Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
Afbeelding van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.98 MB)

Scans (25.19 MB)

ebook (3.87 MB)

XML (1.72 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4

(1858)–A.J. van der Aa–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 398]
[p. 398]

[Martinus Duncanus]

DUNCANUS (Martinus), of Dunck, een der vruchtbaarste bestrijders der jeugdige hervorming in de landtaal, zug den 11den November 1505 in het Keulsche stadje Kempen het levenslicht. Zijn vader Hendrik Dunck verdiende met zijne verschillende betrekkingen van notaris, landmeter, tolk, enz. weinig geld en bemoeide, veelal aan den drank verslaafd, zich weinig met de opleiding zijns zoons, zoodat deze alleen door zijne vrome moeder Fijtjen op het pad der deugd geleid werd. Het was dan ook met hare toestemming, dat de twaalfjarige Maarten buiten weten zijns vaders naar Nijmegen trok, om aldaar in het fraterhuis der broeders van het gemeeneleven de letteren te beoefenen. Hier, even als te Leuven, moest hij zich buitengemeen behelpen, om de kosten voor zijn levensonderhoud te vinden, tot dat zijn noeste vlijt door den kanselier der Hoogeschool, den later zoo vermaarden Ruwaert Tapper, werd opgemerkt, en deze hem eene beurs aan het Collegie van Standonck bezorgde, waar hij zoo gunstig zich onderscheidde, dat hij, terstond na zijne bevordering tot Meester in de vrije kunsten, tot Regent van dit Collegie werd aangesteld. Nadat hij deze instelling geheel tot de oude orde en tucht had teruggebragt, werd hij in dezelfde betrekking bij het Collegie van gelijken naam te Mechelen overgeplaatst, om van daar weder in zijne oude betrekking naar Leuven terugtekeeren, nadat hij inmiddels in 1535 de priesterwijding had ontvangen en zijne vaderstad nog eenmaal had bezocht. Gedurende zijn tweede verblijf in Leuven legde Duncanus zich hoofdzakelijk op de studie der godgeleerdheid toe, en behaalde daarin den graad van bacealaureus, terwijl alleen de groote kosten hem van het verkrijgen der hoogere titels terughielden. Hoezeer men echter zijne theologische kennis waardeerde blijkt daaruit, dat hij in 1541 tot Pastoor en Rector der School te Wormer werd aangesteld, met het doel om de toen in Waterland zoo talrijke Herdoopers te bestrijden, van welke taak hij zich, zoo door het uitgeven van schriften als door het opvoeden der jeugd, naar zijn beste vermogen kweet. Zeventien jaren verbleef Duncanus in dit toen zooveel belangrijker dorp dan thans, terwijl hij in 1553 voor eene beroeping naar zijne vaderstad bedankt had; maar door de landsregering daartoe aangespoord, kon hij in 1558 de betrekking als Pastoor te Delft niet afslaan. Ook hier ijverde hij met woorden en geschriften tegen de van de Roomsche kerk afgevallen Lutherschen, Zwinglianen, Calvinisten en Davidjoristen, en waakte als Censor librorum zooveel mogelijk tegen de uitgave van kettersche geschriften, door welk een en ander hij zich bij de andersdenkenden zoo gehaat maakte, dat zij in 1566 een aanslag op zijn leven beproefden, waaraan hij echter, bij tijds gewaarschuwd, gelukkig ontsnapte. In 1572, toen zijn vriend en geestverwant Wilhelmus Lindanus tot Bisschop van Roermond werd benoemd, stelde de regering Duncanus in

[pagina 399]
[p. 399]

diens plaats tot Deken van het paleis in den Haag en lid van het Hof van Holland aan; maar hij bekleedde die betrekking slechts zeven weken, daar hij wegens de zegepraal der hervorming genoodzaakt was eerst naar Rotterdam en van daar naar Utrecht te vlugten, tot hij den 23sten December tot Pastoor aan de Nieuwe kerk te Amsterdam werd beroepen. Ook in deze stad was Duncanus een steunpilaar voor het oude geloof, en mag met Jacobus Buyck, Pastoor der Oude kerk en broeder van den bekenden Amsterdamschen Schout Joost Buyck, onder de voornaamsten gerekend worden, die de invoering der Hervorming aldaar tegengingen. Duncanus ried echter de regering aan met den Prins van Oranje in Februarij 1578 de bekende Satisfactie te sluiten, en geraakte daardoor in den hevigsten onmin met den meer Spaanschgezinden Buyck, die zeer goed inzag, dat hiermede de deur voor de hervorming werd opengezet, en Duncanus beschuldigde, dat zijne huishoudster en bijzit, Margaretha, de hoofdoorzaak van zijn wangedrag was. Desniettemin moest ook deze, bij de zegepraal der hervorming, in Mei Amsterdam verlaten en hij begaf zich nu naar Amersfoort, waar hij bij de overgang dier stad aan den Prins van Oranje in 1579 gevangen genomen werd. Onder borgtogt ontslagen verkoos hij op zijn hoogen leeftijd niet verder te trekken, maar bleef met Frans Peterz Silverschoen, gewezen pastoor der Mariakerk te Hoorn, zijn intrek houden in het Agnieten-klooster. Met dezen in 1581 beschuldigd, dat zij Hoorn aan de Spanjaarden hadden willen verraden, werd hij den 23sten December opgeligt, maar na zes dagen wegens gebrek aan bewijs ontslagen, waarop hij het overige van zijn leven aan de studie en ascetische oefeningen wijdde, tot dat hij den 16den April 1590 in den hoogen ouderdom van vier en tachtig jaren ontsliep en op het koor van het Agnietenklooster begraven werd.

Behalve de reeds genoemde Tapper en Lindanus, telde hij Nicolaus a Terra Nova, Bisschop van Haarlem, en Levinus Torrentius, Bisschop van Antwerpen, nevens veleandere invloedrijke geestelijken onder zijne vrienden en begunstigers, terwijl het groot aantal zijner leerlingen, die zich later min of meer in de Nederlandsche Katholieke kerk onderscheidden, voor de deugdzaamheid van zijn onderwijs pleit; wij noemen slechts de beide beroemdsten: Michael Bajus, den bekenden Leuvenschen Godgeleerde en Sasbout Vosmeer, eersten Aartsbisschop van Utrecht na de hervorming.

Zijne geschriften, bijna alle aan de bestrijding der hervorming of aan de verdediging van het Roomsch Katholieke geloof gewijd, zijn:

Praetextatae Latine loquendi rationes per colloquiorum formulas. Antv.

Anabaptisticae haereseos confutatio et vere Christiani baptis-

[pagina 400]
[p. 400]

matis assertio contra Mennonis Simonis Frisii anabaptisticas blasphemias, Antv. 1540. kl. 8o.

Van die warachtighe ghemeynte Christi, dwelck is die heylighe kerck oft d' Ecclesie Godts, Antw. 1567. kl. 8o.

Van 't rechte Euangelische Avontmael Christi Jesu, Antv. 1567. kl. 8o.

Een cort onderscheyt tusschen Godlyke ende afgodische beelden. Het tweede boecxken van de Heylighen in den hemel, dwelck syn levendige beelden Gods, Antw. 1567. kl. 8o.

Van die verghiffenisse der sonden ende van die rechtvaerdichmakinghe, Antw. 1568. kl. 8o.

De Paedobaptismo. 1569.

Van die kinderdoop. Het eerste boeck sprekende van die erfzonde, Antw. 1569. kl. 8o.

Van die kinderdoop. Het tweede boeck sprekende van die cracht ende vrucht des doops ende van die nyeuwe gheboorte, Antw. 1572. kl. 8o.

Van die kinderdoop. Het derde boeck verclarende dat men die kinderen moet doopen. Antw. 1591. kl. 8o.

Corte confutatie ende wederlegghinghe van een fenynich boeck des Byencorf der H. Roomscher kercken, (zonder plaats) 1578. kl. 8o.

Catholijcke Catechismus met wederlegghinghe van den Heydelbergsche of ghereformeerde Catechismus, Antw. 1594. kl. 8o.

Bovendien liet Duncanus, volgens zijne levensbeschrijvers Jacobus Hezius en Henricus Vuestrenus, nog verscheidene werken in handschrift na, van welke het ons niet gebleken is, dat zij ooit in het licht gegeven zijn.

Zie in de eerste plaats de door beide bovengenoemde Antwerpsche priesters opgestelde: Corte beschrijvinghe van 't leven ende sterven van den weerdighen Heer Meester Martinus Duncanus (Antw. 1594. kl, 8o.) en vergelijk verder Foppens, Bibl. Belg.; Van Bemmel, Beschrijv. van Amersf. D. I. bl. 244; Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 409, 538, 773; Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Holland, enz. D. I. bl. 28 en 69; Cat. van de Bibl. der stad Amst. D. I. bl. 114; Römer, de Kloost. en Abd. van Holl. en Zeel. D. I. bl. 337, 449, 586; Visscher, Voorl. over de Geschied. der Kath. Kerk, 2de Voorl. bl. II; J. Wiarda, Huibert Duifhuis, de Prediker van St. Jacob, bl. 157-159, welk voortreffelijk Academisch proefschrift nog niet was uitgegeven, toen wij het artikel van Duifhuis bewerkten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken