Bericht aan Hare Majesteit
(1991)–Rosalie Sprooten–
[pagina 94]
| |
De gevangenschapWat moet er, die 21ste juli 1944, door het hoofd van de jonge kapelaan zijn gegaan toen hij in die auto zat, op weg naar Maastricht? Angst? Zorgen om zijn naasten? Om de anderen van de groep? Of bedacht hij een strategie om straks zijn belagers te misleiden? Dacht hij werkelijk dat hem niet veel ten laste kon worden gelegd zoals hij meermalen aan zijn huishoudster had gezegd? Was dat om haar niet ongerust te maken? Hij zat net zo diep in het verzetswerk als de anderen. De contacten met de onderwijzer Hendrikx (Ambrosius) en met zijn neef Sjeng Coenen waren al verdacht. Zijn hulp aan onderduikers, aan de buitenlanders die de grens over moesten, al deze activiteiten waren verboden. Dat de SD op de hoogte was van zijn betrokkenheid is duidelijk. Heeft hij vermoed dat dit zijn laatste tocht door het Limburgse heuvelland zou zijn? Er was plaats in de auto voor nog een persoon. Ook bij Jean Colen uit Mechelen, eveneens medewerker van de LO-Gulpen, die ongeveer aan de route woonde, klopte men aan. Zijn moeder zag kapelaan Houben op de achterbank zitten. Maar Jean was toen al op de vlucht geslagen. 's Morgens hadden Duitsers aan iemand in Mechelen naar een zekere Kool gevraagd. Naar waarheid werden ze verwezen naar de smid want die heette Kool. Een meisje dat het hoorde dacht meteen dat er gevaar dreigde voor Jean Colen en zorgde er dus voor dat hij gewaarschuwd werd. Hij bracht de dag deels door aan de Geul en deels in het bos. Rond middernacht klopte hij aan bij vrienden om daarvandaan onder te duiken. Hij kwam pas op bevrijdingsdag weer boven water. In de garage Fissette te Maastricht werkte Jan van Houtem uit Wylre. De hele dag stond er onopvallend een wacht in de buurt van de poort. Toen Jan na zijn werkdag naar huis | |
[pagina 95]
| |
wilde gaan werd ook hij gearresteerd en naar de Wilhelminasingel gebracht voor verhoor. Hij had zich bezig gehouden met hulp aan onderduikers, en het over de grens brengen van piloten en gevluchte krijgsgevangenen. 's Morgens had meester Ortmans uit Wittem al gehoord dat Paul Horbach, Huub Hamers, Sjeng Bisschoff, pater Baars en kapelaan Pènders waren gearresteerd. Hij dook onmiddellijk onder, maar later op de dag ging hij even terug naar huis. Omdat hij vermoedde langere tijd weg te blijven en slechts op lichte zomerschoenen was vertrokken, vond hij het raadzamer degelijke schoenen op zijn tocht mee te nemen. Op het moment dat hij even thuis kwam, klopte ook Sjeng Coenen bij hem aan. Die verkeerde in hevige opwinding over de arrestaties en dreigde met zijn pistool in de hand om de verraderlijke Duitser neer te schieten. Maar Huub Ortmans praatte op hem in om vooral de zaak niet erger te maken dan zij al was. Terwijl Sjeng Coenen vertrok kwam mejuffrouw E.W. binnen om naar een nieuw onderduikadres voor haar broer te vragen. Even later werd er weer op de deur geklopt. De oudste zoon deed open en nog voordat de moeder die achter hem stond ook maar één woord kon zeggen stormden de Duitsers al naar binnen. Huub Ortmans probeerde nog tijd te winnen door de Duitsers beleefd een drankje aan te bieden. Om dat te halen moest hij naar de kelder waar een deur naar buiten was waardoor hij eventueel kon vluchten. Maar ze hadden zijn plan door en sloegen hem als antwoord daarop in het gezicht. Op een kastje in de gang lagen op dat moment, naast de misboeken, verzetskrantjes en bonkaarten voor onderduikers. Twee mensen hield hij verborgen in zijn huis zonder dat zijn kinderen daar enig vermoeden van hadden. Hij moest onmiddellijk mee. En zonder afscheid te nemen van zijn zwangere vrouw en acht kinderen werd ook hij in een personenauto gestopt. Om 19.30 uur die dag, hield zijn vrijheid op. Eerst ging de reis naar Vaals waar zonder succes enkele woningen werden doorzocht. Onderweg liet Conrad van de SD, hem een getypte lijst zien met namen en schuilnamen | |
[pagina 96]
| |
van alle LO. medewerkers. Schuilnamen die hoogstens veertien dagen oud waren. In het arrestantenregister van het Huis van Bewaring zag Ortmans de namen van Horbach, Hamers, Bisschoff, Penders, Baars, Houben, van Houtem en Pirovano. Achter alle namen stond vermeld: gearresteerd op last van Nitsch. Huub Ortmans werd de volgende dag verhoord door Nitsch, daarin bijgestaan door diens secretaresse Stockebrand.
Om 21.00 uur van die 21ste juli stond Mathieu Merckelbach met zijn broer Emile voor hun woning in Wittem te praten toen er plotseling een auto stopte met drie mannen van de SD erin. Een van de Duitsers vroeg of er een vergadering van de illegaliteit in hun huis had plaats gevonden. Tijdens dit gesprek kwam professor Prick uit Nijmegen, die in Wittem in pension verbleef, op hen toe en vroeg of ze al iets van hun neef Paul Horbach hadden gehoord. De Duitsers vonden die vraag verdacht. Prick moest zich legitimeren en werd tegelijk met de gebroeders Merckelbach gearresteerd. De SD. meende dat hij de gezochte Inspecteur van Politie Mr. Prick uit Nijmegen was. Pirovano, die boven het toenmalige café Eggen naast het Redemptoristenklooster woonde, werd gearresteerd omdat bij hem een enkele vergadering had plaats gevonden. Ander verzetswerk was door Pirovano niet verricht. Aanvankelijk werden de meesten opgesloten in de cellen van het pand aan de Wilhelminasingel. Van enig onderling contact was daar geen sprake. Deze cellen waren eigenlijk de kolenhokken die enigszins waren aangepast. Pater Baars werd bij een zekere W. Timmermans uit Maastricht in de cel opgesloten. ‘Pater Baars was er vreselijk aan toe. Hij kwam de cel in met bebloed gezicht. Ze hadden de rozenkrans van zijn priesterkleed gerukt en hem daarmee in het gezicht geslagen. Hij vertelde hoe een Duitser langere tijd bij hem was komen biechten en zijn vertrouwen had gewonnen. Hij verweet zichzelf een inschattingsfout te hebben gemaakt en | |
[pagina 97]
| |
voelde zich verantwoordelijk voor deze vreselijke gevolgen’. Waarschijnlijk zijn ze allemaal, of enkelen diezelfde avond naar het Huis van Bewaring op de Minderbroedersberg, gebracht. Kapelaan Houben zag nog kans om die nacht het volgende briefje àan zijn broer te schrijven.
Vrijdagavond 1/4 na 12.
Pierre
Ben in Huis van Bewaring maak 't goed. Groeten aan allen in Eys en Epen. Vooral aan moeder en jullie allemaal. Bid voor mij. Ik zal aan jullie denken.
Hubert.
P.S. Geef aan brenger dezes zo nu en dan wat eten mee. Deze persoon is volstrekt te vertrouwen.
Dank zij de medewerking van sommige personeelsleden konden tal van boodschappen naar buiten worden gesmokkeld, meestal geschreven op dunne velletjes toiletpapier. Zodoende bleven ook de overige leden van het verzet op de hoogte. Het was mogelijk om kleding en voedsel aan de gevangenen te doen toekomen. Zonder gevaar was dat uiteraard niet. Reeds op 9 mei 1944 had de SD de gevangenbewaarder Hubert Jamin opgepakt. Hij had talloze berichten naar buiten kunnen smokkelen ten voordele van het verzet. Ook hij werd het slachtoffer van verraad. Tien maanden later overleed hij in het concentratiekamp Buchenwald. Ondanks gevaar ging in het Huis van Bewaring de hulp gewoon door. Het personeel had de | |
[pagina 98]
| |
uitdrukkelijke opdracht de politieke gevangenen op dezelfde manier als de andere gevangenen te behandelen. Jammer genoeg volgde een deel van het personeel slaafs de bevelen van de SD op. Toch breidde zich ook onder het gevangenispersoneel het verzet uit. Onopgemerkt is dat niet gebleven. Mensen werden betrapt, gevangen genomen en tot gevangenisstraf veroordeeld.
Na enkele dagen liet Houben een tweede briefje uitgaan naar zijn woonadres in Epen. Waarschijnlijk was het bedoeld voor zijn huishoudster en de gezusters Lausberg die hem met zoveel hulp terzijde hadden gestaan. (Tot aan hun dood stond zijn portretfoto ingeraamd op hun radio).
Geachte Familie,
Heeft U zeker verbaasd dat ik hier ben. Enfin, 't gaat goed. Afwachten wat er verder gebeurt. We zijn hier met een prettige groep samen. 't Eten gaat wel, niet te veel. Maar wie niet werkt kan ook met minder. Jullie blijven voor mij bidden? Ik heb veel tijd om te bidden en zal jullie niet vergeten. Vele groeten
Hubert.
De verhoren die de leden van de groep Gulpen moesten ondergaan zullen niet mis zijn geweest. Richard Nitsch stond bekend als een fanatieke dienstklopper die hard en ongenaakbaar was in zijn verhoren. Bovendien wist hij dat nog diverse leden van de groep op vrije voeten waren. Hij was ook op zoek naar Sjeng Coenen en Joep Francotte. In een kranteartikel (L.D. 27 april 1955) vertelde Paul Horbach dat tussen Nitsch en de gevangenen in die eerste dagen een kat- en muisspel werd gespeeld. Ze werden | |
[pagina 99]
| |
ondervraagd over gegevens ‘die hij zwart op wit voor zich had liggen!’. Voor de priesters was het dubbel zwaar omdat die meer mishandeling en hoon ondergingen. Een van de laatste dagen van juli schreef Houben naar zijn familie.
28 juli 's morgens.
Maak 't goed. 2x verhoord. Eerst 6 dagen cel. Nu met de hele groep op zaal. Gaat goed. Eten voldoende wat hoeveelheden betreft. Ze hebben mij het minst van de hele groep ten laste gelegd. Maar toch zal ik wel niet vrij komen de eerste maanden. Misschien ook naar Vught, maar het gaat mij heel goed. Bent over mij niet bezorgd. Moeder moet zich ook niet bezorgd maken. Heb ontvangen: Trico, sigaretten, wybertjes en maagtabletten. Stuur mij wasgoed, 1 stel. Ook nachtpyama + zeep + scheerapparaat. Dank ook aan Maria en JustineGa naar voetnoot*. Groeten aan Marie en zeg haar dat ze mij verwend had. Kieskeurigheid leer ik wel af. Groeten ook aan Mijnheer pastoor.
Maar vooral moeder, broers, zusters. Bid voor mij, ik bid voor jullie. Veel ben ik bij u allen met mijn gedachten. Jullie moeten niet bezorgd zijn. Ik ben bij vele bekenden. Groeten van uw zoon en broer. Moed en vertrouwen. Het gaat goed. Daag. Maria Sterre der Zee beware ons allen.
Inmiddels bereikte de gevangenen het bericht dat knokploegen een bevrijdingsaanval overwogen. Dit is ook de SD ter ore gekomen. Op 1 augustus moest de groep Gulpen | |
[pagina 100]
| |
plotseling aantreden. Nitsch nam geen enkel risico. De straten rond de gevangenis werden afgezet door tweehonderd SS'ers. De gevangenen kregen hun eigendommen terug, werden in een geblindeerde bus van de firma Jansen gedreven en spoorslags naar Vught vervoerd. Begeleid door twee gewapende SS'ers. Eén naast de chauffeur, de ander achter in de bus met het wapen in de aanslag. Emile Merckelbach zat voor in de bus naast zijn neef Paul Horbach. Nitsch die bij de hele operatie aanwezig was reed mee tot aan de Wilhelminasingel. Toen hij uitstapte, stond op het trottoir een NSB-familielid van Emile Merckelbach, die de Hitlergroet aan Nitsch bracht. Een wrang detail. Tijdens de rit noordwaarts verzocht een van de gevangenen, die hoge nood had, of er even gestopt kon worden. Dat werd geweigerd zodat de ongelukkige zijn behoefte in de bus deed en het met zijn kleren op moest vegen. Het was slechts een klein voorproefje van de omstandigheden waarin ze de daarop volgende tijd zouden moeten leven.
Bij het ‘Verraad van Weert’, op 21 juni 1944, werden zo goed als alle Limburgse districtsleiders gevangen genomen. Ook de leider van het district Gulpen, Jaak Knops, die waarschijnlijk pas de tweede keer op een provinciale vergadering verscheen, werd opgepakt. (Daarvoor had Harry Hanssen uit Sevenum namens de groep Gulpen aan die bijeenkomsten deelgenomen). Daarom vond men het raadzamer nieuwe schuilnamen aan te nemen. Dat gebeurde op een vergadering in het ‘Kelderke’ van de Brands Brouwerijen te Wylre. Kapelaan Penders had eerder op een bijeenkomst met klem aangedrongen op meer discretie. ‘Ik heb er alles voor over’, zei hij, ‘maar niet als dat samengaat met onvoorzichtigheid’. Eén week voor de 21ste juli vond er nog een bijeenkomst plaats te Wittem ten huize van Emile Merckelbach. Ortmans heeft na zijn terugkeer verteld dat men daar weer andere namen had aangenomen. Bij verhoor bleek de SD over veel van deze gegevens te beschikken. Vijf en veertig | |
[pagina 101]
| |
jaar later is nog steeds niet duidelijk hoe dit heeft kunnen gebeuren. Sommigen spreken van loslippigheid, anderen van verraad. Of is een van de eerste gevangenen doorgeslagen tijdens het verhoor? De vraag is voor de overlevenden nog steeds actueel. Voor Huub Houben moet dit alles buitengewoon zwaar zijn geweest. Uit een gesprek met de oudste zoon van Ortmans is mij duidelijk geworden dat men de kapelaan inderdaad niets ten laste heeft kunnen leggen. Ortmans, de enige die gehuwd was en kinderen had, maakte met kapelaan Houben een stuk op, waarin de kapelaan als toeziend voogd over het gezin werd aangesteld voor het geval Huub Ortmans niet zou terugkeren. Geschreven op een velletje toiletpapier. Vlak voor het overhaaste vertrek uit Maastricht lag op het bureau van Richard Nitsch de zogenaamde Entlassungsschein van de kapelaan voor ondertekening klaar.
In Vught werden ze ontluisd, gefotografeerd en moesten ze op appel. Terwijl ze in de houding stonden hoorde Huub Hamers vanuit een geblindeerd raam achter hem zijn naam noemen. Het was de stem van Jaak Knops uit Simpelveld. Hij slaagde erin om door te geven dat alle districtsleiders nog in leven waren, ook Jan Hendrikx. Het was aanvankelijk de bedoeling om de groep Gulpen onder te brengen in de ‘bunker’. In dit gebouw bevonden zich de gevangenen die uit Scheveningen waren gekomen. Maar omdat de ‘bunker’ vol was werden ze in een zaal gedropt die pas was ingericht als gevangenverblijf. Deze voormalige rechtszaal was een prettige verrassing, voor zover daar in deze omstandigheden sprake van kon zijn. Er waren bedden en de omgeving was proper. Voorlopig hadden ze weinig last van de Duitsers. Ze zaten bij elkaar, praatten, kaartten en hoopten. Veel steun moeten ze ondervonden hebben van het georganiseerde religieuze leven. Dagelijks werd door een van de priesters de mis gelezen, er werden godsdienstige oefeningen en toespraken gehouden. Dit alles natuurlijk in het geheim | |
[pagina 102]
| |
want de kampleiding had weinig op met godsdienst en de clerus. Tot hoofd van de zaal was Charles Bongaerts uit Heerlen aangesteld, een brandweercommandant die al op 6 november 1943 was gearresteerd. Pater Baars slaagde erin om later aan de buitenwereld te laten weten dat het ‘aan niets ontbreekt, behalve aan vrijheid’. In die omstandigheden besprak men de gang van zaken rond de 21ste juli en hoe Nitsch aan de gegevens kon zijn gekomen. Er moeten harde woorden zijn gevallen en volgens Ortmans was het alleen aan de aanwezige geestelijken te danken ‘dat er geen doden zijn gevallen’. Omdat onder de zaal een kamer van de SD was waar regelmatig naar de Duitse radiozenders werd geluisterd, slaagden ze erin, met één oor aan de grond, om op de hoogte te blijven van het verloop van de oorlog. De oprukkende geallieerde troepen maakten de Duitsers nerveus. In de laatste dagen van augustus namen de executies toe. Vanuit hun verblijf hoorden ze het afroepen van de namen, het wegrijden van de auto's, even later gevolgd door schoten. Tot begin september moeten de gevangenen hoop hebben gehad, hoop die op 6 september de grond in werd geboord. Die dag ontruimde men het hele kamp Vught. Vierduizend gevangenen begonnen aan een reis naar een onleefbaar gebied. Een reis die voor velen dan ook zou eindigen met de dood. |
|