Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
Afbeelding van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stukToon afbeelding van titelpagina van Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.39 MB)

Scans (25.62 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

(1869)–A.J. van der Aa–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Cornelis Musch]

MUSCH (Cornelis), heer van Waalsdorp en Carnesse. In 1619 werd hij secretaris van Rotterdam en in 1628 griffier der Staten-Generaal. De regering van Rotterdam (lezen wij in den Ned. Spectator 1864 no. 64) verschilde niet wezentlijk van die der meeste Hollandsche steden. Sedert 1615 bestond er de raad of vroedschap uit 24 voor hun leven aangestelde personen, die hun collegie door coöptatie voltallig hielden. In 1621, onder den invloed van den coup d'état van 1618 en van de daaropvolgende revolutionaire verandering der stadsregeringen, droeg de vroedschap aan den stadhouder het regt op, dat hij in bijna alle steden reeds uitoefende, om bij vacature in haar collegie het nieuwe lid te kiezen uit een voordracht van drie door haar te benoemen personen. Wij vermoeden dat de beruchte Musch, die toen secretaris van Rotterdam was, en die de gunst der stadhouderlijke partij behoefde om den voordeeligen post van griffier der Staten-Generaal, dien hij beoogde, te bekomen, deze gewigtige concessie van de vroedschap zal hebben afgevergd. Hij bleef er ook, na het verkrijgen van het begeerde griffiersambt, zijn invloed behouden, en had er voortdurend, door zijne gunstelingen, de regering op zijn duim, zoo als ons een tijdgenoot verzekert. Wel was

[pagina 1173]
[p. 1173]

de anti-prins-gezinde minderheid vrij aanzienlijk, maar hij en Aerssens van Sommelsdijk, die ook te Rotterdam veel had in te brengen, hielden de vroedschap in het goede spoor. Het recht aan Maurits toegekend, werd aan Frederik Hendrik en vervolgens aan Willem II opgedragen, hoewel toen niet zonder heftige tegenspraak van de minderheid.’

Toen in 1633 gemagtigden der Spaansche Nederlanden te 's Hage waren gekomen om van 's konings wege over het bestand te handelen, wenschten zij een reis door de voornaamste steden te doen; maar Musch, die het gevaar van zulk een reis doorzag, zorgde, dat hun door de Algemeene Staten verzocht werd dit plan te laten varen en te 's Hage te blijven. Hij zelf werd gelast hun dit verzoek mede te deelen en voegde er bij ‘dat zulk een verzoek, als komende van hen, die de oppermagt van den staat vertoonden, voor een bevel moest gehouden worden,’ en toen evenwel een hunner zich naar Friesland op weg begaf, werd hem bevolen terstond terug te keeren, wilde hij in geen zwarigheid vervallen, daar hij alleen vrijgeleide had om in den Haag te komen handelen. Twee jaren later werd hij naar Kranenburg gezonden, om daar, gelijk later te Turnhout, met don Martin Axpe, geheimschrijver van den koning op nieuw over vrede te handelen, doch ook nu zonder vrucht. Van wegen het Fransche hof ondervond hij eenige onaangenaamheden, wijl zijn gezant hem verweet, dat Axpe hem 100,000 kroonen had beloofd, indien hij een bestand met Spanje, met uitsluiting van Frankrijk, wist te bewerken.

Niet lang na het sluiten van den vrede van Munster werden hij en de ontvanger Berckel tot kamerraden van Willem II benoemd. De prins, schreef Aitsema, ‘had de impressie dat hij zoude zijn staat en finantie, die verloopen, vervallen en bezwaard was, redresseren.’ Musch deed veel moeite om het overnemen zijner schulden door den staat te bevorderen, en trachtte de gecommitteerden, toen deze naar de gewesten vertrokken, door uitzigten op 's vorsten gunst, daartoe te bewegen, en hield hen door deze, en door de hoop op een gunstigen uitslag den prins van hem afhankelijk. ‘Door dit middel raeckte hij soo wel bij den prince als bij de gecommitteerden in een groot credyt en gaf hem groot aensien, ja, de principale directie in den staet, edoch verweckte oock te gelyck veel afgunst.’ In het jaar 1650, het laatste zijns levens, was hij de steller van een gewigtig besluit ten behoeve van Willem II, behelzende, ‘dat men, overeenkomstig met een voorslag van den Raad van State, aan de bevelhebbers der steden zou schrijven, dat men een plegtige bezending doen zou aan de Hollandsche steden, om ze te doen afstaan van het besluit, omtrent de bijzondere afdanking van krijgstroepen, en dat de prins deze bezending als mede de personen, uit welke zij bestaan zou, zou regelen, wordende zijne hoogheid te gelijk verzogt en ge-

[pagina 1174]
[p. 1174]

authoriseerd, om alle noodige orde te stellen, en die voorziening te doen, ten einde dat alles in goede ruste en vrede werde geconserveerd, en inzonderheid gemaintineert en vastgehouden de Unie, met den gevolge en aankleeve van dien, en integendeel geweerd en te gemoet getreden, dat daartoe zou mogen worden voorgenomen.’

Verder was hij een ijverig medewerker tot de gewigtige gebeurtenissen in die dagen en de steller van twee gerugtmakende geschriften op naam van Willem II, Redenen en Moliven, en Klagten over die van Amsterdam. De secretaris van den prins, Heilersich, en de twee klerken, de griffiers Hulst en Kunes, door gemagtigden der staten van Holland over de opsteller van beide geschriften ondervraagd, noemde Musch als die van beide, zeker van het laatste. Toen dit onderzoek plaats had, was Musch reeds, 15 December 1650, gestorven.

Hij was de regterhand en misschien wel de aanhitser van den prins, en werd ter goeder ure aan de wraak der Loevensteinsche factie onttrokken. Er is zelf, schreef Tydeman, een vermoeden, dat hij zelf hem uit den weg gegaan is.

Zijn naam was niet in den besten reuk. Scheele en anderen lieten zich in de Groote vergadering, over het verkoopen van ambten, knevelarijen enz. ten zijnen laste met stoute taal hooren. Zelfs in openbare plakaten werd hij van excessen oneerlijkheden bij hem gepleegd, na zijn dood beschuldigd. Er bestaan verscheidene scherpe pasquillen en grafschriften op hem, o.a. een van Vondel. Een ander, in plano uitgegeven en geteekend P.L. luidt dus:

Graf-schrift op den heer Cornelis Musch.

 
Hier leijt de Hof-Musch voor en rot,
 
Sy broeijde slangen in haer pot,
 
Leycesters en Duc d'Alfs gebroet,
 
Sij scheet de vrijheijt op den hoet,
 
De schoonste steden op het hooft;
 
Sij schond' en at al 't lekkerst' ooft;
 
En pickte, sonder schrick of schroom,
 
De schoonste karssen van den boom;
 
Sij vreesde kluid-boog, klap noch knip,
 
De Alvloek kendes op een stip;
 
Sij vloogh den baas van syne hant,
 
En speelde met de macht van 't Lant.
[pagina 1175]
[p. 1175]
 
Sij borst aen eenen spinnekop,
 
Terwijlse dronck en sprack: dit sop
 
Bekomt mij seecker niet te wel,
 
De rest geeft Aertsens en Kapel.
 
P.L.

Hij huwde Elizabeth, jongste dochter van den raadpensionaris Cats. Zijne dochter Elizabeth Maria huwde met Henry de Fleury de Coulant, heer van Buat. Zij was, even als haar vader en moeder, gehaat bij de partij der de Witten, doch een schrandere vrouw. Een andere dochter huwde den baron van Asperen.

 

Zie Aitsema, Saken van Staat en Oorlog, D. II. bl. 217, 282, 283; D. III. bl. 280; Wagenaar, Vad. Hist. D. XI. bl. 172, 214; D. XII. bl. 68, 194; van Wijn, op Wagenaar, D. XII. bl. 39, 90; Resol. Holl. 1633, bl. 42, 43, 46; 1635, bl. 221, 222; Holl. Merc. 1650, bl. 63; Resol. Stat. Gen. 16 Dec. 1650; Bilderdijk, Vad. Gesch. D. XI. bl. 44, 270; Brieven van de Witt, D. IV. bl. 190; Groot Plakaatb. D. II. bl. 2400; Burman, Anal. T. II. Praef. p. XV.; Amelot, Mém. Hist. et Polit. T. I. p. 543, 544; Scheltema, Staatk. Nederl.; Kron. van het Hist. Gen. (Reg.); Kok, Kobus en de Rivecourt, Woordenb. d. Zamenl.; Cats, Ouderdom, bl. 98; Vondel, Poezy, D. II. bl. 82; Bloemkrans van verscheide gedichten, bl. 369 volgg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken