Nieuwsbrief
1 december 2021
Nieuws van de DBNL - december 2021
Nieuwe titels van december
Saul is een toneelstuk van de Antwerpse toneelschrijver en dichter Guilliam van Nieuwelandt (1584-1635) uit 1617. Met de toevoeging van dit stuk is het toneelwerk van Van Nieuwelandt in de DBNL compleet beschikbaar. Het werk van Van Nieuwelandt was in zijn tijd, aan het begin van de zeventiende eeuw, zeer populair. Later werd hij beschouwd als een tussenfiguur tussen rederijkerstoneel en classicisme.
Van de eveneens Antwerpse toneelschrijver Theodoor Rodenburg (1578-1644) wordt opnieuw werk toegevoegd, ditmaal deel 1, deel 2 en deel 3 van Keyser Otto den derden, en Galdrada: Bly-eynde-spel uit 1617. Rodenburgh stond in zijn tijd bekend om het spektakel in zijn stukken. Hij mengde er ook allerlei wetenschappelijke wetenswaardigheden doorheen. Zo ook in dit stuk, waarmee hij lering en vermaak bood.
De Vlaming Maurice Roelants (1895-1966) was een zeer invloedrijke schrijver in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Hij verzette zich tegen de Vlaamse boerenromans zoals die van Stijn Streuvels en stond mede aan de wieg van allerlei befaamde literaire tijdschriften, zoals ’t Fonteintje en Forum. In en buiten het Vlaams-Nederlandse blad Forum lag hij vaak in de clinch met de Nederlandse criticus Jan Greshoff - daarover gaat Bakkeleien met Jan Greshoff uit 1938. Over dat bakkeleien schreef Emiel Jan Janssen in Streven 5 (1937-1938): ‘Wanneer, op een stuurloos schip, twee stuurlui, omtrent hun bekwaamheid en doorzicht, elkander in 't haar vliegen, maar geen van beide grijpt de roerpen: dan is het schip er niet bij gebaat.’
Uit de kringen van een ander tijdschrift, namelijk het katholieke Dietsche Warande, was de prominente Vlaamse dichteres Hilda Ram (1858-1901) afkomstig. Haar lange gedicht Verhuizen uit 1888 noemde ze een ‘Landgedicht’. Het gedicht gaat over een verhuizing naar het platteland en over een liefdesverhaal aldaar.
Verder komen deze maand online: het pamflet Brieven van A. aan Z., dat vanwege de kritische inhoud binnen een week na publicatie verboden werd en waarvan uiteindelijk bleek dat Willem Bilderdijk de auteur is, het satirische Lofdicht aan de conferentie te Londen (onder pseudoniem Q.N.) en nog een pamflet, Een woord aan Diximus, van Johannes Kneppelhout, die ook schreef onder het pseudoniem ‘Klikspaan’.
Parels uit de DBNL
‘Enigszins overmoedig.’ Dat vonden de auteurs van Een land van waan en wijs zelf van hun plan een nieuwe geschiedenis van de Nederlandstalige jeugdliteratuur te schrijven. Er lag namelijk al een mooie: De hele Bibelebontse berg, verschenen in 1989. Hierin werd de jeugdliteratuur voor het eerst serieus en wetenschappelijk benaderd. Ook het Lexicon van de jeugdliteratuur (1982-2014) bestond al een tijdje. Maar het idee bleek ‘onuitroeibaar’ toen het zich eenmaal in hun hoofd genesteld had. Het gevolg: een inhoudelijk sterke, wetenschappelijke en integrale opvolger van beide werken.
Een land van waan en wijs verscheen in 2014, onder redactie van grote namen uit wetenschappelijke hoek: Rita Ghesquiere, Vanessa Joosen en Helma van Lierop-Debrauwer. In tegenstelling tot wat de ondertitel doet vermoeden - geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur – behandelt het werk ook bijvoorbeeld Vlaamse en Friese jeugdliteratuur.
Het boek is onderverdeeld in genres. Deze indeling biedt een interessante invalshoek: je focust op een bepaald onderdeel van de jeugdliteratuur en gaat daarbij over de grenzen van de tijd heen. Het hoofdstuk over sprookjes begint bijvoorbeeld bij de mondelinge vertelcultuur en komt via de Tweede Wereldoorlog, toen sprookjes een afleiding vormden voor de jeugd én een propagandamiddel voor de nazi’s waren, uit bij de rol van het sprookje in de 21ste eeuw. Natuurlijk komen naast de sprookjes andere traditionele genres aan bod als religieuze jeugdliteratuur, jongens- en meisjesboeken en jeugdtijdschriften. Maar ook beeldverhalen en young adult ontbreken niet, en zelfs de invloed van games en apps wordt besproken. Een land van waan en wijs plaatst hiermee de jeugdliteratuur meer dan zijn voorgangers in een culturele en maatschappelijke context.
Hoewel het dus een wetenschappelijk werk betreft, staat dat de leesbaarheid niet in de weg, aldus jeugdliteratuurpromotor Toin Duijx in een recensie uit 2014. ‘De hoofdstukken zijn zonder uitzondering prettig leesbaar en zullen bij menig lezer veel herinneringen aan bepaalde boeken opleveren.’ Bovendien is het ‘een standaardwerk waar geen onderzoeker omheen kan’ en mogen we ons ‘gelukkig prijzen met dit boek’.
Is er dan niets op aan te merken? Jawel, aldus schrijver Ted van Lieshout bij verschijning: ‘Ik vind de titel van het boek, de omslagillustratie en de kleurstelling van het omslag nodeloos zwaarmoedig; waarom gekozen is voor een bloedeloos omslagbeeld, dat niet is ontleend aan het domein van de Nederlandse en Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur, zal ik wel nooit begrijpen.’ Desondanks: ‘Het boek mag in geen boekenkast ontbreken en verdient in de lengte en de breedte kritische beschouwingen’, aldus Van Lieshout.
Rita Ghesquiere, Vanessa Joosen en Helma van Lierop, Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Atlas Contact, Amsterdam / Antwerpen 2016