Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van G. Eisenberger en H. Brouwer.

4111. V. Mag ik uw naam en voornaam, uw beroep, uw ouderdom en uw woonplaats weten?

A. Gerrit Eisenberger, lettergieter, oud 36 jaren, te Amsterdam.

Hendrik Brouwer, lettergieter, oud 36 jaren, te Amsterdam.

4112. V. Eisenberger, bij wien werkt gij?

A. Bij Tetterode en Zoon.

4113. V. Gij ook, Brouwer?

A. Ja.

4114. V. Hoe lang zijt gij er, Eisenberger?

A. Ruim 23 jaren.

4115. V. En gij, Brouwer?

A. Bijna 4 jaren.

4116 V. Waar waart gij vroeger?

A. Bij Onnes, De Boer en Coers te Arnhem; toen ik er werkte was het Coers alleen.

4117. V. Ook eene lettergieterij?

A. Ja.

4118. V. Zijt gij altijd bij dat vak geweest?

A. Van mijn 12de jaar af; ik heb het vak geleerd bij Van der Wiel te Arnhem.

4119. V. Zijt gij er als jongen bij gekomen?

A. Ja, toen ik de lagere school verliet.

4120. V. Zijt gij daar aangenomen door den patroon of door een der werklieden?

A. Door den meesterknecht.

4121. V. Werd u daar het vak geleerd?

A. Ja.

[pagina 311]
[p. 311]

4122. V. Hebt gij dat gaandeweg opgevangen, of kreegt gij behoorlijke leiding?

A. Als jongen deed ik boodschappen en dergelijke tot mijn 14de jaar, daarna heb ik, in overleg, met mijne ouders, het leerstelsel van 6 jaar gevolgd.

4123. V. Wat bedoelt gij daarmede?

A. Van zijn 14de jaar komt men dan aan het fornuis, is tot. zijn 20ste onderdanig aan een knecht en krijgt een derde van het loon. Verstaat men nu op zijn 20ste jaar het vak goed, dan krijgt men het volle loon.

4124. V. Gij verbondt u dus voor 6 jaren als leerling?

A Ja.

4125. V. Komt dat in het vak van lettergieter veel voor?

A. Ja, dat is het Duitsche stelsel, dat in Arnhem is aangenomen maar niet in Amsterdam.

4127. V. Wordt dat stelsel zoowel bij Coers als bij Van der Wiel toegepast?

A. Ja.

4128. V. Nu nog?

A. Dat weet ik niet, maar voor een jaar of acht geleden nog wel, dat weet ik zeker.

4129. V. Wat is het voordeel van dat stelsel?

A. Als werkman keur ik dat stelsel zeer goed. Ik wilde er juist hier over spreken, omdat op de fabriek, waar ik thans werk, van een jong mensch niets terecht komt. Het is een toeval, als een jongen op eene lettergieterij aan het fornuis geplaatst wordt. Er moet een werkman sterven om plaats te maken, want er zijn slechts vier lettergieterijen in ons land. Waar nu het Duitsche stelsel niet gevolgd wordt, daar blijft een jongen altijd hetzelfde beuzelwerk verrichten tot zijn twintigste jaar toe. Dan moet hij in militairen dienst. Komt er in de 15 maanden, die hij in dienst doorbrengt, een plaats open, dan neemt allicht een ander die plaats in en moet hij, als hij uit dienst komt, hetzelfde werk weder verrichten, wat hij als jongen van 14 jaar deed.

4130. V. Krijgt zulk een jongen, die het leerstelsel aanneemt, zooals gij het noemt, van den patroon de toezegging, dat hij na 6 jaren als knecht zal worden aangenomen?

A. Ja, de patroon verbindt zich om hem na die 6 jaren als gezel aan te nemen tegen het gewone standaardloon.

4131. V. Dat stelsel bestaat in ons land bij geen enkel ander vak.

A. Neen. De lettergieterij is in ons land niet sterk vertegenwoordigd. Vandaar dat wij zooveel moeilijker dan anderen werk kunnen krijgen. Zonder grootspraak kan ik zeggen, dat ik tot nu toe altijd werk gehad heb; maar dat is ook toevallig geweest. Toen namelijk de firma Coers een gedeelte van haar volk gedaan gaf, had de firma Tetterode door sterfgeval juist een meesterknecht noodig, on werd ik daar geplaatst.

4132. V. Als een jongen zich tot het leerstelsel verbonden heeft, wordt er dan meer werk van hem gemaakt om hem het vak te leeren?

A. Ja wel, want iedere knecht is verplicht zulk een jongen te helpen.

4133. V. Dus de knechts zijn in het algemeen verplicht om. een jongen, die het leerstelsel heeft aangenomen, het vak te leeren?

A. Jawel. Dat heeft mij indertijd f 15 gekost. De knechts drinken daarvoor een glas bier, en dat geeft een band.

4134. V. Zij meenen dus dat zij zedelijk verplicht zijn om een leerling het vak te leeren?

A. Ja.

4135. V. In dat contract verbindt ook de patroon zich om hem het vak deugdelijk te laten leeren?

A. Juist.

4136. V. Zijt gij er ook zoo gekomen Eisenberger?

A. Niet op dezelfde wijze. Op 12jarigen leeftijd ben ik bij Tetterode gekomen en ik ben daar gebleven tot ik onder dienst moest. Na afloop van mijn diensttijd kwam ik bij die firma terug en toen eerst ben ik gaan leeren, want wat ik vóór dien tijd deed, was eigenlijk geen vakwerk. Ik werkte wel wat, maar dat gaf niet veel.

4137. V. Waarom niet?

A. Och, er was geen gelegenheid om wat te leeren. Dat hangt al van omstandigheden af.

4138. V. Uw patroon had zich dus niet verbonden u het vak in een bepaalden tijd te laten leeren?

[pagina 312]
[p. 312]

A. Neen, dat is in Amsterdam geen gebruik.

4139. V. Wat vindt gij beter: de vrije manier of het contract?

A. Ik vind het contract boter. In de eerste plaats is de patroon aansprakelijk voor u en in de tweede plaats kan men rekenen dat, als de tijd daar is, dat men het geheele loon zal verdienen en niet voor een gedeelte zal behoeven te werken.

4140. V. Want dan hebt gij een contract voor het volle loon, niet waar?

A. Ja. Als de zesjarige leertijd afgeloopen is, dan wordt men knecht. Zoolang men geen knecht is, verdient men minder loon; dat is voordeelig voor den patroon, maar niet voor den werkman.

4141. V. Gij zegt, dat gij voor het contract zijt. Hebt gij er voorbeelden van gezien. dat jongens op contract geleerd hebben?

A. Ik heb er geen voorbeelden van bijgewoond, maar het spreekt vanzelf, dat het veel beter is. Men hangt minder van willekeur af. Als menwachten moet op een plaats, dan is er dikwijls een neefje of ander lid van de familie of een gunsteling die voorgetrokken wordt. Indien een patroon een contract heeft gemaakt, dan moet dat vervallen, want na verloop van zes jaren is hij, volgens mijn inzien, verplicht om den jongen bekwaam in het vak te maken en, als men niet bekwaam is, om toch het volle loon uit te keeren.

4142. V. Brouwer, ik moet er u nog eens over vragen. Ik begrijp dat voor dien jongen als hij voor f 15 kan zorgen om inderdaad goed geleerd te worden en zekerheid heeft redelijkerwijs althans van over 6 jaar het volle loon te krijgen, er iets goed in is, maar welk belang heeft de patroon er bij om het contract aan te gaan?

A. Naar mijn idée is dat het volgende. Als de jongen in de laatste drie jaar is, zal hij met het werk al opgeschoten zijn, en daar kan de patroon dus wel degelijk van profiteeren, want de jongen moet de laatste twee jaren als knecht kunnen werken en daarvan zal dus wel geld worden getrokken. Het stelsel is dus voor beide partijen goed.

4143. V, Alzoo voor den patroon zegt gij, is het voordeelig om de jongens flink te laten leeren, zoodat de jongens nog een jaar of twee voordat de zes jaar om zin, evenveel weten enkunnen doen als de volwassenen, en de patroon, krachtens het contract, hun nog maar het loon heeft te betalen van leerling. Dus van weerszijden is er een belang. Zit er nog meer in?

A. Neen, meer niet; ik ben er niet slecht bij gevaren.

4144. V. Gij zijt er mee tevreden?

V. Ja, met het stelsel.

4145. V. Met het twintigste jaar verbindt zich de patroon om den leerling als knecht in dienst te nemen, voor het volle loon?

A. Ja.

4146. V. Maar hoe lang? Na een half jaar, zelfs na een paar maanden, kan hij zeggen: ik heb geen werk meer voor u. Ik geef u gedaan. Is dat zoo?

A. Ja, wanneer men een hond wil gooien is er altijd een steen te vinden.

4147. V. Dus het is eene zaak van goede trouw?

A. Ja

4148. V. Men leert dus flink zijn vak tegen dat men f 15 betaalt en de twee laatste jaren lager loon trekt dan men eigenlijk verdienen moet?

A. Juist, Mijnheer de Voorzitter!

4149. V. Hebt gij ook in Duitschland gewerkt?

A. Neen.

4150. V. Hebt gij dan in de werkplaatsen hier te lande met Duitschers gewerkt?

A Ja, bij Coers en bij van der Wiel.

4151. Die Duitsche knechts kenden dat stelsel van nabij?

A. In Duitschland is dat stelsel mode.

4152. V. Hadden die bezwaar tegen dat stelsel en vonden zij de hier te lande bestaande manier van doen beter?

A. Neen, zij vonden dat stelsel zeer goed; zij waren er mede ingenomen.

4153. V. Welk werk verricht gij. Eisenberger, bij Tetterode?

A. Ik ben bankwerker.

4154. V. Wat hebt gij als zoodanig te doen?

A. Het snijden van letters in de specie

4155. V. Hoe laat komt gij des morgens op het werk en om welk uur gaat gij des avonds naar huis?

[pagina 313]
[p. 313]

A. Ik kom des morgens om 7 uur en blijf tot des avonds 8 uur.

4156. V. Met hoeveel schafttijd er tusschen?

A. 's Morgens van 9 uur tot half tien; 's middags van één tot twee uur om naar huis te gaan eten en 's avonds van vijf uur tot half zes, om te gebruiken wat wij meegenomen hebben.

4157. V. Ge gaat dus 's avonds om acht uren naar huis. Is dat winter en zomer zoo?

A. Dit is naar gelang van het werk. In den zomer hebben wij den gewonen werktijd van 6 tot 8 uren, maar 's winters wel eens van 7 tot 10 uren.

4158. V. Gij wordt per uur betaald?

A Juist.

4159. V. Komt het later werken dikwijls voor of is het uitzondering?

A. Nog al vaak.

4160. V. Hebt ge er tegen of doet ge het graag?

A. Wat zal ik u zeggen? Ieder uur is één.

4161. V. Hoeveel verdient gij per uur?

A. Gemiddeld van 17 tot 20 cents.

4162. V Worden de latere uren meer betaald?

A. Het is wel een poos zoo geweest, maar spoedig weer vervallen.

4163. V. Waarom is het een poos zoo geweest?

A. Omdat wij een nieuwen directeur zouden krijgen, die er op stond, dat aan het werken na achten eenig voordeel zou verbonden zijn. Daar die directeur echter niet gekomen is, was het gauw weer gedaan.

4164. V. Dus toen is het weer gebleven .....

A. Op het oude, zooals het vroeger was.

4165. V. Hebt gij op de fabriek ook jongens in dienst?

A. Wij niet persoonlijk; zij zijn in dienst van de patroons.

4166. V. Maar er zijn er dan toch?

A. Ja.

4167 V. Veel?

A. Tien of twaalf.

4168. V. Hoe oud zijn zij?

A. Gemiddeld van 14 tot 20 jaar.

4169. V. Komen zij niet beneden 14 jaar?

A. Neen.

4170. V. Is uw vak een kwaad vak voor de gezondheid?

A. Het is erg nadeelig voor de gezondheid.

4171. V. Gij ziet er toch niet naar uit. Of is het met u eene uitzondering?

A. Het is eene uitzondering. Het meerendeel ziet er anders uit dan ik.

4172. V. Laten wij het maar zeggen: sterven de lieden in uw vak spoedig?

A. Ja, de meesten krijgen het met de borst te kwaad en lijden aan bloedspuwingen; 50 jaar is oud in ons vak.

4173. V. Zijn er niet bij de heeren Tetterode, die ouder zijn?

A. Dat zouden weer uitzonderingen zijn. Er is een enkele. maar de meesten sterven onder de 50. Het hangt er weder van af, welke wijk men heeft; de eene is nadeeliger dan de andere. Ik ben wel in dezelfde atmosfeer, maar ik heb het zoo erg niet als de gieter, want van 's morgens tot 's avonds ademt hij al die looddeelen in, waar hij boven staat. Die atmosfeer zit wel door de geheele gieterij, maar is veel afgekoeld en levert dus niet dat nadeel op dat de eerste man er van ondervindt.

4174. V. En zitten de jongens ook daarin?

V. Ja, maar hun wordt veel vrijgelaten; zij loopen voortdurend in en uit en komen daardoor veel in de buitenlucht.

4175. V. Laat men dit toe omdat men begrijpt dat de jongens dit noodig hebben?

A. Het wordt den jongens niet gezegd, maar het wordt oogluikend toegelaten.

4176. V. Worden de jongens ook ziek of ondervindt men de nadeelen eerst op lateren leeftijd?

A. Jongens met een teer gestel doen wel met spoedig het vak te verlaten, want anders zijn ze vroeg dood.

4177. V. Wat verdienen die jongens?

A. De jongens werken op stuk. Het is een werk waarvoor ieder gebruikt kan worden. Hun loon regelt zich naarmate de jongens vlug zijn. Gemiddeld kan een jongen van 14 tot 20 jaren rekenen op f 3 à f 4 per week. Er zijn er die meer en ook die minder verdienen; ik heb een doorslag gemaakt.

4178. V. Is dat per week?

[pagina 314]
[p. 314]

A. Ja.

4179. V. Wie wordt op stuk betaald?

A. De pas aankomende jongens krijgen het geringste werk, vervolgens wat beter, totdat zij het gieten leeren; ook dit gaat op stuk.

4180. V. Welk werk wordt van de jongens gevorderd?

A. Zij breken het bovenste kopje van de letter af. en krijgen daarvoor 2 cents per 1000.

4181. V. Kan dat niet met eene machine gedaan worden?

A. Alles wordt uit de hand gedaan. Eerst moeten zij den kop afbreken, dan wordt het geslepen, vervolgens moeten zij de braam er afhalen, - het zijn allen jongens die uitsluitend dat werk doen -, daarna worden de letters op een haak gezet, soms twee- tot driehonderd, en krijgt de snijder hen. Vervolgens wordt de letter scherp gezet. En zoo gaat het van Zaterdag tot Zondag steeds door, en doet ieder zijn eigen werk.

4182. V. Kan er iets gedaan worden wat er niet gedaan wordt, om den schadelijken invloed der atmosfeer te keeren?

A. Heel veel, maar als ik hier spreek, welke waarborgen heb ik dan, dat er geene nadeelige gevolgen voor mij uit zullen ontstaan?

4183. V. Ik wil u niet dwingen om dingen te zeggen die gij meent, dat u zouden kunnen benadeelen.

A. Gij begrijpt wel dat wanneer de gezellen zich tegen hun patroon kanten, dat de gezellen geen goed meer bij hannen patroon kunnen doen.

4184. De heer Goeman Borgesius: Zoudt gij meenen dat de heer Tetterode, die in zooveel vereenigingen en commissiën ten behoeve van den werkman is, de werklieden die hier door deze Commissie geroepen zijn om te getuigen, .... en misschien zelfs ontslaan, indien zij de waarheid en niets dan de waarheid zeggen?

A. Ja, dat meen ik, na 23 jaren daar geweest te zijn, heb ik zeer dikwijls bij ondervinding dat, wanneer iemand voor zijne rechten sprak, hij wel niet op dat punt, maar later altijd op een ander punt gezocht werd.

4185. De Voorzitter: Zijt gij derhalve bang, dat, wanneer gij zegt hoe gij de zaken opvat, dit tot uw schade zou uitloopen?

A. Ja, zeker.

4186. V. Als iemand, die verstand van zaken heeft, in de fabriek komt, kan die dan zien wat er verkeerd is?

A. In zoover dat hij het oppervlakkig kan beschouwen, maar natuurlijk niet ziet wat iemand ziet, die er twintig jaar geweest is.

4187. V. Weet gij ook - wij zullen nu niet spreken over de fabriek van de firma Tetterode, omdat ik begrijp dat dit een moeilijk punt voor u is, maar in het algemeen - welke maatregelen in uw vak zouden te nemen zijn in het belang van den werkman en zijne gezondheid?

A. In de eerste plaats is voor ons ongezond vak de werkdag te lang.

4188. V. Gij zegt dit niet uit luiheid, maar omdat gij begrijpt dat het hoogst ongezond is om zoo lang in die leelijke atmosfeer te zitten, niet waar?

A. Gij hebt mij begrepen, Mijnheer. Tegen dit bezwaar staat echter in de tweede plaats over dat, wanneer de werkdag verkort wordt, er natuurlijk minder werkuren zullen zijn. Nu is het loon zoo geregeld dat het met al de bestaande werkuren, bijna te weinig is om van te kunnen bestaan. Wordt dus de werkdag verkort, dan zou dat nooit met vermindering van loon kunnen gepaard gaan. Dit stuit alweer op het belang van de patroons af.

4189. V. De geheele zaak is dus eene geldzaak?

A. Niets anders.

4190. V. Afgescheiden daarvan zou er echter toch nog veel te verbeteren vallen?

A. Zeker.

4191. V. Al mag het kwaad niet geheel weggenomen kunnen worden, zou het dan niet een weinig getemperd kunnen worden, als men daarvoor eene opoffering over had?

A. Heel veel.

4192. V. Maar dat gebeurt in geen andere gieterij in ons land?

A. Ja wel. Als de heeren temet de gieterij van de heeren Enschedé in Haarlem hebben gezien en de onze, dan behoef ik daar niets meer van te zeggen.

[pagina 315]
[p. 315]

4193. V. Ik zal nu niet dieper in die zaken treden Wij zullen op andere wijze deze zaak laten onderzoeken, ten einde u niet in onaangenaamheden te wikkelen.

Bronwer, hebt gij nog een of ander op te merken?

A. Wat de localiteit betreft heb ik geen reden van klagen. Toen ik bij de heeren Tetterode kwam, was dat slecht. Er heerschte gebrek aan ventilatie, en eens heb ik waargenomen dat het op den dag 102 graden warm was.

4194. V. Hoeveel vuren zijn daar?

A. Zeven.

4195. V. Hoeveel man staan daar?

A. Zeven gieters.

4196 V. Hoe groot is dat locaal?

A. Ongeveer als dit vertrek, maar slechts 2½ meter hoog. Dat viel mij eerst erg af, want in Arnhem was de gieterij beter ingericht. Daarover heb ik geklaagd aan den meesterknecht, en daaraan is gehoor gegeven. Op zekeren Zondag-morgen is mijne machine weggenomen en heb ik eene kamer alleen gekregen. Toen ik 's Maandags kwam, vond ik een heel mooi lokaal, waar ik niet te klagen heb.

4197. V. Dat is dus welwillend door den heer Tetterode veranderd en is dus een bewijs, dat de zaken ten goede kunnen veranderd worden?

A. Ja.

4198. V. Staan de zes andere gieters te zamen?

A. Neen, zij staan met hun zevenen, er zijn acht lettergieters.

4199. V. Zijn daar ook jongens aan het werk?

A. Bij mij is geen jongen, mijn werk laat ik achter brengen, maar in het lokaal waar de zeven machines staan, daar is een tafel in het midden geplaatst en daar zitten vier of vijf jongens aan.

4200. V. Zijt gij wel eens bij de heeren Enschedé geweest?

A. Getuige Eisenberger: In de laatste gieterij van de heeren Enschedé ben ik niet geweest, maar voordat de tegenwoordige bestond, was er een andere, en daar ben ik geweest.

4201. V. Hebt gij daar gewerkt?

A Neen, ik ben er voor mijn pleizier geweest, om de zaak eens te zien.

4202. V. De nieuwe gieterij is beter, niet waar?

A. Die heb ik niet gezien, maar van dezen en genen die er gewerkt heeft en nu bij ons werkt, heb ik daarvan het een en ander gehoord.

4203. V. De vroegere fabriek was toen al beter, is die nu goed?

A De laatste is afgekeurd, omdat er op een zomer 12 of 14 menschen zijn gestorven aan bloedspuwing en benauwdheden. Daarom is de gieterij van Enschedé beter geworden. Het moet eerst tien of twaalf menschenlevens gekost hebben, eer komt er geen ve betering in die soort zaken.

4204. De heer Goeman Borgesius: Waarin openbaart zich, ook bij jongens, het eerst het schadelijke voor de gezondheid?

A. In misselijkheid.

4205. V. Is het werk ook schadelijk voor de borst?

A. Bij jongens merkt men daar zoozeer niet van. maar op een leeftijd van ongeveer 30 jaar - dat hangt natuurlijk van het gestel af - komt het altijd opzetten, hoe sterk men ook is.

4206. Gij hebt er niet zooveel last van als uw kameraden, die boven werken?

A. Ik meen dat u zelf met mij gesproken hebt. Wij hebben er wel last van, maar de gieters hebben het 't ongezondste. De anderen hebben wel dezelfde atmosfeer in te ademen, maar toch eenigszins afgekoeld. Zoo'n pot met specie staat den geheelen dag op het vuur en dat is gloeiend. Nu kan men dat wel niet zien, maar er is altijd een loodwalm boven, en de man die den geheelen dag daar boven staat ademt dat in.

4207. V. Gij hebt straks gezegd dat 50 jaar reeds oud was voor een lettergieter. Waar blijven dan uw versleten kameraden? Hoe gaat het daarmede?

A. Tegen dien tijd gaat men dood.

4208. V. Maar vóór men dood gaat wordt men dikwijls ziek. Krijgen nu die zieke werklieden eenige ondersteuning van de patroons?

A. In den laatsten tijd gaat dat ook bij gratie. Wanneer een gezel ziek wordt en hij staat op een goeden voet met den meesterknecht, dan gebeurt het wel eens dat hij f5 schadevergoeding krijgt. Maar als het een gezel betreft, die den meesterknecht aandurft, die hem durft te zeggen, dat hij dingen doet die hij niet behoorde te

[pagina 316]
[p. 316]

doen, dan krijgt hij in geval van ziekte miets.

4209. V. De heer Van Alphen: Spreekt gij op grond van veronderstelling of weet gij bij ondervinding dat sommige werklieden, die door ziekte niet meer werken konden, wel ondersteuning kregen en anderen niet?

A. Ja, daarvan zijn mij voorbeelden bekend.

In den tijd dat ik er werkte, zijn binnenkort gestorven Binnenkade, Kerkering, Bergman, C. Rhijnburg, Oblos, Sernée, Homburg, Mulder, A. Steenbruggen, Ten Broek, J. Punt, W. Kampers, E. Lazaris en Roos. Dit zijn de namen, die ik weet.

4210. V. Stierven die allen beneden den leeftijd van 50 jaren?

A. Niet allen. Dat hangt af van het werk, waaraan men geplaatst is.

Verder is mij gevraagd of ik ondervinding heb van willekeur. Niet lang geleden heeft men nog het geval gehad van zekeren Burgers. Die man wordt ziek, maar, zooals het bij ons gaat, men heeft een gezin, en dan werkt men zich halfdood tot men er bij neervalt, en dan moet men het vanzelf wel opgeven. Die Burgers nu kreeg geen cent van het kantoor, terwijl een ander te voren f 5 ontvangen had.

4211. V. Is dat geval met Burgers lang geleden?

A. Drie weken.

4212. V. Was hij toen weder geschikt om te werken?

A. Hij pakte het maar weer aan. Ik geef u maar een bewijs, dat ik niets tegen den patroon of den meesterknecht heb; ik spreek alleen de waarheid. Daarom heb ik van te voren gezegd: ik hoop niet, dat ik er nadeelige gevolgen van zal ondervinden.

4213. De Voorzitter: Hebt gij nog iets te zeggen?

A. Ja. Ik wenschte, als er gelegenheid toe bestond, dat de werkdag van een lettergieter bepaald werd op 10 uren en dat hij daarvoor hetzelfde loon ontving als nu voor een werkdag van 12 uren.

In de tweede plaats wenschte ik een pensioenfonds opgericht te hebben voor werklieden boven 45 jaar. Het gaat toch niet aan, dat iemand, die, van de school af bij zijn patroon gekomen, daar zijn geheele leven werkt, als hij oud en sukkelend wordt, op merkbare wijze moet vernemen dat het beter was' als hij maar heenging. Zoo blijft men dan maar werken. Ik wenschte dat er voor die lieden eene kleine tegemoetkoming ware.

4214. V. Doen de bazen in uw vak daar nu niets voor?

A. Neen, tenzij de meesterknecht er voor spreekt.

4216. V. Heeft getuige Brouwer ook iets te zeggen?

Getuige Brouwer: In al zulke fabrieken als de onze worden met hun 14de jaar jongens geplaatst, voor welke men als de zwakste in het gezin het gemakkelijkste werk zoekt. Ik wenschte dat die kinderen door een doctor onderzocht werden en dat deze bepaalt welk vak de jongen kiezen moet.

4217. V. Spreekt gij dien wensch uit alleen met het oog op uw eigen vak of in het algemeen?

A. In het algemeen.

4218. De Voorzitter: Wij danken u voor uwe mededeelingen. Uw verhoor is afgeloopen.

G. Eisenberger.

H. brouwer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam