Titel
|
Jaar
|
Auteur
|
Gedichten. Deel 3a. Apparaat
| 2000 | Gerrit Achterberg |
Cryptogamen
| 1946 | Gerrit Achterberg |
Gerrit Achterberg
| 1981 | Cathrien Achterberg-van Baak, Wim Hazeu, Anton Korteweg, Jan Vermeulen, Daisy Wolthers |
De markt van welzijn en geluk
| 1979 | Hans Achterhuis |
Elegia ad eruditum et reverendum juvenem theologum, Petrum Marinum van Baak
- probaras,
Enthea de sacra verba loquens cathedra,
Quin de te Batavas exibat rumor in oras,
Et late
- Hollandam laude replebat humum,
Ut te ferventer non una Ecclesia Mystam
Optaret quavis conditione sibi
- .
Vota sed in ventos abierunt inrita, nam te
Servabant Gelris fata Deusque tuis.
Prae reliquis
- , Baaki, te terra Sicambra trahebat,
Prae reliquis regio haec risit amoena tibi.
Hic quum forte
- sedes Eckana ministrum,
Principium et facies muneris ipse tui.
O quos ista dies plausus, quae
| 1796 | Vopiscus Horatius Acker |
Stijlstudie en stijloefening
| 1918 | J. Mathijs Acket |
Italië
| 1914 | C.S. Adama van Scheltema |
Eenzame liedjes
| 1906 | C.S. Adama van Scheltema |
Zingende stemmen
| 1916 | C.S. Adama van Scheltema |
Meidroom
- ‘de Grondslagen eener nieuwe Poëzie’ ontwikkeld. Het is slechts als proeve bedoeld van een edel feest-spel ter Mei
- volledige toerusting, maar kan ook, mits met smaak geleid, in soberder omgeving en met meer bescheiden
-
L.S.
Wat hier geboden wordt, wil geen verwerkelijking geven van de theorie omtrent het ‘drama’ in
- -viering, picturaal en sculpturaal gezien, - een spel dus vooral van lijn, kleur en beweging, waarbij op
- door het ritmische woord, als op zijne beurt een wekker van gedachten en verbeeldingen, waarin de geest
| 1912 | C.S. Adama van Scheltema |
Zwervers verzen
| 1904 | C.S. Adama van Scheltema |
Uit stilte en strijd
| 1909 | C.S. Adama van Scheltema |
Eerste oogst
| 1912 | C.S. Adama van Scheltema |
De wilgen
| 1918 | C.S. Adama van Scheltema |
Klein-Jantje en de kinderen van Modderstad
- haar zoo goed hij kan,
En maakt er mooie vlechten in.
Kijk! dat is Lina naar den zin!
Ze neemt nu
- stevig, zoo ge ziet,
En let op al zijn schreeuwen niet,
Maar knipt Tom 's haren vlug en net,
En glimlacht
- ;
De spons, van schrik, valt op den grond;
En langs den kom hij 't water giet,
Nu hij alleen Tom's hiel maar
- ziet.
Toch pakt hij onzen Tom weer beet,
Die hij nu wascht en helder kleedt,
Zie eens, hoe blij ze
- vuilpoets wil maar niet in 't bad,
Men schuwt hem door de gansche stad.
Kijk: borstel, spons en kanne-man
| 1902 | Otillia Adelborg |
De verslaggever van de Nieuwsbode
| 1930 | Tjeerd Adema |
‘Eenheid in verscheidenheid’
| 1957 | Jan Hansdew Adhin |
Vrijwillig initiatief en de verzorgingsstaat
| 1981 | H.P.M. Adriaansens, A.C. Zijderveld |
Aen den weledelgeboren en manhaften heere mr Jacob Reepmaker, Heer van Strevelshoek, raed in de vroedschap en tweede collonel van de manhafte schutterij der stad Rotterdam, enz., enz.
-
En in al uw lieve Telgen
Steunsels van haer Regt beschouwt,
Daer zij 't Kroost der
- , zelfs met zijn goed en leven,
't Waer belang der Burgren voor,
Als de Volkstem, niet meer
- het Spruitje van uw liefde,
Vroeg langs rozepaden treên;
Dat zij 't, in de vaeg des levens,
Voor
- :
Dat uw lieve en dierbre Gade,
Eerlang, van het hart altaer,
Voor die gunst, haer offers wijde
- beminnen met ons hart.
Dat den haet der Hoofsche Grooten,
't Woeden der Verdrukkren tart,
En zoo
| 1786 | anoniem Aen den weledelgeboren en manhaften heere mr Jacob Reepmaker |
‘De Gids en zijn publiek. Een compositieportret’
| 1994 | Remieg Aerts |
De letterheren. Liberale cultuur in de negentiende eeuw: het tijdschrift De Gids
- Bevordering van de Belangen des Boekhandels, Amsterdam.
P. 64, 82, 111, 171, 186, 261, 318, 420
- en collecties.
De nummers betreffen de pagina's.
P. 26: Bibliotheek van de Vereeniging ter
- Amsterdam.
P. 151: Universiteitsbibliotheek Groningen.
P. 186, 206, 225, 506: Iconografisch Bureau
- : Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage.
P. 92: Universiteitsbibliotheek
- , 's-Gravenhage.
P. 287: Gemeentearchief Haarlem.
P. 364: Maatstaf, Amsterdam.
| 1997 | Remieg Aerts |
De Gids sinds 1837
- ; Universiteitsbibliotheek, Amsterdam: 2, 3, 4, 6, 9, 10, 12, 13, 15, 17, 19, 21, 28, 29, 32, 34, 37, 38, 43, 47, 52, 54, 57
- , 74, 75, 77, 85, 104, 105, 116, 120, 121, 137, 138, 154, 157, 170, 172, 173, 174, 178, 179, 181, 183
- , 184, 187, 190, 191, 198, 199, 203, 204, 207, 210, 212, 214, 215, 216, 226, 228, 232, 233, 235, 241
- , 242, 245, 249, 251, 252, 255, 262, 267, 269, 270, 271, 275, 277, 281, 292, 293, 294, 296, 298, 299
- , 58, 59, 66, 106; Iconographisch Bureau, 's-Gravenhage: 11, 50, 60, 78, 84, 93, 103, 127; Collectie
| 1987 | Remieg Aerts, Piet Calis, Tineke Jacobi, Joke Relleke |
Afrikaanse literatuur in Nederlandse vertaling
- , Hoe zeg je dat. Vert. Robert Dorsman en Jan van der Haar. Podium. 2009.
Krog, Antjie, Waar ik
- Santen, Rob van der Veer en Martine Vosmaer. Uitg. Podium. 2016.
Bruinders, Simon, Dit is mijn land
- ).
Heever, C.M. van den, Droogte. Vert. Peter Thiry. Uitg. Die Poorte. 1938.
Huisamen, Jan, Kijk me in
- jou word. Vert. Robert Dorsman en Jan van der Haar. Podium. 2009.
Krog, Antjie, Niets liever dan
- .
Breytenbach, Breyten, Skryt. Om 'n sinkende skip blou te verf. Vert. Adriaan van Dis. Meulenhoff. 1976
| 2014 | anoniem Afrikaanse literatuur in Nederlandse vertaling |
Afscheids lied van Brussel
- parelaplu, ik ga vertrekken,
Adju dan Kwakkelstraat met al u teven, bis.
Die uit gaan vroeg en laat om zoo
- kamaraden.
Ik leef hier reeds zes jaren in deugd en eere bis.
In myn gedachte kwam van weer te keeren.
Ik
- verdriet en weelde, bis.
Om zoo vooruit te gaan dat ziet men zelden,
Ik zeg Madam adju van peredikke,
Van
- myn lief vrindinnen,
Wy moeten gaan, ligt voor ons leven,
Ik zeg 'er dan adju Moeder en Vader, bis.
Ik
- hoop dat God bewaard ons al te gader,
Ik laat nu voor het lest de moed niet zinken,
Maar om het best
| 1790 | anoniem Afscheids lied van Brussel |
Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland
- niet anders zyn,
Houd uw zo hard als gy maar kan,
Als wy aan 't stryden zyn,
En zo myn eind daar was
- behaagen,
En ik blyf in de nood,
Myn lyden is zo groot, bis.
De Minnaar spreekt.
2.
Wys: Van bom, bom
- duizend vrinden,
Ik wou dat de Vreede eert kwam,
Eer gy uw reis aannam bis.
De Minnaar spreekt
4.
Houd
- moed, wy zullen Engeland,
Wel dwingen tot de Vreê,
Of zo men eens gelukkig land,
Hoe veilig word de zee
- spreekt.
7
Vaart wel Minnaar, hoe hart valt
myn dat scheiden,
Blyf altoos uw getrouw, den hemel
zal uw
| 1780 | anoniem Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland |