Print De Nieuwe Haagsche Nachtegaal(1659)–anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe Inhoudsopgave Allervolmaakste joffer N.N. Voor-sang De Haagsche nachtegaal. [Silvia die mijn gedagjes,] [HOe krachtig ick verpijn,] [Soete Maeght, ghy die mijn Ziel verplicht,] d' Ongestadige vryer Verschoning Aan mejoffer C.v.W. Drink-liedt. Aan joffer N.N. Over 't lang uyt blijven van haar Minnaar. Kaart-spel. Ongeveynstheyt. [WAt is veranderingh] Minne-sucht. Aan Sr. N.N. op zijn blaauwe scheen. ['k HAd nooit gedacht, ô waarde Amarant,] Oorspronck van de kusjes. [WEl Ioosje, ben jy de weelde moe?] [IS bommelalire zo groote geneughd,] [A Vos pieds je viens, Madame,] [SChoonste Ioffer van het landt,] [HEt vinnig stralen van de Zon] Drink-liedt, Om met twee roemers in 't rondt te zingen. De Geest van een Minnaar aan Charon. Brabants liedt. [NOn, non, non, je ne puis pas] Tyters Minne klagt, over Galathés afkeer. De verliefde Dido, over de welbevalligheyd van Aeneas. [ROsemont // Zuld gy dan t' aller stond] [IN de Hel // een woning van gequel,] [ENfin voicy l'Eclipse] [TYlaas! mijn suchten is om niet] Gesang. Een Onechte Moeder aan haar Mingenoot. Antwoordt op het voorige. [PHilles Oogen,] [AMis, que l'allegresse] [O Zoete brandt van minne,] [TReur nu, treur nu, ô Rozelind,] J.V.Duisbergh's kusjes. [CLoris, ontwaakt uyt haar zoetste droompjes,] [QUay-je fait belle in humaine?] Huwelyx lof. Bruylofts-vraag. Dafnis Lente-Klacht aan Dorilis. Uyt de Florabella van den Duitschen Fenix-dichter I Rist, door I.v.Duisberg, dus in Neerduyts Gerijmt. [ALors que je tiens un verre] [ALderbequaamste schoone maagt,] [OOrzaak van mijn vreugde,] [KLeene Goodtje, groot van krachten;] Zang. Trinck Liedelein. Sang. [I'ayme les plaisirs de la vie,] [IN armoe leef ik onbenijt,] t'Samenspraak tusschen Damon en Dorinde. [ROsamonda mijn waarde,] Dooden-dans. [HIer sta ik voor mijn liefjes deur,] [TYter zach lest, dat zijn Rozemondt] [LIeve nachjes!] [IK vryden eens een leelijk Dier] [DEn Hemel wil getuygen,] [WAar toe of ik mijn zin,] Schey-liedt. Aan Forida. Bruylofts may-liedt, Op den tweden avont. Ander, op de Bruloft van J.Vos, en J.Schouten. [DE blonde dageraat,] Mirtillus Mins-verhaal. Op de oogjens van een juffrouw. [SYmen leerje daar voor wachten,] [SEg, ik bid u soete Meysje] De Wereld loopt verkeert. Harders-droom. [MYn Astrea, beminde,] ['k WAs lestmaal in 't groene Haagsche Wout;] [O Spraakeloos geboomt!] Aan juffrouw L. Sauf-Liedelein. [VLucht niet, schoone, die mijn ziel] [IK heb 'et, voor deeze,] [CUpidootje,] Zang, Zang. SCaatelijk,] [Hey lustig braave maats,] Out Haags Kermis-liedt; om zijn aartigheydt hier by gevoegt. [PHilida mijn troost en leven;] [HOe souden 't kusjes zijn die Rosemond my geeft?] [GElooft sy Godt die my gegeven,] Celadon, over de veranderde minne van Clorinde. Blaawe Scheen. [OCh vrou tapt ons een glas met wijn,] Armoeds lof. Zangwyser.