Nieuwsbrief
2 juli 2020
Nieuws van de DBNL - juli 2020
OSO op DBNL
Deze maand verschijnen alle jaargangen van OSO, Tijdschrift voor Surinamistiek (1982-2017) op de DBNL. Tot 2017 was dit het enige in Nederland uitgegeven tijdschrift dat geheel aan Suriname is gewijd. OSO bevat artikelen over de talen die in Suriname gesproken worden, de Surinaamse letterkunde, de geschiedenis van het land en de diversiteit van zijn etnische groepen en culturen.
De inhoud bestaat uit oorspronkelijke, niet eerder gepubliceerde artikelen, maar is niet enkel voor een specialistisch publiek geschreven. De redactie streeft ernaar het materiaal toegankelijk te maken voor iedereen met belangstelling voor de taalkunde, letterkunde, cultuur en geschiedenis van Suriname.
Elke aflevering bevat eveneens een overzicht van (destijds) recente publicaties over Suriname en de voormalige Nederlandse Antillen. Op deze wijze wil OSO een breed, in Suriname geïnteresseerd publiek op de hoogte houden van de ontwikkelingen in de surinamistiek.
Nieuwe titels van juli/augustus
Experimenteel tijdschrift Gard Sivik (1955-1964) werd opgericht om avant-garde dichters een forum te bieden. De boegbeelden van dit tijdschrift, onder wie Paul Snoek, Gust Gils en Hugues Pernath, braken in Gard Sivik door en publiceerden niet veel later bij de grotere literaire uitgevers. Hugo Brems spreekt van 'zelfbewuste arrogantie' bij de makers: ze zagen zichzelf als de enige rechtmatige opvolgers van het invloedrijke en vrijzinnige blad Tijd en Mens. De volledige zeven jaargangen van Gard Sivik verschijnen deze maand op de site.
Deze maand voegen we ook twee titels van Catharina Questiers toe aan de online collectie, namelijk Casimier, Of gedempte hoogmoet (1656), een theaterstuk vertaald uit het Spaans, en Lauwer-stryt (1665), een dichtbundel opgedragen aan Juno, de beschermgodin van het huwelijk. Lauwer-stryt bevat een indrukwekkende collectie gedichten, niet alleen van Catharina Questiers zelf, maar ook van onder anderen Joost van de Vondel, Constantijn Huygens en vele andere zeventiende-eeuwse dichters. De kern van deze collectie bestaat uit een 'dichtwisseling', namelijk de dichterlijke correspondentie tussen Catharina Questiers en de geprezen Cornelia van der Veer. Deze correspondentie bevat voornamelijk lofdichten. Cornelia van der Veer schreef naast gedichten ook politieke pamfletten. Samen met Catharina Questiers genoot zij behoorlijk wat bewondering, zo is te merken aan de grote hoeveelheid lofdichten in deze collectie.
Daarnaast komen er deze maand ook zes titels van Tine van Berken online. Dit is een pseudoniem van Anna Christina Berkhout, een Nederlandse romanschrijfster die vooral bekend is vanwege haar kinder- en jeugdboeken. Een ander jeugdboek, De dochter van Joop ter Heul van Cissy van Marxveldt, is nu ook beschikbaar. De humoristische reeks over de levensloop van een meisje uit de hogere Amsterdamse middenklasse, waarvan dit boek het laatste deel is, was razend populair tot zelfs na het overlijden van de auteur.
Voor de liefhebbers van zeerovers komt De Americaensche zee-roovers van Alexander Olivier Exquemelin online. De schrijver was een Franse arts die in de jaren 1670 in de Nederlanden verbleef, vandaar dat hij ook in het Nederlands schreef. Zijn piratenavontuur is gebaseerd op gebeurtenissen die de auteur wellicht zelf had meegemaakt, want hij was rond zijn twintigste vier jaar als chirurgijn werkzaam aan boord van een piratenschip in de Cariben. Zijn boek was direct een hit, werd in vele talen vertaald en heeft invloed gehad op Daniel Defoe en diverse films over piraten.
Houdt u het deze zomer liever iets dichter bij huis? Dan is het Nieuw Nederlandtsch caertboeck uit 1616 wellicht ook interessant, met beschrijvingen van verschillende belangrijke plaatsen in de Nederlanden, onder andere de stad Antwerpen en het hertogdom Gelre.
De schatkamer van... Jelica Novaković-LopuĊĦina
“Een specifieke schat kiezen in de DBNL is wel erg moeilijk voor mij. Het is een ware schatkist en alles wat ik naar boven haal glinstert en fonkelt. Voor neerlandici in het buitenland zoals ik, de neerlandici extra muros, is de DBNL een enorme hulp: er is zo veel te vinden over literatuur, zowel primair als secundair, en niet alleen de canon.
Omdat mijn onderzoek zich concentreert rondom beeldvorming van Servië en Zuidoost-Europa in Nederlandstalige bronnen, is de mogelijkheid om te zoeken op trefwoorden binnen de DBNL zeer behulpzaam voor het vinden van bronnenmateriaal. Zonder die zoekfunctie had ik bijvoorbeeld nooit een Servische anekdote in een tekst van Du Perron weten te vinden. Daarnaast leent de DBNL zich ook voor het verzamelen van secundaire bronnen voor studenten, die ik gebruik ter ondersteuning van het leerboek over de Nederlandse literatuurgeschiedenis dat ik heb samengesteld.
In verband met mijn beeldvormingsonderzoek is bijvoorbeeld een bron zoals Den harem ontvlucht. Een Turksch verhaal uit onze dagen (juni 1904-1906) van Catharina Alberdingk Thijm van onschatbare waarde, omdat hierin invloeden op de opinie over Zuidoost-Europa uit die tijd te bespeuren zijn. Daarnaast was ik onlangs op zoek naar meer informatie over een bepaald muurgedicht van Marinus van der Lubbe. Van der Lubbe werd er door de Duitse Nationalsozialisten van beschuldigd in 1933 der Reichstag, het Duitse parlementsgebouw, in brand te hebben gestoken. Dit was vlak nadat Adolf Hitler rijkskanselier van Duitsland was geworden. Van der Lubbe werd hiervoor ter dood veroordeeld. De brand was een moment waarvan de nazi’s dankbaar gebruik hebben gemaakt door het in te zetten als propaganda tegen de communisten. Met behulp van de DBNL wist ik te ontdekken dat er niet alleen werken van van der Lubbe, maar ook over hem relevant waren voor mijn onderzoek naar het beeld rondom zijn brandstichting en terechtstelling. Dit leidde uiteindelijk tot een artikel in Vooys.
Wat ik als een verdere verrijking van de DBNL zou zien? Meer informatie over kruisverbanden, vertalingen en receptie. De receptie van sommige werken zou bijvoorbeeld makkelijker te onderzoeken zijn wanneer er ook wordt verwezen naar externe bronnen. Daarnaast zou het interessant zijn terug te kunnen vinden naar welke talen bepaalde werken vertaald zijn, om zo een completer beeld te vormen van de ideeënstroom die de vertalingspraktijk teweegbrengt. In het verlengde daarvan zou het eveneens interessant zijn om te weten waar er in de wereld schrijvers bestaan die in het Nederlands schrijven, ondanks dat ze niet uit het Nederlands taalgebied afkomstig zijn en er ook niet woonachtig zijn, zoals ikzelf.”
Jelica Novaković-Lopušina is professor Nederlandse taal, literatuur en cultuur in het departement Neerlandistiek van de Filologische faculteit aan de Universiteit van Belgrado. Daarnaast is zij schrijfster en vertaalster. Als oprichtster van het departement Neerlandistiek in Belgrado, heeft zij een eerstehands ervaring als neerlandica extra muros.
Parels uit de DBNL
Vandaag de dag is de roman veruit de populairste literaire vorm in de Lage Landen. Toch kende de Nederlandstalige roman een trage opkomst in België, waar men de voorkeur gaf aan poëzie.
In de negentiende eeuw kwam daar verandering in. Enkele jonge schrijvers begonnen romans neer te pennen in het Nederlands, het Vlaams, de taal van de burgers. Hierdoor ontplooide het Nederlandstalige proza zich al snel tot het uitgelezen genre om morele en Vlaams-Belgische nationale waarden te verspreiden in de verschillende lagen van de bevolking. Prominente figuren in deze groep waren klinkende namen als Hendrik Conscience, de man die zijn volk leerde lezen, maar ook Jan de Laet, Pieter Frans van Kerckhoven, Domien Sleeckx en August Snieders.
In Snieders’ oeuvre treffen we verschillende populaire romangenres uit het negentiende-eeuwse Vlaams-België aan. Denk aan de historische roman, waarmee schrijvers konden bijdragen aan het Belgische nationaliteitsgevoel. Snieders deed dat onder andere in zijn roman De wolfjager, waarin we Nicolaes Cuyl volgen ten tijde van de hervormingsstrijd in de Nederlanden van 1566 tot 1576. De roman verkent het concept van een collectieve nationaliteit, maar verwijst tegelijkertijd naar het ideaalbeeld van de vereniging van alle Nederlanders in het verleden.
De zedenroman kent eveneens populariteit in Vlaanderen in de negentiende eeuw. Zoals de naam aangeeft, heeft dit prozagenre het doel om de lezer een beeld te schetsen van de morele waarden van een samenleving. August Snieders doet dit in boeken zoals Beelden uit ons leven en De gasthuisnon. Dit laatste werk werd gepubliceerd in 1955 en werd enorm populair bij de Vlaamse lezer. De roman focust op het leven van Isodora, die steeds het toonbeeld van morele integriteit is dankzij de kracht van het katholieke geloof, ondanks een reeks tragische gebeurtenissen.
Met boeken als De arme schoolmeester en Het bloemengraf waagt Snieders zich daarnaast ook aan de dorpsromans, die populair waren in heel Europa sinds 1930.
Ook al kende prozaliteratuur een aarzelende start in België, oeuvres als dat van August Snieders tonen aan dat proza niet alleen floreerde in Vlaams-België in diverse (sub)genres, maar ook dat het een belangrijke bouwsteen was voor de opbouw van een nationale Vlaams-Belgische identiteit. De meeste werken van August Snieders staan op de DBNL. Wie dus graag de Vlaamse proza uit de negentiende eeuw wilt ontdekken in zijn vele vormen en kleuren, is aan het goede adres.
August Snieders, De wolfjager (2 delen). J.P. van Dieren, Antwerpen 1860
August Snieders, Beelden uit ons leven. Maatschappij ‘Voor God en 't Volk’, Antwerpen 1934
August Snieders, De gasthuisnon (2 delen). J.P. van Dieren en comp., Antwerpen 1855
August Snieders, De arme schoolmeester. J.P van Dieren en comp., Antwerpen
August Snieders, Het bloemengraf. J.P. van Dieren, Antwerpen 1855