Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Linkermenu
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
  • 1940-1945
  • Amoureuze en scabreuze liederen in de periode 1550-1700
  • Antwerpen
  • Bibliografie
  • Dialecten
  • De donkere dagen van december
  • Elckerlijc
  • Het embleem
  • Geavanceerd zoeken in documenten op je eigen PC
  • Jeugdliteratuur: boekjes om te leren lezen, van hanenboek tot boom-roos-vis
  • De rederijkers
  • Ridderverhalen
  • Schrijvende vrouwen
  • Het sonnet
  • Tachtigjarige Oorlog in de literatuur
  • Tijdschriften

 

  • DBNL
  • 
  • Thema's
  • 
  • Tachtigjarige Oorlog in de literatuur

Tachtigjarige Oorlog in de literatuur

de Nederlanden in opstand

Het meest letterlijk genomen duurde de Tachtigjarige Oorlog van 1568 tot 1648. In deze jaren kwamen de Nederlanden in Opstand tegen de koning van Spanje, scheidde het noorden zich af en ging als Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een glorieuze periode tegemoet, naderhand de ‘Gouden Eeuw’ genoemd. De Tachtigjarige Oorlog was een politiek conflict; maar misschien nog wel meer, zeker in de ogen van het ‘gewone volk’, een geloofsstrijd.

De Tachtigjarige oorlog werd niet alleen met wapens gevoerd maar ook met woorden. Het meest uitputtende en feitelijke overzicht van de rol die literatuur tijdens de Opstand opeiste wordt nog altijd geboden door het handboek van Jan te Winkel (deel II, met name vanaf hoofdstuk 16). Zie ook andere handboeken als Jonckbloet (deel II, hoofdstuk 7 e.v.), Kalff (deel 3, boek IV, met name het hoofdstuk ‘politieke poëzie’) en Knuvelder (deel 2, ‘Vroege renaissance’). En zie voor de gelijktijdige vernieuwingen in (het denken over) de Nederlandse taal hoofdstuk 3 uit De Vooys' Geschiedenis van de Nederlandse taal.

de aanloop

Het maatschappelijke en religieuze ongenoegen dat rond 1565 tot uitbarsting kwam, had een lange voorgeschiedenis, die ook in de eigentijdse literatuur terug te vinden is. Legendarisch is het rederijkersfeest in Gent in 1539 waar een uitgesproken anti-roomse, hervormingsgezinde sfeer heerste (zie Gentse spelen). Toch is het in deze jaren vaak nog moeilijk om achter de algemeen christelijke strekking van een tekst het standpunt van de auteur te achterhalen over de sinds ca. 1520 om zich heen grijpende kerkhervorming. Zie bijvoorbeeld Een geestelijck liedt-boecxken van de spraakmakende wederdoper en mysticus David Joris. Veel uitgesprokener zijn de brieven en liederen die in doperse kringen tot stand kwamen naar aanleiding van de scherpe vervolging waaraan deze beweging sinds de jaren dertig blootstond en die werden verzameld in Het offer des Heeren (voor het eerst uitgegeven rond 1560).

Onvrede over economische wantoestanden spreekt uit het toneelstuk Het cooren van Lauris Jansz, die naderhand in een klucht de spot dreef met katholiek bijgeloof: Van Onse Lieven Heers Minnevaer. De religieuze en maatschappelijke onvrede kan niet los worden gezien van de opkomst van het humanistische ideeëngoed, waarvan de rederijkers belangrijke verspreiders waren (zie artikelen van Herman Pleij en Werner Waterschoot). En als er één humanistische tekst de kritische en satirische vermogens van de Nederlanders in deze jaren scherpte dan was het wel de Lof der Zotheid van Erasmus (zie de Nederlandse vertaling uit 1560).

liederen in de strijd

In de jaren zestig werden ook de eerste liederen geschreven waarin openlijk stelling werd genomen tegen de Spaanse overheersing; ze zouden bekend worden onder de naam ‘geuzenliederen’ (vanaf omstreeks 1577 verzameld in het Geuzenliedboek, dat telkens werd uitgebreid en bijgewerkt, zie de moderne uitgave van alle overgeleverde teksten). Het bekendst werd ‘Het Wilhelmus’, zie hierover een artikel van Martine de Bruin. Er was ook een Spaanse kant aan het verhaal van de Opstand; liederen en gedichten uit de kring van Spaansgezinden zijn te vinden in Politieke balladen, refereinen, liederen en spotdichten der XVIe eeuw.

satire

Veel van genoemde liederen hadden een spottende of satirische inslag. De geest van Erasmus sprak ook uit een aantal prozateksten, waarin met name de katholieke geestelijkheid het zwaar te verduren had. De beroemdste satire is Marnix van Sint Aldegondes bespotting van het katholieke (bij)geloof in de Bijenkorf der H. Roomsche Kerke, uit 1569. In datzelfde jaar verscheen ook de Historie van Broer Cornelis; zie voor de intrigerende geschiedenis van dit mysterieuze geschrift een artikel van Bostoen.

dichters in de frontlinie

Veel dichters van strijdliederen zijn anoniem gebleven; het zullen vermoedelijk dichters uit de kringen van de rederijkers zijn geweest. Een aantal strijdbare dichters kennen we wel bij naam, zoals Philips van Marnix van Sint-Aldegonde, Dirck Volckertsz Coornhert, Jan van Hout, Lucas de Heere, Janus Dousa, Johan Fruytiers, Jeronimus van der Voort, Johan Baptista Houwaert en Laurens Reael.

Leids beleg en ontzet 1574

Veel van de genoemde dichters waren actief bij de strijd betrokken. Interessante voorbeelden van de betrokkenheid van dichters bij de strijd levert het Leidse beleg en ontzet van 1574. Janus Dousa was een van de aanvoerders van het Leidse verzet tegen de Spaanse belegeraars; zie de korte biografie door Heesakkers en Reinders. Hij werd daarbij terzijde gestaan door Jan van Hout, van wie we onder andere een kort gedicht overgeleverd hebben dat hij tijdens het beleg voor Dousa heeft geschreven. Naderhand zouden Dousa en Van Hout respectievelijk in een Latijnse ode en een lofzang herinneringen ophalen aan de bange maanden in 1574. In 1614 vatte Jan Jansz. Orlers de geschiedenis van het beleg in zijn Beschrijvinge der stad Leyden nog eens samen. In de dbnl is over deze episode ook een fragment uit P.C. Hoofts Nederlandsche Historien beschikbaar. Over Hoofts ontwikkeling als geschiedschrijver, zie een artikel van Groenveld. Zie voor latere toneelstukken over het beleg van Leiden (en Haarlem) een artikel van Meijer Drees.

geschiedschrijving en anekdotiek

Geschiedschrijving kon ook wat persoonlijker getint zijn. In 1626 maakte de Zeeuwse dichter Adriaen Valerius nog eens zijn eigen verzameling strijdliederen (zowel bestaand als door hemzelf geschreven) in de Nederlandtsche gedenck-clanck, waar hij ze opnam in een lopend verhaal en voorzag van muziek. Nog persoonlijker is het Dagboek van de Brusselse burger Jan de Pottre uit de jaren 1549-1602, waarin hij weergaf wat hij las en hoorde of met eigen ogen zag.

dichters op drift: van Zuid naar Noord, van Noord naar Zuid

Een van de ingrijpende gevolgen van de Opstand was de deling van de Nederlanden in Zuid (onder Spaans bewind) en Noord (verenigd in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden). Nadat de Spanjaarden omstreeks 1585 Brabant en Vlaanderen stevig in handen hadden gekregen, vluchtten vele Zuid-Nederlanders naar het Noorden. Onder hen waren talrijke schrijvers en dichters, zoals Karel van Mander, Jacobus van Zevecote, Daniel Heinsius, Zacharias Heyns, Philips van Marnix van Sint-Aldegonde, Caspar van Baerle, Abraham de Koning, en Gerrit Hendricksz. van Breughel. In enkele grotere steden richten Zuid-Nederlanders hun eigen ‘Brabantse’ rederijkerskamers op, zie hierover een artikel van Smits-Veldt. Een enkele auteur ging van noord naar zuid: Otto Vaenius, of Boetius Adamszoon à Bolswert. Er waren ook Zuid-Nederlandse auteurs die na een verblijf in het noorden uiteindelijk weer naar het zuiden terugkeerden zoals Justus Lipsius en Jacob Duym.

de Republiek in vol bedrijf

Na 1600 wordt de hitte van de strijd tussen Spanje en de Republiek allengs minder goed voelbaar in de literatuur, met één belangrijke uitzondering, het werk van Joost van den Vondel. Vondel volgde de gebeurtenissen in de Republiek en zijn woonplaats Amsterdam op de voet. In een imposante reeks Hekeldichten gaf hij gaf zijn mening over de twisten tijdens het Twaalfjarig Bestand en alle strijd over (on)verdraagzaamheid die daar op volgde. Beroemd werden ook zijn gedichten over de opkomst van de Nederlandse koopvaardij (Lof der zee-vaert), over belangrijke overwinningen op het slagveld (Verovering van Grol), en over gebeurtenissen in het huis Oranje-Nassau (zie o.a. Geboorteklock). Daarnaast schreef Vondel onder andere een toneelstuk over de val van Johan van Oldenbarnevelt (Palamedes) en het ‘Lantsspel’ Leeuwendalers, naar aanleiding van de Vrede van Munster. Zie voor de beleving van het roemrijke verleden en heden van het ‘vaderland’ in de eeuw na de Vrede van Munster een artikel van Meijer Drees.

heldendom: nostalgie naar harde tijden

In de negentiende eeuw kregen de gebeurtenissen uit de tijd van de Tachtigjarige oorlog een bijna mythische klank. Een van de gangmakers achter de Gouden Eeuw-revival was Hendrik Tollens met zijn Overwintering op Nova Zembla uit 1819; zie hiervoor ook het artikel van Blaas. E.J. Potgieter nam vanaf 1840 deze rol over, onder ander met Jan, Jannetje en hun jongste kind, waarin de negentiende-eeuwse slapjanus Jan Salie wordt geconfronteerd met roemrijke zeventiende-eeuwse voorouders als Jan Compagnie, Jan Contant en Jan Claassen. De verheerlijking van de Nederlandse Gouden-Eeuw kreeg een vervolg in zijn als een rondleiding opgezette Het Rijks-museum te Amsterdam; zie ook de opstellen van zijn vriend Conrad Busken Huet, in deel XV en deel XXII van diens Litterarische fantasien en kritieken. Zie voor een analyse van de negentiende-eeuwse verheerlijking van de Gouden Eeuw een artikel van Gert-Jan Johannes.

Opstand in fictie

De Tachtigjarige Oorlog en de Gouden Eeuw begonnen ook op de verbeelding van fictie-auteurs te werken. Zie voor een vroeg voorbeeld het artikel over Adriaan Loosjes' roman Maurits Lijnslager van Jan Koopmans. Vanaf 1830 volgde een hele reeks historische romans, zoals De pleegzoon van Jacob van Lennep, In 't Wonderjaer van Hendrik Conscience, De graaf van Leycester in Nederland van A.L.G. Bosboom-Toussaint (ze schreef ook al een roman over de hervormingstijd met Het huis Lauernesse). Na enige tijd sijpelde het heldendom van de zestiende- en zeventiende-eeuwers ook door in de jeugdliteratuur, zoals in In de duinen van Eduard Gerdes, Vlissinger Michiel van Pieter Louwerse, Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruijter van Joh. H. Been, en uiteraard De scheepsjongens van Bontekoe van Johan Fabricius.

[RvS, maart 2005]