Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer A. Rot.

1072. De Voorzitter: Welke zijn uw naam, voornaam, beroep en woonplaats?

A. Adriaan Rot, 25 jaar, letterzetter, wonende te Amsterdam.

1073. V. Als gij daar straks hier geweest waart, dan hadden wij u tegelijk met uwe collega's Zegers en Rommerts verhoord.

Wij zullen u nu enkele vragen doen en u verder de gelegenheid geven die mededeelingen te doen die gij noodig en nuttig oordeelt. Zijt gij van jongsaf bij het drukkersvak geweest?

A. Ten minste in geen ander vak, ik was 15 jaar toen ik er bij kwam.

[pagina 88]
[p. 88]

1074. V. Ge zijt dus tot op uw 15de jaar op school geweest?

A. Ja; te Zaandam eerst op de lagere school en toen op eene voor meer uitgebreid lager onderwijs.

1075. V. Bij wien zijt ge het eerst geweest?

A. Eerst bij de firma Dekker te Zaandam, waar ik ongeveer drie jaar ben geweest, toen bij Blom en Olivierse te Kuilenburg een kleine twee jaar, en vervolgens bij Ellerman, Harms en Co. gedurende vijf jaar.

1076. V. Ge zijt dus vijf jaar bij deze laatste firma? - A. Ja.

1077. V. Ge weet dat wat hier gezegd wordt woordelijk wordt opgeteekend en naderhand publiek gemaakt?

A. Neen, mijnheer.

1078. V. Nu, dan vertel ik het u thans. Wij hebben het recht om u tot antwoorden te dwingen, maar willen daarvan geen gebruik maken. Is het u nu aangenamer om niet over den toestand bij je patroon te spreken, zeg het dan maar, dan zullen wij daarop niet aandringen.

A. Ik moet hierop antwoorden, dat ik juist zeer gaarne zou spreken, maar mijne betrekking hangt er van af. Spreek ik, dan krijg ik bij mijn patroons gedaan en heb dan geen eten meer. Wat dan?

Ik heb den toestand vijf jaren lang gezien en weet dat er veel reden tot aanmerkingen en klachten is. Maar, zooals ik reeds zeide, wanneer de patroons weten, dat ik of een van mijn maats gesproken heeft, krijgen wij bepaald ontslag.

Het komt mij dus voor, dat, wanneer de enquête-commissie werkelijk goede antwoorden had willen hebben, zij de zaak geheim had moeten houden.

Het speet mij reeds, dat de namen gepubliceerd waren, want ik had gehoopt, bijv. onder voorwendsels van ziekte, te kunnen wegblijven. Een werkman moet politiek zijn!

1079. V. Rot, ziet eens hier, wij kunnen niet buiten de wet gaan. Die brengt mede, dat, wat door de getuigen voor de enquête-commissie verklaard wordt, naderhand wordt gedrukt, met veel kans of liever met zekerheid bekend te worden.

Daar kunnen wij niets aan veranderen. Dat vindt gij niet goed, en wij behoeven ons daarover tegen u niet te verklaren; wij vinden het misschien ook niet goed, maar al vinden wij allen het niet goed, zoo komen wij daar niet verder mede, want er valt niets aan te veranderen. Begrijpt gij dat?

A. Ik begrijp het, maar ik durf bijna niet zeggen wat ik gaarne wilde zeggen. In het verslag, dat ons is toegezonden, vonden wij alles wat noodig was; maar als wij nu antwoorden gaan geven en onze namen er bij vermeld worden, dan is het vanzelf publiek en binnen een half jaar zijn wij buiten betrekking.

1080. V. Voorziet gij, dat de patroon u ontslaan zal?

A. Ik ben er bang voor; de patroon misschien niet, de meesterknecht wellicht ook nog niet; maar de chef dat is de man waarmede men moet omgaan.

1081. V. Welk belang zou hij er bij hebben, u te ontslaan?

A. De chef zou misschien niet gaarne hebben dat toestanden uit de werkplaats werden medegedeeld. Ik weet het niet. maar het komt mij zoo voor.

1082. V. Dat moet de Commissie aan u overlaten. Wij zullen u niet lastig vallen met vragen, waarvan te vreezen zou zijn dat schade voor u zou kunnen voortkomen. Wij zouden er het recht toe hebben, maar wij zullen het niet doen. Gij moet het zelf weten. Wilt gij u uitspreken, wij hebben den tijd en willen u gaarne aanhooren. Hebt gij daarentegen gemoedsbezwaren, dan zijn wij bereid die te eerbiedigen en er in te berusten.

A. Wat ik zeggen kan, wil ik gaarne mededeelen.

1083. V. Vertel dan wat gij zeggen moogt, maar feiten, geen praatjes.

A. Vooreerst de kinderarbeid. Die is op de meeste drukkerijen zeer ellendig. Op vele drukkerijen gebruikt men jongens voor het plat zetwerk, en daarvoor moeten dikwijls volslagen werklieden wijken of moeten deze zich vermindering van loon getroosten. Op de drukkerij van Ellerman, Harms en Co. waar de Tijd gedrukt wordt, worden jongens gebruikt voor het loopwerk.

[pagina 89]
[p. 89]

Het redactiebureau is een paar huizen van de drukkerij verwijderd, dus de jongens moeten onophoudelijk drie vrij steile trappen met 66 treden op en af, en het gevolg daarvan is dat die jongens herhaaldelijk wegloopen. Toen onlangs een inspecteur van politie op de drukkerij kwam, werden, op de vraag hoeveel jongens er zijn, de vier loopjongens niet genoemd, omdat die herhaaldelijk wisselen. Toch had men niet alleen de jongens die op de drukkerij zijn, moeten noemen, maar ook de vier loopjongens. Op de drukkerij is het evenzoo; bij elke pers is een drukker, soms twee, en een jongen, soms twee of vier. In elke drukkerij zijn dus veel jongens en weinig volwassenen. Bij groote drukte moeten de jongens ook hard werken. Het gebeurt bij Ellerman en Harms dat zij twee dagen en een nacht moeten doorwerken. Dat zijn jongens van 12 tot 18 jaar. Dit moge nu misschien op andere drukkerijen het geval niet zijn, maar met overwerk moeten de jongens toch tot 2 ure des nachts staan.

Vrouwen-arbeid komt weinig voor.

Omtrent den toestand van fabrieken en werkplaatsen is veel te zeggen. Op onze zetterij is het licht goed; de warmte zou ook goed kunnen zijn. De machinist moet de verwarmings-buizen open zetten. Worden zij den geheelen dag opengelaten, dan is het stikheet Het zoude goed kunnen zijn als de pijp op tijd gesloten werd. In sommige gedeelten der werkplaats heeft men stank uit privaten, die niet goed zijn afgesloten. Schoongemaakt wordt er nooit, maar alleen des morgens door een jongen geveegd. Water heb ik er nooit gezien. Zoo is het op de meeste drukkerijen. Kleine drukkerijen werken meer met jongens. In mijne zetterij zijn er niet veel jongens, maar kleine patroons schijnen hen te moeten gebruiken om te kunnen concurreeren. Men vindt daar op twee volwassenen, vijf tot zes jongens.

Wat nu de invloed van de wet op den kinderarbeid betreft, daarvan kan ik weinig zeggen. Voor de wet in werking kwam, was ik te jong, om te kunnen zeggen of het nú beter is dan vóór dien tijd.

Ik geloof dat wel 99 pct. van de kinderen, zoodra zij 12 jaar zijn, van school genomen worden om direct aan het werk te gaan. Als in de wet de leeftijd van 14 jaar opgenomen werd, zouden de ouders de kinderen wel tot het 14de jaar op school houden en dan eerst aan het werk zetten. Dat zou in allen gevalle eene verbetering ten goede zijn.

1084. De heer Goeman Borgesius: Denkt gij dan dat men de kinderen op de school zou laten en niet op de straat zou laten rondloopen?

A. Ik ben overtuigd dat de ouders de kinderen op de school zouden laten, want zij zeggen steeds: kinderen zijn lastig te huis, en als de kinderen toch niet zouden mogen werken, zouden zij ze liever op de school laten. Dat het toezicht is opgedragen, voor zoover ik weet althans, aan de politie is ook niet goed Als men een politieagent ziet, wordt men reeds eenigszins bevreesd. En aan die menschen wordt al zooveel opgedragen, dat zij zoodoende het een en het ander niet goed kunnen doen.

De duur van den arbeid in ons vak is voor de jongens zoowat even lang als voor de volwassenen. De werktijd is lang genoeg, maar in vergelijking met andere vakken niet te lang, ongeveer tien uren daags. Maar er komt ongeregeld werk bij Op mijn winkel mag men soms niet schaften als er wat veel werk is. Het gebeurt soms 7 à 8 maal in eene week dat men niet schaften kan. Gisteren hoorde ik nog op mijn winkel zeggen dat er van vier schafttijden drie niet op den gestelden tijd plaats hadden en dat twee avonden van de week het werk anderhalf uur langer duurde

1085. De Voorzitter. Uwe vrouw weet dus niet wanneer gij terugkomt om te eten?

A. Neen.

1086. V. Gij komt om zeven uur. Wanneer gij nu van 's morgens zeven tot 's avonds zes uur werkt op de drukkerij, wanneer wordt er dan geschaft?

A. Dat is ongelijk Ik mag wel een uur gaan zitten, maar dat is nu eens op dit, dan weer op dat uur.

1087. V. Als gij schaft wat gebruikt gij dan?

A. Er is een persoon op den winkel die koffie verkoopt. Valt het schaftuur

[pagina 90]
[p. 90]

nu wat laat; dan is de koffie natuurlijk koud. Ik gebruik daarbij brood.

Het groote bezwaar van den ongelijken schafttijd is echter gelegen in het middageten. Mijne vrouw kan niet wachten met het klaarmaken van het eten, omdat de schafttijd te kort is om het in dien tusschentijd gereed te maken.

1088. V. Wat verdient gij?

A. 18 centen per uur.

1089. V. Hoeveel maakt gij per week?

A. f 10,80 en somtijds met veel overwerk f 14,50, doch door elkander geslagen over een heel jaar zal het ongeveer f 11,50 bedragen.

1090. V. Dus het overwerk bedraagt niet heel veel?

A. Neen, dat bepaalt zich tot enkele tijden. Zoo drukken wij ook voor de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. Tegen de vaststelling der dienstregelingen bij voorbeeld hebben wij het druk, maar als dat weder afgeloopen is staat het weder stil.

1041. V. Wat de getuigen Zegers en Rommerts hebben medegedeeld in bijzonderheden omtrent het lang en afmattend werken van aankomende jongens stemt vrij wel overeen met uwe ervaring. Weet gij nog iets meer te vertellen?

A. Ik wensch nog even te zeggen dat ik wel 18 centen verdien, maar dat het meerendeel met bijwerk gemiddeld slechts 16 centen maakt per uur.

1092. V. En wat verdienen de jongens?

A. 1 cent per uur, 60 centen per week, dan loopt dat op tot 70 cents, dat gaat nogal vlug. Als zij een jaar of drie op den winkel zijn, verdienen zij f 3 in de week, en dan blijft het staan. Nu gebeurt het wel, dat een jongen van 16 à 18 jaar, die er flink uitziet, het geluk heeft, dat hij op een anderen winkel komt, waar hij van 8 tot tien centen verdient. Op hun twintigste jaar verdienen zij dan gewoonlijk 16 17 tot 18 centen, maar niet in eens.

1093. V. Zoudt gij er vóór zijn, dat jongens beneden 14 jaar in het geheel niet werkten, in de hoop, dat hunne ouders verstandig genoeg zouden zijn van hen naar school te zenden?

A. Ja.

1094. V. Zoudt gij, volgens uwe ondervinding, het noodzakelijk achten, dat er voor jongens boven de 14 jaar beperkende bepalingen gemaakt worden, of zoudt gij wenschen, dat er vrijheid bleef bestaan?

A. Liefst zooveel mogelijk beperkende bepalingen.

1095. V. Tot den leeftijd van 18 jaren toe? Zoudt gij het soms niet wenschelijk voor de concurrentie vinden, of verlangt gij die beperkende bepalingen alleen in het belang der kinderen?

A. In het belang der kinderen vooral.

1096. V. Vertel ons eens wat uwe conclusie is van hetgeen over deze zaak gedacht hebt?

A. Ik zou wenschen, dat de kinderen van 14 tot 16 jaar niet langer behoefden te werken dan acht uur.

En dan van 16-18 jaren vind ik 10 uur daags lang genoeg. Maar hier, geloof ik, stuiten wij op de omstandigheid dat deze enquête niet verder gaat dan de kinderarbeid; anders zou ik wenschen een normaal-arbeidsdag.

1097. V. Dit ligt buiten dit onderzoek, zooals gij zelf zegt, maar hebt gij verder niets dat zou strekken tot aanvulling van het gezegde?

A. Ja, ik zou nog wel over de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling willen spreken.

1098. V. Hoe staat het daarmede als de jongens op de drukkerij komen? Hebben zij goed geleerd op de lagere scholen?

A. Ik ben er meer tegengekomen die slecht, dan die goed onderwezen waren. De ouders schijnen te denken, dat een letterzetter niet veel behoeft te weten. Een timmerman moet ten minste nog goed teekenen kennen. maar voor een letterzetter achten zij dat niet noodig, zoodat men de voor dat vak opgeleide jongens niet eens naar de herhalingsschool zendt. De meeste jongens zijn dus bepaald slecht onderwezen.

Ook de lichamelijke toestand is gewoonlijk van de slechtste, omdat de ouders denken dat het letterzetten een gemakkelijk vak is. Nu het werk is niet zwaar, maar de atmosfeer die aanhoudend heerscht, het gebukte werk en het trappenloopen komt op de zwakke kinderen nog veel meer neer, dan bijv. de vermoeienis in het timmervak. De

[pagina 91]
[p. 91]

onmisbaarheid van den kinderarbeid is bepaald tegen te spreken, want er loopen aanhoudend zetters leeg niet alleen, maar er werken er zelfs voor veel minder loon dan hun toekomt. Werd dus aan de jongens tot hun achttiende jaar verboden zoolang te werken, dan zouden de loonen stijgen.

1099. V. Dat zou dus in het belang van de volwassen werklieden zijn, maar dit betreft niet den kinderarbeid waarover wij spreken.

A. Neen, er staat in de schets: ‘Beweerde onvermijdelijkheid van den arbeid der sub III en IV vermelde catagorieën van personen.’

1100. V. Dat bedoelt dat men een soort van werk heeft - ik zeg niet in uw vak - waarvoor men beweert dat men een kinderhand noodig heeft en dat door een groote zware hand niet zoo goed zou kunnen gedaan worden?

A. Verder lees ik: ‘omdat de gezinnen, waartoe die personen behooren, de opbrengst van hunnen arbeid niet kunnen ontberen’ Ik geloof dat er op dit oogenblik vele huisgezinnen zijn die het door kinderen verdiende geld niet kunnen ontberen. Doch wanneer verboden werd dat de kinderen zooveel arbeid verrichten, dan zouden de loonen der volwassenen stijgen en de inkomsten vanzelf vermeerderen. Eindelijk staat er nog: ‘dat het bedrijf op jeugdigen leeftijd moet worden aangeleerd.’ Ik heb in mij zelven het bewijs dat dit niet noodig is; ik heb het vak eerst op lateren leeftijd geleerd en durf te zeggen dat ik het evengoed ken als iemand die op zijn twaalfde jaar is begonnen.

1101. V. Maar gij hebt tot uw vijftiende jaar onderwijs ontvangen en waart dus goed onderlegd?

A. Daarbij komt dat die jongens van 12-15 jaar meestal voor boodschappen gebruikt worden.

Eindelijk moet ik er nog de aandacht op vestigen dat tegen brandgevaar nergens maatregelen zijn genomen.

1102. V. Wij zullen u niet verder met vragen lastig vallen, te meer omdat hetgeen gij ons hebt medegedeeld weinig of niet afwijkt van hetgeen door uwe beide collega's is verteld. Wij danken u voor uwe inlichtingen.

A. Rot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam