Nieuwsbrief
11 januari 2023
Nieuws van DBNL - januari 2023
Nieuwe titels van januari
Deze maand breiden we de collectie uit met Lees maar, er staat niet wat er staat (1959), een invloedrijke bloemlezing uit het werk van dichter Martinus Nijhoff, voorzien van ‘een beschouwing over eigen werk’.
Van Maria Doolaeghe komen de drie delen van haar Vereenigde dichtwerken (1876-1878) beschikbaar. Dit verzamelde werk werd uitgegeven in Den Haag, en getuigt van haar grote invloed in zowel Noord als Zuid. Toen het verzamelde werk uitkwam, was de schrijfster reeds voorbij de zeventig, maar nog steeds actief aan het schrijven.
Ook van haar vriend Prudens van Duyse voegen we verschillende werken toe. In Het klaverblad (1848) bewerkt Van Duyse romances, legenden en sagen uit de volkse orale traditie. Later zal zijn zoon Florimond van Duyse zijn werk verder zetten, en het Nederlandse lied tot onderwerp nemen. Verder voegen we van Prudens' hand Simon Stevin, naer Voorduin's bekroond werk, met eenige dichtstukken (1846) toe aan de verzameling.
Aan de Verzamelde opstellen van Lodewijk van Deyssel worden bundel 3, 6, 9 en 10 toegevoegd. Ook komen de twee ontbrekende delen van de Nederlandsche bellettrie 1857-1876 van Conrad Busken Huet beschikbaar.
Van de roemruchte hispanoloog, historicus en verzetsstrijder Johan Brouwer wordt de historische briefroman Philips Willem. De Spaanse prins van Oranje (1953) opgenomen, over de oudste zoon van Willem van Oranje, die langdurig in ballingschap leefde aan het Spaanse hof.
Van Tine van Berken komen er twee kinderboekjes online. De Berewoudjes (oorspronkelijk uit 1895) gaat over de belevenissen van de jeugdige familie Berewoud. Jonge vechtersbazen (1896) is een moraliserend verhaal over de gevolgen van een vechtpartij tussen schooljongens.
In De witte wingerd van Frankrijk (1957) van J.W.F. Werumeus Buning leren we alles over de Franse wijncultuur. Er worden ook twee werken toegevoegd met vertaalde reisverhalen van Duitsers die met de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar Azië waren gereisd: Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, in 1671 uitgebracht door Jan Hendrik Glazemaker, en Drie seer aenmercklijcke reysen nae en door veelerley gewesten in Oost-Indien, in 1694 uitgebracht door Simon de Vries. Deze reisverhalen waren vaak spectaculair en schokkend, maar ook leerzaam over en kritisch op de activiteiten van de V.O.C. in Oost-Indië. Daardoor vormen ze ook nu nog een belangrijke historische bron.
Ten slotte is er een flink aantal tijdschriftjaargangen toegevoegd. Recent uitgekomen zijn Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis (2019), De Parelduiker (2013-2015) en Terras (2019). Ook zijn er weer jaargangen van De Belgische Illustratie (1883/4), Ontwaking (1905-1910) en Vormen (1937-1940) opgenomen.
Parels uit DBNL: het 'Journaal' van Anthony Duyck
‘Hiernaer begonst te lichten den bloedigen dach vanden 2en Julij met een schoin weder ende een tamelijcke wint uyten westen ten noorden, wesende een sondach, de visitatie van onser vrouwe Marie, die bij de papisten seer is geestimeert, in dewelcke de faicten van oirloge aldus begonnen.’
Zo begint het verslag van de Slag bij Nieuwpoort op 2 juli 1600 door Anthony Duyck, advocaat-fiscaal van de Raad van State. Duyck (ca. 1560-1629) was een vriend en krijgsmakker van prins Maurits. Als hoge ambtenaar vergezelde hij van 1591 tot 1602 de stadhouder op zijn veldtochten tegen de Habsburgse troepen van Filips II en III. Voor de Raad van State hield hij een uitgebreid verslag bij van alles wat er gebeurde op die tochten. Van dag tot dag beschreef Duyck de weersomstandigheden, krijgshandelingen, troepenverplaatsingen, correspondentie met Den Haag, buitenlands nieuws en andere noemenswaardigheden. Dit leverde een bijzonder gedetailleerd verslag op van het reilen en zeilen van het Staatse leger op het hoogtepunt van de Nederlandse Opstand. Door de hoge informatiedichtheid en de focus op de krijgshandelingen onderscheidt het Journaal zich van andere kronieken uit die tijd.
Ondanks de verouderde spelling, interpunctie en zinsbouw is het nog steeds aardig leesbaar (tip: lees de tekst hardop voor aan jezelf). Duyck had een vlotte pen. Hoewel hij meestal vrij feitelijk schreef, wist hij er soms ook wel enig gevoel voor drama in te leggen, zoals in het citaat hierboven. Ook noemt hij kleurrijke details, zoals cavaleriekapitein Marcel Bax die zijn hoed verliest bij een schermutseling tijdens het beleg van Groenlo.
Duyck wilde zelf niet dat zijn Journaal openbaar werd gemaakt, omdat het een aantal scherpe oordelen over personen bevatte. Het verdween dan ook eeuwenlang in de archieven. In 1858 werd zijn werk herontdekt door Johannes Bosscha en Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, die namens de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen onderzoek deden in het Rijksarchief. Zij moesten vorsen wat er beschikbaar was over de Nederlandse krijgsgeschiedenis en hoe dat gebruikt zou kunnen worden voor onderzoek en publicatie. Hun speurtocht leverde tal van interessante archiefstukken op, waaronder dus het Journaal. Dit werd als handschrift bewaard in de Koninklijke Bibliotheek. Op last van de Minister van Oorlog werd infanteriekapitein Lodewijk Mulder aangesteld om het handschrift opnieuw uit te geven. Mulder had al eerder militair-historische werken geschreven die goed werden ontvangen en was daarom een logische kandidaat.
Het Journaal is verdeeld in zeven boeken, waarvan helaas maar zes beschikbaar zijn. Boek vier (1598-1599) ontbrak al toen de KB het manuscript aankocht. Mulder heeft aan zijn editie een uitgebreide inleiding en enkele interessante bijlagen toegevoegd, zoals de brief van Willem Lodewijk aan Maurits waarin hij zijn ideeën voor de op Romeinse leest geschoeide militaire hervormingen uiteenzet. Deze zouden één van de bouwstenen vormen voor de oorlogssuccessen van de Republiek.
Zo vormt het Journaal één van de rijkste bronnen voor de Nederlandse krijgsgeschiedenis.
Jos Vos is bureauredacteur op de afdeling Digitalisering en Documentverwerking van de KB. Hij schreef zijn masterscriptie Geschiedenis over de Nederlandse Opstand.
Anthony Duyck, Journaal (ed. Lodewijk Mulder). Martinus Nijhoff, Den Haag 1862-1866.