sortering per categorie: fonologie - historische taalkunde - morfologie - semantiek - sociolinguïstiek - syntaxis - taalverwerving




fonologie   |   historische taalkunde   |   morfologie   |
semantiek   |   sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




R.C. Boer, ‘Syncope en consonantengeminatie’ 1918

G.E. Booij, ‘Conjunctiereductie in gelede woorden, een terreinverkenning’ 1983-1984

R.P. Botha, ‘Bindfonemen: grammatische, linguïstische en wetenschapsfilosofische problemen’ 1969

A. Cohen, ‘Het Nederlands diminutiefsuffix; een morfonologische proeve’ 1958

B. Faddegon, ‘Geleidelijke en springende klankverandering’ 1907

Jac. van Ginneken, ‘De phonologie van het Algemeen Nederlandsch’ 1933-1934

Leo Goemans, ‘Voortleven van verdwenen klanken in den Shandi (Dialecten van Aalst en Leuven)’ 1903

A.W. de Groot, ‘De wetten der phonologie en hun betekenis voor de studie van het Nederlands’ 1931

L. Grootaers, ‘Het Nederlands substraat van het Brussel-Frans klanksysteem’ 1953

Carlos Gussenhoven, ‘Focus, Mode and Nucleus’ 1984

C.B. van Haeringen, ‘Eenheid en nuance in beschaafd-Nederlandse uitspraak’ 1924

K. Heeroma, ‘De plaats van ie, oe en uu in het Nederlandse klinkersysteem’ 1959

Harry van der Hulst, ‘Ambisyllabicity in Dutch’ 1985

Riny Huybregts, ‘De biologische kern van taal’ 1978-1979

René Kager en Wim Zonneveld, ‘Schwa, Syllables and Extrametricality in Dutch’ 1985-1986

J.H. van Lessen, ‘Klanknabootsing als taalvormend element’ 1936

William G. Moulton, ‘The Vowels of Dutch: Phonetic and Distributional Classes’ 1962

S.G. Nooteboom, ‘Over de lengte van korte klinkers, lange klinkers en tweeklanken in het Nederlands’ 1971

Rudolf P.G. de Rijk, ‘Apropos of the Dutch Vowel System’ 1967

G. de Schutter en J. Taeldeman, ‘Assimilatie van stem in de zuidelijke Nederlandse dialekten’ 1986

Norval S.H. Smith, ‘-Aar’ 1976

J.J. Spa, ‘Generatieve fonologie’ 1970

Hans van de Velde, Marinel Gerritsen en Roeland van Hout, ‘De verstemlozing van de fricatieven in het Standaard-Nederlands. Een onderzoek naar taalverandering in de periode 1935-1993’ 1995

A.A. Verdenius, ‘Het h-phoneem in het 17de-eeuwse Amsterdams’ 1943

J.W. de Vries et al., ‘De slot-t in consonantclusters te Leiden: een sociolinguïstisch onderzoek’ 1974

Jip Wester, ‘Language Technology as Linguistics: a Phonological Case Study of Dutch Spelling’ 1985

Frank Wijnen, Evelien Krikhaar en Els den Os, ‘The (Non)Realization in Children's Utterances: Evidence for a Rhythmic Constraint’ 1994

N. van Wijk, ‘De umlaut van a in ripuaries- en salies-frankiese dialekten van België en Nederland’ 1914

Wim Zonneveld en Mieke Trommelen, ‘Egg, Onion, Ouch! On the Representation of Dutch Diphthongs’ 1980




fonologie   |    historische taalkunde   |    morfologie   |
semantiek   |    sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




B. van den Berg, ‘Boers en beschaafd in het begin der 17de eeuw’ 1943

W.J.H. Caron, ‘Het taalspel van de probatio pennae’ 1963

Jac. van Ginneken, ‘De huidige stand der genealogische taalwetenschap’ 1909

J. Goossens, ‘Polysemievrees’ 1962

K. Heeroma, ‘Ontspoorde frankiseringen’ 1951-1952

K. Heeroma, ‘Wat is Ingweoons?’ 1965

D.C. Hesseling, ‘Overblijfsels van de Nederlandse taal op Ceylon’ 1910

G.A.T. Koefoed, ‘Taalverandering in het licht van taalverwerving en taalgebruik’ 1978

J.H. van Lessen, ‘Klanknabootsing als taalvormend element’ 1936

J. van Marle en G.A.T. Koefoed, ‘Over Humboldtiaanse taalveranderingen, morfologie en de creativiteit van taal’ 1980-1981

G.S. Overdiep, ‘Over woordschikking en vers-rhythme in den Middelnederlandschen Ferguut’ 1915-1916

M. Schönfeld, ‘Een Oudnederlandse zin uit de elfde eeuw (met reproduktie)’ 1933

A.A. Verdenius, ‘Over de inclinatie in het Middelnederlandsch’ 1924

A.A. Verdenius, ‘Het h-phoneem in het 17-de eeuwse Amsterdams’ 1943

C.G.N. de Vooys, ‘De taalbeschouwing van Siegenbeek-Weiland en van Bilderdijk’ 1931

N. van Wijk, ‘Over de betekenis van Middelnederlandsche handschriften voor de studie van dialekten’ 1913




fonologie   |   historische taalkunde   |   morfologie   |
semantiek   |   sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




R.H. Baayen, ‘Corpusgebaseerd onderzoek naar morfologische produktiviteit’ 1990

G.E. Booij, ‘Conjunctiereductie in gelede woorden, een terreinverkenning’ 1983-1984

A. Cohen, ‘Het Nederlands diminutiefsuffix; een morfonologische proeve’ 1958

C.B. van Haeringen, ‘Congruerende voegwoorden’ 1939

C.B. van Haeringen, ‘De taaie levenskracht van het sterke werkwoord’ 1940

C.B. van Haeringen, ‘De meervoudsvorming in het Nederlands’ 1947

C.B. van Haeringen, ‘Vervoegde voegwoorden in het Oosten’ 1958

Frans Hinskens en Pieter Muysken, ‘Formele en functionele benaderingen van dialectale variatie; de flexie van het adjectief in het dialect van Ubach over Worms’ 1986

A.R. Hol, ‘Het prefix in het verleden deelwoord’ 1941

Cor Hoppenbrouwers, ‘Het genus in een Brabants regiolect’ 1983

E. Kruisinga, ‘De vorm van de verkleinwoorden’ 1915

J. van Marle en G.A.T. Koefoed, ‘Over Humboldtiaanse taalveranderingen, morfologie en de creativiteit van taal’ 1980-1981

L.C. Michels, ‘Woordwording van affixen’ 1957

H. Schultink, ‘Produktiviteit als morfologisch fenomeen’ 1961

Norval S.H. Smith, ‘-Aar’ 1976

H.A.J. van Swaaij, ‘De perfectiva simplicia in het Nederlandsch’ 1909

Johan Taeldeman, ‘Inflectional Aspects of Adjectives in the Dialects of Dutchspeaking Belgium’ 1980

M.C. van den Toorn, ‘De herkomst van het enklitisch pronomen ie, resp. die/tie 1959

J. Verdam, ‘Over het voorvoegsel ont 1901

A.A. Verdenius, ‘Over de inclinatie in het Middelnederlandsch’ 1924

Frans Zwarts, ‘-AAR, -ARIJ, -SEL en -TE +’ 1975




fonologie   |   historische taalkunde   |   morfologie   |
semantiek   |   sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




Carlos Gussenhoven, ‘Focus, Mode and Nucleus’ 1984

Pieter A.M. Seuren, ‘Echo: een studie in negatie’ 1976

H.J. Verkuyl, ‘Aspectual Classes and Aspectual Composition’ 1943

C.G.N. de Vooys, ‘Homoniemen, homoniemenvrees, homoniemenvermijding’ 1939

N. van Wijk, ‘“Aspect” en “Aktionsart”’ 1928

Frans Zwarts, ‘Negatief polaire uitdrukkingen I’ 1981




fonologie   |   historische taalkunde   |   morfologie   |
semantiek   |   sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




Ad Backus, ‘Turks-Nederlandse codewisseling. Universele en taalspecifieke aspecten van taalcontact’ 1998

B. van den Berg, ‘Boers en beschaafd in het begin der 17e eeuw’ 1943

Renée van Bezooijen, ‘Normen met betrekking tot het Standaardnederlands’ 1997

Alied Blom, ‘Het kwantitatieve er 1975-1976

C.B. van Haeringen, ‘Eenheid en nuance in beschaafd-Nederlandse uitspraak’ 1924

G.G. Kloeke, ‘Inleiding’ 1927

A. Sassen, ‘Endogeen en exogeen taalgebruik’ 1963

J.W. de Vries et al., ‘De slot-t in consonantclusters te Leiden: een sociolinguïstisch onderzoek’ 1974




fonologie   |   historische taalkunde   |   morfologie   |
semantiek   |   sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




Gunnar Bech, ‘Über das niederländische Adverbialpronomen er 1968

Hans Bennis en Teun Hoekstra, ‘Gaps and Parasitic Gaps’ 1984-1985

Hans den Besten, ‘On the Interaction of Root Transformations and Lexical Deletive Rules’ 1989

Hans den Besten en Jerold A. Edmondson, ‘The Verbal Complex in Continental West Germanic’ 1983

N. Corver, ‘The Internal Syntax of the Dutch Extended Adjectival Projection’ 1997

Saskia Daalder en Alied Blom, ‘De strukturele positie van reflexieve en reciproke pronomia’ 1975-1976

S.C. Dik, ‘Isomorfisme als functioneel verklaringsprincipe’ 1988

W. de Geest, ‘Infinitiefconstructies bij Verba Sentiendi’ 1975

Carlos Gussenhoven, ‘The Dutch Foot and the Chanted Call’ 1993

Ton van Haaften en Annelies Pauw, ‘Het begrepen subject, een fantoom in de taalbeschrijving’ 1982

Ger J. de Haan, ‘Onafhankelijke PP-komplementen van nomina’ 1978-1979

Liliane Haegeman en Henk van Riemsdijk, ‘Verb Projection Raising, Scope, and the Typology of Rules Affecting Verbs’ 1986

Th. van den Hoek, ‘Woordvolgorde en konstituentenstruktuur’ 1971-1972

Teun Hoekstra, ‘Small Clause Results’ 1988

Helen de Hoop, Guido vanden Wyngaerd en Jan-Wouter Zwart, ‘Syntaxis en semantiek van de van die-constructie’ 1990

J.M. van der Horst en M.J. van der Wal, ‘Negatieverschijnselen en woordvolgorde in de geschiedenis van het Nederlands’ 1979

Robert S. Kirsner, ‘De “onechte lijdende vorm”’ 1976-1977

M. Klein, ‘Anaforische relaties in het Nederlands’ 1980

W.G. Klooster, ‘Reductie in zinnen met “maatconstituenten”’ 1971

L. Koelmans, ‘Iets over de woordvolgorde bij samengestelde predikaten in het Nederlands’ 1965

Jan Koster, ‘Het werkwoord als spiegelcentrum’ 1973-1974

Jan Koster, ‘Dutch as an SOV Language’ 1975

P.J. Merckens, ‘Zijn dat kooplieden of zijn kooplieden dat?’ 1961

P.C. Paardekoper, ‘Een schat van een kind’ 1956

P.C. Paardekoper, ‘Persoonsvorm en voegwoord’ 1961

Tanya Reinhart en Eric Reuland, ‘Reflexivity’ 1993

Henk van Riemsdijk, ‘De relatie tussen postposities en partikels’ 1973-1974

J. Stroop, ‘Systeem in gesproken werkwoordsgroepen’ 1983

W. de Vries, ‘Opmerkingen over Nederlandse syntaxis. I Usurpaties’ 1910

Erik Wellander, ‘Over den datief als subject van een passieve constructie’ 1920

F. Zwarts, ‘Extractie uit prepositionele woordgroepen in het Nederlands’ 1978

F. Zwarts, ‘Negatief polaire uitdrukkingen I’ 1981




fonologie   |   historische taalkunde   |   morfologie   |
semantiek   |   sociolinguïstiek   |   syntaxis   |   taalverwerving




G.A.T. Koefoed, ‘Taalverandering in het licht van taalverwerving en taalgebruik’ 1978

Frank Wijnen, Evelien Krikhaar en Els den Os, ‘The (Non)Realization in Children's Utterances: Evidence for a Rhythmic Constraint’ 1994