| |
| |
| |
Woordregister
a* naam in waterlopen 776 [Künzel] {2.3} |
à voorzetsel 1832 [wei] <Frans {4.2} |
A4 bepaald papierformaat 1992 [gvd] <L {3.4/5} |
aaibaarheidsfactor factor volgens welke de wereld wordt ingedeeld 1969 [De Coster 1999] {4.4} |
aaien* strelen 1717 [Claes Tw. 9] |
aak* schip 1520 [hws] {1.2.4/4.1.11} |
aal* beenvis 755-768 [Künzel] {2.3} |
aalbes* vrucht 1500 [Claes Tw. 12] {4.1.2} |
aalmoes gift 1236 [cg i 1, 22] <Frans |
aalmoezenier katholiek geestelijke 1251-1275 [cg i 1, 292] <Frans {4.1.8} |
aalscholver* pelikaanachtige 1868 [wnt] |
aambeeld* blok waarop metalen bewerkt worden 1599 [Kil.] |
aambei* besachtige opzwelling van de aderen 1485 [mnw] {1.2.1} |
aamborstig* kortademig 1351-1400 [hws] |
aan* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
aanappelen* rotzooien, onverschillig te werk gaan 1974 [Endt] {1.2.5/3.1} |
aanbakken* vastkleven 1632 [wnt] |
aanbevelen* aanraden 1656 [wnt abuseeren Suppl] |
aanbidden* met geestdrift vereren 1240 [Bern.] {1.2.5} |
aandacht belangstelling 1430 [hws] <Duits |
aandoening* gewaarwording 1553 [wnt haast] |
aaneen* bijwoord van tijd: elkaar in tijd opvolgend 1436 [hws] {4.1.7} |
aanfluiting* voorwerp van bespotting 1637 [Statenvertaling (2 Kronieken 29:8)] |
aangaande* voorzetsel 1854-1855 [wnt] {4.2} |
aangenaam* behaaglijk 1475 [hws] |
aangeschoten* dronken 1880 [wnt weg i] |
aangezicht* gezicht 1477 [Claes Tw. 9] {1.2.4/1.2.5} |
aangezien* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2} |
aanhangwagen wagen die door andere wordt voortgetrokken 1934 [Vd Sijs 1996, 236] <Duits {1.4/4.1.10} |
aanhankelijkheid innige gehechtheid 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
aanklampen* staande houden 1672 [wnt Suppl] |
aanleiding* omstandigheid die iets ten gevolge heeft 1614 [wnt] |
aanlengen* verdunnen 1592 [wnt] |
aanmatigen, zich wederrechtelijk aanspraak maken op 1658 [wnt] <Duits |
aanminnig* bekoorlijk 1348 [mnw] |
aanranden* te lijf gaan (al dan niet met ontucht) 1544 [hws] |
aanrecht* keukenblok 1542 [Dasypodius] {1.2.5} |
aanrichten* veroorzaken 1597 [wnt Suppl] |
aanschijn* gelaat 901-1000 [wps] |
aanstonds* bijwoord van tijd: gauw 1673 [wnt Suppl] {3.1} |
aantal onbepaalde veelheid 1634 [wnt land] <Nederduits {3.2} |
aantijgen* beschuldigen 1562 [Naembouck] |
aanvaarden* beginnen 1240 [Bern.] |
aanvallig* bekoorlijk 1633 [wnt abel] {1.2.5} |
aanvangen* beginnen 1350 [mnw] |
aanvankelijk bijwoord van tijd: in het begin 1784-1785 [wnt] <Duits {4.1.7} |
aanwezig* voorhanden 1561 [wnt verdrinken] |
aap* primaat 1451-1500 [mnw] {4.1.3} |
aapje* huurrijtuig 1880-1885 [wnt] {4.1.10} |
aar* bovenste deel van de halm van graangewassen 1240 [Bern.] |
aard* akker 1019-1030 [Claes] {1.2.6/2.3} |
aard* geaardheid 1287 [cg NatBl] {1.2.6} |
aardappel* eetbare knol 1712 [wnt] {4.1.6} |
aardbei vrucht 1597 [wnt] {4.1.2} |
aarde* grond 901-1000 [wps] {1.2.6} |
aarde* onze planeet 1624 [wnt] {1.2.6} |
aardewerk* vaatwerk van aarde 1596 [wnt vreemdigheid] |
aardig* bekoorlijk, mooi 1420 [hws] {1.2.3} |
aardig* vriendelijk, beleefd 1786 [wnt] {1.2.3} |
aardrijkskunde geografie 1769 [Geographische Oefening schetzende de geheele aardrykskunde] |
aardvarken buistandig zoogdier 1779 [wnt] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
aardwolf hyena-achtige 1882 [wnt z.j.] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
aars* anus 1410 [mnw] {4.4} |
aartsbisschop metropoliet 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
aartsdom zeer dom 1866 [wnt] |
aarzelen* weifelen 1600 [wnt] {1.2.3/3.1} |
aas* lokspijs, voedsel 1287 [cg NatBl] {1.2.3} |
aas de één in het dobbel- en kaartspel 1350 [mnw] <Frans {1.2.3/4.1.18} |
abactis secretaris 1899 [dbl] |
abacus telraam 1515 [wnt trezoor] <Latijn |
abattoir slachthuis 1861 [wnt villen i] <Frans |
abces ettergezwel 1669 [mey] <Frans |
abdicatie troonsafstand 1824 [wei] <Frans |
abdiceren troonsafstand doen 1824 [wei] <Latijn |
abdij klooster 1240 [Bern.] <me Latijn {3.2} |
abdis overste van vrouwenklooster 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8} |
| |
| |
abdomen onderbuik 1661 [Aanv wnt] <Latijn {3.2} |
abductie wegvoering 1658 [mey] <Latijn |
abeel populier 1240 [cg i Gent] <Frans |
abel bekwaam 1350-1420 [mnw] <Frans |
abel spel Middelnederlands wereldlijk toneelspel 1410 [mnw] {4.1.15} |
aberratie afwijking 1658 [mey] <Frans |
abessijn kattensoort 1951 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
abituriënt eindexamenkandidaat 1824 [wei] <Duits |
abject verachtelijk 1824 [wei] <Frans |
ablatief zesde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
ablaut regelmatige klankwisseling 1846 [wnt wortel] <Duits |
abnormaal tegen de norm 1864 [wnt] |
abolitie afschaffing 1540 [hws] <Frans |
A-bom atoombom 1945-1950 [Van Nierop 1975] <Engels {4.1.14} |
abominabel afschuwelijk 1301-1400 [hws] <Frans |
abonneren intekenen 1824 [wei] <Frans |
aborteren een miskraam hebben of opwekken 1650 [mey] <Latijn |
abortief vruchtafdrijvend 1824 [wei] <Frans |
abortus ontijdige geboorte, miskraam 1663 [mey] <Latijn |
abracadabra toverspreuk 1726 [wnt] <Grieks {3.1/3.2/4.3} |
abri wachthuisje 1886 [kku] <Frans |
abrikoos vrucht 1625 [wnt Suppl] <Frans {4.1.2} |
abrupt plotseling plaatshebbend 1650 [mey] <Frans |
abscis afstand van een punt tot de y-as 1847 [kku] <modern Latijn |
abseilen zich langs een touw naar beneden laten zakken 1997 [Kampioen dl. 112, 4, 606-66, 7] <Duits {3.2} |
absent afwezig 1404 [Claes] <Frans |
absenteren, zich zich verwijderen 1448 [hws] <Frans |
absentie afwezigheid 1370-1378 [hws] <Latijn |
absint likeur 1775 [wnt] <Frans {4.1.6} |
absolutie vergiffenis van zonden 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
absolutisme onbeperkte heerschappij 1872 [gvd] <Frans |
absoluut volstrekt 1553 [Vd Werve] <Latijn |
absolveren kwijtschelden 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
absorberen inzuigen 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn |
absorptie inzuiging 1824 [wei] <Frans |
abstinent iemand die zich vrijwillig onthoudt 1301-1350 [hws] <Frans |
abstinentie vrijwillige onthouding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
abstract afgetrokken 1650 [Claes Tw. 12] <Latijn |
abstractie afgetrokken begrip 1824 [wei] <Frans |
abstraheren in gedachte afzonderen 1824 [wei] <Latijn |
absurd ongerijmd 1548 [wnt] <Frans of Latijn |
absurditeit ongerijmdheid 1658 [mey] <Frans |
abt overste van monnikenklooster 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn {4.1.8} |
abuis vergissing 1410 [mnw] <Frans |
acacia boomsoort 1554 [Dod.] <Latijn |
academicus iem. met academische opleiding 1648 [wnt raken] <Latijn |
academie genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst, hogeschool 1575 [wnt wassen i] <Latijn |
acanthus doornachtige plant 1608 [wnt berenklauw] <Latijn |
a capella zonder instrumentale begeleiding 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
accelerando bijwoord: in versneld tempo 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
acceleratie versnelling 1625 [wnt Suppl] <Frans |
accelerator versneller 1896 [kui] <Engels |
accelereren versnellen 1553 [Vd Werve] <Frans |
accent klemtoon 1240 [Bern.] <Frans |
acceptabel aannemelijk 1720 [mey] <Frans |
acceptant iem. die op zich neemt een wissel te betalen 1631 [wnt] <Frans |
acceptatie aanneming, aanvaarding 1511 [hws] <Frans |
accepteren aannemen 1452-1494 [hws] <Frans |
accessoires bijkomende zaken 1503 [Boutillier] <Frans |
accijns verbruiksbelasting 1629 [wnt] <me Latijn |
acclamatie toejuiching 1688 [wnt knevelarij] <Frans |
acclimatiseren aan een ander klimaat gewennen 1824 [wnt] |
accolade haakje tot verbinding van twee of meer regels 1824 [wei] <Frans |
accommodatie aanpassing 1624 [wnt] <Frans |
accommoderen aanpassen 1582 [wnt Suppl nalezing] <Frans |
accompagneren begeleiden 1598 [wnt] <Frans |
accordeon toetsinstrument 1847 [kku] <Frans {4.1.16} |
| |
| |
accorderen overeenkomen, overeenstemmen 1281 [cg i 1, 564] <Frans |
accountant rekeningkundige 1897 [koe] <Engels |
accrediteren van geloofsbrieven voorzien 1734 [wnt] <Frans |
accu energiereservoir 1919 [wnt] {1.1/1.2.4/1.2.5} |
acculturatie aanpassing aan de cultuur 1952 [Aanv wnt] |
accumulatie opeenhoping 1786 [wnt] <Frans |
accumulator energiereservoir 1875 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
accumuleren opeenhopen 1524 [hws] <Frans |
accuraat nauwkeurig 1654 [mey] <Duits |
accuratesse zorgvuldigheid 1698 [wnt] <Duits |
accusatief vierde naamval 1605 [P. Heyns, Cort onderwys] <Latijn |
ace bij tennis: service die niet kan worden geretourneerd 1984 [gnn] <Engels |
acetaat zout van azijnzuur 1847 [kku] |
aceton oplosmiddel 1898 [gvd] |
acetyleen koolwaterstof 1895 [wnt volume] |
ach* tussenwerpsel: uitroep van droefheid 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3} |
achenebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3} |
achilleshiel kwetsbare plaats 1872 [gvd] |
achillespees pees aan de hiel 1908 [wnt] |
achromatisch kleurloos 1824 [wei] |
acht* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
acht* aandacht 1350 [hws] {1.2.5} |
achtel* achtste hectoliter, oude inhoudsmaat 1460-1514 [mnw] {3.1} |
achteloos* onoplettend 1550 [wnt] {1.2.5} |
achten* acht slaan op 1265-1270 [cg Lut.K] |
achter* voorzetsel 876-900 [cg ii 1, 39] {1.2.5/4.2} |
achterbaks* stiekem 1451-1500 [mnw] |
achterban* onderafdelingen 1350 [mnw] |
achterdocht* argwaan 1599 [Kil.] |
achtereen* bijwoord van tijd: zonder tussenpozen 1285 [cg Rijmb.] {4.1.7} |
achterhoede* achterste troepen van een leger 1376-1384 [mnw] {4.1.14} |
achterklap* kletspraat achter iemands rug 1301-1400 [mnw] |
achterkleinkind* kind van een kleinkind 1784-1785 [wnt] {4.1.4} |
achterlijk* ten achteren zijnde 1758 [wnt Suppl] {1.2.5} |
achterstallig* niet op tijd betaald 1299 [cg i 1 Holland graf. kans.] |
achterste* billen 1567 [wnt] {1.2.1/4.4} |
achterwaarts* naar achteren 1445 [mnw] {1.2.5} |
achterwerk* billen 1882 [wnt z.j.] {4.4} |
achttien* telwoord 1266-1268 [cg i Gent] {4.2} |
achturig acht uur durend 1892 [wnt vakvereeniging] {3.1} |
acid lsd 1970 [R75] <Engels {4.1.6} |
acid house elektronische discomuziek 1988 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
acne vetpuistje 1832 [wei] <Grieks {3.2} |
acquisiteur werver van advertenties e.d. 1908 [Baale, Handboek vreemde woorden] {3.3} |
acquisitie aanwinst 1518 [hws] <Frans |
acquit kwitantie 1370-1378 [hws] <Frans |
acquitteren kwijten 1650 [Aanv wnt] <Frans |
acrobaat kunstenmaker 1824 [wei] <Frans |
acroniem letterwoord 1990 [wp] <Engels |
acrostichon naamvers 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
acryl kunststof 1974 [Aanv wnt] {4.1.9} |
act nummer 1965 [R75] <Engels |
acteren toneelspelen 1843 [wnt] |
acteur toneelspeler 1553 [Vd Werve] <Frans |
actie handeling 1390 [hws] <Latijn {1.2.3} |
actief werkzaam 1580 [wnt] <Frans |
actinium radioactief chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
activeren aanwakkeren 1847 [kku] <Frans |
activeren een computerprogramma actief maken 1999 [R99] <Engels |
activiteit werkzaamheid 1663 [mey] <Frans |
activum bedrijvende vorm 1633 [Ruijs] <Latijn |
actreutel actrice met een stijl van acteren uit de jaren vijftig 1970 [R84] {1.2.5/4.4} |
actualiteit onderwerp van de dag 1754 [wnt] <Frans |
actuaris wiskundig adviseur 1754 [wnt] <Latijn |
actueel op het ogenblik bestaand 1535 [wnt] <Frans |
acupressuur druktherapie 1910-1914 [Bauwens] |
acupunctuur geneeswijze d.m.v. naalden 1832 [wei] {1.2.5} |
acuut plotseling opkomend (van ziekte) 1832 [wei] <Latijn |
acuut dringend 1916 [wnt] <Latijn |
adagio bijwoord: bedaard 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
adagium spreuk 1650 [mey] <Latijn |
adamsappel strottenhoofd 1757 [Claes Tw. 9] |
adaptatie aanpassing 1863 [kku] <Frans |
adapter apparaat tussen stekker en stopcontact als de systemen niet passen 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
adapteren aanpassen 1847 [wnt] <Frans |
adat traditie 1804 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
adder* slang 1340 [mnw] {1.2.4} |
addict verslaafde 1984 [gnn] <Engels |
| |
| |
additief m.b.t. optelling 1847 [kku] <Frans |
additioneel toegevoegd 1672 [wnt] <Frans |
adel stand der edelen 1447 [hws] <Duits |
adelaar roofvogel 1477 [Teuth.] <Duits |
adelborst aspirant-officier bij de marine 1813 [wnt] {4.1.14} |
adellijk lang bewaard (van vlees) 1780 [wnt Suppl] |
adem* ingeademde lucht 1240 [Bern.] {3.1} |
adept ingewijde 1660 [wnt Suppl nalezing] <Latijn |
adequaat overeenkomstig 1658 [mey] <Latijn |
ader* bloedvat 1236 [cg i 1, 27] |
aderlaten* door het openen van een ader bloed aftappen 1537 [wnt Suppl] |
adhesie aantrekkingskracht 1820 [wnt] <Frans {1.2.6} |
adhesie instemming 1847 [wnt Suppl] <Frans |
ad hoc voor deze zaak 1839 [wnt assimileeren Suppl] <Latijn {1.2.6} |
adie tussenwerpsel: groet 1477 [Teuth.] {4.3} |
adieu tussenwerpsel: groet 1475 [hws] <Frans {4.3} |
adjectief bijvoeglijk naamwoord 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
adjudant officier van de staf 1706 [wnt] <Frans {4.1.14} |
adjunct toegevoegd functionaris 1503 [Boutillier] <Latijn |
administrateur bestuurder 1540 [wnt Suppl] <Frans |
administratie bestuur 1299 [cg I4, 2709] <Frans |
administratief m.b.t. de administratie 1805 [mey] <Frans {3.2} |
administreren besturen 1488 [hws] <Frans |
admiraal opperbevelhebber van oorlogsvloot 1492 [wnt Suppl] <Frans {4.1.14} |
admissie toelating 1460-1486 [mnw verhalen] <Frans |
adolescent jongeling 1886 [kku] <Frans {4.1.4} |
adolescentie jeugdjaren 1847 [kku] <Latijn |
adopteren aannemen als kind 1553 [Van Mussem] <Frans |
adoptie aanneming als kind 1566 [wnt voorzicht] <Frans |
adoptief aangenomen (als kind) 1503 [Boutillier] <Frans |
adorabel aanbiddelijk 1720 [mey] <Frans |
adoratie aanbidding 1553 [Vd Werve] <Frans |
adoreren aanbidden 1553 [Vd Werve] <Frans |
ad rem ter zake, snedig 1824 [wei] <Latijn |
adrenaline bijnierhormoon 1910 [kwt] |
adres woon- of verblijfplaats 1574 [Claes] <Frans |
adresseren aan iem. richten 1512 [hws] <Frans |
adstructie toelichting, staving 1683 [wnt] <me Latijn |
adstrueren toelichten 1656 [wnt] <Latijn |
advent naderende komst (des Heren) 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
adverbiaal bijwoordelijk 1895 [wnt] <Frans of Latijn |
adverbium bijwoord 1633 [Ruijs] <Latijn |
advertentie aankondiging in krant e.d. 1785 [wnt Suppl] <Frans |
adverteren openbaar bekendmaken 1451 [hws] <Frans |
advertorial advertentie die gepresenteerd wordt als redactionele tekst 1988 [De Coster 1999] <Engels |
advies mening, raad 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn |
adviseren raad geven 1467-1490 [hws] |
adviseur raadgever 1847 [wnt] {3.3} |
advocaat rechtsgeleerde 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
advocaat tropische boom en vrucht 1770 [wnt] {4.1.2} |
advocaat eierdrank 1781 [wnt] {4.1.6} |
advocatuur werkkring van een advocaat 1924 [gvd] <Duits {3.2} |
aerobics gymnastische dans die de ademhaling bevordert 1984 [gnn] <Engels {4.1.18} |
aërodynamica leer van de beweging der gassen 1824 [wei] |
aëroob de zuurstof rechtstreeks onttrekkend aan de omgeving 1909 [wnt reincultuur] <Frans |
aëroplaan vliegmachine 1911 [wnt] <Frans {4.1.10} |
aërosol de in de lucht zwevende deeltjes 1949 [Kath. Enc.] |
af* bijwoord van plaats 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
afasie onvermogen tot taalgebruik 1863 [kku] <modern Latijn |
afbouwen* de bouw voltooien 1845-1849 [wnt] {1.2.3/1.2.5} |
afbouwen verminderen 1971 [Theissen 1978] <Duits {1.2.3/1.2.5/3.2} |
afbranden* vernietigend beoordelen 1985 [De Coster 1999] {1.2.1/1.2.5/3.1} |
afdanken* afwijzen, uit de dienst ontslaan 1546 [wnt Suppl] |
affabile lieflijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
affaire zaak 1300 [mnw] <Frans |
affect gemoedsaandoening 1557 [wnt Suppl] <Latijn |
| |
| |
affectatie gemaaktheid 1699 [wnt] <Frans |
affecteren voorgeven 1582 [wnt] <Frans |
affectie genegenheid 1433 [hws] <Frans |
affettuoso met veel gevoel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
affiche aanplakbiljet 1823 [wnt] <Frans |
afficheren aanplakken 1864 [wnt Suppl] <Frans |
affidavit attest 1832 [wei] <me Latijn |
affiliëren als kind aannemen 1824 [wei] <Frans |
affiniteit verwantschap 1553 [Vd Werve] <Frans |
affirmatief bevestigend 1656 [wnt] <Frans |
affirmeren bevestigen 1353 [hws] <Frans |
affix toevoegsel 1911 [Gonggrijp, Brieven van Opheffer aan de Redactie van het Bataviaasch Nieuwsblad, 140-41] <modern Latijn |
affreus afschuwelijk 1785 [wnt] <Frans |
affricaat klank die als explosief begint en als spirant eindigt 1912 [kku] |
affronteren krenken 1678 [wnt] <Frans |
affuit onderstel van een vuurmond 1564 [wnt Suppl] <Frans |
afgezaagd* zo dikwijls ter sprake gebracht dat het nieuwe er allang af is 1838 [wnt] |
afgezant (van staatswege) afgevaardigde 1637 [wnt] <Duits |
afghani munteenheid van Afghanistan 1925 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Afghaans {4.1.12} |
afgod* valse godheid 1240 [Bern.] |
afgrijzen* afschuw 1440 [mnw] |
afgrond* grondeloze diepte 901-1000 [wps] {1.2.6} |
afgunst* jaloezie 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
aficionado bewonderaar, fan 1986 [De Coster 1999] <Spaans {3.2} |
afijn tussenwerpsel: kortom 1903 [wnt] {4.3} |
afkalven* afbrokkelen (van aarden wanden) 1578 [wnt Suppl] |
afkatten afsnauwen 1970 [Aanv wnt] |
afkeer weerzin 1611-1620 [wnt] <Duits |
afkicken ontwennen van drugs 1968 [R75] <Engels |
afko afgekort woord, zoals aso of depri 1987 [Kuitenbrouwer] {4.4/5} |
afkondigen* in het openbaar bekendmaken 1477 [hws] {3.1} |
aflaat* kwijtschelding van zonden 901-1000 [wps] |
afmatten uitputten 1654 [wnt] |
afnemer koper 1903 [wnt Suppl] <Duits |
afnokken weggaan 1937 [wnt] <Engels |
aforisme korte spreuk 1615 [wnt] <me Latijn |
a fortiori bijwoord: met meer reden 1600 [wnt reden i] <Latijn |
afrodisiacum geslachtsdrift stimulerend middel 1824 [wei] <modern Latijn |
afrorock combinatie van rock en Afrikaanse muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
afrossen* een pak slaag geven 1641 [wnt walgen] |
afscheid* het scheiden 1450 [mnw] |
afschuw gevoel van afkeer 1736 [wnt] <Duits |
afstijgen* naar beneden gaan 1561 [wnt] |
aft spruw 1896 [kui] <Latijn |
aftaaien weggaan 1974 [Endt] <Engels |
aftakelen* een schip aftuigen 1809-1811 [wnt] |
aftands* oud 1650 [Lezen in Geld. en Overijs. bronnen p, 53] |
aftershave scheerlotion 1965 [R75] <Engels |
aftrekken* in de wiskunde: verminderen 1445 [Claes Tw. 9] |
aftrekken* bevredigen 1906 [wnt Suppl] {4.4} |
aftroggelen* afhandig maken 1644 [wnt] |
aftuigen* afranselen 1912 [wnt] |
afvaardigen* iem. zenden en machtigen 1580 [wnt Suppl] {3.1} |
afvalbaron industrieel die de milieuwetten schendt 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
afvallig ontrouw 1637 [wnt] <Duits |
afwasmachine toestel dat de afwas doet 1961 [gvd] {4.1.9} |
afwezig* absent 1599 [Kil.] {1.2.5} |
afzakkertje glaasje sterkedrank na maaltijd of andere drank 1730 [Sanders 1997a] {4.1.6} |
afzet het verkopen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
afzichtelijk* wanstaltig 1856 [wnt] |
afzien* (in de sport) lijden 1970 [Recht voor raap] {1.2.2/3.1} |
afzonderlijk* op zichzelf staande 1650 [wnt] |
agaat kwartsgesteente 1240 [Bern.] <Frans |
agar-agar gedroogd zeewier, de gelatine daaruit gemaakt 1765 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
agave vetplant 1852 [wnt] <modern Latijn |
agenda aantekenboek 1769 [wnt] <Latijn |
agenderen tot een agenda verenigen 1880 [wnt agenda Suppl] |
agens werkende kracht 1829 [wnt vocatief] <Latijn |
agent vertegenwoordiger 1554 [Stallaert] <Frans |
agent beambte bij de politie 1841 [wnt] <Frans |
agentuur handelsvertegenwoordiging 1847 [kku] <Duits |
ageren optreden 1490 [hws] <Latijn |
| |
| |
aggiornamento aanpassing van de kerk aan maatschappelijke ontwikkelingen 1975 [R75] <Italiaans {3.2} |
agglomeraat opeenhoping 1932 [wnt] <Frans |
agglomeratie opeenhoping 1926 [wnt Suppl] <Frans |
agglutinatie samenkleving 1847 [kku] <Frans |
agglutineren samenkleven 1824 [wei] <Frans |
aggregaat samenstel van werktuigen 1937 [wnt] <Duits |
aggregatie samenvoeging 1548 [wnt clausule] <me Latijn |
agio opgeld 1565 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
agitatie opgewondenheid 1553 [Vd Werve] <Frans |
agitato onrustig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
agitator onruststoker 1847 [kku] <Latijn |
agiteren verontrusten 1553 [Vd Werve] <Frans |
agitprop communistische afdeling 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
agnostisch volgens de leer dat wij het transcendente niet kunnen kennen 1926 [wnt] <Engels |
agogiek vormingswerk 1992 [gvd] |
agogisch m.b.t. de agogiek 1929 [kwt] |
agoog welzijnswerker 1969 [Aanv wnt] |
agora centraal plein in oude Griekse steden 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
agorafobie pleinvrees 1910 [kwt] |
agrafie onvermogen om schriftelijk te formuleren 1903 [koe] |
agrariër landbouwer 1888 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13} |
agrarisch m.b.t. de landbouw 1769 [wnt] <Latijn |
agressie vijandelijke aanval 1592 [wnt] <Frans |
agressief aanvallend 1847 [kku] <Frans |
agressiviteit het agressief-zijn 1933 [wnt] <Frans |
agressor aanvaller 1961 [gvd] <Engels |
ah* tussenwerpsel: uitroep van verwondering, smart e.d. 1285 [mnw] {4.3} |
aha* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1850 [wnt] {4.3} |
aha-erlebnis plotseling dagend inzicht 1951 [wp (inzicht)] <Duits {3.2} |
ahob overwegboom 1950 [wp jaarboek 1962] <L {1.2.5/3.4} |
ahoi tussenwerpsel: uitroep om schip te praaien 1897 [wnt trechter] <Engels {4.3} |
ahorn esdoorn 1479 [Claes] <Duits |
ai* tussenwerpsel: uitroep van onaangename gewaarwording 1220-1240 [vmnw] {4.3} |
ai tandarm zoogdier 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Portugees {3.2/4.1.3} |
Aibo robothond 1999 [Sanders 2000] <Japans of Engels {3.2/4.1.18} |
aids ziekte 1983 [R84] <Engels {4.4} |
aikido Japanse gevechtssport 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18} |
aimabel beminnelijk 1777 [mey] <Frans |
air houding 1694 [wnt Suppl] <Frans |
airbag ballon in het dashboard van een auto die zich bij botsing opblaast 1994 [Vd Sijs 1996, 306] <Engels |
airconditioning luchtbehandeling 1939 [kwt] <Engels {4.1.9} |
airedaleterriër hondensoort 1919 [kwt] <Engels {4.1.3} |
airmile waardepunten die inwisselbaar zijn tegen reischeques 1994 [De Coster 1999] <Engels |
aïs met een halve toon verhoogde a 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
ajakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 118] {4.3} |
ajour opengewerkt 1824 [wei] <Frans |
ajuin ui 1285 [cg I2, 1021] <Latijn {1.2.4/4.1.6} |
ajuus, aju tussenwerpsel: groet 1747 [wnt] {1.2.4/1.2.5/4.3} |
akela leidster van de welpen bij de padvinders 1926 [Aanv wnt] <Engels |
akelei plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <me Latijn |
akelig* naar 1615 [wnt] |
aker emmer 1276-1300 [cg Lut.A] <me Latijn |
akkefietje karweitje, zaakje 1808 [wnt] |
akker* stuk bouwland 821-823 [Claes] {2.3} |
akkerbouwer* landbouwer 1556 [wnt Suppl] {4.1.13} |
akkoord overeenkomst 1290 [cg I2, 1454] <Frans |
akoestiek gehoorleer 1751 [wnt Suppl] <Frans |
akropolis stadsburcht 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
aks* bijl 901-1000 [wps] |
akte schriftelijk stuk 1453 [hws] <Frans |
akte hoofddeel van toneelstuk 1798 [wnt] <Frans {3.2} |
al* onbepaald voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {1.3/2.5/4.2} |
al* bijwoord van tijd: reeds 1634 [wnt Suppl] {4.1.7} |
alaaf* tussenwerpsel: carnavalskreet 1863 [kku] {4.3} |
alang-alang reuzengrassoort 1744 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
alarm noodsein, onrust 1488 [hws] <Frans |
albast gipssoort 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
| |
| |
albatros stormvogel 1763 [wnt] <Engels of Frans {3.2} |
albe wit miskleed 1240 [Bern.] <Latijn |
albertijn munt 1600 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
albino mens of dier zonder pigmentkleurstof 1824 [wei] <Portugees {3.2} |
album boek met witte bladen om versjes of foto's te verzamelen 1700 [wnt] <Latijn |
album grammofoonplaat of cd 1974 [R75] <Engels |
albumine in water oplosbaar eiwit 1847 [kku] |
alcalde burgemeester 1695 [Schimpdicht op Jacob van Zuylen van Nyevelt] <Spaans {3.2} |
alcazar burcht 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2} |
alchemie goudmakerij, primitieve scheikunde 1556 [wnt Suppl] <me Latijn |
alcohol kleurloze vloeistof 1770 [wnt Suppl] <modern Latijn |
alcoholica alcoholische dranken 1922 [wnt] <modern Latijn {4.1.6} |
alcomobilist autobestuurder onder invloed 1993 [De Coster 1999] |
al dente beetgaar (van deegwaren) 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Italiaans {3.2} |
alert bijdehand 1751 [wnt] <Frans |
alexandrijn versvorm 1832 [Lulofs, Lessen over de Redekunst i, 179] <Frans |
alexie woordblindheid 1910 [kwt] |
alfa eerste letter van het Griekse alfabet 1560 [wnt Suppl] <Grieks {3.2} |
alfabet letters van een spellingsysteem 1484 [Claes] <Latijn |
alfanumeriek zowel met letters als cijfers werkend 1969 [Dijkman, Computer-abc 56] |
alg wier 1663 [Claes] <Duits |
algebra letterrekening 1612 [wnt Suppl] <me Latijn |
algemeen* gemeenschappelijk, universeel 1562 [Dict. Tetraglotton 328C] |
algoritme rekenschema 1734 [HubWes] |
alias bijwoord: ook wel genaamd 1391 [Claes Tw. 9] <Latijn |
alibi het aanwezig-zijn elders 1510 [wnt] <Latijn |
alikruik slak 1634 [wnt] <? {3.5} |
alimentatie toelage voor levensonderhoud van bloed- of aanverwanten 1737 [wnt] <Frans |
alinea nieuwe regel 1838 [wnt] <Frans |
alk steltloper 1763 [hou i, 5, 81] <Deens of Noors {3.2} |
alkali hydroxide van een alkalimetaal 1583 [Claes Tw. 12] <me Latijn |
alkoof klein vertrekje 1708 [wnt] <Frans |
Allah naam van God bij de moslims 1686 [wnt verwoedheid] <Arabisch {3.2} |
allee laan 1513 [wnt] <Frans |
allee tussenwerpsel: komaan 1654 [wnt] <Frans {4.3} |
alleen* bijwoord: zonder gezelschap 1240 [Bern.] |
alleenstaande* vrijgezel 1984 [gvd] {3.1/4.1.4} |
allegaar* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i 1, 24] {4.2} |
allegorie zinnebeeldige voorstelling 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] <Frans |
allegretto bijwoord: levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
allegrissimo in de muziek: zeer snel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
allegro bijwoord: vrolijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
allehens onbepaald voornaamwoord 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb. i] <Engels {4.2} |
alleluja tussenwerpsel: lofkreet 1330 [mnw] <Latijn {4.3} |
allemaal* onbepaald voornaamwoord 1287 [cg NatBl] {4.2} |
allemachtig* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1878-1881 [wnt] {4.3} |
allemande een dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
allengs* bijwoord van tijd: langzamerhand 1615 [wnt] {3.1} |
allergeen allergie veroorzakende stof 1910-1914 [Bauwens] |
allergie overgevoeligheid voor bepaalde stoffen 1910 [Claes Tw. 12] <Duits |
allerhande* onbepaald voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
allerlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2} |
alles* onbepaald voornaamwoord 1599-1607 [Claes] {4.2} |
alliage verbinding 1862 [wnt] <Frans |
alliantie bondgenootschap 1451 [hws] <Frans |
allicht* bijwoord van modaliteit: zeker wel 1749 [wnt relatie] |
alligator krokodilachtige 1734 [wnt] <Engels {3.2} |
all-in alles, iedereen 1971 [R75] <Engels |
alliteratie stafrijm 1824 [wei] <Frans |
allocatie toewijzing 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
allochtoon niet-inheems 1920 [wnt allo-] |
allochtoon buitenlander 1971 [Burger en De Jong 182] {4.4} |
| |
| |
allocutie toespraak 1654 [wnt] <Latijn |
allooi innerlijk gehalte 1360 [Pauw, Voorgeboden der stad Gent 78] <Frans |
allopathie geneeswijze met tegenwerkende geneesmiddelen 1832 [wei] <Duits |
allotropie het voorkomen van stoffen in andere toestanden 1872 [gvd] |
allottava met een octaaf verschil 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
allround in alle opzichten bedreven 1924 [Aanv wnt] <Engels |
alluderen zinspelen op 1561 [Mak] <Latijn |
allure houding 1824 [wei] <Frans |
allusie zinspeling 1654 [wnt] <Frans |
alm bergweide 1876 [Bos, Beknopt leerboek der aardijkskunde 34, 38] <Duits |
almachtig* onbeperkt in macht 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/5} |
almanak kalenderboekje 1401-1450 [hws] <me Latijn |
aloë plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn |
aloen-aloen stadsplein 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië] <Indonesisch {3.1/3.2} |
alpaca hoefdier 1807 [wnt Suppl] <Spaans {3.2/4.1.3} |
alpaca legering 1879 [wnt] <Duits |
alpino baret 1938 [wnt] {3.3/4.1.9} |
alruin mandragora 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Duits |
als* onderschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.5/4.2} |
alsjeblieft, alstublieft* tussenwerpsel: verzoek 1721 [wnt] {4.3} |
alsmaar bijwoord van tijd: voortdurend 1928 [Vd Sijs 1996] <Jiddisch {3.2/4.1.7} |
alsmede* nevenschikkend voegwoord 1672 [wnt] {4.2} |
alt lage vrouwenstem 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
altaar offertafel 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
alteratie verandering 1528 [Vorstermanbijbel] <Frans |
altereren veranderen 1351-1400 [hws] <Frans |
alternatie afwisseling 1654 [wnt] <Frans |
alternatief elkaar afwisselend 1544 [wnt] <Frans |
alterneren afwisselen 1553 [Van Mussem] <Frans |
althans* bijwoord van modaliteit 1642 [wnt] {3.1} |
althans* onderschikkend voegwoord 1715 [wnt] {4.2} |
altijd* bijwoord van tijd: voortdurend 1248-1271 [vmnw] {4.1.7} |
altimeter hoogtemeter 1847 [kku] |
altoos* bijwoord van tijd: altijd 1200 [cg ii 1 Servas] {3.1} |
altruïsme onbaatzuchtigheid 1898 [wnt] <Frans |
aluin dubbelzout 1240 [Bern.] <Frans |
aluminium chemisch element 1835 [wnt] <modern Latijn |
alvast* bijwoord van tijd: voorlopig 1784-1785 [wnt] {4.1.7} |
alveolair bij de tandkassen gevormd (van spraakklanken) 1847 [kku] |
alvleesklier* pancreas 1856-1859 [wnt] {1.2.4} |
alvorens* onderschikkend voegwoord 1674 [wnt] {4.2} |
alzheimer een bepaalde ziekte 1919 [Picarta: titel van R. Tumbelaka] |
ama alleenstaande minderjarige asielzoeker 1993 [De Coster 1999] <L {3.4} |
amabile lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
amalgaam legering 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 204] <me Latijn |
amandel steenvrucht met eetbare pit 1251 [Claes Tw. 9] <Latijn {4.1.2} |
amandelpers lekkernij 1746 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.6} |
amanuensis schrijver, helper 1615 [wnt] <Latijn |
amaril polijststeen 1567 [wnt Suppl] <Frans |
amaryllis sierplant 1780 [wnt] <modern Latijn |
amateur beoefenaar uit liefhebberij 1654 [wnt] <Frans |
amazone strijdbare vrouw 1582 [wnt] <Latijn |
amazone sierlijke paardrijdster 1867 [wnt] <Frans |
ambacht handwerk 772-776 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2} |
ambassade gezantschapsgebouw 1878 [wnt] <Frans |
ambassadeur gevolmachtigd gezant 1416 [hws] <Frans |
amber barnsteen, harssoort 1516 [wnt Suppl] <Frans |
ambiance sfeervolle omgeving 1959 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ambiëren dingen naar 1619 [wnt] <Frans |
ambigu dubbelzinnig 1666 [wnt duister] <Frans |
ambiguïteit dubbelzinnigheid 1654 [wnt] <Frans |
ambitie eerzucht 1555 [wnt reverentie] <Frans |
| |
| |
ambivalent twee waarden hebbend 1934 [wnt] <Duits |
ambrosia godenspijs 1561 [wnt] <Latijn |
ambt openbare, hogere betrekking 1580 [wnt Suppl] <Duits |
ambulance ziekenauto 1910-1914 [Bauwens] <Frans {4.1.10} |
ambulant steeds op weg, zonder vaste standplaats 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
amechtig* sterk hijgend 1574 [wnt Suppl] |
amelkoren spelt, tarwe 1567 [Junius 126b] {4.1.2} |
amen slotwoord van gebeden, tussenwerpsel 1001-1050 [cg ii 1, 118] <Latijn {4.3} |
amendement wijzigingsvoorstel 1849 [wnt beraadslaging] <Frans |
amenderen verbeteren 1862 [wnt] <Frans |
amenorroe uitblijven van menstruatie 1847 [kku] |
americium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
amethist kwarts 1240 [Bern.] <Latijn |
ametropie afwijking van het normale zien 1886 [kku] |
ameublement bij elkaar horende meubels 1707 [wnt] <Frans {4.1.9} |
amfetamine stimulerend middel 1968 [R75] <Engels {4.1.6} |
amfibie periodiek in het water levend dier 1698 [wnt menigte] <Latijn |
amfibrachys een versvoet 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
amfitheater rond, oplopend theater 1658 [mey] <Latijn {3.2} |
amfoor kruik 1873 [wnt twee] <Latijn |
amicaal vriendschappelijk 1782 [wnt] <Frans |
amice vriend 1654 [wnt] <Latijn |
amigocratie bestuur d.m.v. vriendjespolitiek 1987 [De Coster 1999] |
aminozuur organische verbinding die zowel amino- als carboxylgroep bevat 1935 [wnt anaconda Suppl] |
ammehoela tussenwerpsel: nooit van mijn leven! 1928 [Sanders 1993] {4.3} |
ammonia oplossing van ammoniak in water 1831 [wnt] |
ammoniak verbinding van stikstof en waterstof 1562 [Claes Tw. 9] <Latijn |
ammoniet fossiele schelp 1771 [hou i, 16, 415] |
ammunitie schietvoorraad 1576 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
amnesie geheugenverlies 1847 [kku] <modern Latijn |
amnestie generaal pardon 1610 [wnt] <Frans |
amoebe slijmdiertje 1858 [wnt] <modern Latijn |
amogger asielzoeker met onacceptabel gedrag 1999 [nrc-h 10/2/2001] <L {3.4} |
amok razernij 1622 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
amontillado sherry 1910 [E.A. Poe, Een tiental verhalen, xxi] <Spaans {3.2/4.1.6} |
amorette liefdesgodje, cupidootje 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
amorf vormloos 1856 [wnt] <modern Latijn {1.2.6} |
amoroso teder 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
amoureus verliefd 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
amoveren verwijderen 1553 [wnt] <Latijn |
ampel omstandig 1566 [wnt] <Frans |
amper* bijwoord van hoedanigheid: ternauwernood 1771 [Claes] |
ampère eenheid van elektrische stroomsterkte 1887 [wnt] <Frans |
ampersand bepaald typografisch teken 1992 [gvd] <Engels |
ampex beeldband 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.17} |
amplificeren vergroten 1553 [wnt] <Latijn |
amplitudo schommeling, slingerwijdte 1769 [wnt] <Latijn |
ampul buisje met injectievloeistof 1933 [wnt Suppl] <Latijn {1.2.4} |
amputatie afzetting van lichaamsdeel 1553 [wnt] <Frans |
amputeren (lichaamsdeel) afzetten 1553 [wnt] <Frans |
amsterdammertje* paaltje tegen parkeren op de stoep 1974 [Aanv wnt] {1.2.5/3.1} |
amulet talisman 1669 [Claes] <Frans |
amusant vermakelijk 1824 [wei] <Frans |
amuse-gueule hapje bij het aperitief 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
amusement vermaak 1721 [wnt] <Frans |
amuseren vermaken 1593 [wnt] <Frans |
anaal m.b.t. de anus 1923 [wnt] <Frans |
anabaptist wederdoper 1534 [wnt] <Frans {4.1.8} |
anabool opbouw van eiwit bevorderend 1973 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
anachronisme fout m.b.t. tijdrekening 1734 [wnt] <Frans of Latijn |
anaconda slang 1847 [kku] <Engels |
anaëroob zonder zuurstof plaatsvindend of levend 1909 [wnt reincultuur] |
anafylaxie vorm van allergie 1948 [kwt] |
anagram letterkeer 1654 [wnt] <Frans |
anakoloet niet-lopende zin 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
| |
| |
analgesie gevoelloosheid 1734 [HubWes] <modern Latijn |
analgeticum pijnstiller 1910-1914 [Bauwens] <modern Latijn |
analoog overeenkomstig 1824 [wei] <Frans |
analyse ontbinding 1806 [wnt Suppl] <Frans {3.2} |
analyseren een analyse toepassen op 1635 [wnt] |
analyticus die analyseert 1847 [kku] <me Latijn |
anamnese het terugroepen in de herinnering 1824 [wei] <Latijn |
anamorfose vertekende figuur die in gebogen spiegel normaal beeld oplevert 1734 [HubWes] <Frans |
ananas vrucht 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.2} |
anapest versvoet 1821 [wnt] <Latijn |
anarchie regeringloosheid, wanorde 1584 [wnt] <Frans |
anathema vervloeking 1532 [wnt] <Latijn |
anatomie ontleedkunde 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn |
anchorman vaste presentator 1988 [De Coster 1999] <Engels |
anciënniteit ouderdom in rang 1764 [wnt] <Frans |
andante bijwoord: rustig voortgaande 1795 [wnt] <Italiaans {3.2} |
andantino bijwoord: rustig voortgaande 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ander* telwoord: de tweede, niet dezelfde 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
ander* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
anderhalf* telwoord 1272 [cg i 1, 211] {4.2} |
anders* bijwoord van modaliteit: op andere wijze 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {3.1} |
andijvie plant, groente 1351-1400 [hws] <me Latijn {4.1.6} |
andreaskruis liggend kruis 1857 [wnt sint] |
androgeen leidend tot mannelijke ontwikkelingsvormen 1961 [gvd] |
androgyn hermafrodiet 1601 [wnt verpottenbakken] <Frans |
anekdote amusant verhaal 1800 [wnt wijzen] <Frans {3.2} |
anemie bloedarmoede 1669 [wnt] <modern Latijn |
anemoon plantengeslacht 1593 [wnt Suppl] <Latijn |
anencefalie deels ontbreken van hersenen 1886 [kku] |
anesthesie gevoelloosheid 1663 [mey] <Latijn |
angehaucht tenderend naar 1992 [gvd] <Duits {3.2} |
angel* haak, hengel 1276-1300 [cg ii 1, 2] {1.2.3/3.1} |
angelus drieledig gebed 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Latijn |
angina keelziekte 1553 [wnt] <Latijn |
angioom vaatgezwel 1912 [kku] |
anglaise dans 1832 [wei] <Frans {4.1.15} |
anglicaan lid van de anglicaanse Kerk 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb.] <Engels {4.1.8} |
anglicisme uit het Engels overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1824 [wnt] <Frans of Latijn |
anglofiel voorliefde voor Engels of Engelsen tonend 1886 [kku] |
angora wol 1821 [wnt] <Frans {4.1.9} |
angorakat kattensoort 1770 [Papillon] {4.1.3} |
angst* vrees 901-1000 [cg wps Gloss.] |
angstgegner tegenstander van wie men vaak verliest 1991 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
angsthaas bangerd 1984 [gvd] <Duits {1.2.1/3.2} |
ångströmeenheid eenheid voor kleine golflengten 1950 [gvd] |
ani-ani rijstmesje 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 78] <Indonesisch {3.1/3.2} |
anijs plant 1240 [Bern.] <Frans |
aniline grondstof voor kleurstoffabricage 1856 [wnt] <Duits |
animaal dierlijk 1568 [wnt] <Frans |
animatie activering 1657 [wnt] |
animatie bewegend beeld 1984 [gvd] <Engels |
animato levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
animator hij die stimuleert 1924 [wnt] <Engels |
animeermeisje meisje dat in nachtclubs klanten verleidt tot consumeren 1948 [wnt] <Duits {3.2/4.1.13} |
animeren opwekken 1451-1500 [hws] <Frans |
animisme opvatting dat alle dingen een ziel hebben 1873 [wnt] |
animo opgewektheid 1836 [wnt] <Italiaans {3.2} |
animositeit vijandigheid 1660 [wnt] <Frans |
animoso bezield 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
anion negatief geladen ion 1912 [kku] |
anisette likeur uit anijszaad 1866 [wnt] <Frans {4.1.6} |
anjer plantengeslacht 1554 [Dod.] |
ankeiler covertekst, intro 1986 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
anker gestel om schip vast te leggen 1240 [Bern.] <Latijn |
| |
| |
anker inhoudsmaat 1330 [Claes] <me Latijn |
anklet korte sok 1955 [Stoop] <Engels {3.2} |
annalen jaarboeken 1553 [wnt] <Latijn |
annex aangrenzend 1562 [wnt] <Latijn |
annexatie inlijving 1870 [wnt] <Frans |
annexeren inlijven 1859 [wnt Suppl] <Frans |
anno bijwoord van tijd: in het jaar 1513 [wnt verponding] <Latijn {4.1.7} |
annonceren aankondigen 1669 [wnt] <Frans |
annotatie aantekening 1634 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
annoteren aantekenen 1510 [wnt] <Frans of Latijn |
annuïteit jaarlijkse uitkering 1736 [wnt] <Frans |
annuleren vernietigen 1344 [Moors 286, 39] <Frans |
anode positieve elektrode 1862 [wnt] |
anomalie onregelmatigheid 1824 [wei] <Frans |
anoniem naamloos 1824 [wei] <Frans |
anonymus een ongenoemde 1721 [wnt] <me Latijn |
anorak windjak 1961 [gvd] <Engels {3.2} |
anorexie gebrek aan eetlust 1663 [mey] <Latijn |
anorganisch niet-levend 1860 [wnt] |
anorgasmie het ontbreken van orgasme 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
ansicht prentbriefkaart 1912 [kku] <Duits {1.4} |
ansjovis beenvis 1518 [wnt Suppl] <Spaans {3.2} |
antagonist tegenstander 1689 [wnt] <Frans |
antecedent voorafgaand feit 1862 [wnt] <Frans |
antedateren voorzien van vroegere dagtekening 1668 [wnt Suppl] <Frans |
antediluviaal m.b.t. de tijd vóór de zondvloed 1872 [gvd] |
antenne draad voor het zenden en ontvangen van elektromagnetische golven 1906 [wnt Suppl] <Italiaans {3.2} |
anthologie bloemlezing 1769 [wnt] <Frans |
anti voorzetsel 1824 [wei] <Grieks {3.2/4.2} |
antibioticum microbedodend middel 1924 [gvd] <modern Latijn |
antichambre wachtkamer 1650 [wnt] <Frans |
anticipatie het vooruitgrijpen 1502 [hws] <Frans |
anticiperen vooruitlopen op 1784 [wnt] <Frans |
anticlimax teleurstellende afloop 1847 [kku] |
anticonceptie het verhinderen van bevruchting 1953 [Aanv wnt] |
antidotum tegengif 1608 [wnt ruit] <Latijn |
antiek afkomstig uit de Griekse of Romeinse Oudheid, afkomstig uit oude tijden 1553 [Vd Werve] <Frans |
antifoon beurtzang, liturgisch vers 1240 [Bern.] <me Latijn |
antigeen stof die in organisme tegengif vormt 1950 [gvd] |
antilope herkauwer 1622 [wnt] <Frans {4.1.3} |
antimakassar kleedje over rugleuning 1856 [Sanders 1995] <Engels |
antimonium chemisch element 1544 [wnt Suppl] <me Latijn |
antipasto voorgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
antipathie afkeer jegens iemand 1604 [wnt] <Frans |
antipode tegenvoeter 1613 [wnt] <Latijn |
antipyrine geneesmiddel tegen koorts 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Duits |
antiqua Latijnse drukletter 1843 [wnt] <Latijn |
antiquaar handelaar in oude boeken 1870 [wnt] <Duits {4.1.13} |
antiquair handelaar in oude kunst 1660 [wnt] <Frans {4.1.13} |
antiquiteit voorwerp uit vroeger tijd 1561 [Mak] <Frans |
antisepsis ontsmetting 1910 [kwt] <modern Latijn |
antithese tegenstelling 1773 [wnt] <Frans |
antoniem tegengesteld van betekenis 1912 [kku] <Frans |
antonomasia naamsverwisseling 1654 [mey] <Grieks {3.2} |
antraciet steenkoolsoort 1832 [wei] <Frans |
antrax miltvuur 1871 [wnt anthrax Suppl] <Latijn |
antropofaag menseneter 1824 [wei] <Latijn |
antropoïde mensachtig 1986 [wnt welving] <Frans |
antropologie natuurkennis van de mens 1734 [wnt] |
antropomorf mensvormig 1859 [wnt] <Frans |
antroposofie een bepaalde levensleer 1933 [wnt anthropo-] |
antwoord* bescheid 1100 [Willeram] |
antwoordapparaat telefoonbeantwoorder 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.17} |
anus aars 1833 [wnt visch] <Latijn {3.2/4.4} |
aoristus werkwoordstijd 1638 [Ruijs] <Latijn |
aorta lichaamsslagader 1663 [mey] <modern Latijn {3.2} |
apart afgescheiden 1498 [hws] <Frans |
apartheid rassenscheiding 1961 [gvd] <Afrikaans {3.2} |
apathie ongevoeligheid 1824 [wei] <Frans |
apekool onzinpraat 1763 [wnt pluizen i] |
| |
| |
apenstaart(je) typografisch teken, at-sign 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 69] |
apepsie onvoldoende spijsvertering 1734 [HubWes] <Frans |
aperitief drank voor de maaltijd 1895 [wnt] <Frans {4.1.6} |
apert duidelijk 1401-1450 [mnw] <Latijn |
apestoned erg onder invloed van drugs 1979 [De Coster 1999] {4.4} |
apex top 1834 [wnt vlakte] <Latijn |
apicultuur bijenteelt 1929 [kwt] |
apin* wijfjesaap 1451-1500 [mnw] |
aplomb doortastendheid 1847 [wnt Suppl] <Frans |
apneu tijdelijke ademstilstand 1669 [mey] <modern Latijn |
apocope wegval van een eindletter(greep) 1550 [wnt Suppl] <Latijn |
apocrief niet als gezaghebbend erkend 1599 [wnt Suppl] <Latijn |
apodictisch onweerlegbaar 1799 [wnt Suppl] <Duits |
apologetisch verdedigend 1824 [wei] <Duits |
apologie verdediging 1567 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
apoplexie beroerte 1553 [wnt Suppl] <Frans |
apostel Godsgezant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
a posteriori bijwoord: achteraf gedacht 1824 [wei] <Latijn |
apostille kanttekening op akte 1351-1400 [mnw] <Frans |
apostolaat apostelambt 1847 [wnt] <Latijn |
apostolisch m.b.t. de apostelen 1495 [wnt Suppl] <Latijn |
apostrof weglatingsteken 1550 [wnt] <Frans |
apotheek geneesmiddelenwinkel 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2} |
apotheker geneesmiddelenbereider en -verkoper 1513 [wnt Suppl] <Frans {4.1.13} |
apotheose vergoddelijking 1769 [wnt] <Frans |
apparaat toestel, mechanisch hulpmiddel 1862 [wnt] <Frans |
apparatsjik bureaucraat 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
apparatuur samenstel van apparaten 1933 [wnt] <Duits |
appartement wooneenheid 1687 [wnt] <Frans |
appassionato hartstochtelijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
appel* vrucht 1146 [Künzel] {2.3/4.1.2} |
appèl beroep, verzet 1336-1339 [mnw] <Frans |
appelflap* appelgebak 1919 [wnt flap iii] {4.1.6} |
appelflauwte lichte flauwte 1646 [wnt] |
appellant iem. die in hoger beroep gaat 1467-1490 [hws] <Frans |
appelleren in hoger beroep gaan 1281 [cg i 1, 564] <Frans |
appelsap* drank van appels 1562 [wnt] {4.1.6} |
appelsien zuidvrucht 1676 [Sanders 1995] {4.1.2} |
appendicitis blindedarmontsteking 1901 [kui] <modern Latijn |
appendix aanhangsel 1538 [wnt uitp(anden)] <Latijn |
appetijt eetlust 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
appetizer kleine consumptie om de eetlust te stimuleren 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
appiekim tussenwerpsel: Bargoens: in orde! 1974 [Endt] {4.3} |
applaudisseren in de handen klappen 1794 [wnt] |
applaus handgeklap 1859 [wnt] <Latijn |
applicatie toediening, toepassing 1595 [wnt] <Frans {1.2.3} |
applicatie computerprogramma voor bepaalde toepassing 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 9] <Engels {1.2.3} |
applicatuur vingerzetting 1824 [wei] <Duits {3.2} |
apporteren terugbrengen 1650 [wnt Suppl] <Frans |
appositie bijstelling 1650 [mey] <Latijn |
appreciatie schatting, waardering 1553 [wnt] <Frans |
appreciëren op of naar waarde schatten 1553 [wnt] <Frans |
approach benadering 1948 [De Vooys] <Engels |
approbatie goedkeuring 1515 [hws] <Frans |
apraxie storing van gerichte bewegingen 1946 [Jongbloed, Overzicht physiologie van den mensch 218] <Frans |
april vierde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
a prima vista bijwoord: van het blad (zingen of spelen) 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
a priori bijwoord: vooraf 1658 [mey] <Latijn |
à propos tussenwerpsel: wat ik wilde zeggen 1704 [wnt] <Frans {4.3} |
apsis halfronde uitbouw in kerken 1858 [wnt koor] <Latijn {3.2} |
aquaduct waterleiding op een gemetselde boog 1599 [wnt] <Latijn {3.2} |
aqualong luchtreservoir 1963 [Aanv wnt] <Engels |
aquamarijn zeegroene edelsteen 1824 [wei] <Latijn |
aquaplaning glijden over nat oppervlak 1968 [kwt] <Engels |
| |
| |
aquarel schilderij in waterverf 1872 [gvd] <Frans |
aquarium bak voor waterdieren 1769 [wnt] <Latijn |
aquatint prentdrukprocédé 1872 [gvd] <Italiaans {3.2} |
aquavion draagvleugelboot 1960 [wp jaarboek 1960] <Frans {3.2/4.1.11} |
aquavit Scandinavische sterkedrank 1912 [wnt whisky] <Deens, Noors of Zweeds {3.2/4.1.6} |
ar door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1832 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
ara papegaaiachtige 1630 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans {3.2} |
arabesk versiering 1558 [wnt] <Frans |
arak rijstbrandewijn 1598 [De Jonge ii, 40] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
arbeid* inspanning 901-1000 [wps] |
arbeidsloon* vergoeding 1311 [tntl 1943, 40] {3.1} |
arbeidsvitaminen muziek die het werk en de werklust bevordert 1950 [Van Gelder 1993] {4.1.16/4.4} |
arbiter scheidsrechter 1488 [hws] <Frans |
arbitraal scheidsrechterlijk 1494-1512 [hws] <Frans |
arbitrage bemiddeling 1503 [wnt] <Frans |
arbitrair willekeurig 1503 [wnt] <Frans |
arboretum bomentuin 1768 [wnt] <Latijn |
arcade boogstelling 1618 [wnt] <Frans |
arcadisch landelijk, idyllisch 1647 [wnt] |
arcato met de strijkstok te doen 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
arceren lijnen trekken 1604 [wnt Suppl] <Frans |
archaïsch m.b.t. oud tijdperk 1913 [wnt] <Frans |
archeologie oudheidkunde 1824 [wei] |
archetype oerbeeld 1768 [wnt] <Latijn |
archief verzameling van geschreven stukken 1462 [wnt Suppl] <Latijn |
archipel eilandengroep 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Frans |
architect bouwmeester 1553 [wnt] <Frans |
architraaf hoofdbalk 1553 [wnt] <Italiaans {3.2} |
archivaris die zorgt voor een archief 1763 [wnt] <modern Latijn |
arctisch noordpool- 1740 [wnt] <Latijn |
ardente vurig 1839 [Natan] <Italiaans {3.2} |
are vierkante decameter 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
areaal gebied 1918 [wnt] <me Latijn |
areka soort palm 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
arena middendeel in amfitheater 1661 [wnt] <Latijn {3.2} |
arend* roofvogel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.4} |
areometer vochtweger 1768 [wnt] <Frans |
argeloos onschuldig 1794 [wnt] <Duits |
arglist* boze bedoeling 1276 [vmnw] |
argon chemisch element 1910 [kwt] |
argot boeventaal 1847 [wnt] <Frans |
argument bewijsgrond 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
argumentatie bewijsvoering 1573 [wnt] <Frans |
argumenteren bewijsgronden aanvoeren 1553 [Van Mussem] <Frans |
argwaan verdenking 1599 [Kil.] <Duits |
aria zangstuk 1754 [wnt] <Italiaans {3.2} |
ariary munteenheid van Madagaskar 1978 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Malagasi {4.1.12} |
arioso gezang met vrije melodie 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
aristocraat lid van adellijke oligarchie 1782 [wnt] <Frans |
aristocratie regering van de besten 1583 [wnt] <Frans |
aritmetica rekenkunde 1591 [wnt Suppl] <Latijn |
ark woonschuit 1642 [wnt ark ii] <Latijn {4.1.11} |
arm* lichaamsdeel 901-1000 [wps] {3.1} |
arm* behoeftig 901-1000 [wps] |
armada oorlogsvloot 1588 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.11} |
armadil tandarm zoogdier 1596 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
armageddon plaats waar demonen zich verzamelen 1637 [Statenvertaling] <Latijn |
armagnac alcoholhoudende drank 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Frans {4.1.6} |
armatuur draagconstructie 1665 [wnt] <Frans |
armborst soort van boog 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
armee leger 1350 [mnw] <Frans {4.1.14} |
armoede* gebrek 901-1000 [wps] |
armoedzaaier* zeer arm persoon 1901 [wnt] |
armoriaal wapenboek 1710 [wnt wapen] <Frans |
armzalig pover 1669 [wnt Suppl] <Duits |
aroma geur 1869 [wnt ysop(e)] <Latijn |
aronskelk plantengeslacht 1836 [wnt] |
arpeggio na elkaar laten klinken van tonen die tegelijk klinkend zijn geschreven 1795 [wnt] <Italiaans {3.2} |
arrangeren schikken 1669 [wnt] <Frans |
| |
| |
arrenbie computersoulvariant 1997 [Oor 7] <L {3.4/4.1.16} |
arrenslee door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1740 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
arrest hechtenis 1308-1346 [mnw] <Frans |
arrestatie inhechtenisneming 1445 [hws] <Frans |
arresteren in hechtenis nemen 1276-1300 [cg i 1, 19] <Frans |
arrivé iem. die een positie in de maatschappij veroverd heeft 1919 [kwt] <Frans |
arrivederci tussenwerpsel: afscheidsgroet 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.3} |
arriveren aankomen 1240 [Bern.] <Frans |
arro arrogant persoon 1986 [Sanders 1999] {1.2.4/4.4} |
arrogant verwaand 1553 [wnt] <Frans |
arrondissement onderdeel van ambtsgebied 1795 [wnt] <Frans {3.2} |
arsenaal bewaarplaats van wapens 1569 [Toll.] <Frans |
arsenicum chemisch element 1552 [wnt] <Latijn |
art deco artistieke stijl 1975 [wp] <Frans {3.2} |
artefact door mensenhand gemaakt voorwerp 1824 [wnt] |
arterie slagader 1553 [wnt] <Latijn {3.2} |
arteriosclerose aderverkalking 1910-1914 [Bauwens] |
articulatie spraakklankvorming 1824 [wnt] <Frans |
articuleren duidelijk uitspreken 1568 [wnt] <Frans |
artiest kunstenaar 1553 [Vd Werve] <Frans |
artificieel kunstmatig 1566 [wnt Suppl] <Frans |
artikel onderdeel van geschrift of verhandeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
artikel als grammaticale term: lidwoord 1576 [Ruijs] <Latijn |
artillerie wapen van de landmacht, uitgerust met geschut 1550 [wnt] <Frans {4.1.14} |
artisjok plant 1573 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
artisticiteit het artistiek zijn 1890 [wnt] |
artistiek kunstvaardig 1864 [wnt] <Frans |
art nouveau Jugendstil 1948 [wp] <Frans |
artotheek instelling die kunst uitleent 1972 [Aanv wnt] |
artritis gewrichtsontsteking 1734 [HubWes] <modern Latijn |
artrografie het maken van röntgenfoto's van gewrichten 1990 [wp] |
artroscopie onderzoek van de binnenzijde van gewrichten 1990 [wp] |
artrose gewrichtsontsteking 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
arts geneesheer 1586 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13/5} |
artsenij geneesmiddel 1401-1450 [mnw] <Duits |
as* verbrandingsresidu 901-1000 [cg wps Gloss.] |
as* spil 1240 [Bern.] |
as Romeinse munt 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn |
asbest delfstof 1782 [wnt] <Latijn |
asceet iem. die zich op godsdienstige gronden beperkingen oplegt 1824 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
ascendant teken van dierenriem dat op het moment van de geboorte boven de horizon komt 1557 [wnt Suppl] <Frans |
ascendenten verwanten in opklimmende lijn 1546 [wnt] <Latijn |
ascese onthouding 1832 [wnt] <Latijn |
ascetisch m.b.t. ascese 1824 [wei] <Duits of Frans |
ascorbinezuur vitamine C 1950 [gvd] |
aseksueel geslachtloos 1906 [wnt] |
aselect niet uitgekozen 1975 [wp] |
asem* ingeademde lucht 1351-1400 [mnw] |
asepsis wering van infectie 1912 [wnt] <modern Latijn |
aseptisch bescherm(en)d tegen infectie 1847 [kku] |
asfalt mineraal hars 1852 [wnt] <Frans {1.1} |
asfyxie verstikking 1824 [wei] <modern Latijn |
ashram leefgemeenschap van aanhangers van Indische religies 1992 [gvd] <Sanskriet |
asiel toevlucht(soord) 1650 [wnt asyl Suppl] <Frans |
asjemenou* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1950 [gvd] {4.3} |
aso asociaal persoon 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4} |
asobot gezelschapsrobot 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18} |
aspect aanzicht, uitzicht in de toekomst, verschijningsvorm 1842 [wnt] <Frans |
asperge plant 1583 [Dod.] <Frans {4.1.6} |
aspic vlees- of visgelei 1863 [wnt] <Frans {4.1.6} |
aspidistra plantengeslacht 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <modern Latijn |
aspirant aanzoeker 1824 [wnt] <Frans |
aspiratie eerzucht 1857 [wnt Suppl] <Frans |
aspireren met h uitspreken 1553 [Vd Werve] <Frans |
aspireren haken naar 1553 [Vd Werve] <Frans |
| |
| |
aspirine acetylsalicylzuur 1910 [kwt] <Duits {1.2.5} |
assai vrij sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
assegaai houten werpspies 1600 [wnt] <Engels {3.2} |
assemblage het ineenzetten 1931 [wnt] <Frans |
assemblee algemene vergadering 1669 [wnt] <Frans |
assembleren samenvoegen 1948 [wnt] <Frans |
assertief zelfbewust 1979 [wp jaarboek 1980] <Frans |
assessment sollicitatieprocedure met praktijkoefeningen 1988 [De Coster 1999] <Engels |
assessor bijzitter, helper 1567 [wnt] <Latijn |
asset iets wat waarde vertegenwoordigt 1989 [Peptalk] <Engels |
asshole klootzak 1990 [De Coster 1999] <Engels |
assignatie aanwijzing 1536 [wnt] <Frans |
assimilatie gelijkmaking 1658 [mey] <Frans |
assimileren gelijkmaken 1650 [wnt] <Frans |
assist beslissende voorzet bij balsport 1984 [gvd] <Engels |
assistent helper 1535 [wnt] <Latijn |
assistentie bijstand 1467-1490 [hws] <Frans of Latijn |
assisteren bijstaan 1496 [hws] <Frans |
associatie het samengaan 1537 [wnt] <Frans |
associé compagnon 1816 [wnt] <Frans |
associëren verbintenis aangaan 1600 [wnt] <Frans |
assorteren naar soort bijeenzoeken 1624 [wnt] <Frans |
assortiment gevarieerde voorraad 1702 [wnt] <Frans |
assumptie het assumeren 1626 [wnt Suppl] <Latijn |
assurantie verzekering 1530 [hws] <Frans |
assureren verzekeren 1530 [hws] <Frans |
astatisch zonder vaste stand 1872 [gvd] |
astatium radioactief chemisch element 1975 [wp] <modern Latijn |
aster plantengeslacht 1633 [Claes] <Latijn |
asterisk sterretje 1824 [wnt] <Frans |
asteroïde planetoïde 1863 [kku] <Frans |
asthenie krachteloosheid 1824 [wnt] <modern Latijn |
astigmatisch met onscherpe beeldvorming 1902 [wnt] |
astma aamborstigheid 1538 [wnt] <Grieks {3.2} |
astraal m.b.t. de sterren 1710 [wnt opheffen] <Latijn |
astrakan bontsoort 1898 [wnt Suppl] <Frans |
astringent samentrekkend 1663 [mey] <Latijn |
astrologie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
astronaut ruimtevaarder 1959 [Aanv wnt] <Engels |
astronomie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
asymmetrie ontbreken van symmetrie 1654 [wnt] <Frans |
asymptoot lijn die nooit door kromme geraakt wordt 1775 [wnt] <Grieks {3.2} |
asyndeton zinsverband zonder voegwoorden 1552 [wnt] <Grieks {3.2} |
atalanta vlinder 1767 [wnt] |
atavisme erfelijke terugslag 1886 [wnt] |
ataxie spierstoring 1824 [wnt] <Latijn |
atelier werkplaats 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
atheïsme godloochening 1608 [Van Meteren, Commentarien 77] <Frans of Latijn |
atheneum schooltype 1962 [Vastgesteld met Mammoetwet van 1962] <Latijn {1.2.2} |
atjar ingelegd zuur 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
atlas soort zijde 1530 [mnw] <Arabisch {3.2/4.1.9} |
atlas boek met kaarten 1595 [Vd Sijs 1998, 89] |
atlas bovenste halswervel 1690 [wnt Suppl] |
atlas vlinder 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium] |
atleet worstelaar, iem. die een lichaamssport beoefent 1769 [wnt] <Latijn |
atletiek krachtsport 1889 [Ned. Voetbal en Athletiekbond] <Duits {4.1.18} |
atmosfeer dampkring 1789 [wnt] <Frans |
atol koraaleiland 1849 [wnt] <Maledivisch |
atomair m.b.t. atomen 1935 [wnt] {3.3} |
atonaal niet in een bepaalde toonaard gecomponeerd 1918 [wnt] |
atonie weefselverslapping 1824 [wnt] |
atoom kleinste deeltje 1826 [wnt] <Latijn |
atoombom nucleaire bom 1945 [Burger en De Jong 117] <Engels {4.1.10/4.1.14} |
atoomonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1984 [gvd] {4.1.11} |
atoomreactor kernreactor 1961 [gvd] {4.1.10} |
atrium centraal deel van Romeinse woning 1661 [wnt voorplaats] <Latijn {3.2} |
atrofie onvoldoende voeding 1669 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
atropine vergiftig alkaloïde 1856 [wnt] |
at-sign typografisch teken, apenstaart 1999 [gvd] <Engels |
attachécase diplomatenkoffer 1974 [koe] <Engels |
| |
| |
attachment bestand dat met een e-mail wordt meegezonden 1998 [nrc-h 17/11/98] <Engels |
attaque beroerte 1895 [wnt] <Frans {4.4} |
attaqueren aanvallen 1626 [wnt] <Frans |
attenderen attent maken (op) 1940 [wnt] <Latijn |
attenoje tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1906 [moo] <Jiddisch {3.2/4.3} |
attent oplettend 1513 [wnt Suppl] <Latijn |
attentie aandacht 1540 [wnt Suppl] <Frans |
attest getuigschrift 1786 [wnt] |
attestatie formele getuigenverklaring 1537 [hws] <Frans |
attesteren getuigen 1546 [wnt] <Frans |
attitude houding 1735 [wnt] <Frans |
attractie aantrekking(skracht) 1568 [wnt] <Frans |
attractief aantrekkelijk 1824 [wnt] <Frans |
attraperen betrappen 1551-1600 [Mak] <Frans |
attribuut tot het wezen behorende eigenschap 1811 [wnt] <Frans {3.2} |
atv arbeidstijdverkorting 1987 [De Coster 1999] <L {3.4} |
au* tussenwerpsel: uitroep van pijn 1573 [wnt] {4.3} |
a.u.b. tussenwerpsel: verzoek 1895 [wnt reüssite] <L {3.4/4.3} |
aubade ochtendhulde met muziek 1616 [wnt] <Frans |
aubergine komkommerachtige vrucht 1862 [wnt] <Frans {4.1.6} |
auctie verkoping bij opbod 1620 [wnt wezen ii] <Latijn |
auctoriaal gepresenteerd door een alwetende verteller 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
audicien specialist voor audiologische apparatuur 1984 [gvd] |
audiëntie officieel gehoor 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
audiovisueel op het gehoor en oog werkend 1961 [Aanv wnt] <Engels |
auditeur-militair militaire officier van justitie 1600 [wnt auditeur] <Frans {4.1.14} |
auditie niet-openbare muziekuitvoering 1916 [wnt] <Frans |
auditor toehoorder 1650 [wnt wissewasje] <Latijn |
auditorium gehoorzaal 1634 [wnt] <Latijn {3.2} |
auditorium het gehoor 1834 [wnt] <Latijn |
auerhaan hoendervogel 1763 [hou i, 5, 392] <Duits |
augiasstal een bijna niet te redderen boel 1847 [wnt] |
augurk kleine komkommer 1651 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
augustijn monnik van de orde van Sint-Augustinus 1523 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
augustijn typografische maat 1660 [wnt] |
augustus achtste maand 1289 [cg i 1, 1378] <Latijn {4.1.7} |
aula grote gehoorzaal 1864 [wnt Suppl] <Latijn |
au pair jongere die in buitenland tegen kost en inwoning huishoudelijk werk doet 1986 [koe] |
aura uitstraling van een persoon 1832 [wei] <Latijn |
aureool stralenkrans 1824 [wnt] <Frans |
aurora dageraad 1515 [wnt] <Latijn |
auscultatie het beluisteren van de inwendige organen 1846 [wnt] <Frans |
auspiciën voortekens 1628 [wnt] <Latijn |
ausputzer vrije verdediger (bij voetbal) 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2} |
austraal zuidelijk 1824 [wnt] <Frans |
autarkie het in eigen behoefte voorzien 1669 [wnt] <Grieks {3.2} |
auteur schepper, schrijver 1552 [wnt] <Frans |
authentiek oorspronkelijk 1451 [hws] <Latijn |
autisme op zichzelf gericht zijn 1919 [wnt] <Duits {3.2} |
auto wagen 1899 [wnt auto Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
autobaan autosnelweg 1940 [wnt auto ii Suppl] <Duits {3.2} |
autobiografie eigen levensbeschrijving 1809 [wnt] <Frans {3.2} |
autochtoon de oorspronkelijke bevolking uitmakend 1832 [wnt] <Grieks {3.2} |
autoclaaf papiniaanse pot 1847 [kku] <Frans |
autocratie onbeperkte heerschappij 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
autocross veldrit voor auto's 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
autocue halfdoorlatende spiegel van de lens van een tv-camera die de tekst voor de spreker aanwijst 1984 [gvd] <Engels |
autodafe ketterverbranding 1820 [wnt] <Portugees {3.2} |
autodidact iem. die kennis heeft door eigen studie 1850 [wnt] <Latijn |
autogeen zonder lasmiddel 1912 [wnt auto-] <Frans |
autograaf eigenhandig geschreven stuk 1552 [wnt] <Latijn |
autogram handtekening 1875 [wnt] |
automaat machine die zelfstandig handelingen verricht 1552 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
automatiek hal voor verkoop van eetwaren in een automaat 1940 [wnt] {3.3} |
| |
| |
automobiel zichzelf bewegend 1896 [wnt] <Frans |
automobiel motorrijtuig 1897 [wnt] <Frans {1.2.4/4.1.10} |
automonteur vakman die auto's onderhoudt en herstelt 1947 [wnt auto Suppl] {4.1.13} |
autonomie zelfregering 1806 [wnt] <Latijn |
autonoom zelfstandig 1877 [wnt] <Frans |
autoped step 1920 [Sanders 2001] <Frans {4.1.10} |
autopsie lijkschouwing 1824 [wnt] <Frans |
autoriseren machtigen 1301-1350 [hws] <Frans |
autoritair eigenmachtig 1869-1870 [wnt] <Frans |
autoriteit gezag 1240 [Claes Tw. 9] <Frans of Latijn |
autostrada autosnelweg 1936 [wnt automobilisme] <Italiaans {3.2} |
autotypie reproductieprocédé 1892 [wnt] |
auxiliair hulp- 1649 [wnt] <Frans |
avance toenaderingspoging 1784 [wnt] <Frans |
avanceren voorwaarts gaan 1490 [hws] <Frans |
avant-garde voorhoede 1567 [wnt] <Frans {4.1.14} |
ave tussenwerpsel: groet 1501-1525 [wnt Suppl] <Latijn {4.3} |
avegaar* grote boor 1404 [Toll.] {1.2.4} |
Ave-Maria gebed 1236 [cg i Gent] <Latijn |
avenue laan 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
averecht* verkeerd 1265-1270 [cg Lut.K] |
averij schade aan schip of lading 1773 [wnt] <Italiaans {3.2} |
aversie afkeer 1593 [wnt] <Frans |
aviateur vlieger 1910 [wnt] <Frans |
aviatiek luchtvaart 1911 [wnt] <Duits |
avicultuur vogelteelt 1898 [wnt] <Frans |
avifauna vogelwereld 1904 [wnt] |
aviso vaartuig om berichten over te brengen 1614 [De Jonge iv, 24] <Spaans {3.2/4.1.11} |
avitaminose ziekte ontstaan door gebrek aan vitaminen 1916 [wnt] |
avocado boom, vrucht 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Spaans {3.2/4.1.2} |
avond* tijd waarin de duisternis intreedt 901-1000 [wps] {4.1.7} |
avontuur lotgeval 1236 [cg i 1, 29] <Frans |
axel figuur bij kunstrijden 1984 [gvd] |
axiaal de as volgend 1862 [wnt] |
axioma onbewezen maar als grondslag aanvaarde stelling 1654 [wnt] <Latijn |
axolotl salamanderachtige 1734 [wnt] <Spaans {3.2} |
ayahuasca geestverruimende Zuid-Amerikaanse drug 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.6} |
ayatollah sjiitisch schriftgeleerde 1979 [wp jaarboek 1980] <Arabisch {3.2} |
azalea sierstruik 1769 [wnt] <modern Latijn |
azen* gretig verlangen 1727 [wnt azen i] |
azijn vloeistof uit azijnzuur en water 1285-1286 [cg i 1, 1153] <Frans {4.1.6} |
Azoïcum geologisch tijdperk 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn |
azuur blauw 1350 [mnw] <Frans {4.1.5} |
|
B2B business to business, van bedrijf tot bedrijf 2000 [Sanders 2001] <Engels |
ba, bah* tussenwerpsel: uitroep van afkeer 1285 [mnw] {4.3} |
baai inham 1617 [wnt] <Frans |
baai weefsel 1619 [wnt] <Frans {4.1.9} |
baai pijptabak 1860 [wnt] {4.1.6} |
baaierd chaos 1605-1616 [wnt] |
baak vast merk dat vaarwater aangeeft 1484 [mnw] {1.2.4} |
baal zak 1427 [hws] <Frans |
baan* weg 1340-1350 [mnw] |
baan* betrekking 1739 [wnt] |
baanbreker wegbereider 1858-1873 [wnt baan] <Duits |
baar* draagbaar 1080 [Rey] {2.2} |
baar* golf 1240 [Bern.] |
baar nieuweling 1699 [Claes Tw. 11] <Indonesisch {3.2} |
baar staaf metaal 1717 [wnt] <Frans |
baard* haar op kin en wangen 1240 [Bern.] |
baarmoeder* uterus 1542 [Claes Tw. 12] |
baars* beenvis 1240 [Bern.] |
baas* meerdere, hoofd 1280 [cg i 1, 462] |
baat* nut 1240-1260 [vmnw] |
baba gebak 1910-1914 [Bauwens] <Frans {3.1/4.1.6} |
babbelaar snoepje 1872 [gvd] {4.1.6} |
babbelen* praten 1784 [wnt] {3.1} |
babi pangang geroosterd varkensvlees 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
baboe kindermeisje 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 59] <Indonesisch {3.2} |
baby zuigeling 1875 [Aanv wnt] <Engels {4.1.4} |
babybond obligatie met een lagere nominale waarde dan normaal 1995 [Financieel-Economische Tijd 9/12/1995] <Engels |
babyboomer iem. geboren tussen 1945 en 1960 1988 [De Coster 1999] <Engels |
babybox looprek 1929 [kwt] {3.3} |
babyfoon apparaat dat geluiden uit de kinderkamer doorgeeft 1964 [R75] {4.1.17} |
| |
| |
baccalaureaat laagste academische graad 1824 [wei] <Frans of Latijn |
baccarat kansspel met kaarten 1886 [kku] <Frans {4.1.18} |
bacchanaal drinkgelag 1698 [wnt] <Latijn |
bacil bacterie 1904 [wnt slijmig] |
back achterspeler 1899 [dbl] <Engels |
backbencher minder belangrijk politicus 1950 [De Vooys] <Engels |
backgammon bordspel 1847 [kku] <Engels {4.1.18} |
backpacker rugzakreiziger 1992 [Sanders 2000] <Engels |
backslash typografisch teken 1992 [Peptalk] <Engels |
back-up reservekopie van computergegevens 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 20] <Engels |
bacon spek 1949 [wnt asfalt] <Engels {4.1.6} |
bacove bananensoort 1602 [Aanv wnt] <Portugees {3.2/4.1.2} |
bacterie eencellig organisme 1868 [Aanv wnt] <Duits |
bacteriofaag virus dat bacteriën attaqueert 1924 [gvd] |
bacteriologie studie van de bacteriën 1889 [Picarta: titel van A.P. Fokker] |
bacteriostatisch de groei van de bacteriën remmend 1961 [gvd] |
bad* kuip, water waarin men zich baadt 1240 [Bern.] |
badderen* zwemmen, in het water spelen 1906 [Köster Henke] {3.1} |
badge speldje 1958 [R75] <Engels {1.3} |
badineren schertsen 1720 [mey] <Frans |
badminton balspel 1915 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18} |
baedeker reishandboek 1866 [wnt wegdampen] <Duits |
bagage reisgoed 1515-1520 [hws] <Frans |
bagatel kleinigheid 1631 [wnt] <Frans |
bagel rond, hartig hardgebakken broodje met een gat in het midden 1999 [gvd] <Engels {4.1.6} |
bagge* big 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2/4.1.3} |
bagger* slijk 1526-1536 [mnw] |
bagno deportatieoord 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
baguette stokbrood 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
bahco Engelse sleutel 1994 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] |
baht munteenheid van Thailand 1908 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Thai {4.1.12} |
baileybrug noodbrug 1946 [De Vooys] <Engels |
baisse het dalen 1847 [kku] <Frans |
bajes Bargoens: gevangenis 1844 [moo] <Jiddisch {3.2} |
bajonet steekwapen op een geweerloop 1682 [Toll.] <Frans {4.1.14} |
bak kom, trog 1285 [cg I2, 1016] <Frans |
bak* grap 1914 [gvd] |
bakbeest groot, lomp voorwerp 1661 [wnt] |
bakboord* linkerzijde 1599 [Kil.] |
bakeliet harde kunsthars 1909 [Sanders 1993] |
baken vast merk dat vaarwater aangeeft 1284 [hws] <Fries {1.2.4/3.2} |
baker* kraamverzorgster 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.5/4.1.13} |
bakkebaard baard alleen op wangen 1840 [wnt] <Duits |
bakkeleien bekvechten 1715 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bakken* braden 1276-1300 [cg Lut.A] |
bakken* zakken voor examen 1924 [gvd] |
bakker* iemand die beroepsmatig brood e.d. bakt 1477 [Teuth.] {4.1.13} |
bakkes* gezicht 1546 [Naembouck] {1.2.3/3.1} |
baklava zeer zoet gebak 1992 [gvd] <Turks {3.2/4.1.6} |
bakra blanke 1969 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
baksjisj fooi 1886 [kku] <Turks {3.2} |
bakvis meisje tussen 14 en 17 jaar 1875 [wnt] <Duits {4.1.4} |
bakzeilhalen terugkrabbelen 1806-1807 [wnt] <Engels |
bal* rond voorwerp 1240 [Bern.] {4.1.18} |
bal danspartij 1643 [Toll.] <Frans {4.1.15} |
bal gulden, (België) frank 1936 [Verschueren] <Frans {4.1.12} |
balalaika snaarinstrument 1832 [wei] <Russisch {3.2/4.1.16} |
balanceren zich in evenwicht houden 1734 [wnt voor ii] <Frans |
balans weegschaal 1294 [cg I3, 2010] <Frans |
balans evenwicht 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
balata rubbersoort 1899 [Van Donselaar 1989] <Caribische indianentaal {3.2} |
balboa munteenheid van Panama 1903 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
baldadig* roekeloos, uitgelaten 1732 [wnt] |
baldakijn troonhemel 1350 [mnw] <Frans |
bale-bale rustbank 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 103b] <Indonesisch {3.1/3.2} |
balein walvisbaard 1778 [wnt] <Frans {1.3} |
balen walgen 1970 [Recht voor raap] |
balg* afgestroopte huid, leren zak 1288 [Toll.] |
balie toonbank, rechtbank 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
| |
| |
baliekluiver leegloper 1860-1875 [wnt] |
baljuw ambtenaar die rechtspraak doet 1237 [cg i 1, 30] <Frans |
balk* stuk hout 1064 [Künzel] {2.3} |
balken* schreeuwen van ezels 1704 [Claes] {3.1} |
balkenbrij* spijs 1898 [gvd] {1.2.5/4.1.6} |
balkon open uitbouw van huis 1663 [wnt] <Frans |
ballade episch dichtstuk 1509 [Mak] <Frans |
ballast last 1390 [hws] <Nederduits {3.2} |
ballerina balletdanseres 1875 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
ballet figuurdans 1650 [Claes] <Frans {4.1.15} |
balletje-balletje* gokspel waarin een bal in een van drie bekers wordt verstopt 1985 [De Coster 1999] {3.1/4.1.18} |
balling* verbannene 1237 [cg i 1, 31] {1.2.4} |
ballistiek leer van de kogelbaan 1824 [wei] |
ballon met gas gevulde zak 1636 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ballotage het balloteren 1824 [wei] <Frans |
balloteren stemmen over toelating als lid 1808 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ballpoint bolpuntpen 1949 [De Vooys] <Engels |
balorig* gemelijk 1637 [wnt baloorig] |
balpen bolpuntpen 1975 [wp] <Engels |
balsahout lichte houtsoort 1950 [gvd] |
balsem zalf 1240 [Bern.] <Latijn |
balsemien, balsamien plantengeslacht 1663 [Claes] <modern Latijn |
balsturig* koppig 1477 [Teuth.] |
balts paringsritueel 1938 [Aanv wnt] <Duits |
baluster stijl, kleine zuil van balustrade 1762 [Inventarisatie nalatenschap C.O. Creutz] <Frans |
balustrade hekwerk met stijlen 1825-1827 [wnt] <Frans |
bamamodel onderwijsmodel van brede bachelorfase gevolgd door specialistische masterfase 2000 [Sanders 2001] <L {3.4} |
bambino kleine jongen 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
bamboe grasachtige plantengeslachten 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bami Chinees gerecht 1897 [Aanv wnt] <Chinees of Maleis {3.2/4.1.6} |
bamzaaien loten wie het gelag zal betalen 1943 [Aanv wnt] |
ban* afkondiging, uitsluiting 995 [Gysseling 1960] {2.3} |
ban betovering 1898 [Theissen 1975] <Duits |
banaal alledaags 1866 [wnt] <Frans |
banaan plant, vrucht 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.2} |
bananenschot hoogtebal 1984 [gvd] <Engels |
bancair met betrekking tot banken 1984 [gvd] <Frans |
banco bankgeld 1611 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
banco vijftig gulden 1999 [R99] {4.1.12} |
band* strook stof om te binden 1100-1150 [Rey] {2.2} |
band boekdeel 1734 [wnt] <Duits |
band muziekkorps 1929 [Aanv wnt] <Engels |
bandage verband 1768 [Aanv wnt] <Frans |
banderilla gepunte stok met vlaggetje 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
banderol strook met opschrift 1588 [Claes] <Frans |
bandiet struikrover 1599-1607 [Toll.] <Duits |
bandijk* rivierdijk 1284 [mnw] {3.1} |
bandoneon toetsinstrument 1912 [kku] <Duits {3.2/4.1.16} |
bandrecorder apparaat voor het weergeven van een bandopname 1957 [wp jaarboek 1958] {3.3/4.1.17} |
bandy balspel op ijs 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandy Club] <Engels {4.1.18} |
banen* een weg maken 1401-1500 [mnw] |
bang* angstig 1350 [mnw] |
bang tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1961 [gvd] <Engels {5} |
banier vaandel 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
banistiek kennis van vlaggen 1976 [gvd] |
banjo snaarinstrument 1899 [dbl] <Engels {4.1.16} |
bank* meubelstuk 1240 [Bern.] {4.1.9} |
bank geldbank 1467 [hws] <Italiaans {1.1/3.2} |
banket feestmaal 1483 [hws] <Frans |
banket gevuld gebak 1714 [wnt] <Frans {4.1.6} |
bankier hoofd van bank, geldhandelaar 1451-1454 [hws] <Frans {4.1.13} |
bankroet bankbreuk, faillissement 1555 [Claes] <Frans |
bantamgewicht gewichtsklasse in vechtsport 1933 [Sanders 1995] <Engels |
banzai tussenwerpsel: Japanse heilgroet 1929 [kwt] <Japans {3.2/4.3} |
baptist doopsgezinde 1856 [wnt vereenigd] <Frans {4.1.8} |
bar* naakt 820-822 [Gysseling 1960: 90] {2.3} |
bar* bijwoord van graad: erg 1850 [wnt] |
bar tapkast 1886 [kku] <Engels |
bar eenheid van luchtdruk 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
barak eenvoudig gebouw 1673 [Claes] <Frans |
barbaar onbeschaafd persoon 1348 [mnw] <Frans |
| |
| |
barbarisme leenwoord in strijd met de eigen taalnormen 1780 [wnt] <Frans of Latijn |
barbecue grill 1963 [R75] <Engels |
barbeel beenvis 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
barbiepop speelpopje aangekleed als volwassen vrouw 1990 [De Coster 1999] {4.1.18} |
barbier kapper 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.13} |
barbituurzuur organisch zuur 1950 [Kleine wp 157] |
barcode streepjescode 1984 [gnn] <Engels |
bard (Keltisch) dichter 1772 [wnt] <Duits {3.2} |
barderen vlees met spek omwikkelen 1961 [gvd] <Frans |
barebacking onveilige seks met iemand die mogelijk besmet is met hiv 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.4} |
baren* ter wereld brengen 901-1000 [wps] |
baret muts 1573 [Claes] <Frans {4.1.9} |
barg* gecastreerd mannelijk varken 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
barg* overdekte hooibergplaats 1022 [Slicher] {2.4} |
bariet bariumsulfaat 1824 [wei] |
bariton mannenstem tussen bas en tenor 1772 [Bouvink] <Duits {3.2/4.1.16} |
barium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
bark type zeilschip 1370 [mnw] <Frans {4.1.11} |
barkas zwaarste sloep 1718 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans {4.1.11} |
barkeeper barman 1912 [kku] <Engels {4.1.13} |
barmhartig mededogen hebbend 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] <Duits |
bar mitswa feestelijk gevierde meerderjarigheid van joodse jongen 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
barn eenheid van oppervlakte in atoomfysica 1975 [wp] <Engels |
barnen* in vuur en vlam staan 1174 [Künzel] {2.3} |
barnsteen harde hars, amber 1315 [hws] <Nederduits {3.2} |
barograaf zelfregistrerende barometer 1886 [kku] |
barok grillig gevormd 1824 [wei] <Frans |
barok bepaalde stijlperiode 1879 [wp, dl. 12, 299] <Duits |
barometer toestel dat luchtdruk meet 1778 [wnt] <Frans |
baron adellijke titel 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3} |
barouchet type rijtuig 1856 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
barracuda beenvis 1984 [gvd] <Spaans {3.2} |
barrage versperring 1929 [kwt] <Frans |
barrel Engelse en Amerikaanse inhoudsmaat 1847 [kku] <Engels |
barrevoets* blootsvoets 1540 [mnw] |
barricade straatversperring 1669 [Claes] <Frans |
barrière versperring 1650 [Claes] <Frans |
bars nors 1617 [Toll.] <Nederduits {3.2} |
barsten* splijten 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] |
barstensvol* stampvol 1824 [wnt ei] {4.4} |
barysfeer aardkern 1950 [gvd] |
barzoi, borzoi hondensoort 1912 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3} |
bas laagste stem 1552 [Claes] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
bas Bargoens: stuiver, dubbeltje 1860 [Endt] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
basaal aan de basis 1933 [Aanv wnt] <Engels |
basalt hard gesteente 1778 [Sanders 1995] <Frans |
bascule weegwerktuig 1847 [kku] <Frans |
base loog 1863 [kku] <Frans |
baseball honkbal 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
baseballpetje pet met klep 1994 [inl Corpus GP94-1.SGZ] {4.1.9} |
basen cocaïne roken via een waterpijp 1982 [R84] <Engels |
baseren doen steunen 1798 [wnt uitvinden] <Frans {3.2} |
basilicum bazielkruid 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn {1.3/4.1.6} |
basiliek christelijke kerk 1869 [wnt] <Frans |
basilisk fabeldier 1240 [Bern.] <Latijn |
basis grondslag 1618 [wnt] <Latijn |
basisch op de wijze van een base 1868 [wnt waterstof] |
basketbal spel waarbij bal door ring met net wordt gegooid 1924 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
bas-reliëf halfverheven beeldwerk 1777 [mey] <Frans |
bassen* blaffen 1287 [cg NatBl] {3.1} |
basset hondensoort 1865 [kvw] <Frans {4.1.3} |
bassethoorn blaasinstrument 1824 [wei] {4.1.16} |
bassin waterbekken 1824 [wei] <Frans |
bast* schors 1105 [Rey] {2.2} |
basta tussenwerpsel: genoeg! 1617 [wnt] <Spaans of Italiaans {3.2/4.3} |
bastaard onwettig kind, rasloos dier 1273 [cg i 1, 250] <Frans {4.1.4} |
bastion bolwerk 1602 [Schulten Tw. 9] <Frans |
bat slaghout 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Engels |
bataat zoete aardappel 1565 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
| |
| |
bataljon troepeneenheid 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
batch groep gegevens die in één keer wordt verwerkt 1976 [accu-map, bul. 15, 25/2, 33] <Engels |
baten* voordeel brengen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bathometer dieptemeter 1847 [kku] |
bathysfeer toestel voor diepzeeonderzoek 1984 [gvd] |
batik gebatikte doek 1721 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.9} |
batist zacht doek 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] {4.1.9} |
batsman die het bat hanteert (bij cricket) 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
batterij artillerieafdeling 1599 [wnt] <Frans {4.1.14} |
batterij toestel waarin elektrische energie is opgeslagen 1889 [wnt] <Frans |
baud eenheid van transmissiesnelheid 1975 [wp] |
bauxiet mineraal 1871 [Sanders 1995] |
bavaroise ijsgerecht 1886 [kku] <Frans {4.1.6} |
baviaan hondsaap 1573 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.3} |
bazaar marktplaats 1572 [Dozy, Oosterlingen] <Perzisch |
bazelen* onsamenhangend spreken 1793 [wnt] {3.1} |
bazooka antitankwapen 1948 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14} |
bazuin blaasinstrument 1240 [Bern.] <Frans {4.1.16} |
beagle hondensoort 1863 [Rijnhart i, 494b] <Engels {4.1.3} |
beambte functionaris 1729 [wnt] |
beamen instemmen met 1678 [wnt] |
bearnaise botersaus 1886 [kku] <Frans {4.1.6} |
beatmusic ritmische popmuziek 1969 [wp Suppl 1969] <Engels {4.1.16} |
beatnik protesterende schrijver 1962 [R75] <Engels |
beaufortschaal schaal voor windkracht 1885 [wnt windkracht] |
beaujolais rode wijnsoort 1933 [Kath. Enc.] <Frans {1.2.3/4.1.6} |
beau monde de uitgaande wereld 1765 [Aanv wnt] <Frans |
beauty schoonheid 1903 [Prick 1903] <Engels |
bébé lange Indische jurk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
bebop bepaalde stijl van jazz en dans 1954 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
bechamelsaus melksaus 1847 [kku] {4.1.6} |
becquerel eenheid van radioactiviteit 1906 [wp] |
bed* slaapplaats 1100 [Willeram] {4.1.9} |
bedaagd* niet jong meer 1546 [Naembouck] |
bedankje* dankbetuiging 1839 [wnt] |
bedaren* (zich) kalmeren 1451-1500 [mnw] |
bede* gebed 901-1000 [wps] |
bedeesd* verlegen 1615 [wnt wederom] |
bedelen* aalmoezen vragen 1501-1525 [mnw] {3.1} |
bederven* beschadigen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedevaart* reis naar heilige plaats 1240 [Bern.] {3.1} |
bediende hulp 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
bedillen* bevitten, beredderen 1599 [Kil.] |
bedingen* bij overeenkomst bepalen 1546 [Naembouck] |
bedisselen* regelen 1600 [wnt] |
bedoelen* zich ten doel stellen, aanduiden 1731-1735 [wnt] |
bedompt* benauwend 1620 [wnt] |
bedonderd* beroerd 1676-1700 [wnt] |
bedotten* misleiden 1573 [Plantijn] |
bedrag* geldsom 1288 [cg I2, 1255] |
bedremmeld* beteuterd 1642 [wnt] |
bedreven* ervaren 1573 [Plantijn] |
bedriegen* misleiden 901-1000 [wps] |
bedrijf* beroepswerkzaamheid 1293 [cg I3, 1944] {1.2.3} |
bedrijf* deel van een toneelstuk 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
bedroeven* verdriet aandoen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedrog* bedriegerij 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedruipen, zich(zelf)* financieel voor zichzelf kunnen zorgen 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 11] |
bedstee* ingebouwde slaapplaats 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9} |
beducht* bevreesd 1539 [hws] |
beduiden* betekenen 1301-1400 [mnw] |
beduimelen* door herhaald aanvatten bevlekken 1782 [wnt] {3.1} |
beduusd* beteuterd 1855 [wnt vreemd] |
bedwelmen* benevelen 1401-1425 [mnw] |
beek* smal stromend water 814 [Claes] {2.3} |
beeld* afbeelding, voorstelling 901-1000 [wps] |
beeldscherm* scherm van tv of computer 1961 [Aanv wnt] {1.3/3.1} |
beeldschoon zeer mooi 1866 [wnt] <Duits {4.4} |
beeltenis afbeelding 1569 [Dasypodius] <Duits |
beemd* weiland 1208-1209 [Claes] {2.3} |
| |
| |
been* onderste lichaamsdeel 1100 [Willeram] {1.2.3/1.2.6} |
been* bot 1477 [Teuth.] {1.2.3/1.2.5/1.2.6} |
beer* mensendrek, gier 709 [Claes Tw. 11] {2.3} |
beer* roofdier 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] {4.1.3} |
beer* mannetjesvarken 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
beer schuld 1856 [wnt] <Duits |
beerenburg kruidenbitter 1909 [wnt water] <Fries {3.2/4.1.6} |
beest dier 1253 [cg i 1, 45] <Frans |
beet* hap 1240 [Bern.] {1.2.6} |
beetje* klein deel, klein aantal 1646 [wnt] {1.2.6} |
beetwortel suikerbiet 1652 [wnt] |
bef Bargoens: vrouwelijk geslachtsdeel 1510 [Liber Vagatorum] <? {3.5/4.4} |
bef witte doek voor de borst 1599 [Kil.] <Frans of Latijn |
befaamd vermaard 1535 [hws] |
beffen cunnilingus bedrijven 1972 [Aanv wnt] <? {3.5/4.4} |
begaafd* talentvol 1450 [mnw] |
begaving* flauwte, toeval 1865-1870 [wnt] {4.4} |
begeerte* verlangen 1298 [cg i, 2508] |
begeesteren in geestdrift brengen 1815 [wnt] <Duits |
begeren* verlangen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
begiftigen* beschenken met 1477 [Teuth.] {3.1} |
begijn lid van bepaalde kloosterlijke lekengemeenschap 1266 [cg i, 64] <me Latijn {4.1.8} |
beginnen* aanvangen 901-1000 [wps] |
begonia plantengeslacht 1874 [wnt tuinbouw] <modern Latijn |
begrafenis* het begraven 1450 [hws] {3.1} |
begrijpen vatten, omvatten 1240 [Bern.] <Duits |
begrip inzicht, idee 1265-1270 [cg Lut.K] <Duits |
beha bustehouder 1950 [Aanv wnt] <L {3.4} |
behagen* aangenaam zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
behalve* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
behartigen* zorgen voor 1488 [hws] {3.1} |
behaviorisme richting in psychologie 1928 [Aanv wnt] <Engels |
behelzen* inhouden 1265-1270 [cg Lut.K] |
behendig* handig 1240 [Bern.] |
behept* lijdend aan een zedelijk gebrek 1691 [wnt] |
beheren* besturen 1357 [mnw] |
behoefte* wat men nodig heeft, gebrek 1253 [cg i] |
behoefte* ontlasting 1898 [gvd] {4.4} |
behoeven* nodig hebben of zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
behoren* toebehoren, nodig zijn, passen 1240 [Bern.] |
behoudens* voorzetsel 1860 [wnt] {4.2} |
bei bes 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.2} |
bei Barbarijse vorst 1542 [wnt] <Turks {3.2} |
beide* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
beiden* wachten 901-1000 [wps] |
beieren* luiden 1373 [hws] {3.1} |
beige grijsachtig geel of bruin 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5} |
beignet gebak 1875 [wnt appel] <Frans {4.1.6} |
beissie Bargoens: dubbeltje 1844 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
beitel* stuk gereedschap 1320 [Claes Tw. 11] {3.1} |
beitsen kleuren met beits 1892 [wnt] <Duits |
bejaard* oud 1734 [wnt] {4.1.4} |
bejegenen* behandelen 1350 [mnw] |
bek snavel, mond 1240 [Bern.] <Frans |
bekaaid slecht, ongunstig 1611-1620 [wnt bekaaien] |
bekaf uitgeput door te hard lopen 1615 [wnt] |
bekattering Bargoens: uitbrander, bekeuring 1906 [moo] <Jiddisch {1.2.3/3.2} |
bekend* vermaard 1265-1270 [cg Lut.K] |
bekend* kennende 1300 [mnw] |
bekennen* bespeuren, erkennen 901-1000 [wps] |
bekennen* gemeenschap hebben 1351-1400 [mnw] {4.4} |
bekentenis* het erkennen 1552 [Apherdianus 64r] {3.1} |
beker drinkgereedschap 1284 [cg i Dordrecht] <Latijn |
bekeren* tot inkeer brengen 901-1000 [wps] |
bekeuren* verbaliseren 1240 [Bern.] |
bekken kom 1240 [Bern.] <me Latijn |
bekken ring van de heupbeenderen 1702 [wnt] <me Latijn {3.2} |
bekken slaginstrument 1881 [wnt] {4.1.16} |
beklijven* gedijen 1265-1270 [cg Lut.K] |
beklijven* (bij)blijven 1350 [mnw] |
beknopt* kort samengevat 1603 [Toll.] |
bekocht afgezet 1237 [cg i 1, 32] |
bekokstoven heimelijk regelen 1900 [wnt kokstoven] |
bekommeren met zorg vervullen 1276-1300 [cg Lut.A] |
bekommernis* bezorgdheid 1569 [wnt] {3.1} |
bekomst* zoveel als iem. behaagt 1526 [wnt] {3.1} |
bekoren* aantrekken 1530 [wnt] |
bekrompen* niet ruim 1774 [wnt] |
| |
| |
bekwaam* kundig 1265-1270 [cg Lut.K] |
bel* een schel 1236 [cg i Gent] |
bel* gasbolletje 1586 [wnt bel iii] |
bel geluidseenheid 1950 [gvd] |
belabberd* akelig 1451-1500 [mnw] |
belagen* bedreigen 1285 [cg Rijmb.] |
belang* voordeel, belangstelling 1265-1270 [cg Lut.K] |
belazerd bedonderd 1874 [wnt] |
belcanto zingen volgens de Italiaanse techniek 1920 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
beledigen krenken 1588 [Kil.] <Duits |
beleefd* hoffelijk 1613 [wnt] |
beleg* insluiting van een vesting 1351-1400 [mnw] {1.2.6} |
beleg* wat men op een boterham legt 1976 [gvd] {1.2.6/1.4/3.1} |
beleid* wijze van handelen 1291 [cg i 1, 1563] |
beleidsporno bureaucratische stukken zonder inhoud 2000 [Sanders 2001] {4.4} |
belemmeren* (ver)hinderen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
bel-etage onderste verdieping 1866 [wnt nis] {3.3} |
beletten* verhinderen 1254 [vmnw] |
belevenis ervaring 1918 [Picarta: Schönfeld, mijn pastorale belevenissen] <Duits {3.2} |
belezen veel gelezen hebbend 1782 [wnt] <Duits |
belfort toren met klokken 1276 [cg i 1, 306] <Frans |
belgen* toornig maken 901-1000 [wps] |
belhamel* aanvoerder 1562 [Naembouck] |
believen* behagen 1419 [mnw] |
belijden* (een geloof) aanhangen, bekennen 1282 [cg i 1, 662] |
belijdenis* getuigenis omtrent zijn geloof 1637 [wnt] {3.1} |
belladonna wolfskers 1775 [hou ii, 4, 231] <Italiaans {3.2} |
bellefleur appel 1778 [wnt] <Frans {4.1.2} |
bellenblazen* bellen maken door te blazen in een pijpje met zeepsop 1750 [Hallema, Kinderspelen 186] {4.1.18} |
bellettrie (beoefening van de) schone letteren 1881-1888 [wnt] {3.3/5} |
beloega walvisachtige 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3} |
beloven* toezeggen 1240 [Bern.] {1.2.4} |
bel paese handelsnaam van een Italiaanse kaassoort 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
belvédère uitzichttoren 1824 [wei] <Frans |
bemiddeld welgesteld 1844 [wnt velerlei] <Duits |
bemoeien* zich mengen in 1637 [Statenvertaling; 1 Petrus 4:15] |
