Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

87 Ic stont op hoogen bergen

Ballade. Een jongeman wijst een meisje af vanwege haar armoede. Nadat zij zich in een klooster teruggetrokken heeft, krijgt ze een grote erfenis. Als de jongeman dit hoort, rijdt hij hals over kop naar het klooster, maar zij wil niet met hem meegaan.

1,5 Een daarvan trok mijn aandacht (wekte mijn liefde)
2,5 God loons hem: Moge God hem daarvoor belonen
3,1 Ik drink op u, arm, haveloos meisje
3,2 van haven bloot: helemaal zonder bezit
3,5 gheen goet: geen bezit
4,2 Dat ben ik niet als enige
4,5 Dat ik van alle wereldlijke vreugden afscheid neem
5,2 wiinge ontfaet: de wijding (tot non) ontvangt
6,4 Geen rijkere jonge vrouw, en zij was voornaam
6,5 En helemaal niet zonder bezit
7,1 De ridder had het nog maar pas gehoord
7,2 Of hij zei: ‘Zadel mijn paard voor me!’
8,2 aen den rinc: aan de ijzeren klopper (op de deur van het klooster)
8,5 so schoonen kint: zo'n mooie jonge vrouw
9,3 besloten: afgezonderd van de wereld
9,5 overluyt: met volle overtuiging
10,3 (Het afscheren van het haar gebeurde bij de wijding tot non)
10,4 al ghedaen: helemaal voorbij
11,2 Stout ruyter: Dappere ridder
12,4 Toen had ik geen voorspoed
12,5 Nu moet u zich maar bij de situatie neerleggen!

Hooggelegen bergen, een diepgelegen zee: het inleidende beeld schetst meteen de niet te overbruggen kloof tussen de personages in dit lied. Het is de kloof tussen rijk en arm, maar ook tussen de liefde tot Christus en de liefde tot een aardse geliefde. De eerste twee strofen leiden het verhaal in: de vrouw vertelt over een voorval uit het verleden (eens (2,3)). Haar vertelling bevat traditionele motieven: haar minnaar was de jeune premier, de jongste en beste van een drietal mannen (zoals bijvoorbeeld ook in al 58), en het schenken van een glas wijn dient als teken van zijn genegenheid (met een erotische ondertoon?), maar kon door haar worden opgevat als een belofte van trouw. Vanaf strofe 3 wordt het verhaal directer verteld. We horen hoe hij haar afwijst omdat ze te arm is en hoe hij de spot met haar drijft als ze

[pagina 222]
[p. 222]

dreigt non te worden, en haar later over wil halen het klooster te verlaten. Maar dan is het te laat: zij heeft als non de wijding ontvangen, zoals blijkt uit het afgeschoren haar en het zingen (van de mis). Ze denkt met sympathie aan zijn aanvankelijke vriendelijkheid terug (2,5), maar houdt zich niet meer met de wereldlijke liefde bezig (10,4 en 11,4).

In de Nederlanden moet het lied al aan het einde van de vijftiende eeuw gezongen zijn, want in die tijd vindt men de eerste regel in wijsaanduidingen aangehaald. Of het ten tijde van het Antwerps Liedboek erg populair was, is niet helemaal duidelijk; uit de zestiende eeuw resteren slechts twee overleveringen van de liedtekst en een handjevol wijsaanduidingen. Mogelijk circuleerde het vooral in het orale circuit, zoals de overgeleverde tekst met zijn herhalingen en traditionele zadelstrofe (7) ook suggereert. Het is een intrigerend gegeven dat het lied aanvankelijk alleen in de Nederlanden schriftelijk genoteerd was. Pas vanaf 1771, toen Goethe het uit de ‘volksmond’ optekende, zette de Duitse schriftelijke traditie in. Het lied geldt nu als de meest verbreide ballade van Europa. Het werd zelfs nog in de tweede helft van de twintigste eeuw in het gehele Nederlandse taalgebied gezongen. Het Meertens Instituut bewaart er naast schriftelijke versies ook tientallen geluidsopnamen van. Het verhaal is in de loop der tijd wel iets veranderd, vooral in de afloop ervan: bijvoorbeeld de ruiter steekt het klooster in brand, of hij pleegt zelfmoord. Toch heeft het centrale motief van de kloof tussen rijk en arm, uitgedrukt in het inleidende beeld van hoge bergen en een diepe zee, zich gedurende de eeuwen gehandhaafd.

 

Het is niet zeker op welke melodie het lied in de zestiende eeuw werd gezongen. Er is althans geen muzikale bron met een ondubbelzinnige verwijzing naar het lied bewaard gebleven. Wel vindt men in enkele zeventiende-eeuwse katholieke zangboeken een contrafactcomplex waarin de oude wereldlijke liederen Ic stont op hoogen bergen en Ick heb die groene strate door elkaar worden gebruikt. De melodie die daarbij in noten wordt gegeven, vindt men ook in het Luitboek van Thysius (Leiden, circa 1600, f. 358v), waar deze Ick heb die groene state wordt genoemd. De connectie hiervan met Ic stont op hoogen bergen wordt bevestigd door een lied in het Handschrift Antonis van Butevest (Leiden, na 1594), waarvan de eerste strofe begint met Ick heb die groene straete en de derde strofe met Ick stont op hooge bergen. Beide lijken in dit lied zwerfstrofen. De conclusie dringt zich op dat de twee liederen ofwel op dezelfde melodie werden gezongen ofwel dat er sprake is geweest van verwisselbare melodieën, waarvan we er nu nog maar één kennen. Het is hoe dan ook zinnig de tekst van Ic stont op hoogen bergen te zingen op de melodie van Ick heb die groene state. Hier is de melodieversie uit het Thysiushandschrift gebruikt, met een interessante afwisseling van twee-

[pagina 223]
[p. 223]

en driedelige metriek die goed past bij een melodie met een lang oraal verleden. De verwante versie van de melodie uit de katholieke zangboeken hebben we gebruikt voor al 213 (zie aldaar).

Bij de tekstplaatsing doet zich een merkwaardig probleem voor. Ic stont op hoogen bergen heeft in het Antwerps Liedboek vijf regels per strofe, in tegenstelling tot alle andere oude versies en contrafacten, die vier regels hebben. De vijfde versregels moeten toevoegingen zijn: ze kunnen in alle strofen zonder problemen weggelaten worden. Bij het passen van de vijfregelige tekst op de vierregelige melodie kan men natuurlijk eenvoudigweg de laatste muzikale frase herhalen, maar muzikaal bevredigender is een herhaling van de laatste twee frasen. In de muzikale bronnen van Ick heb die groene strate wordt hetzij de eerste helft van de melodie herhaald, hetzij de tweede, of beide helften. Dat laatste is het geval in het Handschrift Thysius. Indien gewenst kan de eerste herhaling uiteraard worden weggelaten.

Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 131-138; Houtsma 1981; Deutsche Volkslieder 1988, dl. 8; Vellekoop 1985; Sleiderink 1990; Gerritsen 1992a; Repertorium 2001, t3575/3576, m0387.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken