Print Kleyn liedtboecxken(1633)–Pieter Jansz. Twisck Inhoudsopgave Voor-reden. [Hoorn wilt wel hooren, 't hoorende woort,] [Aenhoort met vlyt, in deser tijdt] [Koomt nu herwaerts tot mijn] [Laet ons alle met lust en vlijt] [Danck lof, en eer sy Godt den Heer] [Weest verheucht in dees tye] [Verblijt en verheucht vrienden vercooren,] [Christus ons Nieuwe Iaer] [Bloeyende jeucht eerbare] [Komt verschijnt met blijtschap en vreugde] [Christus name schoon] [Maeghdekens jonck van jaren] [Ieugdelijcke kinderen, laat u niet hinderen] Tweesprack tusschen Godt en Mensch. [Gheliefde vrienden, daer staet schreven] [O Godt ick heb al van mijn jeucht] [Lieve jonghe ghesellen] [O Lieve jonghe jeught] [Godts gracy seghen en goetheden] [Als een Bruydegom eerbare] [Heer Bruydegom verheven] [Wenschet nu allegaer, dit lieve jonghe paer] [Thuw'lijck dat is een staet gheplant] [Gheluck wenschen wy t'samen] [In't Hooghe Liedt van Salomon stijf] [Christus die ware Bruydegom goet] [Myn herte ditmael vliet] ['T rijck der Hemelen schoon] [Wilt u verblijden seer] [Wy willen dees bruylofts feest houwen] Dancksegginghe na de maeltijdt. Aenhanghsel. [Ionckman het is wel haest te trouwen] [Welcoom Ionck-man, welcoom Ionck-vrouwe] [Godt den Heer sette van't begin] [Weldien die een echtelijcke en deuchtsame vrouwe heeft] [Laet ons de vromen Vrouwen] Een ander. [Wel dien die Godt den Heere vreest] [Myn alderliefste Bruyt en Wijf] Een Kinder-wiegh Liedeken. [O Wijn ed'le Wijn met namen] [Hoort toe ghy jonghe ghesellen] [Hoe ick ter werelt meer verkeer] [O Soete jeughde // hoe haest zijt ghy] [Daer ick deur fantasy] [Geliefde jeught al tot Sardam] [Die Heer wil u al van u jeught] [Een lieffelijcke groet, sijn moet] [O Lieve soete jeucht vermaert] [Neerstich wil ick gaen dichten, om te stichten] [O Werelt met u schijn] [Een vroom ghemoet wensch ick de jeucht] [Waeckt op present, Maegdekens jent] [Wilt ghy Hemelsche goeden beminnen] Aen de Ieught van Hoorn. Aen de Harlingher Dochters. [Geen levens tijdt is bequamer tot deught] [Een oprecht hart met een recht vroom ghemoedt] [Wat is de werelt hoogh ghe-eert] [O Dochter, wilt een cort verhael ontfangen] Aen de Ieught tot Hoorn. [Lief Kinders, wilt in deughden leven] [Ionckheyt ick word ontsteecken] [Seer aenghenaem, hoop ick, sal't wesen] [Ick wil beginnen een nieu liedt] [Lieve hartgrondelijcke Ieught] [Vrienden, ick moet nu in den gheest] [Verscheyden goe leeringhe soet] [Wilt ware ootmoet leeren] [Wellekom sijt ghy o maeghden soet] [Myn alderliefste inden Heer] [Myn lief kinders cleyne] [Myn kints kinders cleyne] [Een kindt dat den Heere wil vreesen] [Ick moet u een liedt maken] [O Ionckheydt wilt aenmercken] Kersmis. Den Palm-dagh. Paesch-feest. Hemel-vaert Christi. Pinxster-Feest. Pinxster-Feest. Voor die Predicatie. Na de Predicatie. Voor den Doop. Na den Doop. [Ghy alle die hier sijt bereydt] [Ghy die Christum hebt aenghedaen] Van't Avondtmael. Voor de Predicatie. Na de Predicatie. [Christus in sijn gheboort en doot] Een ander Gedicht uyt mijn Bybelsche Naem ofte Chronijck Boeck, sijnde het tweede deel van de Concor-dantie, can oock yets gesongen worden, [Met hert, mont, werck en daet] [Wilt ghy een Christen zijn ghenaemt] [Alle die Iesum recht bemint] [O ghy mijn ziel vol soete lust] [Ick verbly my, dat my geseyt is, Heere] Mijn eerste Ghedicht. [Wilt ghy die smalle wegh in gaen] Gheestelijcke Schip-vaert. [D' Fortuyn eylacy, van 's werelts nacy] Een Liedeken ende Brief in malcander ghesloten. [Wilt ghy in Godt wesen gheheel] Dobbel dicht. [Myn susterlinghen moet ick schencken] [Wt 't ongheloof, u in't geloof veraert] [Christi wonder daden aensiet] [Vrienden dat ghy 't versinde] Van Schip-breeckinghe. Tot ghedachtenis van mijn gheselschap. [Niet nieus gheschiet onder de sonne] [Mensche Godts, soeckt alleen Hemelsche waren] [Wilt ghy weten wat die doodt is] [Al wist ghy der planeten loop] [Recht op o mensch slappe handen en knien] [Des Heeren vree zy in dit huys] [Verduldigheydt beste gheweer] [Ge-eert, soo moet den Vader zijn] [Het is een goet begin] [Myn Vader, Moeder mede] [Myn vrient gedenct met aendacht en vlijt] [Wel hem wiens ziel door een hevigh stijden] [Sacharias heeft een ghesicht] Edam en Middelie. [Een nieu liet wil ick heffen an] [Des werelts vreughde in ruste en schijne] [Myn vrient Simon ick moet u schencken] [Dochter vercoren, u liet aen my] Aen de vrienden in Eyder-ste. [Wat is de werelt met al haer rijckdom] [Ick bevind het nu in dit leven] [Wat mooght ghy mensche spreken] [Wat wilt ghy u verlaten] [Christus die heeft ons nagelaten een gebedt] Eenige spreeck-woorden van de seven wijse Griecken, in rijm ghestelt, om te singhen: Als ick Anno 1614. den 16. September droomde, dat ick my met oneenigheydt teghen mijn Broeder grootelijcks ontgaen hadde; soo heb ick al dromende dit Boet-veersken ghedicht, ende wacker wordende onthouden ende in schrift ghestelt. [Heer ick heb my van jeught u wet] [Ghepeyns, hoe leght ghy my] [Het vleys dat is teghen den geest ghestelt] [Qvalijck can ick, O Heere] [O Heer regeert mijn hert en mijnen gangen] [Bedroeft ben ick deur goet gheluck] [Bedroeft ist herte mijn] [Ick dancke o Heer u goetheydt groot] Can ghesonghen worden van twee personen, elck twee reghels, in plaets van Godt en Mensch. [Een sondaer uyt een treurigh hert] [Heer Iesu ick wil geern plaseeren] [Iesus Christus my verlanght seer] [Wel op staet ons by, Heere, wy vergaen] [Heere Iesus gheleydet mijn] [Het afsterven van mijnen vrient ghevoelt mijn hert] Claghen en Toosten. [Geliefde suster klaeght uwen smart] [God proeft sijn uytvercoren veel] [Die Heere geef u verduldigheydt] [Vrienden ghy die hier veel quaet lijden moet] [Myn lieve Suster in de Heer] [O Heere wilt opwaken, my ghenaken] [Gheen dingh naest een deel jaren] [Seer droevigh ben ick nu in't herte mijne] [Recht als een moed-jaeght hart] [VVilt ons niet straffen, Heere] Aen de Ieught van Texel. De seven Boet-Psalmen. Den 6. Psalm. Den 32. Psalm. Den 38. Psalm. Den 51. Psalm na den Text. Den 103. Psalm. Den 130. Psalm. Den 143. Psalm. Een Danck-segginghe voor den eten. Een Danck-segginghe na den eten. Lof-sangh. [Myn vrienden inden Heere] [Myn vrienden inden Heere] [Die Ionghe Tobias is scheyden] [Lieve vrienden eenparen] [Myn tijdt en vlijven is niet langh] Aen mijn Tafel Broeders die van Ryga over lant, na Hollant reysden. Aen mijn Reys-broeder Frans Iacobsz. Van Ryga na Hollandt. Een Retrograde Liedt. Register van 183. Lieden in dit Boecxken begrepen.