ben tenen mand 1430 [hws] <Frans |
benard* benauwd 1626 [wnt benarren] |
bende troep 1525 [wnt] <Frans |
beneden* voorzetsel 1236 [cg i 1, 29] {4.2} |
beneden* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
benedictie zegening 1236 [cg i 1, 24] <Latijn |
benedictijn monnik van de orde van Sint-Benedictus 1644 [wnt orde] <me Latijn {4.1.8} |
benedictine Franse likeur 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
benedijen zegenen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
benefice voordeel 1790 [wnt cognac] <Frans |
beneficiair onder beneficie 1929 [kwt] <Frans |
beneficie voorrecht 1462 [hws] <Latijn |
benefiet voorstelling ten bate van een goed doel (persoon of zaak) 1830 [Aanv wnt] <Engels |
benepen* benauwd 1599-1607 [Kil.] |
beneveld* dronken 1884 [gvd] |
benevens* voorzetsel 1624 [wnt] {4.2} |
benevolentie welwillendheid 1507 [hws] <Latijn |
Bengaals vuur bepaald vuurwerk 1847 [kku] |
bengel* deugniet 1635 [wnt] {3.1} |
bengelen* heen en weer slingeren 1897 [wnt] |
benieuwd* nieuwsgierig 1642 [wnt] |
benijden* jaloers zijn 1265-1270 [cg Lut.K] |
benjamin jongste zoon 1649 [wnt] <Hebreeuws {3.2} |
bent* grassoort 918-948 [Künzel] {2.3} |
bent genootschap 1698 [wnt bende] |
benul* begrip 1862 [wnt beslenteren] |
benutten gebruiken 1801 [wnt] <Duits |
benzedrine handelsnaam voor amfetamine 1960 [Aanv wnt] {4.1.6} |
benzine brandstof 1864 [Toll.] <Duits |
benzinemotor met benzine aangedreven explosiemotor 1900 [wnt verlichting i] {4.1.10} |
benzol een koolwaterstof 1867 [Aanv wnt] <Duits |
beo zangvogel 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Indonesisch {3.2} |
beogen* op het oog hebben 1612 [wnt] |
bepalen vaststellen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
beraad* overleg 1265-1270 [cg Lut.K] |
beraadslagen* overleggen 1562 [Toll.] |
beregoed* zeer goed 1966 [R75] {4.4} |
bereid* gereed 1301-1325 [mnw] |
bereid* genegen 1400 [mnw] |
| |
| |
bereiken* aankomen 1350 [mnw] |
beren schulden maken 1898 [gvd] |
berenlul* kroket of frikadel 1987 [De Coster 1999] {3.1/4.1.6} |
beresterk* zeer sterk 1971 [Vertaling Vonnegut, Welkom op aperots] {4.4} |
berg* grote heuvel, hoop 865 [Claes] {2.3} |
bergeend* eendachtige 1598 [wnt] |
bergen* in veiligheid brengen 1642 [wnt] |
bergen* opbergen 1784-1785 [wnt] |
beriberi ziekte 1661 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
berichten* mededelen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4} |
berin* wijfjesbeer 1287 [vmnw] |
berispen* laken 1265-1270 [cg Lut.K] |
berk* boomsoort 1050 [Prisma NPl.] {2.3} |
berkelium chemisch element 1960 [ensie] <modern Latijn |
berm* strook langs weg 1288 [cg I2, 1297] {3.1} |
bernage plantengeslacht 1272 [cg i 1, 214] <Frans |
beroemd vermaard 1542 [Dasypodius] <Duits |
beroep* appèl, herziening van vonnis aan hogere rechter vragen 1292 [cg I3, 1717] |
beroep* werkkring 1642 [wnt] |
beroepsverbod verbod een bepaalde overheidsfunctie uit te oefenen 1984 [gnn] <Duits {3.2} |
beroerd* ellendig 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
beroerte* verlamming door bloeduitstorting in de hersenen 1667 [wnt] {4.4} |
berokkenen* veroorzaken 1595 [wnt] |
berooid arm 1488 [mnw] <Fries {3.2} |
berouwen* spijt doen hebben 901-1000 [wps] |
berserkerwoede extatische strijdwoede 1847 [Aanv wnt] <Duits |
berucht* ongunstig bekend 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
beryllium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
bes* kleine vrucht 1350 [Toll.] {4.1.2} |
bes* oudje 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.1.4} |
beschaafd* zorgvuldig opgevoed 1699 [Claes Tw. 12] |
beschadigen* schade toebrengen 1445 [mnw] {3.1} |
bescheid* geschreven stuk 1631 [wnt] |
bescheiden* ingetogen 1276-1300 [cg Lut.A] |
beschermen* behoeden 901-1000 [wps] |
bescheurkalender scheurkalender met geestigheden 1973 [Sanders 1999] {4.4} |
beschikken* regelen 1265-1270 [cg Lut.K] |
beschouwen* overwegen, houden voor 1240 [Bern.] |
beschroomd* bedeesd 1599-1607 [Kil.] |
beschuit baksel 1343-1345 [mnw] <Frans {4.1.6} |
beschuldigen* ten laste leggen 1256-1299 [mnw] {3.1} |
beschutten* beschermen 1285 [cg Rijmb.] |
beseffen* goed begrijpen 1287 [cg NatBl] |
besjoemelen bedotten 1924 [moo] <Duits {3.2} |
beslaan* bekleden, bedekken met iets 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
beslaan* een paard voorzien van hoefijzers 1599 [wnt kil] |
beslag* meel met water aangelengd 1401-1450 [mnw] |
beslechten* een eind maken aan 1503 [mnw] |
beslissen* besluiten 1550 [wnt] |
beslommering* zorg 1642 [wnt] |
besmeuren* vuilmaken 1401-1500 [mnw] |
besmuikt* in stilte, geniepig 1898 [gvd] |
besnijdenis* het wegnemen van de voorhuid 1480 [hws] {3.1} |
besogne zaak, beslommering 1299 [cg I4, 2603] <Frans |
bespieden* beloeren 1285 [cg Rijmb.] |
bespreken praten over iets 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
best* overtreffende trap van goed 1236 [cg i 1, 21] |
bestand* wapenstilstand 1299-1356 [mnw] |
bestand* opgewassen tegen 1731-1735 [wnt] |
bestand verzameling gegevens, beschikbare hoeveelheid 1903 [wnt z.j.] <Duits |
besteden* gebruiken voor 1277 [cg i 1, 354] |
bestek* plan 1514 [hws] |
bestek eetgerei 1934 [Theissen 1978] <Duits |
bestekamer wc 1657 [wnt] {4.4} |
bestel* ordening, regeling 1350 [mnw] |
bestellen* bezorgen (van brieven) 1534 [hws] |
bestemmen* aanwijzen 1348 [hws] |
bestendig blijvend 1569 [wnt] <Duits |
bestiaal beestachtig 1596 [Linschoten 195] <Frans |
bestialiteit beestachtigheid 1720 [mey] <Frans |
bestieren* leiden 1285 [cg Rijmb.] |
bestseller succesboek 1931 [kwt] <Engels |
bèta de Griekse letter b 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
betalen* schulden voldoen 1270 [cg i 1 167] |
betamelijk* gepast 1296 [cg I4, 2279] |
betamen* behoorlijk zijn 1236 [cg i 1, 28] |
bête dom 1824 [wei] <Frans |
betekenis* inhoud 1240 [vmnw] {3.1} |
betel blad van plant waarop men kauwt 1596 [wnt areca Suppl] <Portugees {3.2/4.1.6} |
| |
| |
beter* vergrotende trap van goed 901-1000 [wps] {2.5} |
beteuterd* onthutst 1616 [wnt trouwen ii] |
betichten* beschuldigen 1298 [cg I4, 2524] |
betijen* begaan 1300 [mnw] |
betjah fietstaxi 1961 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.10} |
betoeterd* gek 1903 [wnt z.j.] |
betogen* trachten aan te tonen 1236 [cg i 1, 29] |
beton bouwmateriaal 1847 [kku] <Frans |
betoog* bewijsvoering 1342 [mnw] |
betovergrootmoeder* moeder van iemands overgrootouder 1763 [wnt sterven] {4.1.4} |
betovergrootvader* vader van iemands overgrootouder 1839 [wnt verbreeden] {4.1.4} |
betrachten in acht nemen 1622 [wnt] |
betrappen* verrassen 1265-1270 [cg Lut.K] |
betreffende* voorzetsel 1784-1785 [wnt] {4.2} |
betrekkelijk* in verband staande met 1667 [wnt] |
betrekking* werkkring 1866 [wnt] |
betten* bevochtigen 1460 [mnw] |
betuigen* verzekeren 1270 [cg i 1, 186] |
betuttelen kleine verbeteringen aanbrengen 1632 [wnt wezen ii] |
betweter* die alles beter weet 1600 [wnt] |
betwijfelen ergens aan twijfelen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
beu* zat 1621 [wnt] |
beugel* ijzeren ring 1339-1345 [mnw] {3.1} |
beugelen* een bal door een beugel rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18} |
beuk* boomsoort 806 [Claes] {2.3} |
beuk* schip van een kerk 1477 [Teuth.] |
beuken* hard slaan 1406 [mnw] {3.1} |
beul* scherprechter 1481 [mnw] |
Beulemans slecht Frans 1914 [Aanv wnt] {4.4} |
beun viskaar 1580 [wnt water] |
beunhaas onbevoegd werker 1649 [wnt] <Nederduits {3.2} |
beuren* tillen 1280 [cg I2, 1262] |
beurs portemonnee 1240 [Bern.] <me Latijn |
beurs handelsbeurs 1612 [Vd Sijs 1998] {1.2.5} |
beurs* zacht 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
beurt* geregelde volgorde 1445 [mnw] |
beuzelen* onzin vertellen 1573 [Plantijn] |
bevallen* behagen 1285 [cg Rijmb.] |
bevallen* een kind baren 1616 [wnt] |
bevallig* gracieus 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
bevelen* gelasten 1100 [Willeram] |
bevelhebber* commandant 1532-1537 [mnw] {3.1/5} |
beven* trillen 901-1000 [wps] |
bever* knaagdier 918-948 [Künzel] {2.3/4.1.3} |
bevestigen* vastmaken 1410 [mnw] {3.1} |
bevoegd gerechtigd 1698 [wnt] <Duits |
bevorderen* de ontwikkeling begunstigen 1500-1536 [mnw] |
bevredigen* voldoen aan een behoefte 1784-1785 [wnt] {3.1} |
bevrijden* vrijmaken 1351-1400 [hws] {1.2.4} |
bevroeden* begrijpen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bewaren* houden, handhaven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
bewegen* in beweging brengen of zijn 1301-1400 [mnw] |
beweging* groep, partij 1886 [wnt] |
beweren zeggen 1477 [Teuth.] <Duits |
bewerkstelligen uitvoeren 1769-1811 [wnt] <Duits |
bewijzen* aantonen 1240 [Bern.] |
bewind* bestuur 1351-1400 [mnw] |
bewonderen eerbied hebben 1827 [wnt] <Duits {1.4} |
bewust bekend, bedoeld 1638 [wnt] <Duits |
bewusteloos buiten bewustzijn 1819 [Vd Sijs 1998] <Duits |
bezaan achterste gaffelzeil 1480 [hws] |
bezadigd* bedaard 1598 [wnt] |
bezant gouden munt 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <me Latijn |
bezem* werktuig om te vegen 1240 [Bern.] {3.1} |
bezemstuiver* munt 1652-1662 [wnt] {4.1.12} |
bezeren* zeer doen 1480 [mnw] |
bezeten* krankzinnig 1265-1270 [cg Lut.K] |
bezetten* innemen, vervullen 1240 [Bern.] |
bezichtigen* bezien 1540 [hws] {3.1} |
bezig* werkzaam 1240-1260 [cg i 1, 69] |
bezigen* gebruiken 1401-1500 [mnw] |
bezijden* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
bezinnen* nadenken 1477 [Teuth.] |
bezitten* (in bezit) hebben 1240 [vmnw] {1.2.1/1.2.5} |
bezoedelen bevlekken 1562 [Toll.] <Duits |
bezoldigen salaris geven 1642 [wnt] {3.1} |
bezonnen* bedachtzaam 1879 [wnt] |
bezuren* voor iets boeten 1285 [cg Rijmb.] |
bezwaar* last, moeite 1605 [wnt] |
bezwijken* sterven 1682 [wnt] {4.4} |
bezwijken* niet kunnen weerstaan 1784-1785 [wnt] |
biatlon combinatie van langlauf en schieten 1960 [Guinness Olympische Spelen boek] <Engels {4.1.18} |
bibberen* rillen 1794 [Toll.] {3.1} |
bibliofiel boekenliefhebber 1872 [gvd] |
| |
| |
bibliografie literatuurlijst, boekbeschrijving 1824 [wei] <Latijn |
bibliothecaris beheerder van bibliotheek 1682 [wnt] <Latijn |
bibliotheek plaats met verzameling boeken 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
biblist bijbelkenner 1540 [hws] |
biceps tweehoofdige opperarmspier 1793 [wnt twee] <Latijn {3.2} |
biconcaaf dubbelhol (van lenzen) 1847 [kku] |
biconvex dubbelbol (van lenzen) 1847 [kku] |
bidbook prospectus i.v.m. overname of vestigingsplaats 1995 [De Coster 1999] <Engels |
bidden* gebed richten tot God, smeken 901-1000 [wps] |
bidet zitbad 1847 [kku] <Frans |
bidon blikken veldfles 1912 [kku] <Frans |
biecht* belijdenis (van zonden) 901-1000 [wps] {1.2.3} |
bieden* geven, aanbieden 1240 [Bern.] |
biedermeier stijlperiode van 1815 tot 1850 1940 [wnt vaas] <Duits {3.2} |
biefstuk lap vlees van de bovenbil 1832 [wei] <Engels {1.2.5/4.1.6} |
biel(s) dwarsligger 1914 [gvd] <Frans {1.2.4} |
biënnale tweejaarlijkse tentoonstelling of concours 1948 [kwt] |
bier alcoholhoudende drank 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.6} |
bies* plantengeslacht 972 [Claes Tw. 11] {2.3} |
bies* boordsel aan kleding 1854 [wnt] |
biest* eerste melk na het kalven 1351-1400 [mnw] {4.1.6} |
biet plant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
bietsen bedelen 1950 [Aanv wnt] <Engels |
bifocaal met twee brandpunten 1949 [wnt tri-f.] |
big* jong van het varken 1573 [Plantijn] {3.2/4.1.3} |
bigamie dubbel huwelijk 1658 [mey] <Frans |
big bang de oerknal 1975 [wp] <Engels {1.2.6} |
biggelen* (van tranen) naar beneden rollen 1599 [Kil.] |
bij* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
bij* insect 970 [Künzel] {2.3} |
bijbel de Heilige Schrift 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
bijgeloof* superstitie 1595 [wnt] |
bijkans bijwoord van hoedanigheid: bijna 1432-1468 [mnw] |
bijl* werktuig 1240 [Bern.] {4.1.14} |
bijlage geschrift ter aanvulling 1729 [wnt] <Duits |
bijlander* platboomd vaartuig 1702 [wnt] {4.1.11} |
bijna* bijwoord van hoedanigheid: op weinig na 1276-1300 [cg Lut.A] |
bijou kleinood 1690 [Aanv wnt] <Frans |
bijslaap* geslachtsgemeenschap 1656 [wnt] |
bijspijkeren goedmaken, het achtergeblevene gelijk brengen 1855 [wnt] |
bijster* bijwoord van graad: zeer 1598 [wnt] |
bijster* niet meer wetend 1642 [wnt] |
bijt* gat in het ijs 1301-1350 [mnw] {1.2.6} |
bijten* de tanden in iets zetten 1240 [Bern.] {1.2.5/1.2.6} |
bijval toejuiching 1818 [wnt resultaat] <Duits |
bijvallen* de zijde kiezen van 1445 [mnw] |
bijwoord* adverbium 1477 [Teuth.] |
bijzit* concubine 1599 [Kil.] {4.1.4} |
bijzonder* speciaal, opmerkelijk 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
bikini tweedelig badpak 1952 [Sanders 1995] <Frans {1.4/3.2} |
bikkel* pikhouweel 1567 [Claes Tw. 12] {3.1} |
bikkelen* met bikkels spelen 1599 [wnt kil] {4.1.18} |
bikkelhard* zeer hard 1961 [gvd] {1.2.5/4.4} |
bikken* hakken 1401-1450 [mnw] |
bikken* eten 1617 [wnt] |
bil* achterdeel 1240 [Bern.] {1.2.5/4.4} |
bilabiaal met beide lippen 1892 [wnt w] |
bilateraal van twee kanten 1847 [kku] |
bildungsroman ontwikkelingsroman 1998 [Van Gorp, Lexicon lit. termen] <Duits {3.2} |
bilharzia tropische parasiet 1924 [gvd] <modern Latijn |
bilinguïsme tweetaligheid 1933 [Aanv wnt] |
biljard telwoord 1933 [John Kooy, Enc. voor iedereen] <Duits {4.2} |
biljart balspel op tafel 1782-1783 [wnt] <Frans {4.1.18} |
biljet briefje, kaartje 1488 [hws] <Frans |
biljoen telwoord 1591 [Kool] <Frans {4.2} |
billijk* rechtvaardig 1300 [cg I4, 2773] |
bimbambeieren* klokgelui 1501-1550 [wnt bimbam] {3.1} |
binair tweeledig 1847 [kku] <Frans |
binden* met touw vastmaken 1100 [Willeram] |
bingo hazardspel 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
bingo tussenwerpsel: uitroep na een rake opmerking 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
bink Bargoens: man 1731 [Endt] <Romani {3.2} |
binnen* bijwoord van plaats 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
binnen* voorzetsel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.2} |
| |
| |
binocle dubbele veld- of toneelkijker 1778 [wnt verrekijker] <Frans |
bint* balk 1642 [wnt] |
bintje* aardappel 1905 [Sanders 1993] {4.1.6/4.4} |
biobak afvalbak voor groente-, fruit- en tuinafval 1992 [De Coster 1999] |
bioboer boer die biologische landbouw en veeteelt bedrijft 1997 [De Boerderij dl. 82, afl. 35] {4.1.13} |
biochemie afdeling van de scheikunde 1886 [kku] |
biogarde yoghurt met rechtsdraaiend melkzuur 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
biografie levensbeschrijving 1820 [Aanv wnt] <Frans |
bio-industrie gemechaniseerde fokkerij 1975 [R75] |
biologeren onder zijn invloed brengen, hypnotiseren 1866 [wnt] |
biologie leer van de levende wezens 1824 [wei] <Duits |
biometrie meting van eigenschappen van levende wezens 1847 [kku] |
bionisch beschikkend over bovenmenselijke lichamelijke vermogens 1982 [De Coster 1999] <Engels |
biopsie weefselverwijdering voor onderzoek 1910-1914 [Bauwens] |
bioritme ritme in de levensverschijnselen 1980 [De Coster 1999] <Engels |
bioscoop theater waar filmvoorstellingen gegeven worden 1910 [Vd Sijs 1998] |
biosfeer het door levende wezens bevolkte deel van de aarde 1910-1914 [Bauwens] |
biplaan tweedekker 1911 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
bips* achterwerk 1894 [Aanv wnt bibs] {4.4} |
birdie aanduiding bij golf dat een hole in een slag minder dan het vastgestelde aantal is gespeeld 1987 [De Coster 1999] <Engels |
birr munteenheid van Ethiopië 1897 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Amhaars {4.1.12} |
bis bijwoord: tweemaal, nog een keer (in de muziek) 1824 [wei] <Latijn |
bis met een halve toon verhoogde b 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
bis tussenwerpsel: roep van publiek om nagift 1902 [wnt] <Latijn {4.3} |
bisamrat knaagdier 1872 [gvd] <Duits {4.1.3} |
biscuit droog gebak 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.1.6} |
bisdom diocees 1240 [Bern.] |
biseksueel met aanleg voor seksuele omgang met beide geslachten 1886 [kku] |
bismillah tussenwerpsel: uitroep aan het begin van enigerlei onderneming 1976 [gvd] <Arabisch {3.2/4.3} |
bismut scheikundig element 1720 [wnt wit i] <modern Latijn |
bisque soep van vis of kreeft 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
bisschop priester van de hoogste rang 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.8} |
bisschopswijn warme wijn 1847 [kku] {4.1.6} |
bissectrice lijn die een hoek middendoor deelt 1914 [Aanv wnt] <Frans |
bistro restaurant met Franse inslag 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
bit* mondstuk 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
bit kleinste informatie-eenheid 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
bits* vinnig 1617 [wnt] |
bitter* scherp van smaak 901-1000 [wps] |
bitterzoet* plant 1775 [hou ii, 4, 240] |
bitumen aardhars 1550 [Aanv wnt] <Latijn |
bivak legerplaats onder de blote hemel 1824 [wei] <Frans |
bivakmuts wollen muts die het hele gezicht behalve de ogen bedekt 1915 [wnt wasschen] {4.1.9} |
bivalent tweewaardig 1906 [wp] |
bizar grillig, vreemd 1616 [wnt] <Frans |
bizon herkauwer 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3} |
blaag* kwajongen 1855 [wnt] |
blaam smet 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
blaar* blaasachtige opzwelling 1240 [Bern.] |
blaar* bles, witte plek op het voorhoofd van dieren 1343-1346 [mnw] |
blaas* urineblaas 1240 [Bern.] |
blaas* bobbel 1401-1425 [mnw] |
blaasbalg* aanjager van vuur 1286 [cg I2, 1175] {3.1} |
blaaskaak* snoever 1562 [Naembouck] {1.2.1} |
blabla gezwam 1964 [Aanv wnt] <Frans {3.1/3.2} |
black box recorder met vluchtgegevens 1989 [Peptalk] <Engels |
blackjack een soort eenentwintigen 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.18} |
blackmail afpersing 1912 [kku] <Engels |
black-out tijdelijk verlies van bewustzijn 1951 [De Vooys] <Engels |
blad* orgaan aan takken 1240 [Bern.] {1.2.3/1.3} |
blad* vel papier 1617 [wnt] {1.2.3/1.3} |
bladeraar bladerprogramma 1996 [Internet: edu.techn] {1.3} |
bladzijde* pagina 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
| |
| |
blaffen* het natuurlijke geluid van honden maken 1350 [mnw] {3.1} |
blakaman neger of negroïde man 1972 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
blaken* branden, gloeien 1240 [Bern.] |
blakeren* zengen 1415 [hws] {3.1} |
blamage afgang 1929 [kwt] <Duits |
blameren berispen 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
blancheren spijzen enkele minuten opkoken, licht van kleur maken 1761 [Aanv wnt] <Frans |
blanc-manger soort van nagerecht 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.6} |
blanco oningevuld 1676 [De Bruijn 1995] <Italiaans {3.2} |
blank* blinkend, wit 1287 [cg NatBl] {4.1.5} |
blasé verveeld 1838 [Aanv wnt] <Frans |
blasfemeren godslasteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
blaten* het natuurlijke geluid van schapen en geiten maken 1240 [Bern.] {3.1} |
blauw* kleurnaam 1121 [Rey] {2.2/4.1.5} |
blauw Bargoens: dronken 1906 [wnt] <Duits |
blauwbaard* wreedaard tegenover vrouwen 1775 [wnt] {3.1} |
blauwblauw* onopgehelderd, met rust 1784 [wnt] {3.1} |
blauwhelm* militair in dienst van de Verenigde Naties 1984 [R84] {3.1/4.1.14} |
blauwkous spotnaam 1872 [gvd] {3.1} |
blazen* met kracht uitademen 1240 [Bern.] |
blazer jasje 1940 [Posthumus] <Engels {3.2} |
blazoen heraldisch wapen 1350 [mnw] <Frans |
bleek* wit 901-1000 [wps] {4.1.5} |
bleek* veld om was te bleken 1520 [hws] |
blei* beenvis 1477 [Teuth.] |
bleken* bleek maken 1240 [Bern.] |
blende mineraal 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits |
blender keukenmachine waarin voedsel fijngemaakt wordt 1974 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
blèren* blaten, schreeuwen 1451-1500 [mnw] {3.1} |
bles* witte plek op voorhoofd van paarden 1300 [mnw] |
blessure wond 1794 [Aanv wnt] <Frans |
bleu lichtblauw 1587 [wnt oranje] <Frans {4.1.5} |
bleu* verlegen 1621 [wnt reu] |
bliek* beenvis 1291 [cg i Oudenaarde] |
bliep signaaltoon 1983 [R84] <Engels |
blij* vrolijk 1152 [Claes] {2.3} |
blijde werpgeschut 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Latijn {4.1.14} |
blijkbaar* bijwoord van modaliteit: kennelijk 1840 [wnt] |
blijken* aan den dag komen 1265-1270 [cg Lut.K] |
blijkens* voorzetsel 1840 [wnt] {4.2} |
blijspel* komedie 1653 [wnt] {4.1.15} |
blijven* voortgaan (te bestaan) 901-1000 [wps] |
blik* vertind dun plaatstaal 1384-1407 [mnw] |
blik* oogopslag 1608 [wnt] |
blikkeren* flikkeren 1605-1616 [wnt] {3.1} |
bliksem* elektrische vonk bij onweer 901-1000 [wps] {3.1/4.1.1} |
bliksemoorlog* onverhoedse bewegingsoorlog 1961 [gvd] {3.1} |
bliksemsnel* zeer snel 1804 [wnt bliksem] {4.4} |
blikskaters tussenwerpsel: krachtterm 1914 [gvd] {4.3} |
blind* niet kunnende zien 1240 [Bern.] |
blind* vensterluik 1623 [wnt] |
blindelings* bijwoord van hoedanigheid: zonder te kijken 1562 [Naembouck] {3.1} |
blindemannetje* spel waarbij iem. geblinddoekt wordt 1887 [wnt] {4.1.18} |
blinderen kogelvrij of onzichtbaar maken 1865 [kvw] <Frans |
blinde vink* lapje kalfsbiefstuk met gehakt 1910 [wnt vink] {4.1.6} |
blindganger niet ontploft projectiel 1943 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
blini boekweitpannenkoekjes 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2/4.1.6} |
blinken* stralen 1461 [mnw] |
blits naar de laatste mode 1966 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
blitzkrieg onverhoedse bewegingsoorlog 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 22] <Duits {3.2} |
blo* vreesachtig 1240 [Bern.] |
blocnote aan de kop gelijmd stapeltje papier 1892 [Aanv wnt] <Frans |
bloed* vloeistof in aderen 901-1000 [wps] |
bloedheet* zeer warm 1949 [Aanv wnt] {4.4} |
bloedhond hondensoort 1567 [Junius] <Engels {3.2/4.1.3} |
bloedmooi* zeer mooi 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.4/5} |
bloedrood* zeer rood 1504 [wnt] {4.1.5/4.4/5} |
bloeien* in bloei staan 901-1000 [wps] |
bloem* uitgebot deel van plant 1100 [Willeram] {3.1/5} |
bloem* fijn gezift meel 1285 [cg Rijmb.] |
bloemkool koolsoort, groente 1567 [Claes] {4.1.6} |
| |
| |
bloemlezing* verzameling letterkundige stukken 1819 [wnt] |
bloes bovenkledingstuk 1872 [gvd] <Frans |
bloesem* bloem waaruit zich later een vrucht ontwikkelt 1287 [cg NatBl] {3.1} |
bloesjesdag eerste warme lentedag 1984 [gvd] |
blok* regelmatig gevormd stuk van iets 1242 [Claes Tw. 9] |
blokfluit blaasinstrument 1944 [wnt trio] {4.1.16} |
blokhuis* klein verdedigingswerk 1562 [Naembouck] |
blokken* hard studeren 1599 [Kil.] |
blokkeren afsluiten, tegenhouden 1624 [Wonderlicke avontuer van twee goelieven] <Frans |
blond met een lichte kleur 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.5} |
blondine blond meisje 1866 [wnt] <Frans |
bloody mary cocktail met wodka en tomatensap 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
blooper misslag 1991 [gnn] <Engels |
bloot* naakt 1265-1270 [cg Lut.K] |
blootshoofds* met onbedekt hoofd 1698 [wnt] |
blos* rood op de wangen 1546 [Claes Tw. 12] |
blouson wijd jakje 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
blow trek aan marihuanasigaret 1984 [gnn] <Engels |
blozen* rood worden 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
blubber modder 1937 [Aanv wnt] <Engels |
bluefort een in Nederland ontwikkelde kaas 1968 [wp voor de vrouw] {4.1.6} |
bluegrass country music uit Kentucky 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16} |
blue jeans spijkerbroek 1956 [R75] <Engels {3.2} |
blue movie pornografische film 1984 [gnn] <Engels {4.1.15} |
blues muzieksoort 1936 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
bluffen pochen 1855 [wnt] <Engels |
blunder domme fout 1847 [kku] <Engels |
blurb flaptekst 1947 [De Vooys] <Engels |
blussen* uitdoven 1285 [cg Rijmb.] |
blut* geen geld meer hebbend 1903 [wnt z.j.] |
bluts* deuk 1562 [Naembouck] |
boa slang 1287 [cg NatBl] <Latijn {1.2.5/1.3} |
boa halsbont 1844 [wnt] <Frans {1.2.5} |
board bestuurslichaam 1886 [kku] <Engels {1.2.3} |
board bouwmateriaal 1951 [wnt triplet] <Engels {1.2.3} |
bobbel* knobbel, luchtbel 1490 [mnw] |
bobo ‘belangrijk’ bestuurslid in de sportwereld 1988 [Vd Sijs 1996] <Sranantongo {3.1/3.2/4.4} |
bobslee soort slee 1912 [kku] <Engels |
bochel* bult 1599 [Kil.] {3.1} |
bocht* kromming 1588 [Kil.] |
bocht* uitschot 1710 [wnt] {4.1.6} |
bockbier donker bier 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
bod* het bieden 1440 [hws] |
bode* boodschapper 901-1000 [wps] |
bodega wijnhuis 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2} |
bodem* grond 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {3.1} |
body lichaam 1897 [Klöters, Bij ons in de Jordaan 23] <Engels |
bodybuilding spieroefeningen 1983 [Ferrée] <Engels {4.1.18} |
bodyguard lijfwacht 1984 [gnn] <Engels |
bodymilk cosmetische vloeistof voor lichaamsreiniging 1984 [gvd] <Engels |
bodywarmer mouwloos gewatteerd vest 1986 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
boedel* geheel van roerende goederen 1282 [cg i 1, 644] {1.2.4/3.1} |
boef* schurk 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] |
boeg* voorste deel van schip 1599 [Kil.] |
boegseren met sloepen voorttrekken 1599 [wnt] <Portugees {3.2} |
boegspriet* uitstekend rondhout voor touwwerk 1521 [hws] |
boei band 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
boei drijvend baken 1599 [Kil.] <Frans |
boeier vaartuig 1475 [ara Rentmeesterschappen i, 108] {4.1.11} |
boek* leesboek 901-1000 [wps] |
boekanier zeerover 1691 [wnt] <Frans |
boeket bloemruiker 1698 [wnt] <Frans |
boekmaag* deel van maag van herkauwer 1855 [Aanv wnt] |
boekstaven* te boek stellen 1477 [Teuth.] |
boekvink* zangvogel 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
boekweit* graansoort 1413 [hws] {4.1.2} |
boel* inboedel 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] {1.2.4} |
boel* grote hoeveelheid 1785 [wnt winst] |
boeman* afschrikwekkend persoon 1854 [wnt] |
boemelen kroegen aflopen 1894 [Aanv wnt] <Duits |
boemeltrein stoptrein 1876 [Moortgat] <Duits {4.1.10} |
boemerang werpknots 1889 [Vd Sijs 1998] <Engels |
| |
| |
boenen* in de was zetten, schoonmaken 1286 [cg I2, 1176] |
boer* landbouwer 1516 [hws] {1.2.3/4.1.13} |
boer* oprisping 1704 [Claes] {3.1} |
boer* naam van een speelkaart 1828 [wnt uitspelen] {4.1.18} |
boerde klucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.15} |
boerderij boerenbedrijf 1644 [wnt] {1.2.4/1.2.5} |
boerendans volksdans 1719 [wnt zwieren] {4.1.15} |
boerenkool koolsoort 1778 [wnt sluitkool] {4.1.6} |
boerenkoolvoetbal slecht voetbal 1977 [Sanders 2001] {4.4} |
boerenschroom* spel met prentjes en dobbelstenen 1898 [gvd] {4.1.18} |
boernoes mantel 1863 [kku] <Arabisch {3.2} |
boete* (geld)straf 1254 [vmnw] |
boeten* herstellen, goedmaken 1253 [cg i 1, 46] |
boetiek winkel 1847 [Aanv wnt] <Frans |
boetseren kleien 1562 [Naembouck] |
boezem* borsten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.4} |
boezeroen bepaald kledingstuk 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb.] <Frans |
bof* kinderziekte 1327 [mnw] |
bof* buitenkans 1891 [wnt bof iii] |
boffen* geluk hebben 1866 [wnt] |
bogen* pochen 1477 [Teuth.] |
bohémien zwervend kunstenaar 1889 [wnt sleepjapon] <Frans |
boiler warmwaterreservoir 1938 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
bojaar adellijke grootgrondbezitter 1824 [wei] <Russisch {3.2} |
bok mannetje van de geit 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5/4.1.3} |
bok hijsstellage, werktuig 1523 [hws] <? {1.2.3/3.5} |
bok bok van een rijtuig 1872 [gvd] <? {3.5} |
bokaal grote beker 1451 [hws] <Frans |
bokkenpoot(je) koekje met chocola aan de uiteinden 1949 [wnt z.j.] <? {3.5/4.1.6} |
bokking* gerookte haring 1285 [cg I2, 1021] |
boksen met de vuist vechten 1808 [wnt] <Engels {4.1.18} |
bokser vuistvechter 1824 [wei] <Engels |
boktor insect 1766 [hou i, 9, 518] <? {3.5} |
bol* rond voorwerp 1280 [cg i Gent] {2.3} |
bol* rond 1351 [mnw] |
bolder klamp 1856 [wnt] <Frans |
bolderen* geraas maken 1599 [Kil.] {3.1} |
boleet buiszwam 1901 [kui] <Latijn {1.2.4} |
bolero Spaanse dans 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.15} |
bolero damesjasje 1901 [Aanv wnt] <Frans |
bolhoed* hoofddeksel 1939 [wnt rekker ii] {4.1.9} |
bolide luchtsteen 1895 [Broeckaert] <Frans |
bolide raceauto 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.10} |
bolivar munteenheid van Venezuela 1906 [wp] {4.1.12} |
boliviano munteenheid van Bolivia 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
bolknak* sigaar 1940 [Aanv wnt] {4.1.6} |
bolleboos uitblinker 1866 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
bollen* het bolspel of kegelspel spelen 1555 [Claes Tw. 9] {4.1.18} |
bolsjewiek aanhanger van het Russische communisme 1918 [wnt vertegenwoordiger] <Russisch {3.2} |
bolster* bast van noten e.d. 1477 [Teuth.] |
bolus gebak 1854 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
bolus drol 1961 [gvd] {4.4} |
bolwerk* bastion 1477 [Teuth.] |
bolwerken* klaarspelen 1806 [wnt] |
bom stop, spon 1284-1285 [cg I2, 1020] <? {3.5} |
bom projectiel 1667 [wnt] <Frans {4.1.14} |
bom* vissersvaartuig 1871 [wnt] {4.1.11} |
bombarderen met bommen beschieten 1515 [wnt] <Frans |
bombardon blaasinstrument 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16} |
bombarie lawaai, ophef 1720 [wnt] |
bombast gezwollen stijl 1824 [wnt] <Engels |
bombazijn weefsel 1574 [Toll.] <Frans {4.1.9} |
bombe ijsgerecht 1945 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
bomberjack bruinleren jack met bontkraag 1989 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
bomen* punteren 1681 [wnt boomen v] |
bomen* discussiëren 1884 [wnt boomen ii] |
bommen* een hol geluid geven 1452-1494 [hws] {3.1} |
bommoeder vrouw die haar kind alleen wenst op te voeden 1981 [De Coster 1999] <L {3.4/4.1.4} |
bomvol helemaal vol 1898 [gvd] <? {3.5/4.4} |
bon bewijsje 1867-1868 [wnt] <Frans |
bonafide betrouwbaar 1824 [wei] <Latijn |
bonbon snoepgoed 1785 [wnt] <Frans {3.1/4.1.6} |
bonbonnière bonbondoosje 1824 [wei] <Frans |
bond verbond, vereniging 1552 [wnt] <Duits {1.3} |
| |
| |
bondage sadomasochistische omgang met vastgebonden partner 1970 [Recht voor raap] <Engels |
bondgenoot deelgenoot, helper 1599 [wnt] <Duits |
bondig* kernachtig 1642 [wnt] |
bongerd* boomgaard 1240 [vmnw] {3.1} |
bongo slaginstrument 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.16} |
bonhomie natuurlijke wellevendheid 1824 [wei] <Frans |
bonje Bargoens: ruzie 1769 [Endt] <? {3.5} |
bonjour tussenwerpsel: groet 1617 [Aanv wnt] <Frans {4.3} |
bonk* klomp, bot 1477 [Teuth.] |
bonken* hard tegen iets stoten 1844 [wnt] {3.1} |
bonken* geslachtsgemeenschap hebben 1988 [Joustra, Homo-erotisch wrdb.] {3.1/4.4} |
bon-mot kwinkslag 1788 [Aanv wnt] <Frans |
bonnefooi goed geluk 1863 [kku] <Frans |
bonnet muts 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.9} |
bonnetterie textielwinkel 1865 [kvw] <Frans |
bons* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1787-1789 [wnt] {3.1} |
bons, bonze invloedrijk persoon, partijbons 1830 [Aanv wnt] <Duits |
bonsai dwergboompje 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
bont veelkleurig 1272 [cg i 1, 237] <Latijn {4.1.5} |
bont pelswerk 1300 [mnw] <Latijn |
bon ton welgemanierdheid 1765 [Aanv wnt] <Frans |
bonus uitkering 1912 [kku] <Engels |
bon-vivant losbol 1824 [wei] <Frans |
bonze Japanse boeddhistische priester 1824 [wei] <Frans |
bonzen* hevig kloppen 1589 [Claes Tw. 11] {3.1} |
boobytrap valstrikmijn 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.14} |
boodschap* bericht 1240 [Bern.] |
boodschap* behoefte (grote of kleine boodschap) 1804 [wnt] {4.4} |
boodschap* gekocht artikel 1866 [wnt] |
boog* schiettuig voor pijlen 901-1000 [wps] {4.1.14} |
boog* gebogen constructie 1350-1384 [mnw] |
boogie-woogie op piano gespeelde blues met basbegeleiding 1956 [Enc. van de muziek] <Engels {3.1/4.1.16} |
bookmaker bij wie men weddenschappen afsluit 1880 [Aanv wnt] <Engels |
bookmark vastgelegde verwijzing naar het adres van een website 1997 [Adformatie, dl. 25, 48, 20-22, 2] <Engels |
boom* houtachtig gewas 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1} |
boom plotselinge stijging 1912 [kku] <Engels {1.3} |
boomgaard* grond met vruchtbomen 1100 [Willeram] {3.1} |
boon* zaad van peulvrucht 1210-1240 [cg i 1, 2] {4.1.6} |
boor* werktuig om gaten te maken 1440 [mnw] |
boor boorzuur 1893 [wnt boor ii] |
boord* rand 701-750 [Künzel] {2.3} |
boordevol* helemaal vol 1599 [Kil.] {4.4} |
boos* slecht 1240 [Bern.] {1.2.3} |
boos* toornig 1740 [wnt] {1.2.3} |
boosaardig* kwaadaardig 1659 [wnt] |
booster versterker 1984 [gnn] <Engels |
booswicht* schurk 1401-1450 [hws] |
boot vaartuig 1390 [mnw] <? {3.5/4.1.11} |
boots laarzen 1984 [gvd] <Engels {3.2/4.1.9} |
bop jazzstijl 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16} |
borax natriumzout 1599 [Kil.] <Frans of Latijn |
bord* schaal, plank 1138 [Rey] {2.2} |
bordeel hoerenkast 1293 [cg I3, 1920] <Frans |
border rand met bloemen in tuin 1909 [Aanv wnt] <Engels |
borderliner iem. die zich bevindt op de grens van geestelijk normaal en gestoord 1992 [Peptalk] <Engels |
bordes verhoogde stoep 1845 [wnt] <Frans |
bordpapier karton 1698 [wnt] |
borduren figuren naaien 1573 [Plantijn] |
boreaal noordelijk 1824 [wei] <Frans |
boren* een gat maken 1240 [Bern.] |
borg* waarborg 1237 [cg i 1, 30] |
borgtocht* overeenkomst waarbij een derde zich garant stelt 1282 [cg i 1, 631] {3.1} |
borium chemisch element 1831 [Aanv wnt] <modern Latijn |
born* bron 901-1000 [wps] |
borrel* glas sterkedrank 1692 [wnt] {3.1/4.1.6} |
borsalino deukhoed 1930 [Aanv wnt] {4.1.9} |
borsjtsj rodebietensoep 1886 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6} |
borst* lichaamsdeel 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
borst jonkman 1623 [wnt] <Duits |
borstbeeld* beeldhouwwerk, buste 1740 [wnt] |
borstel* stijve haren van varkens e.d. 1287 [cg NatBl] {3.1} |
borstel* gereedschap: schuier 1573 [wnt] |
borstplaat lekkernij 1872 [gvd] {4.1.6} |
borstrok* wollen onderkledingstuk 1609 [wnt] |
borststem* natuurlijke zangstem 1885 [wnt register i] {4.1.16} |
| |
| |
borstwering* verhoging waarachter men tot borsthoogte gedekt is 1384-1407 [mnw] |
bos* woud 1089 [Claes] {1.2.6/2.3} |
bos* bundel 1252 [mnw] |
boss baas 1912 [kku] <Engels |
bossanova Zuid-Amerikaanse dans 1984 [gvd] <Portugees {3.2/4.1.15} |
bosschage bosje 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
boston kaartspel 1832 [wei] <Engels {4.1.18} |
boston dans 1924 [gvd] <Engels {4.1.15} |
bot laars 1240 [Bern.] <Frans {4.1.9} |
bot* beenvis 1287 [cg NatBl] |
bot* knop 1351 [mnw] |
bot* been 1477 [Teuth.] |
bot* stomp 1599 [Kil.] |
botanisch plantkundig 1815 [Aanv wnt] <Frans |
botel drijvend hotel 1965 [Verschueren, Bijvoegsel, 9] <L {3.4} |
boten* slaan, kloppen 1080 [Rey] {2.2} |
boter voedingsstof van melk 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
boterham snee brood 1567 [Claes Tw. 11] {4.1.6} |
botje* muntje 1406-1448 [mnw] {1.3/4.1.12} |
botsen* met een schok tegen iets aankomen 1588 [Claes] |
bottel fles 1698 [wnt] <Engels {3.2} |
bottel* rozenbottel 1778 [wnt] {3.1} |
bottelen op flessen tappen 1824 [wei] <Engels |
botten* uitspruiten 1438 [mnw] |
botter* vaartuig 1849 [wnt] {4.1.11} |
bottine halve laars 1479 [hws] <Frans {4.1.9} |
bottleneck knelpunt 1947 [De Vooys] <Engels |
botulisme vergiftiging door bacteriën 1886 [kku] <Duits |
botvieren* vrij spel laten 1784 [wnt bot viii] |
bouclé losse kaardgaren stof 1912 [kku] <Frans {4.1.9} |
boud* stoutmoedig 901-1000 [wps] |
boudoir damesvertrek 1832 [wei] <Frans |
bouffante das 1839 [wnt] <Frans |
bougainville plantengeslacht 1899 [wnt raam i] <modern Latijn |
bougie vonkbrug 1917 [Sanders 1995] <Frans |
bouillabaisse vissoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
bouillon vleesnat 1731-1735 [wnt] <Frans {4.1.6} |
boulevard brede straat 1816 [Aanv wnt] <Frans |
boulimie vraatzucht 1910-1914 [Bauwens] <Grieks {3.2} |
bouquet aroma 1847 [kku] <Frans |
bourbon Amerikaanse whisky 1975 [wp (whiskey)] <Engels {4.1.6} |
bourdon diepe bas 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
bourgeois burger 1451-1475 [Mak] <Frans {1.2.3} |
bout* poot van een geslacht dier 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6} |
bout metalen staaf 1330 [Jacobs 12] <Latijn {3.2} |
boutade geestige overdrijving 1824 [wei] <Frans |
bouten* kakken 1731 [moo] {4.4} |
bouvier hondensoort 1936 [wnt trouw i] <Frans {4.1.3} |
bouwen* een huis optrekken 901-1000 [wps] |
bouwen* het land bewerken 1375 [mnw] |
bouwmeester architect 1620 [wnt] |
bouwvakker* iem. die in de woningbouw werkt 1963 [Aanv wnt] {3.1/4.1.13} |
bouwvallig vervallen 1451-1500 [mnw] <Duits |
bouwwerk* gebouw 1848 [wnt] |
boven* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
boven* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
bovenbaas* iemand die het voor het zeggen heeft 1963 [Heer Bommel en de bovenbazen] {4.4} |
bovendien* voegwoordelijk bijwoord 1658 [wnt] |
bowl drank uit wijn, rum en vruchten 1902 [wnt] <Engels {4.1.6} |
bowlen bowling spelen 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18} |
box afgescheiden ruimte 1857 [Aanv wnt] <Engels |
boxenstelsel bepaald belastingstelsel 1999 [Sanders 2000] |
boxer hondensoort 1909-1910 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
boxershort modieuze onderbroek voor mannen 1992 [gvd] <Engels {3.2} |
boy knaap 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1930, 447] <Engels {3.2} |
boy Indische bediende 1853 [Van Schaick, De Manja] <Engels |
boycot uitsluiting van maatschappelijk verkeer 1910 [De Hollandsche Revue 25/7, 441ab] <Engels |
braaf eerzaam, gehoorzaam 1769 [wnt] <Frans |
braak* onbebouwd 1562 [Claes] |
braak* inbraak, huisbraak 1843 [wnt] |
braam* vrucht 1240 [Bern.] {3.1/4.1.2} |
braam* oneffenheid aan mes 1799-1811 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.] |
braambes* bes van de braamstruik 1160 [Rey] {2.2/3.1/4.1.2} |
brabbelen* krom spreken 1613 [wnt] {3.1} |
bracteaat dunne, eenzijdig gestempelde middeleeuwse munt 1824 [wei] <Latijn |
braden* gaar maken op vuur 1240 [Bern.] |
| |
| |
braderie markt 1948 [kwt] <Frans |
brahmaan lid van de Indische geestelijke adel 1596 [Linschoten] <Sanskriet |
braille schrift voor blinden 1898 [gvd] <Frans |
braindrain emigratie van intellectuelen 1968 [wp jaarboek 1969] <Engels {3.1} |
brainstorm collectief opperen van spontane suggesties ter oplossing van een probleem 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
braintrust vertrouwensraad 1937 [A. Viruly, Logboek 82] <Engels |
brainwashing hersenspoeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brainwave prachtige inval 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brak* hondensoort 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
brak* zilt 1477 [Teuth.] |
braken* vlas breken 1350 [mnw] |
braken* overgeven 1546 [Naembouck] {4.4} |
brallen* snoeven 1613 [wnt] {3.1} |
bramzeil* vierkant zeil boven het marszeil 1597 [wnt] |
brancard draagbed 1847 [kku] <Frans |
branche afdeling 1847 [Aanv wnt] <Frans |
brand* vuur 1240 [Bern.] |
brandbrief brief met maning 1842 [wnt] |
branden* in vuur en vlam staan 1445 [mnw] {1.2.4} |
brandewijn gestookte sterkedrank 1301-1350 [hws] {4.1.6} |
brandgans* eendachtige 1599 [Kil.] |
branding* golfslag 1652-1662 [wnt] |
brandschatten* schatting opleggen op straffe van plundering 1488 [hws] |
brandvos* hondachtige 1599 [Kil.] {4.1.3} |
brandweer* dienst voor het blussen 1828 [wnt] |
brandy brandewijn, cognac 1855 [kku] <Engels {4.1.6} |
branie bluffer 1884 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bras schoot van een ra 1598 [wnt waarnemen] <Frans |
brasem* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2/3.1} |
braspenning vroegere munt 1409 [Van Gelder 1965] <? {3.5/4.1.12} |
brassband band van blaasinstrumenten en drums 1984 [gvd] <Engels |
brassen* slempen 1540 [Toll.] {3.1} |
brassen de ra's verstellen 1685 [wnt] |
bravissimo tussenwerpsel: uitmuntend 1784 [wnt satan] <Italiaans {3.2/4.3} |
bravo tussenwerpsel: goed! 1784 [wnt] <Frans {4.3} |
bravoure zelfverzekerdheid 1780 [Aanv wnt] <Frans |
braziel houtsoort 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2} |
break bij tennis: winst van een game waarin de tegenstander serveert 1984 [gvd] <Engels |
breakdance acrobatische dansstijl 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
breakdown geestelijke inzinking 1945 [Aanv wnt] <Engels |
breed* wijd 851-900 [Claes] {2.3} |
breedte* kortste afmeting 1201-1225 [vmnw] {3.1/5} |
breeuwen* naden dichten 1351-1400 [mnw] |
breidel* toom 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
breien* draden strikken 1201-1300 [mnw] |
brein* hersens 1477 [Teuth.] |
breinbaas* zeer knappe man 1949 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4} |
breken* klein of stuk maken 1237 [cg i 1, 31] |
brem* plant 1240 [Bern.] |
brem* zout 1648 [wnt brijn] |
brengen* vervoeren 901-1000 [wps] |
brengun licht machinegeweer 1950 [Sanders 1995] <Engels {4.1.14} |
bres opening in vestingmuur 1588 [Claes] <Frans |
bretel draagband 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] <Frans |
breuk* het breken, barst 1240 [Bern.] |
breuk* gebroken getal 1569 [Kool] |
brevet diploma 1444 [hws] <Frans |
brevier gebedenboek 1461 [hws] <Latijn |
bric-à-brac snuisterijen 1929 [kwt] <Frans |
bridge kaartspel 1918 [wnt rage] <Engels {4.1.18} |
brie kaassoort 1370 [Bouc van den ambachten] <Frans {4.1.6} |
brief geschreven boodschap 1236 [cg i 1, 20] <Latijn |
briefen instrueren, inlichten 1989 [Peptalk] <Engels |
briefing bijeenkomst waarop instructies worden gegeven 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
briefpapier postpapier 1843 [wnt uitstallen i] <Duits {1.4} |
bries koele wind 1596 [Linschoten 179] <Frans {4.1.1} |
briesen* brullen, hoorbaar ademen van paard 1240 [Bern.] {3.1} |
brigade eenheid van bataljons en afdelingen 1650 [Claes] <Frans {4.1.14} |
brigadier rang bij de gemeentepolitie 1858 [wnt] <Frans |
brij* pap 1477 [Teuth.] {1.2.2} |
brik* (gebroken) baksteen 1282 [mnw] |
| |
| |
brik zeilvaartuig 1781 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11} |
brik rijtuig 1898 [wnt] <Engels {4.1.10} |
briket stuk brandstof 1883 [wnt] <Frans |
bril glazen om beter te zien 1401-1500 [mnw] |
briljant schitterend 1745 [mey] <Frans {1.2.6} |
brillantine haarcrème 1912 [kku] <Frans {1.2.6} |
brille uitzonderlijke begaafdheid 1840 [wnt kunst] {3.3} |
brink* erf, plein 1152 [Claes Tw. 9] {2.3} |
brio levendigheid 1795 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
brioche zoet broodje 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
brits slaapplaats 1774 [wnt] <Duits {4.1.9} |
broccoli Italiaanse bloemkool 1800 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
brochette pen om vlees aan te roosteren 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
brochure vlugschrift 1796 [Claes] <Frans {3.2} |
broddelen* knoeien 1546 [wnt] {3.1} |
broeden* op eieren zitten 1240 [Bern.] |
broeden* beramen 1618 [wnt] |
broeder* mannelijk kind m.b.t. kinderen van dezelfde ouders 901-1000 [wps] {4.1.4} |
broeder* geestelijke 1410 [mnw] {4.1.8} |
broeder* verpleger 1899 [wnt] {4.1.13} |
broeien* heet worden 1080 [Rey] {2.2} |
broek* laag drassig land 918-948 [Claes] {2.3} |
broek* kledingstuk 1285 [cg Rijmb.] {3.2} |
brogue type schoen 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.9} |
brok* stuk 1484 [mnw] |
brokaat zware zijden stof, veelal met gouddraad geborduurd 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2/4.1.9} |
broker beursagent 1912 [kku] <Engels |
brokkelen* kruimelen 1562 [Claes] {3.1} |
brokstuk fragment 1872 [gvd] <Duits |
brom* dronken 1898 [gvd] |
bromelia plantensoort 1906 [wp] <modern Latijn |
bromfiets fiets met motor 1950 [Aanv wnt] <? {3.5/4.1.10/4.4} |
brommen* laag en dof geluid maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
brommer Amsterdams huurrijtuig 1819 [Sanders 1993] {4.1.10} |
brommer* bromfiets 1961 [gvd] {3.1/4.1.10} |
brommobiel vierwielig gesloten voertuig met bromfietsmotor 1995 [Picarta: Verkeersconsequenties van de brommobiel] {4.1.10} |
bron uit de grond opwellend water 1605 [wnt verfrisschen] <Duits |
bronchiën vertakkingen van de luchtpijp 1669 [mey] <Frans of Latijn {3.2} |
bronchitis ontsteking van de luchtpijptakken 1832 [wei] <modern Latijn |
brons legering van koper en tin 1590 [wnt] <Frans |
bronst paartijd 1599 [wnt] <Duits |
brontosaurus voorhistorische hagedis 1912 [kku] |
brood* baksel uit gerezen deeg 1101-1200 [Tavernier oveliebroot] {2.4/4.1.6} |
brooddronken* overmoedig 1573 [wnt] |
broodje-aap* fantastisch volksverhaal dat vaak wordt geloofd 1978 [Picarta: titel van E. Portnoy] {4.4} |
broodmager* zeer mager 1784-1785 [wnt] |
broodrooster* apparaat om brood te roosteren 1914 [gvd] {4.1.9} |
broom chemisch element 1886 [kku] <Frans |
broos* breekbaar 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4} |
bros* breekbaar 1596 [Linschoten 129] {1.2.4} |
brougham type rijtuig 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.10} |
brouilleren onenig maken 1573 [Aanv wnt] <Frans |
brouwen* bier bereiden 1284 [cg I2, 1003] |
brouwen* met een huig-r spreken 1691 [wnt] {3.1} |
brouwer* iem. die beroepsmatig bier brouwt 1284-1285 [vmnw] {4.1.13} |
brownie koekje met chocolade en nootjes 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
browning soort pistool 1947 [wnt automaat Suppl] <Engels {4.1.14} |
browser computerprogramma waarmee elektronische bestanden kunnen worden geraadpleegd 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels {1.3} |
brr* tussenwerpsel: uitroep van kou 1840 [wnt] {4.3} |
brug* verbinding over water 840-875 [Claes] {2.3} |
bruid* in ondertrouw opgenomen vrouw 1240 [Bern.] {4.1.4} |
bruidegom* in ondertrouw opgenomen man 901-1000 [wps] {4.1.4} |
bruidssuiker suikergoed 1830 [wnt] {4.1.6} |
bruikleen* lening voor tijdelijk gebruik 1675 [wnt] |
bruiloft* trouwfeest 1240 [Bern.] |
bruin* kleurnaam 1210-1240 [cg i 1, 10] {4.1.5} |
bruinvis* walvisachtige 1343-1344 [mnw] {3.1} |
bruisen* borrelen 1336-1339 [mnw] {3.1} |
brullen hard geluid maken 1483 [mnw] <Duits |
brumaire nevelmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
| |
| |
brunch maaltijd 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brunette meisje met donkerbruine haren en ogen 1720 [mey] <Frans |
brut droog (van champagne) 1984 [gvd] <Frans |
brutaal onbeschoft 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
bruto bijwoord: met emballage, zonder aftrek van kortingen 1599 [Kool] <Italiaans {3.2} |
bruusk kortaf 1650 [Claes] <Frans |
bruuskeren onheus bejegenen 1872 [gvd] <Frans |
bruut ruw 1923 [Aanv wnt] <Frans |
bubbelgum klapkauwgom 1984 [gvd] <Engels {4.1.6} |
buckram boekbinderslinnen 1948 [kwt] <Engels |
bucolisch m.b.t. land- en herdersleven 1824 [wei] <Latijn |
buddy vrijwilliger die aidspatiënt helpt 1987 [De Coster 1999] <Engels |
buddyseat tweepersoons motorzadel 1959 [wp jaarboek 1959] <Engels |
budget begroting 1816 [wnt] <Engels {1.4} |
budo het geheel van Japanse vechtsporten 1959 [Picarta: titel van ts.] <Japans {3.2/4.1.18} |
buffel herkauwer 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
buffelen gulzig eten 1858-1870 [wnt] <Duits |
buffer stootkussen 1875 [wnt] <Engels |
buffet schenktafel, tapkast 1343-1346 [mnw] <Frans {4.1.9} |
buffo basstem voor komische rollen 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
bug afluisterapparaat 1984 [gvd] <Engels |
bug fout in computerprogramma 1989 [Peptalk] <Engels |
bugel blaasinstrument 1912 [kku] <Engels {4.1.16} |
buggy opvouwbare kinderwagen 1984 [gvd] <Engels |
bühne toneel 1912 [kku] <Duits {4.1.15} |
bui* neerslag 1573 [Claes Tw. 12] {4.1.1} |
bui* stemming 1786 [wnt] |
buidel* zak 1240 [Bern.] {1.2.4} |
buideldier* zoogdier dat het jong in een buidel draagt 1869 [wnt] |
buigen* krommen 901-1000 [wps] |
buik* middendeel van lichaam 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
buil* bult 901-1000 [wps] |
buil* zak 1451-1500 [mnw] {1.2.4} |
buis leiding 1350-1385 [mnw] <Frans {1.2.3} |
buis haringschuit 1407-1432 [mnw] <Frans {4.1.11} |
buis jasje 1573 [wnt buis vi] {1.2.3} |
buit* wat men veroverd heeft 1573 [Plantijn] |
buitelen tuimelen 1612 [wnt voortbrengen] <? {3.5} |
buiten* bijwoord van plaats 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
buiten* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
buitenbeentje* iem. die zich van de leden van een groep onderscheidt 1859 [wnt] |
buitenissig* zonderling 1865 [Multatuli-Enc.] {4.4} |
buitenkans onverwachte kans 1642 [wnt] |
buitensporig* onmatig 1662 [wnt vonnis] |
buitenvrouw elders wonende bijzit 1971 [Van Donselaar 1989] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.4} |
buizen* zuipen 1540 [mnw] |
buizerd roofvogel 1567 [Claes] <Frans |
bukken* vooroverbuigen 1445 [mnw] |
buks kort geweer 1772 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 137] <Duits {4.1.14} |
buks, buksboom heester 1350 [Claes] <Duits |
bul* stier 1281 [cg i, 614] {4.1.3} |
bul oorkonde 1450 [mnw] <Latijn |
bulderen* dreunend geluid geven 1485 [hws] {3.1} |
buldog hondensoort 1729 [wnt woewoe] <Engels {3.2/4.1.3} |
bulk onverpakte lading 1912 [Fokko Bos] <Engels |
bulkcarrier vrachtschip voor los gestorte lading 1968 [kwt] <Engels {4.1.11} |
bulken* loeien 1599-1607 [Claes Tw. 9] {3.1} |
bulldozer grondschuiver 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
bullebak boeman 1611-1620 [wnt] <Nederduits {3.2} |
bullen* spullen 1872 [gvd] |
bullenbijter hondensoort 1862 [wnt] <Engels {4.1.3} |
bullenpees* strafwerktuig 1617 [wnt] |
bulletin kort bericht 1816 [wnt verbloemen i] <Frans |
bullshit onzin 1983 [De Coster 1999] <Engels |
bult* bobbel, bochel 1287 [cg NatBl] |
bulterriër hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
bumper stootrand 1938 [Aanv wnt] <Engels |
bundel* pak 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] {3.1} |
bunder vlaktemaat 1101-1200 [Tavernier] <me Latijn {2.4} |
bungalow vrijstaand huis van één woonlaag 1863 [Sanders 1995] <Engels |
| |
| |
bungeejumpen van een hoog object springen aan een elastisch koord 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18} |
bungelen* slingeren 1782 [wnt bungelen ii] |
bunker verdedigingsstelling 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff] <Engels of Duits {3.2} |
bunny serveerster in nachtclub 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
bunsenbrander gasbrander 1906 [wp] |
bunzing* marterachtige 1150 [Claes] {2.4/4.1.3} |
burcht* versterkte plaats 709 [Claes] {1.2.4/2.3} |
bureau schrijftafel 1793-1796 [wnt] <Frans {1.2.3/4.1.9} |
bureau kantoor 1824 [wei] <Frans {1.2.3} |
bureaucratie heerschappij van de ambtenaren 1847 [kku] <Frans |
burgemeester hoofd van een gemeente 1254 [vmnw] |
burger inwoner van stad, lid van een staat 1240 [Bern.] <Duits {1.2.3} |
burggraaf adellijke titel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.3} |
burlen* bronstig loeien van herten 1605 [wnt] {3.1} |
burlesk boertig 1782 [wnt] <Frans |
burn-out oververmoeidheid door stress 1994 [De Coster 1999] <Engels |
bursaal beursstudent 1592 [wnt trouwbelofte] |
bus doos, blik 1240 [vmnw] <Latijn |
bus vervoermiddel 1887 [wnt] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.10} |
bush rimboe 1912 [kku] <Engels |
bush-bush rimboe 1992 [gvd] {3.1} |
business zaken 1912 [kku] <Engels |
buskruit ontplofbaar mengsel 1441 [Toll.] {4.1.14} |
buste borstbeeld 1778 [wnt] <Frans |
buste boezem 1902 [wnt bustehouder s.v. rekbaar] <Frans {1.2.2/4.4} |
bustehouder steun voor de boezem 1902 [wnt rekbaar] <Duits |
butaan gasvormige koolwaterstof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 50] |
buten verstoppertje spelen 1913 [Aanv wnt] {4.1.18} |
butje* imbeciel, slome jongen 1989 [Hofkamp&Westerman] {1.2.2/3.1} |
butler huisknecht 1912 [kku] <Engels |
buts deuk 1470 [mnw] <Frans |
butskop* walvisachtige 1761 [wnt potskop] {1.3/4.1.3} |
button speldje met afbeelding of tekst 1969 [R75] <Engels |
buur* die in de omgeving woont 1265-1270 [cg Lut.K] |
buurt* stadsdeel of deel van dorp 1401-1500 [mnw] |
buut mikpunt 1847 [kku] <Frans {4.1.18} |
buy-out overname van alle aandelen van een vennootschap 1989 [Peptalk] <Engels |
buzzer zoemer 1976 [gvd] <Engels |
buzzer soort semafoon waarbij een bericht verschijnt op een schermpje 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
bye tussenwerpsel: afscheidsgroet 1984 [gvd] <Engels {4.3} |
bypass omleiding 1968 [kwt] <Engels |
byte groep van acht bits 1969 [Dijkman, Computer-abc 74] <Engels |
|
cab huurrijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
caballero heer, ruiter 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
cabaret amusementsgenre 1914 [gvd] <Frans {4.1.15} |
cabine hokje 1895 [Broeckaert] <Frans |
cabriolet rijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10} |
cabriolet auto met opvouwbaar dak 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
cacao zaad van de cacaoboom en daaruit bereide drank 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
cachet stempel 1588 [wnt] <Frans |
cachot gevangenis 1698 [wnt] <Frans |
cactus plantenfamilie 1775 [wnt toortsplant] <Latijn |
cadans ritme 1697 [wnt] <Frans |
caddie drager van golfsticks 1917 [kwt] <Engels |
cadeau geschenk 1824 [wei] <Frans |
cadens reeks akkoorden ter afsluiting van muziekstuk 1739 [wnt] <Frans |
cadet student aan militaire school 1868 [wnt] <Frans {4.1.14} |
cadmium chemisch element 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn |
café kroeg 1897 [wnt] <Frans |
café-chantant café waar voor de bezoekers wordt gezongen 1912 [kku] <Frans |
cafeïne alkaloïde uit koffie 1857 [Aanv wnt] <Frans |
cafetaria snelbuffet 1937 [Aanv wnt] <Engels |
cahier schrift 1832 [wnt wijze i] <Frans |
caissière kassajuffrouw 1914 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
caisson zinkbak 1824 [wei] <Frans |
cake zachte koek 1761 [Aanv wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
cakewalk negerdans 1912 [kku] <Engels {4.1.15} |
| |
| |
calamiteit grote ramp 1631 [wnt] <Frans |
calando afnemend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2} |
calcium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
calculatie berekening 1582 [Aanv wnt] <Frans |
calculator rekenmachine 1982 [R84] <Engels |
calculeren berekenen 1611 [wnt] <Frans |
calèche licht rijtuig 1641 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
caleidoscoop weerspiegelende kijker 1847 [kku] |
calgon waterontharder 1950 [gvd] |
californium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
callanetics vorm van fitness 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18} |
callgirl prostituee die zich telefonisch laat bestellen 1961 [wp jaarboek 1962] <Engels {4.1.13} |
calorie warmte-eenheid 1869 [wnt warmte-eenheid] <Frans |
calque op calqueerpapier overgenomen tekening 1824 [wei] <Frans |
calqueren natrekken van tekening 1604 [Aanv wnt] <Frans |
calvados brandewijn 1952 [ensie] <Frans {3.2/4.1.6} |
calvinisme hervormde leer 1859 [wnt wel v] <Frans {4.1.8} |
calvinist aanhanger van de hervormde leer van Calvijn 1583 [wnt wet i] <Frans {4.1.8} |
calypso dans 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
camber eenzijdige slijtage van autoband 1954 [Aanv wnt] <Engels |
cambio wissel 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
cambium steeds aangroeiend weefsel tussen bast en hout 1857 [Aanv wnt] <me Latijn |
Cambrium geologische periode 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] <modern Latijn |
camcorder apparaat voor beeld- en geluidsopnamen 1982 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17} |
camee in reliëf gesneden steen 1782 [hou iii, 3, 431] <Frans |
camel kameelkleurig 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.5} |
camelia kamerplant 1847 [kku] <modern Latijn |
camembert kaassoort 1900 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6} |
camera foto- of filmtoestel 1897 [wnt] <Engels {4.1.17} |
camerlengo pauselijk kamerheer 1863 [kku] <Italiaans {3.2} |
camion vrachtwagen 1899 [wnt automobiel Suppl] <Frans {4.1.10} |
camjo eenmansreportageploeg met kleine digitale camera 2000 [Volkskrant 15/12] <L {3.4} |
camorra Napolitaanse misdaadorganisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
camouflagepak onopvallend pak 1961 [gvd] {4.1.14} |
camoufleren onopvallend maken 1924 [gvd] <Frans |
camp vulgair, banaal, kitscherig 1966 [R75] <Engels |
campagne veldtocht 1597 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 31] <Frans |
campagne publieke actie 1909 [wnt] <Frans |
campanile klokkentoren 1876 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
campari alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
camper kampeerwagen 1984 [gvd] <Engels {4.1.10} |
camping kampeerterrein 1958 [R75] {1.2.5/3.3/5} |
campionissimo de kampioen der kampioenen 1986 [koe] <Italiaans {3.2} |
campus universiteitsterrein 1948 [Aanv wnt] <Engels |
canaille gepeupel 1572 [wnt adeldom] <Frans |
canapé bank 1734 [wnt] <Frans {4.1.9} |
canard loos bericht 1872 [gvd] <Frans |
canasta kaartspel 1951 [wp, dl. 11, 661] <Spaans {3.2/4.1.18} |
cancan revuedans 1847 [kku] <Frans {3.1/4.1.15} |
cancelen afzeggen 1951 [Aanv wnt] <Engels |
candela eenheid van lichtsterkte 1953 [Aanv wnt] <Latijn |
candid-camera heimelijke filmopnamen 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
candybar gevulde chocoladereep 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
cannabis hennep 1869 [Aanv wnt] <Latijn |
cannelloni pasta met groente- en gehaktmengsel 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
canon regel, richtsnoer 1450 [hws] <Latijn |
cañon ravijn 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 178-179] <Spaans {3.2} |
canoniek tot het kerkelijk gebruik behorend 1619 [wnt] <Frans |
canoniseren voor heilig verklaren 1531 [wnt andere] <Frans |
cantabile bijwoord: zangerig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cantate zangstuk 1777 [mey] <Frans |
cantharel dooierzwam 1846 [Flora Batava 9, nr. 660] <modern Latijn |
| |
| |
cantilene kerkgezang, zangerige melodie 1847 [kku] <Frans |
canto gezang 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cantor voorzanger 1678 [wnt jubileeren] <Latijn |
canule buisje om wonden open te houden 1748 [Aanv wnt] <Frans |
canvas sterk linnen weefsel 1911 [wnt rubber] <Engels {4.1.9} |
canvassen werven van kiezers door politici die willekeurig aanbellen 1946 [Aanv wnt] <Engels |
canyoning vorm van sportklimmen langs watervallen in diepe kloven 1995 [Dit, dl. 37, 4, 20-22, 2] <Engels {4.1.18} |
canzone lyrisch gedicht 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
caoutchouc rubber 1847 [wnt wals ii] <Frans |
cap ruiterpet 1984 [gvd] <Engels {4.1.9} |
capabel bekwaam 1642 [wnt] <Frans |
capaciteit bekwaamheid 1728 [Pomey, Novum Dict. Belgico-Latinum] <Frans |
capaciteit vermogen, kracht 1886 [wnt] <Frans |
cape schoudermantel 1903 [Prick 1903] <Engels {3.2} |
capibara knaagdier 1883 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3} |
capillair haar- 1847 [kku] <Frans |
capitonneren bekleden, opvullen 1912 [kku] <Frans |
capitulatie overgave van troepen 1651 [wnt] <Frans |
capituleren zich overgeven 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
cappuccino koffie met schuimende melk 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
capriccio muziekstuk zonder vast schema 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
caprice gril 1657 [Aanv wnt] <Frans |
capriool bokkensprong 1624 [wnt] <Frans |
capsule (geneesmiddelen)omhulsel 1824 [wei] <Frans |
captain (sport)aanvoerder 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
capuchon hoofdkap 1824 [wei] <Frans {4.1.9} |
caput hoofdstuk 1658 [mey] <Latijn |
cara verzamelnaam voor longziekten 1984 [gvd] <L {3.4} |
carabinieri Italiaanse gendarmes 1805 [mey] <Italiaans {3.2} |
caracal katachtige 1872 [gvd] <Frans {4.1.3} |
carambole raken met speelbal van de twee andere biljartballen 1837 [wnt] <Frans |
caravan kampeerwagen 1940 [Posthumus] <Engels {4.1.10} |
carbid chemische verbinding 1906 [wp] |
carbol ontsmettingsmiddel 1898 [gvd] |
carburator vergasser 1911 [Aanv wnt] <Frans |
carcinogeen kankerverwekkend 1939 [Aanv wnt] |
carcinoom kankergezwel 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
carco (eetbare) zeeslak 1976 [gvd] <Papiaments {3.2} |
cardanas as in auto 1919 [Aanv wnt] |
care verzorging 1912 [kku] <Engels |
cargadoor scheepsbevrachter 1472 [Toll.] <Spaans {3.2} |
cargo vracht 1633 [wnt] <Spaans {3.2} |
cariës tandbederf 1867 [Aanv wnt] <Latijn |
carillon klokkenspel 1824 [wei] <Frans |
carnaval drie dagen voor vasten 1673 [wnt] <Frans {4.1.7} |
carneool vleesrode edelsteen 1734 [HubWes] |
carnivoor vleeseter 1865 [kvw] <Frans |
carolus(gulden) munt 1521 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
caroteen oranjerode kleurstof in planten 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten ii:116] |
carpaccio voorgerecht bestaande uit dunne plakjes rauwe ossenhaas 1992 [Vogelaar in Raster 60, 70-74, 5] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
carpooling het gezamenlijk gebruik maken van één auto 1980 [De Coster 1999] <Engels |
carport afdak voor auto's 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
carré vierkant 1773 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
carrier draagwagen 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
carrière loopbaan 1600 [wnt drank] <Frans |
carrosserie koetswerk van auto 1914 [gvd] <Frans |
carrousel draaimolen 1824 [wei] <Frans {4.1.18} |
carter omhulsel van krukas in motor 1911 [Aanv wnt] {3.3} |
cartografie het maken van kaarten 1875 [Aanv wnt] <Frans |
cartoon getekende mop 1949 [Aanv wnt] <Engels |
cartotheek kaartsysteem 1932 [Aanv wnt] <Frans |
cartouche omlijsting met rolwerk 1653 [Aanv wnt] <Frans |
cartridge (inkt)houder 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 30] <Engels |
| |
| |
carveschaats schaats met ijzers die in het midden smaller zijn 1999 [Sanders 2000] |
casanova vrouwenversierder 1968 [kwt] |
cascade waterval 1649 [Aanv wnt] <Frans |
casco romp van schip of auto 1614 [wnt Bijv.+verb.] <Spaans {3.2} |
case praktijkgeval 1984 [gvd] <Engels |
caseïne kaasstof 1861 [Aanv wnt] |
cash bijwoord: contant 1912 [kku] <Engels |
cashen te gelde maken, geld innen 1998 [Internet: afz-10.html] <Engels |
cashewnoot notensoort 1968 [kwt] <Engels {4.1.2} |
cashflow netto winst plus afschrijvingen 1975 [R75] <Engels |
casino gebouw voor gokken 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
casinobrood broodsoort 1914 [gvd] {4.1.6} |
cassatie vernietiging van vonnis 1651 [wnt] <Frans |
cassave meel uit de wortels van maniok 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Frans |
casselerrib varkensrib als broodbeleg 1910 [wnt rib i] <Duits {4.1.6} |
casseren een vonnis vernietigen 1290 [cg I3, 1491] <Frans |
cassette houder, doos 1688 [Aanv wnt] <Frans |
cassette geluids- of videoband in houder 1902 [Aanv wnt] <Engels |
cassetterecorder kleine bandrecorder 1973 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
cassis drank van zwarte bessen 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
cast bezetting van film of toneelstuk 1958 [R75] <Engels |
castagnetten duimkleppers 1717 [Aanv wnt] <Frans |
castraat mannenstem die geen stemwisseling heeft ondergaan 1824 [wei] <Duits {3.2/4.1.16} |
castreren ontmannen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
casus geval 1621 [Aanv wnt] <Latijn |
cataclysme geweldige ramp 1919 [kwt] <Frans |
catacombe onderaardse gang 1653 [Aanv wnt] <Frans |
catalepsie verstijving van spieren 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
catalogus register, lijst 1610 [Picarta: Catalogus Vant gheene tot Amsterdam by groote menichten vercocht zal worden] <Latijn |
catamaran dubbelboot 1832 [wei] <Engels {4.1.11} |
cataract staar 1351 [mnw] <Latijn |
catarre slijmvliesontsteking 1514 [mnw] <Frans |
catastrofe grote ramp 1824 [wei] <Frans |
catatonie spierspanning 1923 [Aanv wnt] |
catch-22 (dankzij bureaucratie) onoplosbaar dilemma 1961 [De Coster 1999] <Engels |
catcher vangman bij baseball 1912 [kku] <Engels |
catecheet godsdienstonderwijzer 1847 [kku] <Frans {4.1.8} |
catechese godsdienstonderwijs 1886 [kku] <Latijn |
catechisatie godsdienstonderwijs 1624 [Toll.] <Frans {4.1.8} |
catechismus leer van godsdienst in de vorm van vraag en antwoord 1538 [Bibliotheca 1954, nr. 1571] <Latijn |
categorie onderdeel van classificatie 1665 [wnt] <Latijn |
categorisch onvoorwaardelijk 1698 [mey] <Latijn |
catenaccio extreem verdedigend voetbal 1990 [De Coster 1992] <Italiaans {3.2} |
catering verzorging van maaltijden of feesten 1972 [Picarta: titel van tijdschrift, uitgegeven bij Merites in Nijmegen] <Engels |
catharsis reiniging 1832 [wei] <modern Latijn |
catheter buis om lichaamsvocht af te tappen 1642 [wnt waterloop] <Latijn |
catwalk nauwe loopbrug voor modeshows 1984 [gvd] <Engels |
caudillo militair-politiek leider 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
causaal oorzakelijk 1824 [wei] <Latijn |
causaliteit oorzakelijkheid 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
causerie praatje 1843 [Aanv wnt] <Frans |
cautie borgtocht 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
cavalerie wapen van de landmacht te paard 1588 [Claes] <Frans {4.1.14} |
cavalerie wapen van de landmacht, uitgerust met tanks 1946 [Leen Verhoeff, uit off. stukken] <Frans {4.1.14} |
cavalier begeleider 1669 [mey] <Frans |
cavia knaagdier 1853 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3} |
cayennepeper gemalen Spaanse peper 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
cd dun schijfje waarop geluid is vastgelegd 1983 [Van der Horst 392] <Engels {4.1.17} |
cd-rom cd die uitsluitend gelezen kan worden 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
ceder naaldboom 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
cederen afstaan 1506 [hws] <Frans |
cedi munteenheid van Ghana 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fanti {4.1.12} |
| |
| |
cedille teken onder de c 1824 [wei] <Frans |
ceel, cedel (bewijs)stuk, lijst 1240 [Bern.] <Frans |
ceintuur gordel 1462 [hws] <Frans |
cel klein vertrek 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
cel kleinste element in weefsel 1644 [wnt] <Latijn |
celebreren vieren, plechtig bedienen 1295 [cg I3, 2161] <Latijn |
celesta toetsinstrument 1944 [wnt trommel] <Frans {4.1.16} |
celibaat ongehuwde staat 1800 [wnt jaar i] <Frans {3.2} |
celibatair vrijgezel 1824 [wei] <Frans |
cello snaarinstrument 1847 [kku] {3.3/4.1.16} |
cellofaan doorzichtig verpakkingsmateriaal 1934 [kwt] <Frans |
cellulair in cellen verdeeld 1856 [Suringar, Het cellulair systeem] <Frans |
cellulitis zwelling van onderhuids bindweefsel 1910 [Bauwens] <modern Latijn |
celluloid hoornachtige, elastische stof, o.a. gebruikt voor foto's en films 1899 [wnt vignet] <Engels |
cellulose celstof 1872 [gvd] <Frans |
Celsius eenheid van temperatuur 1865 [wnt verkoken] |
cembalo toetsinstrument 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
cement mortel 1350 [mnw] <Frans |
cenotaaf leeg grafmonument 1824 [wei] <Latijn {1.2.4/3.2} |
censureren vrijheid van meningsuiting beperken 1726 [wnt] <Frans |
cent munt ter waarde van het honderdste deel van een gulden 1816 [wnt] <Engels {1.3/4.1.12} |
centaur paardmens 1526 [wnt stuur ii] <Latijn |
centenaar gewichtseenheid van 100 kg 1287 [hws] <Latijn |
centime een honderdste frank 1806 [Claes] <Frans {3.2} |
centimeter 0,01 meter 1810 [wnt kilometer] <Frans {3.2} |
centraal in het midden gelegen 1796 [Picarta: Concept-plan ter inrichting (...) alsmede voor eene algemeene Centraale vergadering] <Frans {3.2} |
centraliseren in één punt samenbrengen 1904 [wnt] <Frans |
centreren het midden zoeken 1824 [wei] <Frans |
centrifugaal middelpuntvliedend 1824 [wei] <Engels {1.2.6} |
centrifuge centrifugaalmachine 1865 [wnt uitlekken i] <Frans {1.2.6/4.1.9} |
centripetaal middelpuntzoekend 1824 [wei] |
centrum middelpunt 1654 [Claes] <Latijn |
centrum instelling 1961 [gvd] <Engels |
cerebraal wat de hersenen betreft 1847 [kku] <Frans |
ceremonie plechtigheid 1494-1512 [hws] <Frans |
ceremonieel betrekking hebbend op ceremoniën 1555 [wnt] <Frans |
cerise kerskleurig 1912 [kku] <Frans {4.1.5} |
cerium chemisch element 1898 [wnt verbranding] <modern Latijn |
certificaat schriftelijke verklaring 1847 [wnt] <Frans |
certificeren voor echt verklaren 1370-1378 [hws] <me Latijn |
cervelaatworst gekruide vleesworst 1824 [wei] {4.1.6} |
cerviduct wildviaduct 1986 [koe] |
cervix hals van een orgaan 1919 [wnt verplaatsing] <Latijn {3.2} |
cesartherapie bewegingstherapie 1991 [wp] |
cesium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn |
cessie overdracht 1516 [wnt] <Latijn |
cessionaris verkrijger 1650 [mey] <Frans |
cesuur rustpunt 1824 [wei] <Frans |
chaabi Marokkaanse volksmuziek 2000 [nrc-h 30/12/2000] <Arabisch {3.2/4.1.16} |
chablis witte bourgogne 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] |
cha-cha-cha Latijns-Amerikaanse dans 1958 [Aanv wnt] <Spaans {3.1/3.2/4.1.15} <Frans {4.1.6} |
chador sluier van islamitische vrouwen 1992 [gvd] <Hindi |
chaebol groot conglomeraat van bedrijven 1998 [nrc-h 12/8/98] <Koreaans |
chagrijn verdrietige ontevredenheid 1720 [mey] <Frans |
chakra in oosterse culturen een energiecentrum, verbindingspunt tussen het fysieke en het fijnstoffelijke lichaam 1992 [gvd] <Sanskriet |
chalcedon melksteen 1782 [hou iii, 3, 221] |
chalet Zwitsers houten huis 1886 [kku] <Frans |
challe gevlochten brood voor de sabbat 1912 [kku] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
chambertin rode wijnsoort 1840 [wnt rauw i] <Frans {4.1.6} |
chambreren wijn op kamertemperatuur brengen 1912 [kku] <Frans |
| |
| |
champagne schuimende wijnsoort 1745 [Miller, Groot alg. kruidkundig wrdb. 944] <Frans {4.1.6} |
champignon paddestoel 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
Chanoeka herdenking van de inwijding van de Tempel 1921 [wnt voorjaar] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
chanson liedje 1751 [Aanv wnt] <Frans |
chantage geldafpersing 1865 [kvw] <Frans |
chanteren geld afpersen door dreigementen 1949 [Aanv wnt] <Frans |
chaos wanorde 1401-1425 [mnw] <Latijn |
chaperonneren een dame begeleiden 1847 [kku] <Frans |
chapiter onderwerp van gesprek, punt 1841 [Aanv wnt] <Frans |
charade lettergreepraadsel 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2/4.1.18} |
charge cavalerieaanval 1593 [wnt wijken] <Frans |
chargeren in gesloten formatie aanvallen 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
chargeren overdrijven 1916 [wnt z.j.] <Frans |
charisma bovennatuurlijke gave 1923 [Aanv wnt] <Latijn of Grieks |
charitatief liefdadig 1950 [gvd] <me Latijn |
charlatan kwakzalver 1658 [mey] <Frans |
charleston dans 1926 [Sanders 1995] <Engels {4.1.15} |
charmant leuk 1698 [wnt tranendal] <Frans |
charme bekoring 1908 [wnt] <Frans |
charter oorkonde 1260 [cg i 1, 72] <Frans |
chartervlucht vlucht waarvoor het vliegtuig afgehuurd is 1950 [wnt vlucht] <Frans |
chartreuse fijne likeur 1876 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
chassidisme stroming in jodendom 1886 [kku] |
chassis raamwerk 1898 [gvd] <Frans |
chateaubriand biefstuk van ossenhaas 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
chatten on line corresponderen via het internet 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
chauffeur autobestuurder 1912 [kku] <Frans |
chauvinisme overdreven vaderlandsliefde 1890 [wnt toegeven] <Frans |
checken controleren 1950 [De Vooys] <Engels {1.3} |
cheddar kaas 1909 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
cheerio tussenwerpsel: gezondheid! 1968 [kwt] <Engels {4.3} |
cheeseburger hamburger met een plak kaas 1968 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
cheeta katachtige 1947 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
chef die aan het hoofd staat 1516 [Mak] <Frans |
chef-d'oeuvre meesterwerk 1824 [wei] <Frans |
chelatietherapie een behandeling van aderverkalking 1991 [wp] |
chemicaliën scheikundige stoffen 1818 [wnt medicinaal] <modern Latijn |
chemie scheikunde 1614 [Beguin, Tyrocinium chymicum] <Latijn |
chemie wisselwerking tussen mensen 1997 [R99] <Engels |
chemobak afvalbak voor klein chemisch afval 1993 [De Coster 1999] |
chenille fluweelachtig weefsel 1821 [wnt uitwerksel] <Frans {4.1.9} |
cheque schriftelijke betalingsopdracht 1847 [kku] <Engels |
cherry brandy kersenlikeur 1926 [kwt] <Engels {4.1.6} |
cherubijn engel van de tweede rang 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
chesterkaas soort kaas 1847 [kku] {4.1.6} |
cheviot wollen stof 1896 [wnt] <Engels {4.1.9} |
chewing gum kauwgom 1936 [Kath. Enc.] <Engels {4.1.6} |
chianti droge wijnsoort 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
chiasma kruisstelling van woorden 1876-1900 [Aanv wnt] <modern Latijn |
chic verfijnd 1844 [Toll.] <Frans |
chicane haarkloverij 1698 [wnt] <Frans |
chiffon weefsel 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
chihuahua hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
chijl bloedvormend vocht 1702 [wnt windig] <Latijn |
chili cayennepeper 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
chiliasme geloof aan duizendjarig rijk 1668 [Aanv wnt] <modern Latijn |
chimaera monsterdier 1556 [wnt minst] <Latijn |
chimpansee mensaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3} |
chinchilla knaagdier 1840 [wnt vossehuid] <Spaans {3.2/4.1.3} |
chinezen via koker opsnuiven van verhitte heroïne 1975 [Aanv wnt] |
chinoiserie in chinese stijl vervaardigde voorwerpen 1886 [kku] <Frans |
chip dun plakje silicium 1979 [wp jaarboek 1980] <Engels |
chipknip oplaadbare chipkaart van de banken 1995 [De Coster 1999] |
| |
| |
chipolatapudding gevulde pudding 1910 [Aanv wnt] {4.1.6} |
chippendale Engelse meubelstijl 1931 [kwt] <Engels |
chippendale mannelijke stripper 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.13} |
chipper oplaadbare chipkaart van de Postbank 1996 [De Coster 1999] |
chips gebakken aardappelschijfjes 1950 [gvd] <Engels |
chiromantie handlijnkunde 1734 [HubWes] <me Latijn |
chirurg heelkundige 1877 [wnt wegwisschen] <Duits |
chirurgie heelkunde 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
chirurgijn heelmeester 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.13} |
chitine schaalhuid 1847 [Aanv wnt] <Frans |
chlamydia soort van micro-organismen 1991 [wp] <modern Latijn |
chloor chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn |
chloroform narcosevloeistof 1872 [gvd] <Frans |
chlorofyl bladgroen 1847 [kku] |
chocolade drank uit cacao, versnapering 1679 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
choke smoorklep 1951 [Aanv wnt] <Engels |
choker sjaaltje gedragen in open boord 1912 [kku] <Engels {3.2} |
cholera besmettelijke buikloop 1588 [Claes Tw. 11] <Latijn |
cholerisch heftig 1805 [mey] |
cholesterol vetachtige stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 607] |
choqueren aanstoot geven 1669 [mey] <Frans |
choreografie het ontwerpen van dansfiguren 1824 [wei] |
chorizo harde worstsoort 1992 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
chow-chow hondensoort 1931 [kwt] <Engels {4.1.3} |
chrestomathie bloemlezing 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
chrisma zalfolie, zalving 1601 [wnt knorren ii] <Latijn |
christen belijder van de christelijke godsdienst 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.8} |
christeneziele tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1860 [wnt christenziel] {4.3} |
christoffel mascotte met St.-Christoffel 1992 [gvd] |
chromatisch met halve tonen 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
chromosoom drager van erfelijke eigenschappen in celkern 1907 [Vd Sijs 1998] <Duits |
chronisch langdurig 1824 [wei] <Latijn |
chronologie tijdrekenkunde 1697 [wnt almanak Suppl] <Frans |
chronometer tijdmeter 1786 [wnt] <Frans |
chroom chemisch element 1824 [wei] <modern Latijn |
chrysant plantensoort 1773 [hou ii, 1, 146] |
chut tussenwerpsel: stil! 1895 [Broeckaert] <Frans {4.3} |
chutney zoetzuur met vruchten 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6} |
ciabatta langwerpig brood gebakken van nat deeg 1998 [De Coster 1999] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ciao tussenwerpsel: afscheidsgroet 1991 [Hoppenbrouwers] <Italiaans {3.2/4.3} |
ciborie kelk ter bewaring van hostie 1451-1500 [mnw] <Latijn |
cicade insect 1287 [cg NatBl] <Latijn |
cichorei plant waarvan de wortel voor smaakverbetering van koffie gebruikt wordt 1484 [hws] <Frans |
cider drank uit gegist vruchtensap 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.6} |
cijfer getalmerk 1508 [Kool] <Frans |
cijns schatting, belasting 1253 [cg i 1, 46] <Latijn |
cilinder rolrond voorwerp 1562 [Dict. Tetraglotton] <Frans of Latijn |
cimbaal slaginstrument 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.16} |
cineast filmkunstenaar 1929 [wnt totaliteit] <Frans |
cinema bioscooptheater 1914 [gvd] <Frans |
cinematograaf filmtoestel 1908 [wnt leevend] <Frans {4.1.17} |
cinnaber vermiljoen 1719 [wnt vermiljoen] <Frans {4.1.5} |
cipier gevangenbewaarder 1552 [wnt] <Frans |
cipres naaldboom 1240 [Bern.] <Frans |
circa voorzetsel 1749 [Saramakaanse vrede van 1762 53] <Latijn {4.2} |
circuit gesloten baan, gesloten groep 1663 [mey] <Frans |
circulaire rondschrijven 1812 [wnt] <Frans {3.2} |
circulatie omloop 1680 [wnt vereenigd] <Frans |
circuleren rondgaan 1663 [mey] <Frans |
circumcisie besnijdenis 1658 [mey] <Latijn |
circumflex samentrekkingsteken 1567 [Aanv wnt] <Latijn |
| |
| |
circus voorstelling van dressuur en acrobatiek 1897 [wnt] <Latijn {4.1.15} |
cirkel kring 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans of Latijn |
cirrose verschrompeling 1847 [Aanv wnt] <Frans |
cirrus vederwolk 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
cis met een halve toon verhoogde c 1832 [wei] <Duits {3.2} |
ciseleren versiering in metaal beitelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
cisterciënzer lid van geestelijke orde 1778 [wnt zwaarddrager] <Frans {4.1.8} |
citaat aanhaling 1840 [wnt rhetoriek] <Latijn |
citadel deel van vestingwerk 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
citer snaarinstrument 1588 [Kil.] <Duits {3.2/4.1.16} |
citeren (woorden) aanhalen 1897 [wnt] <Frans |
cito bijwoord: met spoed 1602 [wnt] <Latijn |
citroen zure vrucht 1554 [Dod.] <Frans {4.1.2} |
citroenvlinder vlinder 1910-1914 [Bauwens] |
citrusvrucht naam voor vruchten van het geslacht Citrus 1947 [Aanv wnt] {4.1.2} |
city stadscentrum (oorspronkelijk van Londen) 1693 [wnt vergrooting] <Engels {3.2} |
citybike fiets voor in de stad 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10} |
civet door civetkat afgescheiden stof 1567 [Junius 122b] <Frans |
civetkat roofdier 1596 [wnt civet] {4.1.3} |
civiel burgerlijk 1467-1490 [hws] <Frans |
civilisatie beschaving 1824 [wei] <Frans |
claim vordering 1886 [kku] <Engels |
clair-obscur met licht- en schaduweffecten 1824 [wei] <Frans |
clairvoyant helderziend 1824 [wei] <Frans |
clan (oorspronkelijk Schotse) stam 1824 [wei] <Engels |
clandestien heimelijk 1503 [Boutillier] <Latijn |
claque samendrukbare hoge hoed 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
claque gehuurde toejuichers 1886 [kku] <Frans |
clarence type rijtuigje 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
clash botsing 1973 [R75] <Engels |
classicisme navolging van de klassieken 1868 [wnt tooneel] <Frans |
classificatie klasseverdeling 1824 [wei] <Frans |
classificeerder losse scheepsarbeider 1951 [Aanv wnt] |
classis onderafdeling van provinciaal kerkbestuur 1571 [wnt approbeeren Suppl] <Latijn {4.1.8} |
claus passage in toneelstuk 1916 [wnt] <Frans |
claustrofobie engtevrees 1911 [Aanv wnt] {1.2.5} |
clausule afzonderlijke zinsnede of bepaling 1240 [Bern.] <Frans |
clausuur afsluiting 1790 [Aanv wnt] <Latijn |
claxon signaalinstrument op auto's 1918 [wnt klaxon] <Engels |
clean geen drugs gebruikend 1962 [R75] <Engels |
clearing verrekening 1912 [kku] <Engels |
cleistogaam als knop gesloten blijvend (van bloem) 1898 [gvd] |
clematis klimplantengeslacht 1608 [wnt vitalba] <Latijn |
clementie goedertierenheid 1581 [wnt reventie] <Latijn |
clementine variëteit van mandarijn 1950 [Kath. Enc.] <Frans {4.1.2} |
clerus geestelijkheid 1569 [wnt gewormte] <Latijn |
clever handig, slim 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
cliché drukplaat 1892 [wnt] <Frans |
cliché afgezaagde uitspraak 1950 [gvd] <Frans |
click bij inademen gevormde klank 1968 [kwt] <Engels |
clickfonds beleggingsfonds dat de winst bij een bepaald koersniveau veiligstelt 1996 [De Coster 1999] |
cliënt klant 1699 [wnt] <Frans |
cliffhanger spanning door op een beslissend moment af te breken 1981 [Foto en film enc.] <Engels |
clignoteur knipperlicht 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
climacterium overgangsjaren van een vrouw 1913 [Aanv wnt] <modern Latijn |
climax hoogtepunt 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
climax orgasme 1968 [Aanv wnt] <Engels |
clinch het elkaar vasthouden van boksers 1946 [De Vooys] <Engels |
cliniclown clown die in kinderziekenhuizen optreedt 1998 [nrc-h 14/7/98] <Engels |
clinicus arts 1556 [wnt visiteeren] <Latijn |
clip (papier)klem 1940 [Posthumus] <Engels |
clitoridectomie het wegnemen van de clitoris 1970 [Recht voor raap] |
clitoris kittelaar 1663 [mey] <modern Latijn {3.2} |
clivia plantengeslacht 1884 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cloaca lichaamsholte van sommige dieren 1908 [Elffers/Viljoen, Beknopt Nederlands wrdb. voor Zuid-Afrika] <Latijn |
| |
| |
clochard dakloze, zwerver 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
close reading tekstanalyse met alle aandacht voor de tekst zelf 1970 [Recht voor raap] <Engels |
closet toilet 1847 [kku] <Engels {4.4} |
close-up opname van dichtbij 1931 [kwt] <Engels |
clou het wezenlijke, pointe 1899 [dbl] <Frans |
clown grappenmaker 1847 [kku] <Engels |
club vereniging 1800 [Toll.] <Engels |
cluster tros, groep 1963 [Aanv wnt] <Engels |
coach trainer 1929 [kwt] <Engels |
coadjutor hulpbisschop 1467-1490 [hws] <Latijn {4.1.8} |
coaguleren klonters vormen 1650 [mey] <Frans |
coalitie verbond 1795 [wnt revolutionist] <Frans {3.2} |
coaster kustvaarder 1947 [Groninger Dagblad 21/7] <Engels {4.1.11} |
coaten van een deklaag voorzien 1953 [Aanv wnt] <Engels |
coati kleine beer 1761 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3} |
coaxiaal met gemeenschappelijke as 1953 [Aanv wnt] |
cobbler verkoelende wijndrank 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
cobra slang 1847 [kku] <Portugees {3.2} |
Cobra naam van een groep Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars uit de jaren vijftig van de 20e eeuw 1948 [wp] <L {3.4} |
coca bladeren van Peruaanse struik 1564 [wnt] <Spaans {3.2} |
coca-cola koolzuurhoudende frisdrank 1914 [Van der Horst 56] <Engels {4.1.6} |
cocaïne alkaloïde uit de coca 1898 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
cockerspaniël hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3} |
cockpit stuurhut in vliegtuig 1926 [kwt] <Engels |
cocktail gemengde alcoholische drank 1886 [kku] <Engels {4.1.6} |
cocon omhulsel van rupsen 1872 [gvd] <Frans |
cocooning zich terugtrekken in huiselijke kring 1989 [De Coster 1999] <Engels |
cocotte vrouw van lichte zeden 1912 [kku] <Frans {4.1.13} |
coda resumerend slot van muziekstuk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
code wetboek 1824 [wei] <Frans |
code stelsel van signalen of symbolen 1919 [wnt woord i] <Frans |
codeïne bestanddeel van opium 1869 [Aanv wnt] |
codex handschrift 1838 [wnt stempel i] <Latijn |
codicil bijvoegsel bij testament 1536 [wnt aalmis Suppl] <Latijn |
codificeren tot een wetboek maken 1875 [Aanv wnt] <Duits |
coelacant beenvis 1953 [Achterberg, gedicht Ichtyologie] <modern Latijn |
coffeeshop gelegenheid waar softdrugs verkrijgbaar zijn 1972 [De Coster 1999] <Engels |
cognac soort brandewijn 1790 [wnt] <Frans {4.1.6} |
cognitie kenvermogen 1650 [mey] <Latijn |
cognossement zeevrachtbrief 1514 [hws] |
cohabitatie paring 1650 [mey] <Latijn |
cohabitatie samenwerking van twee politieke tegenstanders 1986 [De Coster 1999] <Frans {3.2} |
coherent samenhangend 1669 [mey] <Frans |
cohesie samenhang 1824 [wei] <Frans |
cohort onderafdeling van Romeins legioen 1767 [wnt diep ii] <Latijn |
cohort groep individuen met gemeenschappelijk kenmerk 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels |
coifferen vleien, opkammen 1780-1781 [wnt] <Frans |
coiffeur kapper 1802 [wnt nagel] <Frans {3.2/4.1.13} |
coïncidentie samenloop van omstandigheden 1824 [wei] <Frans |
coïre geslachtsgemeenschap hebben 1859 [Gabler] <Latijn {4.4} |
coïtus paring 1562 [Aanv wnt] <Latijn |
coke cocaïne 1982 [R84] <Engels {4.1.6} |
cokes residu van steenkool 1829 [Toll.] <Engels |
col bergpas 1865 [kvw] <Frans |
col kraag 1872 [Aanv wnt] <Frans |
cola koolzuurhoudende frisdrank 1952 [Aanv wnt] {4.1.6} |
colbert jas zonder panden 1881 [Sanders Tw. 7] {1.4/3.3/5} |
cold case squad speciale politiegroep die oude delicten opnieuw onderzoekt 1999 [Sanders 2001] <Engels |
coldcream verkoelende zalf 1855 [kku] <Engels |
colibacil darmbacil 1950 [Kleine wp 382] |
collaar pastoorsboord 1901 [kui] <Latijn |
collaboreren met de vijand samenwerken 1950 [gvd] <Frans {1.2.2} |
collage het samenplaksel 1958 [wp van de kunst, dl. 1, 451] <Frans {3.2} |
collageen lijmvormend eiwit 1912 [kku] |
| |
| |
collaps plotselinge stoornis in bloedcirculatie 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
collateraal zijdelings 1486 [mnw] <me Latijn |
collatie vergelijking van teksten 1475 [Hoorn, Stad, Inv. 629.R.871] <Latijn |
collationeren teksten vergelijken 1370-1378 [hws] <Frans |
collecte (geld)inzameling 1600 [wnt] <Frans |
collectie verzameling 1553 [wnt vergadering] <Frans |
collectief gezamenlijk 1669 [mey] <Frans {1.2.4} |
collega ambtgenoot 1643 [wnt] <Latijn |
college bestuurslichaam 1450 [hws] <Frans |
collegiaal passend onder collega's 1863 [kku] <Frans |
collie hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
collier halssnoer 1401-1450 [mnw] <Frans |
collisie botsing 1669 [mey] <Frans |
collo te verzenden stukgoed 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
collocatie vaste verbinding van twee of meer woorden 1984 [gvd] <Engels |
colloïde stof die fijn verdeeld in vloeistof zit 1886 [kku] <Frans |
colloquium samenspraak, geleerd gesprek 1824 [wei] <Latijn |
colofon gegevens aan het eind van drukwerk 1847 [kku] <Latijn |
colofonium distillaatresidu van hars 1734 [HubWes] |
colon deel van dikke darm 1807 [wnt vervolgen] <Latijn {3.2} |
colon munteenheid van Costa Rica en El Salvador 1896 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
colonnade zuilenrij 1788 [Aanv wnt] <Frans |
colonne rij van militairen in rotten 1824 [wei] <Frans {4.1.14} |
coloradokever insect 1894 [Bruggencate, Engelsch Wrdb.] |
coloratuur versiering met cadansen en loopjes 1739 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
coloriet kleurgeving 1710 [wnt koloriet] <Italiaans {3.2} |
colorist schilder die zich toelegt op kleureffecten 1717 [wnt] <Frans |
colostrum biest 1832 [wei] <Latijn |
colporteren te koop aanbieden 1847 [kku] <Frans |
colporteur verkoper langs huis 1847 [kku] <Frans {4.1.13} |
colt soort revolver 1899 [dbl] <Engels {4.1.14} |
coltrui trui met rolkraag 1968 [Aanv wnt] |
column regelmatige bijdrage aan krant 1969 [R75] <Engels |
coma bewusteloosheid 1663 [mey] <modern Latijn |
coma nevelmassa rond komeetkern 1912 [kku] <Latijn |
combattant strijder 1602 [Aanv wnt] <Frans |
combinatie verbinding 1748-1778 [wnt] <Frans |
combine maaidorser 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
combine combinatie van renners in wielersport om kansen van concurrenten te breken 1944 [Aanv wnt] <Frans |
combineren samenvoegen 1663 [mey] <Frans |
combiroes roes die ontstaat door gecombineerd gebruik van alcohol en drugs 2000 [Sanders 2001] <L {3.4/4.4} |
combo klein ensemble van muzikanten 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
Comecon vroegere organisatie voor wederzijdse hulp van de Oostbloklanden 1984 [gnn] <Engels |
comedy humoristische film 1997 [nrc-h 97/11/25] <Engels {4.1.15} |
comestibles fijne eetwaren 1824 [wei] <Frans |
comfort gemak 1847 [kku] <Engels |
comfortabel gerieflijk 1847 [kku] <Engels |
comic komisch stripverhaal 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
coming-out het uitkomen voor zijn seksuele geaardheid 1987 [De Coster 1999] <Engels |
comité groep personen met uitvoerende taak 1729 [Claes Tw. 11] <Frans |
commanderen bevelen 1590 [Schulten Tw. 9] <Frans |
commandeur laagste rang van vlagofficier bij de marine 1739 [wnt] <Frans {4.1.14} |
commanditair stil (van vennoot) 1847 [kku] <Frans |
commando bevel 1652 [wnt] <Spaans {3.2} |
commando militair van de commandotroepen 1961 [gvd] <Engels {4.1.14} |
commensaal parasitisch gedierte 1914 [gvd] <me Latijn |
commentaar verklaring 1697 [wnt] <Frans |
commercial reclamefilmpje 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15} |
commercie handel 1577 [Aanv wnt] <Frans |
commies middelbare ambtenaar 1534 [hws] <Frans |
commiesbrood soldatenbrood 1816-1817 [wnt] <Duits {4.1.6} |
commissaris gevolmachtigde 1353 [hws] <me Latijn |
| |
| |
commissie vertrouwelijke opdracht 1370-1378 [hws] <Frans |
commissie provisie 1748 [wnt] <Frans |
commissie groep personen belast met bepaalde taak 1771 [wnt] <Frans |
commissionair iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt 1778 [wnt] <Frans |
commitment sterke betrokkenheid, toewijding 1984 [gvd] <Engels |
committeren opdragen, belasten 1370-1378 [hws] <Latijn |
commode latafel 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.9} |
commode aankleedmeubel voor baby's 1952 [wp voor de vrouw] {4.1.9} |
commodo op zijn gemak, rustig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
commodore gezagvoerder op schip 1781 [wnt uitkomen i] <Engels {3.2} |
commodore laagste rang van opperofficier bij de luchtmacht 1976 [gvd] <Engels {4.1.14} |
commotie opschudding 1492 [mnw] <Frans |
communaal aan een groep gemeenschappelijk toebehorend 1865 [kvw] <Frans |
commune leefgemeenschap 1824 [wei] <Frans |
communicant die ter communie gaat 1494-1512 [hws] <Latijn {4.1.8} |
communicatie mededeling 1467-1490 [hws] <Frans |
communie het ontvangen van de hostie 1540 [wnt vagen i] <Latijn |
communiqué officiële mededeling 1912 [kku] <Frans |
communisme maatschappelijk stelsel van gemeenschappelijk bezit 1850 [wnt gelijkheid] <Frans |
compact dicht opeengedrongen 1872 [gvd] <Frans |
compagnie onderafdeling van bataljon 1592 [wnt] <Frans {4.1.14} |
compagnon handelsgenoot 1574 [Claes Tw. 11] <Frans |
comparatief vergrotende trap 1638 [Ruijs] <Latijn |
compareren voor rechter of notaris verschijnen 1370-1378 [hws] <Frans |
comparitie verschijning voor notaris 1584 [wnt] <Frans |
compartiment treincoupé 1901 [wnt] <Frans |
compassie medelijden 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
compatibel verenigbaar 1650 [mey] <Frans |
compatibel onderling aansluitbaar van computerapparatuur of programma's 1981 [mcc okt. 81, 3, 9, 84] <Engels |
compendium samenvatting 1658 [wnt verversching] <Latijn |
compensatie vereffening 1503 [Boutillier] <Frans |
compenseren vereffenen 1423-1473 [mnw geliken] <Frans |
competent bekwaam, gerechtigd 1459 [hws] <Frans |
competentie deskundigheid, bevoegdheid 1551-1600 [wnt verblind] <Latijn |
competitie mededinging 1912 [kku] <Frans |
compilatie samenvoeging van gegevens 1824 [wei] <Frans |
compilator samensteller van compilaties 1854 [wnt vereffening] <me Latijn |
compileren samenvoegen 1824 [wei] <Frans |
compleet volledig 1613 [Stallaert] <Frans |
complement aanvulling 1614 [wnt vervulsel] <Latijn |
completen avondgebed 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
completeren voltallig maken 1816 [Aanv wnt] <Frans |
complex samengesteld geheel 1847 [kku] <Frans |
complicatie verwikkeling 1824 [wei] <Frans |
compliceren verwikkelen 1847 [kku] <Frans {1.2.6} |
compliment lof, begroeting 1635 [wnt wederroepen] <Frans |
complot samenzwering 1588 [Claes] <Frans |
component samenstellend deel 1901 [kui] <Latijn |
componeren samenstellen 1548 [wnt] <Latijn |
componist schepper van muziekstukken 1588 [Kil.] <Duits {3.2} |
composiet samengestelde bloem 1896 [kui] <Frans |
compositie samenstelling 1554 [wnt] <Frans |
compositum wat samengesteld is 1847 [kku] <Latijn |
compost meststof 1847 [kku] <Engels |
compote vruchtenmoes 1786-1793 [wnt] <Frans {4.1.6} |
compound mengsel van kunststof met weekmaker 1968 [kwt] <Engels |
compressie samendrukking 1624 [Aanv wnt] <Frans |
comprimeren samenpersen 1650 [mey] <Frans |
compromis schikking 1351-1400 [mnw] <Frans |
compromitteren verdacht maken 1865 [wnt] <Latijn |
comptabel rekenplichtig, verantwoordelijk 1593 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
computer rekentuig 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.17} |
computeren met de computer spelen 1992 [gvd] |
concaaf hol 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn |
concelebreren gezamenlijk de mis opdragen 1912 [kku] <Latijn |
concentratiekamp barakkenkamp voor gevangenen 1943 [wnt veem ii] <Duits {3.2} |
concentreren verenigen 1777 [mey] <Frans |
concentrisch met een gemeenschappelijk middelpunt 1803 [Aanv wnt] <me Latijn |
concept ontwerp 1511 [hws] <Frans |
conceptie bevruchting 1511-1520 [Aanv wnt] <Frans |
concern geleed groot bedrijf 1932 [Aanv wnt] <Engels |
concert muziekuitvoering 1710 [wnt] <Frans |
concertina toetsinstrument 1881 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
concertino klein concert 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
concessie tegemoetkoming, vergunning 1530 [wnt] <Frans |
conciërge huisbewaarder 1569 [wnt] <Frans |
concies bondig 1847 [Aanv wnt] <Frans |
conciliant verzoeningsgezind 1865 [wnt voorwaardelijk] <Latijn |
concilie kerkvergadering 1240 [Bern.] <Latijn |
concipiëren ontwerpen 1442 [hws] <Latijn |
conclaaf vergadering van kardinalen 1449 [mnw] <Frans |
concluderen besluiten 1370-1378 [hws] <Latijn |
conclusie gevolgtrekking 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
concomitant samengaand 1855 [kku] <Frans |
concordaat verdrag (m.n. tussen staat en paus) 1545 [hws] <Frans |
concordantie overeenstemming 1276-1300 [cg Kerst.] <me Latijn |
concours wedstrijd 1791 [Des Roches, Nieuw Nederduytsch en Fransch Wrdb.] <Frans |
concreet als vorm voorstelbaar, duidelijk 1847 [Aanv wnt] <Frans |
concubine bijzit 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.4} |
conculega persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert 1994 [Vrij Nederland 27/8/1994] <L {3.4} |
concurreren wedijveren 1819 [wnt voorzanger] <Frans |
condenseren indampen 1624 [Aanv wnt] <Frans |
conditie voorwaarde, toestand 1281 [vmnw] <Frans |
conditie lichamelijke gesteldheid 1898 [gvd] <Engels |
conditioner crèmespoeling 1999 [gvd] <Engels |
condoleren rouwbeklag betuigen 1650 [mey] <Latijn |
condominium gemeenschappelijke soevereiniteit, gemeenschappelijk eigendom 1832 [wei] <modern Latijn |
condoom voorbehoedmiddel 1847 [kku] <Engels |
condor roofvogel 1762 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
conducteur kaartjesknipper 1866 [wnt] <Frans |
confectie in massa gemaakte kleding 1895 [Broeckaert] <Frans |
confederatie verbond 1576 [Aanv wnt] <Frans |
conference optreden van een conferencier 1920 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
conferentie vergadering 1592 [wnt verbaasdheid] <me Latijn |
confessie belijdenis 1300 [mnw] <Frans |
confetti papiersnippers 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
confidentie vertrouwelijke mededeling, vertrouwen 1619 [wnt agresseur Suppl] <Latijn |
configuratie samenstel van figuren 1669 [mey] <Frans |
configuratie samenstel van computer en randapparatuur 1975 [R84] <Engels |
confirmeren bevestigen 1276-1300 [cg Kerst.] <Frans |
confiscatie verbeurdverklaring 1460 [hws] <Frans |
confisqueren verbeurdverklaren 1467-1490 [hws] <Frans |
confituren gekonfijte vruchten 1561 [Secreten van den eerweerdighen heere Alexis Piemontois] <Frans {4.1.6} |
conflict onenigheid 1658 [mey] <Latijn |
conform voorzetsel 1559 [Aanv wnt] <Frans {4.2} |
confrater vakgenoot 1650 [mey] <me Latijn |
confrère vakgenoot 1583 [wnt strooien] <Frans |
confronteren tegenover elkaar plaatsen 1609 [Aanv wnt] <Frans |
confucianisme leer van Confucius 1882 [Picarta: titel van J. Legge] |
confuus verward 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
conga Midden-Amerikaanse dans 1976 [wp] <Spaans {3.2/4.1.15} |
congé ontslag 1599 [Claes Tw. 11] <Frans |
congenitaal aangeboren 1886 [kku] |
| |
| |
congestie ophoping van bloed 1624 [Aanv wnt] <Frans |
conglomeraat samenklontering 1847 [kku] <Frans |
congregatie kerkelijke vereniging 1893 [wnt] <Frans |
congres samenkomst 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
congruent overeenstemmend 1658 [mey] <Latijn |
conifeer naaldboom 1863 [Aanv wnt] <Frans |
conisch kegelvormig 1824 [wei] <Frans |
conjugatie vervoeging 1540 [Aanv wnt] <Latijn |
conjunctie voegwoord 1552 [Aanv wnt] <Latijn |
conjunctief aanvoegende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
conjunctiva oogbindvlies 1901 [kui] <modern Latijn |
conjunctivitis ontsteking van de conjunctiva 1847 [kku] <modern Latijn |
conjunctuur samentrekkende invloedrijke omstandigheden 1591 [wnt kloek i] <me Latijn |
connaisseur kenner 1847 [kku] <Frans |
connectie verbinding 1720 [mey] <Frans |
connectie invloedrijke relatie 1916 [wnt] <Engels |
connotatie gevoelswaarde 1698 [mey] <me Latijn |
conrector onderdirecteur 1602 [wnt toeschrijven] |
consacreren wijden 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
consecutief opeenvolgend 1669 [mey] <Frans |
consensus eenstemmigheid 1847 [kku] <Latijn |
consequent logisch 1648 [wnt watersnood] <Frans |
conservatief behoudend 1847 [kku] <Engels |
conservator bewaarder, toezichthouder 1847 [kku] <Latijn |
conservatorium muziekacademie 1824 [wei] |
conserven ingelegde vruchten, verduurzaamde levensmiddelen 1407-1432 [mnw sucade] <Frans {4.1.6} |
conserveren bewaren 1526 [hws] <Frans |
consideratie overweging 1524 [hws] <Frans |
consignatie het ten verkoop geven 1892 [wnt] <Frans |
consigne wachtwoord, opdracht 1847 [kku] <Frans |
consistent duurzaam 1824 [wei] <Latijn |
consistorie r.-k.: vergadering van kardinalen 1350 [mnw] <Latijn |
consistorie prot.: kerkenraad 1595 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
console draagsteen 1824 [wei] <Frans |
console bedieningspaneel van computer 1989 [De Coster 1999] <Engels |
consolideren duurzaam maken 1351 [hws] <Frans |
consommé heldere bouillon 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
consonant medeklinker 1530 [wnt verminkt] <Latijn |
consorten medestanders 1451-1500 [mnw] <Latijn |
consortium tijdelijke vereniging van ondernemingen 1901 [kui] <Latijn |
conspiratie samenzwering 1460 [hws] <Frans |
constant onveranderlijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
constateren vaststellen 1824 [wei] <Frans |
constellatie sterrenbeeld 1451-1475 [Mak] <Frans |
consternatie ontsteltenis 1667 [Aanv wnt] <Frans |
constipatie verstopping 1832 [wei] <Frans |
constitueren vaststellen 1507 [Aanv wnt] <Frans |
constitutie grondwet 1728 [Claes Tw. 11] <Frans |
constructie bouw 1332 [hws] <Frans |
constructivisme kunstrichting die werkt met geometrische figuren 1934 [Aanv wnt] |
construeren samenstellen 1663 [mey] <Frans |
consul gevolmachtigd vertegenwoordiger van land 1470 [hws] <Latijn |
consul Romeinse magistraat 1824 [wnt] <Latijn |
consulent raadgever 1824 [wei] |
consult raad 1799 [Picarta: titel Het gewaand consult, blijspel] <Frans {3.2} |
consulteren raadplegen 1513 [hws] <Frans |
consument verbruiker 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
consumeren gebruiken, verbruiken 1493 [Mak] <Latijn |
consuminderen minder consumeren 1899 [Koenen, Woordverklaring 209] {1.3} |
consumptie verbruik 1580 [wnt voorbij] <Latijn |
contact aanraking 1872 [gvd] <Frans |
contactlens lens ter vervanging van een bril 1950 [Aanv wnt] |
container laadbak 1948 [kwt] <Engels |
contaminatie het dooreenhalen van verschillende uitdrukkingen 1912 [kku] <Latijn |
contant in gereed geld 1569 [Kool] <Frans |
contemplatie beschouwing, meditatie 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
| |
| |
contemporain hedendaags 1832 [wei] <Frans |
content tevreden 1396 [Moors 307, 68] <Frans |
content inhoud, vulling 1994 [Sanders 2001] <Engels |
contentieus betwistbaar 1523 [Aanv wnt] <Frans |
contesteren betwisten 1650 [mey] <Frans |
context samenhang 1824 [wei] <Frans |
continent vasteland 1824 [wei] <Frans |
continent de uitscheiding kunnende beheersen 1846 [Aanv wnt] <Frans |
contingent vast aandeel of hoeveelheid 1625 [wnt] <Frans |
contingentie toevalligheid 1650 [mey] <Latijn |
continu onafgebroken 1663 [mey] <Frans |
continueren voortzetten 1400 [mnw] <Frans |
continuo aanhoudend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
conto rekening 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
contour omtrek 1824 [wei] <Frans |
contra voorzetsel 1555 [wnt wijnschrading] <Latijn {4.2} |
contrabande smokkelwaar 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Frans |
contrabas snaarinstrument 1754 [wnt trompet] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
contraceptie verhindering van conceptie 1975 [R75] <Frans {3.2} |
contract schriftelijke overeenkomst 1391 [Claes] <Frans of Latijn |
contractie samentrekking 1669 [mey] <Frans |
contradans dans van tegenover elkaar geplaatste dansers 1697 [wnt] <Frans {4.1.15} |
contradictie tegenspraak 1512 [hws] <Frans |
contraheren samentrekken 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
contrair tegengesteld 1824 [wei] <Frans |
contrapunt verbinding van aantal stemmen op bepaald motief 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
contraseign medeondertekening door minister 1912 [kku] <Frans |
contrast tegenstelling 1785 [wnt voorschijn] <Frans |
contratenor hoge mannenstem 1591 [wnt vlijen] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
contrefilet lendenbiefstuk 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
contreien streken 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
contribuabel schatplichtig 1488 [hws] <Frans |
contribueren bijdragen 1454 [hws] <Frans |
contributie vaste bijdrage 1432-1468 [mnw betrecken] <Frans |
controle inspectie 1392 [Debrabandere, Wat woorden weten, 142] <Frans |
controle beheersing 1975 [R75] <Engels |
controleren inspecteren 1548 [wnt] <Frans {1.2.3/1.2.5} |
controleren beheersen 1945 [Onze Taal dec.] <Engels {1.2.3/1.2.5} |
controverse twistpunt 1824 [wei] <Frans |
controversieel tegenspraak oproepend 1959 [Aanv wnt] |
conus kegel 1645 [wnt wiskunst] <Latijn |
convalescent herstellend 1791 [Aanv wnt] <Frans |
convectie overbrenging van warmte door bv. lucht 1911 [wnt warmte] <Latijn |
convector aanjager voor warme lucht 1955 [Aanv wnt] <Latijn |
convenant overeenkomst 1801 [wnt vigilantie] <Frans {3.2} |
conveniëren gelegen komen 1650 [mey] <Frans |
convent klooster 1236 [cg i 1, 27] <Frans |
conventie overeenkomst, vergadering 1398 [Moors 75, 5] <Frans |
conventikel buitenkerkelijke godsdienstige bijeenkomst 1544 [wnt anabaptist Suppl] <Latijn |
conventioneel traditioneel 1668 [wnt verzekering] <Frans |
conventioneel niet-atomair 1961 [gvd] <Engels |
convergeren in één punt samenkomend 1824 [wei] <Frans |
convers lekenbroeder 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8} |
conversatie gesprek 1734 [wnt] <Frans |
converseren een gesprek voeren 1840 [wnt uitstaan] <Latijn |
conversie omzetting 1619 [wnt] <Frans |
converteren verwisselen 1505 [hws] <Frans |
converteren omzetten naar ander computerprogramma 1991 [Mini/micro computer jun. 6, 8] <Engels |
convertibiliteit inwisselbaarheid 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
convertor signaalomzetter, toestel voor chemische omzetting 1912 [kku] |
convex bolrond 1659 [Aanv wnt] <Frans |
convocatie samenroeping 1586 [wnt] <Frans |
cookie tekstbestand met gegevens over de bezoeker van een website 1998 [De Coster 1999] <Engels |
cool tof 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels |
coöperatie samenwerking 1663 [mey] <Frans |
coopertest test voor lichamelijke conditie bij het vliegen 1989 [EWB1] |
| |
| |
coöptatie kiezen van nieuwe leden door de zittende 1824 [wei] <Frans |
coördineren afstemmen 1658 [mey] <me Latijn |
copieus overvloedig 1546 [Jaarboek Stichting inl jaar 1993, 69-87] <Frans |
copla Spaanse dichtvorm 1929 [Werumeus Buning, Et in terra] <Spaans {3.2} |
copula koppelwerkwoord 1901 [kui] <Latijn |
copuleren paren 1872 [gvd] <Latijn {4.4} |
copyleft recht om software aan te passen en te distribueren onder vermelding van de oorspronkelijke makers 2000 [Sanders 2001] <Engels |
copyright auteursrecht 1912 [kku] <Engels |
cordoba munteenheid van Nicaragua 1912 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
cordon bleu gevulde schnitzel 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Frans {3.2/4.1.6} |
corduroy koordmanchester 1899 [dbl] <Engels {4.1.9} |
corebusiness kernactiviteit 1995 [Financieel-Economische Tijd 12/1/1995] <Engels |
cornedbeef vlees in blik 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
corner hoekschop 1950 [gvd] <Engels |
cornflakes maïsvlokken 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.6} |
corona kransvormige buitenste atmosfeer van de zon 1900 [wnt uitbreiding] <Latijn |
coronair m.b.t. de kransslagader 1923 [Aanv wnt] <Frans |
corporatie vakgenootschap 1793 [wnt] <Engels {3.2} |
corps vereniging 1810 [wnt ambitie Suppl] <Frans {3.2} |
corpulent gezet 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
corpus lichaam 1553 [wnt architect Suppl] <Latijn |
corpus begrensde verzameling teksten 1976 [gvd] <Engels |
correct juist 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
correctie verbetering 1445 [mnw] <Frans |
correctioneel verbeterend 1820 [Aanv wnt] <Frans |
correlatie wederzijdse betrekking 1824 [wei] <Frans |
correspondentie briefwisseling 1579 [wnt verstand] <me Latijn |
corrida stierengevecht 1898 [gvd] <Spaans {3.2} |
corridor gang 1669 [mey] <Italiaans {3.2} |
corrigeren verbeteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
corroderen aantasten 1597 [wnt voortsgaan] <Frans |
corrumperen bederven 1287 [cg NatBl] <Latijn |
corrupt bedorven 1503 [wnt twijfelen] <Latijn |
corsage versiersel op bovenstuk van japon 1849 [wnt] <Frans |
corselet combinatie van korset en bustehouder 1950 [gvd] <Frans |
corso optocht 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
cortex schors 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
cortison hormoon uit bijnierschors 1955 [Aanv wnt] |
corvee beurtelings te verrichten werkzaamheden 1815 [wnt] <Frans |
coryfee uitblinker 1824 [wei] <Frans |
cosinus sinus van het complement van een hoek 1777 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cosmetica cosmetische middelen 1734 [HubWes] <modern Latijn |
cotangens tangens van het complement van een hoek 1772 [Stammetz-La Bordus, Wisk. Wrdb.] <modern Latijn |
coterie besloten gezelschap 1807 [wnt solide] <Frans {3.2} |
cotoneaster dwergmispel 1901 [kui] <modern Latijn |
cottage huisje 1912 [kku] <Engels |
couchette bed in trein 1917 [kwt] <Frans |
coulant toegevend 1855 [kku] <Frans |
coulisse beweegbaar stuk van toneeldecor 1839 [wnt trombone] <Frans |
coulomb elektrische eenheid 1894 [wnt watt] |
counter toonbank, buffet 1940 [Posthumus] <Engels |
countertenor hoge mannenstem 1952 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
country popmuziek uit de zuidelijke vs 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16} |
coup staatsgreep 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
coupé treincompartiment 1847 [kku] <Frans {1.2.3} |
coupe snit 1895 [wnt] <Frans |
couperen afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van kaarten) 1824 [wei] <Frans |
couperose aandoening met rode vlekken 1863 [kku] <Frans |
couplet strofe 1623 [wnt vers i] <Frans |
coupon bewijsbon 1775 [wnt] <Frans |
coupon restant stof 1916 [wnt z.j.] <Frans |
coupure insnede 1875 [Aanv wnt] <Frans |
coupure grootte waarin bankpapier wordt uitgegeven 1929 [kwt] <Frans |
courage moed 1548 [wnt wolf] <Frans |
courant gangbaar 1554 [wnt] <Frans |
coureur wielrenner, autorenner 1934 [kwt] <Frans |
| |
| |
coureuse licht rijtuig 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
courgette pompoen 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
courtage makelaarsloon 1520 [wnt profijt] <Frans |
courtisane vrouw van lichte zeden 1614 [De Jonge iv, 19] <Frans {4.1.13} |
couturier modeontwerper 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.13} |
couvert briefomslag 1656 [wnt] <Frans |
couvert bestek voor één persoon 1729 [Claes Tw. 11] <Frans |
couveuse broedmachine 1865 [kvw] <Frans |
cover hoes 1969 [R75] <Engels |
cowboy veedrijver 1899 [dbl] <Engels |
coyote hondachtige 1912 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
crack uitblinker in sport 1897 [koe] <Engels |
crack zeer verslavende drug 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
cracker droge biscuit 1950 [gvd] <Engels {4.1.6} |
cranberry veenbes 1942 [Heinsius, Geïllustreerde flora 77] <Engels {4.1.2} |
crank verbindingsstuk van fiets 1897 [koe] <Engels |
crapaud leunstoel 1867 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
crapuul gespuis 1847 [kku] <Frans |
craquelé met barstjes 1912 [kku] <Frans |
crash krach, ongeval 1936 [Aanv wnt] <Engels |
crawlen met bovenarmse zwemslagen zwemmen 1950 [Kleine wp 416] <Engels {4.1.18} |
crayon tekenstift 1618 [wnt] <Frans |
crazy gek 1968 [kwt] <Engels |
creatie schepping 1571 [wnt] <Frans |
creatuur schepsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
crèche kinderbewaarplaats 1881 [Aanv wnt] <Frans |
credit tegoed, schuldig 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
creditcard betaalkaart 1974 [Posthumus] <Engels |
credo geloofsbelijdenis 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
creëren scheppen 1618 [Courante uyt Italien, 30 nov. 1b] <Frans |
crematie lijkverbranding 1875 [Picarta: titel van L. Plantenga] <Frans |
crematorium gebouw voor lijkverbranding 1898 [gvd] <modern Latijn {3.2} |
crème room 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
creoline ontsmettingsmiddel 1898 [gvd] |
creool iem. van gemengd bloed 1740 [Ontwerp tot beschrijving Surinaamen 88] <Frans |
creosoot bederfwerend middel 1863 [Rijnhart i, 509b] |
crêpe weefsel 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
crêpe dunne pannenkoek 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
creperen sterven 1824 [wei] <Duits {4.4} |
crescendo bijwoord: toenemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cretonne katoenen stof 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
crew bemanning 1932 [Aanv wnt] <Engels |
cricket balspel 1866 [Alg. Ned. Enc. v, 1] <Engels {4.1.18} |
crime misdaad 1485 [mnw] <Frans |
criminaliteit misdadigheid 1865 [kvw] <Frans |
crimineel misdadig 1467-1490 [hws] <Frans |
crinoline hoepelrok 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 184] <Frans {1.4} |
crisis keerpunt 1763 [wnt vertoef] <Latijn |
criterium onderscheidend kenmerk 1663 [mey] <modern Latijn |
criticaster muggenzifter 1842 [Aanv wnt] <Spaans {3.2} |
criticus beoordelaar 1698 [wnt] <Latijn |
croissant halvemaanvormig broodje 1906 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
crooner neuriënde liedjeszanger 1948 [kwt] <Engels |
croque-monsieur tosti met ham en kaas 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
croquet balspel 1886 [wnt water] <Engels {4.1.18} |
crossen ruig rijden 1984 [gvd] <Engels |
croton plant 1847 [kku] <modern Latijn |
croupier spelleider 1824 [wei] <Frans |
crouton stukje geroosterd brood 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
crown munt van 5 shilling 1847 [kku] <Engels |
cru wijnoogst 1865 [Aanv wnt] <Frans |
cru onverbloemd 1886 [kku] <Frans |
cruciaal doorslaggevend 1976 [gvd] <Frans |
crucifix kruisbeeld 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
cruise vakantietocht met schip 1953 [Aanv wnt] <Engels |
crusaat oude Portugese munt 1562-1592 [mnw] <Portugees {3.2/4.1.12} |
crustaceeën schaaldieren 1847 [kku] <modern Latijn |
crux kernprobleem 1953 [wnt trefwoord] <Latijn |
cruzeiro munteenheid van Brazilië tot 1994 1942 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
cryogeen koudmakend 1931 [kwt] |
| |
| |
crypte onderaardse gang, grafkelder 1569 [wnt] <Frans |
cryptogram kruiswoordraadsel 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18} |
csardas Hongaarse volksdans 1886 [kku] <Hongaars {4.1.15} |
cue aanwijzing voor het opkomen van een acteur 1984 [gnn] <Engels |
cuisinier kok 1929 [kwt] <Frans {4.1.13} |
culinair m.b.t. de keuken 1824 [wei] <Frans |
culmineren zijn toppunt bereiken 1847 [kku] <Frans |
cultivar kunstmatig gekweekt ras 1952 [wnt tuinbouwkundig ii] <Engels |
cultiveren bebouwen, aankweken 1592 [Aanv wnt] <Frans |
cultureel m.b.t. de cultuur 1927 [Aanv wnt] <Frans |
cultus godsverering, eredienst 1824 [wei] <Latijn |
cultuur bebouwing 1544 [wnt] <Frans |
cultuur beschaving 1824 [wei] <Frans |
cumuleren opeenhopen 1650 [mey] <Frans |
cumulus stapelwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn |
cunnilingus het beffen 1984 [gvd] <Latijn |
cup wedstrijdbeker 1898 [gvd] <Engels |
cup kom van bustehouder 1961 [gvd] <Engels {3.2} |
curaçao likeursoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
curare pijlgif 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
curatele voogdij 1546 [wnt sober] <me Latijn |
curator beheerder 1483 [wnt tutele] <Latijn |
cureren genezen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
curettage het schoonschrapen van de baarmoeder 1923 [Aanv wnt] <Frans |
curie pauselijke regering 1851 [wnt] <Latijn |
curie eenheid van radioactiviteit 1942 [Aanv wnt] |
curieus merkwaardig 1682 [wnt] <Frans |
curiositeit merkwaardigheid 1824 [wei] <Frans |
curium chemisch element 1949 [ensie iv, 247] <modern Latijn |
curling spel op het ijs 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
curriculum levensloop 1899 [dbl] <Latijn |
curry kerrieschotel 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
cursief schuin (van letters) 1566 [wnt] <Frans |
cursist leerling 1946 [wnt tuig ii] |
cursiveren met cursieve letter drukken 1886 [Aanv wnt] |
cursor indicator op een computerbeeldscherm 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 13] <Engels |
cursus leergang 1804 [wnt vermakelijk] <Latijn |
curve kromme lijn 1777 [wnt regulier] <Latijn |
custard poeder voor pudding 1847 [kku] <Engels |
cutter snijwerktuig 1929 [kwt] <Engels |
cv centrale verwarming 1961 [gvd] <L {3.4/4.1.9} |
cyaan giftig gas 1831 [Aanv wnt] |
cyanose blauwzucht 1913 [Aanv wnt] <Frans |
cybernetica stuurkunde 1953 [Aanv wnt] <Engels |
cyberspace virtuele ruimte in netwerken 1992 [De Coster 1999] <Engels |
cyclamen plantengeslacht 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cyclisch een cyclus vormend 1847 [kku] |
cycloïde vlakke kromme lijn beschreven door een punt op een voortbrengende cirkel 1824 [wei] <Frans |
cycloon wervelstorm 1863 [Aanv wnt] <Engels {4.1.1} |
cycloop eenogige reus 1824 [wei] <Frans |
cyclotron cirkelvormige deeltjesversneller 1948 [kwt] |
cyclus kring, reeks 1824 [wei] <Latijn |
cynisch bitter 1848 [Toll.] <Duits |
cyperse kat grijs gestreepte kat 1661 [wnt] {4.1.3} |
cyrillisch naam van een Slavisch schrift 1832 [wei] |
cyste blaasgezwel 1847 [kku] |
|
daad* handeling 901-1000 [wps] |
daadwerkelijk feitelijk 1906 [wnt uitsluitsel] {3.3} |
daags* dagelijks 1597 [wnt] |
daalder zilveren munt 1566 [Van Gelder 1965] <Nederduits {1.2.4/1.3/3.2/4.1.12} |
daar* bijwoord van plaats 901-1000 [wps] |
daar* onderschikkend voegwoord 1280 [vmnw] {4.2} |
daarenboven* onderschikkend voegwoord 1569 [wnt] {4.2} |
daarentegen* onderschikkend voegwoord 1484 [mnw] {4.2} |
daas* onwijs 1350 [mnw] |
daas* insect 1485 [mnw] |
da capo bijwoord: van het begin af 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
dactyloscopie onderzoeken van vingerafdrukken 1912 [kku] |
dactylus versvoet met één beklemtoonde en twee onbeklemtoonde lettergrepen 1784 [wnt tuigage] <Latijn |
| |
| |
dadaïsme kunstrichting 1923 [Aanv wnt] <Frans |
dadel vrucht van dadelpalm 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.2} |
dadelijk* bijwoord van tijd: aanstonds 1626 [wnt] {4.1.7} |
dader* bedrijver 1644 [wnt] |
dading* vergelijk, transactie 1288 [mnw] |
dag* etmaal, tijd dat het licht is 901-1000 [wps] {4.1.7} |
dag ponjaard, korte degen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.14} |
dag* tussenwerpsel: groet 1859 [wnt] {4.3} |
dagboek* aantekeningen van dagelijkse gebeurtenissen 1621 [wnt dag i] |
dagelijks* iedere dag 901-1000 [wps] |
dagen* oproepen 1240 [Bern.] |
dageraad* aanbreken van de dag 1240 [Bern.] {4.1.7} |
dagjesmensen* mensen die één dag uitgaan 1939 [wnt touringcar] |
Dagobert Duck zeer rijk persoon 1952 [Picarta: strip Donald Duck] <Engels {4.4} |
dagtekenen* dateren 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
daguerreotype primitieve foto 1847 [kku] <Frans {4.1.17} |
dagvaarden* oproepen voor het gerecht 1522 [wnt relievement] |
dahlia sierplant 1846 [wnt vallen] <modern Latijn |
daimio edelman 1877 [wp, dl. 9, 47] <Japans {3.2} |
daiquiri cocktail 1974 [Culinaire Enc.] <Engels {4.1.6} |
dak* bedekking van huis 1240 [Bern.] |
dal* vallei 856 [Claes] {1.2.6/2.3} |
dalai lama hoofd der boeddhisten in Tibet 1824 [wei] <Tibetaans |
dalasi munteenheid van Gambia 1971 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12} |
dalen* omlaag gaan 1285 [cg Rijmb.] |
dalkonschildje anticonceptiemiddel 1988 [Picarta: titel van J.H.M. van den Boogaard en C.M.F. Snijders] |
dalles armoede 1886 [kku] <Jiddisch {3.2} |
dalmatiner hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Duits {3.2/4.1.3} |
dalton eenheid van moleculegewicht 1955-1956 [Aanv wnt] |
daltononderwijs individuele onderwijsmethode 1950 [gvd] |
dalven bedelen 1844 [Endt] <Jiddisch {3.2} |
dam* waterkering 1165 [Slicher] {2.4} |
damar hars 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 124] <Indonesisch {3.2} |
damast weefsel 1480 [mnw] <Frans {4.1.9} |
dame vrouw 1401-1425 [mnw] <Frans |
dame koningin in het schaakspel 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits |
dameswensen heimelijke seksuele verlangens van vrouwen 1980 [Sanders 1999] {4.4} |
damhert herkauwer 1562 [Dict. Tetraglotton] {1.2.4/1.2.5/4.1.3} |
dammen* spel 1567 [Junius] {4.1.18} |
damp* nevel 1573 [Plantijn] {1.2.6/4.1.1} |
dan* bijwoord van tijd: op die tijd, in dat geval 901-1000 [wps] {4.1.7} |
dan een meestergraad bij Japanse sporten 1961 [gvd] <Japans {3.2} |
dancing dansgelegenheid 1926 [koe] {3.3} |
dandy fat 1832 [wei] <Engels |
danig* zeer, zeer groot 1781 [wnt] |
dank* erkentelijkheid 901-1000 [wps] |
danken* dank betuigen 1100 [Willeram] |
dankzij* voorzetsel 1764 [wnt dank] {4.2} |
dans beweging op muziek 1240 [Bern.] <Frans {4.1.15} |
danse macabre dodendans 1865 [kvw] <Frans |
dansen op muziek bewegen 1240 [Bern.] <Frans |
dansmarieke majorette 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
dapper* flink, sterk 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.3} |
dapper* moedig 1637 [wnt] {1.2.3} |
dar* mannetjesbij 1488 [mnw] {3.1} |
darcy eenheid van permeabiliteit 1961 [gvd] |
darink* slib 1237 [Slicher] {2.4} |
darkroom donkere ruimte voor anonieme homoseks 1988 [De Coster 1999] <Engels |
darm* spijsverteringskanaal 1240 [Bern.] {3.1} |
dartel* speels 1537 [Claes Tw. 12] |
darts werpspel met pijltjes 1984 [gvd] <Engels {4.1.18} |
das* marterachtige 1287 [Cg NatBl] {4.1.3} |
das halsdoek 1666 [Wortel Tw. 11] <? {3.5} |
das stropdas 1832 [Wortel Tw. 11] <? {3.5} |
dashboard instrumentenpaneel in auto e.d. 1937 [koe] <Engels |
dashond hondensoort 1810 [wnt afrennen Suppl] <Duits {4.1.3} |
dat* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
dat* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
data gegevens, feiten 1734 [HubWes] <Latijn |
database elektronische gegevensbank 1977 [accu-wegwijzer 22] <Engels |
dateren dagtekenen 1599 [Kil. App.] <Frans |
| |
| |
datief derde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
dat-recorder digitale cassetterecorder 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
datsja buitenverblijf van Russische welgestelden 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2} |
datum dagtekening 1297 [cg i West-Holland] <Latijn |
dauw* gecondenseerde waterdamp 1100 [Willeram] {4.1.1} |
dauwworm* eczeem 1697 [wnt] |
daveren* dreunen, schudden 1301-1400 [mnw] {3.1/5} |
davit ophanging van sloep 1858 [wnt] <Engels |
dazen* onzin uitslaan 1599 [Kil.] |
de* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
deadline uiterste datum 1974 [koe] <Engels |
dealer handelaar 1931 [kwt] <Engels {4.1.13} |
dealer handelaar in drugs 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.13} |
debacle ondergang 1912 [kku] <Frans |
deballoteren afstemmen van kandidaat 1847 [kku] {3.3} |
debarkeren ontschepen 1596 [wnt volontair ii] <Frans |
debater iem. die in een debat optreedt 1885 [Aanv wnt] <Engels |
debatteren discussiëren 1599 [Kil.] <Frans |
debet tegoed 1645 [wnt uitgifte] |
debiel zwakzinnig 1650 [mey] <Frans |
debiet afzet 1735 [wnt] <Frans |
debiteren als debet boeken 1718 [wnt woekerhandel] <Frans |
debiteren opdissen, vertellen 1780 [wnt] <Frans |
debrayeren ontkoppelen 1929 [kwt] <Frans |
debunking het doorprikken van gevestigde reputaties 1968 [kwt] <Engels |
debuteren voor het eerst optreden 1824 [wei] <Frans |
decaan voorzitter van faculteit 1832 [wei] <Latijn |
decade tijdperk van 10 dagen 1824 [wei] <Frans {3.2/4.1.7} |
decadent ontaard 1929 [kwt] <Frans |
decaëder tienvlak 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
decagram 10 gram 1819 [wnt lood] <Frans {3.2} |
decaliter 10 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decameter 10 meter 1802 [wnt kilometer] <Frans {3.2} |
decanteren afgieten 1669 [mey] <Frans |
decatlon tienkamp 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
december twaalfde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
decennium tijdruimte van 10 jaren 1824 [wei] <Latijn {4.1.7} |
decent eerbaar 1553 [Aanv wnt] <Frans |
decentie eerbaarheid 1553 [Aanv wnt] <Frans |
decentralisatie spreiding 1912 [kku] <Frans |
deceptie teleurstelling 1498 [hws] <Frans |
decharge ontheffing 1618 [wnt vermaan] <Frans |
decibel verhoudingsmaat voor m.n. geluid 1938 [Aanv wnt] |
decideren beslissen 1520 [hws] <Frans |
decigram 0,1 gram 1819 [wnt korrel] <Frans {3.2} |
deciliter 0,1 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decimaal tiendelig 1824 [wei] <Frans |
decimeren ter dood brengen, uitdunnen 1824 [wei] <Frans |
decimeter 0,1 meter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decisie beslissing 1559 [Aanv wnt] <Frans |
deck band- of cassetteapparaat zonder versterker 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.17} |
declamando op declamerende toon 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
declamatie het voordragen 1734 [wnt] <Frans |
declameren voordragen 1735 [wnt] <Frans |
declarant hij die declareert 1884 [wnt transportkosten] <Latijn |
declaratie verklaring 1292 [cg I3, 1720] <Frans |
declareren een declaratie indienen 1753 [wnt vast] <Frans |
declasseren uit een lijst schrappen 1912 [kku] <Frans |
declinatie grammaticale verbuiging 1633 [Ruijs] <Latijn |
declineren verbuigen 1552 [Aanv wnt] <Latijn |
decoderen ontcijferen 1942 [Aanv wnt] <Frans |
decolleté uitgesneden hals 1908 [Aanv wnt] <Frans |
decompressie snelle daling van luchtdruk 1886 [kku] |
deconfiture mislukking 1824 [wei] <Frans |
decor toneeltoerusting 1886 [kku] <Frans |
decoratie versiering 1533 [hws] <Frans |
decoreren versieren 1791 [wnt releveeren] <Frans |
decorum fatsoen 1650 [wnt welvoegend] <Latijn |
decreet verordening 1240 [Bern.] <Frans |
decrescendo afnemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
decreteren afkondigen van een besluit 1548 [hws] <Frans |
| |
| |
decubitus het doorliggen 1847 [kku] <modern Latijn |
dédain minachting 1824 [wei] <Frans |
deduceren afleiden 1546 [hws] <Latijn |
deductie het deduceren 1548 [Aanv wnt] <Frans |
deeg* mengsel 1240 [Bern.] |
deel* gedeelte 901-1000 [wps] |
deel* plank, vloer 1343-1344 [mnw] |
deelwoord* participium 1633 [Van Heule, Nederduytsche spraec-konst] |
deemoed onderworpenheid 1599 [Kil.] <Duits |
deerlijk* jammerlijk 1485 [mnw] |
deerne* jong meisje 901-1000 [wps] {4.1.4} |
deernis* medelijden 1327 [mnw] {3.1} |
de facto feitelijk 1510 [wnt usurpatie] <Latijn |
defaitisme moedeloosheid 1924 [gvd] <Frans |
defecatie ontlasting 1847 [kku] <Frans {4.4} |
defect beschadigd 1650 [mey] <Latijn |
defensie verdediging 1292 [cg I3, 1717] <Latijn |
defensief verdedigend 1549 [hws] <Frans |
defibrillator apparaat dat korte hartstilstand bewerkt 1979 [Wijnands&Ost] <modern Latijn |
deficit tekort 1824 [wei] <Frans |
defileren in smalle formatie voorbijtrekken 1681 [Aanv wnt] <Frans |
definiëren duidelijk omschrijven 1650 [mey] <Frans |
definitie begripsbepaling 1553 [Aanv wnt] <Frans |
definitief blijvend 1748 [wnt vredestractaat] <Frans |
deflatie waardevermeerdering van geld 1929 [kwt] <Frans |
deflexie verloren gaan van buigingsuitgangen 1898 [gvd] |
defloratie ontmaagding 1370-1378 [hws] <Frans |
deformatie misvorming 1847 [kku] <Frans |
deformeren misvormen 1593 [Aanv wnt] <Frans |
deftig* voornaam 1584 [Toll.] |
degelijk* deugdelijk 1327 [mnw] |
degen stootwapen 1500-1536 [mnw] <Duits {4.1.14} |
degene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 31] {4.2} |
degeneratie ontaarding 1669 [mey] <Frans |
degenereren ontaarden 1582 [Aanv wnt] <Frans |
degradatie verlaging in rang 1669 [mey] <Frans |
degraderen in rang verlagen 1350 [hws] <Frans |
dehydratie wateronttrekking 1961 [gvd] |
deiktisch aanwijzend 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
deinen* golven, wiegen 1618 [wnt] |
deinzen* achteruitwijken 1265-1270 [cg Lut.K] |
deïsme geloof aan één god 1820 [Aanv wnt] |
déja vu gewaarwording dat men iets eerder heeft gezien 1934 [Kath. Enc.] <Frans |
dejeuner lunch 1784 [wnt] <Frans |
dek* bedekking 1287 [cg NatBl] |
deken overste, hoofd 1210 [cg i 1, 2] <Latijn {4.1.8} |
deken* beddek 1326-1350 [hws] |
dekken* bedekken 901-1000 [wps] |
dekken* beschermen (met schild en fig.) 1350 [mnw] |
dekken* paren 1600 [wnt] |
dekken* vergoeden 1860 [wnt] |
deksel* klep 1240 [Bern.] |
deksels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1866 [wnt verhemelte] {4.3} |
del* duinvallei 1290 [cg I2, 1421] |
del* slet 1350 [mnw] {1.2.3} |
del* vod 1950 [gvd] {1.2.3} |
delcredere het borgstaan van commissionair 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
delegeren overdragen, afvaardigen 1597 [Aanv wnt] <Frans |
deleman rijtuigje 1937 [A. Viruly, Logboek 205] {4.1.10} |
delen* verdelen 901-1000 [wps] |
delf* sloot 1001-1050 [Künzel] {2.3} |
delgen tenietdoen 1477 [Teuth.] <Engels {3.2} |
deliberatie beraadslaging 1345 [hws] <Frans |
delibereren beraadslagen 1467-1490 [hws] <Frans |
delicaat fijn, teer 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
delicatesse lekkernij 1642 [wnt delicaat] <Frans {4.1.6} |
delicieus kostelijk 1300 [mnw] <Frans |
delict strafbaar feit 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
delinquent schuldige 1494-1512 [hws] <Frans of Latijn |
delirium waanzinnigheid 1660 [wnt ijlheid] <Latijn |
delisting als bedrijf vertrekken van de beurs 1999 [Sanders 2001] <Engels |
delta land omsloten door rivierarmen 1832 [wei] <Latijn |
delven* graven 1260 [cg i 1, 71,72] |
demagogie volksmennerij 1838 [Aanv wnt] <Frans |
demagoog volksmenner 1796 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
demarcatie grensscheiding 1824 [wei] <Frans |
| |
| |
demarreren zich losmaken uit peloton 1938 [Aanv wnt] <Frans |
dement zwakzinnig 1895 [wnt verwelken] <Frans |
dementeren dement worden of zijn 1934 [Aanv wnt] <Latijn |
dementia waanzin 1886 [kku] <Latijn |
demi overjas 1898 [gvd] |
demi-monde schijnbaar fatsoenlijken 1875 [wnt veridiek] <Frans |
demissionair aftredend 1929 [kwt] <Frans |
demo proefopname van muzieknummer 1984 [De Coster 1999] <Engels |
democratie volksregering 1600 [wnt] <Frans |
demograaf beschrijver van volkeren 1953 [Aanv wnt] |
demon boze geest 1809 [wnt uitgaan i] <Latijn |
demonstratie het aantonen 1596 [Aanv wnt] <Frans |
demonstratie betoging 1867 [Aanv wnt] <Engels |
demonstratief aanwijzend voornaamwoord 1638 [P.C. Hooft, Waernemingen op de Holl. tael] <Latijn |
demonstratief duidelijk, opvallend 1669 [mey] <Frans |
demonstreren aantonen 1595 [Aanv wnt] <Latijn |
demonteren uit elkaar nemen 1824 [wei] <Frans |
demoraliseren moedeloos maken 1847 [kku] <Frans |
demotie verlaging in rang 1984 [gvd] <Engels |
demotie terugzetting in rang of salaris 1996 [De Coster 1999] |
dempen* dichtgooien, temperen 1620 [wnt] |
den* boomsoort 1225 [Claes] |
denar munteenheid van Macedonië 1993 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Macedoons {3.2/4.1.12} |
denarius oude Romeinse munt 1637 [Statenvertaling (Kantt. op Mattheus 18:29)] <Latijn |
denatureren onbruikbaar maken voor consumptie 1824 [wei] <Frans |
denderen* dreunend schokken 1876 [wnt] {3.1} |
dendriet minerale afzetting in de vorm van boom in gelaagd gesteente 1734 [HubWes] |
denier garennummer 1949 [wnt vezel] <Frans |
denigreren minachtend spreken van 1607 [Aanv wnt] <Frans |
denim katoenen stof 1917 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
denken* het verstand gebruiken 901-1000 [wps] |
denkraam* denkvermogen 1950 [R75] {4.4} |
denominatie naamgeving 1524 [hws] <Latijn |
denominatief van een naamwoord afgeleid 1625 [Ruijs] <Latijn |
densimeter instrument voor bepaling van dichtheid 1872 [Aanv wnt] |
densiteit dichtheid 1624 [Aanv wnt] <Frans |
dentaal met de tanden gevormd 1847 [kku] <Frans |
denudatie erosie 1824 [wei] <Frans |
deodorant ontgeuringsmiddel 1968 [Aanv wnt] <Engels |
deontologie plichtenleer 1847 [kku] <Engels |
depanneren repareren 1961 [gvd] <Frans |
departement bestuurlijke afdeling 1712 [wnt vreemde i] <Frans |
dependance bijgebouw 1929 [kwt] <Frans |
deplorabel betreurenswaardig 1600 [Aanv wnt] <Frans |
deponent die een verklaring aflegt 1543 [wnt wetendheid] <Frans |
deponeren neerleggen, in bewaring geven 1495 [wnt alzoo Suppl] <Latijn |
deporteren naar een strafkolonie brengen 1650 [mey] <Frans |
deposito het in-bewaring-geven, in bewaring gegeven waarden 1585 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
depot bewaargeving 1789 [wnt tamboer] <Frans |
deppen* betten 1909 [wnt] {3.1} |
depreciëren in waarde of waardering (doen) dalen 1824 [wei] <Frans |
depressie gedruktheid 1720 [mey] <Frans |
depressie lage luchtdruk 1886 [kku] <Frans |
deprimeren neerdrukken 1669 [mey] <Frans |
deprivatie tekort aan zintuiglijke ervaringen of slaap 1976 [gvd] <Engels |
deputeren afvaardigen 1358 [hws] <Frans |
derailleren ontsporen 1896 [wnt trein] <Frans |
derailleur versnellingsmechanisme van een fiets 1951 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
derangeren storen 1789 [Aanv wnt] <Frans |
dereguleren overheidsbemoeienis terugbrengen 1984 [gvd] <Engels |
deren* schade doen 1100 [Willeram] |
dergelijk* aanwijzend voornaamwoord 1236 [cg i 1, 29] {4.2} |
derhalve* bijwoord van hoedanigheid: op die grond 1524 [wnt voltrekken] |
derivaat afgeleide 1868 [wnt uramil] <Latijn |
derivatie afleiding 1650 [mey] <Frans |
| |
| |
dermatitis huidontsteking 1847 [Aanv wnt] <modern Latijn |
dermatologie leer der huidziekten 1847 [kku] |
derny motorfiets voor het gangmaken 1962 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
derrie* grondsoort, vuil 1343-1346 [mnw] |
derrière achterste 1847 [kku] <Frans {4.4} |
dertien* telwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
dertig* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
derven* missen 1236 [cg i 1, 26, 27] |
derwaarts* bijwoord van richting: naar de genoemde plaats 1407-1432 [mnw] {3.1} |
derwisj bedelmonnik 1721 [wnt reverteeren] <Turks {3.2} |
desa gemeente 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Indonesisch {3.2} |
desastreus rampspoedig 1847 [kku] <Frans |
desavoueren niet erkennen 1626 [wnt renvooi] <Frans |
descendent nakomeling 1580 [wnt universaliter] <Frans |
desem* zuurdeeg 1401-1450 [mnw] {3.1} |
deserteur wegloper 1688 [wnt] <Frans |
desespereren wanhopen 1669 [mey] <Frans |
desgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
desideratum het gewenste 1890 [wnt bovenaan] <Latijn |
design ontwerp 1974 [Posthumus] <Engels |
designatie aanwijzing 1650 [mey] <Frans |
designerdrug synthetische drug 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
desillusie ontgoocheling 1914 [gvd] <Frans |
desinfectans ontsmettingsmiddel 1942 [wnt amandel Suppl] <modern Latijn |
desinfecteren ontsmetten 1878 [wnt] <Frans |
desinformatie schijninformatie 1986 [koe] <Russisch {3.2} |
desintegreren uiteenvallen 1939 [Aanv wnt] <Frans |
desk bureau, balie 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
desktop bureaucomputer 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 6] <Engels {4.1.17} |
deskundig* vakbekwaam 1717 [wnt rekenboek] |
desnoods* bijwoord van causaliteit: zo nodig, in het uiterste geval 1671 [wnt] {3.1} |
desolaat troosteloos 1509 [hws] <Frans |
desperaat wanhopig, hopeloos 1485 [hws] <Latijn |
desperado roekeloos persoon 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
despoot alleenheerser 1824 [Claes Tw. 12] <Frans |
despotisch als een despoot 1799 [wnt vertegenwoordiger] <Frans {3.2} |
dessert nagerecht 1663 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.6} |
dessin patroon 1682 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
destalinisatie de afbraak van het stalinisme 1970 [Recht voor raap] |
des te* bijwoord: zoveel te 1100 [Willeram] {2.5} |
destinatie bestemming 1582 [wnt afvaren Suppl] <Frans |
destroyer torpedojager 1968 [kwt] <Engels {4.1.11} |
destructie vernietiging 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
detachement deel van eenheid dat elders wordt tewerkgesteld 1691 [wnt voetvolk] <Frans {4.1.14} |
detacheren elders plaatsen 1678 [wnt wijder i] |
detail bijzonderheid 1706 [wnt uitgeven i] <Frans |
detectie verkenning, onthulling 1663 [Aanv wnt] <Frans |
detective geheim politieagent 1902 [wnt wanbedrijf] <Engels {1.2.3} |
detective misdaadroman 1948 [Aanv wnt] {1.2.3/3.3} |
detector opsporingstoestel 1867 [wnt verklikker] <me Latijn |
detente politieke ontspanning 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
detentie hechtenis 1488 [hws] <Frans |
detergens reinigingsmiddel 1824 [wei] <Frans |
determinatie bepaling 1650 [mey] <Frans |
determineren bepalen 1498 [hws] <Frans |
detineren in hechtenis houden 1574 [wnt verstrikking] <Latijn |
detonatie ontploffing 1824 [wei] <Frans |
detonator apparaat om springstof te doen ontploffen 1929 [kwt] <modern Latijn |
detoneren ontploffen 1793 [Aanv wnt] <Frans |
detoneren opvallen 1921 [Aanv wnt] <Frans |
detox afkickafdeling van een verslavingszorgcentrum 1992 [Peptalk] <Engels |
deuce bij tennis: gelijke stand 1951 [Aanv wnt] <Engels |
deugd* het goed-zijn 1100 [Willeram] |
deugen* goed zijn 1240 [Bern.] |
deugniet* iemand die niet deugt, ondeugend kind 1564 [wnt] |
deuken* een buts maken 1772 [wnt kwetsen] {3.1} |
deun wijsje 1477 [Teuth.] <Duits {3.2} |
deur* toegang tot woning e.d. 901-1000 [wps] |
| |
| |
deurwaarder* gerechtelijk ambtenaar 1523 [wnt] |
deuterium zware waterstof 1942 [Aanv wnt] <modern Latijn |
deuvekater tussenwerpsel: bastaardvloek 1802-1809 [wnt] {4.3} |
deuvel* pin 1549 [hws] {3.1} |
deuvik* pin, stop in spongat 1599-1607 [Kil.] |
deux-chevaux type personenauto 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2/4.1.10} |
deux-pièces dameskostuum bestaande uit jasje en rok 1950 [Aanv wnt] <Frans |
devaluatie vermindering van waarde 1768 [wnt vermindering] |
deviant afwijkend 1984 [gvd] <Frans |
deviatie afwijking 1669 [mey] <Frans |
devies zinspreuk 1525 [wnt] <Frans |
deviezen geldswaarden ter betaling van buitenlandse schulden 1847 [kku] <Duits |
Devoon geologisch tijdvak 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] |
devoot vroom 1393 [Claes] <Frans |
devotie vroomheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
dextrose druivensuiker 1886 [kku] |
deze* aanwijzend voornaamwoord 1130 [cg ii 1, 131] {2.5/4.2} |
dezelfde, hetzelfde* aanwijzend voornaamwoord 1240 [vmnw] {4.2} |
dia projectieplaatje 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, 12b, 14b] |
diabetes suikerziekte 1778 [wnt pis] <Latijn |
diabolisch duivels 1824 [wei] <Frans |
diabolo speelgoed 1914 [gvd] <Frans {4.1.18} |
diachronisch in tijdsorde 1961 [gvd] |
diaconaal vanwege de diaconie 1919 [wnt wijk ii] <Frans |
diaconaat orde die volgt op het priesterschap 1847 [kku] <Frans |
diacones pleegzuster 1872 [gvd] <Frans {4.1.8} |
diadeem versierde hoofdband 1434 [mnw] <Frans |
diafragma middenrif 1660 [wnt vleesch] <Latijn {3.2} |
diafragma verstelbare lensopening 1885-1889 [wnt] <Frans |
diagnose beschrijving van aandoening 1857 [wnt lepra] <Frans |
diagonaal hoeklijn 1773 [wnt rhombus] <Frans |
diagram grafische voorstelling 1872 [gvd] <Frans |
diaken r.-k.: iem. die de hiërarchische wijding ontvangen heeft 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
diaken prot.: kerkelijke armenverzorger 1572 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
diakritisch onderscheidend 1950 [gvd] <Frans |
dialect streektaal 1723 [Claes Tw. 9] <Frans |
dialoog tweespraak 1380-1425 [hws] <Frans |
dialyse scheiding van stoffen 1912 [kku] <Frans |
diamant edelgesteente 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
diameter middellijn 1625 [wnt voortdragen] <Frans |
diapositief projectieplaatje 1898 [gvd] |
diarree buikloop 1624 [wnt rheumatisme] <Frans {4.4} |
diaspora verstrooiing buiten de landsgrenzen 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
diastase eiwitachtig ferment 1847 [kku] <Frans |
diatonisch voortschrijdend met hele of halve tonen 1809 [wnt toonladder] <Frans {3.2} |
dibbes gemoedelijke persoonsaanduiding 1961 [gvd] |
dichotomie indeling in tweeën 1720 [mey] <Frans |
dicht* nauw aaneensluitend 1286 [cg I2, 1176] |
dicht gedicht 1350 [mnw] |
dichten verzen maken 1350 [mnw] <Latijn |
dickeyseat zitplaats achterop wagen of motorfiets 1931 [kwt] <Engels |
dictaat wat gedicteerd wordt 1841 [wnt titel] <Latijn |
dictafoon dicteermachine 1920 [Aanv wnt] |
dictator onbeperkt gezaghebber 1614 [wnt werf ii] <Latijn |
dictatuur regering door dictator 1850 [wnt] <Frans of Latijn |
dictee speloefening 1929 [kwt] <Frans |
dicteren voorzeggen wat iem. moet opschrijven, voorschrijven 1451-1500 [mnw] <Frans |
dictie zegging 1894-1908 [wnt] <Frans |
dictionaire woordenboek 1758 [Kramer, Het Koninglyk Neder-Hoog-Duitsch Dictionnaire] <Frans |
didactisch lerend 1838 [wnt vooraleer] <Frans |
die* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
dieet leefregel m.b.t. de voeding 1617 [wnt] <Frans |
dief* iem. die steelt 1240 [Bern.] |
diefstal daad van stelen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits |
diegene* aanwijzend voornaamwoord 1284 [cg i] {4.2} |
diehard fanatieke aanhanger 1929 [kwt] <Engels |
| |
| |
dienaar ondergeschikte 1348 [mnw] {1.2.4} |
diender* politieagent 1866 [wnt] {1.2.4} |
dienen* geschikt of dienstig zijn, functie vervullen 901-1000 [wps] |
dienen* moeten, verplicht zijn 1642 [wnt] |
dienst* het dienen 1240 [Bern.] |
diep* ver naar beneden 701-800 [Claes] {2.3} |
diepte* de afmeting diep, het diep-zijn 1301-1400 [mnw] |
diepvriezen het invriezen beneden min 18 graden 1952 [Aanv wnt] <Engels |
diepvriezer apparaat om levensmiddelen in te vriezen 1953 [Aanv wnt] {4.1.9} |
dier* beest 901-1000 [wps] |
dies jaarlijkse feestdag 1950 [Aanv wnt] <Latijn |
diesel soort motor en de brandstof daarvoor 1907 [wp] <Duits |
dieselmotor door gasolie aangedreven motor 1910 [wnt uitvoeren] <Duits {4.1.10} |
dievegge vrouw die steelt 1440 [mnw] |
differentieel de verschillen aanwijzend 1620 [wnt verdienen] <Frans |
differentieel tandwielconstructie in achteras van auto's 1937 [Aanv wnt] <Frans |
differentiëren uiteenlopen 1823 [wnt integreren] <me Latijn |
diffractie buiging van stralen 1824 [wei] <Frans |
diffusie vermenging (van vloeistoffen), verstrooiing (van stralen) 1669 [mey] <Frans |
diffuus verspreid 1669 [mey] <Frans |
difterie slijmvliesontsteking 1895 [wnt ziekte] <Frans |
diftong tweeklank 1568 [Ruijs] <Latijn |
digestie spijsvertering 1569 [wnt] <Frans |
digibeet iem. die volstrekt onkundig is op het gebied van computers 1995 [De Coster 1999] |
digitaal cijferverwerkend 1959 [Aanv wnt] <Frans |
digitalis vingerhoedskruid 1663 [mey] <modern Latijn |
dignitaris waardigheidsbekleder 1864 [wnt nat] <me Latijn {4.1.8} |
dij* bovenbeen 901-1000 [wps] |
dijenkletser* grap die uitbundige reactie oproept 1959 [Aanv wnt] {3.1} |
dijk* aarden wal 1035 [Claes] {2.3} |
dijkgraaf voorzitter van waterschapsbestuur 1330-1332 [mnw] |
dijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
dik* (op)gezet 1089 [Claes] {2.3} |
dikkop iem. met een dik hoofd 1620 [wnt] {3.1/5} |
dikkop larve van een kikvors 1899-1906 [wnt] {3.1} |
dikte* de afmeting dik, het dik-zijn 1351 [mnw] {3.1} |
dikwerf* bijwoord van tijd: dikwijls 1744 [wnt water] {4.1.7} |
dikwijls* bijwoord van tijd: vaak 1514 [mnw] {1.2.4/3.1} |
dildo kunstpenis 1970 [Recht voor raap] <Engels |
dilemma moeilijke keuze 1765 [wnt dubbel i] <Latijn |
dilettant amateur 1824 [wei] <Duits of Frans |
diligence wagen voor personen- en postvervoer 1775 [wnt] <Frans {4.1.10} |
diligent ijverig 1524 [hws] <Frans |
dille* plantengeslacht 1225 [Claes] {4.1.6} |
Diluvium Pleistoceen 1856-1860 [wnt] <Latijn |
dime munt van tien dollarcent 1832 [wei] <Engels |
dimensie afmeting 1650 [mey] <Frans |
dimensie aspect 1947 [Aanv wnt] <Engels |
diminuendo afnemend in sterkte 1805 [mey] <Italiaans {3.2} |
diminutief verkleinwoord 1584 [Spieghel, Twee-spraack] <Latijn |
dimmen licht temperen 1934 [kwt] <Engels {1.2.5} |
dimmen zich rustig houden 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] {1.2.5} |
dimorf in twee kristalvormen voorkomend 1847 [kku] <Frans |
dim sum Chinese maaltijd van gevarieerde hapjes 2000 [nrc-h 28/10/00] <Chinees {3.2/4.1.6} |
dinar munteenheid van o.a. Algerije, Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië en Tunesië 1824 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
diner avondmaaltijd 1782 [wnt] <Frans |
ding* zaak, voorwerp 901-1000 [wps] {1.2.3} |
dingdong deurbel met twee toonhoogten 1986 [koe] <Engels {3.1} |
dingen* trachten te krijgen 1240 [Bern.] |
dinges aanduiding van personen of zaken waarvan men de eigennaam niet wil noemen 1784-1785 [wnt] <Duits |
dinghy bootje 1912 [kku] <Engels {4.1.11} |
dingo hondachtige 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3} |
dink dropshot vlak achter het net 1992 [gvd] <Engels |
dinky toy kleine metalen auto op schaal 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18} |
| |
| |
dinosaurus voorhistorische hagedis 1892 [wnt tuf i] |
dinosaurus iemand van de oude stempel 1987 [De Coster 1999] <Engels |
dinsdag* derde dag van de week 1269 [cg i 1, 133] {3.1/4.1.7} |
diocees bisdom 1788 [wnt veinzen i] <Frans |
diode buis met twee elektroden 1937 [wnt triode] |
dioptrica leer van de lichtbreking 1734 [HubWes] |
dioptrie eenheid van sterkte van lenzen 1912 [kku] |
diorama schildering die bij op- en doorvallend licht bekeken kan worden 1847 [kku] |
dioxine gevaarlijke chemische stof 1977 [Picarta: titel van J. Voetberg] |
dip inzinking 1989 [Peptalk] <Engels |
diploma bewijs van slagen voor examen 1656 [wnt] <Latijn |
diplomaat behartiger van belangen in buitenland 1841 [wnt voorval i] <Frans |
diplopie het dubbelzien 1824 [wei] <Frans |
dipool dubbele pool 1942 [Aanv wnt] |
dippen* eventjes indopen 1829 [wnt] |
diptera tweevleugeligen 1824 [wei] <modern Latijn |
diptiek tweeluik 1886 [Aanv wnt] <Frans |
direct rechtstreeks, ogenblikkelijk 1647-1648 [wnt] <Frans |
directeur hoogste bestuurder 1618 [Courante uyt Italien, 15 okt. 1a] <Frans |
directoire damesonderbroek 1929 [kwt] |
directory lijst met alle programma's en bestanden die op een schijfgeheugen aanwezig zijn 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 70] <Engels |
dirham munteenheid van Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten 1832 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
dirigent orkestleider 1910 [wnt] <Duits {3.2} |
dirigeren richten, besturen 1497 [hws] <Frans |
dirigisme geleide economie 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
dirken* kakken 1911 [wnt dirken] {4.4} |
dis gedekte tafel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.9} |
dis met een halve toon verhoogde d 1832 [wei] <Duits {3.2} |
disagio de mindere waarde van een valuta t.o.v. de pariteit 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
discant sopraan, hoge tonen 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2/4.1.16} |
discipel leerling 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.8} |
discipline tucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
discipline vak 1961 [gvd] <Engels |
disco discotheek 1979 [R84] <Engels |
disco popmuziek met veel herhalingen 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
disconteren vóór de vervaldag verzilveren van wissel 1765 [wnt] <Frans |
disconto korting op wissel wegens vervroegde betaling 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
discotheek verzameling grammofoonplaten 1932 [Aanv wnt] <Frans |
discotheek dansgelegenheid 1968 [kwt] <Engels |
discount kortingwinkel 1974 [R75] <Engels |
discours gesprek 1578 [wnt wijdloopig] <Frans |
discreet bescheiden 1624-1629 [wnt] <Frans |
discrepantie tegenstrijdigheid 1650 [mey] <Latijn {1.2.6} |
discretie bescheidenheid 1627 [wnt] <Frans |
discrimineren niet gelijk behandelen 1955 [Aanv wnt] <Frans |
disculperen ontlasten, verontschuldigen 1847 [kku] <Frans |
discursief redenerend 1824 [wei] <Frans |
discus werpschijf 1832 [wei] <Latijn |
discussie gedachtewisseling 1790 [wnt vindicatie] <Frans |
discuteren van gedachten wisselen 1847 [kku] <Frans |
disharmonie gebrek aan overeenstemming 1869 [wnt wederkomst] |
disk schijfgeheugen 1974 [accu-map, bul. 6, 5/11, 20] <Engels |
diskette floppy 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 34] <Engels |
diskjockey aankondiger van grammofoonplaten 1955 [Stoop] <Engels |
diskrediet slechte naam 1886 [kku] |
diskwalificeren ongeschikt verklaren 1898 [gvd] |
disparaat niet bij elkaar passend 1824 [wei] <Frans |
dispensatie vrijstelling 1292 [cg I3, 1720] <Frans |
dispenser doosje voor tabletten 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
dispenseren vrijstellen 1672 [wnt dispensatie] <Frans |
dispersie kleurschifting 1900 [wnt anomaal] <Latijn |
display uitstalling 1974 [Posthumus] <Engels |
disponeren beschikken, regelen 1456 [hws] <Latijn |
| |
| |
disponibel beschikbaar 1823 [wnt korvet] <Frans |
dispositie beschikking 1456 [hws] <Frans |
disputeren (wetenschappelijk) redetwisten 1240 [Bern.] <Frans |
dispuut redetwist 1566 [wnt ventileeren] <Frans |
dispuut studentenclub 1841 [wnt] <Frans |
dissel* disselboom 1460-1514 [mnw] |
dissenter andersdenkende 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
dissertatie proefschrift 1793-1796 [wnt] <Frans |
dissident andersdenkende 1824 [wei] <Frans |
dissimilatie het ongelijk maken (in taalkunde) 1886 [kku] <Frans |
dissonant wanklank 1650 [wnt wanluidend] <Frans |
distel* stekelige plant 1240 [Bern.] |
distichon tweeregelig vers 1841 [wnt reputatie] <Latijn |
distillaat product van distillatie 1863 [Rijnhart i, 509b] <Latijn |
distilleren zuiveren d.m.v. verdamping 1481 [hws] <Frans |
distinctie onderscheiding 1504 [hws] <Frans |
distinctief onderscheidend 1824 [wei] <Frans |
distorsie verzwikking 1669 [mey] <Frans |
distribueren verdelen 1404 [hws] <Frans |
distributie verdeling 1531 [wnt arm ii] <Frans |
district ambtsgebied 1588 [Claes] <Frans |
dit* aanwijzend voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
dithyrambe loflied, oorspronkelijk op Bacchus 1824 [wei] <Latijn |
dito evenzo 1562 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
diva gevierde actrice 1914 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
divan rustbank 1871 [wnt] <Frans {4.1.9} |
divergeren uiteenwijken 1824 [wei] <Frans |
divers verschillend 1272 [cg i 1, 228] <Frans |
diversificatie spreiding 1970 [Picarta: titel van P. Croon] <me Latijn |
diversiteit verscheidenheid 1540 [wnt verifieeren] <Frans |
divertimento klein muziekwerk 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
dividend periodieke winstuitkering 1745 [wnt wisselgeld] <Frans |
dividivi peulen 1847 [kku] <Spaans {3.1/3.2} |
divisie grote afdeling 1365 [mnw] <Frans {4.1.14} |
dixi ik heb gezegd 1872 [gvd] <Latijn |
dixieland soort jazzmuziek 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16} |
djati houtsoort 1724-1726 [wnt rustplaats] <Indonesisch {3.2} |
djellaba gewaad van mannen in de Maghrib 1996 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2} |
djinn geest 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
DNA hoofdbestanddeel van de chromosomen 1968 [kwt] <Engels |
do muzieknoot 1601-1700 [wp] <Italiaans {3.2} |
dobbelen met dobbelstenen werpen 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] {4.1.18} |
dobbelsteen kleine kubus met ogen van één tot zes 1240 [Bern.] |
dobber* drijver 1412 [hws] |
dobberen* drijven 1627 [wnt] {3.1} |
dobermannpincher hondensoort 1919 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3} |
dobli-spiegel spiegel aan vrachtwagen die zicht geeft in de dode hoek 1999 [Sanders 2001] <L {3.4} |
dobra munteenheid van Sao Tomé en Principe 1977 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
docent leraar 1805 [mey] <Latijn |
docentschap plaats of functie als docent 1976 [gvd] |
doceren onderwijzen 1539 [wnt termijn i] <Latijn |
doch* nevenschikkend voegwoord 1100 [Willeram] {4.2} |
dochter* kind van het vrouwelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4} |
dociel leerzaam, gedwee 1650 [mey] <Frans |
doctor academische graad 1557 [wnt] <Latijn |
doctoraal van een doctor 1698 [mey] <me Latijn |
doctoraat graad van doctor 1485 [hws] <me Latijn |
doctorandus iem. die geslaagd is voor doctoraalexamen 1790 [wnt voordragen] <me Latijn |
doctrine leerstelling 1529 [wnt] <Latijn |
docudrama combinatie van documentaire en drama 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
document bescheid 1614 [wnt waarschuw] <Frans |
documentaire film waarin feiten worden vastgelegd 1963 [wnt retrospectief] <Frans {3.2/4.1.15} |
documercial reclamefilmpje in de vorm van een documentaire 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
| |
| |
docusoap combinatie van documentaire en soap 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.15} |
dodecaëder twaalfvlak 1886 [kku] <Frans |
dodecafonie twaalftonig stelsel 1956 [Enc. van de muziek] |
doden* van het leven beroven 1240 [Bern.] |
dodo uitgestorven vogelsoort 1853 [wnt] <Portugees {3.1/3.2} |
doedelzak blaasinstrument 1783 [Toll.] <Duits {3.2/4.1.16} |
doe-het-zelfwinkel* winkel met materialen voor de amateur 1957 [wp jaarboek 1962] {3.1} |
doeg* tussenwerpsel: groet 1974 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {4.3} |
doei* tussenwerpsel: groet 1975 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {1.2.2/4.3} |
doejoeng zeekoe 1863 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
doek* geweven stof 1240 [Bern.] {4.1.9} |
doel* mikpunt 1579 [wnt] |
doelen* mikken 1623 [wnt] |
doelmatig geschikt voor het doel 1801 [wnt voortbrenging] |
doem* oordeel, vloek 901-1000 [wps] {3.1} |
doemdenken* sombere gedachten over de toekomst hebben 1980 [Sanders 1999] {4.4} |
doen* handelen, plaatsen 901-1000 [wps] |
doerak gemeen mens 1879 [Stoett] <Russisch {3.2} |
doerian vrucht 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
does hondensoort 1914 [gvd] {4.1.3} |
doetje* sukkel 1632 [wnt] |
doezelen* suf zijn 1911 [wnt doezelen ii] {3.1} |
dof* mat, gedempt 1608 [wnt voos i] {1.2.4} |
doffer* mannetjesduif 1287 [cg NatBl] |
dog hondensoort 1546 [hws] <Engels {3.2/4.1.3} |
dog-cart licht rijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
doge titel van hoogste overheidspersoon in Venetië en Genua 1653 [wnt] <Italiaans {3.2} |
dogma vastomlijnd geloofsartikel 1804 [wnt leerstelling] <Latijn |
dojo judoschool 1961 [gvd] <Japans {3.2} |
dok inrichting voor scheepsreparaties 1525 [hws] <me Latijn |
doka donkere kamer 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, plaat xv] <L {1.1/1.2.5/3.4} |
dokken betalen 1509 [wnt] <Romani {3.2} |
dokken schepen in het dok brengen 1671 [wnt] |
doksaal wand tussen koor en schip van een kerk 1276 [cg i 1, 332] <me Latijn {1.2.4/3.2} |
dokter arts 1576 [wnt] <Latijn {1.2.3/4.1.13/5} |
dol* krankzinnig, dwaas 1240 [vmnw] |
dol* roeipen 1286 [cg i Dordrecht] |
dolblij* buitengewoon blij 1916 [wnt dol z.j.] {4.4} |
dolby systeem voor ruisonderdrukking 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Engels |
dolce zacht, lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
dolen* dwalen 1240 [Bern.] |
dolendo klagend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
dolfijn walvisachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
dolgraag* buitengewoon graag 1838 [Beets, Camera Obscura 297] {4.4} |
dolk steekwapen 1513 [Claes Tw. 11] <Duits {4.1.14} |
dollar munteenheid van o.a. Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, de vs en enige staten in Azië, Afrika en het Caribisch gebied 1821 [Sanders 1995] <Engels {4.1.12} |
dolle Mina strijdster voor vrouwenemancipatie 1970 [Sanders 1993] {1.2.1/4.4} |
dollen* uitgelaten handelen 1401-1450 [mnw] |
dolmen megalithisch grafmonument 1847 [kku] <Frans |
dom* niet wijs 901-1000 [wps] |
dom kerk 1574 [wnt vrede] <Frans |
dom Portugese titel 1574 [wnt] <Portugees {3.2} |
dombo sufferd 1988 [De Coster 1999] <Engels |
domein gebied 1602 [wnt] <Frans |
domicilie woonplaats 1535 [wnt wet i] <Latijn |
dominant overheersend 1824 [wei] <Latijn |
dominee predikant 1619 [De Jonge iv, 149] <Latijn {4.1.8} |
domineren overheersen 1467-1490 [hws] <Frans |
dominicaan monnik van de orde van Sint-Dominicus 1637 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
dominion autonoom deel van het Britse Rijk 1931 [kwt] <Engels |
domino spel met dominostenen 1854 [Kappler, Nederlandsch-Guyana 10] {4.1.18} |
dommekracht* werktuig 1660 [wnt] |
dommelen* dutten 1685 [wnt] {3.1} |
domoor* dom mens 1757 [wnt] |
dompelen* onder laten gaan in vloeistof 1598 [wnt] {3.1} |
domper* kapje om vlam te doven 1691 [Sewel 66b] |
dompig* mistig 1562 [Claes Tw. 11] |
dompteur dierentemmer 1907 [kwt] <Frans |
don heer, eretitel 1577 [wnt verwissen] <Spaans of Italiaans {3.2} |
donateur schenker 1612 [wnt vertijgen] <Frans |
| |
| |
donatie schenking 1650 [mey] <Frans |
donder* geluid bij bliksemslag 1240 [Bern.] {3.1} |
donderdag* vijfde dag van de week 1257 [cg i 1, 68] {3.1/4.1.7} |
donderen* hard lawaai maken, o.a. van donder 1240 [Bern.] {3.1} |
donders* tussenwerpsel: krachtterm 1713 [wnt] {4.3} |
doneren geven 1562 [Aanv wnt] <Latijn |
dong munteenheid van Vietnam 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Vietnamees {4.1.12} |
donk* moeras, hoogte daarbij 694 [Claes] {2.3} |
donker* niet licht 1240 [Bern.] {4.1.5} |
donna vrouwelijke eretitel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
donor gever van bloed, organen e.d. 1947 [kwt] <Engels |
donquichotterie handeling uit onberedeneerd idealisme 1799 [wnt vol i] |
dons* pluizig haar 1240 [Bern.] |
donut rond, luchtig soort gebak met een gat in het midden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
dood* toestand waarin men niet meer leeft 901-1000 [wps] |
dood* niet meer levend 1100 [Willeram] |
doodarm* zeer arm 1830 [wnt wel v] {4.4} |
dooddoener* algemeen gezegde dat niets bewijst 1858 [wnt] |
doodeerlijk* zeer eerlijk 1901 [wnt refugié] {4.4} |
doodleuk* kalmweg 1897 [wnt reporter] {4.4} |
doodsbang* zeer bang 1866 [wnt dood i] {4.4} |
doodstil* zeer stil 1676 [wnt dood ii] {4.4/5} |
doodverven* kenschetsen 1642 [wnt] |
doodziek* zeer ziek 1633 [wnt dood] {4.4} |
doof* niet kunnende horen 1240 [Bern.] |
dooien* ophouden te vriezen 1287 [cg NatBl] |
dooier* centrale deel van vogelei 1287 [cg NatBl] |
dook* ijzerstaaf om hout en stenen te verbinden 1827 [wnt schoen] |
doopsgezinde* aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat 1603 [wnt] {4.1.8} |
doopvont bekken met doopwater 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
door* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
doordat* onderschikkend voegwoord 1859-1860 [Nieuwe Taalgids 1982, 340] {4.2} |
doorgaans* bijwoord van tijd: gewoonlijk 1575 [wnt wegvloeien] {3.1} |
doorgronden* volledig doorzien 1265-1270 [cg Lut.K] |
doorheen* voorzetsel 1619 [wnt] {4.2} |
doorheen* bijwoord van richting 1731-1735 [wnt] |
doorluchtig* verheven 1401-1425 [mnw] |
doorn* puntig uitsteeksel aan plant 721 [Künzel] {2.3} |
doortrapt* sluw 1555 [wnt weder iii] |
doorwrocht* grondig 1653 [wnt] |
doos kartonnen omhulsel 1361 [mnw] |
doos* (onnozele) vrouw 1642 [wnt] |
doos vagina 1650 [wnt] {4.4} |
dop* schaal 1287 [cg NatBl] |
dope stimulerend middel 1968 [kwt] <Engels {4.1.6} |
dopen* dompelen, door doop in geloofsgemeenschap opnemen 1240 [Bern.] |
doping gebruiken van stimulerende middelen in sport 1930 [Aanv wnt] <Engels |
doppen* pellen 1401-1450 [mnw] |
dor* onvruchtbaar door droogte 918-948 [Künzel] {2.3} |
dorade goudmakreel 1764 [hou i, 7, 767] <Spaans {3.2} |
dorknoper* saaie, strenge ambtenaar 1951 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4} |
dorp* plattelandsgemeente 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
dorpel* drempel 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2} |
dors jonge kabeljauw 1351-1400 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
dorsen* zaad uit de aren slaan 1285 [cg Rijmb.] |
dorst* verlangen (naar drinken) 901-1000 [wps] |
dorsten* verlangen naar 1240 [Bern.] |
dos-à-dos rijtuigje 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Frans {4.1.10} |
doseren een dosis bepalen 1914 [Aanv wnt] <Frans |
dosis hoeveelheid 1663 [Claes] <me Latijn |
dossier papieren over één onderwerp 1856 [wnt] <Frans |
dot* pluk 1554 [wnt] |
dot* lief persoon 1836 [wnt] |
dotatie schenking 1558 [Aanv wnt] <Frans |
dotcom commercieel internetbedrijf 1999 [Sanders 2000] <Engels |
dotteren het verwijden van bloedvaten 1989 [De Coster 1999] |
douairière adellijke weduwe 1669 [mey] <Frans |
douane dienst voor in- en uitvoerrechten 1813 [wnt regulier i] <Frans {3.2} |
doublé met edelmetaal bedekt 1888 [Aanv wnt] <Frans |
double-breasted met elkaar bedekkende voorpanden en twee rijen knopen 1984 [gvd] <Engels {3.2} |
| |
| |
doubleren verdubbelen 1581 [Aanv wnt] <Frans |
doublet dubbel exemplaar 1771 [hou i, 15, 203] <Frans |
douceur fooi 1681 [Aanv wnt] <Frans |
douche stortbad 1847 [kku] <Frans |
doven* uitdoen 1611 [wnt] |
dovenetel* plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius] |
Dow-Jonesindex index van koersen van Amerikaanse effecten 1989 [Peptalk] <Engels |
down neerslachtig 1878 [Aanv wnt] <Engels |
downloaden binnenhalen van gegevens uit een andere computer 1985 [hcc nieuwsbrief nov. 10, 15] <Engels |
dozijn telwoord: twaalftal 1286 [cg I2, 1161] <Frans {4.2} |
dra* bijwoord van tijd: spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7} |
draad* garen, vezel 1236 [cg i 1, 23] |
draaiboek script 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
draaien* keren, wenden 1240 [Bern.] |
draak fabelachtig monster 1240 [Bern.] <Latijn |
drab* droesem 1599 [Kil.] |
drachme oude Griekse munt, munteenheid van Griekenland 1637 [Statenvertaling (1 Kronieken 29:7)] <Latijn of Grieks {4.1.12} |
drachtig* zwanger 1285 [cg Rijmb.] |
draconisch zeer streng 1869 [wnt vermaard] |
draf* afval na bierbrouwen 1101-1200 [Tavernier] {2.4} |
draf* gang van een paard 1351-1400 [mnw] |
dragee versuikerde tablet 1948 [kwt] <Frans |
dragen* ondersteunen, bij zich hebben, aan hebben 1100 [Willeram] |
dragline graafmachine 1934 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
dragon slangenkruid 1554 [wnt] <Frans {4.1.6} |
dragonder cavalerist 1666 [Claes] <Duits {4.1.14} |
dragonder heerszuchtig persoon 1899-1906 [wnt] <Duits |
draineren ontwateren 1872 [gvd] <Frans |
draisine loopfiets 1824 [wei] <Duits {4.1.10} |
dralen* talmen 1546 [Claes] |
dralon kunststof 1957 [wp jaarboek 1958] <Duits {3.2/4.1.9} |
dram munteenheid van Armenië 1994 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Armeens {4.1.12} |
drama toneelstuk 1778 [Picarta: titel van Hartsen] <Latijn {4.1.15} |
dramady mengvorm van een drama en een comedy 1991 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
dramaturg toneelschrijver, toneeladviseur 1847 [kku] <Frans |
drammen* aandringen 1477 [Teuth.] |
drank* drinkbaar vocht 901-1000 [wps] {4.1.6} |
drank* sterkedrank 1580 [wnt] {4.1.6} |
draperen omhangen met een ruim hangend gewaad 1861 [wnt] <Frans |
draperie hangende stof als versiering 1854-1855 [wnt] <Frans |
drassig* doorweekt (van grond) 1771 [wnt] |
drastisch krachtig 1824 [wei] <Frans |
draven* rennen 1350 [mnw] |
draw gelijk spel 1914 [gvd] <Engels |
drawback nadelige omstandigheid 1912 [kku] <Engels |
dreadlocks haardracht van ongekamde krullen 1984 [De Coster 1999] <Engels |
dreadnought slagschip 1912 [kku] <Engels {4.1.11} |
drecht* overvaart, doorwaadbare plaats 1105 [Claes] {2.3} |
dreef* brede landweg 1285 [cg I2, 978] |
dreg haak, baggerbeugel 1384-1407 [mnw] <Engels {3.2} |
dreigen* bedreigend bejegenen 1240 [Bern.] |
dreinen* zeuren 1886 [wnt] {3.1} |
drek* uitwerpselen, vuil 1285 [cg Rijmb.] |
drempel* verhoging bij deur 1567 [Claes] {3.2} |
drenkeling* die dreigt te verdrinken of verdronken is 1635 [wnt] |
drenken* te drinken geven 901-1000 [wps] {3.1/5} |
drentelen* zonder doel rondlopen 1678 [wnt] {3.1} |
drenzen* zeuren 1477 [Teuth.] {3.1} |
dresseren africhten 1650 [Claes] <Frans |
dressing slasaus 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.6} |
dressoir buffet 1350 [mnw] <Frans {4.1.9} |
dressuur africhting 1833 [wnt veld i] |
dreumes* klein kind 1843 [wnt] {4.1.4} |
dreunen* met een zwaar geluid trillen 1620 [wnt] {3.1} |
dreutelen* talmen 1599 [Kil.] {3.1} |
drevel* drijfijzer 1384-1407 [mnw] {3.1} |
dribbelen* met kleine passen lopen 1412 [mnw] {3.1} |
dribbelen met de bal lopen 1914 [gvd] <Engels |
drie* telwoord 820 [Künzel] {2.3/4.2} |
driehoek* deel van plat vlak door drie lijnen ingesloten 1351 [mnw] {3.1/5} |
drieling* drie tegelijk geboren kinderen van één ouderpaar 1773 [wnt] |
| |
| |
drieluik* schilderstuk met drie panelen 1891 [wnt kruis] |
driest* vermetel 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] |
driewieler* voertuig met drie wielen 1869 [wnt twee] {3.1/4.1.10} |
drift* hartstocht 1657 [wnt] |
drift* plotselinge woede 1689 [wnt] |
drijfveer beweegreden 1793 [wnt] <Duits |
drijten* kakken 1599 [Kil.] {4.4} |
drijven* voor zich uit doen gaan 1100 [Willeram] |
drijven* op een vloeistof liggen 1339 [mnw] |
dril gekeperd weefsel 1860-1861 [wnt] <Duits {4.1.9} |
dril* gelei 1867 [wnt] |
drilboor* bepaalde boor 1840 [wnt drillen] |
drillen* boren 1460 [mnw] |
drillen* africhten 1724-1726 [wnt] |
dringen* druk doen gelden 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
drinkebroer* dronkaard 1539 [wnt] |
drinken* vloeistof tot zich nemen 901-1000 [wps] {3.1} |
drive bridgewedstrijd 1936 [bvc-krant 2 okt., 4a] <Engels |
droef* neerslachtig 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
droefenis* bedroefdheid 1450 [mnw] {3.1} |
droes duivel 1561 [wnt droes i] <? {3.5} |
droes* paardenziekte 1573 [Claes] |
droesem* bezinksel 1287 [cg NatBl] {3.1} |
drogbeeld chimère 1872 [gvd] <Duits |
drogen* droogmaken 1240 [Bern.] |
drogeren drogerende middelen toedienen 1984 [gvd] <Frans |
drogist verkoper van drogerijen 1574 [Claes] <Frans {4.1.13} |
drol* keutel 1903 [wnt] {4.4} |
drom* menigte 1637 [wnt] |
dromedaris hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
dromen* een droom hebben 1240 [Bern.] |
drommel beklagenswaardig persoon 1782 [wnt] <Nederduits {3.2} |
drommels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1682 [wnt] {4.3} |
dronken* beschonken 1100 [Willeram] |
droog* niet nat 1100 [Willeram] |
droogstoppel saai mens 1860 [wnt] {4.4} |
droom* voorstelling in de slaap 1240 [Bern.] {3.1} |
drop* druppel 901-1000 [wps] {4.1.1} |
drop-out mislukkeling 1970 [Recht voor raap] <Engels |
droppen afzetten 1946 [De Vooys] <Engels |
droschke huurrijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10} |
drossen deserteren 1707 [wnt opdrossen] <? {3.5} |
drost* bestuursambtenaar 1557 [wnt] |
droste-effect repeterend effect 1984 [gvd] {4.4} |
drug verdovend middel 1968 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
drugsbaron die op grote schaal drugs verhandelt 1996 [Vd Sijs 1996] |
druïde Keltische priester 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn |
druif* vrucht van de wijnstok 1100 [Willeram] {4.1.2} |
druiloor* lijzig persoon 1719 [wnt] |
druipen* in druppels neervallen 901-1000 [wps] |
druisen* aanhoudend geluid voortbrengen 1562 [Toll.] {3.1} |
druk* het drukken 1351-1400 [mnw] |
drukken* duwen, zwaar liggen op 1240 [Bern.] |
drukken* d.m.v. een pers letters of afbeeldingen op papier drukken 1567 [wnt zetten] |
drukken* zijn behoefte doen 1950 [gvd] {4.4} |
drukker* iem. die boeken drukt 1626 [wnt] {4.1.13} |
drukknoop knoop waarvan de delen op elkaar sluiten 1908 [wnt drukken] <Duits |
drukte* het druk-zijn 1700 [wnt] {3.1} |
drum slaginstrument 1934 [De Echo 10/3, 227] <Engels {4.1.16} |
drumstick boutje van gevogelte 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
druppel* vochtdeeltje 1240 [Bern.] {1.1/3.1/4.1.1/5} |
dry niet zoet (van wijn) 1912 [kku] <Engels |
D-trein trein die naar het buitenland gaat 1908 [wnt luxueus] |
dubbel telwoord: tweevoudig 1278 [cg i 1, 363] <Frans {4.2} |
dubbeldekker autobus met twee verdiepingen 1976 [gvd] <Engels {4.1.10} |
dubbelganger iem. die buitengewoon sterk op een ander lijkt 1879 [wnt] <Duits |
dubbeltje muntstuk 1612 [Toll.] {4.1.12} |
dubben twijfelen 1550 [wnt dubben i] |
dubben nasynchroniseren 1984 [gvd] <Engels |
dubieus twijfelachtig 1562 [wnt uitlander] |
dubloen dubbele dukaat 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.12} |
duce fascistische regeringsleider 1926 [kwt] <Italiaans {3.2} |
duchten* vrezen 1265-1270 [cg Lut.K] |
duel tweegevecht 1636 [wnt zwaarte] <Frans |
duet tweestemmig gezang 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans of Duits {3.2} |
| |
| |
duf* suf, muf 1599-1607 [Kil.] {1.2.4} |
duffel* dikke wollen stof 1637 [Sanders 1995] {4.1.9} |
dug-out ruimte voor reservespelers 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
duidelijk* gemakkelijk te begrijpen of te zien 1557 [wnt] |
duiden* wijzen, uitleggen 1200 [cg ii 1 Servas] |
duif* duifachtige 901-1000 [wps] {4.1.6} |
duig stuk hout van de wand van een vat 1286 [cg I2, 1115] <me Latijn {3.2} |
duiken* onder water gaan 1287 [cg NatBl] |
duiken* bukken 1301-1400 [mnw] |
duim* voorste vinger 1240 [Bern.] {3.1} |
duin zandheuvel 1067 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2} |
duister* zonder licht 1370 [mnw] {4.1.5} |
duisternis* afwezigheid van licht 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1/5} |
duit koperen munt 1268 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2/4.1.12} |
duivel het kwaad als persoon 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] <Latijn {2.5} |
duizelen* draaierig worden 1301-1400 [hws] {3.1} |
duizend* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
dukaat gouden munt 1525 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.12} |
dukaton zilveren munt 1618 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
dukdalf zware meerpaal 1671 [Toll.] |
dulden* verdragen, toelaten 1477 [Teuth.] |
dumdumkogel kogel die bij inslag uitzet 1899 [Sanders 1995] {1.2.5/3.1/4.1.14} |
dummy model van uitvoering, pop 1931 [kwt] <Engels |
dumpen onder de markt verkopen, storten 1972 [Aanv wnt] <Engels |
dun* niet dik, smal 1240 [Bern.] |
dunk basketbal: sprong waarbij de bal van bovenaf in het net wordt geworpen 1984 [gnn] <Engels |
dunken* als mening hebben 1240 [Bern.] |
duo koppel 1618 [wnt trio] <Italiaans {3.2} |
dupe bedrogene 1697 [wnt] <Frans |
duplicaat kopie 1657 [wnt] <Latijn |
dur majeur 1618 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
duratief voortdurend 1898 [gvd] <Frans |
duren tijd in beslag nemen, voortduren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans {1.3} |
durfal* iemand die alles durft 1916 [wnt durven] |
duro munt 1950 [gvd] <Spaans {3.2} |
durven* wagen 1568 [wnt] {1.1} |
dus* bijwoord van kwantiteit: op deze wijze, aldus 1100 [Willeram] {2.5} |
dus* nevenschikkend voegwoord 1350 [mnw] {4.2} |
dusdanig* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 32] {4.2} |
duster ochtendjas voor dames 1958 [wp jaarboek 1959] <Engels {3.2} |
dutten* suffen, soezen 1642 [wnt] |
duur* kostbaar 1100 [Willeram] |
duur het (voort)duren 1599-1607 [Kil.] |
duurte* het duur-zijn 1641-1642 [wnt] {3.1} |
duwen* door drukking voortbewegen 1285 [cg Rijmb.] |
dvd digitale videodisk 1994 [nrc-h 17/12/94, 15] <Engels {4.1.17} |
dwaas* zonder verstand 1287 [cg NatBl] |
dwalen* zich vergissen (in de weg) 901-1000 [wps] |
dwang* machtsuitoefening 1455 [mnw] |
dwarrelen* zich zwevend verplaatsen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
dwars* scheef, weerbarstig 1265-1270 [cg Lut.K] |
dwarsbomen* moeilijkheden in de weg leggen 1872 [gvd] |
dweil* schoonmaakdoek 1546 [Naembouck] {1.2.3} |
dwepen* overdreven verering koesteren 1785 [wnt] |
dwerg* onnatuurlijk klein mens 1301-1400 [mnw] |
dwingeland* tiran 1540 [wnt verabelen] |
dwingen* noodzaken 1265-1270 [vmnw] |
dynamiek stuwkracht 1847 [kku] <Frans |
dynamiet springstof 1871 [wnt] {4.1.14} |
dynamo toestel voor opwekking van elektrische energie 1894 [wnt vereffening] <Engels |
dynastie vorstenhuis 1816 [wnt] <Frans |
dyne eenheid van kracht 1895 [Aanv wnt] <Frans |
dysenterie besmettelijke darmontsteking 1624 [wnt verduffen] <Frans |
dyslexie woordblindheid 1923 [Aanv wnt] |
dyspepsie slechte spijsvertering 1624 [Aanv wnt] <Frans |
dyspneu ademnood 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
dysprosium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
dystrofie slechte ontwikkeling door storing in voedseltoevoer 1847 [Aanv wnt] |
| |
| |
easy listening gemakkelijk in het gehoor liggende popmuziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
eau de cologne reukwater 1824 [wei] <Frans |
eb* het aflopen van de zee 1351-1375 [mnw] |
ebbenhout harde houtsoort 1240 [Bern.] |
ebolavirus virus dat gevaarlijke bloedingen veroorzaakt 1978 [Sanders 1995] <Engels |
eboniet gevulkaniseerd caoutchouc 1874 [Album der Natuur bijblad 26] |
eBook elektronisch boek 1998 [http:/huizen.dds.nl/∼zuperman/ebook.html] <Engels |
ecarté kaartspel 1840 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ecarteren terzijde schuiven 1824 [wei] <Frans |
echec mislukking 1824 [wei] <Frans |
echelon bevelsniveau 1824 [wei] <Frans {4.1.14} |
echo geluidsweerkaatsing 1477 [hws] <Latijn |
echofoon toestel dat bv. scholen vis op het scherm brengt 1984 [gvd] |
echografie registratie van de gegevens van echopeiling 1984 [gvd] |
echt* huwelijk 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
echt* wettig, werkelijk 901-1000 [wps] |
echtbreker die de huwelijkstrouw schendt 1592 [wnt echtbreken] <Duits {4.1.4} |
echter* nevenschikkend voegwoord 1641-1642 [wnt] {4.2} |
echtgenoot* man met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4} |
echtgenote* vrouw met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4} |
eclatant opzienbarend 1824 [wei] <Frans |
eclectisch uitkiezend 1847 [kku] <Duits |
eclips verduistering 1573 [Plantijn] <Frans |
ecoboer ecologisch producerende boer 1996 [Missets horeca dl. 44, afl. 39] {4.1.13} |
ecologie leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving 1938 [Van Essen] <Duits |
e-commerce handel via het internet 1997 [De Coster 1999] <Engels |
economie zuinigheid 1793 [wnt] <Frans |
economie staathuishoudkunde 1864 [wnt] <Frans |
écossaise Schotse dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
ecosysteem het functionele geheel van een levensgemeenschap 1970 [Recht voor raap] {1.2.6} |
ecru ongebleekt 1912 [kku] <Frans {4.1.5} |
ecstasy een hallucinerend middel 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
ecu Franse daalder 1734 [HubWes] <Frans |
ecu fictieve munteenheid van de eu tot 1999 1984 [Picarta: titel van rapport Commissie van de Europese Gemeenschappen] <Engels {4.1.12} |
eczeem huiduitslag 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
edammer* ronde kaas uit Edam 1725 [wnt klootkaas] {4.1.6} |
edel* adellijk 1100 [Willeram] |
edelweiss plantje uit het hooggebergte 1888 [Aanv wnt] <Duits |
edge telecommunicatiesysteem dat dertig keer sneller is dan gsm 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
edict verordening 1482 [hws] <Latijn |
edison voor grammofoonplaten en cd's toegekende prijs 1984 [gvd] |
editen bezorgen (van een boek) 1984 [gvd] <Engels |
editie uitgave 1546 [wnt] <Frans |
edoch* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
educatie opvoeding 1650 [mey] <Frans |
edutainment educatief entertainment 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
eed plechtige verklaring 1236 [cg i 1, 23] <? {3.2/3.5} |
eega* echtgenoot, echtgenote 1588 [Claes] {4.1.4} |
eekhoorn* knaagdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
eelt* verdikking van opperhuid 1567 [Claes] |
een* telwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
een* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
eenakter toneelstuk in één bedrijf 1910 [wnt repertoire] <Duits {4.1.15} |
eend* eendachtige 793 [Prisma NPl.] {2.3/4.1.6} |
eendagsvlieg* haft 1769-1811 [wnt] |
eender* gelijk 1569 [Kool] |
eendracht* eensgezindheid 1367 [mnw] |
eenduidig ondubbelzinnig 1939 [Theissen 1978] <Duits |
eenentwintigen* kaartspel 1924 [gvd] {4.1.18} |
eenheid* hecht samenhangend geheel 1461 [mnw] |
eenheid* team 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal] |
eenhoorn* fabeldier 1287 [cg NatBl] |
eenkennig* verlegen 1611 [wnt] |
eenparig* overeenstemmend, eendrachtig 1277 [cg i 1, 354] |
eens* bijwoord van tijd: eenmaal 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
eenvoudig* niet ingewikkeld 1350 [hws] {5} |
eenzaam alleen 1477 [Teuth.] <Duits |
eer* bijwoord van tijd: vroeger 901-1000 [wps] {2.5/4.1.7} |
| |
| |
eer* achting, deugd 901-1000 [wps] {1.3} |
eerbied* achting 1643-1644 [wnt] |
eerdaags* bijwoord van tijd: binnenkort 1648 [wnt steekind] {3.1} |
eerder* vroeger 1637 [Statenvertaling (Hebreeën 13:19)] |
eergisteren* bijwoord van tijd: op de dag voor gisteren 1240 [Bern.] {4.1.7} |
eerlijk* oprecht 901-1000 [wps] |
eerst* rangtelwoord: vóór ieder ander 1100 [Willeram] {2.5} |
eerstens rangschikkend bijwoordelijk telwoord: ten eerste 1846 [wnt telwoord] <Duits {4.2} |
eerzucht* dorst naar roem 1620 [wnt weiden i] |
eetlezen* lezen tijdens het eten 1986 [De Coster 1999] {1.2.5/4.4} |
eeuw* honderd jaar 901-1000 [wps] {4.1.7} |
efedrine stimulerend alkaloïde 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 449] {4.1.6} |
efemeer kortstondig 1847 [kku] <Frans |
efemeriden eendagsvliegen 1872 [gvd] <modern Latijn |
effect uitwerking 1456 [hws] <Latijn |
effect verhandelbaar waardepapier 1807 [wnt] <Frans {3.2} |
effectief wezenlijk 1669 [mey] <Frans |
effectueren verwezenlijken 1601 [Aanv wnt] <Frans |
effen* vlak, gelijkmatig 1236 [cg i 1, 28] |
efficiency doelmatigheid 1926 [kwt] <Engels |
efficiënt doelmatig, werkzaam 1949 [koe] <Frans |
eg* landbouwwerktuig 1240 [Bern.] |
egaal gelijkmatig, glad 1503 [hws] <Frans |
egaliseren gelijkmaken, vereffenen 1669 [mey] <Frans |
egard achting 1652 [Aanv wnt] <Frans |
egel* insectenetend zoogdier 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3} |
egelantier roosachtige heester 1225 [Claes] <Frans |
egelstelling stelling die geheel door de vijand is ingesloten 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
ego ik-gevoel 1843 [Aanv wnt] <Engels |
egocentrisch bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is 1912 [kku] <Engels |
egoïsme zelfzucht 1872 [gvd] <Frans |
egotrip activiteit ter verhoging van het zelfgevoel 1975 [R84] <Engels |
e-government besturen via het internet 2000 [nrc-h 22/5/2000] <Engels {1.4} |
eh* tussenwerpsel: ter uitdrukking van aarzeling 1840 [wnt wonder] {4.3} |
ei* vrouwelijke geslachtscel, kiem 1230-1231 [cg i 1, 18] |
ei* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1566-1568 [wnt] {4.3} |
eiderdons borstveren van de eidereend 1770 [Papillon] <IJslands {3.2} |
eidetisch m.b.t. de aanschouwing 1931 [Enc. handb. mod. denken (eidetiek)] <Duits |
eigen* van het subject 1100 [Willeram] |
eigen* wederkerend voornaamwoord 1624-1625 [wnt eigen i] {4.2} |
eigenaar bezitter 1508 [hws] |
eigenaardig een eigen karakter dragend 1764-1775 [wnt] <Duits {3.1} |
eigendom* wat men zijn eigen mag noemen 1268 [cg i 1, 123] |
eigengerechtig* naar eigen oordeel te werk gaand 1848-1875 [wnt] |
eigenlijk* waar, echt 1240 [Bern.] |
eigennaam* individuele naam 1477 [Teuth.] |
eigenschap bijbehorend kenmerk 1461 [mnw] <Duits |
eigenwijs ontoegankelijk voor raad 1466 [hws] <Nederduits {3.2} |
eigenzinnig zijn eigen zin volgend 1567 [wnt] <Duits |
eik* boomsoort 1137 [Künzel] {2.3} |
eikel* vrucht van de eikenboom 1240 [Bern.] {3.1} |
eikel* voorste deel van de penis 1686 [wnt] {4.4} |
eikel* scheldwoord: sukkel 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1} |
eiker* vrachtschip 1684 [wnt] {4.1.11} |
eiland land omgeven door water 1240 [Bern.] <Fries {3.2} |
eilieve* tussenwerpsel: als aansporing 1634 [wnt] {4.3} |
einde* laatste gedeelte 901-1000 [wps] |
eindigen* een eind nemen 1395 [hws] {3.1} |
einsteinium (kunstmatig) chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
eïs met een halve toon verhoogde e 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
eisen* verlangen 1240 [Bern.] |
eivol* stampvol 1816-1817 [wnt ei] {4.4} |
ejaculatie zaadlozing 1799 [wnt uitspuiten] <Frans {3.2} |
ejector uitwerper 1920 [Aanv wnt] <Engels |
ekster* zangvogel 1287 [cg NatBl] |
eksteroog* likdoorn 1350 [mnw] |
el* lengtemaat 1277 [cg i 1, 352] |
elan bezieldheid 1891 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
eland herkauwer 1456-1489 [mnw] <Duits {4.1.3} |
elandtest uitwijktest voor auto's 1997 [De Coster 1999] |
elastiek rekbare band 1838 [wnt weg ii] <Frans |
elders* bijwoord van plaats: niet hier 1514 [mnw] {1.2.4/3.1} |
eldorado paradijs 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
electoraat de kiezers 1961 [gvd] <Engels |
elefantiasis huidverdikking, knobbelmelaatsheid 1608 [wnt lazerij] <Latijn |
elegant bevallig 1784 [wnt wit i] <Frans |
elegantie bevalligheid 1548 [wnt redite] <Latijn |
elegie lyrisch dichtstuk 1616 [wnt] <Frans |
elektricien vakman op elektrisch gebied 1894 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
elektriciteit natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt 1736 [wnt] <Engels {3.2} |
elektrificeren voorzien van elektrische installaties 1914 [gvd] |
elektrisch m.b.t. elektriciteit 1786 [wnt] <modern Latijn |
elektrode geleider van elektrische stroom in elektrolyten en gassen 1859 [Aanv wnt] <Engels |
elektrolyse ontleding van chemische verbindingen d.m.v. elektriciteit 1862 [wnt rheo] <Frans |
elektromotor machine die beweegkracht geeft door elektrische stroom 1872 [wnt vonk i] {4.1.10} |
elektron elementair deeltje 1902 [wnt arbeid Suppl] <Grieks {3.2} |
elektronica elektronentechniek 1954 [wnt transistor] <modern Latijn |
elektronicus specialist in elektronica 1984 [gvd] <modern Latijn |
elektronisch werkend door vrije elektronen 1950 [wnt rekenmachine] |
element hoofdstof, eenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
element persoon in genoemde (negatieve) hoedanigheid 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal] |
elementair fundamenteel 1810 [wnt meetkunde] <Frans {3.2} |
elf* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
elf geest 1855-1857 [wnt] <Duits |
elfstedentocht* schaatswedstrijd langs de elf Friese steden 1909 [wp] {4.1.18} |
elft* beenvis 1351-1400 [mnw] |
eliminatie verwijdering 1847 [kku] <Frans |
elimineren verwijderen 1832 [wei] <Frans |
elisie wegvallen van letter 1669 [mey] <Frans |
elite het geselecteerde gedeelte 1824 [wei] <Frans |
elixer geneeskrachtige drank 1774 [wnt] <me Latijn {4.1.6} |
elk* onbepaald voornaamwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
elkaar, elkander* wederkerig voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
elkeen* onbepaald voornaamwoord 1615 [wnt] {4.2} |
elleboog* gewricht tussen beneden- en bovenarm 1240 [Bern.] {3.1} |
ellende* beroerdigheid 1285 [cg Rijmb.] |
ellepijp dikste bot in benedenarm 1867 [wnt] |
ellips ovaal 1749 [wnt weg i] <Latijn |
elmsvuur lichtjes door elektriciteit 1778 [wnt elmusvuur] |
el Niño periodieke warme golfstroom in de Stille Oceaan 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.1} |
eloquent welsprekend 1583 [Aanv wnt] <Frans |
elpee langspeelplaat 1966 [Aanv wnt] <L {3.4} |
els* boomsoort 772-776 [Künzel] {2.3} |
els* priem 1240 [Bern.] {1.2.4} |
e-mail elektronische post 1991 [Van der Neut, Stappenplan bij het Project Ned.-Frankrijk] <Engels {4.1.17} |
email glazuur 1562 [Claes] <Frans |
emancipatie gelijkstelling voor de wet 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
emanciperen mondig verklaren 1570 [wnt] <Frans |
emballage verpakking 1745 [mey] <Frans |
embargo beslaglegging 1808 [wnt] <Spaans {3.2} |
embargo publicatieverbod 1961 [gvd] <Engels |
embleem zinnebeeld, herkenningsteken, zinnebeeldige plaat 1625 [wnt] <Frans of Latijn |
embolie verstopping van bloedvat 1896 [Aanv wnt] |
embonpoint gezetheid 1816 [Aanv wnt] <Frans |
embouchure mondstuk van blaasinstrument 1824 [wei] <Frans |
embryo kiem 1824 [wei] <modern Latijn |
emenderen verbeteren 1552 [Apherdianus 38r] <Frans |
emergency dringende noodzaak 1992 [gvd] <Engels |
emeritus zijn ambt neergelegd hebbend 1658 [wnt] <Latijn {4.1.4} |
emfyseem zwelling 1824 [wei] <modern Latijn |
emigrant landverhuizer 1741 [wnt] <Frans |
emigreren uitwijken naar ander land 1650 [Claes] <Frans |
| |
| |
eminent voortreffelijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
eminentie titel van kardinalen 1654 [wnt] <Latijn |
emir Arabisch opperhoofd 1619 [Courante uyt Italien, 19 jun. 1a] <Arabisch {3.2} |
emissie uitgifte van obligaties e.d. 1886 [kku] <Frans |
emmentaler kaassoort 1866 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6} |
emmer vat 1240 [Bern.] <Latijn |
emmeren zaniken 1914 [gvd] |
emmy onderscheiding voor televisie 1984 [gnn] <Engels |
emoe loopvogel 1596 [De Jonge ii, 339] <Engels {3.2} |
emolumenten bijkomende verdiensten 1660 [wnt] <Frans |
emotie gemoedsbeweging 1824 [wei] <Frans |
emotioneel vatbaar voor ontroering 1894-1908 [wnt] <Frans |
empathie inlevingsvermogen 1968 [kwt] <Engels |
empire (stijl van) het eerste Franse keizerrijk 1912 [kku] <Frans |
empiricus iem. met alleen door ondervinding opgedane kennis 1824 [wei] <Latijn |
emplacement terrein bij station 1905 [wnt] <Frans |
emplooi bezigheid 1627 [wnt] <Frans |
employability brede inzetbaarheid van werknemers 1996 [De Coster 1999] <Engels |
emulgeren tot een emulsie maken 1793 [Aanv wnt] <Latijn |
emulsie melkachtige oplossing 1761 [hou i, 1, 259] <Frans |
en* nevenschikkend voegwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
encadreren inlijsten 1824 [wei] <Frans |
encanailleren, zich omgaan met mensen beneden zijn stand 1697 [wnt kittebroer] <Frans |
enchilada gevulde gebakken tortilla 1999 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
enclave door vreemd gebied omsloten terrein 1824 [wei] <Frans |
enclise aansluiting van woord bij ander woord 1847 [kku] <Frans |
encycliek pauselijke zendbrief 1865 [Aanv wnt] <Latijn |
encyclopedie beschrijvend woordenboek 1654 [Claes] <Frans |
endeldarm* laatste deel van darm 1434-1436 [hws] |
endemisch niet elders voorkomend 1821 [Aanv wnt] <Frans |
endocrien met inwendige afscheiding 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] |
endogeen uit het binnenste voortkomend 1886 [kku] |
endorfine morfineachtige substantie 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
endoscoop instrument om in lichaamsholten te kijken 1886 [kku] |
endosseren overdragen van wissel door aantekening op achterkant 1651 [wnt] <Frans |
energie veerkracht, arbeidsvermogen 1668 [Koerbagh] <Frans |
enerveren op de zenuwen werken 1903 [wnt welstand] <Frans |
enfant terrible flapuit 1874 [Aanv wnt] <Frans |
enfin tussenwerpsel: kortom 1646 [wnt] <Frans {4.3} |
eng* bouwland 801 [Künzel] {2.3} |
eng* nauw 1240 [Bern.] |
eng* griezelig 1896 [wnt zeilen i] |
engageren (als artiest) verbinden aan 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
engel bode van God 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
engerling larve van meikever 1766 [hou i, 9, 215] <Duits |
en gros bijwoord: in het groot 1824 [wei] <Frans |
enig* onbepaald voornaamwoord 1230-1231 [cg i 1, 19] {4.2} |
enigma raadsel 1824 [wei] <Latijn |
enjambement overloop van versregels 1824 [Aanv wnt] <Frans |
enkel* voetgewricht 1351-1400 [mnw] {3.1} |
enkel* alleen, enig in zijn soort 1351-1400 [hws] {4.2} |
enkelvoud* vorm van woord die aangeeft dat er slechts van één exemplaar sprake is 1805 [Weiland, Spraakkunst] |
enorm bijzonder groot 1477 [hws] <Frans of Latijn |
enormiteit grote blunder 1898 [wnt] <Frans |
enquête onderzoek 1494 [wnt] <Frans |
ensceneren in scène zetten 1921 [wnt apotheose Suppl] |
ensemble het geheel 1824 [wei] <Frans |
ensemble muziekgezelschap 1929 [Aanv wnt] <Frans |
entameren in behandeling nemen 1932 [Aanv wnt] <Frans |
enten een loot op een andere boom bevestigen 1240 [Bern.] <Frans |
| |
| |
entente overeenkomst 1865 [kvw] <Frans |
enter* eenjarige koe 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3} |
enteren een vijandig schip beklimmen 1571 [wnt] <Spaans {3.2} |
enteren de enterknop indrukken 1999 [R99] <Engels |
entertainment amusement 1953 [De Vooys] <Engels |
enthousiasme geestdrift 1784 [wnt] <Frans |
enthousiast geestdriftig 1788 [wnt] <Frans |
entiteit het wezenlijke 1824 [wei] <Frans |
entourage omgeving 1824 [wei] <Frans |
entozoön endoparasiet 1847 [kku] |
entr'acte pauze tussen twee bedrijven 1832 [wei] <Frans |
entrecote stuk vlees van tussen de ribben 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
entree intrede, ingang 1467-1490 [hws] <Frans |
entree toegangsprijs 1824 [wei] |
entremets tussengerecht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.6} |
entrepot opslagplaats 1819 [wnt] <Frans |
entropie maatstaf voor de wanorde in een systeem 1902 [Vivat's Enc.] |
envelop(pe) briefomslag 1817 [wnt theeboei] <Frans |
enzovoort(s)* woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is 1624 [wnt zenuwig] |
enzym ferment 1895 [Aanv wnt] <Duits |
Eoceen geologisch tijdperk 1844 [Aanv wnt] <Engels |
Eolithicum geologisch tijdperk 1922 [Aanv wnt] <modern Latijn |
eon onafzienbare tijdruimte 1832 [wei] <modern Latijn |
Eozoïcum geologische periode 1935 [Kath. Enc.] <modern Latijn |
epateren overdonderen 1921 [Aanv wnt] <Frans |
epaulet schouderbelegsel 1806 [Verz. v.W. v.d. Kon. v. Holl. 1,139] <Frans {3.2} |
epibreren niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten waarvan men de indruk wil wekken dat ze belangrijk zijn 1954 [Vd Sijs 1996] {1.2.5/4.4} |
epicentrum middelpunt van aardbeving 1886 [kku] <modern Latijn {1.2.6} |
epidemie besmettelijke ziekte, plaag 1400 [mnw] <me Latijn |
epidermis opperhuid 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
epiek verhalende poëzie 1884 [Aanv wnt] <Latijn |
Epifanie feest van de verschijning van Christus 1668 [Koerbagh] <Latijn {4.1.7} |
epifyse pijnappelklier 1929 [kwt] <Frans |
epigoon navolger 1867 [Aanv wnt] <Frans |
epigram puntdicht 1582 [Aanv wnt] <Frans |
epilepsie vallende ziekte 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
epileren ontharen 1914 [Aanv wnt] <Frans |
epiloog slotrede 1824 [wei] <Frans |
episch m.b.t. de verhalende poëzie 1824 [wei] |
episcopaal bisschoppelijk 1720 [mey] <Frans |
episcopaat bisschoppelijke waardigheid 1824 [wei] <Latijn |
episode op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis 1824 [wei] <Frans |
epistel brief 1240 [Bern.] <Latijn |
epistemologie kennisleer 1931 [Enc. handb. mod. denken] |
epitheel bekleedsel van organen 1847 [kku] <modern Latijn |
epitheton bijnaam 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
epizoën in of op de huid van dieren levende insecten 1886 [kku] |
epo eiwithormoon gebruikt als doping 1997 [De Coster 1999] {4.1.6} |
epoche tijdperk 1720 [mey] <Latijn |
eponiem woord dat is afgeleid van een eigennaam 1981 [Sanders 1993] <Frans {3.2} |
epos heldendicht 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
epoxy kunsthars 1955 [wp] <Engels |
epsilon vijfde letter van het Griekse alfabet 1873 [wp] <Grieks {3.2} |
equator evenaar 1598 [wnt] <Latijn |
equinox dag- en nachtevening 1847 [Aanv wnt] <Frans |
equipage paard met rijtuig 1734 [wnt] <Frans {4.1.10} |
equipage scheepsbemanning 1803 [wnt] <Frans {3.2} |
equipe sportploeg 1929 [kwt] <Frans |
equiperen toerusten 1632 [wnt] <Frans |
equivalent gelijkwaardig 1650 [mey] <Frans |
er* bijwoord van plaats 1237 [cg i 1, 32] |
era tijdrekening, periode 1824 [wei] <Latijn |
erbarmen, zich medelijden betonen 1477 [Teuth.] <Duits |
erbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn |
erectie oprichting van de penis 1850 [wnt zaad] <Latijn {1.2.3} |
eren* eerbied bewijzen 1100 [Willeram] |
ereprijs plantengeslacht 1554 [Dod.] <Duits |
erewoord belofte met eer als onderpand 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
erf erfdeel, grond behorend bij huis 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5} |
| |
| |
erfenis* wat men erft 1399 [mnw] {3.1} |
erfgenaam op wie een nalatenschap overgaat 1284 [vmnw] <? {3.5} |
erfvijand gezworen vijand 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
erg* slecht 901-1000 [wps] |
erg* bijwoord van graad: zeer 1866 [wnt] |
erg eenheid van arbeid 1907 [wp] |
ergens* bijwoord van plaats 1285 [mnw] {3.1} |
ergeren* aanstoot geven of nemen 1240 [Bern.] |
ergernis* irritatie 1566-1568 [wnt] {3.1} |
ergo bijwoord van causaliteit: derhalve 1540 [wnt verkleining] <Latijn |
ergonomie studie van werkomstandigheden 1961 [gvd] |
ergotherapie oefening om uitgevallen functies weer op te wekken 1955-1956 [Aanv wnt] |
erica dopheide 1889 [wnt rose] <me Latijn |
erkennen inzien 1376-1400 [mnw] <Duits |
erkentelijk dankbaar 1626 [wnt] <Duits |
erkentenis* besef van bestaan of waarheid van iets 1604 [wnt] {3.1} |
erker uitbouw 1901 [wnt] <Duits |
erlang eenheid van dichtheid van telefoonverkeer 1961 [gvd] |
erlenmeyer laboratoriumkolf 1949 [ensie iv, 333] |
ernst* serieuze gestemdheid, oprechtheid 1100 [Willeram] |
eroderen afslijpen 1650 [mey] <Frans |
erogeen gevoelig voor erotische prikkels 1923 [Aanv wnt] |
erosie afslijting van land 1669 [mey] <Frans |
erotiek het geheel van gevoelens van zinnelijke liefde 1895 [Broeckaert] <Frans |
erotisch m.b.t. de zinnelijke liefde 1782 [wnt] <Duits |
erotogeen erogeen 1955-1956 [Aanv wnt] |
erratum drukfout 1676 [wnt vinden] <Latijn |
ersatz vervangingsmiddel 1919 [kwt] <Duits {3.2} |
erts metaal bevattende delfstof 1556 [wnt] <Duits |
erudiet uitgebreide kennis en smaak bezittend 1824 [wei] <Frans |
eruditie geleerdheid 1824 [wei] <Frans |
eruptie uitbarsting 1650 [mey] <Frans |
ervaren ondervinden 1420 [mnw] <Duits |
erven* door erfenis verkrijgen 1263-1264 [cg i 1, 83] |
erwt* een plantenzaad, ook als voedsel 1240 [Bern.] {4.1.6} |
erwtensoep soep van groene erwten 1778 [wnt erwt] {4.1.6} |
erytrocyt rood bloedlichaampje 1923 [Aanv wnt] |
es* loofboom 860 [Künzel] {2.3} |
esbattement rederijkerstoneelstuk 1500 [Den spieghel der salicheit van Elckerlijc, a2] <Frans {4.1.15} |
escadrille groep vliegtuigen 1919 [kwt] <Frans {4.1.14} |
escalatie het van stap tot stap groeien van een conflict 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels |
escaleren steeds ernstiger worden 1969 [Aanv wnt] |
escapade dwaze streek 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
escapisme vluchtgedrag 1955 [Aanv wnt] <Engels |
escargot wijngaardslak 1952 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
eschatologie leer van de laatste dingen 1847 [kku] <Frans |
escort callgirl 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
escorte gewapend geleide 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
escudo munteenheid van Portugal en Kaapverdië, vroeger ook van Spanje, Mexico en diverse Zuid-Amerikaanse landen 1832 [wei] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.12} |
esculaap embleem van geneeskundigen 1615 [wnt artsenij Suppl] <Frans |
eskader vlootafdeling 1631-1634 [wnt] <Frans {4.1.14} |
eskadron afdeling ruiterij 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
esoterisch geheim 1821 [Aanv wnt] <Frans |
esp* ratelpopulier 870 [Künzel] {2.3} |
espadrille schoen met touwzool 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9} |
espagnole Spaanse dans 1847 [kku] <Frans {4.1.15} |
esplanade wandelplein 1821 [Aanv wnt] <Frans |
espressivo met veel gevoel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
espresso zwarte koffie 1955 [Stoop] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
esprit geest 1821 [Aanv wnt] <Frans |
essay verhandeling 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
essence aromatisch aftreksel 1715 [wnt] <Frans |
essentie het wezen 1501-1550 [Mak] <Latijn |
establishment heersend bestel, heersende klasse 1969 [R75] <Engels |
estafetteloop snelheidswedstrijd tussen verschillende teams 1920 [wnt z.j.] {4.1.18} |
| |
| |
ester scheikundige verbinding 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <Duits |
estheet kunstgevoelige 1950 [gvd] <Frans |
estuarium trechtervormige riviermonding 1901 [kui] <Latijn |
etablissement onderneming, inrichting 1703 [wnt stokhouder] <Frans |
etage verdieping 1786 [wnt trap i] <Frans |
etalage uitstalkast 1824 [wei] <Frans |
etappe afstand tussen twee rustpunten 1832 [wei] <Frans |
et cetera, etc. enzovoorts 1570 [wnt achten Suppl] <Latijn |
eten* nuttigen 901-1000 [wps] |
eterniet asbestcementlei 1917 [wnt plafond] |
ethaan gasvormige koolwaterstof 1925 [Oosthoek's geïll. enc. ii] |
ether verdovende vloeistof 1778 [wnt] <Duits |
ether (boven)lucht 1778 [wnt] <Duits |
etherisch vergeestelijkt 1855 [kku] <Duits |
ethiek zedenleer 1667 [wnt volk] <Latijn |
ethologie gedragsbeschrijving 1824 [wei] <Latijn |
ethos zedelijke houding 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
ethyl koolwaterstofgroep 1863 [kku aethyl] |
etiket label 1824 [wei] <Frans |
etiquette omgangsvormen 1764 [wnt drukletter] <Frans |
etmaal* 24 uur 1289 [cg I2, 1343] {3.1/4.1.7} |
etnisch volkenkundig 1880 [Aanv wnt] <Frans |
etnografie beschrijvende volkenkunde 1824 [wei] |
ets door etsen verkregen voorstelling 1866 [wnt] |
etsen in metaal laten uitbijten 1573 [Claes] <Duits |
ettelijke onbepaald voornaamwoord 1443-1451 [mnw] <Duits {4.2} |
etter* pus 1240 [Bern.] {1.2.3} |
etter scheldwoord 1914 [gvd] <Frans {1.2.3} |
etude muzikale studie 1847 [kku] <Frans |
etui koker 1670 [wnt] <Frans |
etymologicon etymologisch woordenboek 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
etymologie woordafleidkunde 1521 [Mak] <Frans |
eucalyptus plantengeslacht 1868 [Aanv wnt] <modern Latijn |
eucharistie Heilige Sacrament 1669 [mey] <Frans |
eufemisme verhullend woord 1824 [wei] <Frans of Latijn |
euforie gevoel van welbehagen 1832 [wei] <Frans of modern Latijn |
eugenese rasverbetering 1919 [Aanv wnt] |
eunuch ontmande (als vrouwenoppasser in harem) 1615 [wnt vervatten] <Latijn |
eureka, heureka tussenwerpsel: uitroep bij ontdekking 1847 [kku] <Grieks {3.2/4.3} |
euro vanaf 1999 munteenheid van de eu, vanaf 2002 als betaalmiddel 1995 [De Coster 1999] {1.2.2/4.1.12} |
europium chemisch element 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] <modern Latijn |
eustachiusbuis buis in het oor 1847 [kku] |
euthanasie het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken 1824 [wei] <Frans |
euvel* kwaad 901-1000 [wps] |
evacuatie ontruiming 1560 [Aanv wnt] <Frans |
evacueren ontruimen 1650 [mey] <Frans |
evalueren schatten 1650 [mey] <Frans |
evangelie elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament 1240 [Bern.] <Latijn |
evangelisch volgens het evangelie 1550 [hws] <Frans |
evangeliseren het evangelie verkondigen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
evangelist schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie 1240 [Bern.] <Frans {4.1.8} |
evaporatie verdamping 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois 39, 241] <Frans |
evaporeren uitwasemen 1514 [Aanv wnt] <Frans |
evasie ontwijking 1669 [mey] <Frans |
even* bijwoord van graad: in gelijke mate 1240 [Bern.] |
even* door twee deelbaar 1467 [mnw] |
even* bijwoord van tijd: ogenblik 1659-1673 [wnt] {4.1.7} |
evenaar equator 1585 [Claes Tw. 9] |
evenaren gelijkwaardig zijn 1710 [wnt wierook] |
evenbeeld die sprekend lijkt op een ander 1557 [wnt] <Duits |
eveneens* bijwoord van modaliteit: ook 1857 [wnt] {3.1} |
evenement gebeurtenis 1668 [Koerbagh] <Frans |
evenknie* gelijke (in stand) 1303 [mnw] |
eventing bepaalde paardenwedstrijd: military 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18} |
eventualiteit mogelijkheid dat iets gebeurt 1847 [kku eventus] <Frans |
eventueel mogelijkerwijs 1816 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
evenwicht* toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans 1642 [wnt waag i] |
ever* hoefdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
evergreen populair blijvend lied 1965 [R75] <Engels |
evident zonneklaar 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
evidentie klaarblijkelijkheid 1650 [mey] <Frans |
evocatie het voor de geest roepen 1650 [mey] <Frans |
evocatief beeldend 1939 [wnt treffen] <Latijn |
evolueren ontwikkelen 1824 [wei] <Frans |
evolutie ontwikkeling 1896 [wnt] <Frans |
evviva tussenwerpsel: leve! 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.3} |
ex voormalig echtgenoot of echtgenote 1982 [R84] <Engels {4.1.4} |
exact nauwkeurig 1652 [wnt] <Frans |
exaltatie geestvervoering 1294 [cg I3, 2074] <Frans |
examen onderzoek naar iemands kennis 1477 [hws] <Latijn |
examinandus degene die geëxamineerd moet worden 1847 [kku] <Latijn |
excellent voortreffelijk 1450 [mnw] <Frans |
excellentie titel van hoge staatsdienaar 1583 [wnt] <Latijn |
excelleren uitmunten 1650 [mey] <Frans |
excentriek buitenissig 1830 [wnt] <Frans |
exceptie uitzondering 1467-1490 [hws] <Frans |
exceptioneel uitzonderlijk 1839 [Aanv wnt] <Frans |
excerperen een uittreksel maken 1650 [mey] <Latijn |
excerpt uittreksel 1787 [wnt woord i] <Latijn |
exces buitensporigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
exclamatie uitroep 1650 [mey] <Frans |
exclusief iets anders uitsluitend 1824 [wei] <Frans |
excommunicatie kerkban 1529 [wnt verwaten i] <Frans |
excommuniceren in de kerkban doen 1540 [hws] <Latijn |
excrement ontlasting 1650 [mey] <Latijn {4.4} |
excretie lichaamsafscheiding 1668 [Koerbagh] <Frans of Latijn |
excursie uitstapje 1816 [Aanv wnt] <Frans |
excusabel te verontschuldigen 1669 [mey] <Frans |
excuseren verontschuldigen 1353 [hws] <Frans |
excuus verontschuldiging 1546 [hws] <Frans |
executeren (vonnis) voltrekken 1454 [hws] <Frans |
executeur uitvoerder 1476-1500 [hws] <Frans |
executie uitvoering 1299 [cg i Brugge] <Frans |
executie terechtstelling, uitvoering van doodvonnis 1992 [gvd] <Engels |
exegeet bijbelverklaarder 1824 [wei] <Frans {4.1.8} |
exegese bijbelverklaring 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
exemplaar stuk 1641 [wnt] <Frans |
exemplair voorbeeldig 1692 [wnt regretteeren] <Frans |
exerceren militair oefenen 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans |
exercitie militaire oefening 1691 [wnt] <Latijn |
exhibitie tentoonstelling 1650 [mey] <Frans |
exhumatie opgraving van een lijk 1847 [kku] <Frans |
exil ballingschap 1824 [wei] <Frans |
existentie het bestaan 1650 [mey] <me Latijn |
existeren bestaan 1650 [mey] <Frans |
exit hij gaat af (van toneel) 1847 [kku] <Latijn |
exit uitgang 1950 [gvd] <Engels |
ex-libris eigendomsmerk voor boeken 1886 [kku] <Latijn |
exocet raket die met radar zijn doel zoekt 1992 [gvd] <Engels of Frans {3.2/4.1.14} |
exodus uittocht 1528 [wnt uitgang] <Latijn |
exogeen van buitenaf komend 1847 [kku] |
exoniem eigen vorm in een taal voor een buitenlandse aardrijkskundige naam 1986 [koe] |
exoot uitheemse plant of dier 1935 [Kath. Enc.] |
exorbitant buitensporig 1596 [Aanv wnt] <Frans |
exorciseren geesten uitdrijven 1569 [Aanv wnt] <Frans |
exorcist duivelbanner 1565 [Aanv wnt] <Frans |
exosfeer luchtzone boven 1000 km 1976 [wp] |
exoterisch ook voor oningewijden bestemd 1824 [wei] <Frans |
exotisch uitheems 1824 [wei] <Frans |
expanderen uitbreiden 1658 [mey] <Latijn |
expansief betrekking hebbend op expansie 1824 [wei] <Frans |
expeditie verzending van goederen 1450 [hws] <Frans |
expeditie onderzoekstocht 1607 [wnt] <Frans |
experiment proefneming 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
experimenteel proefondervindelijk 1824 [wei] <Frans |
experimenteren een proef nemen 1546 [hws] <Frans |
expert deskundige 1829 [wnt] <Frans |
expiratie afloop, beëindiging 1512 [hws] <Frans |
| |
| |
expireren eindigen, aflopen 1450 [hws] <Frans |
explicatie uitleg 1649 [Aanv wnt] <Frans |
expliceren uitleggen 1635 [Aanv wnt] <Latijn |
expliciet uitdrukkelijk 1669 [mey] <Frans of Latijn |
expliciteren met zoveel woorden zeggen 1976 [gvd] <Frans |
exploderen ontploffen 1824 [wei] <Frans |
exploiteren winstgevend maken 1886 [wnt] <Frans |
exploot betekening 1482 [hws] <Frans |
exploratie verkenning 1669 [mey] <Frans |
exploreren doorzoeken (van gebied) 1623 [Aanv wnt] <Frans |
explosie ontploffing 1793 [Aanv wnt] <Frans |
exponent getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat 1740 [wnt proportie] <Latijn |
exponent kenmerkend vertegenwoordiger 1950 [gvd] <Engels |
exporteren uitvoeren 1808 [wnt partij] <Frans {1.2.3/3.2} |
exporteren uitvoeren van computergegevens 1999 [R99] <Engels {1.2.3} |
exposant die tentoonstelt 1875 [Aanv wnt] <Frans |
exposé overzicht 1824 [wei] <Frans |
exposeren tentoonstellen 1824 [wei] <Frans |
expositie tentoonstelling 1824 [wei] <Frans |
exposure aandacht van de media voor een product 1989 [Peptalk] <Engels |
expres met opzet 1824 [wei] <Frans |
expressie uitdrukking 1680 [Aanv wnt] <Frans |
expressief sterk sprekend 1824 [wei] <Frans |
expressionisme kunstrichting 1912 [Aanv wnt] <Frans |
expres(trein) zeer snelle trein 1864 [wnt express] <Engels {4.1.10} |
expulsie uitdrijving 1650 [mey] <Frans |
exquis voortreffelijk 1650 [mey] <Frans |
extase geestvervoering 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1915, 1, 196] <Frans |
extatisch in vervoering 1847 [kku] <Frans |
extensie uitbreiding 1559 [Aanv wnt] <Frans |
exterieur uiterlijk, buitenkant 1669 [mey] <Frans |
extern uitwonend, buiten iets liggend 1669 [mey] <Frans |
exterritoriaal buiten het staatsgebied vallend 1832 [wei] |
extra boven het gewone, bijzonder 1738 [wnt] <Latijn |
extract uittreksel 1660 [wnt] <Latijn |
extract aftreksel 1778 [wnt] <Latijn |
extractie het extraheren 1568 [Kool] <Frans |
extraheren uittrekken 1477 [hws] <Latijn |
extramuraal buiten het gebouw plaatshebbend 1976 [gvd] |
extraneus examenstudent 1819 [Aanv wnt] <Latijn |
extraordinair buitengewoon 1503 [hws] <Frans |
extrapoleren uit bekende termen daarbuiten liggende termen berekenen 1925 [Aanv wnt] |
extra-uterien buitenbaarmoederlijk 1886 [kku] <Frans |
extravagant buitensporig 1650 [mey] <Frans |
extravert naar buiten gekeerd 1935 [Kath. Enc.] |
extreem uiterst 1544 [hws] <Frans |
extremiteit uiterste, uiteinde 1650 [mey] <Frans |
extrinsiek niet wezenlijk, nominaal 1910 [Aanv wnt] <Frans |
extrovert naar buiten gekeerd 1938 [Van Essen] |
exuberant overdadig 1824 [wei] <Frans |
ex-voto geloftegeschenk 1824 [wei] <Latijn |
eyeliner stift voor accentueren van oogranden 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels |
eye-opener openbaring 1989 [Peptalk] <Engels |
ezel paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.3} |
ezel schildersezel 1654 [wnt] {1.2.3} |
ezelin wijfjesezel 1240 [Bern.] |
ezelsbruggetje hulpmiddel om iets te onthouden 1682 [wnt ezel] {1.2.5} |
ezelsoor omgevouwen hoek 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
e-zine elektronisch tijdschrift 1996 [Alg. Dagblad 3/12/96] <Engels {1.2.1} |
|
fa muzieknoot 1350 [mnw] |
faam reputatie, roem 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans |
fabel vertelling, verzinsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
fabricage het vervaardigen 1807 [In Notificatie van de Leidse politie] {3.3} |
fabricatie het vervaardigen 1705 [wnt uitroeien i] <Frans |
fabriceren vervaardigen 1593 [wnt verblijven] <Frans |
fabriek industrieel bedrijf 1764-1775 [wnt] <Frans {1.2.5} |
fabrikant eigenaar van een fabriek 1782 [Picarta: titel van D. Schuurman] <Frans |
fabuleus fabelachtig 1650 [mey] <Frans |
façade voorgevel 1695 [Aanv wnt] <Frans |
facelift het optrekken van gezichtshuid 1937 [Aanv wnt] <Engels |
facet aspect, kant 1901 [wnt] <Frans |
| |
| |
faciaal m.b.t. het gelaat 1847 [kku facies] <Frans |
facie gezicht (tegenwoordig minachtend) 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.3} |
faciliteit hulpmiddel 1881 [Aanv wnt] <Frans |
facsimile nauwkeurige nabootsing 1824 [wei] |
factie politieke groep 1596 [Linschoten 162] <Frans |
factie fictie gebaseerd op ware gebeurtenissen 1997 [De Coster 1999] <Engels |
factor in de wiskunde: vermenigvuldiger 1821 [wnt] <Latijn |
factor element 1856 [wnt] <Latijn |
factorij filiaal van handelsonderneming in buitenland 1663 [wnt] |
factoring het verzorgen van de inning door een financiële instelling 1974 [Posthumus] <Engels |
factotum manusje-van-alles 1605 [wnt schransen] <Frans |
factuur rekening voor geleverde goederen 1600 [De Jonge i, 238] <Frans |
facultatief aan eigen verkiezing overlatend 1847 [kku] <Frans |
faculteit hoofdafdeling van universiteit 1710 [wnt] <Frans |
fading sluiereffect 1929 [kwt] <Engels |
fado melancholiek Portugees lied 1933 [Aanv wnt] <Portugees {3.2} |
faëton rijtuigje 1731-1735 [wnt] <Engels {3.2/4.1.10} |
fagocyt wit bloedlichaampje, eetcel 1912 [kku] |
fagot blaasinstrument 1599 [Kil.] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
Fahrenheit bepaalde thermometerschaal 1736 [wnt thermometer] <Duits |
faience soort aardewerk 1824 [wei] <Frans |
failliet bankroet 1844 [wnt] <Frans |
faillissement het failliet gaan of zijn 1582 [wnt] {3.3} |
fair eerlijk 1887 [wnt unfair] <Engels |
fake namaak 1965 [R75] <Engels |
fakir boetende bedelmonnik 1788 [Toll.] <Arabisch of Frans {3.2} |
fakkel toorts 1240 [Bern.] <Latijn |
falafel gerecht van gefrituurde erwtjes, uien en kruiden 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
falanx slagorde 1824 [wei] <Latijn |
falderappes gespuis 1701-1725 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
falen in gebreke blijven, mislukken 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
faliekant verkeerd, mis 1727 [Tuinman] |
fall-out radioactieve neerslag 1964 [Ferrée, In en uit 59] <Engels |
fallus mannelijk lid in erectie 1832 [wei] <Latijn {3.2/4.4} |
falset stemregister 1564 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
falsificatie vervalsing 1650 [mey] <Frans |
fameus vermaard 1488 [hws] <Frans |
familiair, familiaar gemeenzaam 1560 [wnt] <Latijn |
familiariteit te grote vertrouwelijkheid 1567 [wnt] <Frans |
familie gezin, bloedverwanten 1566-1568 [wnt] <Frans {5} |
familie Doorsnee doorsneegezin 1954 [De Coster 1999] {4.4} |
fan ventilator 1931 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
fan bewonderaar 1947 [kwt jazz-fan] <Engels |
fanatiek bezeten 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
fancy-fair liefdadigheidsbazaar 1855 [kku] <Engels |
fandango Spaanse volksdans 1806 [wnt quadrille] <Spaans {3.2/4.1.15} |
fanfare muziekstuk voor koper 1655 [wnt] <Frans |
fanmail van fans ontvangen correspondentie 1942 [kwt] <Engels |
fantasie verbeeldingskracht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fantasmagorie geestverschijning 1824 [wei] <Frans |
fantast iem. met sterke fantasie 1599 [Kil.] <Duits |
fantastisch niet werkelijk, onwerkelijk goed e.d. 1824 [wei] <Frans |
fantoom spook 1287 [cg NatBl] <Frans |
farad eenheid van elektrische capaciteit 1894 [wnt watt] |
farao naam van Egyptische koningen 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
farce dwaze grap 1617 [wnt] <Frans |
farizeeër schijnheilige 1808-1816 [wnt geldzuchtig] <Duits {4.1.8} |
farm particulier landbouwbedrijf 1847 [kku] <Engels |
farmaceut apotheker 1847 [kku] <Latijn {4.1.13} |
farmacie artsenijbereidkunde, apotheek 1689 [Picarta: titel van C. Bontekoe] <Frans |
faro Zuid-Nederlandse biersoort 1528 [wnt] {4.1.6} |
faro kaartspel 1699 [wnt] {4.1.18} |
fascineren sterk boeien 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
| |
| |
fascisme politiek systeem 1923 [Picarta: titel van N.J.C.M. Kappeijne van de Coppello] <Italiaans {3.2} |
fase schijngestalte van planeet, stadium 1824 [wei] <Frans |
fashion mode 1847 [kku] <Engels |
fashionable naar de mode 1840 [Kolfin, Van de slavenzweep 157] <Engels |
fastfood gemaksvoedsel 1984 [R84] <Engels {4.1.6} |
fat modegek, dandy 1698 [wnt kwibus] <Frans |
fataal noodlottig 1603 [wnt] <Frans |
fatalisme geloof in noodlot 1800 [wnt uitvloeisel] <Frans {3.2} |
fata morgana luchtspiegeling 1808 [wnt gewaand] <Italiaans {3.2} |
fatsoen welgemanierdheid 1714 [wnt] <Frans |
fatsoensrakker zedenmeester 1935 [Aanv wnt] {4.4} |
fatwa door een islamitisch rechtsgeleerde geformuleerd decreet 1989 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2} |
faun bos- en veldgod 1579 [wnt aanrecht] <Latijn |
fauna dierenwereld 1822 [Aanv wnt] |
fauteuil leunstoel 1776 [wnt vis-à-vis] <Frans {4.1.9} |
fauvisme richting in schilderkunst 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
favorabel gunstig 1370-1378 [hws] <Frans |
favoriet gunsteling 1650 [mey] <Frans |
favoriseren begunstigen 1467-1490 [hws] <Frans |
favus hoofdzeer 1901 [kui] <Latijn |
fax systeem van telecommunicatie 1982 [R84] <Engels {4.1.17} |
fazant hoendervogel 1287 [cg NatBl] <Frans {1.2.4} |
feature iets speciaals 1925 [De Telegraaf 13/12/25, 13] <Engels |
februari tweede maand 1376 [Claes] <Latijn {4.1.7} |
fecaliën uitwerpselen 1876 [wnt utiliseeren] <Latijn {4.4} |
feces uitwerpselen 1778 [wnt gist] <me Latijn {4.4} |
federatie bond 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
fee vrouwelijke sprookjesfiguur 1871 [wnt] <Frans |
feedback terugkoppeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
feeëriek toverachtig 1922 [Aanv wnt] <Frans |
feeks lastige vrouw 1607 [wnt] <Fries {3.2} |
feeling intuïtie 1946 [Aanv wnt] <Engels |
feest viering 1265-1270 [vmnw] <Frans of Latijn |
feil fout 1573 [Claes] <Frans |
feit daad, wat werkelijk is 1294 [cg i Brugge] <Frans |
fel hevig, vurig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
felgeel knalgeel 1901 [wnt koepel] {4.1.5} |
feliciteren gelukwensen 1688-1696 [wnt] <Frans {1.2.5} |
fellatie het pijpen 1970 [gvd Suppl.] <modern Latijn |
felsen metalen platen omvouwen en vastslaan 1860 [wnt] <Duits |
femel mannelijke hennep 1401-1500 [mnw] <Frans |
femelen zoetsappig zeuren 1866 [wnt] |
femininum vrouwelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
feminisme vrouwenbeweging 1899 [dbl] <Frans |
feng shui bepalen van gunstige omstandigheden voor de vestiging van een gebouw 1975 [wp (tauïsme)] <Chinees {3.2} |
feniks mythische vogel 1301-1325 [hws] <Latijn |
fennek hondachtige 1902 [Vivat's Enc. 4:2736] <Arabisch {3.2/4.1.3} |
fenol carbolzuur, hydroxybenzeen 1881 [wnt phenol] |
fenologie leer van de invloed van het klimaat 1917 [kwt] |
fenomeen verschijnsel 1778 [wnt] <Frans |
fenotype verschijningsvorm 1926 [kwt] |
feodaal tot het leenstelsel behorend 1650 [Claes] <Frans |
ferm flink 1815 [wnt] <Frans |
fermate rustpunt 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ferment giststof 1668 [Koerbagh] <Frans |
fermentatie gisting 1777 [wnt verrotting] <Frans |
fermenteren gisten 1668 [Koerbagh] <Frans |
fermium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
ferry veerboot 1857 [wnt pol i] <Engels {4.1.11} |
fervent vurig 1832 [wei] <Frans |
festijn feest(maal) 1672 [wnt] <Frans |
festival groot (muziek)feest 1872 [gvd] <Engels |
festiviteit feestelijkheid 1764 [wnt] <Frans |
festoen guirlande 1617 [wnt af Suppl] <Frans |
feston ornament (in bouwkunde), guirlande 1549 [wnt usance] <Frans |
feta zachte witte kaas 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
fêteren vieren, onthalen 1824 [wei] <Frans |
| |
| |
fetisj vereerd voorwerp 1602 [wnt fetisch] <Frans |
feuilletee bladerdeeg 1761 [Aanv wnt] |
feuilleton vervolgverhaal 1847 [wnt] <Frans |
feut noviet 1913 [Aanv wnt] |
fez muts 1836 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
fiacre huurrijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10} |
fiasco mislukking 1847 [kku] <Italiaans of Frans {3.2} |
fiat goedkeuring 1630 [wnt request] <Latijn |
fiber isolatiemateriaal uit vezels e.d. 1921 [Aanv wnt] <Frans |
fibrilleren onregelmatig samentrekken van spieren 1955 [Aanv wnt] |
fibrine bloed- of plantenvezelstof 1847 [kku] <Frans |
fiche speelmerkje, kaart uit kaartsysteem 1735 [wnt] <Frans |
fictie niet op werkelijkheid berustende voorstelling 1566-1568 [wnt] <Frans |
fictief verdicht 1822 [wnt publiek i] <Frans |
ficus plantengeslacht 1911 [wnt] <Latijn |
fideel trouwhartig 1637 [wnt] <Frans |
fideï-commis erfstelling over de hand 1624 [Aanv wnt] <Frans |
fideliteit trouw 1569 [wnt] <Frans |
fiduciair op goede trouw berustend 1898 [gvd] <Frans |
fiducie vertrouwen 1787 [wnt vigilantie] <Latijn |
fielt schurk 1550 [mnw] <Frans {1.2.4} |
fier trots 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
fierljeppen polsstokverspringen 1996 [Vd Sijs 1996] <Fries {3.2/4.1.18} |
fiets rijwiel 1886 [Sanders 1997b] <? {3.5/4.1.10} |
fiets Bargoens: vijf gulden 1910 [kwt] <? {3.5/4.1.12} |
figaro barbier, sluwe dienaar 1898 [gvd] <Frans |
figurant acteur met zwijgende rol 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
figuur gestalte, afbeelding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fijn niet grof, verfijnd, heerlijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fijnmechanicus instrumentmaker 1961 [gvd] <Duits {3.2/4.1.13} |
fijns tussenwerpsel: fijn, vaak ironisch 1974 [Sanders 1999] {4.3} |
fijnzinnig met fijn onderscheidingsvermogen 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
fijt ontsteking aan vinger 1554 [Dod. 798] |
fikfakken beuzelen, prutsen 1636-1638 [wnt] <Duits {3.1} |
fikken* vingers 1894-1908 [wnt fik ii] |
fikken* branden 1897 [wnt fikken ii] |
fikkie hond 1916 [wnt fik i] <? {3.5} |
fiks flink, stevig 1800 [wnt] <Frans {3.2} |
fiksen in orde brengen 1954 [De Vooys] <Engels |
filantroop liefdadig persoon 1757 [wnt] <Frans |
filantropie menslievendheid 1778 [wnt] <Frans |
filatelist postzegelverzamelaar 1884 [gvd] <Frans |
file rij 1889 [wnt] <Frans |
file administratief bestand 1969 [Dijkman, Computer-abc 164] <Engels |
fileren van bot of graat ontdoen 1900 [wnt haring] |
filet bot- of graatloos stuk vlees of vis 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
filharmonisch de toonkunst beminnend 1847 [kku] <Duits of Frans {3.2} |
filiaal bijkantoor 1888 [wnt] <Frans |
filibuster obstructie door eindeloze redevoeringen 1961 [gvd] <Engels |
filigraan, filigrein zilver- of gouddraadwerk 1832 [wei] <Frans |
filigram watermerk 1847 [kku] |
filippica agressieve redevoering 1838 [wnt] <Latijn |
filippie Bargoens: tien gulden 1906 [moo] {4.1.12} |
filippine dubbele amandel 1840 [wnt] <Frans |
filister bekrompen burger 1847 [kku] <Duits |
filler Hongaarse munt, een honderdste forint 1928 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 7: 136 (Hongarije)] <Hongaars |
film strook met film- of fotobeelden 1912 [wnt] <Engels {4.1.15/4.1.17} |
filofax losbladige agenda 1987 [De Coster 1999] <Engels |
filologie taal- en letterkunde van een volk 1824 [wei] <Frans |
filosofie wijsbegeerte 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
filosofie grondgedachte, beleid 1975 [R75] <Engels |
filter zeef 1851 [wnt uittappen] <Frans |
filter mondstuk van sigaret 1976 [gvd] <Engels {4.1.6} |
filtratiekamp gevangenkamp 2000 [Sanders 2001] <Engels |
finaal uiteindelijk, tot het einde toe 1516 [wnt verstand] <Frans |
finale slotstuk van meerdelig instrumentaal muziekstuk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
finale eindstrijd in sport 1914 [gvd] <Frans |
financiën geldwezen 1459 [hws] <Frans of Latijn |
| |
| |
fineren met fineer beleggen 1879 [wnt] <Engels |
finesse kleine bijzonderheid 1805 [wnt vergauwen] <Frans {3.2} |
fingerboard klein vingerbestuurd skateboard 1999 [Sanders 2000] <Engels |
fingeren verzinnen 1351-1400 [mnw] <Latijn |
fini bijwoord van tijd: afgelopen 1847 [kku] <Frans {4.1.7} |
finish laatste deel van een wedstrijdbaan, eindstreep 1897 [koe] <Engels |
finnjol type van jol 1976 [gvd] {4.1.11} |
finoegristiek kennis van de Fins-Oegrische talen 1976 [gvd] |
fiorituren versieringen van de zang 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
firma handelsnaam, handelszaak 1806 [wnt] <Italiaans {3.2} |
firmament uitspansel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
firn korrelig sneeuwijs 1734 [HubWes] <Duits {4.1.1} |
fis met een halve toon verhoogde f 1832 [wei] <Duits {3.2} |
fiscaal m.b.t. de belastingen 1767 [wnt] <Frans |
fiscus staatskas 1660 [wnt restitueeren] <Latijn |
fistel afvoerkanaal van etter 1301-1400 [mnw] <Frans |
fit gezond 1896 [kwt] <Engels |
fitness training d.m.v. lichaamsbeweging 1983 [R84] <Engels {4.1.18} |
fitnesscentrum inrichting voor het op peil houden van de lichamelijke conditie 1984 [gvd] <Engels |
fitten pasklaar maken (van buizen) 1898 [gvd] <Engels |
fitting deel van lamp dat gloeidraden met stroomdraden verbindt 1897 [Aanv wnt] <Engels |
fixatie volledige aandacht 1932 [Aanv wnt] <Engels |
fixeren vastmaken, vastleggen 1485 [hws] <Frans |
fjeld bergvlakte 1863 [kku] <Noors {3.2} |
fjord inham 1659 [Aanv wnt] <Noors {3.2} |
flacon sierlijke fles 1824 [wei] <Frans |
fladderen* vlinderen, wapperen 1755 [wnt] {3.1} |
flagellant geselbroeder 1824 [wei] <Frans {4.1.8} |
flageolet boon 1916 [wnt z.j.] <Frans {4.1.6} |
flagrant zonneklaar 1847 [kku] <Frans |
flagstone tuintegel 1945 [Van der Vlerk, Geheimschrift der aarde 219] <Engels |
flair bijzondere handigheid 1890 [Aanv wnt] <Engels |
flakkeren* onrustig branden 1484 [mnw] {3.1} |
flambard slappe vilten hoed met brede rand 1889 [wnt] {4.1.9} |
flamberen opdienen met brandende alcohol 1957 [Aanv wnt] <Frans |
flambouw fakkel 1380-1420 [mnw] <Frans |
flamboyant stralend 1950 [Aanv wnt] <Frans |
flamelamp gloeilamp met getint glas 1984 [gvd] <Engels |
flamenco Spaanse zigeunerdans 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.15} |
flamingant aanhanger van de Vlaamse beweging 1881 [wnt terugtrekken] <Frans |
flamingo reigerachtige 1646 [wnt] <Portugees {3.2} |
flamoes kut 1914 [gvd] <? {3.5} |
flan eiervla 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
flanel geweven stof 1601-1700 [wnt] <Frans {4.1.9} |
flaneren rondslenteren om gezien te worden 1847 [kku] <Frans |
flank zijkant 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
flankeren zich in de flank bevinden 1599 [Kil.] <Frans |
flansen* haastig in elkaar zetten 1625 [wnt] {3.1} |
flap bankbiljet 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.12} |
flapdrol* stommerd 1899 [Aanv wnt] |
flapuit* iemand met het hart op de tong 1793-1796 [wnt] |
flard* afgescheurde lap 1600 [wnt] {3.1} |
flash flits 1958 [P. Heyse, Enc. Fotografie] <Engels |
flashback vertelwijze waarin wordt teruggegrepen op het verleden 1953 [De Vooys] <Engels |
flat gebouw met woningen 1931 [kwt] <Engels |
flater* blunder 1866 [wnt] {3.1} |
flatneurose neurose ontstaan door het wonen in een flat 1965 [wp jaarboek 1966] |
flatteren te fraai voorstellen 1477 [Teuth.] <Frans |
flatteus vleiend, flatterend 1816 [Aanv wnt] <Frans |
flauw niet hartig, niet krachtig 1401-1500 [mnw] <Frans |
flauwekul kletspraat 1989 [Hofkamp&Westerman] |
flecteren verbuigen 1650 [mey] <Latijn |
flegma onverstoorbaarheid 1600 [wnt] <Latijn |
flemen* vleien 1624 [wnt] |
flens opstaande rand 1872 [gvd] <Engels |
flensje* dun pannenkoekje 1633 [wnt] {4.1.6} |
| |
| |
flenter, flinter* lap, reep 1635 [wnt] {3.1} |
fleppen* lurken 1872 [gvd] {3.1} |
fles* glazen vat met nauwe hals 1351-1400 [mnw] |
flessentrekker* zwendelaar 1894-1908 [wnt] |
flets bleek 1785 [wnt] <Frans {4.1.5} |
fleur bloeiende toestand 1521 [wnt wijd i] <Frans |
flexibel buigzaam 1669 [mey] <Frans |
flexibiliteit buigzaamheid 1824 [wei] <Frans |
flexie buiging, verbuiging 1847 [kku] <Frans |
flexwerk flexibel werk 1996 [De Coster 1999] |
flierefluiter* losbol 1861 [wnt] {3.1} |
flikflak achterwaartse rol in de gymnastiek 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.1/3.2} |
flikflooien* met baatzuchtige bedoelingen vleien 1625 [wnt] {3.1} |
flikje chocolaatje 1864 [Toll.] {4.1.6} |
flikken handig klaarspelen, leveren 1850 [wnt] <Duits |
flikker* homoseksueel 1916 [wnt flikker i] |
flikkeren* onrustig licht afgeven 1545 [tntl 90, 1974, 187] {3.1} |
flink* fors, stevig 1655 [wnt verstand] |
flip-over flap-overbord 1989 [Peptalk] <Engels |
flippen ongunstig reageren op drugs, uitgekeken zijn op 1967 [Aanv wnt] <Engels |
flipperkast speelautomaat 1973 [Aanv wnt] {4.1.18} |
flippo plastic schijfje met stripfiguurtje als speelgoed 1995 [De Coster 1999] {4.1.18} |
flirten niet serieus het hof maken 1889 [wnt lach] <Engels |
flit insecticide 1939-1940 [De Gedehpost 66] <Engels |
flits kort schijnsel 1555 [Claes Tw. 11] <Frans |
flitsen bloot over straat rennen 1976 [gvd] |
flitsstep opklapbare twee- of driewieler 2000 [nrc-h 10/8/2000] {4.1.10} |
flitstrein hogesnelheidstrein 1990 [Sanders 2001] {4.1.10} |
flobert achterlaadgeweer 1885 [wnt kamer] {4.1.14} |
flodder* oefenpatroon 1950 [gvd] |
floepen* zich schielijk uitschietend bewegen 1904 [wnt] {3.1} |
floers geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9} |
flonkeren* warm schitteren 1552 [Toll.] {3.1} |
flop mislukking 1961 [Aanv wnt] <Engels |
floppy diskette 1983 [R84] <Engels |
flora gezamenlijke planten van een streek 1760 [Meese, Flora Frisica] |
floréal bloeimaand, 8e maand, van 20 april tot 19 mei, volgens de revolutionaire kalender 1824 [wei] <Frans {3.2} |
florentium minder gebruikelijke naam voor het chemische element promethium 1976 [gvd illinium] <modern Latijn |
floreren bloeien 1451-1500 [mnw] <Latijn |
floret schermdegen 1658 [wnt] <Frans |
florijn gulden 1369 [Claes Tw. 9] <Frans {4.1.12} |
florin munteenheid van Aruba 1986 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Papiaments {3.2/4.1.12} |
florissant bloeiend 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
flossen gebit met een draadje reinigen 1984 [gvd] <Engels |
flotatie scheiding van poedervormige mengsels 1949 [Aanv wnt] <Engels |
flottielje groep lichte oorlogsvaartuigen 1804 [wnt verzameling] <Frans {3.2/4.1.11} |
flower power jongerenbeweging die liefde predikte 1970 [Recht voor raap] <Engels |
flox sierplantengeslacht 1847 [kku] |
fluctuatie het schommelen 1669 [mey] <Frans |
fluïdum uitvloeiende stof 1824 [wei] <Latijn |
fluim hoeveelheid slijm 1287 [cg NatBl] <Frans |
fluistercampagne ondergrondse mondelinge propaganda 1950 [gvd] |
fluisteren* zacht spreken 1640 [wnt] {3.1} |
fluit blaasinstrument 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.16} |
fluitglas hoog, smal wijnglas 1847 [kku] |
fluitschip vrachtschip 1642 [wnt quel] {4.1.11} |
fluks spoedig, dadelijk 1485 [mnw] <Duits |
fluor gas 1847 [kku] <Latijn |
fluoresceren licht uitstralen 1886 [kku] |
flut* prul 1961 [gvd] {3.1} |
flutter snelle zweving bij geluidsweergave 1974 [Posthumus] <Engels |
fluviatiel rivier- 1950 [gvd] <Frans |
fluviometer meter voor stroomsnelheden 1886 [kku] |
fluweel geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9} |
flux de bouche radheid van tong 1835 [Lulofs, Lessen over de Redekunst, ii, 212] <Frans |
flyer kleine folder 1989 [Peptalk] <Engels |
fly-over viaduct 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
fnuiken* beknotten 1613 [wnt] |
fobie angstbeklemming 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 10] <Frans |
focus brandpunt 1778 [wnt vector] <Latijn |
focussen in het brandpunt plaatsen 1959 [Aanv wnt] <Engels |
foedraal koker 1847 [kku] <Duits |
| |
| |
foefje* truc 1789 [wnt] |
foei* tussenwerpsel: uitroep van afkeuring 1618 [wnt] {4.3} |
foelie zaadmantel van de muskaatnoot 1286 [cg I2, 1173] <Latijn {4.1.6} |
foelie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn |
foerage veevoeder 1599 [Kil.] <Frans |
foerier bevoorradingsonderofficier 1594 [wnt] <Frans {4.1.14} |
foeteren mopperen 1848 [wnt] <Frans |
foetsie weg 1902 [Aanv wnt] <Duits |
foetus embryo 1770 [wnt vruchtbeginsel] <Latijn |
foeyonghai soort garnalenomelet 1968 [wp voor de vrouw] <Chinees {3.2/4.1.6} |
foezel slechte jenever 1716 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
föhn warme valwind 1847 [kku] <Duits {4.1.1} |
föhn elektrische haardroger 1956 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.9} |
fok* voorzeil 1438 [hws] |
fok* bril 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
fokken* aankweken, doen voorttelen 1704 [Claes] |
folder vouwblad 1920 [Aanv wnt] <Engels |
foliant boek in folioformaat 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
folie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn |
foliëren de bladen van een boek nummeren 1684 [wnt] |
folio boekformaat 1599 [wnt alphabet] <me Latijn |
folklore volksoverleveringen 1887 [Toll.] <Engels |
follikel zakje 1847 [kku follikel] <Latijn {3.2} |
folteren martelen 1599 [Kil.] <Duits |
fondant suikergoed 1896 [wnt] <Frans {4.1.6} |
fonds vastgelegd kapitaal 1651-1652 [wnt] <Frans |
fondue gesmoltenkaasgerecht 1863 [Rijnhart i, 375b] <Frans {4.1.6} |
foneem klankeenheid 1937 [Kath. Enc. 19] <Frans |
fonetiek tak van taalwetenschap betreffende spraakklanken 1847 [kku] <Duits |
foniatrie spraakverbetering 1929 [kwt] |
foniek tak van taalwetenschap 1847 [kku] |
fonkelen levendig glanzen 1812 [wnt] <Duits |
fonkelnieuw splinternieuw 1874 [wnt] <Duits {4.4} |
fonograaf voorloper van de grammofoon 1886 [kku] <Frans {4.1.17} |
fonologie tak van taalwetenschap betreffende fonemen 1855 [kku] |
font letterset 1992 [gvd] <Engels |
fontanel zacht deel van schedeldak 1824 [wei] <Frans {1.2.2} |
fontein kunstmatige springbron 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans |
fooi drinkgeld 1651 [wnt] <Frans |
foolproof beschermd tegen onoordeelkundige behandeling 1946 [De Vooys] <Engels |
foon eenheid van geluid 1939 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
foppen voor de gek houden 1639 [wnt stoppen] <Duits |
force kracht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
forceps tang 1847 [kku] <Latijn |
forceren met geweld openen 1556 [Claes] <Frans |
foreest woud 1085 [Slicher] <Latijn {2.4} |
forehand slag met handpalm richting bal (bij tennis) 1924 [Aanv wnt] <Engels |
forel beenvis 1700 [Toll.] <Duits |
forens wie woont buiten de plaats waar hij werkt 1898 [gvd] <Duits |
forensisch betrekking hebbend op het gerecht 1832 [wei] <Latijn |
forfait vast bedrag 1847 [Aanv wnt] <Frans |
forint munteenheid van Hongarije 1951 [wp, dl. 10, 524] <Hongaars {4.1.12} |
formaat grootte 1573 [Plantijn] <Frans |
formaat structuur van een computerdocument 1986 [mcc dec. 86, 8, 12, 33] <Engels |
formaldehyde een alifatisch aldehyde 1895 [Aanv wnt] |
formaline desinfectiemiddel 1895 [Aanv wnt] |
formaliseren formeel maken 1650 [mey] <Frans |
formaliteit uiterlijke vorm, plichtpleging 1663 [mey] <Frans |
formateur samensteller 1924 [gvd] <Frans |
formatie vorming 1812 [wnt azijn Suppl] <Frans {3.2} |
formatteren een informatiedrager gereed maken voor gegevensopslag 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27] |
formeel naar de vorm 1614 [wnt] <Frans |
formeren vormen 1287 [cg NatBl] <Frans |
formica harde kunststof 1962 [Aanv wnt] |
formidabel geducht 1647-1648 [wnt] <Frans |
formule vast geheel van woorden 1698 [wnt bezweren] <Frans |
formulier in te vullen papier 1624 [wnt wederroeping] |
fornuis kookkachel 1270 [cg i 1, 159] <Frans {4.1.9} |
| |
| |
fors stevig 1599 [Kil.] <Frans |
forsythia sierheester 1907 [wp] <modern Latijn |
fort vestingwerk 1577 [wnt] <Frans |
forte bijwoord: sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
fortepiano toetsinstrument 1786 [wnt trekker] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
fortificatie versterking 1477 [hws] <Frans |
fortissimo bijwoord: zeer krachtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
forto bijwoord: sterk, luid 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
fortuin groot kapitaal 1494 [hws] <Frans |
fortuin lot, geluk 1557 [wnt] <Frans |
forum markt te Rome 1832 [wnt reus i] <Latijn |
forum groep deskundigen 1954 [R75] <Engels |
fosburyflop techniek bij het hoogspringen, met de rug over de lat 1984 [gvd] <Engels |
fosco chocoladedrank 1912 [kku] {3.3/4.1.6} |
fosfaat zout van fosforzuur 1883 [Java-Bode 1/9, 2e] <Frans |
fosfor chemisch element 1720 [wnt worm i] <Latijn |
fosforesceren licht geven na bestraling 1824 [wei] <Frans |
fossiel versteend overblijfsel 1847 [kku] <Frans |
fot eenheid van lichtsterkte 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
foto fotografische opname 1898 [wnt photo] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.17} |
fotografie het maken van afbeeldingen door chemische inwerking van licht 1847 [kku] <Frans {4.1.17} |
fotokopie fotografisch vervaardigde kopie 1946 [Aanv wnt] <Engels |
foton lichtquant 1942 [kwt] |
fouilleren kleren doorzoeken 1898 [gvd] <Frans |
foundation damesondergoed 1958 [R75] <Engels {3.2} |
foundation onderlaag van poeder 1975 [R75] <Engels |
fourneren verschaffen 1472 [hws] <Frans |
fournituren kleine handwerkbenodigdheden 1808 [wnt viseeren] <Frans {3.2} |
fout gebrek, misslag 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
foxterriër hondensoort 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 9a] <Engels {4.1.3} |
foxtrot dans 1919 [kwt] <Engels {4.1.15} |
foyer koffiekamer 1832 [wei] <Frans |
fraai mooi 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
fractal bepaalde meetkundige figuur 1988 [De Coster 1999] <Engels |
fractie onderdeel 1787 [wnt land] <Frans |
fractie deel van een politieke partij 1847 [kku] <Frans |
fractioneren trapsgewijs distilleren 1895 [Aanv wnt] <Frans |
fractuur breuk 1560 [Aanv wnt] <Frans |
fragiel breekbaar 1824 [wei] <Frans |
fragment gedeelte 1787 [Picarta: Rhijnvis Feith, Fanny: een fragment] <Frans |
fragmentarisch uit brokstukken bestaand 1824 [wei] <Engels |
fraise aardbeikleurig 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.5} |
frak jas 1782 [wnt lus] <Frans |
framboesia tropische huidziekte 1919 [kwt] <modern Latijn |
framboos vrucht 1554 [wnt] <Frans {4.1.2} |
frame raamwerk 1886 [kku] <Engels |
franchise vrijstelling van invoerrechten 1886 [kku] <Frans |
franchising het huren van rechten van een ander bedrijf 1973 [R84] <Engels |
franciscaan monnik van de orde gesticht door Franciscus van Assisi 1654 [wnt voet] {4.1.8} |
francium chemisch element 1967 [wp in kleuren] <modern Latijn |
franco bijwoord: portvrij 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
francofoon Frans sprekend 1976 [gvd] |
franc-tireur vrijschutter 1886 [kku] <Frans {4.1.14} |
franje overbodige opsiering 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
frank vrij 1267 [cg i 1, 96] <Frans |
frank oude muntnaam, munteenheid van o.a. Frankrijk en België 1382 [mnw] <Frans {4.1.12} |
frankeren porto betalen 1729 [wnt] <Duits |
franskiljon Vlaming die voor overheersing van het Frans is 1838 [wnt anti i Suppl] |
fransoos Fransman (minachtend) 1240 [Bern.] <Frans |
frappant treffend 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
frapperen treffen 1781 [wnt] <Frans |
frase volzin 1784-1785 [wnt] <Frans |
fraseologie woordkeus van een schrijver 1885-1886 [wnt] <Engels |
fraseren (muzikaal) interpungeren 1912 [kku] <Duits {3.2} |
frater broeder 1544 [wnt typograaf] <Latijn {4.1.8} |
fraterniseren zich verbroederen 1824 [wei] <Frans |
frats gril 1684 [wnt] <Duits |
fraude bedrog 1294 [cg I3, 2151] <Frans |
| |
| |
frauderen bedriegen 1451 [hws] <Frans |
freak fanaat 1971 [R75] <Engels |
freatisch m.b.t. de grondwaterspiegel 1947 [Koningsberger, Leerboek der alg. plantkunde] |
freelancer losse medewerker 1950 [De Vooys] <Engels |
frees geplooide halskraag 1847 [kku] <Frans |
frees werktuig 1860 [wnt] |
freeware software die gratis wordt verspreid, maar waarop wel copyright rust 1994 [pc+ 3/11, 19, 17] <Engels |
freewheelen doorgaan zonder activering 1950 [gvd] <Engels |
fregat (oorlogs)schip 1598 [wnt wederhouden] <Frans {4.1.11} |
frêle broos 1904 [Aanv wnt] <Frans |
frenesie bezetenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
frenetiek bezeten 1566 [wnt kleven] <Frans |
frenologie beoordeling van karakter en geestelijke vermogens naar de vorm van de schedel 1847 [kku] |
freon chloorfluorkoolstofproducten 1939 [Aanv wnt] |
frequent veelvuldig 1619 [Aanv wnt] <Frans |
fresco muurschildering 1604 [wnt versch i] <Italiaans {3.2} |
fresia knolgewas 1927 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 5] <modern Latijn |
fret marterachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
fret boortje 1351-1400 [mnw] <Frans |
freudiaans iets prijsgevend uit het onderbewustzijn 1939 [wnt angst Suppl] |
freule adellijke jonkvrouw 1646 [wnt] <Duits |
frezen met de frees bewerken 1924 [gvd] <Frans |
fricandeau stuk vlees 1765 [wnt] <Frans {4.1.6} |
fricassee gerecht van gehakt vlees 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
fricatief wrijvingsmedeklinker 1912 [kku] <modern Latijn |
frictie wrijving 1847 [kku] <Frans |
friemelen* peuteren 1889 [wnt knijpen] {3.1} |
fries gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas 1568 [wnt] <Frans |
frigidaire koelkast 1929 [kwt] <Frans {4.1.9} |
frigide seksueel ongevoelig 1933 [Aanv wnt] <Frans |
frigiditeit seksuele ongevoeligheid van vrouwen 1847 [kku] <Frans |
frigorie koude-eenheid 1961 [gvd] |
frik* schoolmeester 1914 [gvd] {1.2.5} |
frikadel gehakt vlees 1599-1607 [Kil.] <Frans {4.1.6} |
frikandel bepaald soort worst 1961 [gvd] {4.1.6} |
frimaire rijpmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
fris vers, koel 1477 [Teuth.] <Duits |
frisbee werpschijf 1971 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
frisdrank verfrissende, niet-alcoholische drank 1956 [Van Gelder 1993] {1.2.1/4.1.6/4.4} |
friseren doen krullen 1562 [Naembouck] <Frans |
frites, friet in vet gebakken reepjes aardappel 1924 [gvd] {3.3/4.1.6} |
friteuse frituurpan 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
frituur in kokend vet gebakken spijs 1599 [wnt] <Frans |
frivool lichtzinnig 1500 [hws] <Frans |
fröbelen spelen, vrijblijvend bezig zijn 1898 [gvd] {3.3} |
frommelen* friemelen 1710 [wnt] {3.1} |
fronsen tot rimpels samentrekken (van voorhoofd) 1619 [wnt] <Frans |
front voorzijde 1683 [wnt] <Frans |
frontispice voorgevel 1668 [Koerbagh] <Frans |
fronton driehoekige gevelbekroning 1770 [wnt] <Frans |
frotté ruw weefsel 1917 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
frou-frou biscuitje 1929 [kwt] <Frans {3.1/4.1.6} |
fructidor naam van maand tijdens de Franse revolutie 1800 [De Rampen van De la Galetierre, 36, noot a.] <Frans {3.2} |
fructivoor vruchteneter 1984 [gvd] |
fructose vruchtensuiker 1895 [Aanv wnt] |
fruit vruchten 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.2} |
fruitautomaat gokautomaat 1984 [gvd] {4.1.18} |
fruiten bruin braden 1477 [mnw] <Frans |
frunniken* peuteren, morrelen 1920 [wnt z.j.] {3.1} |
frustreren dwarsbomen 1518 [hws] <Frans |
frutselen* knoeien 1878 [wnt tuieren ii] {3.1} |
fuchsia siergewas 1847 [kku] <modern Latijn |
fuck tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
fuckmuziek zeer slechte muziek 1992 [gvd] |
fuga meerstemmig stuk 1739 [wnt verhandelen] <Italiaans {3.2} |
fuif feest 1884 [wnt tractaat] <? {3.5} |
fuik* langwerpig vistuig 1383 [mnw] |
fulmineren heftig uitvaren 1574 [Aanv wnt] <Frans |
fumarole damp- en gasbron 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
functie ambt 1652 [wnt aanzienlijk] <Latijn |
| |
| |
functionaris die een functie vervult 1891 [wnt trouwlustig] <Frans |
fundament grondslag 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
fundamenteel tot grondslag dienend 1668 [Koerbagh] <Frans |
fundatie stichting 1370-1378 [hws] <Frans |
funderen grondvesten 1331 [Claes] <Frans |
fundgrube goudmijn, schatkamer 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
funest verderfelijk 1801 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
fungeren de dienst verrichten van 1658 [mey] <Latijn |
fungibel vervangbaar 1903 [wnt verbruiken] <me Latijn |
fungicide stof die schimmels doodt 1934 [Van den Berge, Beoordeeling van de waarde van fungicide stoffen] |
fungus zwam, paddestoel 1675 [wnt verguld i] <Latijn |
funiculaire kabelbaan 1929 [kwt] <Frans |
funk soort van popmuziek 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
funshoppen recreatief winkelen 1988 [Sanders 2001] {3.3} |
furby interactief knuffeldier 1998 [Internet: homepage] <Engels {4.1.18} |
furie razernij 1538 [wnt] <Frans |
furieus razend 1531 [Aanv wnt] <Frans |
furore opgang 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
fusee scharnier van autovoorwiel 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
fuseren samensmelten 1963 [Aanv wnt] <Frans |
fusie het samengaan 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 226] <Frans |
fusilleren neerschieten (als straf) 1824 [wei] <Frans |
fust houten vat 1599 [Kil.] <Frans |
fut* energie 1813 [wnt] |
futiel nietig 1824 [wei] <Frans |
futiliteit nietigheid, kleinigheid 1824 [wei] <Frans |
futon dunne oprolbare matras 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
futselen* friemelen 1616 [wnt] {3.1} |
futurisme kunstrichting 1921 [Aanv wnt] <Frans |
futurum toekomende tijd 1633 [Ruijs] <Latijn |
fuut* duikvogel 1763 [wnt] |
fylogenese ontwikkelingsleer van lagere levensvormen 1914 [gvd] |
fysica natuurkunde 1575 [wnt] <Latijn |
fysiek van de natuur, lichamelijk 1723 [wnt opgraven] <Frans |
fysiologie verrichtingsleer 1824 [wei] <Frans |
fysiotherapeut iem. die masseert of oefeningen laat verrichten om de lichamelijke conditie te verbeteren 1956 [Aanv wnt] |
fysisch overeenkomend met de natuur 1784-1785 [wnt] <Duits |
|
gaaf* ongeschonden 1281-1282 [cg i Dordrecht] |
gaaf* geweldig 1973 [De Coster 1999] {3.1} |
gaai zangvogel 1287 [cg NatBl] <Frans |
gaaischieten met pijl en boog een vogel van een hoge paal schieten 1805 [wnt gaai] {4.1.18} |
gaan* zich voortbewegen 901-1000 [wps] {5} |
gaande* voorzetsel 1994 [Van der Horst] {4.2} |
gaanderij zuilengang 1804 [Roos, Surinaamsche Mengelpoezij 146] |
gaandeweg* bijwoord van tijd: van lieverlede 1799 [wnt] {4.1.7} |
gaandeweg* voorzetsel 1974 [Van der Horst] {4.2} |
gaar* voldoende toebereid 901-1000 [wps] |
gaard* omheinde tuin 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
gaarkeuken spijshuis 1599-1607 [Claes Tw. 11] <Duits |
gaarne* bijwoord van hoedanigheid: met genoegen 1100 [Willeram] {1.3/2.5} |
gaas luchtig weefsel 1692 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
gabardine waterdichte stof 1919 [kwt] <Engels {4.1.9} |
gabber kameraad 1769 [moo] <Jiddisch {1.2.5/3.2} |
gabber jongere die van bepaalde muziek houdt 1993 [De Coster 1999] {1.2.5} |
gabberhouse Nederlandse variant van housemuziek 1991 [De Coster 1999] {4.1.16} |
gade* echtgenoot, echtgenote 1357 [mnw] {4.1.4} |
gadeslaan* observeren 1514 [mnw] |
gadget klein, speels voorwerp 1968 [kwt] <Engels |
gading* lust 1312 [mnw] |
gado-gado Indonesisch gerecht van koude groenten met pindasaus 1968 [wp voor de vrouw] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6} |
gadolinium chemisch element 1907 [wp] <modern Latijn |
gaffel* tweetandige stok, vork 1477 [Teuth.] |
gag kwinkslag 1948 [Aanv wnt] <Engels |
gaga kinds 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Frans {3.1} |
gage loon 1530 [mnw] <Frans |
gagel* heester 1212 [Prisma NPl.] {2.3} |
gaillarde dans 1569 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
| |
| |
gajes volk (vooral pejoratief) 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
gakken* het natuurlijke geluid van ganzen maken 1961 [gvd] {3.1} |
gal* bittere vloeistof 901-1000 [wps] |
gal eenheid van versnelling 1950 [gvd] |
gala staatsiekleding 1761 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
gala hoffeest 1846 [wnt] <Frans |
galactisch m.b.t. de melkweg 1950 [gvd] <Engels |
galant hoffelijk 1574 [Toll.] <Frans |
galantine vleesgerecht 1331 [mnw] <Frans {4.1.6} |
galappel* uitwas aan eikenbomen 1704 [Claes] |
galei vaartuig, geroeid door gevangenen 1350 [mnw] <Frans {4.1.11} |
galerie verkooplokaal voor moderne kunst 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2} |
galerij zuilengang 1538 [Claes] <Frans |
galg* strafwerktuig voor ophanging 1240 [Bern.] |
galgenaas* schurk 1562 [Naembouck] |
galjas schip 1592 [wnt verstranden] <Frans {4.1.11} |
galjoen zeilschip 1538 [hws] <Frans {4.1.11} |
galjoot schip 1240 [Bern.] <Frans {4.1.11} |
gallicisme uit het Frans overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1806 [Aanv wnt] <Frans of Latijn {3.2} |
gallium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn |
gallon inhoudsmaat 1692 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
galm* zwaar geluid 1477 [Teuth.] {3.1} |
galon koordvormig weefsel op uniformen e.d. 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
galop snelle gang van paard 1588 [Claes] <Frans |
galvanisch m.b.t. opgewekte elektriciteit 1831 [wnt ammonia Suppl] |
gamba snaarinstrument 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
gamba soort van grote garnaal 1984 [gvd] <Portugees {3.2} |
gambiet schaakopening waarin een pion wordt geofferd 1847 [kku] <Duits |
game deel van een set in tennispartij 1903 [Prick 1903] <Engels |
gameet voortplantingscel 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten iii:53] <modern Latijn |
gamel eetketel 1928 [Aanv wnt] <Frans |
gamelan stel muziekinstrumenten 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië, 76b] <Indonesisch {3.2} |
gamma Griekse letter 1581 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
gammel* wrak, vervallen 1445 [mnw] |
gang* loop, wijze van gaan 1100 [Willeram] |
gang* doorloop, overdekte weg 1450 [mnw] |
gang bende 1931 [kwt] <Engels |
ganglion zenuwknoop, peesknoop 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
gangreen koudvuur 1595 [wnt bloemig] <Latijn |
gangstarap rapmuziek uit de Amerikaanse zwarte getto's waarvan de teksten handelen over het (gewelddadige) leven in straatbendes 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
gangster bendelid 1931 [kwt] <Engels |
gannef dief 1769 [Endt] <Jiddisch {3.2} |
gans geheel 1236 [cg i 1, 24,25] <Duits |
gans* eendachtige 1240 [Bern.] {4.1.6} |
ganzenbord* bordspel 1621 [wnt] {4.1.18} |
ganzerik mannetjesgans 1543 [Heukels] <Duits |
ganzerik* roosachtig plantengeslacht, zilverschoon 1554 [wnt] |
gapen* de mond wijd openen 1240 [Bern.] |
gappen stelen 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2} |
garage autostalling 1912 [kku] <Frans |
garanderen waarborgen 1574 [Aanv wnt] <Frans |
garantie waarborg 1700 [Aanv wnt] <Frans |
gard* strafwerktuig, roe 901-1000 [wps] |
garde keurbende 1855 [wnt] <Frans {4.1.14} |
gardenia plantengeslacht 1889 [wnt frak] <Engels |
garderobe klerenbewaarplaats 1588 [Claes] <Frans |
gareel halsjuk 1294-1300 [cg I4, 2832] <Frans |
garen* draad 1278 [cg i 1, 367] |
garen* verzamelen 1514 [mnw] {1.2.5} |
garf, garve* schoof 1170 [Rey] {2.2} |
garm, germ ooi die nog niet gelammerd heeft 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.3} |
garnaal* schaaldier 1657 [wnt vijlen i] {1.2.4} |
garneren versieren 1773 [wnt voorschoot] <Frans |
garnituur garneersel 1793 [wnt] <Frans |
garnizoen legerafdeling 1695 [wnt] <Frans {4.1.14} |
gas stof in luchtvormige toestand 1648 [Toll.] {1.2.5/4.4} |
gasmotor door brandbaar gas aangedreven machine 1892 [wnt petroleum] {4.1.10} |
gast* bezoeker 1236 [cg i 1, 27] {1.2.5} |
gastarbeider buitenlandse werknemer 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
| |
| |
gastritis ontsteking van maagslijmvlies 1847 [kku] <modern Latijn |
gastronomie hogere kookkunst 1816 [Aanv wnt] <Frans |
gastvrij mild gasten onthalend 1542 [Claes Tw. 11] <Duits |
gat* opening 1236 [cg i 1, 23] |
gat* anus, achterwerk 1481-1483 [mnw] {4.4} |
gaucho gekleurde koeherder 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
gauw* snel, spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.3} |
gauwdief* geslepen dief 1351 [mnw] |
gave* iets dat gegeven wordt 1100 [Willeram] |
gaviaal krokodilachtige 1847 [kku] <Frans |
gavotte dans 1738 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
gay homoseksueel 1984 [gnn] <Engels |
gazelle herkauwer 1720 [wnt vogelstruis] <Frans {4.1.3} |
gazet krant 1615 [Aanv wnt] <Frans |
gazon onderhouden grasveld 1780 [wnt trap i] <Frans |
gazpacho koude soep van tomaten, olie en knoflook 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Spaans {3.2/4.1.6} |
geaccidenteerd ongelijk (van bodem) 1875 [wnt verkeer ii] |
geaffecteerd gekunsteld 1582 [wnt affecteren] |
geallieerden bondgenoten 1600 [wnt representeeren] |
gebaar* beweging van het lichaam 1100 [Willeram] |
gebak* taart 1778 [wnt] {4.1.6} |
gebarenspel* mime 1866 [wnt] {4.1.15} |
gebbetje* grapje 1897 [Aanv wnt] |
gebed* het bidden 901-1000 [wps] |
gebeente* het beendergestel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.5/3.1/5} |
gebergte* groep van bergen 1626 [wnt] {3.1} |
gebeten* nijdig 1550 [wnt vervleten] |
gebeuren* voorvallen 1272 [cg i 1, 244] |
gebeurtenis* voorval 1793-1796 [wnt] {3.1} |
gebied streek waarover een macht heerst 1599 [Toll.] <Duits |
gebieden* (als heerser) bevelen 901-1000 [wps] |
gebint* samenstel van balken 1252 [mnw] |
gebit* geheel van tanden en kiezen 1340 [mnw] |
gebladerte* alle boombladeren 1805 [wnt] {3.1} |
gebod* het bevolene 901-1000 [wps] |
geboefte* gespuis 1400 [mnw] {3.1} |
geboomte* groep bomen 1285 [vmnw] {3.1} |
geboorte* het ter wereld komen 1240 [Bern.] |
gebouw* bouwwerk 1599 [wnt] |
gebrek* gemis, kwaal 1265-1270 [vmnw] |
gebroeders* broers 1240 [Bern.] |
gebrouilleerd in onmin zijnde 1781 [wnt wel v] |
gebruiken* zich bedienen van 1240 [Bern.] |
gedaante* uiterlijk 1276-1300 [cg Lut.A] |
gedachte* het nadenken, idee 901-1000 [wps] |
gedeelte* deel 1237 [cg i 1, 38, 39] |
gedegen goed doordacht 1928 [wnt trouw i] <Duits {1.4} |
gedeisd kalm, koest 1955 [Aanv wnt] |
gedijen* voorspoedig groeien, welvaren 1265-1270 [cg Lut.K] |
geding* rechtszaak 1237 [cg i 1, 32] |
gedistingeerd voornaam 1770 [Aanv wnt] |
gedogen* dulden 1236 [cg i 1, 21] |
gedrag* wijze van doen 1701 [wnt schot iii] |
gedragen, zich* handelen, doen 1712 [wnt] |
gedrocht* monster 1351 [mnw] |
geducht* gevreesd 1643 [wnt uitwerken] |
geduld* lijdzaamheid, volharding 901-1000 [wps] |
gedurende* voorzetsel 1642 [wnt] {4.2} |
gedwee* onderworpen 1401-1450 [mnw] |
geëigend geschikt 1855 [wnt zusterschap] <Duits |
geel* kleurnaam 1240 [Bern.] {4.1.5} |
geelgors* zangvogel 1477 [Teuth.] |
geeltje* Bargoens: biljet van f 25,- 1906 [Köster Henke] {4.1.12} |
geelzucht* ziekte 1350 [mnw] |
geen* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
geenszins* bijwoord van modaliteit: in genen dele 1350 [mnw] {3.1} |
geep* beenvis 1567 [Claes] |
geer* spits toelopende lap kleding of grond 1135 [Künzel] {2.3} |
geest* ziel, onstoffelijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
geest* grond 911-948 [Claes] {2.3} |
geestdodend* afstompend 1866 [wnt] {3.1/5} |
geestig* gevat 1831 [wnt] |
geestverwant gelijkgezinde, medestander 1864 [wnt] <Duits |
geeuwen* gapen 1240 [Bern.] |
geeuwhonger* plotselinge honger 1769 [wnt] {1.2.4} |
geëxalteerd overspannen 1887 [wnt richten] {1.2.5} |
gegadigde* belanghebbende 1672 [wnt toezegging] |
gegeven* grootheid, bekend geval 1872 [gvd] |
gegeven* voorzetsel 1884 [wnt zwaar i] {4.2} |
gegoed* welgesteld 1292-1293 [cg i] |
gehaaid* gewiekst 1912 [wnt verkommeren] |
gehalte inhoud 1729 [wnt] <Duits |
| |
| |
geheel* heel 1236 [cg i 1, 29] |
geheid* onwrikbaar 1899 [dbl] |
geheim verborgen 1588 [Claes] <Duits |
gehemelte* bovenwand van mondholte 1514 [mnw] {3.1} |
geheugen* herinnering 1648 [wnt wijds] |
gehoorzaam* gewillig 1240 [Bern.] |
gehucht* klein dorpje 1272 [cg i 1, 233] |
geigerteller meetinstrument voor radioactieve stralen 1953 [Huizinga] |
geil* wulps 1350 [mnw] |
gein lol 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
geïntimeerde gedaagde in beroep 1948 [kwt] |
geiser warme springbron 1832 [wei] <IJslands {3.2} |
geiser waterverwarmingstoestel 1897 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
geisha Japanse dienster 1912 [kku] <Japans {3.2} |
geit* herkauwer 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
gek* krankzinnig, dwaas 1401-1450 [mnw] |
gekkekoeienziekte* besmettelijke ziekte bij runderen 1990 [De Coster 1999] {3.1} |
gekko hagedis 1718 [Van Donselaar Tw. 13] |
gekscheren* spotten 1701 [wnt wierookvat] |
gekte* gekkigheid, dwaasheid 1973 [Van Gelder 1993] {3.1/4.4} |
gel geleiachtige stof 1909 [Aanv wnt] <Engels |
gelaat* aangezicht 1240 [Bern.] |
gelag* vertering 1285 [cg Rijmb.] |
gelagerd voorzien van kogellagers 1944 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
gelasten* bevelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
gelaten in het lot berustend 1461 [mnw] <Duits |
gelatine geleiachtig eiwitpreparaat 1599 [Kil.] <Frans {4.1.6} |
geld* betaalmiddel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
geld* onvruchtbaar (van dieren) 1135 [Künzel] {2.3} |
gelden* meetellen, van kracht zijn 1237 [cg i 1, 32] |
geleding* het verbonden-zijn van delen 1690 [wnt wade ii] |
geleed* uit geledingen bestaand 1240 [Bern.] |
geleerd* knap 1240 [Bern.] |
gelegenheid* plaats m.b.t. haar ligging 1399 [Stadb. Zwolle ii] |
gelei ingekookt sap 1377-1378 [mnw] <Frans {4.1.6} |
geleidelijk* niet plotseling geschiedend 1793-1796 [wnt] |
geletterd gestudeerd 1410 [mnw] |
gelid* gewricht 1301-1400 [mnw] |
gelid* rij militairen van voren gezien 1639 [wnt] |
gelieven* lief zijn 901-1000 [wps] |
gelijk* overeenkomend 901-1000 [wps] |
gelijken* gelijk zijn aan 1240 [Bern.] |
gelijkenis* uiterlijke overeenkomst 901-1000 [wps] {3.1} |
gelofte* plechtige belofte 1285 [cg I2, 1055] |
geloven* vertrouwen in of op 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
gelte* jong vrouwtjesvarken, m.n. een dat onvruchtbaar gemaakt is 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
geluid* dat wat hoorbaar is 1265-1270 [vmnw] |
geluk* voorspoed 1240 [Bern.] |
gelukskind* bofkont 1871 [wnt] |
gelukzalig uiterst gelukkig 1599 [Kil.] <Duits |
gelul* kletspraat 1657 [wnt] |
gemaal echtgenoot 1580 [Claes] <Duits {4.1.4} |
gemak* kalmte 1236 [cg i 1, 25] |
gemak* wc 1637 [wnt] {4.4} |
gemakkelijk* op zijn gemak gesteld 1240 [Bern.] |
gemakkelijk* niet moeilijk 1866 [wnt] |
gemalin echtgenote 1629 [wnt prononceeren] <Duits {4.1.4} |
gematigd* niet overdreven 1401-1450 [mnw] |
gember eetbare gekonfijte wortelstok 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.6} |
gemeen* gemeenschappelijk 901-1000 [wps] {1.2.3} |
gemeen* vals 1776 [wnt] {1.2.3} |
gemeengoed algemeen verspreid idee 1872 [wnt gemeen] <Duits |
gemeenplaats alledaags gezegde 1585 [wnt toevallig i] |
gemeente* zelfbestuur uitoefenend onderdeel van de staat 1798 [wnt] {1.2.2/3.1} |
gemeenzaam familiair 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
gemelijk* misnoegd 1447 [mnw] |
gemenebest* republiek 1624 [wnt eenmoedig] |
gemet* vlaktemaat 1181-1210 [Künzel] {2.3} |
geminatie verdubbeling 1669 [mey] <Frans |
gemoed* innerlijk 1285 [cg Rijmb.] |
gemoedelijk genoeglijk, gezellig 1889 [wnt z.j.] <Duits |
gems herkauwer 1515 [Murmellius, Pappa Puerorum] <Duits {4.1.3} |
gen drager van erfelijke eigenschappen 1928 [Geerts, Leerboek der plantkunde] |
genade* gratie, gunst 901-1000 [wps] |
genaken* naderen, ophanden zijn 901-1000 [wps] |
| |
| |
gênant verlegenheid wekkend 1847 [kku] <Frans |
gendarme rijkswachter in België 1847 [kku] <Frans |
gender het geheel van sociale en culturele kenmerken van een sekse 1991 [Kunst en Schutte, Lesbiaans] <Engels |
genderbender iem. die bewust gedrag van de andere sekse vertoont 1992 [De Coster 1999] <Engels |
gene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 30] {4.2} |
gêne verlegenheid 1847 [kku] <Frans |
genealogie geslachtkunde 1567 [Junius 557a] <Frans |
genebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1937 [Van Bolhuis] {4.3} |
geneesheer-directeur arts die directeur van een ziekenhuis is 1885 [wnt rijk i] {3.1} |
genegen* lust tot iets hebbend 1480 [mnw] |
generaal hoogste opperofficiersrang 1567 [Junius 500a] <Frans {4.1.14} |
generaliseren veralgemenen 1803 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
generalissimus hoogste militaire commandant 1675 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.14} |
generalist niet-specialist 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
generatie geslacht 1250 [mnw ongeraectheit] <Frans |
generatief geslachtelijk, voortbrengend 1847 [kku] <Frans |
generator toestel dat gas of stroom opwekt 1843 [Aanv wnt] <Latijn |
generen hinderen, schamen 1824 [wei] <Frans |
genereren verwekken 1351-1400 [mnw] <Latijn |
genereus edelmoedig 1824 [wei] <Frans |
generlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2} |
generositeit edelmoedigheid 1824 [wei] <Frans |
genese ontstaan, wording 1824 [wei] <Frans |
genetica erfelijkheidsleer 1929 [kwt] |
genetkat civetkat 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
geneugte* genieting 1350 [mnw] |
genezen* beter (doen) worden 1200 [cg ii 1 Servas] |
geniaal buitengewoon begaafd 1841 [wnt uitvoerbaarheid] <Frans |
genie die buitengewoon begaafd is 1784 [wnt verlagen iii] <Frans |
genie wapen van de landmacht dat zorgt voor bouwwerkzaamheden 1861-1862 [wnt] <Frans {4.1.14} |
geniep* geheim 1736 [wnt] |
genieten* vreugde beleven aan, ontvangen 1265-1270 [cg Lut.K] |
genitaal m.b.t. de genitaliën 1919 [wnt auto- i] <Latijn |
genitaliën geslachtsdelen 1847 [Aanv wnt] <Latijn {3.2/4.4} |
genitief tweede naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
genius beschermgeest 1597 [wnt belachen] <Latijn |
genocide uitroeiing van een volk 1950 [gvd] <Engels |
genoeg* onbepaald telwoord: voldoende 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
genoegen* voldoening 1393-1402 [mnw] |
genoom geheel van de genen en chromosomen 1946 [Bijlmer, De evolutie van de mens, 66] |
genoot* deelgenoot, makker 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
genot* vreugde 1285 [cg Rijmb.] |
genotype type zoals bepaald door erfelijke aanleg 1936 [Aanv wnt] |
genre soort 1824 [wei] <Frans |
gent* mannetjesgans 1477 [Teuth.] |
gentherapie behandeling door het inbrengen van genetisch materiaal 1985 [De Coster 1999] |
gentiaan plantengeslacht 1554 [wnt] <Latijn |
gentleman heer 1824 [wei] <Engels |
genus geslacht 1638 [Ruijs] <Latijn |
geobotanie plantengeografie in relatie tot de bodem 1948 [kwt] |
geocentrisch met de aarde als middelpunt 1763 [Aanv wnt] |
geode holte in gesteente 1970 [gvd] <Frans {1.2.6/3.2} |
geodesie theoretische landmeetkunde 1824 [wei] <Frans |
geograaf aardrijkskundige 1813 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
geografie aardrijkskunde 1592 [De Jonge i, 167-168] <Frans of Latijn |
geologie aardkunde 1813 [Picarta: Bilderdijk, Geologie of verhandeling] <Frans {3.2} |
geometrie meetkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
geoniem woord dat is afgeleid van een aardrijkskundige naam 1995 [Sanders 1995] <Duits {3.2} |
geoorloofd* toegelaten 1240 [Bern.] |
geostatica leer van het evenwicht der vaste lichamen 1824 [wei] |
gepensioneerde iem. die pensioen trekt 1814 [wnt pensionneeren] {4.1.4} |
gepeupel gewone volk 1562 [wnt verschrapen ii] |
gepikeerd ontstemd 1641 [wnt pikeeren i] |
| |
| |
geporteerd op hebbend met 1762 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] |
geraamte* raamwerk 1340 [mnw] {3.1} |
geraamte* skelet 1526 [wnt verdoemenis] |
geranium plantengeslacht 1861 [wnt stokroos] <Latijn |
gerant zaakleider 1847 [kku] <Frans |
gerbera snijbloem 1923 [Aanv wnt] <modern Latijn |
gerbil knaagdier 1984 [gvd] <Engels {4.1.3} |
gerecht* eten in één gang 1040 [Slicher] {2.4/4.1.6} |
gerecht* rechtbank 1237 [cg i 1, 32] |
gereed* bereid, klaar voor of met een handeling 1230-1231 [cg i 1, 24] |
gereedschap* werktuigen 1240 [Bern.] |
gereformeerd protestant 1578 [wnt] {4.1.8} |
gerei* benodigdheden 1240 [Bern.] |
geren* schuin lopen 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
gerenommeerd vermaard 1608 [Aanv wnt] |
geriatrie ouderdomszorg 1956 [Aanv wnt] |
gerief* genot 1376-1400 [mnw] |
gering klein, onbeduidend 1561-1562 [Toll.] <Duits |
germanisme uit het Duits overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1817 [Aanv wnt] <Frans of Latijn |
germanium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn |
germinal kiemmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
geronnen* gestremd 1265-1270 [cg Lut.K] |
gerontologie leer van de ouderdomsverschijnselen 1954 [Aanv wnt] |
gerst* graangewas 1240 [Bern.] {4.1.2} |
gerstekorrel* gezwelletje aan ooglid 1871 [wnt anthrax] |
gerucht* geluid 1200 [cg ii 1 Servas] |
gerucht* praatje 1390 [mnw] |
gerust* kalm 1240 [Bern.] |
geschieden* gebeuren 1236 [cg i 1, 21] {1.2.4} |
geschiedenis* het gebeurde 1401-1500 [mnw] {3.1} |
geschikt* aangenaam in omgang, passend 1460 [mnw] |
geschil* onenigheid 1200 [mnw] |
geschrift het geschrevene 1100 [Willeram] |
geschut* oorlogstuig waarmee men projectielen afvuurt 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
gesel* strafwerktuig 1240 [Bern.] |
geserreerd beknopt 1929 [kwt] |
gesjochten arm 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
geslacht* familie 1285 [cg Rijmb.] |
geslacht* sekse 1393-1402 [mnw] |
geslacht* als grammaticale term: genus 1584 [Ruijs] |
geslacht* genitaliën 1968 [Heestermans, Erotisch Wrdb.] {3.1} |
geslepen* sluw 1599 [Kil.] |
gesp* sluitmechanisme aan riemen e.d. 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] |
gesprek* mondeling onderhoud 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
gespuis* geboefte 1573 [wnt] |
gestaag* voortdurend, bestendig 1240 [Bern.] |
gestalte gedaante 1542 [Claes Tw. 11] <Duits |
gestalttherapie therapie gericht op het herstellen van een eenheid in de beleving en waarneming 1991 [wp] <Duits {3.2} |
Gestapo Duitse geheime politie 1940-1945 [Van Lennep, Oorlogswrdb.] <Duits {3.2} |
geste gebaar 1596 [Linschoten 10] <Frans |
gesteente* stenen 1325 [mnw] {3.1} |
gesteggel* ruzie 1927 [Aanv wnt] |
gestel* samenstel 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.6} |
gestel* lichamelijke constitutie 1776 [wnt] {1.2.6} |
gesteld* gehecht 1451-1500 [mnw] |
gesternte* alle sterren 1376-1400 [mnw] {3.1} |
gesticht* inrichting voor krankzinnigen 1808 [wnt] |
gesticuleren gebaren maken 1669 [mey] <Frans |
gestoord* gek 1976 [gvd] {1.2.2/3.1} |
gestreng streng, onverbiddelijk 1620-1650 [wnt] <Duits |
getal* cijfer, aantal 1240 [Bern.] |
getal* als grammaticale term: enkel- of meervoud 1576 [Ruijs] |
geteisem uitvaagsel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
getijde, getij* eb en vloed 1236 [cg i 1, 25] |
getouw* toestel waarop men weeft 1240 [Bern.] |
getroebleerd niet goed bij het hoofd 1829 [Aanv wnt] |
getsie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3} |
getto jodenwijk 1847 [kku] <Duits of Italiaans |
gettoblaster grote draagbare radio 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
getuige* voorzetsel 1644 [wnt] {4.2} |
getuigen* als getuige verklaren 1240 [Bern.] |
getuigenis* wat men getuigt 1293 [vmnw] {3.1} |
getverderrie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3} |
geul* smal water 908 [Künzel] {2.3} |
geur* wat men ruikt 1265-1270 [cg Lut.K] |
geuren* met iets pronken 1898 [gvd] |
geus lid van een bepaalde partij 1566 [wnt af] <Frans {1.2.3} |
| |
| |
geus kleine boegvlag 1685 [wnt] |
geuze biersoort 1924 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6} |
gevaar hachelijke toestand 1574 [Toll.] <Duits |
gevaarte* kolos 1626 [wnt wonderwerk] {3.1} |
geval* voorval, omstandigheid 1240 [Bern.] |
gevangenis* bajes 1281-1282 [cg i 1, 649] {3.1} |
gevat geestig 1704 [Claes] <Duits |
gevecht* gewapend treffen 1285 [cg Rijmb.] |
gevel* voormuur van gebouw 1450 [mnw] |
geven* aanreiken, verschaffen, schenken 901-1000 [wps] |
gevest handvat van blank wapen 1588 [Claes] <Duits |
gevoeg* behoefte 1552 [Apherdianus 11v] {4.4} |
gevoeglijk* betamelijk, gepast 1240 [Bern.] |
gevoel* tastzin 1450 [mnw] |
gevogelte* alle vogels 1287 [cg NatBl] {3.1} |
gevolg* personen die iem. begeleiden 1285 [cg I2, 1049] |
gevolg* wat uit iets voortvloeit 1644 [wnt] |
gewaad* kleding 1285 [cg Rijmb.] |
gewaarworden* bespeuren 1236 [cg i 1, 28] |
gewagen* vermelden 1236 [cg i 1, 27] |
geweer* handvuurwapen 1771 [wnt] {4.1.14} |
gewei hoorns van herten e.d. 1592 [Toll.] <Duits |
geweld* uiting van macht of kracht 901-1000 [wps] |
gewelf* halfgebogen zoldering 1435-1500 [mnw] |
gewest* landstreek 1564 [wnt vinder i] |
geweten besef van goed en kwaad 1588 [Kil.] <Duits |
gewetensvraag vraag waarbij men zijn geweten raadpleegt 1886 [wnt] <Duits |
gewicht* zwaarte 1240 [Bern.] |
gewicht* zwaar voorwerp voor aandrijving van mechanismen 1694 [wnt] {4.1.10} |
gewiekst bijdehand 1898 [gvd] |
gewijsde* definitief vonnis 1295 [cg I4, 2249] |
gewis* waar 1287 [cg NatBl] |
gewoon* gewend, gebruikelijk 1236 [cg i 1, 25] |
gewricht* beweegbare beenderverbinding 1477 [Teuth.] |
gewrocht* voortbrengsel 1350 [mnw] |
gewürztraminer kruidige witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6} |
gezag* macht 1401-1500 [mnw] |
gezaghebbend* overwicht hebbend 1847 [wnt] {3.1} |
gezaghebber* regeerder 1646 [wnt] {3.1} |
gezagvoerder* iem. die het bevel heeft 1856 [wnt] {3.1} |
gezamenlijk* samen 1286-1343 [mnw] |
gezant afgevaardigde 1588 [Claes Tw. 11] <Duits |
gezapig* gemoedelijk 1873 [Aanv wnt] {1.2.2} |
gezegde* spreekwijze 1785 [wnt] |
gezeik* kletspraat 1937 [Aanv wnt] |
gezel* makker 1100 [Willeram] |
gezellig* knus 1240 [Bern.] |
gezet* corpulent 1647 [wnt] |
gezicht* het zien 1100 [Willeram] |
gezicht* gelaat 1619 [wnt] |
gezichtspunt oogpunt 1784 [wnt] |
gezien* voorzetsel 1921 [wnt zien] {4.2} |
gezin* echtpaar met hun kinderen 1586 [wnt] {5} |
gezind* genegen 1300 [mnw] |
gezindte* gemeenschap van gelovigen 1676 [wnt] |
gezond* niet ziek 901-1000 [wps] |
gezusters* zusters 1276-1300 [cg Lut.A] |
gezwind* rap 1599 [Kil.] |
ghazel Arabische dichtvorm 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
ghostwriter die voor een ander teksten schrijft 1968 [kwt] <Engels |
gibbon mensaap 1784 [wnt wouwou] <Frans {4.1.3} |
gids leidsman 1643 [Toll.] <Romani {3.2} |
giebelen* giechelen 1898 [gvd] {3.1} |
giechelen* halfgesmoord lachen 1573 [Plantijn] {3.1} |
giek onderste parallelle rondhout van een langsgetuigd schip 1671 [wnt] |
giek lange, smalle sloep 1846 [wnt] <Engels {4.1.11} |
gienje Engelse munt 1766 [Sewel/Buys] <Engels {3.2} |
gier* roofvogel 1287 [cg NatBl] |
gier vloeibare mest 1343-1346 [mnw] <Fries {3.2} |
gieren* (scherp) geluid maken 1567 [Junius 376b] {3.1} |
gieren* heen en weer gaan 1627 [wnt] |
gierig* inhalig 1100 [Willeram] |
gierst graangewas 1577 [wnt] <? {1.2.4/3.5/4.1.2} |
giervalk roofvogel 1287 [cg NatBl] <Oudnoor(d)s {3.2} |
gierzwaluw* gierzwaluwachtige 1567 [Junius 64a] {1.2.6} |
gieten* schenken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
gietstaal sterk soort staal 1860 [wnt] <Duits |
gif vergif 1606 [wnt waren ii] <Duits {1.2.4} |
gift* geschenk 1240 [Bern.] |
gigantisch reusachtig 1944 [wnt ton i] |
gigategenvaller zeer grote tegenvaller 1992 [De Coster 1999] |
| |
| |
gigolo betaalde minnaar 1935 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
gigue oude, oorspronkelijk Engelse dans, de muziek daarvan 1751 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
gij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
gijpen* voor de wind overstag gaan 1618 [wnt] |
gijzelaar persoon die als onderpand dient 1401-1500 [mnw] |
gijzelen als gijzelaar gevangenzetten 1254 [mnw] <Keltisch {3.2} |
gilamonster hagedis 1976 [gvd] |
gilbert eenheid van magnetomotorische kracht 1912 [kku] |
gilde* middeleeuwse broederschap 1115 [Slicher] {2.4} |
gillen* schel schreeuwen 1588 [Claes] {3.1} |
gimmick vernuftig apparaat, laatste snufje 1962 [Aanv wnt] <Engels |
gin jenever 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
ginder* bijwoord van plaats: daar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
ginds* aanwijzend voornaamwoord 1250 [cg ii 1 Trist.] {4.2} |
gin fizz coctail met gin 1974 [Culinaire Enc. 115] <Engels {4.1.6} |
gingerbeer gemberbier 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
ginkgo een Japanse sierboom 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Japans {3.2} |
ginnegappen* giechelen 1717 [wnt] {3.1} |
ginseng Chinese plant 1770 [Papillon] <Chinees {3.2} |
gips pleister 1477 [Teuth.] <Frans |
gipsy zigeuner(in) 1847 [kku] <Engels |
giraal m.b.t. de giro 1929 [kwt] <Duits |
giraffe herkauwer 1588 [Claes] <Frans {4.1.3} |
|