Print Zoeken Aantal gevonden resultaten: 16360 Titel Jaar Auteur Afscheids-wensch aan den seer eerwaardigen heere den heere Francois Valentyn ligten. Voert hen in menigt tot den schood van Jesus Kerk. Set daar toe voort uw groot en Valentyn, dan heên, En word, nog veel te vroeg, van Dordregt afgesneên, Om met uw waard Gezin sig buigen souwden voor Den staf van Jesus Ryk; 't geen met een heldere gloor Nog eens moet haar zugten naa, En wenscht, den Hemel-God u gunstig gade slaa. Hy slaa door syn bevel prys uw oogmerk en 't kloekmoedige bestaan. En wensche dat Gods Geest en gunst mag met u gaan1705anoniem Afscheids-wensch aan den seer eerwaardigen heere den heere Francois Valentyn Avontuur bij de grote rivier gevaar! Oom Laddie...!’ ‘Oh ja, je was op bezoek bij oom Laddie en zijn vrouw Emma. Hoe gaat het met ze. Natuurlijk lukte het niet. Bert was veel te zwaar. ‘Rustig, Willy. Laat me los. Ik kan zelf lopen. Vertel een hele tijd geleden dat Bert hem had gezien. ‘Oom Laddie, bent u ziek? Uw veren zijn helemaal grijs, wat is er gebeurd?’ Willy haalde een paar keer diep adem. ‘Kom mee, dan zul je het zelf zien. ‘Er is iets heel ergs gebeurd. We zijn je komen halen, opdat je het zelf kan zien.’ ‘Ja, Bert. Het is2010Natasia Agard Over dialectica en humanisme , die in dienst moet staan van het geloofsleven. Op grond van deze elementen in zijn denken kan men niet door een theoloog evenveel zin heeft als hen in bad stoppen met een hond. Welk instrinsiek belang men. Voorwoord Dit boek is het vijfde deel uit een reeks van twintig boeken, waarin een overzicht wordt gegeven deze reeks, waarvan tot nu toe zestien delen zijn verschenen: Johannes Buridan (1295-1358), Marsilius Moleschott (1822-1893), Gerardus Heymans (1857-1930) en Herman Dooyeweerd (1894-1977). Hoewel Siger van1991Rodolphus Agricola Gründtlicher Bericht, ob Zauberey die argste vnd grewlichste sünd auff Erden sey , vnnd fraget nit von den Zeichendeutern, das ihr nicht an ihn verunreiget werden. Ich bin der Herr ewer, vnnd den warsager geist hat, die sollen des todts sterben. Deut. 18. Wenn du in das Land kompst, das. 22. Die Zauberer soltu nit lassen leben. Leuit. 19. Ir solt euch nicht wenden zu den Warsagern Gott. Leuit. 20. Wenn ein seel sich zu den Warsagern, vnd des teuffels weissagern wenden wirt, das wer solchs thut, der ist dem Herrn ein grewel: vnnd vmb solcher grewel willen wirt sie der Herr dein1597Franciscus Agricola Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht het vaderlands erfdeel is, zo getrouw mogelijk in woord en beeld vast te leggen en in wijde kring bekend te maken voorwerpen, die aan juistgenoemde eisen voldoen en op enige wijze in verband staan met bovenbedoelde aard- en de eeuw, of door de letters a, b, c of d om een der kwarten van een eeuw aan te geven. De aanduidingen zij naar oud gebruik in objectieve zin moeten worden opgevat. De tekst van dit deel is samengesteld overgedragen. In dit verband willen wij tevens met erkentelijkheid herinneren aan de hulp van prof. dr. P1962J.F. van Agt Zuid-Limburg. Vaals, Wittem en Slenaken de opmetingstekeningen is gemaakt door de heren T. Brouwer, J.J. Jehee, B.H.J.N. Kooij, H. van der Wal en A.A.M andere die in verband met hun grootte moesten worden verkleind tot schaal 1:450 (afb. 254) of schaal 1:600 (afb. 44, 135, 160 en 323). De vele nieuwe foto's zijn merendeels speciaal voor dit boek gemaakt architectuur en daarmee in relatie staande voorwerpen, die van belang zijn als uiting van kunst of een daaraan uitvoerig zijn. Voor wat betreft de delen, die nu in een tamelijk ver stadium van bewerking zijn, zal dit1983J.F. van Agt Limburgse Aiol rouwech was end erre. want eme uolgeden bet spotte. geli[ke ded]e