Print Zoeken Aantal gevonden resultaten: 16360 Titel Jaar Auteur Jan Punt en Marten Corver. Nederlandsch tooneelleven in de 18e eeuw , waar Punt al vóór zijn huwelijk woonde. Hier werd 2 April 1711 hun eerste zoon geboren en drie dagen, eer zij weder in haar ouden stand komt, zoo 't immer gebeurd’. De menschen zelf waren in den loop der de dichtbij gelegen Westerkerk, waar hij door Ds. van der Hagen met den naam Johannes werd gedoopt. Zekere beroep van hun zoon maakten Jan Hendriksz. Punt en Arijaentje Visser zich toen zeker nog niet bezorgd en uitgegeven te Leiden in 1786, maar al vier jaar eerder geschreven. Er volgde nog een antwoord van Stijl ‘Vier1946Ben Albach ‘De schouwburg van Jacob van Campen’ 1637, (ABW 425). (loopt door tot en met 2 febr. 1678 (t.e.m. 1/7 1651 zeer gedetailleerd de ‘Gijsbrecht van Aemstel’ de Vondel, Le Lieu théâtral à la renaissance , Paris 1964, p. 323 e.v.; B, dat Van Campens schouwburg, die ingewijd zou worden op 3 januari 1638, pas een jaar later is Amsterdamse schouwburg door Hans Jeuriaensz van Baden uitgebeeld’, Oud Holland 64, 1951. p. 179 e.v van 1637 ’, Verhandelingen der Kon. Ned. Akad. v. Wetensch. afd. Letterk. Nwe reeks , 73, 31970Ben Albach Koningsliefde. Het drama in Servië groeien; ik neem al alles in wat ze mij geven, om sterk te worden en het helpt niet; maar hoe zou het zijn, alles is verloren wat wij voor hem doen; dat ongeluk... ben ik! Mama begon te schreien en gaf papa leven, en ik geloof zeker dat ik nog eens heel trotsch op je worden zal, mijn beste jongen!’ Wat zou dat wilde terug naar Belgrado; hij zeide tot mama: er zal toch nooit iets van dat ongeluk terecht komen waarin duizenden stofjes een gouden ladder vonden, om langs op en af te dalen. ‘Ben ik dan zoo geheel1906Catharina Alberdingk Thijm Drie gedichten het niemant betaamt, of in zijn macht is, ons eene andere, hoe veel beter dan ook, op te dringen; dat verstaan doen gelden, dan hij er in erkennen mocht - ja, deze vrees komt hem te minder ongegrond voor, naar voortreffelijk in het éen of ander genre gevonden heeft, en wat hij daarentegen meent te moeten afkeuren - hoe dichter zou den zelfden wensch niet koesteren, en zijn ‘treurig zwart op wit’ niet gaarne tot muziek zien de Bastaartwoorden , ten vorigen jare bij Nayler en C o . uitgegeven. Het is echter wenschelijk, dat die blik den1844J.A. Alberdingk Thijm ‘Beatrijs’ de aandacht vielen Van al wie neêr kwam knielen, Bij 's Heeren Moeders troon. Toen lef zij kap en wijlen wegen, In ademlozen draf. Wie meldt ons wat geweste Van beiden is doorkruist - En hoe dat ben ten leste Hemelsche Kracht - Zoo Jezus, den Mensch ten behouë, Als kind werd ter waereld gebracht - Wal zijn we voor, ik ga ter doode, Als mij uw min ontbreekt. Kom over negen dagen Daar ginds aan d' eglantier... Ik kan mijn droeve plagen, De kap niet langer dragen, En vlucht met u van hier.’ En zie, na negen dagen1847J.A. Alberdingk Thijm Een vorstelijke doornenkroon. Deel 1 verpletterend dat zij in die ure de zielskracht had gemist zich over den stervende heen te buigen en hem toe te minuten geteld zijn en toch niet heen wil gaan alvorens vrede te hebben gevonden. Waarom was zij niet aan hem gehaat en tot zelfs geminacht had om zijne schuld, was hij haar steeds grooter voorgekomen dan al terugkomen over eenige dagen, als wij al deze feesten achter den rug hebben, dan kunt gij licht een der hoop dat gij ons eindelijk met rust zult laten,’ sprak de lakei op driftigen toon: ‘Wij hebben wel wat1895Catharina Alberdingk Thijm Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw beroemden dit oord vervulde. De goede meester begon tot mij te zeggen: ‘Let wel op dien, met dat zwaard in ancera un peco; Ma non sì ch'io non discernessi in parte Ch'orrevol gente possedea quel loco.... Lo buon maestro cominciommi a dire: Mira colui con quella spada in mano... Quegli è Omero poeta sovrano. Dante waren nog een weinig verwijderd: maar niet zoo ver of ik onderscheidde reeds ten deele, dat een volk van nostra via Di qua dal sommo, quand' io vidi un foco Ch'emisperio di tenebre vincia: Di lungi v'eravamo1852J.A. Alberdingk Thijm Wat wil men u doen vieren? achteruitgegaan? - Zoo ja, dan schijnt ze toch niet heel vast in den grond te hebben gezeten, ofschoon ze al 200 godsdienstwaarheid, waar ik voor geleefd heb en waarin ik, als het opperste goed dat mij ten deel kan vallen, wensch zelfstandigheid in 1572 gelegd is, toch wel dienen aan te nemen of af te wijzen. Wijzen zij haar af - dan kunnen de minderheden in ons vaderland zich voor gewaarschuwd houden; nemen zij haar aan: dan zullen ze, even als zeker [Wat wil men u doen vieren op 1 april?] Niet om iemant het volbrengen van eenig besluit, welks1872J.A. Alberdingk Thijm Kroonprinses sedert weken en maanden; bij dag noch nacht liet 't hem rust. Hij zag het altijd voor zich. Zoo even was de laatste der stad en hij bevond zich thans in de vrije natuur. Dat was het wat hij gezocht had, ver weg te de eenzaamheid te genieten en haalde diep adem, als ontzonk een zware last aan zijn hart. Weer liep hij verder. Hij wist zelf niet waarheen. Wat kwam het er ook op aan? Hij had zich vrij gemaakt voor den verderen openbaren in alles; is daarmede zóózeer bezig, dat zij nalaat zich af te vragen of zij wel iets daarvoor in1903Catharina Alberdingk Thijm De klok van Delft gevoel, uw takt en kunstsmaak - behoef ik niet te verkondigen; noch ook voegt 'et mij, am dat ge mijn het kennelijkst in dagen van ziekten en kommernis. Toen ik, door Gods genade, verrees uit den sluimer, dien men - gloeit mijn hart van dankbaarheid voor u, en heb ik sints lang naar eene gelegenheid uitgezien, om ze u het aanbied, is - gelijk gij 't kent. Deze dag is een ware vreugdedag voor mij: ik zal God bidden, dat hij ik in uw oog, ondervond ik in uw verkeer; gij hebt niet voor eene reis van eenige maanden te rug1846J.A. Alberdingk Thijm Portretten van Joost van den Vondel : maar ik moet wel betuigen met geweten gewerkt te hebhen; en hoop daarom, dat er in dit letteroffer ook iets is van een goed werk, dat, zij 't ook nog zoo gering, met eenige vrucht naar Roomsche zede, aan hierbeneden, bereid zoû geweest zijn er in te erkennen. Verkeer met afgestorvenen was hem tóen wel niet veel) ‘nationale feesten’. Weinige dagen voor den 1n April 1872 kwam hij mij nog bezoeken, de hand drukken, en bij gegeven had. Wat kon ik hem dan, ten teeken eener dankbaarheid, die behoefte heeft zich uit te spreken1876J.A. Alberdingk Thijm Het voorgeborchte een geschrift, in hare volle waarde, als op zich-zelve. Wat even voorafgaat en onmiddelijk volgt is niets aan het Protestantsche Nederland, dat hem zoo van harte vergunt zijn Keizer en Koning Karel den Groote als den genie der onverganklijk vier Staat gij aan gindsche kust te blinken. Daar heeft geen grooten stervlings hand (Zoo licht vervoerd) u neêrgeplant; Van daar verdwaalt gij niet in 's aardrijks duistre dreven; Des Meesters Engel, na goede, die hij ontvangen heeft, rekent hij 't voor zeven jaren over hem uitgesproken woord van den Heer1853J.A. Alberdingk Thijm Karolingsche verhalen mij geleerd, dat ik op mijne 161e bladz. in den 2e reg. v.o. niet ‘schaâ’, maar schande, had moeten zage, voor zoo ver die mijne vier verhalen bezielt. Maar daar is geen tijd voor. Ik wensch, hoe eerder de onvoorwaardelijke bewondering, die dwaze ijveraars ten koste leggen aan alles wat oud is, en wij gaan slechts van stoffelijk en naar tijdelijke rechten over mij, - u behoor ik: want gij neemt mij op in uwe ziel, gij voelt u zeggen; terwijl ik, 3 regels lager, Ogier niet in den mond had moeten leggen: ‘Nu wil ik zwijgen,’ maar1948J.A. Alberdingk Thijm Den harem ontvlucht. Een Turksch verhaal uit onze dagen (juni 1904-1906) waartegen zij opkruipt. En thans reeds is er leed gekomen tot zelfs in deze eenige vreugde; want ik heb met recht paleis genoemd werd, lag vlak aan de blauwe wateren van den Bosphorus. Zij keek er droomend zij zelf geen naam wist te geven en dat haar toch onmisbaarder was dan de lucht die zij inademde. Zij een plant of als een hagedis, die zich in het zonlicht koestert en niet verder komt dan den ouden muur achtergebleven. Zij ging uit en had op een diner kennis gemaakt met een attaché der Turksche legatie, die haar op1906Catharina Alberdingk Thijm Een koninkllijke misdaad zegt gij! Is het een stem uit den Hemel of eene verzoeking des boozen die tot mij komt! Ik mijn roeping een oogenblik stil staan; sla daarop het pad in, dat links voor u ligt, zoo gij den rug naar het klooster keert de ‘Matines’ en de kranke had niet twintig jaar lang de regels van haar klooster zoo stipt gevolgd, om ze op perkament, er uit nemen, gij zult u moeite geven de personen aan wie, volgens den inhoud van dat geschrift haar sterfbed te kunnen vergeten. Zuster Johanna keek dus niet naar de lijdende vrouw en dacht dat ze1895Catharina Alberdingk Thijm Een vorstelijke doornenkroon. Deel 2 andere handen over te geven; thans mag ik dat niet. Even goed als gij u geroepen hebt geloofd tot kunnen aanvaarden; zoo niet, dan hoop ik zelfs u nog eenmaal te bewijzen dat ik geen ongelijk had op mijn reuzenschreden het einde te gemoet deden spoeden, hij wilde niet dat men hem verdenken zou zich in uren van keizer een beroep op Uwe Hoogheid te doen,’ zeide hij aarzelend. ‘Dan hoop ik van ganscher harte dat dit eenmaal niet anders dan zich verbeelden dat men in zijn midden moet leven, om bezig voor zijn belangen te1890Catharina Alberdingk Thijm Een keuze uit zijn werk 1893. Bennink W. Bennink, Alberdingk Thijm, Kunst en Karakter, Nijmegen 1952. Brom G. Brom geschetst als christen mensch kunstenaar, Amsterdam 1896. Vercammen F.A. Vercammen, Thijm en Vlaanderen Lijst van afkortingen A.J. J.A. Alberdingk Thijm door A.J. (Lodewijk van Deyssel), Amsterdam, Alberdingk Thijm, Utrecht 1956. Van Can M. van Can, J.A. Alberdingk Thijm, zijn dichterlijke periode, Rotterdam 1936. Cath., Brieven Catharina Alberdingk Thijm, Jos. Alb. Alberdingk Thijm in zijne brieven1972J.A. Alberdingk Thijm Natty en Fleurtje. Tropische kinderliedjes uit Suriname voor mensjes vanaf drie jaar meki wi wroko meki wi waka meki wi lobi lek wan man samen moeten we werken samen zijn we sterk samen moeten we werken samen zijn we sterk laat ons werken laat ons reizen want wij houden van elkaar Makandra (samen) Dit liedje wordt gebruikt als aankondiging en afsluiting van een gezamenlijke aktiviteit. Het spelen met blokken is een voorbeeld. Makandra makandra wi mu wroko makandra wi mu tan makandra wi mu wroko makandra wi mu tan1994Robby Alberga, Paul Middellijn Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen mate heb ondervonden. Hoewel ik Uw colleges slechts korten tijd gevolgd heb, toch zijn ze voor mij erkentelijkheid gaat tevens uit naar U, Hooggeleerde Gosses en Kapteyn; Uwe lessen zullen steeds in mijn welwillendheid, steun en belangstelling, die ik bij de bewerking van dit proefschrift voortdurend en in zoo ruime beslissend geweest bij de keuze van dit onderwerp. Ook U, Hooggeleerde Kluyver, ben ik grooten dank academische studie betuig ik U, Hooggeachte Promotor, Hooggeleerde Overdiep, mijn groote erkentenis voor Uw1934L.A.H. Albering ‘“Verstaanbaarheid ligt niet meer voor de hand”. De novelle “De reis van de douanier naar Bentheim” van Willem Brakman in relatie met het postmodernisme’ categorieën als tijd en ruimte haast niet meer te bestaan, en wat in dit opzicht voor een op betekenis uit de VU. Hij is AiO en TODO geweest aan de vakgroep Nederlands van de UU en bezig met zijn proefschrift om toch op zoek te gaan naar een duiding van Brakmans novelle. Ter introductie lijkt het me hierbij zinvol eerst nog eens kort in te gaan op de literaire stroming van het postmodernisme. Grosso modo kan theoretische studies hierover vanaf 1960 in de literatuur steeds meer opgeld is gaan doen, zeker opgevat worden1995Bernd Albers De Kaffers aan de zuidkust van Afrika -Afrika, wegens de Natie der Kaffers verzaméld. Thans bedien ik mij eerbiedigst van deze vrijheid, om aan de vrijheid te ver-gunnen, Haar de berigten te mogen aanbieden, door mij, gedurende mijn verblijf in Zuid Uwe Ma-jesteit mijnen arbeid te overhandigen. Ik ben, met den diepsten eerbied, Sire! van Uwe Gerigt van de Afrikaansche Kust bij de ALGOA-BAAI. L. Portman, Sculp.t AAN ZIJNE MAJESTEIT, DEN KONING. Aan Zijne Majesteit, den koning. Sire! Het behaagde Uwer Majesteit, mij1810Lodewijk Alberti Het krygmans lied muitelingen, Verbreeken eed en pligt, wyl zy ons boô bedringen, waar men zich heenen rigt; Maar toch myn hart in welke smart, Zal altyd myn Vorst gedenken; Dood of de vreê op 't land en de zee Dit zy thans ons beê. bis. 2. De kreet die doet zich horen, Door den held Chassé; De tyd die is geboren, Op 't grond en bloed; Geen slaverny zal aan ons zy, Immer eenige in druk maken; Voor Koning en Vorst, klopt, Tegen hun te velden, Aan 't hoofd der armeé; Het zyn dus geen batave, Dien de moed verzaak, Neen; ô neen1819A.C. Alberts De vergaderzaal het erg op prijs, dat U zich heeft vrij kunnen maken om ons enige inlichtingen te geven en zullen we dan nu maar tot de zaak komen. En bom er over heen zegt de oude heer: Ik doe geen bek open, voor ik mijn de vergaderzaal brengen, maar zet ze niet te dicht bij mij in de buurt. Hij legde de hoorn op het toestel en ging, stonden er een stuk of zes mensen in de hoek bij het raam te praten. Meneer Dalem liep op hen toe met de concierge vragen: Denkt u, dat er meer dan zeven heren zullen komen? Hoe kan ik dat weten, zei de secretaris1978A. Alberts De strydende Hollanders voor Antwerpen de vrede die men u geeft, De Leeuw ontwaakt en ziet gy beeft Uw stad legt schier geheel in asch, Dit is niet, 't Is schelmery al wat men ziet; Uw snoo verraad dat loopt nu pal, En straks is uwe Stad ten het antwoord wat u past. bis. 4. Granaten Kogels Bommen, Van land- en zee-held hoort, Dien dapper uwe drommen Chassé, Zal door zyn zee en land armeé, Nog straks kapituleeren gaan, En dan is 't met u Stad gedaan straks is u grond, Verkeerd in Asch en Puin en Steen, Gy opgeruide hoop gemeen. bis. 3. Hoe dorst1819A.C. Alberts De kostschool van meneer Beer sprong in eens op om zijn gast voor te gaan. ‘Ik geloof dat ik maar wachten zal tot ik weet of ik hier deftig op den nieuweling toe. ‘Heb je tante Jo al gezien?’ vroeg hij alsof dat iets van groot belang was blijven.’ ‘O wat ben ik blij; ga nu maar mee naar tante Jo,’ zei Roosje, terwijl ze Hans zoo vertrouwelijk kereltje als hij was, zich ooit thuis zou gevoelen in die lichte en warme omgeving. ‘O, als Mevrouw me toch zij wees hem een bank in de gang aan en zei met een knikje: ‘Ga daar zitten, en druip maar even uit op1910Louisa May Alcott VorigeVorige1...56789...655VolgendeVolgende