en oliemolen in brand gekomen, staende niet verre van het oud pachtgoed, genaemt Amersheem, omtrent de Steenebrugge, eertijds parochie Oedelem. Dezen van steen gebouwden molen is van binnen teenemael afgebrandt met veel graen en olie. Door zorgloosheyd in brand gekomen, want wanneer het straf waeyt, zij zijn verplicht de mecanique te smeeren of het komt in brande, en dit is niet gedaen geweest. Den torrewaeker en heeft niet durven klippen, omdat den prins alhier vernachte. 9 October. - Heden was op 't Maeleveld revue en exercitie in 't vuer. Den prins nam zijnen ontbijt in 't kasteel van Maele, en om tien ueren is hij vertrokken naer Gend. Mijnheer Ducq, professor van onze Brugsche Academie, heeft bekomen eene goude eermedaille van wegens d'Academie van Gend over zijn stuk, verbeeldende eene Italiaensche trouwe. Deze medaille en was niet geslaegen ten tijde wanneer de vertoonzael tot Gend open was, maer is in November hem toegekomen. Dit {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} stuk heb ik altijd aenzien als het schoonste dat uyt zijn penseel gekomen is. 16 November. - Dezen dag waeren wij, de Jointe, op de Academie vergaedert, om de beginnende schikkingen te maeken tot het vieren van het vierhonderdste jubeljaer, wanneer Jan van Eyck heeft uytgevonden in deze stad de konst om in olie te konnen schilderijen schilderen. 4 December. - Dezen dag was er binnen O.L. Vrouwekerke een eerste expositie en zegeninge met de reliquie van de H. maget en martelaresse Barbara, welke reliquie geplaetst was in 't middden van den choor in eene daertoe gemaekte kleyne tombe, gemaekt door Joannes Barbier, timmermansbaes en architect, eenen man zeer verlicht van geest om alle juste fijne en konstige werken voort te bringen in het schrijnwerk, eenen man te luttel bekent voor zijn vernuft. 28 December. - Dezen dag was er vergaering op onze Brugsche Academie, om te komen tot lichting van zeker somme tot het herbouwen der konstschool. Dit jaer heeft den disch van O.L. Vrouwe door d'armmeesters uytgedeelt aen de behoeftigen 21000 brooden, waervan door eenen particulieren gegeven is 13200 brooden. Dit verdient eene eerlijke meldinge voor de naekomeling. Dezen milddadigen heer was genaemt mijnheer Herwijn, woonende alsdan in de Catharinestraete, bij de knechte stedeschool. Ten jaere 1817 is mijnheer de chevalier Odevaere genaemt lid van het Instituyt der Konsten in de Nederlanden. 1818. 2 January. - Dezen dag wierd mij toegezonden eenen gedrukten brief van wegens mijnheer den president der Brugsche Academie noopende eene leeninge. 8 January. - Dezen dag heb ik voor d'eerste over de Stroybrug gepasseert, alhoewel nog niet voltrokken, niettegenstaende zij over tien maenden begonst was. Moest kosten 24.000 francs 15 en 16 January. - Den geheelen nacht storm. Den 16en 's morgens om 4 ueren tot 6 zeer fel, quart om 7 ueren de wolken gestilt, maer den fellen wind was zeer leeg. Om 6 ueren 's morgens felle regenvlaegen. 21 January. - De Stroybrugge voltrokken, kost nu te samen 27.000 francs. 31 January. - 's Avonds naer 5 ueren zwaere wolken, hagelsteenen en eenen donderslag met eene geheele openinge van het zuyd - oostwaertse van de locht, de openinge klaer als de zilvermaen. 15 Februari. - Dezen Zondag was er vergaering op de Academie en er wierd vastgesteld tot het doene een ronde naer de particuliere members om te verzoeken tot het nemen van actiën. In dezelve weeke wierd gedaen de bovengemelde ronde. Omtrent weynig naer de volle maen was er eenen cercle rond de maen, zo groot als de Mart. Die dit kenden door ondervindinge, verwachteden groot onstuymig weder. 21 February. - Zaterdag beginsel boos weder tot den 27en. {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} 22 February. - Dezen dag wierd gesteld, om 5 ueren 's morgens, carabiniers en schaedebeletters aen de portaelen van St. Salvatorskerke tot den ingank te beletten aen Mijnheer Corselis, deken der christenheyd en pastor der zelve kerke. De carabiniers wandelden binnen de kerke tot aen de communiebank. Mijnheer Corselis, zich presenteerende om in de kerk te gaen, hij wilde eenen protestbrief geven, maer den schadebeletter zeyde hem: ‘Ik heb order van niet te ontfangen, maer enkelijk van u te beletten in de kerk te gaen’. Den deken vertrok en hij heeft dien dag in St. Jacobs de hoogmisse gedaen. Daernaer ontboden zijnde van den burgmeester, wierd hem gedeclareert volgens den brief van mijnheer den gouverneur, den baron de Loen, alsdat hij tien dagen tijd hadde om uyt het pastoreel huys te vertrekken. Zondag den 22 February zwaere regens. 23, 24 en 25en boos stormweder dag en nacht tot 26 February 's morgens. 3 Maerte. - Men begon af te breken de Koningsbrugge. 's Nachts tusschen den 4en en vijfden zwaeren storm met geweldigen regen, hagel, donder en blixem, al nog van den voorzeyden circle aen de maen. 7 Maerte. - Wederom met de nieuwe maen, op den noen, zeer fellen storm gedeurt tot 5 ueren. Den 7en naer noene een gedeelte van den Augustijnen hofmeur omverre geworpen, waerdoor eenen man zijn been gebroken, twee billen gesmeyerdt. Dezen man was werkman der afbreuke van 't binneclooster. Ten 7 ueren 's avonds den storm hernomen tot 's morgens den 8en ten tien ueren en ten één ueren zeer fel. 30 Maerte. - Wezende St. Josephsdag, ter oorzaek dat den 19en Witten Donderdag was, trouwde alhier in St. Gilliskerke den gouverneur van Gend, mijnheer den baron de Kevelaere, met eene overschoone jonkvrouwe, eene Engelsche Protestante, met oorlof van Roome. 's Morgens om acht uren speelde den beyaerd. Daegs te vooren was het tractement geweest tot den gouverneur, mijnheer den baron de Loen. Zonder dejeuner vertrokken door Gend naer Brussel. 5 April. - Men begon de stellinge te maeken tot het bouwen der Academie. De entrepreneurs waeren: Meyns, metselaer, Delbaere, timmerman, Jansens, glassnijder en koopman. 11 April. - Eenen donderslag met hagel, 's nachts om één uere, beginsel van eenen storm tot 's morgens om 7 ueren. 15 April. - Dezen dag wierd den eersten steen geleyd om de Academie te vergrooten door mijnheer den baron de Croeser, mijnheer den baron de Zuylen, mijnheer Franciscus Wynckelman, president onzer Academie, ten bijwezen van 20 membres der directie, 16 absent, onder het spelen van den beyaert, het lossen van 't canon en muzique, ten 3 ueren naer middag. Daernaer aen tafel, zeer rijke opgedischt, in 't Hof van Commercie, waer ook musique was. 30 April. - Vrij overtocht op de nieuwe Koningsbrugge. Zij is enkelijk smal gemaekt tot gerief der voetgangers. Zij was begonst derden Maerte. Tegen den derden Meye wierd ik vermaend om te compareren in het beluyk der Hospicen aen {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} de Koningsbrugge, tot beraeminge over affairens raekende onze Academie. Deze vergaederinge was daer ter oorzaeke alsdat men op de Academie in volle bouwing was. Heden, den 9 Meye, heb ik t' mijnen huyse gelezen, mij toegebracht door mijnheer Emanuel Boogaert, konstschilder, den brief van mijnheer vander Gracht, burgmeester van Doornyck, bij welken den gemelden heer schrijft aen den genoemden konstenaer hem laetende weten den keus gedaen tot Doornyck hem benoemende eersten professor hunner Academie hem verzoekende te willen komen in hunne stad, indien het overeenkomt met zijne gestaetheyd. Achter dit stelde den burgmeester hem voor in zijnen brief den prijs van 't pensioen, wezende 1800 francs 's jaers, met belofte van hem voorders te protegeren door recommandatiën in publique etablissementen. Was onderteekent: vander Gracht. Den heer Bogaert heeft dit met veel vergenoeging aenveerd en is reeds geordonneert, van wegens den burgmeester, om zijn portrait te maeken, waerdoor hij in volle kennis zal komen onder de Doorniksche inwoonders. Hij is een opqueekeling van onze Brugsche Academie. 21 Juny. - Waeren de directeurs der Brugsche Academie vergaedert in de Hospicen bij de Koningsbrugge, over affaires raekende de konstschool. Op den derden July heb ik de vaendels zien waeyen op het dak der Academie van teeken - schilder- en bouwkonst, waer zij reeds bezig waeren dezelve met schailliën te dekken; diesvolgens was den bouw in 't drooge. 5 Augustus. - Dezen dag was in de Boogaerdeschool eene luysterlijke prijsdeelinge met een discours in 't Frans. 6 Augustus. - Dezen dag wierd eene ronde gedaen tot bekomen inschrijvers voor de tafel van de jubelfeest der Academie tot 12 francs par tête, uytgezondert wijn en bougies, tegen den 26en Augustus aenstaende, op de nieuwe zael der Academie. 10 Augustus. - Mijnheer Boesinge - Pecsteen, oud 33 jaeren, is verdronken tot Blanckenberge, in de tegenwoordigheyd van zijne gezelnede en kinderen, die op het strange het met schrik aenzagen, zonder hem te konnen helpen. Dezen heer heeft vermaent geweest van zijnen koetsier, dat hij hem niet en zoude in gevaer stellen in eene ontstuymige zee. Maer hij nam dit niet in aendacht. Noch meer, hij wierd ten zelven tijde verwittigd door de schippers zelf, dat er perykel was. Maer hij alles verwerpende, is onbeschroomt in zee gegaen. Doch niet verre zijnde, is van eene geweldige baere omverre geworpen en niet konnende zich oprechten, maer in eenen draeyput geraekende, is verdronken. Zijne huysvrouwe beweegde de schippers vruchteloos om hem te sauveren. Zij antwoorden haer: ‘Mevrouw, al gaf gij al uw goed, wij en zouden nu in zee niet gaen om het groot perykel van d'ongestuymigheyd’. Zij en hebben hem daernaer niet meer konnen vinden. Maer 's nachts om twee ueren is hij tot Eyst door de zee uytgeworpen, wezende zeer gequetst. Hij is getransporteerd naer St. Michiels nevens Brugge, en aldaer begraeven met lijkdienst den 13en Augustus. Het was 5 ueren naer middag als hij verongelukt is. {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik wierd vermaend tegen den 16 Augustus om elf ueren vóór noen te compareeren in d'Hospicen bij de Koningsbrugge op affairens raekende onze konstschool ter oorzaek alsdat er geen statie was op onze Academie. 26 Augustus. - Jubelfeest van 4 eeuwen over de uytvinding der olieverwe door Jan van Eyck, gemeynlijk genaemt Jan van Brugge, en één eeuwe sedert de oprechting onzer Academie, 1717. Alle de confraters wierden door de heeren president en directeuren der Academie verzocht tot het bijwoonen dezer plechtigheyd. Er wierd eene solemnele misse gezongen in de parochiaele kerke van St. Donaes. Er hadde plaets eene cavalcade en carossade, zeer achtbaer en luysterlijk. Naer den Te Deum keerden wij weder naer de Academie in 't zelve order langs de groote straten. Op de Academie gekomen zijnde, wierd er een discours gedaen door Zijne Excellentie den baron gouverneur van Oost - Vlaenderen, gedeurende van één ueren tot 3 naer noen. Daernaer begon de tafel van honderd en twintig conviven. Een orquest van schoone musique gedeurende het noenmael van 4 ½ tot 6 ueren. Door mijnheer den president Wynkelman wierd ingesteld de santé van Zijne Majesteyt Willem, koning der Nederlanden, voorstaender der konsten. Item de santé voor prosperiteyt dezer koninglijke Academie, alsook de santé van veele treffelijke membres en voorstaenders der Academie. 12 fr. par tête, wijn en anders, als caffé en liqueur etc. 12 ½ per persoone. Met die er bij gevallen waeren 140 conviven. 's Anderendags was de gewoonlijke prijsdeelinge der leerlingen wanneer die zeer luysterlijk geschiede. Mijnheer Roels en mijnheer Odevaere hebben beyde een zeer schoon discours gedaen; mijnheer Roels als secretaire der Academie, en mijnheer Odevaere, chevalier en schilder van Zijne Majesteyt den koning der Nederlanden, in welken den laetstgenoemde getoont heeft hoe noodzaekelijk het was de jonge konstenaeren, en met een woord alle degene hun met de konsten bezig houden, ter hulp te komen door hunne bekomen talenten te laeten met vreugden oeffenen, hun werk gevende tot verciering van hun zaelen en woonsteden, en hun niet te laeten van honger sterven. Hij heeft daerin getoont zijn waeren ijver voor alle medekonstenaeren, niet gelijk zijnde aen sommige egoïsten, die den naem van hunne medekonstgenoten trachten te verbrijselen, en alzoo waerlijk moordenaers zijn van het borgerlijk leven dat hunne medekonstenaeren genoten bij het geëerd public. Den waeren en verstandigen ijver van mijnheer Odevaere zal ten allen tijde gelaudeert worden. Tegen den avond wierden de prijswinnaers per koets door de directie der Academie naer hunne woonsten geleyd, wanneer de cavalcade, carossade en 't musiek weer hunne voorrang hadden. In deze prijsdeeling op de nieuwe salon waeren zooveel aenschouwers, dat de plaetse dezelve niet en konde behouwen. Er was ook eene tentoonstellinge op d'Academie van werk van Mijnheer Ducq en mijnheer Odevaere en van weynig andere. De reden was omdat de ongelukkige gewoonte van alle de werken te poinjarderen en het public wijs te maeken, die niet altijd kenders zijn, dat eenen alleen maer lof en werk verdiende. Niemand genommeerd, niemand gehindert, het public weet genoegzaem wie dit doet. 's Avonds was er een bal ge- {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} geven in de concertplaets door de directie der Academie. In Augustus heb ik gemaekt een zeer oud en raer deurken, met ijzer cieraeden beslaegen, komende uyt het oud stadhuys, twelk gebouwt was door Lodewijk van Maele, graef van Vlaenderen, in de jaren 1300. Dit poortjen was op de vesten geplaetst en verdiende een bezonder plaets voor raereteyt en oudheyd. Ik heb het geheel beschreven in mijn memoriael van alle mijne werken. 17 September. - Mijnheer J. Odevaere, chevalier de l'Ordre du Lion Belgique, peintre du Roi, trouwde tot Brugge in St. Gilliskerke met juffrouw Silvie de la Rue. Hij vertrok naer Parijs en heeft mij gezeyd alsdat hij recherchen ging doen in de bibliothèque van den koning van Vrankrijk en aldaer een schets maeken voor zijne geprojecteerde schilderye van de verovering van Troyen. 27 September. - Dezen dag wierd in de parochiale kerke van O.L. Vrouw ten toon gesteld een groot gedeelte van het H. Cruys Ons Zaligmaeker, omtrent één voet lank, hetwelke nu sedert vijf en twintig jaeren verstoken geweest hadde, uyt vrees voor de revolutionnaire Franschen en hunne gezinde. Daer was dien dag groote feeste in de bovengenoemde kerke, met grooten toeloop der inwoonders dezer stad. Dit Cruys is vermaert door mirakelen, zooals men zien kan en lezen in de onderschriften, geplaetst onder yder schilderye in de Cruyscappelle. 4 October. - Ik wierd vermaend jegens Zondag 4 October te compareren op de Koninglijke Academie, waer geresolveert wierd voor de Lucasfeest en te samen den jubilé van mijnheer Franciscus Wynkelman, als geweest hebbende 25 jaeren president der zelve Academie. Met eenpaerige stemmen wierd dit volgende vastgesteld: eene zingende misse in 't musique tot St. Donaes; tafel op de Academie in de groote zael, naer behooren verciert. Den prijs par tête niet boven de 18 francs, ider man een fles wijn, caffé en liqueur, de voorderen drank ten personelen koste, eenen dicht en liedeken, als ook een orquest van musique op 't desert. Maendag, 12 October, wierd de kerke van Duynen opnieuw gewijd, om den Roomschen godsdienst opnieuw daerin te celebreren. Daer wierd naer de wijding ten zelven dage eene misse gecelebreerd, wezende die van den H. Geest, voor de studie - herneming der studenten en voordere leerlingen, uytmaekende de nieuwe installatie voor een lycée. Om negen ueren 's morgens speelde den beyaerd. Op den 18 October, wezende St. Lucasdag, was de jubelfeest van mijnheer Franciscus Wynkelman, als president onzer Academie; het was het 25e jaer dat dien heer als president regeerde. Onze verzaemeling was op d'Academie, om 10 ueren 's morgens, vanwaer wij per koetse, geheel de Jointe in carossade, vertrokken naer de woonste van mijnheer Wynkelman. Den secretaris, mijnheer Roels van Zeveren, uyt den naem der directeuren van de Academie, complicenteerde den heer president door eene aengenaeme en lofgalmende redevoeringe, twelk van eenieder met aendacht wierd aenhoort en te samen zeer minzaem aenveert door mijnheer {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} Wynkelman, die den stoet liqueuren presenteerde. Vandaer is de carossade vertrokken met mijnheer Wynkelman naer de kerke van St. Donaes, waer wij verwacht wierden: aldaer is eene solemnele misse gezongen in volle musike. Den celebrant was mijnheer Beeckman, capelaen der zelve kerke. Naer het celebreren der misse, zijn wij vertrokken naer de Academie. Een feestelijk noenmael was aldaer bereyd tusschen het groen der sparren, waermede de zael bekleed was. Men zag er Appolo en de negen musen, veel festons met bloemen van pampier gemaekt, wel toegerust. De tafel was zeer nombreus in conviven. Daer was eenen Vlaemschen dicht en een Fransch liedeken. Deze feest was gansch en geheel op zijn Nederlands. Alle de conviven waeren malkanderen als de hand biedende, tot luyster van den jubilaris, die door zijne achtbaere anteringen en toegenegen handelwijze alles wel verdiende. Den gouverneur, baron de Loen, stelde de gezondheyd in van Zijne Majesteyt den koning der Nederlanden. Mijnheer Roels, secretaris der Academie, stelde daernaer den jubilaris gezondheyd in, en voorders van den gouverneur, burgmeester en voorder autoriteyten. Mijnheer den jubilaris peysde ook op zijne mededirecteuren, dewelke 25 jaeren met hem gedient hadden in de directie der Academie, waer ik een van was, wezende 't 26e jaer dat ik permanent in de Jointe geweest hadde. Mijnheer den president zette hunne santé in. Voorders wierd nog ingesteld de santé van de protecteurs der konsten, waeraf mijnheer van Huerne de Puyenbeke den grootsten was, aldaer present. Tylmanus Suys en J. Caloigne waeren op de feest. 26 October. - Dezen dag was alhier tot Brugge voor den eersten keer de derde peerdemart van het jaer. Deze leste daegen van October is ontdekt en uyt den grave gedaen geweest het lichaem van den weerdigen abt van Duynen, Lucas de Vriese, gestorven het jaer 1699. Zijn cruys en lint was nog in zijn geheelen. Men zag dat hij eenen grooten man van gestalte geweest was. Hij was nog sterk gevleescht en lag in zijn onderkleederen. Er wierd een procesverbal van gemaekt en men leyde hem in dezelve plaetse in het oveken waer hij uytgehaelt was, en men metste het toe. Veel menschen hebben hem gezien, ook eenen van mijne discipelen. Zijn portrait is berustende bij mijnheer Nicolaus, een van de twee leste Duyneheeren. Het is geschildert door onze wijdvermaerden van Oost en is een van zijne superfine. 13 November. - Men begon dezen dag te werken aen de stellinge om de naelde boven de kroon van O.L. Vrouwetoren af te breken, hetwelk de vreemdelingen zelfs desaprobeerden. 24 November. - Dezen dag, quart om 11 ueren, den haen van O.L. Vrouwetoren afgedaen; daernaer dien dag niet meer gewrocht. 25 November. - Om 1 ½ ueren gedeurig bezig met 3 mannen zichtbaer tot het afdoen van het cruys. 20 December. - Wierd mij toegezonden een vermaenbillet, dienende tot de bijeenroepinge der Jointe van de koninklijke Academie, om te beraemen tot nieuwe actiën te vraegen om de entrepreneur te betaelen. {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} Den loop van dit jaer is zeer wonderbaer geweest in vruchtbaerheyt van levensmiddels, alles overvloedelijk, den alderschoonsten ougst, die de menschen verwondert stelden. En niettegenstaende al dit, noyt jaer bij menschens gedink van grooter armoede en dierte. Dit alles door de boosaerdigheyt der opkopers, die van den hemel zwaere straffen verdienen. Dit jaer heeft den disch van O.L. Vrouw uytgedeelt aen den armen 12.360 brooden. 1819. 17 February. - Dezen dag heb ik gezien alsdat er op de Groote Mart gemeten wierd aen het piedestal, waer het O.L. Vrouwbeeld gestaen hadde, door order van de municipaliteyt, een membre present, om te herstellen dit beeld, twelk door de quaedwillige Jacobius was in stukken geslegen, maer noch een groot deel in zijn geheelen gebleven was, om nu andere armen en voordere verbrijzelde deelen te herstellen. 18 Maerte. - Ik heb voor den eersten mael gezien, dat men in deze maend begonst hadde de capelle te zuyveren, die onder de capelle van den H. Bazilius staet. Daer waeren metselaers en witters. Met voordacht, zoo men meynd, om met Mey aldaer het Heylig Bloed te exposeren, in afwachtinge tot dat de bovencapelle, gezeyd ten H. Bloede, zoude gereed gemaekt zijn. 1 April. - Wezende Donderdag was het vergaeringe op de koninklijke Academie van teeken - schilder - en bouwkonsten, om bij te woonen de looting. Mijnheer Robert Chantrell, Engelsman, alleen dien dag dede eene gifte aen d'Academie van zijne actie, vergunnende capitael en intrest. Hij was den eersten die dien genereusen act dede. 7 April. - Dezen dag wierd vóór den hallenthoren geplaetst het hersteld O.L. Vrouwbeeld, en daegs naerdien in olieverwe geschildert als witten orduyn. Omtrent denzelven dag wierd eene busse geplaetst in St. Salvatorskerke, voor ontfang der jonsten tot het opbouwen der H. Bloedcapelle op den Burgh. 11 April. - Dezen dag wierd aengekondigt in alle de kerken van deze stad de aenstaende verheffinge van het H. Bloed Ons Heere Jesus Christus, tot groote verheuginge van alle Roomsche catholiquen. 2 en 3 Meye. - Het uitgegeven boeksken alles genoegzaem verklarende deze luysterlijke feeste, zal het maer noodig zijn eenige dingen hier bij te voegen. Deze luysterlijken dag aengekomen zijnde, zag men zoo eene groote menigte van volk, dat toegekomen was van alle omliggende steden en dorpen, alsdat het een wonder was om zien. De menigte der bargiën en schepen en rijtuygen brachten van alle kanten onze landgenoten tot deze feest. Het was een wonder om zien in eenen tijd, wanneer de geestelijken zo verminderd waeren, van er nog zooveel bijeen te zien, dewelke alle met schoone choorkappen choorwijs in de processie gingen. Het Heylig Bloed heeft menige jaeren versteken geweest in de Latijnsche schoole, alsdan bewoont door een zeer deugdzaem man, benevens geheel zijn huysgezin, genaemt Donche, rijken koopman. Als hij is komen te {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} sterven, heeft men hetzelve wederom versteken, en was lest in een kleyn huysken dezer stad, vanwaer het mijnheer den baron Jan de Pélichy getransporteert heeft, uyt vrees voor de troubelen tijden der Franschen, en gedraegen heeft in zijn huys, alwaer het maer twee ueren gerust en heeft, maer heeft het voorder getransporteert ten huyze van zijne tante, joffrouw de Pélichy, in de Dweersstraet, nevens het huys van mijnheer van Huerne. Deze jouffrouw, omtrent de 70 jaeren, heeft dit met haer eygen handen versteken in haer huys, in een gat gemaekt in het perpin tusschen 2 vensters en dit zorgvuldiglijk toegedaen, met papier beplakt op de metselrye, en een locquet met boeken vooren geplaetst, in 't bijwezen van mijnheer den baron, haeren neef, die het aldaer gebracht had. Hij heeft aldaer met eede belooft van er aen niemand van te spreken, hetwelk hij ook getrouwelijk volbracht heeft. Mijnheer Donche, priester, was aldaer present (1). Men noemde deze persoon van het huys der Latijnsche schoole, bestaende in vader, moeder, zoons en dochters, de heylige familie, want 't was al priesters en nonnen dat uyt quam, en dit om hunne uytstekende godsvrucht. Nu dan den tijd gekomen zijnde, dat de goddelijke voorzienigheyd, die alles beschikt en bestiert, vastgesteld hadde dat dit weerdig H. Bloed ten toon en tot eerbied moest gesteld worden, zoo wierd het uytgehaelt door dezelve heeren, die er present geweest hadden wanneer het versteken geweest had. Mijnheer Donche, priester, is expresselijk naer stad gekomen, om te dienen als getuyge en te verzekeren dat het 't H. Bloed was dat zij versteken hadden. Zij hebben het getransporteerd naer St. Salvatorskerke, ter examen der vicarissen alhier gearriveert tot dien eynde. 21 April. - Op dezen dag, wezende Woensdag, is ter presentie van de eerweerde heeren vicarissen, mijnheer Goethals en mijnheer Maertens, vicarissen van het vacherende bisdom van Gent, in de kerkmeesterskamer binnen St. Salvatorskerke, welke kamer behoorlijk gedecoreert was, geopent de enveloppe waerin het H. Bloed lag, hetwelk nu omtrent 24 jaeren verborgen geweest hadde. Mijnheer Donche priester was er present, die over zooveel jaeren, als hier bovengemeld, ook present was waer zij hetzelve ingepakt en gevlucht hebben. Hij heeft onder eede gedeclareert dit hetzelve H. Bloed was. Zoo ook den werkman en voorder de capelanen van den H. Bloede. Naer welke exacte besoigne, de vicarissen hetzelfde H. Bloed, in de tegenwoordigheyd der rondom staende getuygen, gezegelt met hun cachet, en hebben dit in bewaernisse gegeven aen vier heeren der confrerie van den H. Bloede, tot op den dag die gesteld was, wanneer hetzelve wederom zal geopent worden, om aen de geloovigen ten toon en ter veneratie gesteld te worden. Deze vier heeren confraters hebben hetzelve in de Cruyscapelle geleyd, al achter in den altaer, afgesloten met ijzer deuren, en den sleutel wierd toevertrouwd aen mijnheer Stochove in de Nieuwstraete, die met veel vlijt en ijver de zaeken der confrerie gadeslaet. {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} 1 Mey. - Tegenwoordig is alles in spoedige werkzaemheyd, zoo in de kerk van St. Salvators, als langs den toer waer de processie moet passeren. Op den 2en Meye, wezende Zondag, om 11 ueren, wierd de voorbereyding der toekomende feest aengekondigt door den beyaerd en triumphklokke, benevens alle de klokken van St. Salvatorskerke. 's Avonds het spelen van den beyaerd en luyden der triumphklokke van 8 tot 8 ½ ueren, en van dan voort tot 9 ueren alle de klokken der kerken en capellen dezer stad. Maendag, wezende den derden Meye, om 8 ueren 's morgens, verzaemelden alle de geestelijkheyd dezer stad, benevens de daertoe genoode geestelijken van de omliggende steden en dekenijen tot St. Salvators, alsook het luysterlijk genootschap der confrerie van den H. Bloede. Om, 8 ueren en half, onder het speelen van de beyaerd en geluyd als boven, wierd solemneellijk verheven, ter presentie der vicarissen op eene verheven plaetse vóór den choor binnen St. Salvatorskerke, het H. Bloed door mijnheer Goethals, en wierd op die verheven plaetse over het volk den zegen gegeven. Daernaer gesteld op den altaer daertoe bereyd. Daernaer wierd het heylig sacrificie der misse gecelebreerd door mijnheer den vicaris Goethals. Naer het evangelie dede mijnheer den vicaris Martens eene oratie, betrekking hebbende tot dezen weerdigen schat. Om 10 ½ ueren begon de processie, doende den gewoonlijken toer, ter exceptie van de Steenstraet en Breydelstraet, onder het geluyd van alle de klokken en den beyaerd dezer stad. De straeten waeren met sparreboomen beplant. Aen de Molenbrugge 2 arken triumphael en in de Nieuwstraet eene rotse met een O.L. Vrouwebeeld in 't midden, twelk een schoon effect dede in dezelve straete. Ik was alsdan woonachtig in de Nieuwstraete No 14, alwaer ik eenige schilderijen exposeerde van mijn werk, onder andere de H. Bloedcapelle al achter, wezende de schoonste positie die niemand in dien tijd aldaer gemaekt en hadde, met de 3 schoone torrekens nog in wezen juyst zoals ik die naer de natuere gemaekt hadde 1805. Ik staen er zelfs op met vrouw en kinderen en een van mijne élèven, genaemd jonker Charles de Schieter - Lophem, die mij schoone sprak om er op te zijn. Dit is een cabinetstuk, hetwelk zeer geëyndigt is en twee maenden tijd gekost heeft; hetwelk ik heden 1823 nog in mijn huys hebbe. Voorders was ook voor den gevel geplaetst het gezichte dat ik gemaekt hadde van de binnenkerk van St. Donaes, die eertijds op den Burgh stond. Ook het portrait van de vrouw van Jan van Eyck, naer de origineele schilderije, gemaekt in tekening met rood en zwart. Ook had ik boven de deur gestelt een gewasschen verbeeltenis van een Spanjaerd, die al schetterende van blijdschap op een viole speelde met drift, dusdanig dat men hem niet konde bezien zonder met hem te lachen. Dit was met rood en zwart gewasschen, zoodat al het vleesch afstak met de zwarte kleeren en een witte Spaensche krage; en was wat collosael gemaekt. Onder hem stond in groote letteren: ‘Gaudeamus’. Dit woord wordt dikwijls op het jaer gebruykt in de kerke en is het beginsel van vele solemnele missen voor den Introït. Dit was wel getroffen voor 't public en bovenal voor alle de geestelijken, die in de processie gingen. Een- {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} ieder had er zijn vergenoegen in, en den vicaris zelve heeft er nog van gesproken tot Gend en geaprobeerd dat het wel genomen was, zoodaenig dat Gaudeamus in alle omliggende steden gerepeteerd en verteld wierd. Aen het kerkhof van St. Salvators stond ook een arke, die een zeer goed effect dede. Het order der processie was zeer schoon en luysterlijk, en een talrijke nombre van geestelijken, elk met eene choorkappe aen. De rijve van het H. Bloed scheen als nieuw te wezen. Eene menigte van vreemdelingen hebben deze feest bijgewoond; daer en was geene plaetse meer in de herbergen. In de eerste dagen van deze quinzaine wierd door order van de autoriteyt der wet door drye commissarissen en schaedebeletters uytgeschrapt met inkt op de plakkaeten den naem of tytel der vicarissen - generael: van mijnheer Goethals en mijnheer Martens, voor besluyt gevende dat zij geen bisschop en erkenden waervan die heeren vicarissen waeren. In de octave, den toeloop in de zegeninge was zeer groot en alles wierd verricht met de aldergrootste solemniteyt. Zaterdag den achtsten Meye en was alhier geen logist te krijgen door de menigte der landslieden. St. Salvatorskerk was opgekropt van buytelieden en moesten zeer lange wachten om ter zegeninge te geraeken. Zij zaten met geheele benden rond de kerke op het kerkhof, etende brood, boter, kaes en harte eyeren, bij faut van plaets in de herbergen. Geheele benden gingen den omgank. 17 Meye. - Den lesten dag is enkelijk processie geweest naer het Lof, zeer solemnelelijk 2 mael rond de binnekerke, vermids de capelle op den Burgh nog in gereedheyd niet was en nog eenigte jaeren is aenloopende geweest. 6 Juny. - Met Heylig Drijvuldigheytdag interdictie voor alle processiën, uytgenomen H. Sacramentsdag en O.L. Vrouw half Ougst. 19 Juny. - Quart vóór 4 ueren begon men alhier het carillon te spelen en de triumphklokke te luyden, wanneer den kroonprins der Nederlanden en zijne gemalinne, de zuster van Alexander, keyzer aller Russen, hier aenquaemen al de Cruyspoorte, alwaer zij gecomplimenteert wierden door d'autoriteyten, en reden naer het gouvernement onder de toejuiching van het volk. Aen de Meulenbrug wierd geroepen; ‘Vivat Oraigne! Vivat Russie’, twelk zij temoigneerden geheel wel af te nemen. Dit alles geschiedde onder het geluyd van alle de klokken dezer stad. 20 Juny. - Er was eenen grooten diner, 's avonds een bal en de stad geëlumineerd. Mijnheer Ducq, professor van de Brugsche Academie, hadde het geluk van den prins en de princesse in zijn atelier te ontfangen om zijn werk, hetwelk hij bezig was, te toonen, waerin zij zooveel behaegen vonden dat zij het afkochten met toestemming van mijnheer L'Ecluse, voor wien het geschickt was. Zij hebben ook op de Academie geweest, ook op de Kom, in den Athené en in O.L. Vrouwkerk de tomben gezien. 21 Juny. - Zijn zij vertrokken naer Oostende. De princesse is van Oostende wedergekeert naer {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} Brugge, maer den prins is naer Nieupoort voortgegaen. 's Anderdags, om negen ueren, gegaen naer het Engels Klooster, om tien ueren vertrokken naer Yper, onder het speelen van den beyaerd en de triumpheklokke. 4 July. - Was alhier een groot onweder van donder en blixem. Om 4 ½ ueren eenen man, genaemt Jan, van den blixem dood geslegen langst de vaert van Oostende, komende van de Oostendsche kermis. 15 July. - Omtrent dezen dag een interdictie van de processie van half Ougst. 16 September. - Joannes Rudd bequam den eersten prijs der bouwkunde bij het Koninklijk Genoodschap van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten te Amsterdam. 24 September. - Wierd de Jointe vermaend om te compareren op d'Academie tot resolutie en voorbereydinge voor de receptie van mijnheer Rudd, geboortig van Brugge en élève van d'Academie. 28 September. - Dezen dag was een cortège van d'Academie, die naer de bargie van Gend hem gingen te gemoet, en quamen met de cortège weder ter Academie, waer hij gecomplimenteert wierd. En er was een noenmael bereyd voor alle inschrijvers. Daer wierd ook een compliment afgelezen door mijnheer Roels, secretaris dezer Academie, tot lof van mijnheer Rudd, met een gezang. 29 September. - Dezen dag en den volgenden was er tentoonstelling van een stuk van mijnheer Ducq, verbeeldende l'atelier van Jan van Eyck. October. - In deze maend heb ik naer de natuer gemaekt den watermolen aen de Ezelpoort, ziende naer den Kom; een schoon watergezicht voor mijnheer Lijs, Engelsman. 29 December. - Dezen dag, ten 3 ueren en half, overleed Joannes Fredericus Laurentius van Hende, geboortig van Thourhout, 3 ueren van Brugge, doctoor in de medecine en president van de commissie medicale voor de provincie van West - Vlaenderen, in den ouderdom van 81 jaeren 6 maenden. Hij was een zeer hoog geleerd man. 1820. 23 January. - Dezen dag is alhier gearriveert mijnheer Jos. de Meulemeester, artiste en graveur, gekomen van Roome naer Parijs, vandaer naer Den Haeg, dan al Antwerpen door Gend naer Brugge. Met 't eerste van Maerte was er eenen vreeselijken storm den geheelen nacht. Een schip tot Blankenberge is aengestrand met groot geweld tot dichte bij de duynen, komende van China met Oost - Indische goederen, ook Indiaenschen inkt. Nog een ander schip gestrand tot Wenduyne, doch niet beschadigd, maer wel het eerste. 14 Maerte. - Dezen dag heb ik de voldoening gehad van in mijn atelier te zien met mijne familie de schoone en uytgelezen collectie ofte verzaemelinge van 52 geschilderde (in waterverwe) stuks door J. de Meulemeester gemaekt tot Roome naer de gallerye van Raphael; een werk van 8 jaeren, waarvoor hij alreeds menigte inschrijvers heeft. De artisten zijn er jaloers of en daerdoor en geven zij hem den ver- {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} dienden lof niet. Maer alle onpartijdigen spreken hem veel eere daerover, gelijk het ook zeer hoogelijks behoort geprezen te zijn. April. - In deze maend wierd het nieuw beenhuys geopend, voor 28 beenhouwers, onder d'halle. 19 July. - Dezen dag is den eersten ontfang geschied in 't huys, nieuweling opgerecht, van d'incurabelen; op St. Vincentius à Paulo zijn d'eerste kranken daer gebracht. 1 Augusti. - La belle Antegia marchant au temple de Diane. Dit was het stuk twelk voorgestelt wierd door d'Academie van Gent 't jaer 1817 voor de meesters der konste. Maer gelijk er dat jaer geen gevonden en wierd van de 3 toegezonden stuks van de noodige meriten, zoo onderbleef dit. Niettemin dezelve Academie gaf het zelfde suject nog eens voor het jaer 20. Ziet hier het suject der schilderije: ‘Antegia, à la tête de ses compagnes, marche vers le temple de la déesse d'Ephèse; Abrocome la suit avec d'autres jeunes gens, fier de pouvoir accompagner une aussi belle personne’. Ce sujet est tiré des Ephèsiaques de Xenophon d'Ephèse. Mijnheer Paelinck bequam den eersten prijs en wierd vergunt een eermedaille van goud en eene belooninge van 3000 francs. Daer waeren 9 schilderijen. 't Is d'époque van de Salon tot Gent voor konsten en wetenschappen en de prijzen van d'industrie, waer veele schoone en raere dingen waeren van het vernuft der Nederlanders. Ook was den toeloop soo groot, dat er dagen geweest zijn dat er geen logist te bekomen en was. 1 October. - Mijnheer Beeckman, onderpastor van St. Donaeskerke alhier, bekomen hebbende zijn demissie en verkozen zijnde als nieuwen principael over den Athenée tot Brugge, welk etablissement dees maend de studiën herneemt, onder de surveillance van den zoogenoemden heer. 19 November. - Wezende Zondag, ten 3 ueren, luyde de triumpheklokke en speelde den beyaert ten oorzaeke der uytdeelinge van de bekomen eermedaillen tot Gend over de industrie. Op het stadhuys alhier was deze plechtigheyd verricht in het bijwezen van burgmeester en schepenen, benevens d'autoriteyten, in costume. Een meysken uyt de arme stedeschoole kreeg eene eermedaille over het schoonste kantewerk; mijnheer Versavel een eermedaille voor het schoonste geweven stuk lijnwaed. 21 December. - 's Avonds tusschen 5 en, 7 ueren in het huys, staende nevens de kerk van de Engelsche religieusen in de Carmersstraete, was brand ontstaen, jouffrouw Theresia Dammarin, daer woonende met haer zwagerin en broederskinderen. De voorzeyde jouffrouw in haer bedde zijnde met een stoofvuer bij haer, is haer bedde in brand gekomen en is zoo levendig verbrand en om 7 ueren gestorven. Die haer gezien hebben, zeyden dat zij als een verbrand zwijn was, schroomelijk om zien. Naer 7 ueren is zij dood gebracht in het hospitael van St. Jan en Zaterdags, den 23en, begraeven. R.I.P. 24 December. - Wezende Zondag, is er tot Tielt een ongeluk geschied ten tijde van de vesperen. Eenen man, bij dranke zijnde, klom den molenwal op, wordt getroffen van een hekken van dezen molen en wierd zoo goed als {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} dood ter aerde geslegen. Men liep om eenen geestelijken; zij waeren bezig met de vesperen te zingen. En hoe spoedig hij was daer naertoe geloopen, quam evenwel te laet, want hij was seffens gestorven. 29 December. - Het paleys van Hunne Keyzerlijke en Koninklijke Hoogheden tot Brussel is in brand geraekt... Onder ontelbaer dingen, die daer verslonden zijn, is er een Venus van marbel, gemaekt door J. Caloigne, van Brugge, door het vuer gecalcineerd. Ook de schilderye, verbeeldende den atelier van Jan van Eyck, geschildert door J. Ducq, van Leghem, professor der Brugsche Academie, teenemaal verslonden door het vuer. Louis XVIII nomma monsieur Kinsoen, chevallier de l'Ordre Royal de la Légion d'Honneur. Mijnheer Kinsoen heeft in dit jaer 1820 gemaekt het portrait van de hertoginne de Berry te voeten uyt, naer de dood van de hertog de Berry. Hij heeft haer geschildert zittende op eene canapee in een zael van het appartement van haere dochter. Zij houdt de jonge princesse met den slinker arm en aenziet de buste van haeren ongelukkigen bruydegom. Deze schilderije heeft op de Salon van Gent geweest 1820 en heeft alle oogen naer zich getrokken. Zijne gloeyende coleuren hebben verflauwt de schilderijen die te naer aen de zijne waren. En een algemeene toejeuginge heeft den konstenaer gepresen. Degene, die valschelijk hadden uytgestroyt, alsdat zijne couleuren het niet en zouden gehouden hebben, zijn vervallen met schaemte in de stilzwijgendheid. 1821. 3 January. - Instellatie van den nieuwen gouverneur tot Brugge voor West - Vlaenderen, mijnheer vander Fosse. Hij was gearriveert den tweeden January en is den 4en vertrokken naer Brussel, en word wederverwacht op 't eynde dezer maend. 28 January. - 's Avonds, omtrent 6 ueren, arriveerde mijnheer vander Fosse - Goubau als gouverneur over West - Vlaenderen, aengekondigt door den beyaerd. Mijnheer den baron de Loen was eenige daegen te vooren vertrokken. In de eerste daegen van Meye heeft mijnheer Jacobus Acart, geboortig van Brugge en woonachtig tot Gend, mij in handen gesteld, vermids hij altijd zijn logement t' mijnen heurde, 14 Louis om te behandigen aen den tresorier, mijnheer Stochove, van de confrerie van den H. Bloede, voor eene gifte tot het opbouwen der kapelle; twelk ik den gemelden heer ter hand gesteld hebbe, waervoor den heer tresorier mij een reçu gegeven heeft. Eynde Meye wierden de vicarissen geslaekt, die in echtenisse waeren, mijnheeren Goethals en Mertens, en wierden vrij verklaert. Tot Gent was er eenen Te Deum in 't Seminarie. Hunne defenseurs, kregen ieder eene rijke gifte van onbekende persoonen over hunne luysterlycke redevoering in 't tribunael tot hunner verdediging. Met de eerste daegen van Juny wierd er gejont eene schoone gifte van hondertduyzent bryken voor het gebouw van de H. Bloedcappelle. Deze jonste komt van mijnheer Martens, koopman tot Doornyck, heden bezig met inladen in schepen tot de genoemde stad. 3000 steen zijn ook gejont uyt het beenhuys, dat nu gaet afgebroken worden. Twee {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} altaerstukken zijn ook gejont, eenen nieuwen marbelen altaer, de groote niche en een tombe van marbre, van jouffrouw van Marke, en een schoon bas-relief. Den kostbaeren communiebanck der eerweerde paters Carmers zijn ook voor de cappelle. Alle deze dingen zijn alreeds berustende ten huyze van mijnheer van Huerne de Puyenbeke en bij mijnheer J. Stochove. 2 Schone schilderijen van mijnheer Cels zijn ook gejont door mijnheer van Huerne. De 2 medaillons, marbre de Paros, borstbeelden verbeeldende Jesus en Maria, jonste door mijnheer van Huerne. Met d'eerste dagen van Juny begon men af te breken het oud Beenhuys. 17 Augusti. - Ik hebbe zien vallen der ondermijnden voorgevel van het oud Vleeschhuys, 's avonds tusschen 6 à 7 ueren. Zij deden hem vallen in twee verscheyden massen, de laetste de grootste, en die ook wonderschoon ter aerde viel, vallende als eene geheele deure tot op den grond aleer hij brak. De gebeuren van aen de Steenstraete tot aen de Mariastraete groetegen malkanderen zeer voldaen zijnde over deze verlichtinge. 19 Augusti. - Nu resteert nog den oostmeur, die nog geplant staet. Nu den voorgevel heeft van de beenhouwers nieuw gebouwt geweest ten jaere 1765, om te dienen ten zelven jaere met vercieringe op den jubilée van den heyligen bisschop Eligius, welker reliquiën aldaer processioneellijk wierden voorbij gedragen, op den 25 July 't jaer als boven, zoodat den voorgevel gestaen heeft 56 jaeren één maend en 22 dagen. Den 19 Augusti was er tot Cortryk een luysterlijke schietinge van den stalenboog, waeraf die van Brugge 3 eerlijke prijzen bequaemen: den opperprijs, wezende een zilver marabou, de twee andere twee zilvere saussieren. 20 Augusti. - Heden was den intrede der bovengezeyde gilde met hunne prijzen, met koetsen en musique. 26 Augusti. - Dezen dag is alhier tot Brugge eene raere en ongehoorde zaek geschiet. De redenrijke gilde der retorique, voor zinspreuk voerende: ‘Slaet uw oog op Christi Cruys’, heeft dezen Zondag prijzen te winnen gegeven aen andere vreemde gilden, hiertoe beroepen. De beroepene waeren neergezet in ‘'t Schominkel’. Daer was geresolveert van hunne konstdichten uyt te galmen op den theatre in de Comedieplaets, waerschijnlijk om meer volk te konnen placeren. Omtrent den 6 ueren 's avonds, zijn zij triumphantelijk uyt hunne gldekamer getrokken, voorgegaen door hunnen standaert, verbeeldende eenen gekruysten God met de bovengezeyde zinspreuk, vergezeld door de musique militaire, recht al de Wollestraete over de Mart en Vlaeminckstraete in 't Comediehuys. Nu dient te merken wat wonders hier in was om ongehoort genaemt te zijn. Weet dat den standaert, zijnde als boven gezeyd is met Maria en Joannes onder 't Cruys, met dien standaert trekkende naer de plaets van 't spectacle, plaetse van de kerkewetten verwezen, en is zekerlijk noyt binnen Brugge gezien geweest voor dezen. Ik peyze wel dat dit zonder overweginge geschiet is, maer niettemin zeer dwaes en onchristelijk. {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} 29 Augusti. - De confraters van het luysterlijk genootschap van het H. Bloed deden eene generaele collecte, tot het opbouwen der H. Bloedkapelle. September. - Met 't eerste van deze maend is mijnheer Fr. Kinsoen, konstschilder, tot Brussel gearriveerd en seffens ontboden van den erfprins, waer hem gevraegd wierd te maeken de portraiten van den croonprins en de princesse, in twee stuk tot de voeten. Waervan de hoofden gemaekt zijnde, droeg ze mede naer Parijs. Hij wierd geleyd bij Haere Majesteyt de koninginne om te maeken het portrait van een haerer dochteren. Hij trachte Haere Majesteyt te verwilligen om haer eygen portrait te maeken. Zij gaf voor reden dat zij te oud was. Doch den konstschilder heeft haer redens voorgestelt die aennemelijk waeren, zoodat Haere Majesteyt hetzelfde niet teenemaal afgeslegen en heeft. Deze anecdote heeft mijnheer Kinsoen mij zelf vertelt op den 27 october tselve jaer, met belofte op mijne vraege van mij te zenden zijne eernotas. 6 September. - Is nedergevallen de leste bresse van 't oud Vleeschhuys, alleen uytgenomen de pompe met de nevenstaende brokkemeur, volgens bespreek hieraf gemaekt. 9 September. - Dezen Zondag hebben wij alhier in het waeter van den Dyver met verwonderinge gezien de quellende en stervende visschen, die gedeurig de locht quaemen inaessemen boven het waeter, ter oorzaek dat het waeter bedorven was door eene roote van 't vlas, twelk doorbroken was omtrent Gend, alwaer de visschen eerst gecreveerd waeren. Men schepte de visschen uyt het waeter en de paelingen nam men met der hand zonder moeyte. Des avonds om 6 ueren was deze mengelinge van de roote in 't water alreeds tot aen de Carmersbrugge en men zag de doode visschen op het waeter vlotten en eene groote menigte flauwe bovenzwemmen. 15 September. - Omtrent half September waeren de schoone nieuwe vischstallen met schaillien in 't droge. In September is alhier overleden den eerweerden pater Joannes Baptiste Verbruggen, laetsten gardiaen der eerweerde paters Capucijnen alhier, een zeer respectabel en weerdig man, 10 jaeren over zijnen jubilé. 25 October. - Dezen dag heb ik zien waeyen vlaggen, vendels en wimpels op de kerk en toorekens van de H. Bloedcapelle, wezende de matselrye en keperinge in 't drooge tot onder het dak. 30 October. - Heb ik gezien dat men alreeds afgenomen hadde het dack en eenige matselrye van het schoon toorenken van de gewezen abdye van de religieusen van Sparmaille, hetwelke deelmaekte in de jaren 1200 van het casteel van eenen canonink van St Donaes. 6 November. - Dezen dag is vóór 5 ueren 's avonds alhier aengekomen, al de Cruyspoorte, den koning van Engeland en is afgestapt bij verkiezinge in het Hotel des Pays Bas, de koninklijke posterye van peerden. Diversche Engelsche familiën hebben alhier audiëncie gehad bij den koning. 7 November. - 's Morgens om {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} 8 ueren is Zijne Majesteyt van hier vertrokken naer de zeekusten, langs welke naer Cales om te vertrekken naer Engeland. 5 December. - Op den 5en December, in den morgenstond, hebben zij een nieuw bedde der calsijde geleyd om van St. Salvators naer de straet te gaen die leyd naer de Steenstraete. Men vond op het kerkhof van dien weg, circa 25 meters van de kerkdeure, de naeste al den kant van de Ongepluymde Vogelstraete, 5 voet onder de aerde, 4 à 5 deksteenen. Den werkman gink in den put en hefte de steenen op, en vonden daeronder een smal graf, ook wel vijf voet diep. Dit graf was en fresco geschildert op eenen witten grond. Al den kant van de Mart was geschildert eenen gekruysten God, met O.L. Vrouw en St. Jan staende onder het Cruys, en aen de ander zijde ander heyligen, alles in coleuren; aen 't hoofd een geschrift in St. Pietersletteren. Mijnheer Deys, kerkmeester, en mijnheer van Huerne, ook kerkmeester, hebben het gezien, doch mijnheer Deys eerst. Als mijnheer van Huerne daer aenquam, troppelde het volk zeer straf. Door order van den lestgemelden heer, wierd het graf met de deksteenen wederom toegeleyd en met de oude schorrestukken daerop. Eyndelinge met aerde daerop. Daer wierd boven eene reke witte steenen geleyd, tot kenteeken waer het juyst was, om laeter te konnen vinden. Alle de schilderinge was nog zeer frisch. De hoofden der figueren waeren ter groote van een zwaer ey. 31 December. - Wierd afgebroken op de Groote Mart het houten huys, genaemt Craenenburgh, in welk huys Maximiliaen, naermaels Roomsch Keyzer, graef van Vlaenderen, gevangen gesteld wierd door de oproerige gemeenten alhier. 1822. In 't eerste van deze maend February is gestorven mijnheer Dacquet, van Veurne. Hij woonde in deze stad, en volgens zijn testament - hij was jongman - is er eene solemnele zinkinge des avonds geschied in O.L. Vrouwekerke. Deze zinkinge was zeer schoon en treffelijk, en dewijl men in menige jaeren tot Brugge zulks niet gezien en hadde, was den toeloop zeer groot. 14 February. - Is alhier in 't huys der incurabelen gestorven eene vrouw van hondert jaeren min twee maenden omtrent. In February was het nieuw huys Craenenburgh in 't drooge op de Groote Mart. 8 Maerte. - Tusschen 6 en 7 ueren 's avonds was er eenen zeer fellen storm en eenen slagregen, die zeer geweldig toeviel, en daer verminderende begon het te blixemen en te donderen; waeraf te Slijpe grooten brand ontstond. 11 Maerte. - Stierf tot Gend den zeereerweerden heer, mijnheer Jacobus Hemme, president in 't Seminarie sedert 1803. Hij stierf van 't water en wierd dood gevonden in zijne kamer. 1 April. - De stallen op de Vischmart, met den eersten April in gebruyk genomen van de vischwijfs, zijn zeer duer verpacht geweest; sommige stallen met 4 verkoopsters om de pacht te konnen opbringen. 15 April. - Dezen dag quam de maere aen mijnheer J. Stochove, als tresorier van de confrerie {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} van het H. Bloed, dat de processie van het H. Bloed mochte hernemen langs de straeten. Den brief quam van den minister. 2 Meye. - Alhier is overleden den zeereerweerden pater Seraphijn, Capucin, geboren 1741. Hij was 81 jaeren; had geweest gardiaen, custos, leermeester in de godsgeleerdheyd, eenen ijverigen predikant met grooten toeloop, hogelijk misprezen van allen die de waerheyt haeten in materie van religie. 5 Meye. - Wezende Zondag, 's nachts, was er donder en blixem en viel in een arm huyseken met twee menagiën in Petitfagot bij St. Anne. Met den eersten slag was den achtergevel af; met den tweeden slag al d'achtervester door de keuken ten voorvenster uyt; geen ongelukken maer schaede. 6 Meye. - Dezen Maendag was het processie van 't Heylig Bloed. 't Was zeer schoon weder, doch tegen den avond donder en blixem en viel tot Schipsdaele. 5 July. - Alhier tot Brugge donder, wezende Vrijdag, en is gevallen buyten de Catharinepoorte in d'eerste herberge al de slinker hand. 31 July. - Alhier wierd gedoopt in O.L. Vrouwkerke mijnheer George Chantrell, Engelschen jongelink, door mijnheer Versluyse, pastor der kerke, quart naer 6 ueren 's avonds. Zijn huwelijk was aenstaende met mejouffrauw Adelaïde de Stappens, en dit was oorzaek van zijne veranderinge van religie. Hij is daernaer getrouwt ter parochie van St. Cruys. 26 Augustus. - Dezen dag zijn er in deze stad gearriveert 3 Broeders van Liefde, niet van die van Cortrijk, maer van Gend, in 't zwarte gekleed bijnae lijk priesters, om de jonge arme knechtjens te leeren de goede zeden en tenzelven tijde lezen en schrijven; vooralsnu gelogiert op het kerkhof van O.L. Vrouw, den noord - oostkant. 9 September. - Is gestorven mijnheer Clarisse, rector van O.L. Vrouw van Blindekens, een zeer geleerd man en vermaerden predikant. Hij was zeer wel sprekende en van eene onuytputtelijke memorie. 28 September. - Vijf medaillien gegeven, voor den eersten mael, aen de laekemart voor degeene die geheel het jaer de meeste schoone stukken, die zij geweven hebbend, ter mart gebracht hadden. De prijzen wierden gedeelt op de Halle ter plaetse van de Pand, zeer luysterlijk met veel musique en groote vercieringe met vlaggen en groen; present: mijnheer Charles de Croesere, burgmeester dezer stad, van schepenen en oversten der laekemart. Er was eenen landsman, die twee medaillen hadde. Op 't eynde van Septembre stierf mijnheer Campeigne, pastor van Vassenaere bij Brugge. Hij had een testament gemaekt bij welk hij ordonneert een volle dischdekkinge in zijne kerke en veel aen den armen. Op den uytvaert in 't sterfhuys eene tafeldekkinge met 3 mael 7 schotels van spijseopdisschinge en drank naer redigheyd. In drye herbergen op zijn parochie tafeldekkinge met differente soorten van vleesch en drank naer reden. Ook een eeuwig jaergetijde en eene particuliere grafstede. {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} 6 October. - Dezen Zondag was eene schoone processie gedraegen uyt St. Donaeskerke, ter oorzaek van 't jubeljaer van den Roosenkrans. Deze kerke was grootelijks verciert met groene festons en boomen, met geschilderde zinnebeelden. In dezelve kerke wierden dagelijks solemnele diensten gedaen met volle musike, alwaer ook mevrouw vander Fosse, née Gobeau, gezelnede van Zijne Excellentie mijnheer den gouverneur van West - Vlaenderen, zeer konstiglijk gezongen heeft, ter verwonderinge der inwoonders dezer stad van Brugge. Want deze dame zeer ervaeren is in de musique en de zangkonst wonderwel verstaet, dewelke zij met vreugd daegelijks oefent. Den toeloop was zeer groot, dusdaeniglijk dat de kerke opgepropt was van menschen gedeurende deze octave. Nu dat ik dit schrijve, hadde zij al vier daegen 't Lof gezongen in extra groote musique. Ik heb haer horen zingen en gezien alsdat zij dit verrichte met veel respect en religie. Den bezorger dezer feeste verdient aen de toekomende tijden bekent te zijn. Zijnen naem is mijnheer Joannes de Mey. Eertijds blauwverwer tot Brugge, wezende jongman, bestede hij zijnen tijd om gratis dienstbaer te zijn in de kerke, en door zijnen ijver heeft hij zooveel bijeen vergaedert door een collecte, alsdat hij deze groote kosten heeft konnen doen. 3 December. - Wierd een concert gegeven op de zaele in 't hotel De Coornblom door mijnheer Dall'occa, eersten contrebas in den dienst van Zijne Majesteyt den keyzer aller Russen, en madame Vauster, pianniste de Vienne en Autriche. 6 December. - Was in deze stad messire Charles de Tyberchamps, premier substitut du procureur du Roi près le tribunal de 1ere instance à Namur, auteur d'un ouvrage du notice des principaux châteaux, grottes et mausolés de la Belgique. Dezen dag, 's avonds om 5 ueren, waeren wij in gesprek om 's anderdags de opneminge te doen van de tomben van O.L. Vrouwkerke alhier. 7 December. - Dezen dag hebben wij 's morgens en 's naermiddags bezig geweest om geheel de genealogie op te nemen. 1823. Op den 5en January luyde de poortklokke, ingevolge het voorafgaende besluyt en uyttrommelinge, op den Hallentoren quart vóór 5 ueren. Een quart daernaer moesten alle de poorten dezer stad sluyten, en zoo voort verspringende met het langen der daegen. 18 January. - Wezende Zaterdag is er een groot wild zwijn geschoten, twelk geschiet is als volgt. Dit zwijn heeft merkelijken tijd gezweeft in Vlaenderen en van diversche gezien geweest, dewelke niet gelooft en wierden. Doch ten laetsten heeft men het gewaer geworden in Wijnendaelebosch. Er was een order, dat dit zwijn moest naer 't Hof getransporteert worden, als wezende op de proprieteyt van 't gouvernement. Mijnheer vander Gracht, toeziener van dezen bosch, heeft differente liefhebbers der jacht versocht om gezaementlijk, 20 in getalle, op dit zwijn te jaegen en men heeft het maer vooreerst konnen verdrijven, dusdaenig dat het zich verplaetst heeft tot bij Alter in eenen kleynen {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} bosch, waer het geschoten is op den 18 dito. 29 January. - Dezen dag wierd op O.L. Vrouwparochie eenen omgank gedaen ten profijte van den arme, denwelken zeer loffelijk uytviel, bedraegende 1300 francs. Dit geviel juyst met den vollen dooy, naer eenen zeer ruden vorst gehad te hebben van meer dan zeven weken. Den termometer van Amsterdam heeft alsdan geweest op negentien graden. De koude heeft zeer fel geweest, veel drooge smoors en weynig sneeuw. Op den derden Maerte wierden de nieuwe contributiebrieven uytgegeven. En ten zelven dage waeren veel stormwinden, twee daegen lang, voorgegaen door veel regens; enkelijk den vijfden met den noen verbetert. July. - In deze maend was men bezig met drye nieuwe kerkvensters in de H. Bloedcapelle te plaetsen, om dezelve allingskens in 't drooge te krijgen. Drye differente glazemaekers deden dit voor rekening onbekend. 21 July. - Tusschen 2 à 3 ueren naer middag begon het te donderen. Maer quart om vier ueren, den tweeden mael, zwaere dondervlaegen en van de aldergrootste slaegen boven deze stad, en is alhier gevallen met groot geweld op diversche plaetsen. Op den Kom is hij gevallen op een schip en veel schaede veroorzaekt. In den Ouden Gentweg heb ik 't huis gezien als den vuerbal door de schouwe vloog, zoo verbrijzelde hij gansch de schouw, het dak al den eenen kant den hoek afgeslegen, de zoldervensters bijnae teenemael gebroken, het dak al den hofkant gansch en geheel afgeslagen, uytgenomen eenige ribben. In de Raemstraete, oostwaert, is hij ook gevallen door de schouwe van eenen wever, die met zijnen zoone bezig was met weven, en de vrouw ook in dat kleyne plaetsken. Doch de ravagie is eerst boven geschiet, alwaer veel gebroken en verbrijzelt is: de venster in stukken geslegen en grootelijks die plaets verwoest. Gelukkig dat de menschen omleeg waeren, meer dan beneden waer men weynig ziet. Dan is den donderbal naer beneden gekomen, waer de menschen waeren, en dezen vuerbol heeft hem neder geleyd op den grond vóór de heerdstede. Dat heeft den man met verschriktheyd aenzien, wezende op zijn getouw omtrent twee stappen van daer, en de vrouw bijnae der nevens staende. Den man zeyde tegen zijne vrouwe: ‘Het is mijn laetste’, en de vrouw met verschriktheyd tegen haren man; ‘Is het uw laetste, 't is ook het mijne’. Doch de vrouw, door groote benauwtheyd, verplaetste haer om verder van den vuerbal te wezen, en daerdoor trok zij hem naer haer en was lam ter aerden geslegen, niet konnede haer verroeren. Maer den man bleef staen zonder roeren, en dit was zijn geluk. Den man zag gedeurig den donderbol aen die, zoo hij mij zeyde, de groote was van een dobbel ey. Hij zag hem slangewijs uytrekken, zoals wij den blixem zien, en vloog rond het plaetsken, hetwelk kleyn en leeg is. De slange vuer vloog boven 't hoofd van den man, die stond voor zijn getouw, en zijn zoon ook tegen den meur voor 't zijne, al den anderen kant, en was onderhalve voet nader aen den meur. De vuerige slange sloeg in 't vliegende geweld tegen den meur, waer den zoon stond circa 3 voet {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} van den meur. De plaets en teeken heb ik op den meur gezien. Den jongen wierd omverre geslaegen en was den slechtsten gesteld van het huysgezin. Daernaer vloog den blixem nog met geweld rond de plaetse, waer zij waeren, vloog in 't bedde van binnen rond om, waer ik de tekens gezien hebbe van verbrijzelinge. Een cruyssefix hing in het bedde, en den blixem sloeg er den blok af, waer het cruys ordinaire in geplant is, zonder het beeld te schenden. Eyndeling vloog hij boven het hoofd van den man naer 't venster waer den man stond, geen 3 voeten van zijn hoofd. Den blixem vertrok uyt dit huys door eene openinge in den hoek van 't cassijn, niet grooter dan een franc, en dit zonder 't glas of 't cassyn te breken. Dan vloog hij al den anderen kant recht over dat huys, waer hij uyt quam, in dezelve straete en sloeg de helft van 't dak af al de achterplaetse. Alsdan keerde hij weder nevens het eerste gemelde huys en vloog binnen al het gotegat op den grond. Den man, die op straet was en dicht daerbij, heeft mij gezeyd het gezien te hebben. Den man van 't eerste gemelde huys peyst dat den donderbol twee stonden in zijn huys geweest heeft, want zeyde hij: ‘Ik hebbe mijne voordeure toegeslovoor 't slecht weder en ik heb ze open en verbrijzeld gevonden’. En ziet, zeyde hij mij: ‘Daer ligt nog het slot, dat met geweld afgeslegen is’, hetwelk ik met verwondering aenzien heb. De deure hebbe ik aenzien al of zij met een uyterste geweld in stukken geslegen was, en was nochtans goed en dikke. De tweede mael laegen zijne kinders van verschriktheyd plat op de plaets en schreeuwden. Hij vreesde dat zij ook lam waeren, maer neen, gelukkiglijk. Hij besloot daeruyt dat den donderbol den tweeden keer al de voordeur ingekomen was en al de achterdeur uytgegaen was, die recht over malkanderen waeren. Ik heb de vrouw gezien en gesproken, staende vóór haer bedde, waerop zij nog lag sedert 24 ueren, noch niet konnende staen en nog geen een vinger roeren. Den zoon lag boven in zijn bedde en was nog heel slecht. Dit alles aen mij verhaelt door den man van den huyse in dezelve plaets, waer 't geschiet was, vier en twintig ueren daernaer. 2 Augusti. - Men wist alreeds op dezen daete dat den 8en moesten komen de maetschappij van Duynkerke en dat zij hun logement zouden nemen in 't hotel De Coornblom. 4 Augusti. - Was nu den dag, alsdat den Salon des Arts tot Gend geopend wierd. 8 Augusti. - Dezen dag wierd verwacht tot Brugge de maetschappij van Duynkerke. Daer zweefden in den naermiddag, groote dondervlaegen rond deze stad, doch de inwoonders trokken met groote menigte naer Schipsdaele. Als ik aen het Templehof, was, zeyde ik tot mijnen zoon: ‘Laet ons naer de stad gaen, want daer is boos weder op handen’. Wij waeren effen thuys, waerom ik blijde was. Want de alderzwaerste regens vielen met geweld doch zonder donder. Alle die menigte van menschen en konden zich niet verbergen in de huysen van Schipsdaele; zij waeren al zonder parapluy en moesten hun vergenoegen van wel geweekt te zijn van den aenhoudenden regen, zonder de maetschappij te zien arriveren. Want zij quamen enkelijk om 10 ½ ueren 's avonds met 't slecht weder. {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} 9 Augusti. - Die van Duynkerke zijn omtrent tien ueren van hier naer Gend vertrokken en wierden uytgeleyd gelijk zij waeren ingehaeld door de maetschappij der Brugsche liefhebbers. De inhaelinge der Duynkerksche maetschappye tot Gend was zeer luysterlijk. Den consul van Zijne Majesteyt den koning der Nederlanden, die tot Duynkerke is, genaemt mijnheer J. Moser, getitteleerd: den weledelen, was met de nachtbargie van mijnheer Moerlose vertrokken. Die van Duynkerke vóór Gend gekomen zijnde, wierden door den genoemden consul geleyd en wierden van de Gentenaers zeer achtbaer ontfangen, vergezeld door Husaeren en andere troupen met de maetschappye van Gend, de Ste Cecilia. 10 Augusti. - Dezen dag was tot Gend bestemt om het concours der musique. Naerdat zij geconcoureerd hadden, wierd den eersten prijs gegeven aen die van Duynkerke. Maer het concours om het slecht weder niet konnende continueren, hebben zij het uytgestelt tot den volgenden dag, wezende Maendag, als wanneer die van Cortrijk den 2en prijs bequaemen en Brugge den derden. Die van Brugge zijn teruggekeert en quaemen hier aen tusschen 11 en 12 ueren 's nachts. 12 Augusti. - Om elf ueren voor den noen, ofte 11 ½, zijn alhier teruggekeerd zeer triumphantelijk de heeren der maetschappij van Duynkerke. Ik heb ze voor mijne voeten zien vaeren in 't aenkomen in een alderschoonsten uniform van Garde National. Geheel de bargie, alwaer zij van boven waeren, was zeer schoon om aenzien, niet beter konnende vergeleken worden als eenen grooten blomkrans door hunne zuyvere en levende coleuren, maekende eene alderschoonste vertooninge. Hunne casquetten verciert met groote zilverplaeten en boven het hoofd eene schoone zuyvere witte panasse. Deze gelijkvormigheyt zeer schoon toegerust, trok alle de aenschouwers tot eene verwonderende aendacht. En den grooten toeloop des volks maekte van dezen morgen eene waere feeste der ingezetenen, zoo eygen aen 't Vlaems volk. Want al is Duynkerke aen Vrankrijk, zij zijn nietmin ook Vlaemingen. Nu dan afgestapt zijnde van de bargie, wierden zij ontfangen van onze Brugsche maetschappij en geleyd in de stad tot voor de verzaemelplaetse, waer de musiquezael was der voorgenoemde liefhebbers, waer hun den wellekomwijn geschonken wierd. En dan zijn zij gezaementlijk gegaen naer het gouvernement, om hun respect te bewijsen aen Zijn Excellentie mijnheer den gouverneur Benoit Holvoet. Een kouden diner verwachte hun in 't hotel De Coornblom, om daernaer te vertrekken naer Schipsdaele, waer een vaertuyg hun verwachte om naer huys te keeren. 25 September. - Om 12 ueren begon men den beyaert te spelen, de maere gekomen zijnde alsdat mijnheer van Gierdegom, adjoint der classe van d'architecture alhier, tot Amsterdam de eerste plaets bekomen hadde in 't concours over een project van plan, elevatie en doorsnijd voor eene gereformeerde kerke te doen bouwen. 27 September. - Om elf ueren en half was op de Halle alhier eene solemnele prijsdeelinge in eene plaetse daertoe bereyd op {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} eenen verheven theatre, waer verzaemelt waeren den burgmeester, de schepenen en de maetschappij van de lijnwaeten. De prijzen wierden gedeelt, onder het speelen van den beyaerd en veel musicaele instrumenten, met het lezen van eenen dicht. Eenen landsman had 3 medaillen, een ander, twee, en dan eenige elk een. Deze maetschappij verricht dit met veel eere en verdient grooten lof. 28 September. - Dezen dag was er eene vergaederinge op de Academie, om te beraemen over de feeste en aenstaende inhaelinge van mijnheer van Gierdegom. Op den 6 October, tegen den avond, heb ik van iemand gehoort dat hij daer terstond den postmeester uyt het Hotel des Pays Bas ontmoet had, die hem verzekerde dat er een nieuwen paus was, dat de maere daer seffens per brief in de posterye aengekomen was, met naem den cardinael Dellaginga, en dat hij aengenomen heeft den naem van Leo XII. Wij hebben daernaer de vaststellinge hieraf gehoort. 8 October. - Dezen dag was gesteld tot het inhaelen van mijnheer Joannes van Gierdegom. Ten dien eynde was den heer president, mijnheer Wynkelman, en de voordere heeren der directie vergaedert op de Academie, om tegen den tijd der bargie van Gend ter ontfanging te gaen. Daer was eene cavalcade, carossade en musique. Zij gingen langs de Vlaeminckstraete, Groote Markt, Steenstraet, Stevensplaetse (Oud Beenhuys), Mariastraete tot de bargie, alwaer den prymus gecomplimenteert wierd. En de cortege, op den weertocht, naer de Mariastraete tot recht over 't Seminarye, dan inslaende voorbij en achter het Seminarie al de Goesemousputstraete al de Groote Meersch tot aen de veste, dan omslaende tot in de Kleyne Meersch, voorts tot aen de woonste van den prymus. Deze woonste was voortijds het eester geweest van den proost van O.L. Vrouw, mijnheer vander Stricht. Het heeft ook eenige jaeren geweest de Academie van mijnheer Jan Legillon, waer hij ons, zijne discipelen, leerde de teeken- en schilderkonst. En naer de ordinaire honnetiteyten vertrokken weder naer de Academie, waer hij andermael gecomplimenteert wierd en een eermedaille aengedaen wierd. En naer het eyndigen van de ceremonie was een luysterlijken diner, waer present waeren zijne huysvrouwe en gezusters Alle de straeten waeren zeer wel verciert en particulierelijk de twee Meersschen. 26 October. - Heden is geïnstalleert in de apostolijke Zondagschool mijnheer Ignatius van Coillie, als directeur derzelve. Men heeft hem eenen dicht en vreugdgezang opgedraegen met dit gemakkelijk jaerschrift; ‘Mijnheer Ignatius van Coillie is Directeur’. Er was per ordonnantie van die het competeert in alle parochiekerken gecelebreert achter de hoogmisse den Te Deum Laudamus, om God te bedanken over de spoedige verheffinge tot het pausdom van Leo XII en om te verzoeken zijne goede regeeringe onder de goddelijke bestieringe. Den 4 November, naer middag ten 4 ueren, naer de weeninge en 't geluyd der klokken, begon men in St. Salvatorskerk de vigiliën der overledenen voor Pius VII, dewelke ten hoogsten solemneel waeren. Den deken, mijnheer Corselis, was den celebrant, en mijn- {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} heer Van Coillie met mijnheer Algoed, assistenten, en dan twee cantoors. Quart vóór vijf ueren begonnen den Venite Exultemus, dewelke zij zeer schoon executeerden. Omtrent half zeven begon men de Lauden met een zeer schoon Miserere. Om 7 ueren en half waeren de Lauden ten eynde. Alle de stoelen en knielbanken waeren alreeds in gereedheyd tegen den vijfden voor Zijne Excellentie mijnheer den gouverneur B. Holvoet, voor den burgmeester, mijnheer Ch. baron de Croesere, en de authoriteyten die daer genood waeren. Alle de klokken dezer stad hebben geweend en geluyd van elven tot twaelven; zelfs ten tijde der vigiliën luyden zij ook. 5 November. - Om elf ueren begon men de commendatiën en daernaer den hoogen dienst met al den luyster die men aen denzelven konde toebrengen, gelijk het wel betaemde, hetwelke deurde tot naer den één ueren, alle de klokken der stad luydende. Mijnheer den gouverneur, burgemeester en de autoriteyten waeren daer present. Bij duyzende menschen, gaenders en komers, ten tijde van den dienst. De Latijnsche spreuken, die rond den hoogen altaer waeren in de gestoelten en rond de catafalke, waren uit Ezechiël, Jeremie, Machabeën, Eclesiasticus, Paulus en Joannes, betrekking hebbende op den overleden paus. Voor voldoening van 't public heeft deze catafalke nog 2 daegen blijven staen. In 't eerste van decembre heeft mijnheer Jacques de Lespee, geboortig dezer stad, gegeven 5000 gulden aen het instituut van landbouw en volkplanting, waer den croonprince chef van is. Dit is in Holland dat deze plaets is. Den gemelden heer had alreeds 5000 gulden gegeven en daerom hadden zij in die nieuwe plaets eene straete genaemt: de straete van Jacques Lespee. En dit was oorzaek dat hij de bovengezeyde som gegeven heeft. Dien heer ligt nu in doodsnood onder de Heylige Gerechten. 19 December. - Mijnheer Jacques de Lespee is overleden dezen dag, 's morgens ten vijf ueren, in den ouderdom van 57 jaeren. 1824. 1 January. - 's Nachts tusschen één en tween, zwaere wynden met ongeluk op zee al onze kust. 11 January. - Dezen dag heeft jouffrouw Landrada Verhouve haeren honderdjaerigen jubilé gegeven, gansch in 't geestelijk, t' haeren huyze, zonder vieringe of parerementen. Haere familie heeft haer per koetsen gaen complimenteren, en zij is ook den armen indachtig geweest. Deze jouffrouw was geboren den 11 January 1724. Zij is nog zeer wel bij haer verstand. Op den 18 January stierf mijnheer Jacobus de Zuttere, pastor tot St. Pieters bij Brugge, eertijds pastor in 't Princelijk Begijnhof van Brugge. Zijne zuster woonde tot Gend. Zij quam seffens naer hier en begaf haer ten sterfhuyze. Hij hadde haer bij testamente al zijn goed gegeven. Maer ziet wat wonderlijke zaek: zij stierf daer ook. En terwijl men den lijkdienst verrichte van haeren broeder, stond het lichaem van deze gestorven zuster in baere in de pastorie. Dan zijn de voordere vrienden gekomen en hebben daer erfgenaemen geweest. Den heer pastor was 77 jaeren en is begraeven den 21en. {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} In january was alhier aengekomen een momie van Egypten, zoals hier te zien is. De momie is geplaetst geweest in de Salon tot Gend. Op den twaelfsten February, stierf alhier tot Brugge den zeereerweerden heer, mijnheer Franciscus Xaverius Lauwereyns de Diepenheede de Roosendaele, J.U.L., protonotaris apostolicus, priester en gewezen proost van het capittel van O.L. Vrouw binnen Brugge, laetsten proost. Den uytvaert was in Sinte Jacobskerke en de begraevinge tot Oostcamp den 19 February. Hij was 65 jaeren. Den 20en hebben d'heeren kerkmeesters van O.L. Vrouw eenen solemneelen dienst gedaen tot laevenisse van den gemelden proost, als laetsten die in deze kerke 't ambt van proost bedient heeft. R.I.P. 21 Februari. - Wezende Zaterdag, waeren de groenselverkoopsters van buyten voor d'eerste mael op de plaetse van 't oud Beenhuys gesteld, rondom rekewijs, twelk een goed samenstelsel maekte. Maert. - Tusschen Maendag en Dynsdag, wezende de Vastenavonddaegen, zijn vijf menschen verongelukt tot Blankenberge en in de zee verdronken door d'ongestuymigheyd op zee, de vischschuyte in stukken en de menschen dood. 12 April. - Heeft men alhier tot Brugge in den tusschentijd van 12 tot 3 ueren drye donderslaegen gehoort. Tot Eekloo was een ongeluk geschied: den donder viel in eene kinderschool, twee wierden dood geslaegen en nog ander gequestst en waeren lam. Deze laetste zijn nog toegekomen en genezen. De schoolvrouw ligt in doodsnood van verschriktheyd. Den 9 July was er een groot onweder gevallen tot Lophem op het groot kasteel, eertijds gebouwd door mijnheer Dony, pensionaris. Daer waeren drye schouwen afgesmeten. Tusschen 13 en 14 July, 's nachts, eenen zwaeren donder tot Brugge door eenen fellen slag nedergestort op de Groote Mart op een huys omtrent het Geernaertsstraetjen, aldan bewoond door Rotsaert, bottier. Ingekomen al 't gotegat onden den vloer der winkel, waer eenen grooten deksteen lag met eenen dikken ring in de vloer gemetst. Dezen wierd uytgesmeten, en alzoo is den bal in huys gekomen en dan naer boven gevlogen. De schouwe en den hoek van 't dak afgesmeten. Daer en tusschen de menschen ter straetewaert op gevlucht naer de Vlaemingstraete ten huyse van Joos, zoetekoekbakker, want de vluchtende vrouw was zijne dochter. Naer deze ravage viel den donder in den regenbak van den borstelmaeker bij d'Eyermart, en zoo was dezen vuerbal versmoort. 18 Augusti. - Dezen dag heeft Zijn Hoogweerdigheyd Eduard Fenwick, bisschop van Cincinnati, op het kasteel van Iseghem misse gelezen in de capelle en was geassisteert door mijnheer van Ooteghem, eenen priester die een pensionnaet houdt tot Ingelmunster, en mijnheer van Huerne hielp in de handwassching etc. Naer het celebreren der misse gaf hij de pontificale benedictie, naer welke hij in 't casteel van mijnheer van Huerne den ontbijt genomen heeft. Hij is dan een be- {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} zoek gaen afleggen bij de religieusen van de Mariaschool, alwaer men arme kinderen onderwijst. Hij heeft hun den zegen gegeven. Mijnheer J. van Huerne heeft hem weer naer zijn kasteel geleyd en hem een boeksken ter hand gestelt om zijnen naem daerop te schrijven, hetwelk hij gedaen heeft als volgt in 't Engels: ‘In testimony my heart fell gratitude to Mrs. Joseph van Huerne for his civility and benefience and of the lively satisfaction ful in recollecting the happy days and joye in compagny with his virtuos and gretted son Désiré van Huerne when at Bornhem-college there. Subscribe my name this 18 of Augusty 1824. - † Edward Fenwick, O.S.D., bischop of Cincinnati, Ohio, North America’. Waeronder hij in lak stelde zijn cachet. Den 19 Augusti was een man in 't godshuys van St. Joos die het honderdste jaer van zijn levensloop bereykt hadde en den 18en zijn eerste jaer van zijne 2e eeuwe begon. Zondag den 22 Augusti was er in O.L. Vrouwkerke eenen jubilée van 50 jaeren van mijnheer Vincke. Hij had 50 jaeren schotter geweest van d'handboge. Den stoet van de carossade was van 20 koetsen. De straeten ordentelijk vercierd, benevens geheel de Carmersstraete tot aen 't Hof. 's Noens was er een noenmael van 80 couverts. Naer middag eene schieting: eene goude medaille voor den oppervogel en zilverwerk voor de zijdsvogels, prijzen gegeven door den jubilant. Daegs daernaer weder schieting met zilver prijzen, gegeven door mijnheer François Imbert, schepen der stad en confrater der gilde. 24 Augusti. - Theophile Verbrugge bequam den eersten prijs van de declamatie in het collegie van Tielt over de 50 declamanten. Dit was primus pares. Ook bequam hij den tweeden prijs van de poësis, ook den prijs van doctrine chrétienne van 't Evangelie. 2 September. - Tot Brugge, in 't Engels Klooster, heeft dezen dag Zijn Hoogweerdigheyd den bisschop van Cincinnati, Edward Fenwick, pontificaellijk geofficieerd en eenigte gevormd. 3 September - Dezen dag, wezende Vrijdag, heeft den genaemden bisschop in St. Salvatorskerke de elfve misse bijgewoont in den choor. Hij heeft het H. Bloed van de zegeningplaets gehaelt en naer den choor gedraegen. Hij heeft ermede 3 mael de benedictie gegeven, volgens bisschoppelijke gewoonte, en heeft hetzelve naer de misse processielijk uyt den choor gedregen naer de gewoonlijke rustplaetse. Ik heb gezien dat hij zeer voldaen was, dat wij respectueuselijk de benedictie vroegen, en gaf die met een vriendelijk gelaet. Hij hadde den 2en een bezoek afgeleyd tot mijnheer J. Stochove in de Nieuwstraete. Den vijfden dede hij de hoogmisse in St. Gilliskerke alhier. En denzelven dag in St. Donaeskerk, eertijds Jesuitekerk, 's naermiddags pontificale vesperen en lof, met processie rond de binnekerke, processie van den Roosenkrans, als eersten Zondag der maend. Deze kerk was veel te kleyn om den grooten toeloop. Naer de processie is hij naer Oostende vertrokken om naer Engeland te vaeren. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} 1825. Met den 2en February, tegen avond begon het alhier straf te waeyen en geheel den nacht zeer fel aenleggende tot storm, hetwelke, met eenige hernemingen altijd vermeederende, gedeurd heeft tot den 5en, wezende Zaterdag, om elf ueren 's avonds. Den Zaterdag, van 9 ueren tot elf ueren waeren er schroomelijke pozen van stormwind. Quart om elf ueren of daeromtrent was zoo eenen vervaerlijken wind, dat men met recht was vreezende voor eene generaele verwoestinge der Nederlandsche zeekusten met de naburige steden, hetwelke ten deele zoo geschied is. Maer ziet; naer de gemelde uere, wanneer de verschriktheyd en de verlegentheyd ten hoogsten was, zoo is den wynd seffens te niet gegaen, wij hebben er seffens van verlost geweest, eveneens alsof eenen generael den storm gecommandeert hebbende en in 't volle van den zelven, wanneer de woede der soldaeten de stad beklemmen om ze te overrompelen, seffens stilstand gebied en dat in weynige oogenblikken alles in volkomen ruste komt. Zoo spoedig is het met dezen storm gegaen tot Brugge. Niemand van die leven kan zeggen, dat hij zulk in zijn leven gezien heeft. d'Hand Gods heeft ons bevrijd en van de bedreygende verwoestinge verlost. Lof en dankzeggingen zij aen den Alderhoogsten. In deze 4 genoemde daegen was den alarm op vele plaetsen in Belgica. Tot Oostende is de zee zoo hoog geresen tot aen het bovenste der duynen, twelk nog nooit geschied en is bij levens gedenken, en het water begon in de straet te komen al den kant van 't Bassin. Den schrik was overgroot in de stad met het springvloedstijd; alle levende menschen en hadden nooit in zoo een bedreygende nood geweest. De overstroominge onvermijdelijk en zoude zoo geweest hebben zonder de bovengemelde subite en onverwachte veranderinge. Een Fransche visscherschuyt is in die daegen met 6 mannen aen boord en 2 jongers in 't zicht van Oostende gekomen, maar zij en konden niet binnen geraeken. De twee jongers zijn door den fellen storm in zee gesmeten en verdronken. Alle de andere en verwachtende niet beter, doch zij hebben hunnen toevlucht tot God genomen, en ziet, zij zijn buyten alle verwachting verlost geweest uyt het gevaer des doods. Zoo haest zij aen land waeren - dit volgende doet zien dat zij hunnen toevlucht tot God genomen hadden - zij allegaeder trokken schoen en kousen uyt en blootshoofds gingen oodtmoedelijk naer de kerke tot Oostende God bedankende over zoo eenen mirakeleuse verlossinge. Tot Blankenberge hebben de duynen op differente plaetsen veel geleden. Een visscherssloep heeft over den duyn gesmeten geweest door den storm, het waeter staende aen den boord der duynen. Deze sloep is gezien geweest van vele inwoonders der stad Brugge en hebben eenpaerelijk gezeyd dat zij gesmeten lag omtrent het plein waer de gayperse staet. Al den kant van Sluys is ook overspoelinge geweest. 19 Maerte. - Dezen dag, op welk ik dit schrijve, is het een schoon stil weder. Het is nu omtrent 4 ueren naermddag. En ten 4 ueren is 't de nieuwe Maertsche maen die begint. Men weet dat deze doorgaens slecht en goed voortsbringt. Het overige is nu te verwachten, niet van het zeggen der menschen, maer van God. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage I Opgave van de aantekeningen uit de kroniek van J.K. Verbrugge die in de uitgave niet opgenomen werden. 1765 aug. 18: Schielijk overlijden van Frans I, Rooms Keizer, te Innsbruck. 1765 nov.: Uitvaart van keizer Frans I te Brussel en te Gent. 1766 febr.: Overlijden van koning Stanislaus van Polen, te Lüneburg. 1766 maart: De Prins van Oranje als stadhouder en kapitein-generaal te 's-Gravenhage aangesteld. 1767 mei 30: Zevenhonderdjarig jubelfeest van de H. Macharius te Gent. 1767 dec.: Prins Albert van Saxen-Teschen als veldmaarschalk van het keizerrijk verkozen. 1768 mei: Overlijden te Wenen van keizerin Maria Felicita. 1769 mei: Overlijden van paus Clemens XIII. 1769 mei 19: Franciscus Laurentius Ganganelli tot paus verkozen. 1770 mei 27: M.A. van der Noot, bisschop van Gent, overleden. 1770 juli 17: Vierhonderdjarig jubileum van het H. Sacrament van Mirakel te Brussel. 1770 juli 28: Overlijden van C.J. Drackenberg te Kopenhagen' in de ouderdom van 146 jaar. 1770 dec.: Overlijden te Brussel van de Graaf van Cobenzl. 1771 juli: Afbraak van ‘La Samaritaine’ te Parijs en vondst van een groot aantal oude munten. 1771 dec. 14: G. van Eersel tot bisschop van Gent benoemd. 1772 mei 11: Brand van de schouwburg te Amsterdam. 1772 aug. 9-10: Wijding en intrede van Mgr. van Eersel als bisschop te Gent. 1772 sept. 26: Te Mannheim wordt standbeeld van prins Karel van Lotharingen gegoten. 1773 jan.: Verdeling van Polen onder Oostenrijk, Rusland en Pruisen. 1773 jan.: Overlijden van Don Emmanuel Pinto de Fonseca, grootmeester van de Orde van Malta, en verkiezing van Don Fr. Ximenez de Taxada tot opvolger. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} 1773 juli: Suppressie van de Jezuieten. 1774 mei 10: Koning Lodewijk XV van Frankrijk overleden. 1774 sept.: Overlijden van paus Clemens XIV. 1775 febr. 15: Johannes Angelus Braschi tot paus verkozen onder de naam van Pius VI. 1775 juni 11: Lodewijk XVI te Reims tot koning van Frankrijk gezalfd. 1775 juli 26: Duizendjarig jubileum van de H. Rumoldus te Mechelen. 1775 aug. 26: Oprichting te Gent van een standbeeld van Keizer Karel V. 1776 jan. 8: Verordening van keizerin Maria Theresia betreffende de goederen van de afgeschafte Jezuieten. 1776 jan. 11: Het Parlementsgebouw te Parijs afgebrand. 1776 febr. 27: Afschaffing van de Jezuiten in Pruisen. 1776 maart 4: De handelsvrijheid in Amerika gestemd. 1776 juli 25: Op de toren van San Marco te Venetië wordt een bliksemafleider geplaatst. 1776 nov. 25: De nieuwe handelskom te Oostende beëindigd. 1777 april 19: Keizer Jozef II te Versailles aangekomen. 1778 maart 17: De tweegevechten in Polen verboden. 1778 mei 11: Overlijden nabij Londen van William Pitt. 1778 mei 24: Mgr. G.G. van Eersel, bisschop van Gent, overleden. 1778 mei 31: Voltaire overleden. 1778 juni 7: Aartsbisschop van Franckenberg tot kardinaal verheven. 1778 juni 17: Begin van de oorlog tussen Engeland en Frankrijk. 1778 juli 12: Jean-Jacques Rousseau te Ermenonville overleden. 1778 okt. 4: Livina Legon, weduwe van Jacobus Fermont, als honderdjarige te Gent gehuldigd. 1778 dec. 20: De aartsbisschop van Mechelen ontvangt de kardinaalshoed. 1779 jan. 18: Overwinning van de Oostenrijkers te Oberschwedeldorf. 1779 jan. 20: Johannes Romberg in de ouderdom van 105 jaar te Brussel overleden. 1779 okt. 22: Prins van Lobkowitz doet zijn plechtige intrede als bisschop van Gent. 1779 nov. 5: Het bedelen te Antwerpen verboden. 1780 jan. 7: School voor dienstboden door Maria Theresia te Wenen opgericht. 1780 febr. 22: Pius VI stelt Albert Leopold, graaf van Lichtervelde, als bisschop van Namen voor. 1780 juli 4: Overlijden te Tervuren van prins Karel van Lotharingen. 1780 aug. 16: Aartshertog Maximiliaan verkozen tot bisschop-coadjutor van Munster. 1780 okt. 7: Grote brand te Konstantinopel. 1780 nov. 29: Overlijden van keizerin Maria Theresia te Wenen. 1781 april 22: Paus Pius VI te Rome teruggekeerd na bezoek aan Wenen. 1781 juni 8: Brand van de Franse Opera te Parijs. 1781 juli 17: Huldiging van Keizer Jozef II als hertog van Brabant te Brussel. 1781 juli 30: Intrede te Gent van de aartshertogen Maria Christina van Oostenrijk en Albert Casimir van Saxen-Teschen. {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} 1781 juli 31: Huldiging van keizer Jozef II als graaf van Vlaanderen te Gent. 1781 aug. 14: Keizer Jozef II te Wenen terug, na reis in de Nederlanden en in Frankrijk. 1781 okt. 20: Geboorte te Parijs van de latere Lodewijk XVII. 1782 febr. 27: Paus Pius VI naar Wenen afgereisd. 1782 maart 22: Paus Pius VI te Rome teruggekeerd. 1782 juni 30: Geweldige brand te Konstantinopel. 1782 juli 9: De graaf en de gravin van het Noorden te Gent aangekomen. 1782 aug. 18: Inhuldiging van het standbeeld van tsaar Peter de Grote te Sint-Petersburg. 1783 maart 17: Bevel tot afschaffing van de kloosters in de Nederlanden te Brussel afgekondigd. 1783 april 28: Afschaffing van het Kartuizersklooster te Gent. 1783 april 29: Afschaffing van de kloosters van de Theresianen en van de kannunikessen van Galilea te Gent. 1783 april 30: Afschaffing van de kloosters van Sint Barbara en van Sint Agnes te Gent. 1783 aug. 23: Afschaffing van het klooster van de Arme Clarissen te Gent. 1783 dec. 29: Willem Wynne Ryland, bekend graveur, wegens valsmunterij te Tyburn (Eng.) opgehangen. 1784 jan. 30: Mgr. J.T. Wellens, bsschop van Antwerpen, overleden. 1784 febr. 24: Watersnood te Leuven. 1784 maart 24: Lodewijk XVI beveelt 7.000.000 livres aan de armen uit te delen. 1784: Zogoed als alle kloosters afgeschaft. 1784 juli 11: Keizerlijke ordonnantie te Brussel uitgegeven, houdende verbod van te begraven in de kerken. 1785 juli 17: Tweehonderdjarig jubelfeest van de overbrenging van het H. Sacrament van Mirakel naar de collegiaalkerk van S. Michiel en S. Gudula, te Brussel. 1785 aug. 25: Jubelfeest van de bevrijding van de stad Gent van de pest in 1635 door de voorspraak van de H. Macharius. 1785 sept. 29: Aankomst van 313 christene slaven te Parijs uit Algerië en Tripolis. 1786 mei 31: Uitspraak van het Parlement te Parijs in verband met de diefstal van een kostelijk halssnoer. 1786 juni 12: Vonnis te Parijs uitgevoerd tegen de gravin de Valois de la Motte. 1786 dec. 18: In het Consistorie te Rome herstelt de Paus de kardinaal de Rohan in zijn waardigheid. 1787 jan. 1: Keizer Jozef II decreteert nieuwe bestuurlijke inrichting van de Nederlanden. 1787 febr. 16: Uitwijzing van de pauselijke nuntius uit Brussel. 1787 febr. 19: De aartsbisschop van Mechelen naar Wenen geroepen. 1787 maart 3: De aartsbisschop van Mechelen te Wenen aangekomen. 1787 maart 12: Keizerlijk decreet, houdende oprichting van kreitsintendenten, bekend gemaakt. {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} 1787 mei 28: Oproer te Amsterdam. 1787 mei 30: Algemene regeringsvergadering te Brussel. 1787 mei 31: Vreugde hieromtrent te Brussel. 1787 juni 10: Vreugde hieromtrent te Gent. 1787 juli 22: De aartsbisschop uit Wenen te Mechelen terug. 1787 sept. 13: Pruisische troepen in de Nederlanden aangekomen, ter ondersteuning van de prins van Oranje. 1787 sept. 17: De Vaderlandse burgerkorpsen verlaten de stad Utrecht. 1787 sept. 18: Bekrachtiging door de Keizer van de Intendentiën te Gent bekendgemaakt. 1787 sept. 22: De vrijwillige burgerkorpsen te Brussel en te Gent afgeschaft. 1787 okt. 25: Graaf de Trautmansdorff als gevolmachtigd minister te Brussel aangekomen. 1787 nov.: Hollandse vluchtelingen in Frankrijk goed onthaald. 1787 nov.: Pruisische troepen in Holland aangekomen. 1788 febr. 9: Keizer Jozef II verklaart de oorlog aan Turkije. 1788 febr. 20: De Groot-Vizier trekt te velde. 1788 febr. 29: De Keizer uit Wenen vertrokken. 1788 mei 23: De Groot-Vizier met 80.000 man te Sophia. 1788 juli 12: De Turkse vloot door de Russen verslagen. 1788 aug. 12: Gezanten van Indië bij de koning van Frankrijk. 1788 dec. 28: Vele slachtoffers van de strenge winter te Leuven. 1789 jan. 2: Strenge winter te Parijs en in de Nederlanden. 1789 jan. 28: Eerste zitting van de Conventie te Parijs. 1789 juni 18: Keizer Jozef II schaft de voorrechten van Brabant af. 1789 juni 23: Te Parijs vreest men troebelen. 1789 juli 12 - aug. 28: Revolutie te Parijs. 1789 okt. 25: Het fort van Lillo door de Nederlandse Patriotten ingenomen. 1789 okt. 26: Overwinning van generaal vander Mersch te Turnhout. 1789 nov. 2: De kerkelijke goederen in Frankrijk genationaliseerd. 1789 nov. 6: Brabantse Patriotten vallen het Land van Waas binnen. 1789 nov. 13-16: Troebelen te Gent. 1789 nov. 18: Vlaanderen wordt door de Oostenrijkers ontruimd. 1789 nov. 21: Bergen in Henegouwen door de Oostenrijkers ontruimd. 1789 nov. 24: Diest door generaal vander Mersch ingenomen. 1789 dec. 13: De Oostenrijkers verdreven uit Brussel, Mechelen, Leuven en Namen. 1789 dec. 19: De Staten van Brabant in vergadering bijeen. 1789 dec. 20: Roermond en geheel Gelderland van de Oostenrijkers bevrijd. 1789 dec. 21: Invoering van de assignaten in Frankrijk. 1790 jan. 4: Jozef II door de Staten van Vlaanderen vervallen verklaard. 1790 jan. 24: Invoering van departementen en districten in Frankrijk. 1790 febr. 11: De Citadel van Antwerpen kapituleert. 1790 febr. 20: Overlijden van Jozef II te Wenen. 1790 maart 1: Heropening van de Universiteit te Leuven. 1790 maart 29: Het Kasteel van Antwerpen kapituleert. 1790 mei 29: Jonathan Hartop, in Engeland, 137 jaar oud. {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} 1790 juni 28: Eed van trouw door de onderdanen aan de Staten van Vlaanderen te Gent afgelegd. 1790 juli 14: Nationaal Verbond te Parijs. 1790 aug. 15: Heiligverklaring van de H. Coleta. 1790 sept. 30: Leopold II, koning van Hongarije en Bohemen, tot Rooms Keizer verkozen. 1790 sept. 30: Parlementen in Frankrijk afgeschaft. 1790 okt. 9: Keizer Leopold II te Frankfort gekroond. 1790 okt. 14: Keizer Leopold II herstelt de vroegere privileges in de Nederlanden. 1790 okt. 16: Vier Kamelietessen uit Antwerpen naar Noord-Amerika vertrokken. 1790 nov. 25: Namen onderwerpt zich aan keizer Leopold II. 1790 dec. 2: Bergen en Brussel door de Oostenrijkers ingenomen. 1790 dec. 7: Gent en geheel Vlaanderen door de keizerlijke troepen bezet. 1790 dec. 10: Overeenkomst tussen Londen, Berlijn en de Hollandse Republiek betreffende de Zuidelijke Nederlanden. 1791 febr. 11: Decreet van de Nationale Vergadering betreffende de assignaten. 1791 febr. 28: Dag van de ‘Poignarden’ in de Tuilleries te Parijs. 1791 maart 11: Valse assignaten nabij Parijs vervaardigd. 1791 april 7: Cagliostro te Rome veroordeeld. 1791 april 16: De tante's van de koning van Frankrijk te Rome aangekomen. 1791 mei 22: De koning van Frankrijk met zijn gezin te Varennes aangekomen. 1791 mei 25: De broeder van de koning van Frankrijk te Brussel aangekomen. 1791 mei 26: De graaf van Artois te Brussel aangekomen. 1791 juni 21: De koning en de koningin van Frankrijk te Varennes aangehouden. 1791 juli 6: Leopold II als graaf van Vlaanderen te Gent gehuldigd. 1791 sept. 9: Assignaten te Parijs verbrand. 1791 sept. 13: De koning van Frankrijk aanvaardt de nieuwe Constitutie. 1791 sept. 26: Lodewijk XVI schenkt grote gift aan de armen. 1791 okt. 1: Aartshertog Karel Lodewijk te Brussel aangekomen. 1791 okt. 8: Lafayette afgezet. 1791 okt. 10: Emigratie van de edelen uit Frankrijk. 1791 nov. 9: Straffen tegen de émigrés in Frankrijk. 1792 jan. 9: De eed van de priesters aan de Franse Constitutie opgelegd. 1792 jan. 30: Mainz door Custine ingenomen. 1792 febr. 1: Frankfort door de Fransen bezet. 1792 maart 1: Keizer Leopold II te Wenen overleden. 1792 maart 8: Inbeslagneming van de goederen van de émigrés. 1792 maart 16: De koning van Zweden te Stockholm vermoord. 1792 maart 17: De moordenaar van de koning van Zweden gevonnist. 1792 april 4: Oorlogsverklaring van Frankrijk aan Oostenrijk. 1792 juni 6: Een leger van 20.000 man nabij Parijs. Keizer Frans II van Hongarije gekroond. 1792 juni 13: Dumouriez tot minister van oorlog benoemd. 1792 juni 17: Menen en Ieper door de Fransen bezet. {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} 1792 juni 18: Kortrijk door de Fransen ingenomen. Bomen van Vrijheid te Parijs geplant. 1792 juni 20: Oproer te Parijs. 1792 juni 29: De Fransen uit Kortrijk verdreven. 1792 juni 30: Menen en Ieper bevrijd; Rijsel door de Oostenrijkers bezet. 1792 juli 7: Franse troepen reeds 450.000 man sterk. 1792 juli 7: Lodewijk XVI in de Franse Nationale vergadering. 1792 juli 14: Frans II te Frankfort tot Rooms Keizer gekroond. 1792 juli 31: Frans II als graaf van Vlaanderen te Gent gehuldigd. 1792 aug. 9: Oproer te Parijs. 1792 aug. 10: Belegering van de Tuilleries. 1792 aug. 10: De koninklijke familie in de Landsvergadering te Parijs. 1792 aug. 10: Moordpartij op de Zwitsers te Parijs. 1792 aug. 11: De koning van Frankrijk vervallen verklaard. 1792 aug. 12: De standbeelden van de koningen van Frankrijk vernield. 1792 aug. 13: De koning en zijn gezin blijven in de Nationale Vergadering te Parijs. 1792 aug. 14: De religieuze klederdrachten verboden. 1792 aug. 15: De vernielde standbeelden in Frankrijk tot kanonnen verwerkt. 1792 aug. 19: Lafayette vlucht uit Frankrijk. 1792 aug. 22: Stad en fort van Longwy aan de Pruisen overgegaan. 1792 sept. 3: De gevangenen te Parijs vermoord. 1792 sept. 21: Frankrijk wordt een republiek. 1792 sept. 31: De goederen van de emigranten worden publiek verkocht. 1792 okt. 4: Rijsel door de Oostenrijkers beschoten. 1792 okt. 8: De Oostenrijkers staken het beleg van Rijsel. 1792 nov. 6: De Franse troepen tot bij Bergen in Henegouwen genaderd. 1792 nov. 7: Bergen door de Fransen bezet. 1792 nov. 9: De Grote Raad van Mechelen met zijn archief naar Roermond getrokken. 1792 nov. 10: De gouverneurs-generaal en hun voornaamste medewerkers verlaten Brussel. 1792 nov. 12: Gent door de Fransen ingenomen. 1792 nov. 13: Brussel, Antwerpen, Leuven, Namen en Mechelen aan de Fransen. 1792 nov. 18: Verkiezing van Representanten van het Volk te Gent. 1792 nov. 26: De eed van de priesters in Frankrijk verplicht. 1792 nov. 28: Het kasteel van Antwerpen door de Fransen beschoten. 1792 nov.: De Fransen nemen bezit van geheel Vlaanderen, Brabant en Henegouwen en planten overal de Vrijheidsboom. 1792 dec. 26: Lodewijk XVI voor de Conventie geroepen. 1793 jan. 3: Alle kloosters te Gent gesloten. 1793 jan. 4: Het voorrecht van de eerstgeborenen in Frankrijk afgeschaft. 1793 jan. 14: Vaandel gewijd van Nederlandse Patriotten, standbeelden vernield en onthulling van een borstbeeld van generaal vander Mersch te Brussel. 1793 jan. 17: Lodewijk XVI ter dood veroordeeld. 1793 jan. 20: Lodewijk XVI onthoofd. 1793 febr. 1: Frankrijk verklaart de oorlog aan Engeland en aan Holland. 1793 febr. 24: Breda door de Fransen ingenomen. {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} 1793 maart 18: De Fransen verliezen een veldslag tegen de Verbondenen. 1793 maart 23: Generaal Dumouriez te Brussel. 1793 maart 23: Het Franse leger trekt door Brussel op weg naar Bergen. 1793 maart 25: Aartshertog Karel met legerkorps te Brussel aangekomen. 1793 maart 26: De Fransen verlaten Bergen in Henegouwen. 1793 maart 26: Antwerpen terug aan de Oostenrijkers. 1793 maart 29: De Fransen verlaten Gent en trekken naar Rijsel. 1793 maart 29: De Oostenrijkse troepen te Gent. 1793 maart 31: De Belgische provinciën volledig door de Fransen ontruimd. 1793 april 1: Verraad van generaal Dumouriez. 1793 april 5: Ridder Verschaffelt, beeldhouwer van Gent, te Mannheim overleden. 1793 april 6: Emigratie van generaal Dumouriez. 1793 april 25: Marat doet plechtige intrede in de Nationale Conventie. 1793 april 28: Intrede van aartshertog Karel van Lotharingen als gouverneur-generaal te Brussel. 1793 april 29: Generaal Dumouriez en anderen verlaten het Franse leger. 1793 april 30: De Fransen doen een aanval op Veurne. 1793 mei: Generaal Santerre trekt te velde tegen de misnoegden van La Vendée. 1793 mei 13: Plechtige intrede te Gent van aartshertog Karel van Lotharingen. 1793 mei 14: Custine aangesteld als bevelhebber van het noorderleger. 1793 juni 1: De assignaten in Frankrijk in voege. 1793 juni 8: Feest van de Allerhoogste te Parijs. 1793 juni 10: Prinses Filipine, zuster van Lodewijk XVI, onthoofd. 1793 juni 17: Doodstraf van de moordenaars van Robespierre. 1793 juli 12: Jean Paul Marat door Charlotte Corday vermoord. 1793 aug. 5: Alle afstammelingen van de Bourbon's uit Frankrijk gewezen. 1793 aug. 13: Jan Baptist Hellebaut, van Gent, primus te Leuven. 1793 aug. 25: J.B. Hellebaut te Gent gehuldigd. 1793 sept. 30: Maximumprijzen van de goederen in Frankrijk vastgesteld. 1793 okt. 4: Invoering van de Republikeinse kalender in Frankrijk. 1793 okt. 15: Koningin Marie Antoinette van Frankrijk ter dood gebracht. 1793 nov. 4: Straatnamen te Parijs veranderd. 1793 nov. 5: De hertog van Orléans ter dood gebracht. 1794 maart 19: Afschaffing van het revolutionnair bestuur. 1794 april 5: Danton, Chabot en gezellen gehalsrecht. 1794 april 19: Loterij te Parijs voor de verkoping van de huizen van de émigrés. 1794 april 26: De Fransen te Kortrijk gekomen. 1794 mei 23: Samenzwering tegen Robespierre ontdekt. 1794 mei 27: Jourdan gehalsrecht. 1794 mei 28: Proces tegen Jozef Calon, moordenaar, te Arras. 1794 juli 3: Gent door de Verbondenen ontruimd. 1794 juli 4: Gent door de Fransen bezet. 1794 juli 6: Overwinning van de Fransen te Jemappes. 1794 juli 9: De Fransen bezetten Brussel. 1794 juli 28: Robespierre en aanhangers gehalsrecht. 1794 aug. 3: De Fransen bezetten het eiland Cadzand. {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} 1794 aug. 15: De eerste ambassadeurs van Amerika in de Franse Conventie. 1794 aug. 23: Sluis door de Fransen bezet. 1794 sept. 20: Schilderijen uit Holland te Parijs aangekomen. 1794 sept. 21: Feest van de Vrijheid te Gent gevierd. 1794 sept.: De Fransen schieten Düsseldorf in brand. 1795 jan. 1: Maximumprijzen voor de Nederlanden afgekondigd. 1795 jan. 16: De prins van Oranje over Scheveningen naar Engeland getrokken. 1795 jan. 17: De prinses van Oranje eveneens naar Engeland getrokken. 1795 jan. 18: De Fransen te Amsterdam. 1795 jan. 20: De doodstraf wordt afgeschaft. 1795 jan. 21: Strenge winter in Duitsland. 1795 febr. 1: De Fransen meester over Holland. 1795 febr. 3: Het Stadhouderschap in Holland afgeschaft. 1795 febr. 4: Zeeland aan de Fransen overgegaan. 1795 febr. 12: De Staten van Holland gebrandschat. 1795 maart 4: De Vrijheidsboom te Amsterdam geplant. 1795 maart 10: Sommige kerken te Parijs heropend. 1795 maart 30: Commissie te Parijs aangesteld voor ontwerp van constitutie. - Deportatie van de leden van de regering Robespierre. 1795 maart: Einde van de winter met watersnood in Rijnland. 1795 maart: Beschrijving van een eigenaardige kerk nabij Regensburg. 1795 april 5: Vrede gesloten tussen de koning van Pruisen en de Fransen. 1795 april 10: Te Mechelen wordt het goed van de émigrés verkocht. 1795 juni 10: Overlijden te Parijs van de enige zoon van Lodewijk XVI. 1795 juni 17: De twee colleges te Gent gesloten. 1795 juni 26: Overlijden te Munchen van de bisschop van Gent, prins van Lobkowitz. 1795 juli 22: Het patentrecht in de Franse Republiek ingevoerd. 1795 aug. 4: Gevluchte edelen in Vlaanderen en in Brabant teruggekeerd. 1795 aug. 4: De kardinaal van Mechelen aldaar teruggekeerd. 1795 sept. 30: De Zuidelijke Nederlanden en Luik bij Frankrijk aangehecht. 1795 nov. 3: Het Directoire aangesteld. 1795 dec. 9: De verplichte geldlening ingevoerd. 1795 dec. 18: De dochter van Lodewijk XVI uit Parijs naar Zwitserland vertrokken. 1796 jan. 2: Uitwisseling van de dochter van Lodewijk XVI tegen vier Franse afgevaardigden in Zwitserland. 1796 jan. 9: Aankomst te Wenen van de dochter van Lodewijk XVI. 1796 jan. 24: Verplichte lening van 600 millioen livres. 1796 febr. 4: De administratie van het Schelde-departement ontvangt bericht van het Directorium betreffende deze geldlening. 1796 febr. 19: Publieke verbranding van de stempels enz., waarmede de assignaten werden vervaardigd. 1796 maart 1: Eerste zitting van de Bataafse Representanten te Den Haag. 1796 maart 17: Indeling van de stad Gent in zes districten. 1796 april 7: Het luiden van de klokken voor de goddelijke diensten verboden. {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} 1796 mei 4: Verbod voor de kloosters de inkomsten van hun goederen zelf te ontvangen. 1796 mei 4: Kloosters te Gent gesloten. 1796 mei 7: Deportatie van onbeëedigde priesters. 1796 juli 7: Wapenstilstand met paus Pius VI te Parijs afgekondigd. 1796 juli 13: Frankfort door de Fransen beschoten. 1796 juli 15: Frankfort door de Fransen bezet. 1796 aug. 5: Ulm door de Fransen ingenomen. 1796 aug. 12: Patenten voor handel en wetenschap opgelegd. 1796 aug. 16: Confiscatie van het kerkgoed in België. 1796 aug. 27: De guillotine voor het eerst te Gent aangewend. 1796 sept. 7: De Oostenrijkers bezetten Frankfort. 1796 sept. 13: Decreet betreffende de suppressie van alle kloosters in de negen departementen van de Nederlanden. 1796 sept. 22: Augsburg door de keizerlijken heroverd. 1796 okt. 9: Overlijden te Namen van bisschop A. de Lichtervelde. 1796 okt. 27: Alle invoer en verkoop van Engelse goederen verboden. 1796 okt. 31: Aartshertog Karel doet zijn intrede te Freiburg na overwinning op de Fransen. 1796 nov. 22: De Staten van Hongarije bieden de Keizer een vrijwillige oorlogscontributie aan. 1796 nov. 24: Afkondiging te Gent van de directe belastingen. 1796 dec. 19: De graaf van Malmesbury uit Parijs gewezen. 1796 dec. 29: Afkondiging te Gent van het decreet betreffende de patenten. 1797 jan. 2: Oproer te Aalst. 1797 febr. 1: Oorlog van de Fransen tegen paus Pius VI. 1797 febr. 2: De stad Mantua door de Fransen ingenomen. 1797 febr. 3: De pauselijke steden Cesena, Rimini, Pasars en Sinigaglia door de Fransen ingenomen. 1797 febr. 4: De stad Padua door de Fransen bezet. 1797 febr. 10: Loreto, Romanien, Urbino en Ancona door de Fransen veroverd. 1797 febr. 13: Bonaparte te Loreto. 1797 febr. 19: Vredesverdrag tussen de Paus en de Franse Republiek. 1797 febr. 28: 60 vaandels te Mantua buitgemaakt en aan het Directorium aangeboden. 1797 maart 16: Bonaparte verovert Triëst. 1797 april 16: Paulus I te Moskou als keizer van Rusland verkozen. 1797 april 17: De Fransen trekken over de Rijn. 1797 april 22: Vredesonderhandelingen tussen de Keizer en de Franse Republiek ondertekend. 1797 mei 3: Bonaparte verklaart de oorlog aan Venetië. 1797 mei 7: De gewezen Belgische kloosterlingen krijgen een pensioen. 1797 mei: De klokken uit de torens van vele kloosters gehaald. 1797 mei 20: Pichegru tot president van de Raad van 500 en Barbé-Marlois tot president van de Raad der Ouderlingen verkozen. 1797 mei 24: De inwoners van Padua kopen de relieken van de H. Antonius van de Fransen af. 1797 april - mei: Reisverhaal betreffende Boutwys, Wysbourgh, Praag en Mensheim in Bohemen. 1797 mei 31: Leiden als de enige universiteit in de Bataafse Republiek erkend. {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} 1797 juni 4: Al de kerken in de Nederlanden heropend. 1797 juni 4: De Vrijheidsboom te Venetië geplant en de waardigheidstekens van de Doge publiek verbrand. 1797 juni 15: Bankroet van de Bank van Venetië. 1797 juli 14: De ambassadeur van Turkije te Parijs aangekomen. 1797 juli 19: De kerk van S. Jacob op de Coudenberg te Brussel terug aan de katholieke eredienst. 1797 aug. 11: Het eiland Santa Lucia in de macht van de Engelsen. 1797 okt. 1: Eed van de priesters in de Franse Republiek geëist. 1797 okt.: Kerk en klooster van de gewezen Recoletten te Gent afgebroken. 1797 okt. 17: Vrede tussen de Franse Republiek en de Keizer te Campoformio getekend. 1797 okt. 23: De aartsbisschop van Mechelen over de Rijn gedeporteerd. 1797 nov. 11: De gedeporteerden ingevolge de wet van 19 Fructidor te Cayenne aangekomen. 1797 nov. 11: Proclamatie van Bonaparte aan het volk van Italië. 1797 nov. 14: Een gevolgmachtigde van de Franse Republiek naar het Congres van Rastatt gezonden. 1797 nov. 25: De Raad van 500 decreteert de afschaffing van al de kapittels, de kerkelijke beneficiën en de burgerlijke corporaties. 1797 dec. 8: Eerste zitting van de Duitse deputatie te Rastatt. 1797 dec. 21: Kunstvoorwerpen uit Rome naar Parijs gezonden. 1797 dec. 31: Lening van 80 millioen livres voor de landing in Engeland. 1798 jan. 4: De opgesloten priesters uit Gent naar Rochefort gestuurd. 1798 jan. 5: Parochiekerken en pastorijen te Gent voor één jaar openbaar verpacht. 1798 jan. 10: De Franse Republikeinen te Rome aangekomen. 1798 jan. 22: De Vrijheidsboom te Bazel in Zwitserland geplant. 1798 febr. 10: Franse troepen te Rome en Vrijheidsboom aldaar geplant. 1798 febr. 20: Paus Pius VI uit Rome te Siëna aangekomen. 1798 febr. 22: Aanhouding van de Paus te Rome. 1798 febr. 27: Het Congres te Rastatt kent aan Frankrijk het grondgebied aan de linkeroever van de Rijn toe. 1798 maart 13: Verscheidene Zwitserse kantons verenigd in de Cisalpijnse Republiek. 1798 maart 23: Twee olifanten van de Stadhouder van Holland te Parijs aangekomen. 1798 april 6: Nieuwe lengtematen in de Franse Republiek verplichtend. 1798 april 22: Nieuw muntatelier voor de Franse Republiek. 1788 mei 19: Frans eskader onder generaal Bonaparte uit Toulon naar Egypte vertrokken. 1798 juni 13: Malta door de Fransen veroverd. 1798 juli 1: De vloot van Toulon te Alexandrië aangekomen. 1798 juli 2: Alexandrië door de Fransen ingenomen. 1798 juli 3: Het kasteel van Turijn door de Fransen bezet. 1798 juli 5: De Franse ambassadeur in audiëntie te Berlijn. 1798 juli 22: Het Franse leger te Caïro. 1798 aug. 1: De Engelsen vallen de Fransen aan te Alexandrië. 1798 aug. 9: De Franse generaal Saint-Cyr verlaat Constantinopel. 1798 aug. 22: Franse troepen doen een landing in Ierland. 1798 aug. 27: Franse troepen leveren slag in Ierland. 1798 aug. 29: Russische vloot in de zeeëngte van de Dardanellen. {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} 1798 sept. 5: De conscriptie in de Raad der Ouderlingen goedgekeurd. 1798 sept. 8: Overgave van de Fransen in Ierland. 1798 sept. 12: De ‘Poorte’ verklaart de oorlog aan Frankrijk. 1798 sept. 25: De keizer van Turkije verklaart de oorlog aan Frankrijk. 1798 sept. 26: Frans decreet tot lichting van 200.000 man. 1798 sept. 28: Franse gedeporteerden uit Cayenne naar Engeland gevlucht. 1798 okt. 3: De wet op de conscriptie te Gent afgekondigd. 1798 okt. 12: Sydney Smith, bevelhebber van de Turkse vloot. 1798 okt. 21: Opstand te Caïro tegen de Fransen. 1798 nov. 1: Belasting op deuren en vensters te Parijs goedgekeurd. 1798 nov. 27: De gemeenten verantwoordelijk gesteld voor de misdrijven op hun grondgebied. 1798 nov. 30: Brussel in staat van beleg. 1798 dec. 10: De eerste opgeroepenen van het kanton Gent opgetrokken. 1798 dec. 23: Schildwachten te Coblenz van de koude gestorven. 1798 dec. 25: Strenge koude geheel Europa door. 1799 jan. 7: De Fransen bezetten Livorno en Napels. 1799 febr. 4: Sydney Smith vertrekt van Constantinopel naar Egypte. 1799 febr. 15: Verjaardag van de Roomse Republiek te Rome gevierd. 1799 febr. 17: Overstroming te Gent. 1799 febr. 18: Overstroming op vele plaatsen in België. 1799 febr. 21: Zwaar onweder te Gent. 1799 maart 3: Sydney Smith vóór Alexandrië. 1799 maart 4: Standbeelden op de Onthoofdbrugge te Gent weggenomen. 1799 maart 7: Bonaparte met zijn leger vóór Saint-Jean-d'Acre. 1799 maart 8: Belegering van deze stad begonnen. 1799 maart 8: Overstroming te Gent. 1799 maart 29: De keizer van Rusland benoemt bevelhebber voor het leger in Italië. 1799 april 5: Overwinning van de Oostenrijkers op de Fransen. 1799 april 15: Zwaar onweder over Kortrijk. 1799 april 16: De Russische bevelhebber in Italië te Verona aangekomen. 1799 april 23: Syrië door Bonaparte overwonnen. 1799 april 25: De Fransen verplicht Milaan te ontruimen. 1799 april 27: De Keizerlijke troepen bezetten Milaan en Bergamo. 1799 april 28: De Fransen verlaten Rastatt. 1799 mei 4: Overwinning van de Engelsen op het leger van Tipo-Saïb. 1799 mei 16: De Belgische opgeslotenen in Le Temple te Parijs vrijgelaten. 1799 juni 8: Huwelijk van de dochter van Lodewijk XVI met de hertog van Angoulème. 1799 juni 16: De Austro-Russen veroveren Napels. 1799 juli 7: Paus Pius VI naar Grenoble overgebracht. 1799 juli 14: De paus te Valence aangekomen. 1799 juli 16: Nieuwe eed voor de gedeputeerden van de Franse Republiek. 1799 juli 17: Napels geeft zich aan de koninklijke troepen over. 1799 juli 18: Het leger van Napels te Rome aangekomen. 1799 juli 18: Het kasteel van Turijn gaat voor de Fransen verloren. 1799 juli 21: Het kasteel van Alessandria in Piëmont aan de Austro-Russen. 1799 aug. 6: Gedwongen lening van 100 millioen livres gedecreteerd. 1799 aug. 19: Overlijden te Valence van paus Pius VI. {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} 1799 aug. 23: Bonaparte verlaat het leger van Egypte. 1799 aug. 30: De Hollandse vloot te Texel geeft zich aan de Engelsen over. 1799 aug. 31: De Engelsen verklaren de prins van Oranje wettelijk souverein van Holland. 1799 sept. 13: Overwinning van de Engelse troepen. 1799 sept. 30: Rome bezet door de Napelse generaal Boucard. 1799 okt. 30: Overlevenden van Cayenne te Hamburg aangekomen. 1799 nov. 9: Het Russische leger naar Rusland terug. 1799 nov. 9: Het Directoire afgeschaft. Bonaparte eerste consul. Bonaparte opperbevelhebber van het leger. 1799 nov. 13: Algemene reorganisatie van de ministeries. 1799 nov. 14: Ancona door de Geallieerden veroverd. 1799 nov. 22: Einde van de vijandelijkheden in La Vendée. 1799 nov. 28: Te Ancona moeten de Joden het opgekochte zilverwerk afgeven. 1799 nov. 28: Vergaderingen van de ‘Clubisten’ te Parijs verboden. 1799 nov. 29: Nog slechts twee nationale feestdagen. 1799 dec. 13: Benoeming van drie Consuls. 1799 dec. 14: Afkondiging van de nieuwe Franse constitutie. 1799 dec. 25: Installatie van de Consuls. 1799 dec. 26: Nieuw wetgevend lichaam in de Franse Republiek. 1799 dec. 29: 40 gedeporteerden mogen Oléron verlaten. 1799 dec. 29: Overlijden te Wenen van de heer Maroux-d'Opbracle. 1799 dec. 30: Bevel van de Consuls de overledenen met alle eer te begraven. 1800 jan. 1: Eerbewijzen op het graf van Paus Pius VI. 1800 jan. 3: De priesters, in het Alexianenklooster te Gent opgesloten, in vrijheid gesteld. 1800 jan. 4: Vrije handel met de bevriende mogendheden. 1800 jan. 7: Wapenstilstand tussen Fransen en Oostenrijkers. 1800 jan. 8: Bonaparte ontvangt de opperbevelhebber van de Chouans. 1800 jan. 14: Benoeming van een generaal ter bestrijding van de Chouans. 1800 febr. 5: Levensmiddelengebrek te Rome. 1800 febr. 7: Prefecten, onder-prefecten en meiers in Frankrijk benoemd. 1800 febr. 16: Aanvaarding van de Constitutie in Frankrijk. 1800 febr. 17: Lijst van de Franse émigrés afgesloten. 1800 febr. 19: Bonaparte doet plechtige intrede in de Tuilleries. 1800 febr. 20: Installatie van de Consuls in de Tuilleries. 1800 febr. 23: Verbannen burgers in ere hersteld. 1800 febr. 26: 9774 Franse émigrés in Engeland. 1800 maart 1: Afkondiging te Gent van de nieuwe Franse constitutie. 1800 maart 3: Te Napels zijn 20.000 personen in de gevangenissen. 1800 maart 7: De politieprefecten in Frankrijk ingesteld. 1800 maart 8: Een leger van 60.000 man te Dijon bijeengebracht. 1800 maart 14: Kardinaal Chiaramonte tot paus Pius VII verkozen. 1800 maart 16: Generaal Kleber, Frans bevelhebber in Egypte, vermoord. 1800 maart 19: De Bureaux de douane in Frankrijk opgericht. 1800 maart 21: Kroning te Venetië van paus Pius VII. 1800 april 5: Afschrift van een brief van mijnheer Dumon, pastoor van Mannekensvere, uit Londen aan zijn moeder. {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} 1800 maart 21: De prefect van het Schelde-departement te Gent aangekomen. 1800 april 7: Overwinning van de Oostenrijkers nabij Genua. 1800 april 24: De Franse troepen in vijf kolommen over de Rijn getrokken. 1800 april 30: Algemene aanval van de Fransen van Constanz tot Khel. 1800 mei 3: Moreau behaalt overwinning op generaal Kray. 1800 mei 4: Bonaparte naar het leger te Dijon vertrokken. 1800 mei 12: De keizerlijke troepen bezetten Nizza. 1800 mei: Uitzonderlijk warm weder in geheel Europa. 1800 mei 30: Bonaparte trekt met zijn leger over de berg Saint-Bernard. 1800 juni 2: Bonaparte te Milaan. 1800 juni 4: Voorlopig bestuur te Milaan aangesteld. 1800 juni 14: Overwinning van de Fransen op de Oostenrijkers te Marengo. 1800 juni 14: Scherp toezicht over de teruggekeerde priesters in België. 1800 juni 18: Opnieuw wordt de eed van de priesters geëist. 1800 juni 26: Bonaparte woont Te Deum in de hoofdkerk van Milaan bij. 1800 juli 2: Bonaparte te Parijs. 1800 juli 14: Dankmis in de Notre-Dame te Parijs over de zegepralen. 1800 juli 15: Geheel Frankrijk door is er feest over de bevrijding van La Vendée. 1800 juli 16: Epidemie te Genua. 1800 juli 21: Wapenstilstand tussen de generaals Moreau en Kray. 1800 juli 28: Vredesonderhandelingen te Parijs beëindigd tussen Talleyrand en de graaf van St. Julien. 1800 aug. 10: In alle kerken van Parijs noveen om regen te bekomen. 1800 aug. 14: Te Bordeaux is in 70 dagen geen regen gevallen. 1800 okt. 10: Aanslag op Bonaparte te Parijs verijdeld. 1800 nov. 9: Onweder te Brussel, Leuven, Mechelen, Halle, Waver en Rijsel. 1800 dec. 24: Aanslag op Bonaparte te Parijs. 1800 dec. 25-27: Veldslagen tussen Fransen en Oostenrijkers langs de Mincio, gevolgd door wapenstilstand. 1800 dec. 31: Te Wenen ontvangt men bericht van deze wapenstilstand. 1801 febr. 9: Vredestractaat tussen Frankrijk, enerzijds, en Oostenrijk en Duitsland, anderzijds, te Lunéville gesloten. 1801 aug. 9: Generaal Belicord te Aboukir scheep gegaan voor Frankrijk. 1801 aug. 25: Laatste veldslag van de Fransen in Egypte. 1801 sept. 2: Ingevolge overeenkomst verlaten de Fransen Egypte. 1802 juli 29: Reisverhaal betreffende Wenen en Ludwigsburg. 1808 jan.: De twee generaals, bevelhebbers van de gesupprimeerde gardenational, worden senatoren. 1808 jan. 21: Gift van koning Willem I aan de geteisterde stad Vlissingen. 1809 mei 10: Napoleon vóór de poorten van Wenen. 1809 mei 12: De Fransen trekken Wenen binnen. 1809 juli: Paus Pius VII door de Fransen gevangen genomen. 1809 okt.: Afschaffing van de garde-mobile. 1810 april 2: Huwelijk van Napoleon met Marie-Louise te Parijs. 1810 april 29: Keizer Napoleon te Brussel verwacht. 1810 april 30: Keizer Napoleon van Brussel naar Antwerpen getrokken. 1810 mei: Zwaar onweder over Zuid-Frankrijk. {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} 1811 juli 28: Brief van J. de Meulemeester uit Rome aan zijn zusters te Brugge. 1811 aug. 16: Aantekening betreffende Mercurino Arborio. 1811 sept 1-5: Relaas van het bezoek van verscheidene Franse députés aan de Paus in zijn verblijfplaats te Parijs. 1812 jan. 15: Brief uit Leuven aan Mijnheer Becqué, geestelijke koster in Sint-Salvators te Brugge. 1812 sept. 14: De Fransen bezetten Moskou. 1813 maart 12: Maarschalk Davout doet bruggen vernielen, onder andere deze van Meiszen. 1813 maart 19: De brug van Dresden door de Fransen vernield. 1813 maart 19: Frankrijk stelt zijn hoop op de nieuwe lichtingen. 1813 maart: Tegenslagen van de Fransen, - Rusland, Duitsland en Engeland sluiten coalitie tegen Frankrijk. 1813 maart 31: Manifest uitgegeven door de koning van Pruisen. 1813 april 1: Oorlogsverklaring van Frankrijk aan Pruisen. 1813 april 17: Mainz wordt hoofdkwartier van Napoleon. 1813 april 24: Bonaparte marcheert op naar Frankfort. 1813 april 27: Eerste treffen te Weiszenfeld; overwinning van de Fransen. 1813 mei 2: Opmars naar Leipzig; zwaar gevecht en overwinning van de Fransen. 1813 mei 29: Wapenstilstand van 29 mei tot 10 aug. 1813 aug. 15: Keizer Alexander begeeft zich naar Praag. 1813 aug. 16: Generale berechting te Gent. 1813 aug. 18: Te Gent worden geestelijken gevangen genomen en naar Parijs overgebracht. Oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Frankrijk. Mijnheer Collier, van het Seminarie te Mechelen, tot president van het Seminarie te Gent benoemd. Na diens vertrek komt mijnheer Vanden Driessche in zijn plaats. 1813 okt. 1: Het Seminarie te Gent onder bisschop de la Brue geopend. 1813 okt. 10: Napoleon te Dussen op weg naar Leipzig. 1813 okt. 14: Napoleon te Leipzig aangekomen. 1813 okt. 15: Twee veldslagen geleverd: de ene onbeslist, de andere in in het voordeel van de Verbondenen. 1813 okt. 18: De Fransen kunnen zich te Leipzig niet handhaven. 1813 okt. 19: Aftocht van de Fransen uit Leipzig. 1813 okt.: Veldslag te Hanau. 1813 nov. 2: Bonaparte te Mainz. 1813 nov. 7: Keizer Alexander te Frankfort. 1813 nov. 18: Danzig kapituleert voor de Russen. 1813 dec. 4: Uit Antwerpen vertrekken 1800 veroordeelden tot de ijzers. 1813 dec. 9: Proclamatie van generaal von Bülow aan de Brabanders. 1813 dec. 14: De burgers van Gent verplicht in de militaire hospitalen te helpen. 1813 dec. 15: Opeising van levensmiddelen te Gent en elders ten behoeve van de stad Antwerpen. 1813 dec. 19: Toespraak van Napoleon in de wetgevende vergadering. 1814 jan. 10: De prinses-weduwe van Oranje en haar dochter na 29 jaar afwezigheid in Den Haag terug. {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} 1814 jan. 23: Paus Pius VII van Fontainebleau weggevoerd. 1814 jan. 24: Rome door de koning van Napels bevrijd. 1814 jan. 28: De koning van Napels bevrijdt de opgesloten priesters te Rome. 1814 febr. 8: De geallieerden te Brussel toegekomen. 1814 febr. 11: Generaal von Bülow stelt voorlopig gouvernement over ‘Belgica’ aan. 1814 febr. 12: Generaal Maison verlaat onze provinciën. 1814 maart 8: Generaal Carnot doet een uitval van uit Antwerpen op Sint-Niklaas-Waas. 1814 maart 9: Paus Pius VII te Nice aangekomen. 1814 maart 26: Paus Pius VII nabij Parma aangekomen. 1814 maart 28: De keizerin en de koning van Rome uit Parijs vertrokken. 1814 maart 29: De Paus te Modena aangekomen. 1814 maart 30: Parijs kapituleert. Paus Pius VII doet zijn intrede te Bologna. 1814 maart 31: De hoofden van de Verbondenen te Parijs. 1814 april 2: De terugkeer van de Paus in Italië mag niet gehinderd worden. 1814 april 3: De pastoor van Saint-François-au-Marais herneemt de collecte in de Mis voor de koning en het Domine salve fac regem. 1814 april 4: Veel soldaten van Napoleon komen te Parijs aan. 1814 april 5: Afgevaardigden van Napoleon bij keizer Alexander te Parijs. 1814 april 15: De keizer van Oostenrijk komt te Parijs aan. 1814 april 24: Aankomst te Calais van Louis XVIII en van de prinses van Angoulème. 1814 april: Er wordt gedacht een monument voor Lodewijk XVIII te Calais op te richten. 1814 april 29: Lodewijk XVIII doet zijn intrede te Compiègne. 1814 mei: 12 juffrouwen per arrondissement te Parijs verkozen om de hertogin van Angoulème in de Tuilleries te verwelkomen. 1814 mei 2: Madame Letitia, moeder van Bonaparte, te Parma aangekomen. 1814 mei 3: Intrede van Lodewijk XVIII te Parijs. 1814 mei 5: Pauselijke proclamatie van uit Cesena betreffende de vrede. 1814 mei 10: De vier commissarissen, die Bonaparte naar het eiland Elba brachten, te Parijs teruggekeerd. 1814 mei 10: Mgr. Rivarola, legaat van de Paus, in Roemenië. 1814 mei 11: Ridder Canova boetseert een groot beeld, voorstellende de Katholieke godsdienst, om in de Sint-Pieter te Rome opgesteld te worden. 1814 mei 14: Madame Letitia te Rome aangekomen. 1814 mei 15: Proclamatie van de Paus betreffende de afschaffing van het wetboek Napoleon. 1814 mei 19: De Paus verlaat Cesena en vertrekt naar Rome. 1814 mei: Reis van de Paus naar Rome. 1814 mei 24: Brief van Jos. de Meulemeester uit Rome. 1814 mei 29: Overlijden te Parijs van keizerin Joséphine. 1814 mei 30: Vrede te Parijs ondertekend. 1814 juni 1: De Burgerwacht te Brussel staakt haar diensten. 1814 juni 2: Keizer Alexander uit Parijs vertrokken. Begrafenis van keizerin Joséphine te Ruelle. {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} 1814 juni 3: De keizer van Oostenrijk verlaat Parijs. 1814 juni 4: De koning van Pruisen, de gouverneur van Parijs, baron Sacken, en de verbonden troepen verlaten Parijs. 1814 juni 16: De keizer van Oostenrijk doet zijn intrede te Wenen. Oordeel van de keizer van Rusland over de musea van Londen en van Parijs. 1814 juni 2: Grafschrift aangebracht op de begraafplaats van generaal Moreau te Sint-Petersburg. 1814 juni 24: Paus Pius VII kent aan de kunstenaars van alle nationaliteiten dezelfde vrijheden in Rome toe. 1814 juni 28: Keizer Alexander van Rusland te Duinkerken. Herstel van de vrede te Moskou gevierd. 1814 juni 29: Aankomst te Brussel van Hetman Plalow. 1814 juni: Geheel Belgica door worden de beelden van heiligen opnieuw ten toon gesteld. 1814 aug.: Bonaparte doet cadeau van een kostelijke snuifdoos aan kapitein Usher, die hem naar Elba bracht. 1814 okt. 12: Paus Pius VII houdt een geheim consistorie te Rome. 1814 okt. 14: Oproer te Milaan. 1815 febr. 19: Jaargetijde voor Lodewijk XVI te Wenen gecelebreerd. 1815 maart 10: Napoleon in Frankrijk weergekeerd. 1815 maart 23: Napoleon te Parijs en vlucht van Lodewijk XVIII. 1815 juni 17: Brief van Wellington aan de koning van de Nederlanden. 1815 juni 20: Alarmtoestand te Brussel door misverstand veroorzaakt. 1815 juli 3: De geallieerden te Parijs. 1815 juli 7: Onweder over de streek van Bordeaux. Bevelen van de Pruisische generaal-bevelhebber over Parijs. 1815 juli 9: Brief van kunstschilder Ducq uit Parijs aan zijn nicht, juffr. vanden Berghe te Brugge. 1815 juli 11: De markies d'Anglesey te Londen met veel eerbetoon ontvangen. 1815 juli 18: Brief van een Engels kapitein, uit Parijs, aan mijnheer Acart, te Brugge geboren maar te Gent verblijvende. 1815 sept. 16: Instelling van het feest van O.L. Vrouw hulp der christenen door Paus Pius VII. 1815 sept. 21: Intrede van koning Willem I te Brussel. 1815: In dit jaar werd Palynck benoemd tot schilder van Hare Majesteit de koningin der Nederlanden. 1792 april 21 tot 1806 okt. 27: ‘Extraits du Bulletin de l'Armée française des évènements les plus remarquables, qui n'ont pu être inserées à la date de chaque année et mois ou ils sont arrivées’. 1816 maart 27: Doopplechtigheid te Brussel van de jonge prins van Oranje. 1816 juni: Toelagen door de koning geschonken aan de Academies van Brussel, Antwerpen en Amsterdam. 1817 juli 10: Zware hagelvlaag te Middelburg. 1817 nov.: Bisschop de Broglie van Gent protesteert tegen zijn vervolging en wordt door het Gerechtshof te Brussel veroordeeld. 1818 febr. 19: Stormschade langs de Engelse kust. {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} 1818 febr. 24 of 25: Het Bisschoppelijk Paleis te Gent verzegeld. 1818 aug. 2: Prinses Anna, gemalin van de erfprins van de Nederlanden, schenkt het leven aan een zoon. 1818 sept. 24: Brief van J. De Meulemeester uit Rome. 1819 mei 20: Frans II, keizer van Oostenrijk, en zijn gemalin, bezoeken de Vesuviusberg. 1820 (begin): Drie dodelijke ongevallen te Ieper veroorzaakt door de vorst. - Schaatsenrijder te Ieper verdronken. 1820 jan.: Overstromingen in Brabant en in Holland. 1820 febr.: De hertog van Berry te Parijs vermoord. Samenzwering te Londen verijdeld. 1820 okt. 17: Karel Lodewijk de Haller, lid van de Souvereine Raad te Bern in Zwitserland, bekeert zich tot het Katholicisme. 1821 april 13: Brief van K.L. de Haller aan zijn familie betreffende zijn bekering. 1821 mei 5: Napoleon op Sint-Helena overleden. 1821 juli: Nieuwe wetten betreffende de belastingen in de beide Kamers gestemd. 1821 juli 16: Prins Alexander de Hohenlohe-Schillingsfurst, priester, doet wonderbare genezingen te Wurzburg. 1821 juli 20: Mgr. de Broglie, bisschop van Gent, te Parijs overleden. 1821 juli: De koning van Engeland gekroond. 1821 juli 24: Bisschop de Broglie te Parijs begraven. 1821 dec.: Storm over de Middellandse Zee. 1822 mei 19: Onweder over de streek van Oudenaarde en Lokeren. 1822 juli: Grote processie te Veurne. Te Keulen worden standbeelden van P.P. Rubens en Maria de Medicis opgericht. Verkoping te Antwerpen van het beroemde schilderij van P.P. Rubens ‘Het Spaenen Hoedeken’. Het schilderij gaat naar Londen. 1822 aug.: Zelfmoord van Castlereagh, minister van Engeland. 1822 sept. 11: Brand in de St-Baafskerk te Gent. 1822 okt. 4: Onweder over Parijs en over Gent. 1823 juli: De Franse koning verleent toelating aan het muziekkorps van Duinkerken om te Gent aan een prijskamp deel te nemen. 1823 aug. 20: Overlijden van paus Pius VII. 1823 aug. 25: Begrafenis van paus Pius VII. 1823 sept. 27: Leo XII is de nieuwe paus. 1824 sept.: Nota betreffende Mgr. Eduard Fenwick, bisschop van Cincinnati in Amerika. 1824 sept. 16: Overlijden van koning Lodewijk XVIII te Parijs. 1824 (einde): De laatste maanden zijn veel ongelukken gebeurd, o.a. overstromingen in Luxemburg en in Zwitserland; rampzalige storm aan de Engelse kust. 1825 febr.: Overstroming te Antwerpen; storm met overstromingen langsheen de Hollandse kust, waar men in vrees leeft voor de aanstaande volle maanstand. {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage II Brieven aan J.K. Verbrugge A. - Brief van kunstschilder G. de San. Rome, den 16 september 1782. Mijnheer Verbrugge, Het konstlievende voetsel, dat wij soo langen tijd tsaemen hebben genoeten van den konst-beminnenden heer Legillon, en gedoegt niet van desen tijd stilswijgende te laeten voorbij gaen sonder aen ulie kenbaer te maeken dat ik den 15 deser het geluk heb gehad van op de pauselijke Academie eene van de ses prijsen te hebben bekomen in het wostelperck van de 3 konsttenaers die naer deselve hebben geconcoureert, hetwelke voor sterke blijkens sullen dienen van mijne voortganck, hetselve van ulie verhoopende alsook den staet uwer welstant die ik van mijnen kant versekeren. Het heeft mij verwondert te vernemen dat ulie tot Antwerpe woonachtig sijt, hetwelke mij soude verhuegen te vernemen hoe gij u aldaer bevindt. Waermede ik blijve uwen dienst-bereyden mededecipel, mijnheer, UE. D. G. DE SAN. Rome, den 16 september. P.S. Joufvrouw Verbrugge gedoegt van dit briefken als ulie schrift ulie soone over te willen senden, sult dien verplichten die hetselve versoekt. Blijve in hoop. Adres op de rugzijde: ‘Aen mijnheer Verbrugge, achter het Boterhuys tot Brugge’. B. - Brief van kunstschilder G. de San. Rome den 26 maerte 1783. Mijnheer ofte volgens wederliefde konstlievenden broeder, 't Is altijdt waer dat d'afwesentheyd de klaerblijkenste son is der waere vrientschap waervan uwen toegesonden brief de waere pruef schijnt te geven en die mij met een weergaloose vergenoginge aenkondigt den gelukkigen welstant in dewelke ulie bevind in den Antwerpens helicon afgesondert der benidende Medusa-koppen uwer geboord-stad die onse {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} doodsters wilden sijn wanneer wij gevoet wieren met het eerste kragtgevende sog der konst. Dies verhuegt het mij te vernemen dat onsen konstlievenden medebroeder van de Steene tot Antwerpen is aengekomen om sijn kragten te hernemen en de konst alsoo te brengen tot eenen volmachten stand onder wiens jock, dat ik dienke, hij al sugtende besweeken was. Hij doet wijsselijk want geen bequamer plaetse als die in het g'heel Nederlant om sig te voeden met hetgeen dat met regt mag genaemt worden het streelende soet der konst, want het is in die stad dat Rubens studie leeft en weergalment als eenen Apollon op den soeten Helicon onder 't getal der mededingende musen; het is in die stad, seg ik, dat sijnen geest moet geplant worden op den hoogsten trap der volmaektheyd voor het koluer en kloeken penceelslag waerin de Nederlandsche school verre overtreft die der andere weerelsdeelen en waermee ik ulie niet genoeg en kan aenmodigen te versterken; maer voor de andere deelen moet den aenjuck gesoegen worden uyt de kragt der oudheyd welkers blommen geplant staen in het onsterfelijk Rome waer dat er gesien wordt dat de schoone teekening niet alleen en bestaet in de kloeke penschreven maer in den schoonen ommetrek der menschelijke lijdmaeten en al d'ander deelen der teekening waarvan ons vaderland soo verre afwijkt dat maer de schaduwe van hetselve te vinden is in de werken van onse onsterflijke mannen. Soo dan lieve broeders laet ons als eenige overblijfsels van onsen konstrijken vader onse kragten te saement voegen en door eene stadige oeffening tragten te overweldigen die die in onse vaderstad tot onse verplettering gestadige ruekvueren opofferen voor de woonstede des nijdts. Laet ons seg ik sig werpen voor den troon van de godinne der wijsheyd en aen haer door eenen stadige beploeging afsmeeken kragten bequaem om hunne ruekvueren te verdriven en hun alsoo sonder ons montgeklap te verbrijselen in de vraekspreuken van hun eygen laster; waermede ik d'eer nemen mij te teekenen, konstlievenden broeder, Ulie oodmodigen ende konstbevlogenden medebroeder, G. DE SAN. P.S. Het sal mij verheugen van tijd tot tijd te vernemen uwen welstand als van onsen medebroeder die ik groete uyt het binnensten van mijn hert dat niet en is volgens de vooroordeelen van den gepasseerden tijd blijve in hoop. Adres op de rugzijde: ‘Aen mijnheer, mijnheer Verbrugge, tot Antwerpen’. C. - Brief van kunstschilder G. de San. Rome den 12 augusti 1783. Mijnheer en konstlievenden broeder, In hoop dat ulie den brief, die ik U over eenegen tijd al den kant van mijne ouders hebbe toegesonden, wel sijt beandigt, dient desen om ulie te laeten weeten dat ik in het concours der schilderkonst van den 13 juni 1783 in Parma den tweeden prijs behaelt hebbe dewelke bestaet in eene goude medaille weert 25 pont groote. {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} Het uitgegeven onderwerp der schilderie heeft geweest den roof van het palladium uit den tempel in Troien door Ulysses en Diomede maer niet volgens de afbeelding van eenen Vergilius want de members der voornoemde academie siende dat het onderwerp te eenvoudig soude geweest sijn heeft dezelve doen verrijken door eenen Troiaen doodliggende in den tempel en eene slaeve die Ulysses ondersteunt om het palladium van den autaer af te rucken. Den eersten prijs is behaalt door mijnheer Gaspard Landi van Plaisance. Het onderwerp of vragestuck voor het jaer 1784 is Dalila die Samson door haer bedrog overlevert in d'handen der Philistinen. Dus niet over sijnde waermede ik soude dunken uwe nieuwsgierigheyd te konnen voldoen sult mij verpligten is het saek dat ik eens eenen brief mag ontfangen met versekering uwer welstand alsoock van onsen konstlievenden medebroeder die ik versoeke van te willen deelachtig maeken van desen brief. Waermede ik d'eer neme te blijven in hoop uwer welstant als van onsen medebroeder hetzelve van mijnen kant versekerende door mij oprechtelijk te teekenen te sijn en te blijven met allen offer van dienst, mijnheer en konstlievenden broeder, Ulie oodmoedigen dienaer Gerardus DE SAN. P.S. Joufvrouw Verbrugge versoeke vriendelijk van dit briefken uwen soon te beandigen sult mij grootelijkst verpligten. En dat ik dit soolange naer het concours kenbaer maeken is omdat ik maer over twee dagen de brieven van d'academie hebbe ontfangen met den segel en getuigschrift van mijn prijs. Adres op de rugzijde: ‘Aen mijnheer, mijnheer Verbrugge, konstschilder tot Antwerpen’. D. - Brief van kunstschilder G. de San. Rome den 29 december 1783. Mijnheer en konstbeminden medebroeder, Het waere te veel afwijken van den weg der vriendschap waer het nieuw jaer liet beginnen sonder het ulie als aen onsen konstlievenden medebroeder op het alderste volmaecksten toe te wenschen vervoelt door alles dat ulie geest in wetenschap en konst kan brengen tot den hoogsten trap der volmaektheyd bequaem te doorbreken den duysteren nevel die ulie mij schrijft nog is bedekkende en voors te brengen een ligt dat van jaer tot jaer sijne straelen met meer luster uitschiet tot den tijd u overlast van lof en eere bringt door het lot der stervelingen tot het insig van uwen schepper. Dit sijn de wenschen van dien die met alle vrientschap in hoop blijft uwer welstant als van onsen medebroeder die ik versoeke voor mij te willen groeten en met alle teerhertigheyd de boevengemelde wenschen toe te voegen. Dus blijve in versekering mijnder welstant, mijnheer en konstbeminden broeder, u oodtmoedigen en dienstbereiden medebroeder, G. DE SAN. P.S. Het geuegt mij nog dat ulie mij versoegt hebt om te weten wie {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} tot Room de bequaemste lantschapschilders sijn. Siet hier de naemen: Broedse, du Crou, Jan Cortos, van Loo, Moora. Al dese sijn mannen van veel bequaemheyd maer al hun schilderien sijn grisde en verre afwijkende van die der houde Nederlanders. Daerom lieven medebroeder versterckt U met hetgene hun ontbrijkt, dat is coleur en schoone teekeninge der beesten en 'k en twiffelen niet of uwe neestigheyd sal U brengen tot eenen hoogeren trap. Blijve hierboeven gemelt seer lieven medebroeder. 'k En weet niet wat dunken dat ik van onsen konstevader geen antwoorde en bekomen op den brief die ik hem geschreven hebbe den tijd van mijne bekoomen prijs. Adres op de rugzijde: ‘Aen mijnheer, mijnheer Verbrugge, konstschilder tot Antwerpen’. E. - Brief van kunstschilder G. de San. Rome den 18 december 1784. Mijnheer en waeren vriend, Ulie leerhertigheyd in het ontmoeten der waere vriendschap doet mij sien en kennen de costelijkheid van uwen geest in het doordringen en naspeuren van de soete gulde spreuken der oude wijsen. Hetselve soude mij beschuldegen in 't afwijken der waere sedetugt waer het saeke ik den tijd van het nieuw jaer liete beginnen sonder hetselve ulie als onsen medebroeder die ik van herten groeten tselve toe te wenschen volgens den middagson van onse vriendschap, in dewelke ik hoope eens 't geluk t'hebben ulie weesentlijk te verseekeren dat ik seer waerlijk ben, mijnheer en waeren vriend, ulie oodmoedigen en dienstbereiden dienaer, Gerardus DE SAN. P.S. Ulie word van herten gegroet door mijnheer Winkelman die alhier sigten weinegen tijd is aengekomen tot het oeffenen der schilderkonst. Het soude mij verheugen den staet te vernemen van onsen medebroeder in het oeffenen der konst en onder wiens wieken hij sig versterckt. Adieu. F. - Brief van het bestuur van de academie te Gent. Mijnheer, Onzen mede-directeur d'heer van Pouke, heeft heden ter vergaederinge overgebragt uw konststuk met hetwelke UE. onze akademie gelieft te vereeren; wij nemen het met veel genoegen aen en wij hebben d'eere UE. daerover onze dankherkentenisse te betuygen: uwen waeren iver zal ons geduerig voor oogen zijn en wij zullen altijd uwe mildaedigheyd gedenken; uw konststuk is alreeds in onze zael tot cieraed en voorbeeld {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} geplaetst en wij hebben van uwe gift eene eerlijke melding op onze boeken gedaen. Wij blijven met eene bezondere achting, mijnheer, UE. dw. dienaeren, De President en Directeurs der Akademie van teeken- schilder- en bouwkunden binnen de stad Gent. Ter ordonnantie als greffier: F. VAN BRAECKEL. Gend, uyt onze vergaederinge den 28 November 1795. Mijnheer J.C. Verbruggen, konstschilder tot Brugge. G. - Brief van August Legillon. Brugge den 30 juni 1810. Mijnheer, Ul. sult hierachter vinden al dat ik kan seggen van hetgeene Ul. mij versoght hebt. Noghtans waer 't saeke Ul. nogh meerder klaerheydt dies aengaende begeerde, belieft het mij maer te laeten weten Ul. sult mij altijdt bevinden gelijck ik de eer hebbe van te zijn, Ul. oodmoedighsten en dienstwilligsten dienaer, Aug. LEGILLON. 1)Een stuck op panneel, hoogh 17 1/2 duym en breet 15 duym. Het verbeelt een overblijfsel van een antique gebouw waerin eene boerin gekleet op sijn Italiaensch van een half voet proportie hebbende eene waterkruyck in de hand daerbij een wit peert met twee baggen waerin een levende kalf; daernevens eenen ezel die het hoye eet uyt eene van deselve baggen. Achter den ezel siet men het hooft van eenen boer en van vooren staet eenen hondt, eene Italiaensche geyte en twee liggende schaepen, alles alleenelijck verlight door een schetterende sonnelight dat al boven inkomt door eene openinge in het gewelf. Het is een extra schoon stuck gemaekt tot Paris anno 1787 en wort van sommige genomen voor het beste dat hij geschildert heeft. Het heeft gedient tot sijn agreatiestuck voor de Koninklijcke Academie tot Paris. 2)Een stuck op panneel hoogh 12 1/2 duym en breet 17 1/2 duym. Verbeelt het binnenste van eenen stal waerin men siet eene boerin figuur van 4 1/2 duym proportie die haer kleyn kint stelt op eenen ezel. Van vooren is eene liggende ende eene staende geyte. Van achter siet men eenen boer die recht sit op een bed; ook eene ezellin die aen de kribbe staet met haer jongh. Dit is alles verlight alleenelijk door een helder sonnelight dat door de openstaende deur en eenen kleynen venster komt. Is een schoon en aengenaem stuck geschildert tot Paris anno 1785. 3)Een stuckjen op panneel hoog 10 duym en breet 14 duym. Is een gesight uyt het bosch van Fontaineblau verciert door eenen sittenden jongen en twee koyen van de proportionneele hoogte van 3 1/2 duym. Dit is een allersoetste stuckjen gemaekt 't jaer 1786 tot Paris. {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} 4)Een stuck op paneel, hoogh 17 1/2 duym en breet 25 1/2 duym, verbeeldende de beestemarckt tot Rijssel vervolt met boeren, ossen, kalveren en honden. Van achter siet men den molen van het hospitael-generael en op sijden sit eene vrouw die dranck verkoopt. 5)Een stuck op doek, 15 1/2 duym hoog en breet 21 duym, verbeelt een bergachtigh lantschap, gestoffeert met eenen boerenjongen, die op de fluyt speelt, daer twee sittende boeren met groot aendaght naer luysteren. Daernevens sijn drije koijen, eene geyte en twee schaepen. 6)Sijn stuck van receptie in de konincklijke Academie tot Paris, waeraf hij member wiert op den 30 mai 1789. Is ontrent van de groote als het bovenstaende ende verbeelt het binnenste van eenen stal, alwaer men siet twee figuren van vrouwen, een wit peert, eenen ezel, eene Italiaensche geyte en eenen hond, die alleenelijck verlight worden door een helder sonnelight dat al boven komt door de balken van het gebouw. Dit stuck is in de bovenstaende Accademie. Alle de bovenstaende maete is volgens de Brugsche voetmate. Jan François Legillon, geboren 1 september 1739, stierf jongman tot Paris op den 23 november 1797. Adres op de buitenzijde: ‘Mijnheer, mijnheer Verbrugge in de Nieuwstraet tot Brugge’. Verbrugge schreef onderaan deze brief: ‘Mr Legillon, Mr. Duck, Mr. Odevaere moeten hieraghter volgen want zij in tijds niets gegeven en zijn en moeten laeter ingevoegt worden’. H. - Brief van kunstschilder Jozef de Meulemeester. Rome den 18 February 1816. Ik begeerde van overlange Ul. te schryven, mijnheer Verbrugge, maer mijne groote besighoudinge met mijn werk heeft mij van dit vermaek beroofd. Weest verzekert ik dikmaels gedagt hebbe op het versoek van den zeer eerweerden heer de Schieter zaliger en tot verzekering raede Ul. van van mijnentwege te gaen tot den edelen heer sijnen broeder d'heer Maelstapple die ongetwijffeld zedert meer als een maend die dingen kan ontfangen hebben die gijl. mij vraegt en afgesonden geweest hebben door d'heer abbé de Sambussy aen d'heer van Praet, bibliothecaris van de Koninglijke Bybliotheque tot Paris om voorders te behandigen aen d'heer Maelstapple. Indien zulkx niet toegekomen is men zoude ook konnen vraegen aen den zeer eerweerden heer Florentinus le Barbier of hij niets ontfangen heeft van de gevraegde zaeken die mijnheere den abbé de Schieter gevraegt heeft zoo niet mij duncke dit zeer haest zal arriveren vermidts ik er gedeurig van handelen immers al waer ik kan dienstig zijn spaert niet uwen oodmoedigen dienaer. Jos. DE MEULEMEESTER. Adres op de rugzijde: ‘Monsieur, monsieur Verbruggen, peintre artiste à Bruges’. {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage III Uittreksels uit de Catalogus van de werken van J.K. Verbrugge A. - Beschrijving van de prijzen, die aan de laureaten van Verbrugge's tekenschool werden uitgereikt. No 123. Teekeninge op wit pampier met Roomsche swart aerde: het hooft van St. Pieter, gegeven voor prijs aen mijne élèven. No 124. Het hooft van eenen philosoop, geteekent op wit pampier met Roomsche swart aerde; ook gegeven voor prijs. No 125. Teekeninge op geschildert pampier, opgelicht met het penceel: een geyte, liggende in een landtschap; gegeven voor prijs van het landtschap, dat mijne élèven gemaakt hadden. No 126. Teekeninge op geschildert pampier, met het penceel opgelicht, verbeeldende eene vrauw, leunende op haer ermen, ziende nederwaerts door eenen venster; tot Antwerpen naer 't leven geteekent. Gegeven voor prijs der perspectiva, waervan Franciscus Bousson den eersten was, stellende eene kamer met plafond, open deure en venster in perspectief. 1802. No 127. Teekeninge op bruyn pampier, opgelicht: een koecop met den hals, den grondt: een stal met open staende deure. Prijs voor d'élèven. No 128. Prijs voor d'élèven. Eene teykeninge op wit pampier, met Roomsche crayons geteekent, wezende het copken van eene jonge meydt, van aghter het hooft verlicht en 't aenzigt in de schaduwe met groote reflectsiën. No 133. Het binnegezigt van eene keuken door eene lampe verlicht; op den voorgrondt zit een kindt, dat pap eet. Het bijwerk zijn ketels en cruyken. Gegeven aen joncheer Pieter Lauwereyns de Roosendaele, over den eersten geweest te hebben van d'eerste classe der perspectiva. No 134. Teekening op geschildert pampier, opgelicht, verbeeldende twee halfgekleede vrauwkens, naer een schilderye van Laresse. Gegeven aen Lauwereyns, als boven, over den eersten geweest te hebben van de gedrappeerde figeure. {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} No 135. Teekeninge op geschildert pampier: drye schaepen in eenen stal, prijs voor den eersten van de groote kop, met root en swart geteekent. Fransois Bousson. No 136. Op geschildert pampier, opgelicht: eene geyte in eenen stal. Prijs voor den eersten der tweede classe van 't landschap Ch. Goethals. No 137. Op geschildert pampier, opgelicht: het binnegezigt van eenen stal, van vooren twee slaepende mannen. Gegeven voor prijs aen den eersten van de tweede classe van de perspective, Paulus Clays. B. - Beschrijving van een schilderij met voorstelling van de H. Bloedkapel te Brugge. No 180. Schilderye, verbeeldende de cappelle van St. Bazilius, ghezeyt ten Heyligen Bloede, zooals zij was ten jaere 1805 in den staet van ruyne gesteldt door de Fransche Revolutie. Deze schilderye is geschildert sonder aenleg op een bleekblauwen grondt, waerdoor dese schilderye koudt is. Zij is gemaekt voor joncvrauwe Marie van Huerne, alsdan mijn élève: zij heeft die doen maeken om haeren heer vader mede te besteken op den avondt van sijnen feestdag. C. - Aantekening betreffende opgravingen in de Sint-Donaaskerk te Brugge. No 167. Waterverwe. Een gedeelte van eenen uytgedolven meur uyt het graf van Mr. de le Delft, uyt de afgebroke kerke van St. Donaes binnen Brugge. Dit graf en had niet open geweest sedert de jaeren 1300. Desen meur was geheel beschildert met sijne wapens en slegte cieraeten, dog het goud was noch blinkende en de coleuren schoon. Dese tombe wiert ontbloodt en geopent op den 5en Augustus 1805 in de zijdskapelle bij de vonte, zuydswaert in de voorkerke. Zijne kiste was van waegeschot nog in staete. Sijn lichaem was verteirt. Het doodshooft lag op verteirt stroo, welk noch sijn kennelijke forme hadde. Den delver, meynende het doodshooft op te nemen, twelk hij geheel zag, zag met verwonderinge hetzelve in asschen vallen wanneer hij het aenraekte. Dit volgen sijne bekentenisse, staende met hem op het graf, wanneer ik hem verzogt dese beschilderde steen naer mijn huys te brengen, om se alsoo uyt te schilderen. Hij zeyde voorders alsdat het graf daernevens, open zijnde, de kiste van de vrauw ook nog geheel lag en dat hij deselve niet heeft willen open doen, maer het graf opgevuldt heeft. Collectie idem (van Mr. van Huerne). D. - Aantekening in verband met de doopvont van Zedelgem. No 157. Gewasschen in 't nateurelijk coleur. Voor de collectie van Mr van Huerne. De vonte van Zilleghem ofte Zedelghem bij Brugge, eene van de oudste bekende stukken van ons landt, dewelke zeer ontwijffelijk haer oudtheyt vertoont en laet zien hoe de konst der beeldthouwers in steen onervaren waeren. Dit stuk en kan niet naerder geplaets worden als in de eeuw van den H. Ludovicus, koning van Vrankrijk. Den H. Ludovicus begon sijne regeeringe 1226. Daer zijn tot Parijs veel sulke dingen te zien, {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} die geclasseert zijn in de eeuw van St. Louis. Nogtans was hier een preuve eertijds in de hooftkerk van St. Donaes van een ephitaphie van Margarita van Alsatiën, welker tombe waerschijnelijk korst naer haer doodt gemaekt is, voorgevallen den XVII kal. decembris M.C.XCIIII. Dese grafstede is wel voor twee eeuwen beter nae de konst uytgevrogt, gelijk ik voorder zal toonen. Dit gothique stuck van Zedelghem gelijkt in alles aen die capiteelen der 8ste eeuwe, gepubliceert in het Museum der Fransche monumenten, tom. 5, entre les pages 224 en 225, waer de gravuren geplaets zijn, pl. 207, uytgegeven door Mr. Alexandre le Noir, bestierder van het Museum. Deze oudtheydt en vertoont geene regte daete van haer beginsel, Mogelijks soude den kant tegen den meur gemaekt daer eenig licht van geven, want ik met mij handt, die ter maer ten halven tusschen konde, figeuren gevoeldt hebbe; diensvolgen een 4e basrelief is. De waepens, die de figeuren houden op de vier hoeken van dese vonte, gelijken aen die van de zeer oude en edele familie van Bethune. Mijnheer J. van Huerne de Schiervelde was den eersten, die door geval dit ontdekte, met den eerweerden heer pastoor, mijnheer Dumon, te gaen bezoeken, waerdoor hij dit stuk in de kerke zag. Hij gaf mij zeffens order van dit voor hem te willen maeken. Diesvolgens ben ik er naertoe gegaen, 's morgens geheel vroeg, op den dag van St. Bartholomeus den 24sten van Augustus, wezende Zaterdag, 1805. Daer gekomen zijnde, gonk ik naer het pastoreel huys. Den heer pastoor en was niet t'huys, dogh den coster liet mij in de kerk. Waer bezig zijnde met de voorzeyde vonte te beginnen, quam den onderpastoor, wiens naem ik niet en weet, in de kerke, denwelken mij verwilligt heeft om t'sijnen het noenmaal te gaen nemen, want hij niet wilde gedoogen alsdat ik in de auberge zoude gaen eten. Hij hadde mij ook belooft van mij tot Brugge te komen besoeken, maer ik en hebbe hem sedert die ontfangene beleeftheyt van sijn part noyt meer gezien, hetwelke mij gespeten heeft... (1.) De vonte wordt nog gebruykt 1810. 't Is mijnheer Dumon, pastor dezer kerke van Zedelghem, die, in de Cayenne gestelt zijnde van de Jacobins, het geluk gehadt heeft van er af te geraeken en, naer veel perykelen des doods ontgaen te hebben, gelukkiglijk in Engelandt aengekomen is met mijnheer De Bay, onderpastor van St. Salvators en nu, 1810, pastor van St. Anne tot Brugge, benevens 2 andere priesters, hunne compagnons. E. - Aantekening betreffende een pot, te Kaaskerke opgegraven. No 256. Waterverwe. Collectie J. v.(an) H(uerne). Een pot uyt den deyrinck, wezende eene terrine, gefigureert met ciraeden en visschen, coleur als roo lak, gevonden 't jaer 1807 in de deyrinckputten van d'hofstede, gebouwt door Frederyck de Beerst, gelegen op Caeskerke, proprietaris d'heer Ant. Bortier, langs de Quaedestraete. {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} F. - Aantekening betreffende het portret van Margareta van Eyck. No 277. Waterverwe. Collectie J. v(an) H(uerne). Wezende het portrait van de vrauwe van Jan van Eyck, uytvinder van d'olieverwe. Dit is geschildert naer het origineel stuk van Jan van Eyck, hetwelke ik t'mijnen huyse gehadt hebbe om het naer te maeken. Mijnheer P. van Lede, dit t'mijnen gezien hebbende, heeft het afgekogt aen den deken der kladschilders, aen wie het toebehoorende was, onder conditie alsdat het nergens mogt geplaets worden als op onse Academie dezer stadt Brugge, waer het nu is berustende. Ik hebbe het geschildert in waterverwe 1808. Dit portrait is geschildert 't jaer 1439... (1.). G. - Aantekening betreffende een glasvenster in de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge. No 297. Waterverwe. Collectie der bibliotheque tot Parijs door order van Mr. J. van Praet, bibliothécaire impérial. Eene glasvenster van O.L. Vrouwkerke, eertijds staende neven de tribune van den heer van Gruythuyse, waerop geschildert is den heer van Gruythuyse, staende in het harnas met een vendel, en sijne quartieren van familie rondt den venster. Dezen venster is gemaekt anno 1442. Ik heb se geschildert naer eene geschilderde (2.), dewijl dese venster niet meer in wezen was, 1811. Men las op deze glasvenster deze naervolgende inscriptie: ‘Messire Jean de Bruges, seigneur de Gruuthuuse, prince de Steenhuuse, comte de Wincester, baron de Westcave, seigneur d'Oostcamp, Bras, Bernese, gouverneur, lieutenant et capitaine général du roy de France en son pays de Piémont, et chevalier de son ordre, capitaine de cent hommes cuirassés, gouverneur d'Abbeville, etc., et de dame Marie de Melun...’. H. - Aantekening betreffende de graftombe van de families van Gruuthuse en van Borsele, in de lievevrouwekerk te Brugge. No 298. Waterverwe. Voor Parijs idem. De coper tombe van de famile Gruuthuuse en de Borsele, die gestaen heeft in de colegiaele kerke van Onse Lieve Vrauwe tot Brugge, met deze naervolgende inschriptie: ‘Hier ligt hoogen en mogenden heer, mher Lodewijc van Brugge, heere van Gruuthuyse, grave van Wyncester, prince van Steenhuyse etc., raed en kamerlinck van onsen geduchten heere, ende rudder van der Orde, en in zijnen tijde gouverneur generael van Holland, Zeeland en Vriesland, ende rudder van eeren van onse geduchte vrouwe Marie, die starft in 't jaer 1492 den 26 novembre. - Hier ligt vrauw Marie van Borssele, geselnede van mijnheer bovengenoemt, dochter van mher Lodewic van Borssele, heere van der Vere, grave van Grandprez, die starf 1510 den 29 dag van ougst. Godt hebbe de zielen’. {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} I. - Aantekening betreffende de tribune van de heren van Gruuthuse in de lievevrouwekerk te Brugge No 299. Waterverwe. Voor collectie bibliotheque van Parijs voor Mr. J. van Praet. De bidtplaetse ofte tribune van de oude familie van Lodewijk van Brugge, heere van Gruythuyse etc. Deze familie van Gruuthuyse hadde eertijdts eene bidtplaetse, waer zij misse hoorde, van hout in de kerke van O.L. Vr. En volgens zekere overgeblevene brieven hadde Lodewijc van Brugge een accord getroffen met het cappitel, de kerkmeesters alsook eenige notable parochiaenen, om te mogen voltrekken in orduyn deze bidtplaetse. De gezeyde bidtplaetse heeft twee uytzigten op den hoogen altaer door eene booge van twee pilaeren. Daar was alsdan, te weten: ten jaere 1471, ook een tabernacle van hout boven een zeer oude tombe en begraefplaetse van eenen heer van Gruuthuyse, die men vernietigt heeft, soowel als het tabernacle. Deze bidtplaetse heeft twee stagiën met een deure in de beuke al 't noorden van den choor. Dit accoord was gesloten ten jaere 1471 op den 7 van Laumaend en gezegelt met tien zegelen uythangers in dobbelen steerte. 't Is deze zelve tribune die ik voor Parijs geschildert hebbe van den vloer tot de vaute, sonder iets agter te laeten, met het groot divise: ‘Plus est en vous’. Ten zelven jaere als boven, wanneer den konink van Engelandt, Eduard den 4, uyt zijn rijk gejaegt was het jaer te vooren, quam hij ten gezeyden jaere tot Brugge op den 13 january en gink logieren in het hof van Gruuthuyse, staende tegen de kerke van Onse Lieve Vrauwe, alwaer hij tot den 18sten February verbleef; en op den 19sten dito vertrok door de Speyepoorte, waer kostelijke schepen uytgerust waeren, naer Damme om alsoo in zijn rijck weder te keeren, waer hij gelukkiglijk erstelt wierdt op den throon. En alsdan eenen beleefden brief schreef op den 31 mey 1471 naer die van Brugge, die hij door eenen bezonderen afgezandt aen die van de wet van Brugge heeft doen behandigen op den 7sten juny ten zelven jaere. Den koning gedenkte ook de groote beleeftheydt van Lodewijc van Brugge, aengezien hij den zelven pair van Engeland en graef van Wincester gemaekt heeft, hem ook toelaetende in een hoeksken van zijn blazoen de waepens van Engelandt te voeren. {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} Alfabetisch register van personen, plaatsen en voornaamste zaken N.B. In dit register zijn Inleiding en Bijlagen niet opgenomen. De nrs. verwijzen naar de bladzijden. Aalter, 103. Aalst, 49. Aartrijke, 32. Acart Jacob, 98. Adrianus, Romeins keizer, 32. Alexander, keizer van Rusland, 52, 59, 60, 80, 95. Algoed, priester te Bg., 108. Amsterdam (Ned.), 96, 104, 106. Anglesey (Markies van -), Engels generaal, 69. Anholt (Duitsl.), 22. Anna Paulowna, prinses, 80, 95, 100. Antwerpen, 21, 49, 56, 57, 59, 60, 66, 83, 96. Arborio Mercurino, 41. Arborio Petrus, prefect van het Leiedepartement, 38, 40, 42. Ardooie, 79. Arras (Fr.), 55. Artevelde (van), 47. Assebroek, 35, 53. Aurelianus, Romeins keizer, 32. Baude Augustinus, dichter, 75. Backere (de) J., metselaarsknaap, 22. Baillieu Jan, 19. Barbara, heilige, 86. Barbier Johannes, timmerman en architect, 86. Beeckman, kapelaan te Bg., 91, 97. Beernem, 79. Beerst (de) Frederik, 30. Begijnhoven, 22. Beke, geestelijke koster te Bg., 80. Beke de Cringen (vander), Pieter, 28. Bergen (Henegouwen), 21, 63. Berry (de), hertogin, 98. beurtschip Brugge-Gent, 45, 55, 71, 84, 96, 106, 107. beurtschip Brugge-Nieuwpoort, 45. beurtschip Brugge-Oostende, 36, 45, 62. Beverhoutsveld, 45-47. Beyts Josephus Franciscus, 17. Bie (de) Marie, 27. Blankenberge, 17, 31, 33, 37, 42, 53, 55, 56, 88, 96, 109, 111. Blücher, veldmaarschalk, 55. Boesinghe-Pecsteen, 88. Bogaert A., schilder (?), 68. Bonaparte Jérôme, 32. Bonifatius, heilige, 36. Boogaert Emmanuel, kunstschilder, 84, 85, 88. Borsele (van), 66. Borstell (de), luitenant-generaal, 51, 53. Boudewijn met de IJzeren Arm, 43. Boulogne (Fr.), 33. Bousson Frans, 26, 27. branden, 75, 85, 97, 101. Bredene, 25, 52. Brenart F.G., bisschop van Bg., 21, 22. Breskens (Ned.), 33, 53, 56. Broglie (de) M.J.M., bisschop van Gent, 32, 58, 66, 68, 74, 80, 81. Broucke (van) Marie, 28. Brue de Saint Bauzille (de la), bisschop van Gent, 47. {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} Brugge. A.Ambachten, gilden en broederschappen: amb. van de vleeshouwers, 99; gild van de tabakisten, 50; gild van rethorica, 84; rederijkersgild van het H. Kruis, 99; Sint Jorisgild, 37, 43, 99; St. Sebastiaansgild, 110; Muziekmaatschappij, 106; Vereniging van palingtrekkers, 71, 85; Broederschap van de Goede Dood, 16, 32, 78, 82; Broederschap van het H. Bloed, 93, 94, 98, 100, 101-102. B.Burgerlijke gebouwen en instellingen: Academie, 16, 17, 21, 26, 27, 31, 34-36, 43, 44, 61, 62, 64, 68, 71-73, 76, 77, 82, 84-92, 95, 96, 98, 106, 107; Academiestraat, 36, 53; Algemeen kerkhof, 41, 48; Atheneum, 95, 97; Augustijnenrei, 74; Beenhouwersstraat, 68; Beul, 24; Boeveriepoort, 29; Bogardenschool, 29, 41, 72, 74, 86, 88; Breidelstraat, 23, 45, 50, 51, 94; Burg, 20, 24, 40, 45, 50-52, 57, 61, 68, 70, 72, 92, 94, 95; Burgerlijke Wacht, 55, 70, 73; Carmersbrug, 100; Carmersstraat, 110; Concertplaats, 90; Coupure, 58, 67, 73; Dampoort, 35, 61; Dulhuis, 25; Dweersstraat, 68, 74, 93; Dyver, 57, 100; Ecole Centrale, 28; Eiermarkt, 109; Ezelpoort, 17, 21, 36, 53, 83, 96; Ezelstraat, 62; Frerenmeur (Minderbroedersstraat), 33; Garenmarkt, 53; Gevangenis (militair), 50; Geernaartstraat, 109; Goezeputstraat, 107; Groentenmarkt, 109; Grote Eekhoutbrug, 25; Grote Markt, 18, 19, 21, 23, 31, 36-38, 50-52, 54, 56, 57, 59, 61, 62, 67, 71-73, 80, 84, 92, 99, 101, 107, 109; Gruuthuse, 38, 48; Halle en Belfort, 21, 33, 40, 83, 92, 97, 102, 103, 106; Handbogenhof, 110; Herberg-hotel ‘De Arend’, 20; ‘De Korenbloem’, 66, 103, 105, 106; ‘Hof van Commercie’, 17, 87; ‘Hotel des Pays Bas’, 100, 107; ‘La Couronne Impériale’, 84; ‘'t Schominkel’, 99; Hoogstraat, 31, 72; Hospitaal voor ongeneesbare zieken, 97, 101; Huis ‘Cranenburg’, 101; ‘De Kemel’, 82; ‘Makelaarsheester’, 83; Intendentie, 71; Jezuietenkwartier, 51, 52; Justitiepaleis, 27; Katelijnepoort, 48, 51, 53, 55, 56, 63, 65, 66, 71, 102; Katelijnestraat, 71, 86; Kom, 36, 47, 62, 81, 95, 96, 104; Koningsbrug, 87, 89; Koopliedenbeurs, 52; Kruispoort, 31, 35, 52, 53, 57, 59, 66, 67, 95, 100; Lakenmarkt, 31, 50; Latijnse school, 93; Lijnwaadmarkt, 107; Lyceum, 90; Mariastraat, 57, 71, 72, 99, 107; Meers, 68, 107; Molenbrug, 72, 94, 95; Naaldenstraat, 18; Nieuwjaarmarkt, 65; Nieuwstraat, 26, 39, 79, 93, 94, 110; Ongepluimde Vogelstraat, 101; O.L. Vrouwkerkhof, 102; O.L. Vrouwkoorstraat, 39; Oud Beenhuis, 48; Oude Gentweg, 104; Oudeburg, 57; Oudezak, 35; Paardenmarkt, 91; Pand, 102; Petitfagot, 102; Philipstockstraat, 31, 71; Poermolen of Groot Kwartier, 61, 64, 66; Posterij, 100, 107; Predikherenbrug, 72; Prefecture, 36; Raamstraat, 104; Reuzenhuis of gevangenis, 28, 70; Rozenhoedstallen, 23; Scheepsdale, 21, 36, 62, 73, 102, 105, 106; Schilderskapel, 31; Schouwburg, 99; Simon Stevinplein, 107; Sint-Elisabethschool, 29, 97; Sint-Jansplaats, 45, 53; St.-Salvatorskerkhof, 101; Smedepoort, 50, 52, 57, 59, 62, 66; Spinhuis, 29; Stadhuis, 19, 21-23, 26, 27, 35, 36, 45, 51, 52, 71, 72, 85, 90, 97; Steen (gevangenis), 43; Steenstraat, 31, 36, 51, 59, 71, 72, 80, 94, 99, 101, 107; Strobrug, 81, 83, 86; Vismarkt, 35, 100, 101; Vlamingdam-hospitaal, 56, 62; Vlamingstraat, 36, 53, {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} 99, 107, 109; Vleeshuis, 51, 97-99, 100, 109; Vrijdagmarkt, 59; Wapenmakersstraat, 82; Watermolen, 96; Wijkmeesters, 20, 21, 52, 65; Woeker, 38; Wollestraat, 27, 57, 99; Zaterdagmarkt, 63; Zuidzandstraat, 59, 78. C.Kerkelijke gebouwen en instellingen: Apostolinnen, 17; Augustijnen, 22, 45, 74, 75, 87; Begijnhof, 108; Bisschoppelijk Paleis, 31, 36; Blindekens, 69, 70, 102; Broeders van Liefde, 102; Capucijnen, 45, 100; Cellebroeders, 50; Colletijnen, 35; Duinenabdij, 54, 63, 90, 91; Engels Klooster, 64, 71, 74, 96, 97, 110; H. Bloedkapel, 19, 27, 36, 43, 92-95, 98, 100, 104; H. Bloedrelikwie, 31, 34, 110; H. Bloedprocessie, 21, 92, 94, 102; H. Geesthuis, 74; H. Sacramentsprocessie, 17, 58, 95; Jakobijnessen, 17; Jezuieten, 16, 18, 32; Karmelieten, 53, 99; Karmelietessen, 17, 62; Kartuizerinnen, 17; Kartuizers, 17, 33, 79; Knikprocessie, 23; Magdalenagasthuis, 46, 61; O.L. Vrouwkerk en -parochie, 19, 24, 32, 33, 36, 38, 40, 45, 51, 55, 57, 61, 66, 71, 72, 76, 81, 82, 86, 90-92, 95, 101-104, 107, 109, 110; O.L. Vrouw Auxilium Christianorum (feest van -), 82; Predikherenklooster, 19; Processie van Half Oogst, 95, 96; Recollettenkerk, 33; Refugiehuis van St. Bertin, 74; Relikwieën: van de H. Barbara, 81, 86; van het H. Bloed, 92, 94; van het H. Kruis, 90; Rozenkransprocessie, 103, 110; Seminarie, 61, 64, 65, 79, 107; St.-Donaaskerk, 25, 28, 41, 64-66, 68, 69, 72, 76, 89-91, 94, 103, 110; St.-Gilliskerk en -parochie, 76, 84, 87, 90, 110; St.-Jacobskerk, 54, 76, 87, 109; St.-Janshospitaal, 62, 97; St.-Joostgodshuis, 110; St.-Juliaansgodshuis, 46, 72; St.-Salvatorskerk en -parochie, 31, 35, 38, 40, 61, 67, 68, 71, 75-77, 79, 80, 92-95, 101, 107, 110; Spermalie-abdij, 100; Theresianen, 17; Urbanisten of Rijke Claren, 17; Vormingen, 74, 76, 80, 110; Zondagschool, 80, 107. D.Sociale en economische zaken: armenzorg, 86, 92, 104; belastingen, 104; brooduitdelingen, 85; Chambre littéraire, 18; eeuwelingen, 101, 108, 110; levensmiddelenprijs en -schaarste, 42, 43, 46, 79-85, 92; mastklimmen, 35, 38, 71, 75, 85; Nieuwjaaravondviering, 16; oproer, 18, 45, 79, 82, 83; Patriotten, 18; strafuitvoeringen, 44, 48; Vastenavondviering, 17; vissterfte in de reien, 100; vrijheidsboom, 19; stadspoortensluiting, 103. Brugse Vrije, 20, 27, 29, 52, 56. Brussel, 29, 48, 59, 63, 64, 67, 68, 71, 73, 81, 87, 98, 100. Bülow (von), Pruisisch generaal, 57, 58. Burtin Frederik, Jezuiet, 16. Busschaert, rechter te Bg., 34. Busscher (de), ontvanger van belastingen te Bg., 54. Buydens J.A., pastoor en deken van de christenheid te Bg., 32, 36, 38, 58, 62, 72, 77. Calais (Fr.), 101. Caloen (van) Frans, 84, 85. Caloen (van) Karel, 82. Calloigne Jan, beeldhouwer, 26, 28, 30, 43, 73, 91, 98. Campeigne, pastoor, 102. Carnin (de) Eduard, 26. Carnot, Frans generaal, 57. Carpentier Johanna, 33. Castlereagh, Engels staatsman, 61. Cels Cornelis, kunstschilder, 26, 99. Chantrell Georges, 102. Chantrell Robert, 92. Chauvelin, prefect van het Leiedepartement, 29, 30. Cincinnati (U.S.A.), 109, 110. Cincinnatus, Romeins dictator, 109, 110. {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} Claeys Paulus, 26. Clarisse, proost van Blindekens te Bg., 69, 102. Clerck (de), rechter te Bg., 29. Coillie (van) Ignatius, 107, 108. Colinet de la Gloriette (de), schepen te Bg., 84, 85. Constantinopel (Turk.), 80. Coppieters Jozef, 53. Coppieters 't Wallant, 81. Coppyn, deken van het schildersambacht te Bg., 31. Coquelaere (van) Ignatius, pastoor, 77-80. Corbie (Fr.), 29. Corselis Frans, pastoor, 80, 87, 107. Croeser (de) baron Karel, 36, 41, 58, 84-86, 102, 108. Custis Annette, 28. Dacquet, heer te Veurne, 101. Dall'occa, muzikant, 103. Dammarin Theresia, 97. Damme, 30, 33, 61. Damse Vaart, 32. Darricaux Adelaïde, 27. Deinze, 50. Dejean, Frans minister, 32. Delbaere, timmerman te Bg., 87. Delft (de le) Jan, 28. Destelbergen, 73. Dewindt J., 19. Deys, kerkmeester te Bg., 101. Diksmuide, 34, 75. Dirk van de Elzas, graaf, 27, 43. Divae Faustina, 32. Donche, familie te Bg., 92, 93. Donckt (vander) Frans, schilder 26, 84, 85. Donny, pensionaris, 109. Doornik, 18, 21, 55, 88, 98. Drubbel, ingenieur, 38. Ducq J.F., kunstschilder, 18, 30, 71, 84, 85, 89, 95, 96, 98. Dudzele, 18, 61. Duinkerken, (Fr.), 21, 57, 105, 106. Dumares Filips, 46, 61. Dumery Jacobus, 61. Eeklo, 50, 55, 57, 109. Eersel (van) G.G., bisschop van Gent, 34. Eligius, heilige, 67, 68, 99. Encre (Fr.), 29. Engelmann G., lithograaf, 77. Eyck (van) Jan, schilder, 26, 31, 72, 86, 89, 94, 96, 98. Fenwick Eduard, bisschop van Cincinnati, 109, 110. Ferdinand IV, koning van Napels, 34. Filips de Goede, graaf van Vlaanderen, 29. Flers, Frans generaal, 20 Fleurus, 67, 75. Fontainebleau (Fr.), 64. Fonteyne, jezuiet, 73. Fosse (vander)-Goubau, gouverneur van West-Vlaanderen, 98, 103. Fraule (de), baron, 44. Garde bourgeoise, 43. Garde d'élite, 52. Garde d'honneur, 47. Garde mobile, 33, 35. Garde nationale, 29-31, 34, 37, 40, 42-44, 51, 52, 82. Garde sedentaire, 34, 35, 37, 43, 45. Garde urbaine, 82, 83. Genappe, 69. Gent, 17, 21-23, 25-28, 32, 34, 35, 37, 47-49, 55-59, 61, 66, 67, 71, 73, 84, 85, 87, 93, 95-98, 100-102, 105, 106, 108, 109. George IV, koning van Engeland, 100, 101. Gibraltar, 63. Gibuet G., 20. Gierdegom (van) Jan, architect, 106, 107. Ginnasi J.C., 64. Gistel, 53, 56, 59, 74. Goethals, vicaris van het bisdom Gent, 47, 81, 84, 93, 94, 98. Goethals Carolus, 27. Gracht (vander), burgemeester van Doornik, 88. Gracht (vander), secretaris van de Intendentie te Bg., 65. Gracht (vander), toeziener van het Wijnendalebos, 103. 's-Gravenhage (Ned.), 65, 96. Gruuthuse, familie, 98. d'Hanins de Moerkerke, schepen te Bg., 84, 85. {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} Heere (de), wonende te Bg., 52. 's Heerenwijnbergh, plaatsnaam te Steenbrugge, 48. Michaël, heilige, 82. Heist, 49, 74, 88. Hemme Jacobus, 101. Hende (van) Johannes, geneesheer, 96. 's Hertogenbosch (Ned.), 37. Herwyn, wonende te Bg., 86. Holvoet Benoît, gouverneur van West-Vlaanderen, 106, 108. Hoogewege (van), baardscheerder, 39. Hooglede, 52. Hoonacker (van), kanunnik te Bg., 18. Huerne (van) Désiré, 110. Huerne de Schiervelde (van) Jozef, 23-24, 28, 29, 33, 37, 38, 42, 48, 64, 67, 69, 71, 74, 81, 91, 93, 99, 101, 109. Ichtegem, 79. Ieper, 18, 50, 84, 96. IJzendijke (Ned.), 35. Imbert Frans, schepen te Bg., 110. Imola (It.), 64. Ingelmunster, 84, 109. invoer uit Engeland, 43. Izegem, 84, 109. Jansens, glassnijder te Bg., 87. Johannes Nepomucenus, heilige, 25, 57. Jooris Johannes, 27. Jooris Jozef, 26, 27. Joos, peperkoekbakker te Bg., 109. Jozef II, keizer van Duitsland, 17, 20, 46. Kaaskerke, 30. Kamehhoff, militair commandant te Bg., 52. Karel VII, koning van Frankrijk, 21. Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, 36, 70. Karel van Lotharingen, gouverneur van de Oostenrijkse Nederlanden, 34. Karlemagne, 36. Kent (Eng.), 70. Kerkhove (vanden) Johannes, 23. Kerkhove (vanden) Oliverius, 23. Keunink (de), verzetstrijder, 48. Kevelare (de), baron, gouverneur van Oost-Vlaanderen, zie hierna. Keverberg de Kessel (de), gouverneur van Oost-Vlaanderen, 87, 89. Kinsoen Frans, kunstschilder, 16, 25, 32, 82, 98, 100. Klemskerke, 52. Knokke, 49. komeet, 41, 42. Kortrijk, 18, 35, 49-53, 55-57, 84, 99, 102, 106. Laken, 66. Laon (Fr.), 55. Lauwereyns de Diepenheede Petrus, 26. Lauwereyns de Diepenheede de Roosendaele Franciscus, 109. Lede (van) Pieter, 31, 43. Ledegem, 98. Legillon Jan, 17, 18, 107. Leipzig (Duitsl.), 48. Lendelede, 84. Lens (de), graaf, meier te Gent, 58. Leo XII, paus, 107. L'Escluse, kunstliefhebber, 95. Lespée (de) Jacques, 108. Leuven, 17, 21, 79. Liechtenstein, Prins van -, 58. Lissewege, 61, 76. Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, 90. Lodewijk XVIII, koning van Frankrijk, 61, 66, 67, 98. Loen (de), baron, gouverneur van West-Vlaanderen, 71, 82, 87, 91, 98. Lokeren, 49. Longprez (de) Albine, 27. Longprez (de) Emiel, 26, 27. Loppem, 109. luchtverschijnsel, 48, 49, 86. Lys, Engelsman, 96. Maele (van de) - De Nys, schepen te Bg., 84, 85. Maertens, vicaris van het bisdom Gent, 47, 93-95. Maison, Frans generaal, 53, 56. Maldegem, 53. Male, 21, 85. Maalse steenweg, 31. Maleveld, 85. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Malta. Ridders van -, 54, 63. Maria Theresia, keizerin van Duitsland, 16, 19, 24, 32, 34. Maria van Bourgondië, hertogin, 36, 70. Marie-Louise, keizerin van Frankrijk, 35, 37. Marke (van), juffrouw, 99. Marlier, drukker te Bg., 50, 54. Maroux, fiscaal, 46. Martens, koopman te Doornik, 98. Maximiliaan van Oostenrijk, keizer, 101. Maeyens, wonende te Bg., 54. Mechelen, 38. Medicale Commissie, 96. Menen, 18, 53. Meulemeester (de) Jozef, graveur, 30, 96. Mey (de) Johannes, 69, 103. Meyns, metselaar te Bg., 87. Michelangelo Buonaroti, 72. Milaan (It.), 30. Moerloose, uitbater van beurtschip, 106. Molo (de), kanunnik te Bg., 35. Mont-Saint-Jean, 75. Morison, onderpastoor, 48. Moser J., consul van Nederland te Duinkerken, 106. mummie uit Egypte te Bg., 109. munteenheid, 79. Namen, 63, 103. Napoleon, keizer van Frankrijk, 30, 34, 35, 37, 38, 44, 47, 51, 55, 65, 70. Napels (It.), 34. New Orleans (U.S.A.), 76, 80. Nieuwpoort, 21, 56, 59, 96. Nijmegen (Ned.), 73. Notre-Dame de Greviller (Fr.), 29. Odevaere Jozef, kunstschilder, 25, 27, 28, 44, 68, 73, 77, 79, 84-86, 89, 90. Oedelem, 18, 46, 85. Oeselgem, 33. ongelukken, ongevallen, 25, 87, 97, 109. onweder, 16, 25, 30, 33, 39, 44, 45, 48, 49, 70, 71, 73, 77, 79, 80, 81, 83, 84, 86, 87, 96, 101, 102, 104, 105, 108, 109, 111. Oost (van) Jacob, kunstschilder, 91. Oostende, 18, 21, 25, 30, 36, 37, 42, 43, 51-53, 55-59, 61-63, 66-71, 73, 80, 84, 95, 96, 110. Oostkamp, 109. Ootegem (van), priester, 109. opeisingen, 31, 42, 44. opgravingen, 28, 30, 32, 33, 41, 42, 48, 101. Oranje. Prins van -, 61-63, 65, 81. Oranjemolen op Beverhoutsveld, 47. Orley (van) Bernard, kunstschilder, 68. Outryve d'Ydewalle (van), jonkheer, 36, 53. Outryve Merckem (van), jonkheer, 36, 82. Paelinck, kunstschilder, 97. Palingpot, plaatsnaam te Assebroek, 53. Palis, kolonel, 60-61. Parijs (Fr.), 18, 25-28, 30, 32, 34, 38, 43, 44, 72, 77, 79, 90, 96. Pauw (de) P.J., deken en vicaris-generaal, 29, 36, 37. Pazzis (de), vicaris-generaal van het bisdom Gent, 47. Peelaert (de) August, 26, 27. Peelaert Westhove (de), 36. Pélichy (de) barones, 24, 93. Pélichy (de) Jan, baron, 93. Pélichy (de) Thérèse, 27, 28. Penaranda (de) Ant., tresorier van de stad Bg., 19. Pepijn de Korte, 36. Pesthuizen, plaatsnaam te Sint-Andries, 48. Pevelenberg. Slag van de -, 70, Pittem, 66. Pius VII, paus, 64, 67, 107, 108. Poucke (van) Karel, beeldhouwer, 22, 34. Praag (Bohemen), 58. Praet (van) Jozef, bibliothecaris, 38. Preudhomme d'Hailly (de) C., burggraaf van Nieuwpoort, 56, 62, 65, 66. Processies-verboden, 95. Proosse (het) te Bg., 76. Puckler-Muskau, graaf, 53, 55. {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} Rabouwenburg, plaatsnaam te Steenbrugge, 48. Raepaert, familie, 44. Raffaël, Italiaans schilder, 29, 47, 50, 56, 57, 71. Roels, secretaris van de Academie te Bg., 82, 89, 90, 96. Roeselare, 70. Rome (It.), 16, 22, 26, 28, 30, 34, 44, 64, 87, 96. Rome. Koning van -, 37, 38. Rommelaere, pastoor, 40. Roovere (de), Nikolaas, monnik van Duinen, 91. Rotsaert, schoenmaker te Bg., 109. Rudd Johannes, architect, 96. Rue (de la) Sylvie, 90. Rumbeke, 73. Saint-Omer (Fr.), 30, 43. Saint-Thomas (Fr.), 29. San (de) Bernard, pater augustijn, 45. Sarazyn, generaal, bevelhebber van het Leiedepartement, 30, 33. Saksen-Weimar. Hertog van -, 53. Schaak (Het), plaatsnaam te Sint-Kruis, 53. Scheerlynck J.B., Jezuiet, 16, 32. Schietere-Caprycke (de), Karel, priester, 69, 70. Schietere de Lophem (de), schepen te Bg., 85. Schietere de Lophem (de) Karel, 28, 94. Schutterij. Zie: Garde urbaine. Seminaristen, 47. Seraphijn, pater Capucijn, 102. Serweytens-Dherbe, 31. Siamese tweeling, 33. Sicilië (It.), 63. Sint-Andries, 42, 48, 66, 75. Sint-Bertin. Abt van -, 21. Sint-Joris-ten-Distel, 71. Sint-Kruis bij Bg., 53, 61, 102. Sint-Michiels, 43, 75, 88. Sint-Pieters bij Bg., 108. Slijkens. Zie: Bredene. Slijpe, 101. Sluis (Ned.), 21, 44, 111. Smedt (de), zilversmid te Bg., 27. Smidt (de) Petrus, 27. Soult F., prefect van het Leiedepartement, 42, 50. Staden, 26. Stappens (de) Adelaïde, 102. Staten-Provinciaal van West-Vlaanderen, 76. Steenbrugge, 48, 65, 81, 85. Stockhove Jan Baptist, 21, 76, 79, 93, 98, 99, 101, 110. Stricht (vander), proost van O.L. Vrouwkerk te Bg., 107. Suvée Jozef, kunstschilder, 16, 18, 22. Suys Tilmanus, 43, 91. Tempelhof, hofstede bij Bg., 62, 105. Tempeliers, 63. Thielman, generaal, 56. Tielt, 49-51, 55, 66, 97, 110. Tilly, burger van Bg., 62. Timme, luitenant, bevelhebber te Bg., 51, 52. Torhout, 37, 50, 96. Troies (Fr.), 47. Tyberchamps (de) Charles, rechter te Namen, 103. Varsenare, 53, 61, 75, 102. Vauster, mevrouw, pianiste, 103. Verbeke Bernard, 33. Verhanneman, rechtsgeleerde te Bg., 22. Verhouve Landrada, 108. Vermeire, kerkmeester te Bg., 29. Verveeken, pastoor te Zevekote, 60. Veurne, 21, 101. Verbrugge Coleta Theresia, 76. Verbrugge Johanna, 74. Verbrugge Theophilus, 74, 76, 110. Verbruggen Jan Baptist, pater Capucijn, 100. Verplancke, weduwe, 83. Versailles (Fr.), 34. Versavel, wever te Bg., 97. Versluyse, pastoor te Bg., 102. Vilvoorde, 51, 61. Vierset, regiment in garnizoen te Bg., 18. Vincke, schutter te Bg., 110. Vlissingen (Ned.), 31, 34, 37, 57. Vriese (de), Lucas, abt van Duinen, 91. Volbrecht, burger te Bg., 22. Walcheren (Ned.), 57. {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} Walle (van de) Jan, 27. Walle (van de) Theodoor, schepen te Bg., 84, 85. Waterlo, 67, 69, 73, 75, 84, 85. Wellington, lord, Engels veldheer, 66. Wenduine, 48, 96. Wenen (Oostenrijk), 65. Westkerke, 33. Westfalen (Duitsl.), 32. West-Vlaanderen, provincie, 56. Wezel (Duitsl.), 47. Wieland, maire van Westkerke, 33. Wijkersloot (de), mevrouw, 65. Wijnendalebos, 103. wild zwijn in West-Vlaanderen, 103. Willem I van Oranje, 65, 68, 70, 71, 73, 79, 82-84, 89, 91, 98. Willem II van Oranje, 85, 95, 96, 100. windhoos, 22. winter (strenge), 18, 22, 44, 49, 104. Witten Beer, plaatsnaam te Sint-Andries, 66. Wynckelman Frans, president van de Academie te Bg., 26, 43, 44, 64, 72, 84, 87, 89, 90, 107. York. Hertog van -, 21. Zedelgem, 28. Zevekote, 59. Zondagrust, 63. Zuttere (de) Jacobus, 108. Zuylen (van), J.J., meier te Bg., 64, 65, 87. Zweden. Koning van -, 32. {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} (1) Z.E.H. Valerius vande Velde, geboren te Stekene op 18 oktober 1865, werd op 11 januari 1900 tot bestuurder van het Engels Klooster te Brugge benoemd in vervanging van wijlen Guido Gezelle. Op 4 april 1939 nam hij ontslag en overleed te Brugge op 3 januari 1941. Zie: Almanak van het bisdom Brugge, 1942, blz. 184. (2) Zie: Brugge, stadhuis, bureau van de burgerlijke stand, parochiale registers, O.L. Vrouwkerk, 1e wijk: ‘25 augusti 1756, hora decima vespertina, natus et 26 ejusdem baptizatus est Joannes Carolus filius legitimus Carolus Verbrugghe, aetatis circiter 33 annorum, baptizati in ecclesia parochiali de Oostcamp, et Anna Maria Jacoba Liecke, aetatis circiter 24 annorum, baptizata in ecclesia parochiali Thoroltensi, conjugum; susceptores fuerunt prenobilis dominis Joannis Nicolaus de Peellaert et nobilis domicella Anna Maria de l'Espée’. - Over J.N. de Peellaert en A.M. de l'Espée, zie: J. Gailliard, Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse..., tom. IV (Brugge, 1860), blz. 130, 137. (3) Zie: P.F. Ledoulx, Levens der konst-schilders, konstenaers en konstenaeressen... dewelke van de stadt van Brugge gebooren sijn ofte aldaer hunne konsten geoeffent hebben. Oorspronkelijk handschrift op het Brugse Stadsarchief. - Over Petrus Franciscus Ledoulx (Brugge 1730-1807), schilder van beroep, zie: Biographie nationale..., tom. XI (Brussel, 1890-1891). kol. 615-616. (3b) Over Hubert de Cock zie: P.F. Ledoulx, a.w. (4) Over J.F. Legillon, zie: W.H.J. Weale, Catalogue du Musée de l'Académie de Bruges (Brugge-Londen, 1861), blz. 97-98. (5) Van deze naijver wordt geen gewag gemaakt in de anders zeer belangrijke bijdrage van E.I. Strubbe en E. Hosten, De Brugsche Academie van 1765 tot 1775, in Annales de la Société d'Emulation de Bruges, tom. LXXXIV (1931), blz. 97-120. (6) Zie: Bijlage II, D. (7) Zie: Brugge, stadhuis, bureau van de burgerlijke stand, huwelijksakten over het jaar VIII, nr. 164. (8) Zie: Catalogus van Verbrugge's werken: ‘No 116. Schilderye op paneel, verbeeldende den Goeden Herder. Dezelve verbeeltenesse van no 93. - Aen mr. Fr. Bulcke, pastor van St. Jacobs binnen Brugge, gegeven, ter oorzaek alsdat hij mij getrauwt hadde, geen ander voldoeninge willende’. (9) Zie: Brugge, stadshuis, bureau van de burgerlijke stand, geboorteakten, op de aangegeven data. (10) Zie: Ib., overlijdensakten, op de aangegeven data. (11) Zie: Bijlage II, A en de bevolkingsboeken op het Brugse stadsarchief. (12) Ook Th. Sevens, Geschiedenis der gemeente Aalbeke (Kortrijk, 1912 - Handelingen van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring te Kortrijk) weet niet wanneer Theophilus Verbrugge als onderpastoor te Aalbeke werd aangesteld. (13) Zie: D. Lescouhier, Algemeene lijst der EE. HH. Pastoors van al de parochiën van West-Vlaanderen van 1802 tot 1930, eerste deel (Kortrijk, z.j.), blz. 16. (14) Zie: Brugge, stadhuis, bureau van de burgerlijke stand, overlijdensakten. (15) Zie: Stad Brugge. Tentoonstelling van oude stadsgezichten in de groote zaal der Halle. December 1924 - Februari 1925, blz. 57, nr. 281. (16) Zie over hem: J. Pollet, Jan Baptist Baude, de achttiendeeuwsche Brugsche gelegenheidsdichter, in Biekorf, tom. XXXVII (1921), blz. 97-103. (17) Over J. van Huerne de Schiervelde (Brugge 1752-1844), zie: Annales de la Société d'Emulation de Bruges, tom. VI (1844), blz. 407-409, en tom. LXXXIII (1940-1946), blz. 69-70. (18) De catalogus van de tentoonstelling van oude stadsgezichten in 1924-1925 te Brugge gehouden, vermeldt niet minder dan vijfendertig tekeningen van J.K. Verbrugge. (19) Vgl. de aantekening in zijn kroniek op datum van 7 aug. 1806. (20) Zie de catalogus van zijn werken onder nr. 183, waar hij schrijft: ‘Ik hebbe het geschreven in mijne annotatiën in 't lang en in alle sijne voorvallen’. (21) Over de gebeurtenissen in de kroniek van J.K. Verbrugge vermeld, vgl. men: B.J. Gailliard, Kronyk of tydrekenkundige beschryving der stad Brugge..., bijgewerkt en in 1849 uitgegeven door J.J. Gailliard; A. Ronse, Ephémérides brugeoises, XVIIIe siècle, in Annales de la Société d'Emulation de Bruges, tom. XLVIII (1898), blz. 285-378, behelzende het Jaerboeck van Buyck, een Brugse kroniek over de jaren 1701-1796; A. Schouteet, Ghedinckboeck van M.F. Allaert. Brugse kroniek over 1713-1787 (Brugge, 1953); P. Verhaegen, Journal d'évènements divers et remarquables (1767-1797), rédigé par Robert Coppieters (Brugge, 1907). (22) Over kunstschilder G. De San, zie: Biographie nationale..., tom. V (Brussel, 1876), kol. 698-699. (23) August of Augustinus Legillon, geboren te Brùgge als zoon van Pieter Legillon en Maria Theresia de l'Espée, overleed te Sint-Michiels bij Brugge op 28 juli 1833. Hij was ongehuwd, rentenier van beroep en had de leeftijd van 85 jaar bereikt. Zie: registers van de burgerlijke stand van de gemeente Sint-Michiels. (24) Over Jozef Karel de Meulemeester, kunstschilder en graveur (Brugge 1771 - Antwerpen 1836), zie: Biographie nationale..., tom. V (Brussel, 1876), kol. 520-531. (1) Deze alinea en al de volgende van het jaar 1792, met uitzondering nochtans van de alinea d.d. 8 of 10 december, werden uitgegeven door V. = [V. van de Velde?] in Biekorf, IX (1898), blz. 136-138, onder de titel: Beeldstorm der Sansculotten te Brugge in 1792. (1) Zie: Bijlage II, F; brief van dankbetuiging vanwege het bestuur van de Academie. (1) Deze en volgende alinea, alsmede de laatste alinea van dit jaar, werden uitgegeven door V. (= V. van de Velde) in Biekorf, IX (1898), blz. 188-190 onder de titel: Beeldstorm der Sansculotten te Brugge in 1797. (1) Zie: Bijalge III, A. (1) Zie: Bijlage III, B. (2) Bovenstaande alinea werd gepubliceerd door A. Viaene, In de grafkelders van de Sint-Donaaskerk te Brugge, in Biekorf, tom. L (1949), blz. 138-139. - Zie ook: Bijlage III, C. (3) Zie: Bijlage III, D. (1) In de Catalogus van Verbrugge's werken wordt hiervan geen gewag gemaakt. (2) Zie: Bijlage III, E. (1) Zie: Catalogus van Verbrugge's werken onder nr. 253. (2) Bovenstaande alinea werd gepubliceerd door A. Viaene, Het portret van Marareta van Eyck, in Biekorf, tom. LIV (1953), blz. 19. (1) Een ongeveer gelijkluidende aantekening wordt aangetroffen in de Catalogus van Verbrugge's werken onder nr. 262. (2) Een ongeveer gelijkluidende aantekening wordt aangetroffen in de Catalogus van Verbrugge's werken onder nr. 261. (3) In de Catalogus van zijn werken geeft J.K. Verbrugge een uitvoerige beschrijving van dit reliekschrijn. (1) Van de bovenstaande alinea wordt melding gemaakt door A. Viaene, Mastklimming, in Biekorf, tom. LIV (1953), blz. 124. (1) Een ongeveer gelijkluidende aantekening wordt aangetroffen in de Catalogus van Verbrugge's werken onder nr. 290. (1) Zie: Bijlage III, G, H, I. (2) Van de bovenstaande alinea wordt gewag gemaakt door A. Viaene, Mastklimming, in Biekorf, tom. LIV (1953), blz. 124. (2) Een gelijkaardige aantekening komt voor in de Catalogus van Verbrugg's werken onder nr. 303. (1) Bovenstaande alinea werd gepubliieerd door A. Viaene, Legende van het Beverhoutsveld, in Biekorf, tom. L (1949), blz. 162. (2) De hier medegedeelde teksten van 16 tot en met 25 februari 1814 worden aangehaald door A. Viaene, Kozakken van de Don in de Vlaanders; februari 1814, in Biekorf, tom. LIV (1953), blz. 238-240. (1) Bovenstaande alinea werd gepubliceerd door A. Viaene, Keizer Alexander en de pastoor van Zevekote, in Biekorf, tom. L (1949), blz. 204-205. (1) De tekst van deze alinea tot aan het nootcijfer werd eveneens uitgegeven in Biekorf, tom. L (1949), blz. 205-206. (1) Van de bovenstaande alinea wordt melding gemaakt door A. Viaene, Mastklimming, in Biekorf, tom. LIV (1953), blz. 124. (1) De tekst van deze alinea tot aan het nootcijfer werd uitgegeven door A. Viaene, Schuilplaatsen van het H. Bloed te Brugge, in Biekorf, LI (1930), blz. 17-18. (1.) Hierna volgt in het handschrift de beschrijving van deze doopvont. (1.) Hierna volgt in het handschrift een uitvoeringe uiteenzetting over de zogenaamde uitvinding van de olieverfschildering door Jan van Eyck. (2.) Hier is blijkbaar een woord in de pen gebleven.