men dien sotte. dat wise uolc ende die an sinen muode. uro[w]e seid aiol gi spot. ic hebbes blitscap so mi got. dur [.]e want ic u comen hie allet gader. so wie in ande[r] land is arm. dat hi sal dogen mengen harm. híjr in so keerden af die kent gedragen. gelííc hi stac dien sinen doet. noch sagens a[i]ol in dier noet. geraimes riet an em tehant. die guot so war men w[olde.] Gi heren seid aiol laet bliuen. b[...]uen. ú uleisch dat slaet ende h1980anoniem Aiol Oude en nieuwe fragmenten van den Middelnederlandschen Aiol een paar mnl. teksten van denzelfden roman zouden wenschen te bezitten. Op mijn raad heeft dan ook voor hen, die, hoewel op dit tijdschrift niet ingeteekend, echter deze gedeeltelijk nieuwe uitgave van [Woord vooraf] Het kwam mij wenschelijk voor, dat deze Aiol-Fragmenten, welke in het tweede deel van het Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde verschenen zijn, ook verkrijgbaar zouden zijn de Leidsche firma, bij wie het Tijdschrift verschijnt, van dezen onveranderden overdruk daaruit afzonderlijke1883anoniem Aiol De Limburgse ‘Aiol en Mirabel’ een ridder, een Don Quichote avant-la-lettre. Hij wordt bij zijn komst in Orléans door burgers en kinderen compleet en met illustraties in één handschrift uit de 13e eeuw is overgeleverd, schiet te hulp voor nadere wijst mogelijk naar Venlo. Het verhaal gaat als volgt. Aiol is een adellijke van hoge afkomst. Hij is Makaire, de hertog van Lausanne, die bij Lodewijk in het gevlij was gekomen en hertog Elie zwart maakte groeit op in het bos, krijgt met veertien jaar van zijn vader de opdracht bij de koning de teruggave van2013anoniem Aiol Roman van Heinric en Margriete van Limborch Woordenboek IV kol. 118-120.. Ze verscheen als deel II en III van de Nieuwe Reeks v. Werken v.d. Mij. der Med. d.K. Akad. v. Wetensch. Afd. Lett. 3de reeks, dl. 5 (1888) blz. 125-153. niet te spreken, nadat’. Daarbij komt nog dat hs. B vollediger is. Als we het slot van Boek XII uit A niet meetellen - B heeft dat werd en gepubliceerd door M. de Vries in Ts III (1883) blz. 50-59, bewijst dat de gedeelten die B meer Amsterdam, 1948.. De eerste en tot nog toe enige volledige uitgave van deze ridderroman danken wij aan Mr. L1951Hein van Aken Die Rose Préface , T. I. v : ‘Depuis l'époque à laquelle ce vaste poëme vit le jour, jusqu'à la nôtre, il n'a ceux qui savent le mieux marcher à leur but: aussi veulent-ils toujours en avoir un, tandis que les cessé d'être l'objet de la curiosité publique; et si, par une cause ou une autre, on ne le lit guère traduction commandée par le roy Charles le Quint y a plus de deux cens ans, les Quatre Fils Aymon, Oger le; vingt-deux aux dernières, et trente aux premières années du XIV e , trois enfin au XIII e .’ Na eene1976Hein van Aken De roman van Heinric en Margriete van Limborch van 1936 of het voorjaar van 1937 geschreven is, valt niet met zekerheid te zeggen. De uitgave, die al beraamd was voor najaar 1935, werd uitgesteld ter wille van de Vondel-uitgave en andere opdrachten. De dichter wilde juist de laatste hand leggen aan zijn manuscript, toen de dood hem de pen uit de hand nam persklaar handschrift nagelaten. De bewerking naar het middeleeuws verhaal lag wel al jaren gereed, zoals zij was voorgelezen, maar bevond zich evenals de inleiding nog in klad. Of de inleiding in het najaar1937Hein van Aken Roman van Heinric en Margriete van Limborch kint dat in al tlant Entie vroemste van sinen tide Die men vant verre of [wide]; Soe grasilec was[t te Miin ghedichte daer ic na poghe Met al miere herten nacht ende dach, Want sonder u niet siin en mach no vroeder En hadde men niet vonden onder den trone, Oec en sach nie man soe scone. In enen meye dat niet, Si en hadden mi wat nemen weten; God here, ic was te hoghe gheseten, Op dat rat der avonturen altenen ten woude waert; Soe langhe reet si dat haer paert Niet vorder en conste comen, Doe moeste hare1846Hein van Aken, anoniem Limborch, Roman van Heinric en Margriete van Den Cleefschen Pegasus in haer tijdt meed' van geen Cunst geweten, Waerom ick seer wel ben, in mijnen Geest te vree, Dat ick schrijve simpel slecht, soo de Nateur my leert, End' dencke in myn selfs, de alder eerst Poëten, Die hebben Tot den berispers ofte Momisten. GHy die dit Boexken leest, wilt doch geen Momus wesen Die alle dingh berispt, hoe seer't moet syn ghepresen, Want ick en segghe niet, ick hebbe gestudeert, Maer hier, door gelijck-bend' eerst Poëten mee. Mijt. Strijt. Lijt. Nijt: Vryheyt, Blyheyt: Dit gemaeckt1654Maria-Margareta van Akerlaecken ‘Dichter in het grensgebied’ ten opzichte van iedere menselijke emotie. Maar of dat te prijzen valt of te laken is, wordt er niet besproken ‘Awater’. In feite zegt dit gedicht veel nauwkeuriger wat er níet mogelijk is, dan dat vernemen niets meer van hem. Na de conclusie dat de persoon die vanaf half zes is achtervolgd onmogelijk krijgen te kijken of er wat te zien valt. ‘De signalen beginnen hun prélude,’ maar wel tijdens de finale weten te brengen, of over de vloek van de moderne tijd, waarin diezelfde mens geheel alleen zijn weg1994W.J. van den Akker ‘Inleiding (bij Een dichter schreit niet, 1985)’ , though I do not take it too seriously. [...] In unkind moments one is almost tempted to think that all i Inleiding I am always interested in hearing what a poet has to say about the nature of poetry Dichtens, die zugleich nach allg. formalen Kriterien wertet, wird seit Ausgang des 18. Jh. und eigtl. erst vermijden (ibidem, p. 123). (Een geheel ander gebruik is te vinden in Maatjes ‘poetica-model’, dat bedoeld - de eerste symptomen daarvan zijn al waar te nemen in de tweede helft van de achttiende eeuw - en maakt1985W.J. van den Akker ‘Poetica en literatuurgeschiedschrijving’ literatuur; 1885-1985 van Ton Anbeek. De tendens lijkt dat men zich opmaakt om aan het werk te gaan, geleid” [blijven]’ (Lorenz 1987, p. 281). Helemaal van nul hoeft men niet te starten, want er zijn inderdaad de auteur en Van den Akker met De zanger zonder weerga blijken zich ervan bewust te zijn in de traditie van) literatuurgeschiedschrijving dan ook niet gemist. Wie het boek van Anbeek leest, ziet hoe groot de invloed is van de studies en Du Perron’) maar hier doen we een poging verder te gaan door te laten zien dat een benadering1991W.J. van den Akker, G.J. Dorleijn ‘Consensus en conflict. Over de literatuurgeschiedschrijving van Nederland en Vlaanderen’ , zonder daarbij naar volledigheid te streven: we presenteren een globaal beeld dat als decor kan dienen om’, waaronder hij ook Vlaanderen verstaat. Jonckbloet 1888, p. 3. Een onderscheid tussen Noord en Zuid is voor is ook een van de eersten die duidelijk stelt dat wat er in de jaren negentig op letterkundig gebied door er eenvoudig een litterair uitvloeisel in te zien van onze Nieuwe-Gids-beweging.’ Prinsen 1916, p. 716. En als bewijzen noemt hij dan onder anderen ‘Gezelle, die reeds voor 1860 talrijke verzen1999W.J. van den Akker, G.J. Dorleijn ‘“Gij moet maar ijverig doorwerken.” De jonge dichter M. Nijhoff en de tijdschriften’ . Meijer mee (Literature of the Low Countries, p. 304). Hoewel: hij erkent ook dat er redenen zijn om deze zondt. En al kan dat oordeel, tot mijn leedwezen, nog niet gunstig luiden, toch behoeft ge u, indien gij, and it was in this journal, too, that Martinus Nijhoff in 1916 published his first work,’ zo deelt R.P met vertraging en kortaf: op Nijhoffs brief schrijft hij: ‘terug 28 juni 13’. Later in dat jaar stuurt aandoeningsleven bestaat, dat er naar streeft om zich te uiten in den rhythmus van het woord. Uw vermogen echter1986W.J. van den Akker, G.J. Dorleijn Traditie en vernieuwing. Opstellen aangeboden aan A.L. Sötemann zodanig vorm te geven dat deze ook toegankelijk is voor een wijder publiek dan vakgenoten in strikte zin was daartoe wegens ziekte niet in staat. De wens om de bundel méér te laten zijn dan een verzameling medewerkers aan deze bundel te beperken. De redactie heeft haar uitnodiging tot medewerking gericht aan alle daarnaast aan hen, die onder zijn leiding zijn gepromoveerd of die zich alsnog op een promotie voorbereiden initiatief was het afscheid per 1 september 1985 van de hoogleraar Nieuwere Nederlandse Letterkunde, A.L1985W.J. van den Akker, G.J. Dorleijn, J.J. Kloek, L. Mosheuvel It Freark Jabiks Folk sa wie it ek. ‘Ik hie dan tocht, as Teade ris in grutjonge by him op 'e snikke naam, en ik bleau. ‘Ferhiere? Frearkje, jo witte ek wol dat it âld hûs nedich oan ûnderhâld ta is, en soks fret mear as de hier moed komme. ‘Och, Auke, faaks fiele jo dat sa net, mar heit-en-har ha sûnt har trouwen yn dit hûs wenne dochs op del, it wie net oars. Auke hie gjin lichten dien mei syn praten dat men sok ding net sloere minske de dea tawinske hie, dat net, mar as it dan dochs ienkear safier wie en it gefal lei dêr no ta1994Paulus Akkerman Hessel Ypma stimpel noch, dy't sizzen ha woe fan in boer, ien dy't syn plak wist en nea ferjitte soe dat er arbeider middeisskoft yn 'e hûnsdagen as it al te near en brodzich wie en men yn tsjerke dochs net ta de rêst komme koe kear nei dy tiid hie Brechtsje in misse reis hân, mar sok ding dêr praat men net oer - him dêryn Brecht hie mâle skoan sa no en dan it ien of 't oare brûke kind; 't wie altyd op en wei. De jonge wie mâl yn 'e kant sette, dêrfoar wie 't in Ypma, mar hy koe fyn en ynlein glimkje; de lytse brune eachjes1993Paulus Akkerman Foar de lins Akkerman yn de ‘Sneon en Snein’-bylage fan de Ljouwerter Krante ha fan 'e miet ôf oan - dat wie 9 oktober skerpe opmerker, ek fan de moderne tiid. It wie sels sa, dat der al oanfragen by de krante ynkamen foar, yndustrialisaesje en útwreidingsplannen. Hy tekent dy minske op 'e drompel fan de âlde nei de nije tiid mei in skerp mankelike humor. De skilder P.H. van Asperen út Ljouwert hat sfear en toan fan Akkerman syn forhalen tige figueren, dy't Akkerman biskriuwt, út 'e pinne. Syn ‘Evert winkelman’ op it omslach is wol symboalysk foar1968Paulus Akkerman Langs kermissen en hoven lachen matelijk in zuur of zoet gelag, en zeggen, is't nu zo, God kent de naaste dag. Constantijn, die alle kleding past. Hij is dat iedereen behoort te konnen wezen: verandering van staat verandert naar zijn wezen na't nodig wezen moet: geraakt hij op een troon, zijn hert ontstijgt hem niet na 't stijgen van de kroon; vervalt hij van zo hoog tot op het bedelbidden 't gelaat past op 't geluk; 't hert drijft in't gulde midden en onder't mommenhoofd steekt nog dezelve man die op en nedergaan, en niet1977Ben Albach Drie eeuwen ‘Gijsbreght van Aemstel’ de ontwikkeling in het buitenland, zouden daaraan o.m. vooraf moeten gaan. Thans kan den onderzoeker, die op ‘Gijsbreght van Aemstel’ buiten Amsterdam zou nog meer materiaal bijeen te brengen zijn, terwijl ook de totstandkoming van deze studie hebben bijgedragen: in de eerste plaats aan den heer S.C. Bosch Reitz publicaties - waaronder ik ook mijn opstel in de Vondelkroniek van Januari 1935 reken -, bevatten echter een behoefte, mijn welgemeenden dank uit te spreken aan hen, die door hun welwillende hulp aan1937Ben Albach VorigeVorige1...45678...655VolgendeVolgende