Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer B. Bergman Carels.

3591. De Voorzitter: Getuige, wees zoo goed mij uw naam, voornamen, ouderdom, woonplaats en beroep op te geven.

A. Benjamin Bergman Carels, oud 59 jaren, sigarenfabrikant te Amsterdam.

3592. V. Gij drijft de zaak met uw zoon?

A. Juist.

3593. V. Gij zijt van jongsaf in het vak geweest?

A. Van mijn dertiende jaar af.

3594. V. Was de zaak in uw jeugd misschien in hetzelfde pand gevestigd en op denzelfden voet bij uw vader?

A. Pardon, ik ben in mijn jeugd als leerling begonnen. Ik heb het vak verder geheel doorgemaakt totdat ik mijn tegenwoordige positie bereikt heb.

3595. V. Dus gij hebt zelf de zaak opgezet?

A. Ik ben die zelf begonnen, van niets af. Als jongen begon ik te werken voor 40 cents per week.

3596. V. En gij hebt nu eene der grootste zaken van Amsterdam?

A. Ja.

3597. V. Wat was dat voor werk waarmede gij begonnen zijt?

A. Zooals ieder dat nu ook doet.

3598. V. Uwe memorie over die jaren zal nog wel levendig zijn. Moest gij veel werken?

A. De uren waren langer dan nu.

3599. V. Voor 40 cents in de week?

A. Ja.

3600. V. Wat deedt gij daarvoor?

A. De stelen uit de tabak halen, soms van 's morgens 6 tot 's avond 8 uur, met 1½ uur tusschen den middag.

3601. V. Als het niet onbescheiden is: ge zijt zoo als jongen begonnen, maar hoe hebt gij het verder aangelegd? Wilt ge het soms vertellen?

A. Wel zeker. Ik ben begonnen als jongen en heb het gebracht tot sigarenmaker en van sigarenmaker tot meesterknecht. Van meesterknecht ben ik begonnen met 2 sigarenmakers te werken, en ik ben zoodoende fabrikant geworden.

3602. V. En hoeveel menschen hebt gij thans in uw dienst?

A. Op dit oogenblik 228, maar er zijn tijden dat er 300 zijn. Dit hangt van de personen zelf af. Als de menschen werken willen, dan is er voor hen werk.

3603. V. Gij hebt eene groote ruime gelegenheid op flinke manier ingericht boven uwe eigene woning?

A. De lokalen zijn ruim, luchtig, goed verwarmd. Al het mogelijke wat gedaan kan worden, wordt gedaan. In de lokalen zitten 150 man, waar bij anderen 300 man zouden zitten en dit vroeger altijd plaats greep. Wanneer er iets gebeurt, hebben allen gelegenheid om weg te komen. De lokalen en portalen worden verwarmd door warm water, zoodat de menschen steeds voor koude zich kunnen behoeden. De fabriek gaat open ten 7¼ uur en blijft open tot 7½ uur, zoodat de menschen niet buiten in de koude behoeven te wachten. Ten half acht à acht uur wordt de deur gesloten en weder geopend ten 1 uur, om ten kwart voor 3 uur geopend en ten

[pagina 277]
[p. 277]

3 uur gesloten te worden. Wie werken wil kan werken.

3604. V. Zijn er afzonderlijke lokalen om te eten?

A. Ja, die des middags wil overblijven kan het eten doen brengen in eene afzonderlijke verwarmde zaal, waar een sigaar mag gerookt worden, wat elders niet wordt veroorloofd. Alles wordt gedaan om het den menschen zoo aangenaam mogelijk te maken, wat velen inderdaad verdienen. Ik zelf heb onder vonden hoe aangenaam dat is.

3605. V. Is er ook een afzonderlijke klcêrkamer?

A. Ja, het is daar rein en net, de vloer is van asphalt, en wanneer de menschen zich daar van hunne opperkleeding hebben ontdaan, wordt de kleêrkamer gesloten. Als de menschen naar boven gaan kunnen zij pantoffels aandoen. Bovendien hebben zij altijd versch duinwater om te drinken. In het werken des Maandags heb ik eene geheele verandering gebracht, Maandag is een treurige dag voor hen, want dan werken zij niet als gewoonlijk. Na al het mogelijke beproefd te hebben, ben ik begonnen met's Maandags te laten overblijven, ten einde hun, die willen komen arbeiden, ten minste niet de gelegenheid te geven om des middags heen te gaan. De anderen, die 's morgens niet gekomen zijn, wachten hen dan op, en zoo worden de goeden medegesleept. Ik laat hun dan des Maandags tot half vijf overblijven, en dan krijgen zij koffie van mij.

Ik heb een staatje van een en ander opgemaakt, waarvan ik u wat zal mededeelen. Zoo bijv. A (In het boek kan men den naam vinden, die daarmede overeenstemt.) Hij verdient ƒ 13,95 in de week. Maar door verzuim van den Maandag heeft hij ƒ 2,15 minder verdiend dan hij had kunnen verdienen. Als hij evenals des Zaterdags en anderen gewerkt had, dan zou hij ƒ 16,10 verdiend hebben.

Als ik alles goed naga, dan blijkt mij uit de boeken dat, niettegenstaande des Maandags de fabriek bezig is, in doorsnede 200 pct. minder afgeleverd wordt dan des Zaterdags wanneer de werktijd een halfuur korter is; des Maandags is de werktijd van half acht tot half vijf, des Zaterdags van half acht tot vier uur.

3606. V. Wilt gij daarmede zeggen dat zij 's Zaterdags het dubbele verdienen van Maandags?

A. Ik zal een voorbeeld noemen. B heeft op Maandag afgeleverd 67 stuks sigaren, terwijl hij 's Zaterdags met een half uur minder arbeid 362 stuks aflevert. Een ander heeft op Maandag 247 stuks sigaren afgeleverd, tegen 466 op Zaterdag. Weer een ander 144 stuks op Maandag tegen 422 stuks op Zaterdag.

De laatste verdiende in die week ƒ 12,95. Had hij gewerkt zooals op Zaterdag, dan had hij ƒ 14,10 verdiend.

In denzelfden tijd verdiende hij de volgende week ƒ 17 voor hetzelfde soort werk.

Ik heb hier een staat, waarin de verschillende opgaven omtrent werklieden en hun werk voorkomen. Daaruit blijkt dat voor degenen, die willen werken, wel geld te verdienen is.

3607. V. Dat kunnen zij bij u met dagen van 9½ uur verdienen? En gij hebt volop werk?

A. Ja, ik heb altijd gebrek aan goed werkvolk, aan sigarenmakers die hun vak verstaan, want er loopen een boel prullen onder, die geen werklui zijn.

3608. V. Gij hebt uw fabriek geheel ingericht naar de ervaringen die gij in uw leven op dit gebied hebt gehad en die ervaring hebt gij alleen opgedaan in Amsterdam?

A. Jawel, ofschoon ik ook in het buitenland wel een kijkje heb genomen. Ik durf echter beweren dat ik voorzien heb in alle behoeften, en dat wil ik blijven doen.

3609. V. Zeker, ik heb zelf gezien hoe flink alles er bij u uitzag. Maar nu, merkt gij ook, dat al uw pogingen van den kant van de werklui gewaardeerd worden, dat zij tevreden zijn en welwillend?

A. Het vaste personeel geeft in dit opzicht groote reden van tevredenheid, maar van de sigarenmakers kan men in de verte geen waardeering verwachten.

3610. V. Is dat dan een ander soort van menschen?

A. Och, dat niet, onder het vaste personeel zijn er die tot dezelfde omgeving en stand behooren, maar die houden zich heel anders.

3611. V. Waaraan moet dat toegeschreven worden?

[pagina 278]
[p. 278]

A. Ik weet het niet. Of het er van komt doordat de menschen altijd zitten en dus niet vermoeid zijn van den arbeid als zij van de fabriek afkomen en dan gezamenlijk hier en daar naar toe gaan, ik weet het niet. Een werkman, die zeer vermoeid is, gaat naar huis om te slapen.

3612. V. Gij denkt dat de slechte geest een gevolg is van de ruimte van tijd en de weinige vermoeienissen?

A. Een slechte geest durf ik het niet noemen; het is meer een zekere ontevredenheid.

3613 V. Het komt ook wel voor dat de ontevreden geest wordt toegeschreven aan overdreven vermoeienissen en aan het hebben van hoegenaamd geen vrijen tijd?

A. Het is mij een raadsel. Dit neemt niet weg, dat ik ook sigarenmakers heb, die 21 jaren bij mij zijn.

3684. V. Gij werkt ook met veel vrouwen, niet waar?

A. Ja, dat heb ik begonnen nadat er voor eenige jaren eene werkstaking bij mij had plaats gehad. Toen ging het in het diamantvak nogal goed en gingen er velen bij dat vak over. Een sigarenmaker kan moeilijk zijn brood verdienen, of hij moet iemand hebben, die hem adsisteert. Ik heb toen meisjes genomen, om het werk te doen, wat vroeger de jongens deden. Thans wordt het echter weder beter en komen er meer jongens.

3615. V. Gij zijt dus met dien maatregel aangevangen na de werkstaking, en zijt gij blijven werken met vrouwen en meisjes omdat uw getal van jongens nog niet sterk genoeg is?

A. Ja.

3616. V. Gij hebt jongens in uw dienst van 12, 14, 16 jaar; hoeveel uren daags werken die?

A. Even lang, 9½ uur; de verdiensten zijn als volgt:

jongens van 12-16 verdienen 1-4 gl.

" " 16-18 " 4-6 gl.

3617. V. Worden zij betaald bij de week?

A. Ja.

3618. V. Als zij 18 jaar oud zijn en de handigheid van het vak hebben geleerd, dan gaan zij op het stuk werken en hangt het van de bekwaamheid af welk loon zij verdienen, en krijgen zij hetzelfde als de anderen?

A. Hetzelfde loon, niets minder.

3619. V. En hoe lang werken de meisjes?

A. Nog iets korter; ik geloof 8½ uur per dag. Ik laat ze later komen, om eerst het volk in de afgescheiden fabriek binnen te hebben, en ik laat ze een half uur vroeger ophouden, om elke communicatie te verhinderen.

3620. V. Dus zij komen later en gaan vroeger weg. Hebben de vrouwen hetzelfde loon?

A. Precies hetzelfde.

3621. V. Vrouwen en meisjes werken dus niet langer dan een uur of 8?

A. Of het moet eens een enkele maal noodig zijn.

3622. V. Laat gij wel eens Zondags werken?

A. Neen. Dat is te zeggen geen sigarenmakers. Nu en dan wel eens een meesterknecht of, wanneer het bepaald noodig is, eenige zakkenplakkers; maar dat werk is niet noemenswaardig, want er werken hoogstens 7 à 8 menschen gedurende eenige uren.

3623. V. Zijn daar vrouwen onder?

A. Niet ééne vrouw.

3624. V. Scherp uw memorie eens goed?

A. Het is mogelijk dat er op den een of anderen Zondag meisjes tabak hebben moeten strippen, maar in den laatsten tijd is mij zoo iets niet bekend. Die fabriek gaat eigenlijk meer mijn zoon en zwager aan dan mij.

3625. V. Ik twijfel er niet het minste aan of gij zegt de waarheid, maar evenmin twijfel ik aan de waarheidsliefde van den getuige, van wiens verklaring ik spreken wil, doch die zeer goed op zijn beurt gefopt kan zijn.

Zonder u of hem te na te komen is er wel eene oplossing te vinden. Ongevraagd is door een vroegeren getuige verklaard dat zekere Anna De Ridder gedwongen zou zijn geweest om des Zondags bij u te werken. Dit begon haar te vervelen, zij wilde het niet meer doen en heeft toen op uwe fabriek gedaan gekregen, ofschoon zij er al zeer lang was.

Hoe kunt gij dit verklaren?

A. Die naam van Anna De Ridder staat mij wel voor den geest. De juiste reden voor haar ontslag is mij nu niet

[pagina 279]
[p. 279]

bekend; dat zou uit de boeken kunnen blijken. Ik herinner mij wel dat zij als jong meisje van niets bij mij is gekomen en goed geld kon verdienen. Ik geloof echter dat haar gedrag wel wat te wensohen overliet. Zondags is er bij ons geen één werkzaam, tenzij in buitengewone gevallen als er haast bij het werk is, bij schoonmaken of iets dergelijks. Maar dan nog werken zij veelal 's middags door. Vroeger kan het wel eens gebeurd zijn dat Zondags werd gewerkt, tijdens de strike bijvoorbeeld.

3626. V. Die strike dateert 1870, dat is dus al lang geleden?

A. Jawel, maar gij moet wel in het oog houden dat er in dien tijd heel veel gedaan is om het weer zoo ver te brengen. De jongens waren van het werk afgegaan; de een was naar een diamantslijperij, een ander naar een courantendrukkerij getrokken, enz.

3627. V. Ik kom nog eens op de zaak terug, omdat de getuige, die er van sprak, op ons den indruk maakte van een zeer geloofwaardig man te zijn, hoewel ik toegeef dat Anna De Ridder hem wat kan hebben wijs gemaakt. Anna De Ridder is dus van de fabriek verwijderd om haar slecht gedrag en niet omdat zij geweigerd had des Zondags te werken?

A. Dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. Wel weet ik dat zij iemand van slecht gedrag was.

3628. V. Acht gij het mogelijk dat in dringende buitengewone omstandigheden, bijv. met schoonmaken of strippen, bij uitzondering des Zondags door het personeel moest gewerkt worden?

A. Ik kan dit wel verklaren dat het in den laatsten tijd weinig gebeurt; ik blijf er liever buiten dan dat het plaats vindt.

3629. V. Kunt gij iets bemerken aan die aankomende jongens dat de aard van het werk dat zij bij u doen of dat de duur van het werk tot schade voor hunne gezondheid is?

A. De ruimte is voldoende en voor de ventilatie is zooveel mogelijk gezorgd, en, als er dus ziekelijk zijn, zal het aan hun gestel liggen.

3630. V. Bemerkt gij wel iets van tehuiswerkers met kinderen? Ik laat daar of gij u daarmede ophoudt. Dit denk ik niet.

A. Wij hebben twee menschen, nette lieden, die voor ons sigaren te huis bewerken. De tabak, die zij noodig hebben, krijgen zij van ons.

3631. V. Gij hebt dus buiten al het werkvolk dat bij u komt, nog twee tehuiswerkers?

A. Ja, en die kunnen nog werkers bij zich aannemen, waarvoor zij dan ook de benoodigde tabak krijgen. Dat zij dat doen bemerk ik aan de gevraagde hoeveelheid tabak.

3632. V. Kunt gij bemerken dat dat nogal op een uitgebreiden voet is?

A. Neen.

3633. V. Werkt zulk een man te huis meer dan op uwe fabriek?

A. Ja, te huis kan hij meer afdoen, want de uren zijn daar langer voor hem; ofschoon ook bij mij aan de fabriek aan de lieden de gelegenheid wordt gegeven om 2 uren langer te werken, indien zij willen.

3634. V. Hebt ge ooit iets bemerkt dat bij die tehuiswerkers misbruik zou worden gemaakt van kinderarbeid?

A. Dat kan wel mogelijk zijn. De eigen kinderen moeten dan meewerken. Maar daarvan ben ik minder op de hoogte; ik heb dit alleen wel eens hooren zeggen.

3635. V. Hebt gij wel gehoord dat dit te Kampen op uitgebreiden voet gebeurt?

A. Ik ben met die toestanden niet bekend.

3636. V. Als de lieden, die lange jaren bij u in dienst zijn geweest, ziek worden, krijgen ze dan van de fabriek eenigerlei ondersteuning?

A. Alles is beproefd, maar alles leed schipbreuk. Onlangs is opgericht een ziekenfonds, waarin de werklieden niet verplicht waren deel te nemen. Degenen die deelnamen moesten 10 centen per week bijdragen, terwijl de patroonvoor iederen werkman die deelnam 5 centen aan het fonds gaf. Maar het fonds kon uit gebrek aan deelneming van de werklieden niet blijven bestaan. Men kan geen 2 centen van den werkman krijgen voor een ziekenfonds, maar wel willen ze 10 centen per week bijdragen wanneer het plan bestaat om het geld na verloop van een jaar te deelen.

Zij houden wel van deelen, maar niet

[pagina 280]
[p. 280]

van sparen. Een paar centen voor den ouden dag weg te leggen, waarbij de patroon gaarne wat voegen zou, gaat niet, althans bij velen. Evenwel moet ik tot eer van de werklieden zeggen, dat zij een medelijdend hart hebben en steeds bereid zijn elkander te helpen in gevallen van ziekte.

3637. V. Strekt gij zelf dan wel eens de hand uit?

A. Daarvan zijn wel bewijzen aan de fabriek.

3638. V. Zijn er fabrieken waar het niet gebeurt?

A. Ja.

3639. V. Wordt iedere jongen betaald door zijn eigen werkman?

A. Ja, ieder sigarenmaker betaald zijn jongen. Hij neemt dien jongen zelf aan en is er meester over; vandaar dat hij zelf baas genoemd wordt.

3640. V. Gij betaalt dus den werkman wanneer hij zijn honderd of duizend stuks inlevert, en daarmede afgedaan?

A. Ja. Ik geef bovendien nog 50 cents aan iederen sigarenmaker, die aan minder werk zit en een jongen aanneemt en dezen opkweekt voor het vak.

3641. V. Doet gij aan boeten?

A. Neen. Ik lach er mede. Ik heb reeds van alles geprobeerd. De kortste weg is in 's hemels naam: wegzenden, die volstrekt niet wil.

3642. V. Kan men met een vriendelijk woord wat gedaan krijgen?

A. Dat is de hoofdzaak; zoo slim is het nog niet, of er is met hen nog wel te handelen.

3643. V. Is de geest van uwe werklieden in de latere jaren slechter of beter geworden?

A. Beter kan ik zoozeer niet zeggen. Maar men kan er zoo moeielijk op aan. Ik wil u daarvan een bewijs geven. Aan de werkstaking in 1870 deden ook lieden mede, die jaren lang bij mij gewerkt hadden. In tegenwoordigheid van de heeren De Veer van Het Nieuws van den Dag, Van Duyl van het Handelsblad en de Bull van de Amsterdamsche Courant ontving ik bij mij aan huis eene deputatie van sigarenmakers. Toen hun gevraagd werd hoe het kwam dat zij opgestaan waren en niet werkten, en of zij iets op mij te zeggen hadden, antwoordden zij: neen, zij deden het voor zich zelven niet zoozeer, maar voor anderen om mindere arbeiders de behulpzame hand te bieden om hunne positie te verbeteren; zij zelven hadden het zoo kwaad niet bij mij - en hieruit blijkt het hoezeer die menschen misleid werden - maar ik moest toch maar vijf gulden op de duizend sigaren meer aan mijn koopers rekenen! Van die f5 kon ik dan f 2,50 krijgen, en f 2,50 aan hen geven!

Daar waren menschen bij, die ik als kinderen op mijne fabriek gekregen heb, en die al zeven maanden zonder werk geloopen hadden. Toen zij dan ook later bij mij terugkwamen, heb ik ze met open armen ontvangen. Zij begrepen toen zelf dat zij misleid geworden waren.

3644. V. Wordt het - ik vraag dit niet in de onderstelling alsof het op uwe fabriek zou gebeuren - maar wordt het hier en daar bij sommige van de mindere goeden in uw vak, misschien niet een beetje al te scherp gedreven om de loonen dan toch te drukken? Wij hebben van sigarenmakers gehoord dat de patroons er erg op uit zijn om, voor hetzelfde soort en merk van sigaren, waarvan de prijs in den detailhandel niet gezakt is, het loon zooveel als maar eenigszins kan, naar beneden te drijven.

Wat denkt gij daarvan?

A. Ja, ik kan uit mijn boeken laten zien, dat voor de 250 nommers die bij mij gemaakt worden, het loon wel is gestegen met 50 pct., maar nooit verlaagd. Wat bij anderen gebeurt weet ik niet.

3645. V. Loopt het loon over do verschillende nommers zeer uit elkander? Van hoeveel tot hoeveel gaat dat?

A. Er zijn nommers die met f 12 per duizend worden betaald en hooger. Als ik een werk heb, dat er erg op aankomt, dan vraag ik een werkman dien ik daar geschikt voor acht, wat zijn hoogste loon geweest is dat hij bij mij heeft verdiend, en dat is dan mijn maatstaf van betaling totdat hij dat werk onder de knie heeft. Is hij zoo ver, dan verdient hij meer dan aan het oude werk. Zoo betaal ik soms f 15, f 16, f 18, wel eens f 20 per duizend.

3646. V. Dat zijn dan soorten die eene bijzondere zorg vereischen?

A. Ja natuurlijk. Er wordt verschil-

[pagina 281]
[p. 281]

lend loon bij mij betaald op de fabriek. Er zijn er die 9, 10 en 12 gulden verdienen. Het minste loon, dat bij mij verdiend wordt, is f 5,50. Een paar aankomelingen verdienen f 5.

Er zijn allerlei verbeteringen in de fabriek gemaakt; alles is voor hen klaar gemaakt; de sigarenmakers hebben niets anders te doen dan te gaan zitten; alles is gesorteerd en gestript.

3647. V. Dat is voor een gedeelte het werk van vrouwen en meisjes?

A Ik betaal daar extra voor; dat gebeurde in het vak vroeger niet.

3648. De heer Van Alphen: Moesten de sigarenmakers vroeger alles voor zich zelf prepareeren?

A. Ja, maar dat was wel wat hard, want dan konden de menschen geen brood verdienen.

3649. De Voorzitter: Ziet gij wel eens de slechte gevolgen van het gebruiken van sterken drank?

A. Ja, dat zit er nu eenmaal in, maar in de laatste jaren is het niet slimmer geworden.

3650. V. Wij behoeven niet alles te behandelen; u weet dus daar niets bijzonders van te vertellen?

A. Te oordeelen naar hetgeen ik in de laatste jaren heb ondervonden, zou ik zeggen, dat het misbruik wel wat verminderd was.

3653. V. De heer Heldt: Ik wensch u nog eene vraag te doen naar aanleiding van die werkstaking. Als ik mij goed herinner is die aanvankelijk niet opgezet rechtstreeks met het oog op loonsverhooging?

A. Zij is opgezet met het oog op alle mogelijke eischen: loonsverhooging, betere tabak enz. Er waren fabrieken waar de werklieden vreeselijk over de behandeling klaagden, maar ik heb steeds getracht al het mogelijke te doen. En toch blijft er ontevredenheid heerschen, al doet men wat men kan, want de menschen worden misleid.

3654. V. De rechtstreeksche oorzaak er van was toch, dat de patroons de werklieden verboden om deelgenoot te worden in een op te richten sigarenmakersbond?

A. Dit is eene quaestie die na de werkstaking heeft plaats gehad. De patroons hebben dien bond zoo opgevat, dat zij zou dienen om onderling de patroons te dwingen om te doen wat de werklieden wilden.

3655. V. Was niet het verbod om in dien bond te treden de rechtstreeksche aanleiding dat de werklieden het werk staakten?

A. Neen, dat is niet het geval geweest; de werkstaking kwam onverwachts.

3656. De heer Beelaerts van Blokland: Gij zijt uw geheele leven niet alleen bij het vak geweest maar hebt ook gearbeid als werkman, en daarom interesseert het mij dubbel wat gij ons kunt mededeelen. Dat Maandaghouden waarover straks is gesproken, was dat in uwe jonge jaren even sterk als tegenwoordig?

A Ja, dat Maandaghouden schijnt in ons vak geworteld. Ik heb tijden gekend dat het veel erger was dan nu. Al geeft men gelegenheid om 's Maandags te werken, zij doen het toch meestal niet.

3657. V. Gij betaalt uw werklieden des Zaterdags uit; zou het geen gunstigen invloed uitoefenen wanneer daarvoor een andere dag werd gesteld?

A. Neen, dat geloof ik niet.

3658. V. Hebt gij het nooit beproefd?

A. Neen. Ik zou uit de statistiek kunnen aantoonen dat menschen die Maandags gewoon zijn te werken dit blijven doen. Anderen weder doen het nooit. Daaraan is niets te veranderen.

3659. V. Er is in den toestand der werklieden in vergelijking met dien in uwe jonge jaren velerlei belangrijk verschil. In uw vroegeren tijd had men o.a. niet zooveel vereenigingen en bonden als thans. Zijn de werklieden in uwe fabriek meestal lid van eene dier vereenigingen?

A. Och! velen zijn lid, velen ook niet. Trouwens dat zijn van die zaken, waarnaar ik niet vraag. Ik zie er meer op of zij hun werk goed doen en van een ordelijk gedrag zijn.

3660. V. Nu vraag ik u, niet als fabrikant maar in het algemeen als belangstellende in het lot van den werkman, of gij dergelijke vereenigingen voor- of nadeelig acht?

A. Ik acht vereenigingen, waardoor het vak bevorderd wordt, wel nuttig.

3661. V. Ja wel, maar zijn dit wel

[pagina 282]
[p. 282]

vereenigingen die het vak bevorderen?

A. Ik ken er geene. Zij hebben andere bedoelingen. Er schijnt een geest van ontevredenheid te heerschen.

3662. V. Dus, de deelneming aan dergelijke vereenigingen bevordert de ontevredenheid onder de werklieden?

A. Ik durf niet bepaald zeggen, dat het daaraan ligt.

3663. V. Gij zeidet, dat er een geest van ontevredenheid in de vereenigingen bestond. Hebt gij dit bij de leden kunnen waarnemen?

A. Juist.

3664. V. Wanneer gij nu nog eens van een algemeen standpunt en niet als fabrikant spreekt, zoudt gij dan meenen dat in het belang van het volk deze of gene wettelijke maatregel zou kunnen genomen worden? Zoudt gij iets weten aan te raden waardoor de industrie niet al te zeer gedrukt wordt en wat toch een goeden invloed kon uitoefenen?

A. Ik weet niets van dien aard.

3665. V. Gij begrijpt misschien mijne vraag niet volkomen. Er zijn natuurlijk onder de fabrikanten personen gelijk gij, die over de zaak welwillend gedacht hebben en die zeer veel doen; maar er zijn ook anderen, gelijk het in alle vakken gaat, die daar weinig aan doen. Zou er nu bij de wet deze of gene regel te stellen zijn, die gij denken zoudt, dat nuttig kon werken?

A. Van hetgeen ik aan de fabriek heb ingericht, heb ik wel resultaten gehad, en ik durf zeggen dat ik menschen in het werk heb waar anderen altijd mede sukkelen. Het kan dus wezen, dat de betere loonen en de verwarming der lokalen goed werken Een patroon kan niet méér doen Maar hoe er wetten op te maken zouden zijn, weet ik niet.

3666. De Voorzitter: Hebt gijlieden van allerlei geloof op uwe fabriek?

A. Ja.

3667. V. Houden de Israëlieten ook Maandag?

A. Vroeger bestond het werkvolk voor ⅓ uit Israëlieten; er zijn er nu nog maar 3 of 4. Maar toen was het Maandaghouden bij hen niet zoo erg als bij de anderen.

3668. V. En de drank?

A. Enkelen gaven zich daaraan over, maar niet zoovelen.

3669. V. En zij zijn ijverig?

A. Ja, maar doorloopend niet zoo knappe werklieden.

3670. V. Daar zit dus meer de koopman in dan de ambachtsman?

A. Ja, ofschoon ik er een reeds sedert 24 jaar op de fabriek heb, die een nette man is en altijd aan het beste werk is. Maar dit is eene uitzondering; het gros is anders; de beste werklui zijn ze niet.

3671. De heer Van Alphen: Gij zeidet dat het met het ziekenfonds niet wilde vlotten.

A. Wij zijn nog altijd bezig.

3672 V. Hebt gij bij de deelneming geen verschil ontdekt tusschen het vaste werkvolk en de vlotte werklui?

A. Het vaste werkvolk is er trouw op.

3673. V. Zou dan de mindere belangstelling van de anderen niet hieraan zijn toe te schrijven, dat zij niet de zekerheid hebben dat zij van hunne contributie genot zullen hebben, want zoodra zij van de fabriek weggaan, zouden zij de voordeelen missen

A. Neen; het fonds geldt voor alle werklieden in ons vak, onverschillig waar ze werken.

3674. V. Dus wanneer een werkman van u naar den heer Justus van Maurik gaat, behoudt hij zijne rechten op het fonds?

A. Ja.

3675. De Voorzitter: Wij danken u voor uwe mededeelingen. Uw verhoor is afgeloopen.

B. Bergman Carels.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam