Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer J.F. Kratzenstein. (Verkort.)

3147. De Voorzitter: Mag ik u verzoeken uw naam, voornamen, beroep, woonplaats en ouderdom op te geven?

A. Johann Friedrich Kratzenstein, kapokfabriekant en verhuurder van diamantmolens, Looiersgracht te Amsterdam, oud 58 jaar.

3148. V. Hebt gij beide zaken tegelijk opgezet; zoo niet, waarmede zijt gij begonnen?

A. Ik ben begonnen met eene kunstwolfabriek, ik kocht wollen lompen en maakte daarvan wol. De heeren moeten het mij niet kwalijk nemen, maar ik ben wat geagiteerd, want ik bendegeen, die getroffen is door het afschaffen van de uitgaande rechten van de wollen lompen, wat mij eene schade berokkende van 150 000 gulden en verlies van eene jaarlijksche verdienste van 25 000 gulden. Ik heb eene draadnagelfabriek gehad, maar toen hebben de heeren hier in den Haag de aardigheid gehad de inkomende rechten van de buitenlandsche draadnagels af te nemen, hetgeen maar bedroeg 75 cents per honderd kilogram; en in een kilogram zitten drieà vierhonderd nagels; dat is in fractiën nog geen duizendste cent op een nagel; daardoor zijn mijn zaken in den Haag afgenomen.

3149. V. Gij beklaagt u dus dat u de gelegenheid ontnomen is om de lompen goedkooper op te koopen, dan vroeger het geval was. Vroeger wist de arme man geen weg met zijn lompen en moest hij bij u terecht komen. Nu is de gelegenheid geopend om de beste markt voor de lompen op te zoeken, en dat neemt u kwalijk?

A. Neen, de arme man heeft niet meer, maar minder gekregen.

3150. V. Welk belang had hij dan om zijne lompen niet langer bij u te brengen?

A. Ik kon niet meer concurreeren. Wanneer ik van de lompen wol maakte, had ik geen uitgaande rechten te betalen, maar van lompen moest wel uitgaand recht betaald worden. Wij met ons vijven concurrenten moesten toen duizend menschen gedaan geven.

Daarover is nooit gesproken.

3151. V. Gij hebt dus uwe kunstwolfabriek veranderd in eene draadnagelfabriek?

A. Ja. Zooals ik zeide heeft men toen de inkomende rechten van de draadnagels afgenomen, hetgeen mij weer f 50000 gekost heeft.

3152. V. Dat was in 1876?

A. Ja. Dank zij de energie van mijn broeder, die mijn compagnon was, hebben wij ons met kracht opgehouden. Wij hebben toen eene diamantslijperij opgericht, hetgeen weer veel geld gekost heeft. Er staan 200 molens.

Maar mijn industrieën, zoowel kunstwol als draadnagel-industrie die 200 menschen brood gaven, zijn totaal verwoest.

3153. V. Dus het slot is gunstig, dank

[pagina 247]
[p. 247]

zij uwe energie en de vrijheid van beweging?

A. Ja, maar het kapitaal is weg.

3154. V. Maar de zaken gaan nu ten slotte toch goed?

A. Ja.

3155. V. Wanneer is uw kapokfabriek in de wereld gekomen?

A. Voor een 20 jaren; de zeelui zijn er mede begonnen.

3156. V. Maar de heer Klütgen in Rotterdam wist er toch ook van?

A. Jawel, maar ik meen dat het toen in ons land werd ingevoerd. Mijn fabriek zuiverde het goed. Toen dat later gezuiverd uit lndië hier kwam, beteekende die zaak niet veel meer en ik zet haar alleen voort, omdat ik het doe met mijn gewone personeel.

3159. V. Hoe verhuurt gij uw molens?

A. Per schoft of 3 uren.

3160. V. Den geheelen dag door?

A. Van 8 tot 8, van 9 tot 9 of 7 tot 7 uren, al naar het jaargetijde.

3161. V. Werken die molens ook des Zondags?

A. Neen, want ik heb geen Jodenslijpers.

3264. V. Werken er veel jongens op uwe slijperij?

A. Ja, maar daar heb ik niet over te zeggen; mijn patroons komen met hunne knechts en jongens.

3165. V. Gij verhuurt dus molens en daar is die zaak mede afgeloopen?

A. Ja.

3166. V. Maar op de kapokfabriek is het anders, niet waar?

A. Ja, dat is mijne eigen zaak.

3167. V. Is uw fabriek niet een weinig benauwd en bedompt?

A. Volstrekt niet, het is er zeer licht.

3168. V. Dus is het een goed lokaal?

A. Zeer goed.

3169. V. Als ik mij niet vergis hebt gij bezwaar gemaakt om een van de leden van de Commissie toe te laten, wat overigens volkomen uw recht was?

A. Als ik geweten had waarvoor de heeren kwamen, dan had ik het wel toegestaan, maar ik heb het niet begrepen. Ik was dien dag erg geaffaireerd; bovendien komen er nog al eens veel menschen om de slijperij te zien en dat wordt wel eens vervelend. Als een van de heeren nog eens wil komen, dan zal ik de fabriek gaarne laten zien.

3170. De heer Goeman Borgesius: Heb ik u niet gezegd waarom ik kwam? Is het u zelfs niet tweemaal gezegd, eerst door den persoon die bij mij was en toen door mij zelf? Hebt gij dat niet verstaan?

A. Positief niet, want dan zou ik het niet geweigerd hebben. Als een van de heeren de fabriek zien wil, met veel genoegen zal ik er gelegenheid toe geven.

3171. De Voorzitter: Hoeveel mannen werken in uw kapokfabriek?

A. Er is maar een man en zes vrouwen.

3185. V. Heeft er onder uw vrouwelijk personeel eene sterke afwisseling plaats?

A. Neen, ik heb de menschen zeer lang in mijn dienst; drie hebben een horloge van mij ontvangen, omdat zij 25 jaren bij mij waren geweest.

3186. V. Van een schadelijken invloed op de gezondheid der menschen hebt gij nooit iets gemerkt?

A. Neen, nooit.

3187. V. Welke loonen betaalt gij uit?

A. Er zijn zes ongehuwde vrouwen van f 5 per week; de mannen verdienen veel meer.

3188. V. Maar gij hebt maar één man in dienst?

A. Ja, hij is tegelijk machinist en stoker in de slijperij.

3189. V. Werkt hij even lang als de vrouwen en krijgt hij ook f 5.

A. Hij werkt even lang maar hij verdient f 11.

3190. V. Vanwaar dit onderscheid?

A. De man moet goed oppassen dat de machine niet warm loopt, moet attent zijn; het komt er voor hem op aan. Wanneer ik hem niet goed betaal heb ik geen recht van spreken.

3191. V. Het werk van dien man vordert dus meer zorg. Maar, waarop komt nu het werk der vrouwen neer. Beschrijf dat eens?

A. Zij nemen de kapok uit de balen, waarin ze uit Oost-lndië komt, wrijven die op een tafel, waarin gaatjes zijn, zoodat de pitjes en korrels er doorvallen. Daarop werpen zij de kapok in de machine en pakken die, wanneer ze weer

[pagina 248]
[p. 248]

daaruit komt, in zakken of balen. Verder hebben zij niets te doen.

3192. V. Wat wordt er met de kapok in de machine uitgevoerd?

A. De kapok wordt daarin van stof en zaadkorrels gezuiverd; het goed komt er schoon uit.

3193. V. Het is dus eenvoudig eene zuivering.

A. De kapok wordt in de machine ook gekaard.

3195. V. Dus de vrouwen doen de grofste, eerste zuivering?

A. Ja, zij laten het eerst over een tafel passeeren, waarop eene zeef.

3196. V. Dat zal dus veel stof geven?

A. Neen, niet veel.

3197. V. Wat zijn de afmetingen van het lokaal waar de vrouwen zitten?

A. Het lokaal is nog al lang; langer dan hier, zou ik zeggen.

3198. V. En hoog van verdieping?

A. Er zijn geen verdiepingen boven; er is alleen een dak met glas en dus is het licht.

3199. V. Is er gelegenheid om versche lucht te maken?

A. Ja, aan het dak en de ramen.

3200. V. De heer Goeman Borgesius: Herinnert ge u, dat, toen ge bezwaar hadt mij als lid der Commissie toe te laten, gij dit niet wenschtet ‘omdat het een zoo groote smeerboel was’.

A. Ja, ik heb gezegd dat men zich erg vuil zou maken. Als ik geweten had dat u het waart, dan zou ik geen bezwaar gemaakt hebben; maar men vraagt zoo dikwijls om de fabriek te zien.

3201. V. Kunt gij niets tegen dien smeerboel doen?

A. Het kapok hangt zoo aan, nog erger dan bedveeren.

3202. De heer Smit: Als ik den getuige goed verstaan heb, is zijne fabriek te niet gegaan door de afschaffing van het inkomend recht van 75 cents per 100 kilo op draadnagels.

A. Daardoor is de concurrentie uit het buitenland zooveel grooter geworden.

3203. V. Is het u niet bekend, dat er, niettegenstaande de afschaffing van het inkomend recht, nog draadnagelfabrieken bestaan te Aarle-Rixtel, Helmond enz.?

A. Maar die heeren hebben andere zaken er bij, terwijl ook de arbeidsloonen in Noordbrabant lager zijn dan te Amsterdam.

3204. De Voorzitter: Uw verhoor is afgeloopen. Wij danken u voor uwe tegenwoordigheid.

J.F. Kratzenstein.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam