Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

10 Arghe winter, ghy zijt cout

Verhalende liefdesklacht. Het voorbijgaan van de zomer betekent nog geen einde aan amoureuze activiteiten.

1,1 Arghe: Boosaardige
1,2 Vergangen: Verdwenen
1,3 loverkens: blaadjes
  heiden: veld (een plaats die geschikt is voor de liefde)
3,2 alleine: leeg
3,3 fiere: trotse
4,2 mi wel gheciert hae: mij mooi gemaakt heb
4,3 biedt mi goeden morghen: wenst mij een goede morgen toe
5,3 Met roode gout: Met goud (root gout is de gewone benaming voor wat thans geel goud genoemd wordt)
6,2 Zij had een schaakbord voor mij meegebracht
6,2-3 (Men kende verschillende spelvarianten waarin zowel schaakstukken als dobbelstenen gebruikt werden)
7,1 ley: legde
7,3 tsoheyme: thuis

[pagina 68]
[p. 68]

Arghe winter is een raadselachtig liedje. Het opent met het beeld van een winterlandschap, wat in de middeleeuwse liefdeslyriek vaak de beschrijving van een koele situatie in de liefde inluidt: de minnaars zijn bijvoorbeeld van elkaar gescheiden of een van hen is ontrouw. Maar de volgende strofe laat een verandering zien: het groen is er weer, de nachtegaal (de vogel van de liefde) zingt zijn lied. Maar toch, het bed is 's avonds nog altijd leeg en de nachtegaal rust erop (strofe 3). Wat wordt hier bedoeld? De nachtegaal kan gebruikt zijn als de traditionele liefdesvogel, die zwijgt nu de geliefde afwezig is. Het dier heeft echter in de middeleeuwse literatuur ook wel een seksuele connotatie en juist de combinatie van de nachtegaal en het bed kan een indicatie zijn dat de fiere nachtegale een verwijzing is naar de penis die tot rust gedoemd is, zolang het bed leeg is...

Weer wijzigt de situatie zich: de ik staat op, maakt zijn toilet en bereidt zich daarmee voor op de komst van zijn geliefde, die hem dan minzaam begroet. De laatste drie strofen onthullen geleidelijk dat het hier niet om verfijnde, hoofse liefde gaat. De aanspreking Vrou maecht (5,2) laat nog in het midden of zijn liefje een vrouw of een maagd is. Het opbinden van het haar (5,2) is een traditioneel element en komt vaker voor in de beschrijving van de voorbereiding van een vrijpartij (zie al 86:5,6 en 95:3,2). Zij gaat hem voor naar het velt (een bekende plaats voor een erotisch avontuurtje (7,1)) en neemt een schaakspel en dobbelstenen mee. Deze attributen zijn veelbetekenend: het dobbelen werd geassocieerd met ontucht en gebruikt als metafoor voor de coïtus. En het schaakspel? Aanvankelijk functioneerde dit spel wel als een metafoor voor de complexe regels van een hoofse liefdesrelatie, maar in de latere Middeleeuwen figureert het vaker in een context van lichamelijk genot. Dat lijkt ook toepasselijk in dit lied: wat hoofse minne leek, blijkt wellust, en misschien zelfs betaalde liefde, als we de slotregels letterlijk opvatten: wie geen geld meeneemt bij het dobbelen, kan beter thuisblijven (7,2-3)! Maar wellicht zijn deze regels meer metaforisch bedoeld: wie mee wil spelen, dient zich ook aan alle regels te houden! Dan is er dus geen sprake van een betaling voor de liefde.

Het lied vertoont verwantschap met een aantal Duitse liederen. Bij vergelijking valt op dat het in die liederen wel om trouwe liefde gaat, maar in de Middelnederlandse versie niet: is er een bewerker geweest die bewust alles heeft weggelaten dat op standvastigheid betrekking heeft en daarmee de teneur van het lied heeft gewijzigd? Of vertegenwoordigt de tekst uit het Antwerps Liedboek juist de meer oorspronkelijke versie dan de (later gedateerde!) Duitse bronnen en zijn de opmerkingen over trouw wellicht juist toegevoegd?

De vergelijking met de Duitse traditie helpt in elk geval bij de vaststelling van de vorm van het lied. Uit de typografie van het Antwerps Liedboek valt

[pagina 69]
[p. 69]

niet goed op te maken of de strofen drie of vier regels tellen, maar de Duitse liederen hebben consequent drieregelige strofen. Welbeschouwd pleit daarvoor overigens ook de vorm van het Nederlandse lied: de eerste twee regels rijmen op elkaar (in strofe 2 assonerend) en vormen ieder een syntactische eenheid; de laatste regel vormt een afzonderlijke syntactische eenheid, maar rijmt niet.

 

Arghe winter, ghy zijt cout lijkt niet erg populair te zijn geweest in de Nederlanden, maar wel een taaie overlevering te hebben gehad. Anders dan Jan Roulans blijkens zijn opschrift dacht, was het lied in 1544 in elk geval niet nyeu meer: al in het einde van de vijftiende eeuw wordt naar het lied verwezen, in een wijsaanduiding van een devoot liedboek uit Utrecht. Het Aemstelredams amoreus lietboeck van 1589 is de enige andere Nederlandse bron waarin de tekst voorkomt. Het lied moet dus zeker een eeuw lang in de Nederlanden zijn gezongen. In Duitse bronnen verschijnt de tekst pas vanaf circa 1580, onder meer in het Ambraser Liederbuch (1582). Muzieknotatie kennen we alleen uit een tweestemmige zetting in het liederenhandschrift van Pater Werlin, p. 1326-1327 (Zuid-Oost Beieren, circa 1640). Weliswaar is de afstand tot het Antwerps Liedboek erg groot, zowel in ruimte als tijd, maar de melodie is zo archaïsch en past zo goed dat een reëel verband aannemelijk lijkt.

Literatuur: Bergmann 1845, p. 32-33; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 729-730; Böhme 1877, p. 249-250; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 6 en 132-134; Joldersma 1982, dl. 2, p. 18-21; Komrij 1994, p. 781-782; Willaert 2000; Repertorium 2001, t0474.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken