• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring
  • 1940-1945
  • Amoureuze en scabreuze liederen in de Gouden Eeuw
  • Antwerpen
  • Bibliografie
  • Dialecten
  • De donkere dagen van december
  • Elckerlijc
  • Het embleem
  • Geavanceerd zoeken in documenten op je eigen PC
  • Jeugdliteratuur: boekjes om te leren lezen, van hanenboek tot boom-roos-vis
  • De rederijkers
  • Ridderverhalen
  • Schrijvende vrouwen
  • Het sonnet
  • Tachtigjarige Oorlog in de literatuur
  • Tijdschriften

 

  • Selecties
  • 
  • Thema's
  • 
  • Bibliografie
Print

Bibliografie

bibliografie?

Voor het zoeken van literatuur zijn bibliografieën de belangrijkste hulpmiddelen. Bibliografieën geven aan of er over een bepaald onderwerp literatuur bestaat. Daarna kan men de daar gevonden titels gaan traceren in catalogi om de verblijfplaats van die literatuur te vinden. De betekenis van het begrip ‘bibliografie’ heeft zich ontwikkeld van het afschrijven van teksten tot het schrijven over boeken en uiteindelijk het beschrijven van boeken. Binnen de bibliografiebeoefening zijn er twee hoofdrichtingen: de analytische bibliografie of kritische bibliografie die zich vooral richt op het boek als materieel object en de resultaten van het analytisch onderzoek vastlegt in descriptieve bibliografieën, én de systematische of enumeratieve bibliografie die de beschreven boeken naar hun inhoud rangschikt. Het aantal termen om de diverse soorten bibliografieën aan te duiden is groot. Zie daarvoor eveneens het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek, beginnend bij de term ‘bibliografie’.

soorten bibliografie

De systematische of enumeratieve bibliografie heeft als taak het opsporen, identificeren en beschrijven van publicaties naar hun inhoud. De analytische of kritische bibliografie en de descriptieve bibliografie vormen de jongste tak van de bibliografie: zij houden zich vooral bezig met het boek als materieel object. Een voorbeeld van analytisch-bibliografisch onderzoek levert de verantwoording bij de facsimile-editie van de Zeeusche Nachtegael. De historische bibliografie, ook wel bibliologie genoemd, houdt zich voornamelijk bezig met de productie, distributie en receptie van het boek als sociaal-cultureel verschijnsel. Vooral de laatste decennia is de beoefening van de boekgeschiedenis als onderdeel van de cultuurgeschiedenis sterk in de belangstelling gekomen, mede door het werk van Bert van Selm. De klemtoon ligt dan vooral op de distributie (de boekhandel) en consumptie (de lezer) van het boek.

bibliografisch handwerk

In theorie is er een duidelijke taakverdeling, maar in de praktijk blijkt dat de ene vorm van bibliografiebeoefening niet zonder de andere kan. Het heuristische aspect, het opsporen van drukken en exemplaren, hebben alle vormen van de bibliografie gemeenschappelijk. Voor het identificeren van een druk heeft de systematisch-bibliograaf soms de hulp nodig van de analytisch-bibliograaf. Dat impliceert dat de beschrijvingsmethodieken van beide soorten bibliografen aanmerkelijk verschillen.

De complexiteit van de bibliografiebeoefening is in de loop van de tijd alleen maar toegenomen. De uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450, de introductie van het tijdschrift in de 17e eeuw en de ontwikkeling van de digitalisering in de 20e eeuw zijn gebeurtenissen geweest die het communicatieproces enerzijds enorm hebben bevorderd, maar die anderzijds ervoor hebben gezorgd dat de greep op informatie steeds problematischer werd.

De werkzaamheden van de catalograaf en de documentalist vertonen steeds meer overlappingen met die van de bibliograaf. Tot voor kort was er een duidelijk onderscheid tussen een catalogus en een bibliografie: een catalogus beschreef de collectie van een plaatsgebonden instelling; een bibliografie beschreef op inhoudelijke gronden categorieën literatuur waar die zich ook bevinden. De bezigheden van de documentalist bestaan uit het opzoeken, beschrijven en opslaan van allerhande informatie met betrekking tot een onderwerp, ongeacht de aard en soort van die informatie: gedrukt, geschreven, audiovisueel, digitaal (zie ‘documentatie’ in het eerdergenoemde Lexicon).

universele bibliografie

Speelde men tot eind vorige eeuw nog met de gedachte om alle gedrukte informatie universeel vanuit één bibliografisch centrum te kunnen beheersen (universele bibliografie), tegenwoordig heeft men de neiging, daarbij geholpen door de automatisering, om decentraal bepaalde bibliografische en catalografische taken uit te voeren volgens stringente richtlijnen. De zo ontstane databestanden kunnen vervolgens gekoppeld en online geraadpleegd worden. Dat impliceert dat koppeling van catalogi van afzonderlijke bibliotheken ‘automatisch’ de landelijke centrale catalogus oplevert en - impliciet - de nationale bibliografie. Wereldwijde koppeling van catalogi levert prachtige zoekmachines op, zoals de Karlsruher Virtueller Katalog.

De terminologie loopt tegenwoordig door elkaar: een bibliografie met korte boekbeschrijvingen wordt soms catalogus genoemd; bij uitgebreidere descriptie krijgt een catalogus de status van bibliografie. De zo genoemde Nederlandse en Vlaamse short-title catalogi over de periode tot 1800 (STCN en STCV) leveren uiteindelijk de retrospectieve nationale bibliografie over die periode op.

De catalograaf die in verband met de automatisering het oude bezit van een bibliotheek hercatalogiseert, maakt steeds meer gebruik van analytisch-bibliografische methoden. Zijn beschrijvingen zijn dan ook vaak gedetailleerder dan de oude en bevatten allerlei bijzonderheden die het desbetreffende exemplaar onderscheiden van dubbele exemplaren in de eigen collectie of exemplaren in andere collecties.

documentatie

Onder de paraplu van de documentaire informatie schuilen de documentatie, de bibliografie, de catalografie en de inventarisatie, zoals de beschrijving van met name archieven genoemd wordt. Instellingen waar een aantal documentaire taken (inventariseren, bibliograferen, catalogiseren, archiveren, indiceren) in samenhang verricht wordt, worden gewoonlijk aangeduid als documentatiecentra. Zo zijn er op het gebied van de neerlandistiek en aanverwante disciplines bijvoorbeeld het Letterkundig Museum (LM) in Den Haag, het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen, het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden (ISLN) van de Universiteit Antwerpen, het Katholiek Documentatiecentrum (KDC) te Nijmegen, het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands protestantisme aan de VU te Amsterdam, het Theater Instituut Nederland (TIN) in Amsterdam, het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) te Amsterdam en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden.

systematische bibliografie

In de systematische bibliografie wemelt het van de termen om bibliografieën aan te duiden. Uitgaande van het gekozen subject zijn er bibliografieën van of over personen en de meest diverse zaken en verschijnselen. Alles kan tot onderwerp van een bibliografie dienen en ieder onderwerp kan in ruimte en tijd al dan niet beperkt worden. Literair-historisch gezien is er de meeste behoefte aan bibliografieën van en over auteurs en vakgeleerden, literaire genres, periodes en verschijnselen. Dergelijke bibliografieën worden dan ook aangeduid met de termen auteurs- en persoonsbibliografie, genre- en periodebibliografie. Een voorbeeld van een onzelfstandige subjectieve auteursbibliografie, weliswaar beperkt tot één genre, is die van Buitendijk in zijn editie van Jan Vos' Toneelwerken. Een descriptieve subjectieve en objectieve auteursbibliografie is die van Johan de Brune (de Oude) (binnenkort in de DBNL). Persoonsbibliografieën worden geleverd in het in de DBNL opgenomen naslagwerk over vakgeleerden Het bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek. Voorbeelden van genrebibliografieën zijn De Nederlandse volksboeken van Debaene, het Repertorium van het rederijkersdrama van Hummelen, de bibliografie van populair proza van Buisman, Schmidts bibliografie van Zeventiende-eeuwse kluchtboeken en voetballiteratuur in Literatuur met een doel.

De verscheidenheid is groot. Zo kan men een auteursbibliografie van Joost van den Vondel samenstellen met alle literatuur over en/of van hem die ooit verschenen is, of alleen de literatuur van de laatste vijftig jaar, al dan niet beperkt tot wat er in Nederland of in het Nederlands over hem gepubliceerd is, al dan niet beperkt tot zijn tragedies of hekeldichten, al dan niet beperkt tot monografieën, tijdschriftartikelen of artikelen uit dag- en weekbladen. Wie via de zoekfunctie in de DBNL op ‘bibliografie’ zoekt, komt tal van vermeldingen tegen van bibliografieën die geen echte bibliografie zijn; de term wordt in boek- en tijdschriftpublicaties immers ook gebruikt in de betekenis van ‘lijst geraadpleegde literatuur’. Zie bijvoorbeeld de ‘bibliografie’ in de editie Wijngaards van Costers Teeuwis de Boer of die van Paardekooper in zijn Beknopte ABN-syntaksis.

subjectief en objectief

Zowel de subjectieve als objectieve bibliografie kan algemeen of speciaal zijn. Een algemene bibliografie bevat niet naar vakgebied gespecificeerde literatuur; de speciale bibliografie wordt ook wel aangeduid als vakbibliografie. Een bibliografie van diverse tijdschriften of vertalingen is dus een algemene bibliografie, bijvoorbeeld die van De Rynck en Welkenhuysen, De Oudheid in het Nederlands; de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL) is een objectieve (alleen literatuur over de neerlandistiek) speciale bibliografie.

Een volgend indelingscriterium is dat in nationaal of internationaal. Nationale bibliografieën bevatten literatuur in de taal (of in meertalige landen: de talen) van het desbetreffende land; internationale bibliografieën trekken zich niets aan van talen of landsgrenzen. Dit impliceert dat een internationale algemene bibliografie de universele bibliografie is. De eerder genoemde BNTL is een internationale objectieve vakbibliografie omdat ze ook literatuur in vreemde talen over de neerlandistiek opneemt.

Bibliografieën kunnen vervolgens retrospectief, actueel of prospectief zijn, dat wil zeggen alleen literatuur uit het verleden, het heden of de toekomst beschrijven. Een prospectieve bibliografie lijkt een contradictie, maar behoort wel degelijk tot de realiteit. De zogenaamde CIP-lijst (cataloguing in publication) was zo'n prospectieve (algemene nationale) bibliografie waarin op basis van tevoren door de uitgevers verstrekte informatie boeken beschreven werden die op het punt van verschijnen stonden. Dank zij het feit dat boeken ook weer ‘afgekondigd’ worden als er op het laatste moment een kink in de kabel komt, ontstaan er uiteindelijk geen ghosts (niet-bestaande boeken). Een retrospectieve bibliografie heeft niet de bedoeling bij te houden wat er verschijnt, maar kiest een afgesloten periode met betrekking tot het te bibliograferen onderwerp. Dat er af en toe aanvullingen kunnen verschijnen op dergelijke bibliografieën maakt ze nog niet actueel. Een actuele bibliografie tracht - gewoonlijk in regelmatig verschijnende afleveringen of online - de literatuur met betrekking tot een bepaald subject of op een bepaald vakgebied bij te houden. De term ‘actuele bibliografie’ is te verkiezen boven ‘lopende bibliografie’ zoals deze in de vakliteratuur gewoonlijk wordt aangeduid en dan in oppositie tot een afgesloten bibliografie.

primair en secundair

De samensteller van een primaire bibliografie vergaart zijn gegevens door autopsie van het te beschrijven materiaal; een secundaire bibliografie is gebaseerd op gegevens uit de tweede hand. De bibliograaf kan streven naar compleetheid of selectief te werk gaan. In het laatste geval dient hij uiteraard nauwkeurig te verantwoorden welke selectiecriteria hij hanteert. Welk inrichtingscriterium men hanteert voor de bibliografie is sterk afhankelijk van het materiaal. Zo ligt het voor de hand om voor een vakbibliografie een systematische indeling te kiezen en voor een auteursbibliografie een chronologische of alfabetische. Vaak kiest men op praktische gronden voor een gemengde inrichting, bijvoorbeeld voor een systematische indeling van een auteursbibliografie met categorieën als oorspronkelijk en vertaald werk, en daarbinnen voor chronologie of alfabet. In alle gevallen dient de bibliografie door goede indexen ontsloten te worden. De BNTL is een primaire, in principe complete, annoterende, systematisch ingerichte bibliografie.

Een zelfstandige bibliografie verschijnt als afzonderlijke publicatie; een onzelfstandige bibliografie maakt onderdeel uit van een andere publicatie, bijvoorbeeld een tijdschrift, een editie of een verzamelbundel. De laatste categorie is gewoonlijk niet terug te vinden in de wereldomvattende bibliografieën van bibliografieën zoals die van Besterman (1971).

Lopende bibliografieën verschijnen op gezette tijden met vervolgdelen of -afleveringen, in tegenstelling tot afgesloten bibliografieën waarop niettemin wel aanvullingen kunnen verschijnen, zoals bijvoorbeeld het geval is met de aanvullingen op de subjectieve bibliografie van Vondel door Unger in de tien delen van De werken van Vondel. Lopende bibliografieën kunnen hun gegevens na verloop van tijd cumuleren: zo kunnen na drie kwartaalafleveringen alle gegevens daaruit gecombineerd worden tot een jaardeel of kan na vier jaardelen een gecumuleerd vijfjaardeel volgen. Cumulatieve bibliografieën hebben het voordeel dat er door de gebruiker minder indices geraadpleegd hoeven te worden dan in niet-cumulatieve bibliografieën. De BNTL is een zelfstandig verschijnende, lopende, cumulatieve bibliografie.

bibliografische zoekmachines

Een computerprogramma voor algemeen, niet-vakspecifiek, systematisch-bibliografisch onderzoek is GIRAF (General Information Retrieval All Faculties, 1994). Dit programma is echter al een aantal jaren niet bijgewerkt; niettemin kan het nuttig zijn het te raadplegen voor algemene onderzoeksvragen. Voor de Nederlandse letterkunde is er het digitale bibliografische zoekprogramma BIZON. Beide zoekmachines zijn te vinden op de website van de leerstoelgroep Historische Nederlandse Letterkunde van de Universiteit van Amsterdam.

[Piet Verkruijsse, februari 2005]