Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De puinhopen van acht jaar Paars

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,97 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De puinhopen van acht jaar Paars

(2002)–Pim Fortuyn

Vorige Volgende
[p. 169]

IX Buitenlandse politiek, defensie en EU

Buitenlandse politiek

De prime-minister van het uk, Tony Blair (Labour), reist als een soort Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken en gelijk een tornado momenteel de wereld rond. Overal bemoeit hij zich mee; met de strijd tegen Osama Bin Laden en Al Quaida, tegen de Talibaan, tegen het terrorisme in het algemeen, met het conflict tussen Israël en Palestina, met het conflict tussen India en Pakistan en wat al niet! Hij is de zelfbenoemde en door niemand gecontroleerde minister van Buitenlandse Zaken van een fictieve wereldregering. Blair weet het overal het beste en draagt met verve de mensenrechten uit. Wie overigens niet wil luisteren en daarnaar wil handelen moet oppassen, voor dat je het weet krijg je een fiks aantal clusterbommen op je kop. Een buitengewoon gevaarlijk man, ronduit een bedreiging voor de wereldvrede en dat in tegenstelling tot wat zijn oogmerk is. Ik heb geen enkele reden om aan zijn uitermate goede bedoelingen te twijfelen. Evenwel, zo zit de wereld niet in elkaar, zij is vol van boosheid, van het kwade en van fundamenteel verschil van inzicht. Dat vergt pragmatisme, een hoge mate van behoedzaamheid en niet in de laatste plaats het respecteren en koesteren van de soevereiniteit der naties, het tegendeel van de huidige naïviteit, arrogantie, schoolmeesterachtigheid en onvervalste agressie. Net zo min als wij ervan gediend zijn dat in ons deel van de wereld, dat der moderniteit, de een of andere Ali Baba komt vertellen hoe wij hier moeten leven en het moeten doen, zijn die landen, met name de islamitische landen, daarvan gediend. En terecht, zij hebben het volste recht op hun eigen ontwikkelingsproces en op hun eigen manier om hun grote economische, sociale en culturele problemen op te lossen,

[p. 170]

inclusief die van de mensenrechten. Wij kunnen hen voorhouden hoe het beter kan, wij kunnen hen helpen bij het oplossen van hun problemen, maar alleen in dialoog en als zij dat wensen. Wij hebben ons in hun deel van de wereld te gedragen als gasten, zoals zij dit hebben te doen in ons deel van de wereld. En dus niet als gasten die gaandeweg het huis overnemen! Dat is dus ook de reden dat het heel goed zou zijn als het Westen in hun deel (veelal islamitisch) van de wereld een toontje lager zou zingen en onverwijld een einde maakt aan zijn militaire presentie al daar, te beginnen met de terugtrekking van alle Amerikaanse troepen uit Saoedi-Arabië. Pas dan hebben wij ook het recht om van de islamitische burgers in ons deel van de wereld te eisen zich volledig te conformeren aan onze kernnormen en kernwaarden en hun best te doen snel te integreren in onze samenlevingen en zich in de eerste plaats te oriënteren op het land waarin zij verkozen hebben nu te leven in plaats van op het land van hun herkomst.

Na de val van de Muur in Berlijn in november 1989 heeft de verwarring niet alleen toegeslagen in de voormalige staatssocialistische landen, maar evenzeer in het welvarende Westen. Sedertdien zijn wij met man en macht op zoek naar een nieuwe wereldorde. Probleem daarbij is dat de enige overgebleven supermacht de vs is, die daardoor als zelfbenoemde politieagent van de wereld optreedt en bij gebrek aan alternatief moet optreden. Een ongezonde situatie, daar het wel heel sterke benen moeten zijn die deze weelde kunnen dragen. En helaas, deze benen blijken maar al te vaak niet erg sterk te zijn. Ik ben een groot bewonderaar van de vs; van hun land, hun politieke bestel, hun economie, hun cultuur, technologie en wetenschap en van hun volk. Kortom, ik ben een zeer uitgesproken fan van hen. Waar ik echter geen stuiver voor geef is voor hun politiekstrategisch inzicht zoals dat tot uitdrukking komt in hun buitenlandse politiek, zowel diplomatiek als militair. Nu niet en ook niet in het verleden, denk bijvoorbeeld maar eens aan het afschuwelijke debacle in Vietnam, sedert jaar en dag hun achilleshiel. De vs weten niet veel van het buitenland en begrijpen er, zo blijkt keer op keer, bitter weinig van. In hun belevingswereld zijn wij allemaal Amerikanen of willen dat tenminste graag worden. Helaas dat is niet zo, het zou er allemaal een stuk overzichtelijker en gemakkelijker op worden. Wij in Europa, althans als wij enig historisch besef hebben,

[p. 171]

kunnen dat begrijpen als geen ander, gewend als wij zijn om met een grote mate aan diversiteit om te gaan. Zelfs de eu, hoeveel gemeenschappelijks het ook heeft, kenmerkt zich door diversiteit in taal, cultuur, landschap, mentaliteit, gebouwde omgevingen, vormgeving van samenleving en verzorgingsstaat, zelfs van economische cultuur en structuur en wat al niet. Buiten Europa voelen wij ons uiteraard Europeaan en Nederlander, maar binnen Europa voelen wij ons in de eerste plaats Nederlander. Hetzelfde geldt voor Engelsen, Italianen, Duitsers, Fransen, et cetera. En hoe zal het dan zijn in die landen in de wereld, met name de islamitische landen, die er zo'n heel andere cultuur op na houden dan de moderniteit? De vraag stellen is in deze haar beantwoorden.

Onder het bewind van de vorige president van de vs, Bill Clinton (Democraat), die ik op veel terreinen bewonder, is met de hartelijke steun van Tony Blair en de wat diffusere steun van de nato, een in zijn uitwerking desastreuze, ethische buitenlandse politiek tot ontplooiing gebracht. In die politiek staan de mensenrechten centraal. Overigens niet systematisch, maar betrekkelijk willekeurig. Zij gelden bijvoorbeeld niet voor het Russische optreden in Tsjetsjenië of voor het optreden van het Indonesische leger in de buitengewesten van Indonesië. Het eerste grote experiment was de Balkan en met name het in het gareel dwingen van het Servië van Milosevic. In mijn ogen een totaal mislukt experiment, ondanks de verbeteringen die bereikt zijn. Aan de oorlog in de Balkan is weliswaar een einde gemaakt, een oorlog die mede werd gevoerd met behulp van door de vs bewapende, geadviseerde en gefinancierde islamitische strijders (onder meer van het uck, waar we nu zo'n last van hebben), inclusief die van de Talibaan en het Al Quaida-netwerk, zoals ook Al Quaida en de Talibaan in Afghanistan in de strijd tegen het bezettingsleger van de toenmalige Sovjet-Unie door de vs zijn bewapend, geadviseerd en gefinancierd (sic!). Over strategisch inzicht gesproken! Het landsbestuur is zowel in Kosovo als in Bosnië door westerse non governmental organizations (ngo's) en troepen overgenomen. Met name de ngo's sturen zeer goedbetaalde krachten die volkomen losgezongen van de werkelijkheid aldaar en zonder enige kennis van de cultuur en omstandigheden ter plaatse, de bestuurlijke lakens uitdelen. Dit kweekt haat en afkeer, daar kan men zeker van zijn, zoals het aanzet tot een buitengewoon omvangrijke corruptie, te betalen

[p. 172]

door de westerse belastingbetaler. Zo gauw we daar onze hielen hebben gelicht, begint het pandemonium weer van voren af aan. Er is niets opgelost, integendeel, er worden in hoog tempo nieuwe problemen gecreëerd en de haat krijgt nieuwe dimensies. De rekening daarvoor krijgen wij straks gepresenteerd. En hoe kan het ook anders, de mensen daar zullen met vallen en opstaan hun eigen problemen zelf moeten oplossen in stede van dat uit te besteden aan een buitenlandse bezettingsmacht die, wellicht met uitermate goede bedoelingen, even komt vertellen hoe zij het hebben te doen en in nog meer gevallen het gewoon zelf even doet. Leerproces: nul komma nul, nul, nul! Ondertussen wordt het uck geen strobreed in de weg gelegd. Dat leger streeft een groot islamitisch Albanië na, door de aansluiting van Kosovo, Montenegro, Bosnië, het Zuiden van Servië en het noorden van Macedonië bij Albanië. Zij vorderen langzaam maar gestaag, met hartelijke dank aan het Westen, de vs voorop. De eu heeft als de opzet slaagt straks een grote islamitische staat - arm en vol van sociale tegenstellingen, een inmiddels onderkende voedingsbodem voor islamitisch fundamentalisme - aan zijn Zuid-Oostgrens. Het is niet van deze wereld om te verwachten dat Griekenland dat ooit zal accepteren, ingeklemd te zijn tussen het islamitische Turkije en het islamitische groot-Albanië, dat is gewoon vragen om oorlog en dan in eu-verband.

Servië had gewoon niet gebombardeerd moeten worden. De druk op dat land had in eendrachtige samenwerking met Rusland diplomatiek en economisch verder moeten worden opgevoerd, in plaats van de gefrustreerde toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van de vs Madeleine Albright (een vluchtelinge uit het toenmalige communistische Tsjecho-Slowakije, nota bene) haar haar ramkoers te laten volgen, dan was Milosevic ook wel gevallen. Milosevic had niet uitgeleverd moeten worden aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, maar moeten worden berecht in eigen land. De aanklager van het tribunaal had dan goed werk kunnen verrichten door de aanklagers in Belgrado alle relevante documenten aan te leveren en bij te staan met alle mogelijke hand- en spandiensten. Dat had Servië in staat gesteld tot een katharsis en verwerking van het eigen recente verleden. Nu kan Milosevic met recht en reden beweren dat hij uitgeleverd is aan de overwinnaars van de oorlog en het slachtoffer is van partijdig overwinnaarsrecht. Dat heb je van een ethische buiten-

[p. 173]

landse politiek die naar willekeur de soevereiniteit van een land met voeten treedt en deze desnoods wegbombardeert. Ook daarvan krijgen wij, het Westen, de rekening met een stevige rente in de naaste toekomst nog gepresenteerd.

Veel kan Nederland natuurlijk op eigen houtje niet beginnen tegen deze desastreuze ethische buitenlandse politiek van een grootmacht als de vs met het uk als schildknaap. We kunnen er wel ferm afstand van nemen en er niet meer aan meewerken. We kunnen wel proberen onze grote broers ervan te overtuigen dat dit niet de juiste weg is. We kunnen wel heel veel preciezer omgaan met onze troepenzendingen naar weer een conflicthaard in de wereld.

Samengevat wil ik een buitenlandse politiek die er als volgt uitziet:

1.Respect voor de nationale soevereiniteit van een land. Er moet heel wat gebeuren en alle middelen van diplomatieke en economische aard moeten zijn uitgeput, wil die soevereiniteit mogen worden aangetast, waarbij bombarderen echt het laatste, het aller-, allerlaatste middel dient te zijn.
2.Bij deelname aan buitenlandse vredesacties wordt het Nederlandse belang daarbij zwaar gewogen en als we deelnemen doen we dat naar rato van ons gewicht, dat wil zeggen met inachtneming van onze politieke, militaire, economische en geografische positie, waarbij we de geringe omvang van onze bevolking nadrukkelijk mee laten wegen. Thans zijn wij ver doorgeschoten, in bijvoorbeeld Eritrea hadden en in Afghanistan hebben wij niets te zoeken en ook bij onze aanwezigheid in Kosovo heb ik zo de nodige vraagtekens. De steun kan overigens ook wel eens bestaan uit het trekken van het chequeboek in plaats van het sturen van troepen, ngo's en agenten.
3.Internationale tribunalen en helemaal een Internationaal Gerechtshof voor de Rechten van de Mens zijn duidelijk nog een brug te ver. Zo lang er geen internationale rechtsorde van werkelijke betekenis is - en die komt er pas als de landen en culturen in de wereld in voldoende mate naar elkaar zijn toegegroeid - ontaarden deze hoven in overwinnaarsrecht. Daarbij doet het weinig terzake of dit nu zo is of niet. Veel belangrijker is dat die culturen en landen die er andere opvattingen op nahouden en in het verdachtenbankje worden gesleept, dat als zodanig zien en beleven. En ook dat is een feit waar wij terdege rekening mee
[p. 174]
hebben te houden. Wat mij betreft dus geen Internationaal Hof voor de Mensenrechten in Den Haag, ook al wil de burgemeester van Den Haag, Deetman (cda), dat nog zo graag voor het aanzien van zijn stad en de werkgelegenheid aldaar.

Defensie

De Nederlandse krijgsmacht is, in vergelijking met bijvoorbeeld die van de brd, een krijgsmacht met een waterhoofd: heel veel leiding, management en bureaucratie en te weinig mensen om de echte taken van defensie uit te voeren. Of, om het in bedrijfstermen te zeggen: een geweldige overhead aan mensen en kosten, die ten koste gaat van de core-business, dat wil zeggen het militair optreden in binnen- en buitenland. Heel veel officieren en te weinig manschappen. De brd heeft een uitstekende krijgsmacht, dus er is geen enkele reden waarom wij het hier moeten doen met dit waterhoofd. Sanering van het officierenkorps in alle rangen, terugdringing van de overhead in het algemeen en de bureaucratie in het bijzonder, zijn de voorname ingrediënten voor de realisatie van een moderne, efficiënte, effectieve en voor zijn core-business toegeruste krijgsmacht.

In 1993 heb ik in een rede voor de leiding van de Koninklijke Marine uiteengezet hoe een moderne krijgsmacht eruit zou moeten zien en zoals hieronder zal blijken, kon dat hun hartelijk instemming hebben. De wrijvingen bij de chef defensiestaf - er is weer een heuse commissie ingesteld om de problemen te analyseren - en de schaamteloze vertoning bij de troepenzending naar Eritrea sterken mij in mijn opvattingen dienaangaande uit 1993! In Eritrea was de Koninklijke Marine aan de beurt voor een troepenzending in het kader van de vn-vredeshandhaving aldaar. Bij de Koninklijke Landmacht stond al het noodzakelijke materieel opgeslagen in de loodsen. Dat zei de Koninklijke Landmacht lekker niet tegen de Koninklijke Marine. Gevolg: de Marine moest op stel en sprong dat materieel aanschaffen op de particuliere markt. De handige Hollandse ondernemers wisten daar wel raad mee, de tweedehandsvoorraad kon tegen woekerprijzen van de hand, een buitenkansje! De sullige minister van Defensie, De Grave (vvd), mooi beentje gelicht, een overschrijding van de geplande kosten van de Eritrea-operatie

[p. 175]

met meer dan 100 procent, de belastingbetaler die het gelag moest betalen, en een minister van Defensie die - na excuses aan de Kamer, daar zijn de paarse bewindslieden heel erg goed in - gewoon bleef zitten. Eens temeer bleek hieruit dat de minister van Defensie zijn departement en de krijgsmacht niet kent, laat staan beheerst, hetgeen overigens voor de meeste paarse bewindslieden geldt. In dit land maken ambtenaren al dan niet in uniform of toga de dienst uit en niet de politieke bestuurders en de volksvertegenwoordiging, zo simpel is dat. Om nu aan deze enormiteit een einde te maken, zijn naast de bovenvermelde sanering de volgende maatregelen nodig:

1.Opheffing van de Koninklijke Landmacht.
2.Opheffing van de Koninklijke Luchtmacht.
3.De Koninklijke Marine wordt de enige krijgsmacht die ons land nog telt.
4.In de Koninklijke Marine Luchtvaartdienst wordt het vliegend materieel en personeel van de huidige Koninklijke Luchtmacht geïntegreerd.
5.In het Korps Mariniers worden die onderdelen van de Koninklijke Landmacht geïntegreerd die nodig zijn voor defensie- en vredesoperaties op de grond.
6.Er komt een admiraliteit voor de gehele aldus hervormde krijgsmacht, de Koninklijke Marine.
7.Die admiraliteit bestaat uit een admiraal (de door mij sterk opgewaardeerde functie van de huidige chef defensiestaf) en drie vice-admiraals, te weten: a. een vice-admiraal varend materieel en manschappen; b. een vice-admiraal grondtroepen en materieel; c. een vice-admiraal vliegend materieel en personeel. De admiraliteit functioneert als een Raad van Bestuur voor de krijgsmacht, de vice-admiraals daarnaast als divisiedirecteuren voor respectievelijk, zee-, land-, luchttroepen.
8.Boven de admiraliteit staat de minister c.q. staatssecretaris van Defensie, daarin op het managementterrein geassisteerd door de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie.
9.Het ministerie van Defensie wordt teruggebracht tot een klein faciliterend apparaat voor de minister c.q. staatssecretaris en voor de krijgsmacht, de Koninklijke Marine. Dit kwalitatief hoogwaardige apparaat ondersteunt de bewindspersoon bij het ontwikkelen van beleid en defensiestrategie en controleert op hoofd-
[p. 176]
lijnen de krijgsmacht op basis van vooraf overeengekomen targets inzake prestaties en uitvoering van het beleid.

Algemene dienstplicht

De krijgsmacht kampt met een steeds nijpender tekort aan personeel. Ik pleit mede daarom, maar ook om redenen die hierna volgen, voor de invoering van een algemene dienstplicht voor alle jongens en meisjes in Nederland van omstreeks achttien jaar. Bij het oproepen voor het vervullen van de dienstplicht wordt wel rekening gehouden met de noodzaak van het met goed gevolg afronden van al het onderwijs dat niet kan worden gerekend tot het hoger (beroeps-) of wetenschappelijk onderwijs. De duur van de algemene dienstplicht is een jaar. De dienstplichtige heeft de keuze uit sociale dienstplicht van een jaar of militaire dienst van twee jaar, waarin het tweede jaar van de militaire dienst een volwaardig salaris wordt genoten. Gedurende de sociale dienstplicht van een jaar of gedurende het eerste jaar militaire dienst geniet de dienstplichtige, kleding (uniform), kost en inwoning, alsmede een redelijk zakgeld. Voor het vervullen van de sociale dienstplicht worden overal in het land jeugdhotels ingericht, met units van veertien kamers en een keuken. De unit kookt voor zichzelf en koopt ook zelf het eten in. De betreffende unit van veertien personen wordt gemêleerd samengesteld naar: sekse, sociale en etnische afkomst. De unit gaat als team aan de slag in de collectieve sector. Doel van de sociale dienstplicht is niet om de collectieve sector van goedkoop personeel te voorzien, zij verrichten slechts handen spandiensten ten behoeve van het uitvoerende personeel in die sector. Het doel is leren omgaan met mensen van verschillende sekse, geaardheid, sociale afkomst en etnische achtergrond. Dit alles ter voorbereiding op een volwaardige positie in de Nederlandse samenleving en met als oogmerk het Nederlanderschap inhoud te geven en de natievorming te verstevigen en op peil te houden. Zoals de traditionele dienstplicht ongelooflijk veel heeft bijgedragen in het verleden aan de Nederlandse natievorming - doordat mensen uit hele verschillende regio's, van het platteland en de stad, en van sterk uiteenlopende maatschappelijke afkomst met elkaar moesten optrekken - zo zal de invoering van de algemene dienstplicht voor jongens en

[p. 177]

meisjes van omstreeks achttien jaar daaraan een niet te onderschatten bijdrage kunnen leveren. Voor de jongeren die moeite hebben met de integratie in de Nederlandse samenleving, cultuur en economie zal de intensieve omgang met oorspronkelijk Nederlandse jongeren een belangrijk hulpmiddel blijken te zijn, waar geen cursus of overheidsbeleid tegenop kan!

Ten slotte wil ik het oude plan van Lubbers (cda) van de opvoedingskampen voor moeilijk hanteerbare jongeren van stal halen in een nieuwe vorm. Wie met de rechter in aanraking komt en jeugddetentie krijgt opgelegd kan, indien de rechter dat na onderzoek een reële, kansrijke optie acht (de ergste en meest hopeloze gevallen komen daar natuurlijk niet voor in aanmerking), vanaf zestien jaar kiezen om voor vier jaar in militaire dienst te gaan. Na een basisopleiding van een jaar tegen dezelfde condities als die van de sociale dienstplichtigen, volgt verdere opleiding en inzet tegen een normaal salaris. De basisopleiding is streng en fysiek zwaar. Doel: bijbrengen van discipline en doorzettingsvermogen, alsmede een goed besef van de kernnormen en kernwaarden waarnaar een Nederlands staatsburger geacht wordt te leven. Ook uit deze hoek kan een aanvulling worden gecreëerd om het tekort aan militairen te bestrijden. De jongeren leren een vak, worden na een jaar normaal betaald en leren zich maatschappelijk verantwoord te gedragen. De betreffende jongere loopt op die manier jeugddetentie in een jeugdstrafinrichting mis, veelal onbedoeld functionerend als een hogeschool met als enige vak: professionele criminaliteitsbeoefening.

Nederland en de EU

De eu is een fenomenaal experiment dat veel heeft bijgedragen aan de vrede in ons deel van de wereld, een vrede die we nu al weer 57 jaar kennen. En dat op een continent dat eeuwen lang door oorlogen werd beheerst. Daarnaast heeft de eu onschatbaar veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de welvaart in de lidstaten. Het is van belang dit alles te behouden, te behoeden en uit te breiden. Dit is het mooie verhaal.

De eu kent echter ook een donkere kant. Het wil maar niet lukken om de bevolkingen van de lidstaten warm te laten lopen voor een

[p. 178]

politiek verenigd Europa en mijns inziens is dat voorlopig terecht. Hoezeer de eu als politieke en culturele entiteit niet leeft onder de bevolking, moge wel blijken uit het feit dat het opkomstpercentage voor de verkiezingen voor het Europese parlement, hetgeen toch een feestdag der Europese democratie zou moeten zijn, niet boven de 30 procent wil uitkomen. De politieke eu is vooral een speeltje van politieke elites en ambtenaren, zelfs de meeste ondernemers kan het niet boeien, terwijl ondernemingen toch het meeste profiteren van die ene, grote, gemeenschappelijke binnenmarkt. De oorzaak daarvan is dat mensen een natuurlijke afkeer hebben van megalomanie, grootschaligheid, bureaucratie en bedilzucht. Dit alles nu kenmerkt de huidige politieke eu en zijn instituties. De eu is een uniek project, het is geen federale staat en dat wordt het voorlopig terecht ook niet. Het is een project dat ons economisch voordeel oplevert, ons elkaar beter doet leren kennen en ons in staat stelt om zaken die je beter gemeenschappelijk kunt doen ook gemeenschappelijk aan te pakken. Niet meer, maar zeker ook niet minder. Het zou een zegen zijn indien de politiek in ons land dat eindelijk eens zou willen inzien en daarnaar zou handelen. Het tegendeel is echter het geval, klakkeloos en dikwijls zonder enige noodzaak worden delen van de soevereiniteit van ons land en de eigen bevoegdheden overgedragen aan politiek bleke instituties als het Europese parlement en de Europese Commissie. Pakt het dan verkeert uit, dan kan de vaderlandse politiek verwijzen naar Brussel en als men hier iets politiek niet wil aanpakken, volstaat het met te melden dat Brussel dit niet toestaat of onmogelijk maakt. Overigens dikwijls zonder daar serieus onderzoek naar gedaan te hebben. Zo ontstaat er een politieke sfeer, alsof Brussel een soort natuurwetten afscheidt, waartegen men nu eenmaal niets kan ondernemen en men zich daar maar naar heeft te schikken, over democratie gesproken! Voorts is de eu het speeltje van het kabinet in het algemeen en de minister-president in het bijzonder. In het kader daarvan kun je je als bewindspersoon onttrekken aan het zompige moeras van de Lage Landen en bevind je je onder ‘gelijken’, dat wil zeggen onder de in jouw ogen groten der aarden, die doen alsof je hun gelijke bent. Ik zeg altijd maar als de president van de vs of de politieke leider van een der grote eu-lidstaten onze premier uitmaakt voor een groot staatsman, het tijd wordt dat hij even grondig zijn zakken naziet. Grote kans dat er weer een schip

[p. 179]

met Hollands geld of Hollandse troepen is vertrokken ten gunste van die grote landen of de eu. Ook in het kader van de eu zal, meer dan tot nu toe is gebeurd, het Nederlandse belang zwaar mee moeten worden gewogen. We zijn te vaak de malle Pietje van de klas. We dragen substantieel te veel af aan de eu, gemeten naar de omvang van onze bevolking en onze rijkdom. Een erfenis van toenmalig premier Lubbers (cda), die zijn voorzitterschap van de Europese Commissie dacht te kunnen kopen met een voor Nederland zeer ongunstige contributieregeling aan de eu, een grote zak met Hollands geld dus. De huidige minister van Financiën, Zalm (vvd), heeft dat enigszins, maar zeker nier voldoende, weten te repareren. De esf-affaire - de fraude met sociale zekerheidgelden van de eu onder verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken onder Paars i, Ad Melkert, thans lijsttrekker van de pvda - vloeit rechtstreeks uit deze oneerlijk hoge contributie voort. Ter compensatie van die veel te hoge afdracht konden wij een beroep doen op het Europese Sociale-zekerheid Fonds (esf). We hebben, nu dat misgelopen is, niet de guts, nu we zulke administratieve fouten daarmee hebben gemaakt dat dit officieel als fraude valt te kwalificeren, om de zaak opnieuw en dan via de ramkoers in de Raad van Regeringsleiders aan de orde te stellen. Of de eu verlaagt onze contributie alsnog substantieel, of zij ziet af van die malle vertoning om wellicht 1, 2 miljard gulden (ongeveer 500 miljoen euro) terug te vorderen van Nederland. Die wolk hangt mooi boven het volgende kabinet als de Europese Commissie doorzet, dat mag bij aantreden dan even per direct 1,2 miljard gulden aan Brussel overmaken. Ad Melkert is dus helemaal geen degelijke beheerder van onze staatsfinanciën. Integendeel, hij heeft gewoon een gat in zijn hand, zoals hij ook de politieke aanstichter was van de verjubeling van die 8 miljard extra staatsinkomsten die opgegaan zijn aan lonen en salarissen in de collectieve sector zonder dat daar ook maar een enkele verbetering van het aldaar gepresteerde tegenover stond. En wat hem betreft was dat nog lang niet genoeg, er kon wel een paar miljard meer bij, hetgeen de minister van Financiën, Zalm (vvd), met de moed der wanhoop, gelukkig wist te verhinderen. Hadden we die acht miljard gulden nog maar in kas, daar hadden we mooiere dingen mee kunnen doen! Verbijsterender is echter dat Melkert daar tot nu toe alle politieke verantwoordelijkheid voor weigert te aanvaarden en het gezellige

[p. 180]

Paars laat hem daarmee politiek nog wegkomen ook en de sullige oppositie laat het er voor de zoveelste keer bij zitten!

In mijn boek Zielloos Europa (1998) ga ik uitvoeriger in op het politieke en monetaire project Europa. Ik verwijs daar kortheidshalve naar. Mij staat voorlopig een eu voor ogen waar subsidiariteit hoog in het vaandel staat, dat wil zeggen die dingen gezamenlijk doen die beter of profijtelijker samen gedaan kunnen worden en al die dingen nationaal, regionaal of plaatselijk doen die beter op dat niveau geregeld kunnen worden. Op die manier creëert men draagvlak onder de bevolking en politieke en bestuurlijke participatie van de bevolking, door de dingen te doen op het juiste niveau. Hieronder volgt puntsgewijs war ik op korte termijn in eu-verband wil.

1.Heronderhandeling over de hoogte van de Nederlandse contributie aan de eu, met als ijkpunten onze bevolkingsomvang en onze rijkdom in verhouding tot die van de andere leden.
2.Afschaffing van de landbouwsubsidies en renationalisatie van het landbouwbeleid. Brussel ziet, net als bij de overige bedrijfstakken in de lidstaten, toe op volledige mededinging, concurrentievervalsing door subsidie of ongelijke (milieu)regelgeving en houdt zich er verder buiten.
3.Afschaffing van alle structuurfondsen. De huidige eu kent geen arme lidstaten meer, dus eenieder houdt zijn eigen broek maar op. Dat voorkomt een hoop verspilling zoals wegen die van niks naar niks leiden en fraudemogelijkheden, en herstelt de autonomie van landen, regio's en plaatselijke besturen daar waar deze zonder enige noodzaak wordt aangetast.
4.Voor de nieuwe toetreders wordt een apart aan tijd gebonden structuurfonds in het leven geroepen, dat hen in staat stelt hun economieën op eu-niveau te krijgen.
5.De nieuwe toetreders worden voorlopig uitgesloten van de emu.
6.Nederland organiseert over de vraag van toetreding van nieuwe leden, per groep nieuwe toetreders, een referendum dat politiek bindend is. Op deze manier kan de Nederlandse bevolking zich daarover uitspreken en wordt de politiek gedwongen de voor- en nadelen van de uitbreiding van de eu uitvoerig over het voetlicht te brengen.
7.Nederland stuurt aan op een grote eu-subsidiariteitconferentie. Op die conferentie wordt de hele Brusselse regelfabriek, met al
[p. 181]
zijn wetten, regels en regeltjes, kritisch tegen het licht gehouden en wordt uiteindelijk besloten wat weg kan, wat terug moet naar de landen en wat in handen van Brussel blijft. Ik verwacht voor een dergelijke conferentie massieve steun van onder meer het uk, Italië en de brd. Een heel haalbare optie, dus.
8.We kijken nog eens kritisch naar het Europese Parlement. Wat mij betreft kan dat worden afgeschaft en vervangen door een senaat samen te stellen uit afvaardigingen uit de parlementen der lidstaten.
9.Last but not least, het Nederlandse parlement gaat zich intensief en politiek bemoeien met de eu door ministers bindende mandaten te verstrekken en niet meer te laten vertrekken met blanco volmachten, waarbij het parlement er nauwgezet op toeziet dat niet te pas en te onpas de bewindspersoon weg komt met de frase: ja, meer zat er nu eenmaal niet in.

Ik ben een loyale voorstander van de eu, maar met behoud van eigen identiteit en waar dit kan met behoud van onze soevereiniteit. Nederlander, Europeaan en Wereldburger en wel in die volgorde!


Vorige Volgende

Over het gehele werk

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001