Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer Klaas Ris.

1503. De Voorzitter: Wilt gij uw naam, voornaam, beroep en woonplaats opgeven?

A. Klaas Ris, oud 65 jaar, van beroep winkelier, wonende te Amsterdam, Anjelierstraat 236.

1504. V. Waar handelt gij in?

A. Op het oogenblik in petroleum, natuurlijk kleinhandel.

1505 V. Dus gij laat nog niet direct volle ladingen uit Amerika komen?

A. Op het oogenblik nog niet, het kan anders nog wel gebeuren, maar nu lijkt het er meer naar dat ik met de kan zal moeten opdoen: alle zaken gaan achteruit.

1506. V. Ris, gij hebt de Schets van vraagpunten van ons ontvangen en weet dus waarvoor gij hier zijt en wij hier zitten?

A. Jawel.

1507. V. Zijt gij in uw leven nog wel wat anders geweest dan winkelier?

A. Ja.

1508. V. Wat hebt gij dan vroeger gedaan?

A. Op tienjarigen leeftijd werkte ik van 's morgens 4 uur tot 's avonds 4 uur in een papiermolen voor 10 centen daags. Toen de patroon gestorven is, heb ik een beetje hier en daar rondgescharreld, totdat ik in de loting viel en ingedeeld werd bij de kurassiers. Nadat ik gepasporteerd was kwam ik als werkman in een zilverfabriek op het Vlakkeveld. Daar was het loon f 5 per week en met inbegrip van den Zondag f 5,78. Die fabriek was, ik moet het ronduit zeggen, een echte dievenfokkerij. En geen wonder Het was in 1847, toen drie pond roggebrood 35 centen kostten en een huisgezin van f 5 een geheele week leven moest. Er werd dus gestolen, en ik heb het zelf bijgewoond dat men bij de visitatie bij een werkman 3½ ons zilver op de borst verborgen vond. Toch was het dit niet alleen, maar de tyrannie, het koeieneeren van de patroons tegenover het volk....

1509. V. Maar dat is nu alles een dertig jaar geleden. Zouden wij nu niet eens een tijd overspringen en wat tot een nieuweren tijd komen. Wat hebt ge in den laatsten tijd gedaan?

A. 26 jaar ben ik houtzagersknecht geweest bij een patroon, den heer Van Gelder te Amsterdam.

1510. V. En toen gij daarmede uitgescheiden zijt, zijt ge met petroleum begonnen?

A. Ja, maar ik ben nu eerst verplicht wat van de houtzagerij te vertellen. Toen ik bij den heer Van Gelder kwam, was het als vaste tweede knecht tegen een weekgeld van f 6. Maar hoe meer de patroon vooruitging, hoe slechter de toestand van het werkvolk werd. Toen ik er kwam, was er één molen; naderhand kwam er nog een bij, en later weder een molen door stoom gedreven. Het kantoor van den patroon werd grooter, ook zijne verdiensten, maar de toestand van het volk steeds slechter, het volk werd armer. Tegen hetzelfde weekgeld van f 6 moest gewerkt worden van 5 uur 's morgens tot 8 uur 's avonds, behalve het overwerken. Wanneer er de geheele week geen wind was, bleef het f 6.

Maar, wanneer het woei, en er was drukte, dan verdienden wij met overmalen tegen een dubbeltje per uur, nog vijf gulden,

[pagina 124]
[p. 124]

Daarbij kwam dan nog dat wij bij de aflevering van een praam zaagsel een gulden met ons vieren deelden en dat wij vrij brand hadden en dat het sprokkelhout op een hoop gegooid en ten onzen bate verkocht werd. Toen mijn heer een stoommachine liet bouwen werden wel de loonen verhoogd maar de voordeelen vervielen. Toen toch was er geen quaestie van overmalen en het brandhout werd verstookt. Zoodoende is het voor het volk bepaald slechter geworden.

1511. V. Weet ge, nadat ge de houtzagerij verlaten hebt, tegenwoordig nog wat er omgaat onder de bevolking. Ik bedoel wat gij met eigen oogen gezien hebt.

A. Ik weet dit nog beter dan vroeger, nu ik voor mij zelf handel drijf en dagelijks onder het werkvolk kom. Van den toestand kan men zich geen denkbeeld maken.

1512. V. Wat hebt gij dan gezien?

A. Verleden week bracht ik nog olie bij een vrouw. Het mensch stond voor anderen met loog te wasschen in koud water.

1514. V. Weet gij ook hoe het er uitziet in de fabrieken en werkplaatsen?

A. Daar kom ik niet meer.

1515. V. Daar zullen wij dan niet over beginnen, want uit eigen aanschouwing weet gij niets?

A. Niets.

1516. V. Zijn er werkplaatsen of ambachten waar gij komt?

A. Ook niet.

1517. V. Bemerkt gij wel eens iets van het te veel werken van aankomende jongens?

A. Ik zie hen wel loopen, maar werken niet. In de werkplaatsen, waar ik gewerkt heb, waren geen jongens en ook geen vrouwen.

1518. V. Hoort gij er wel eens over spreken, dat er veel van de jongens gevergd wordt?

A. Ja, maar die toestanden ga ik niet na.

1519. V. Daar kunt gij dus ook geen getuigenis over geven?

A. Neen.

1520. V. Merkt gij wel eens dat er veel misbruik van sterken drank gemaakt wordt onder de werklieden?

A. Ik zie het wel eens, maar om de waarheid te zeggen niet veel.. Ik heb dikwijls gezegd, dat ik als werkman mij moest schamen, dat er werklieden zijn die zich te buiten gaan; maar het gaat niet aan, wanneer er een paar zijn die te veel hebben gedronken, te zeggen dat het regel is.

1521. V. Zijt gij gehuwd en hebt gij kinderen?

A. Ik ben gehuwd en heb vier kinderen.

1522. V. Wat hebt gij van die kinderen gemaakt?

A. Het zijn dochters en allen gehuwd. Twee daarvan hebben goed hun brood, want een is gehuwd met een makelaar in effecten, en de andere met een gepensionneerd zeekapitein. Een derde is gehuwd met een kruideniersknecht, die soms een kwartje, soms twee kwartjes per dag verdient, maar soms ook niets. In dit gezin zijn zes kinderen, dus die hebben het niet breed. De vierde dochter is bij mij aan huis, daar zij weduwe is.

1523. V. Gij komt met uw petroleumhandel aan vele huizen. Hebt gij wel opgemerkt dat het in sommige gezinnen minder goed gaat omdat de vrouw uit werken moet gaan?

A Ja. Boven mij woont Gompelrnan, wiens vrouw geregeld uit werken moet gaan.

1524. V. Waarom moet die vrouw uit werken gaan?

A. Omdat de man, een schildersknecht, niet werken kan door rhumatiek. Dus de vrouw moet zorgen voor de behoeften van het gezin met zeven kinderen.

Zulke huisgezinnen moeten, omdat de vrouw geregeld van huis is, in de war raken.

1525. V. Kent gij huisgezinnen waarvan de vrouwen in de fabrieken werken?

A. Neen, wel die uit schoonmaken gaan.

1526. V. Hebt gij nog iets mede te deelen dat ons van nut kan zijn?

A. Een woord over de arbeiders in het algeneen. Niet alleen dat zij veel hebben te lijden door gebrek aan werk en slecht betaald werk, maar zij lijden ook door eene slechte rechtsbedeeling.

[pagina 125]
[p. 125]

Ik heb vroeger een proces opgezet tegen de stad Amsterdam over een bedrag van f33,34, maar in geheel Nederland werd geen rechter gevonden om uitspraak te doen. De zaak is begonnen voor den kantonrechter, die mij in het gelijk stelde. De stad kwam in hooger beroep bij de rechtbank over de incompetentie van den eersten rechter.

Toen heeft de officier van justitie gerequireerd tot het toestaan van het kapitaal met de renten, en de rechtbank verklaarde zich incompetent. Dit is gegaan tot den Hoogen Raad, heeft gediend bij den Raad van State, daarna bij de heeren Ministers van Justitie en van Binnenlandsche Zaken, tot zelfs bij den Koning. Alhoewel nu de Koning de Grondwet bezworen heeft, neemt dit niet weg, dat een arbeider in deze geen recht kon krijgen.

1527. V. Gelooft gij dat dit u overkomen is omdat gij arbeider zijt?

A. Ja.

1528. V. Gelooft gij dat het anders zoude geloopen zijn als gij geen arbeider waart geweest?

A. Ja zeker, omdat ik geen recht heb gekregen, ofschoon ik volkomen recht had. Nog een ander feit. Ik heb te Amsterdam een spaarbankboekje overgenomen van f 125, doch de spaarbank wilde daarvoor maar f 5 betalen, omdat er een abuis in het boek was De rechter verklaarde zich incompetent in deze quaestie, en nu wilde de spaarbank door arbiters laten beslissen...

1529. V. Dat zijn nu uwe bijzondere zaken, waarnaar ik persoonlijk misschien zou willen hooren, maar deze Commissie mag er niet op ingaan.

A. Ik geloofde dat juist omdat deze Commissie uit leden van de Tweede Kamer bestaat, die heeten Volksvertegenwoordigers te zijn, en niet alleen Volksvertegenwoordigers zpoals zij hier zitten, maar ook in allen deele.

1530. V. Maar wij mogen op dit oogenblik vragen doen over de punten, die in onzen lastbrief staan; wij kunnen hier niet over het heelal in het algemeen en over uw spaarbankboekje in het bijzonder, vragen gaan stellen. Wij hebben te vragen naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen, en naar den arbeid van jongens en meisjes. Dat is al meer dan genoeg. Er moet regel zijn in alles. Dat begrijpt gij toch?

A. Ja wel.

1531. V. Hebt gij nu omtrent de punten in onze Schets opgenomen nog wat te zeggen?

A. Neen, maar ik meende, nu de leden van de Tweede Kamer over zaken van arbeid wilden handelen, mijne meening te mogen zeggen.

1532. V. Wat hadt gij dan wel te zeggen?

A. Verschillende zaken. Er zijn duizenden werkloozen, en er wordt niets voor die menschen gedaan om ze aan brood te helpen. Zoo zal ik nu genoodzaakt zijn om petroleum bij de 5 kan op te doen, omdat ik eerst gehandeld heb met contanten, maar nu krediet moet geven. En waarom? Omdat ik mijn geld onder de menschen heb zitten. Gaat dit zoo voort, dan spreekt het vanzelf dat ik op mijne beurt ook niet kan vooruitkomen, dat ik ten laatste ook niet meer zal kunnen betalen. Zoo gaat de een na den ander.

Wanneer nu de Regeering eens besloot, daar er zoovele millioenen aan den oorlog van Atjeh besteed worden, om bijv. eene leening van 10 millioen te sluiten, daarvoor op de hei eenige duizenden woningen liet zetten, en zoodoende die hei deed ontginnen, dan zouden duizenden menschen geholpen zijn, die nu rondloopen.

Doet de Regeering zoo iets niet, dan meen ik recht te hebben om te zeggen dat zij schelmen en dieven maakt.

Stel u voor dat ik vijf, zes kinderen bezit, en ik geen zolen onder mijne schoenen heb, wat moet ik doen? Ik mag niet bedelen, en werk is er niet. Ik mag niet eens op mijn kamer gaan zitten doodhongeren, omdat de huisbaas dat niet hebben wil. Ga ik op straat zitten, dan komt de politie er tegen op.

Ben ik toch geen Nederlander? Heb ik geen recht om te leven, welnu, maak mij dan af als een ziek stuk vee. Doet men dat niet dan moet men mij de middelen geven om te kunnen leven.

Ik herinner dat voor eenige jaren in Amsterdam eene leening gesloten is voor den bouw van eene komedie, beurs enz.

Ik heb daarover destijds eene brochure

[pagina 126]
[p. 126]

geschreven, waarin ik den raad in overweging gaf de zaak af te stemmen en liever arbeiderswoningen te maken dan een schouwburg. Die leening is toen niet opgegaan, maar later door eene grootere gevolgd, waarvan een zeker bedrag voor arbeiderswoningen werd bestemd, wolk plan uitgevoerd is door eene commissie, omdat de stad niet in concurrentie wilde komen met de bouwondernemers. Dat is een heel productieve zaak geworden, en later komt de boel in eigendom aan de stad.

1533. V. Schrijf nu dan weer eens eene brochure over dat onderwerp.

A. Och ik heb in niets vertrouwen meer. Van welke commissiën heeft men ooit resultaat gezien. Wat heeft de Adder-commissie uitgevoerd? Zij heeft onderzocht en als resultaat geconstateerd, dat de ongelukkigen door eigen schuld zijn vergaan. Neen, door de schuld van den lastgever, die een onzeewaardig schip uitstuurde.

Hoe is het gegaan met de afschaffing van de kermis?

Heeft een meisje haar vader niet met eene parapluie moeten beschermen tegen dolle dragonders, die menigeen noodeloos hebben mishandeld?

Ook die zaak werd onderzocht, met welk gevolg?

Dat er volgens de commissie van onderzoek hoegenaamd niets onbehoorlijks was gebeurd.

Neen, ik heb geen vertrouwen meer in iets.

En wat zal deze commissie uitwerken?

1534. V. Nu, dat zullen wij wel eens nader overwegen. Uw verhoor is geeindigd.

K. Ris.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam