Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer J. Heuperman, Amsterdam.

(Verkort.)

 

4353. De Voorzitter: Wilt gij mij uw naam, voornamen, ouderdom, beroep en woonplaats opgeven.

A. Johannes Heuperman, oud 30 jaar, van beroep smidsknecht, wonende te Amsterdam.

4354. V. Bij wien werkt gij?

A. Bij Ham.

4355. V. Reeds lang?

A. Zes jaren.

4356. V. Waar zijt gij vóór dien tijd geweest?

A. Op verschillende werkplaatsen. Ik ben begonnen met op de ambachtsschool te Amsterdam te gaan. Door omstandigheden in het huisgezin, heb ik die niet geheel kunnen afloopen, maar ben er met mijn 13de jaar afgegaan. Toen ben ik eerst bij kleine bazen gekomen, later bij grootere en ben ik op een der eerste werkplaatsen van Amsterdam,

4357. V. Dus zijt ge al spoedig moeten beginnen met geldverdienen, terwijl ge het anders beter voor uwe opleiding zoudt gevonden hebben om nog wat op de ambachtsschool te blijven?

A. Zeer zeker, vooral voor mijne theoretische ontwikkeling.

4358. V. Dat laat zich wel begrijpen. Acht ge het dan niet bepaald noodig, dat men reeds als kwâjongen van 12 of 13 jaar bij het ambacht komt?

A. Wel neen, zeker niet.

4359. V. Wat verdient gij tegenwoordig?

A. 17 cents per uur, en dus naar gelang er werk is, gemiddeld bij 80 uren 's weeks, een goede f 13.

4360. V. Dus werkt gij minstens 10 of 12 uren per dag?

A. Thans 12 uren, maar gewoonlijk 13 uren.

4361. V. Van hoe laat 's morgens af?

A. In den zomer 5 en in den winter 6 uren. In den winter wordt meest gewerkt tot 10 uren 's avonds. Daar gaan 2½ uur schafttijd af. De gewone gang is van 1 Januari tot half Januari tot 8 uren 's avonds; van half Januari tot April tot 9 uren of half 10; des zomers van 5 uren 's morgens tot half 9, tot ongeveer September of half October; dan van 6 uren 's morgens tot 's avonds 10 uren. en dat gaat door tot Januari.

4362. V. En hoe is het met de jongens?

A. Met de jongens wordt volstrekt geen rekening gehouden; wij hebben er drie Onze meesterknecht is niet van de hardste en het gebeurt wel dat hij die jongens een uur vroeger laat heengaan, maar tusschenbeide gebeurt het ook niet Overigens zijn die jongens bij ons er goed aan toe, in vergelijking met andere werkplaatsen. Vroeger liet de toestand veel te wenschen over. Ik heb gewerkt bij kleine bazen en daar werd veel van de jongens gevorderd; ik moest daar werken van 6 uur 's morgens tot 's avonds 12 uren, soms tot 2 uren in den nacht, vóór ik 16 jaren oud was.

4364. V. Gij weet dus dat tegenwoordig in 10 à 12 werkplaatsen jongens van 12 à 14 jaar zijn?

A. Ja.

4365. V. Hoeveel zijn er bij u?

A. Drie.

[pagina 327]
[p. 327]

4366. V. Hoe laat komen zij?

A. Evenals wij te 6 uren; zij werken tot 8 uren, hebben een half uur rust en werken dan tot 12 uren. Dan kunnen zij anderhalf uur naar huis gaan.

4367. V. Doen zij dat?

A. Als er eten is; de moeder van een der jongens gaat uit schoonmaken, een vader heeft hij niet.

4368. V. Is er dat een bij u?

A. Ja.

4369. V. Dus van die jongens kan er een niet naar huis, omdat zijne moeder uit werken gaat en zijn vader dood is. Blijft die jongen aan zijn lot overgelaten op den winkel?

A. Neen, daar mag hij niet blijven.

4370. V. Moet hij dan maar op straat zijn fortuin zoeken?

A. Ja, maar dat gebeurt niet elken dag.

4371. V. Dus gaan de andere jongens naar huis om wat te eten als er ten minste wat is. Dan werken zij weder van half twee tot zes uur, daarna hebben zij een half uur rust, en dan weder tot 9 uur arbeiden?

A. Ja.

4372. V. Dus hunne dagelijksche taak is van 6 uur 's ochtends tot 9 uur 's avonds?

A. Ja.

4374. V. Wat verdient zulk een jongen?

A. Wanneer hij pas komt, één gulden 's weeks, en later een vast weekloon van f 2

4375. V. Als dus zulk een kind van 12 jaar op de werkplaats komt en van 's morgens zes tot 's avonds negen uur werkt, dan verdient het een gulden in de week. Als zulk een jongen wat geleerd heeft klimt hij op tot twee gulden in de week, niet waar?

A. Ja

4376. V. Wanneer worden dergelijke jongens dan bij het uur betaald?

A. Als zij een paar jaar werkzaam zijn geweest, ongeveer op hun 16de jaar.

4377. V. En wat voor werk doen die jongens?

A. Een staat aan den blaasbalg te trekken, de ander voor te slaan.

4378. V. Staat zulk een jongen den geheelen dag aan den blaasbalg te trekken?

A. Ja, maar het gaat om de beurt, den eenen dag de eene jongen, den anderen dag de andere.

4379. V. Dus moet zulk een jongen van 's morgens zes tot 's avonds negen aan den blaasbalg staan trekken?

A. Ja.

4380. V. Gij hebt gezegd dat gij nog al een geschikten baas' hebt en dat het bij hem niet zoo erg is. Beschrijf ons eens wat een jongen te doen heeft bij een baas waar het wèl erg is?

A. Laten wij eens beginnen met een kleinen patroon. Die moet concurreeren tegen de groote patroons en zijn werk dus goedkooper leveren, en dat moet hij verhalen op de jongens.

Als die jongens 's morgens uit hun mandje komen, moeten zij, aan den winkel gekomen, terstond op karwei. Volgens de politieverordeningen moet alles van den wal of van de straat af vóór tien uur, daarom moet het schoonmaken van kachels zoo vroeg geschieden. Na tienen komen zij op den winkel en moeten zij kachels poetsen, een werk dat in andere werkplaatsen meer door sjouwerlieden verricht wordt.

4381. V. Moeten zij ook tegenhouden?

A. Neen, dat komt bij het ketelmakersvak alleen voor.

4382. V. Maar hebt gij soms ook gezien dat jongens in de ketels moeten gaan om tegen te houden?

A. Ik weet dat daar kleine jongens voor gebruikt worden.

4383. De heer Smit: Gij zijt werkman. Weet gij dan niet dat de buitenketel en de binnenketel apart gemaakt worden, en dat die stukken daarna in elkaar gestouwd worden? Nu heeft men gezegd dat men kleine jongens moet hebben om in de holte van den ketel te kunnen komen.

Dat is bepaald onwaar. De buiten- en binnenketel worden afzonderlijk gemaakt en dan in elkander gezet. Nu komt het er met het klinkwerk in stoomketels zóó op aan, dat het onmogelijk is om daarvoor kinderen te gebruiken. Dat voorhouden kan in de gewone scheepmakerij te pas komen, maar bij stoomketels niet. En wat daaromtrent verklaard is, moet eene uitzondering zijn, die alleen kan leiden tot zeer slecht werk. Dat is mijne opvatting als vakman. Dus wat anderen en gij op dit punt verklaren,

[pagina 328]
[p. 328]

trek ik geheel in twijfel. Dat is geen jongenswerk.

A. Ik zeide reeds dat ik geen ketelmaker ben en kan op dit punt geen speciale verklaringen geven.

4384. De Voorzitter: Straks hebt gij verklaard, dat het wel gebeurde, en nu Mijnheer er het zijne van zegt, begint gij te aarzelen?

A. Neen, ik heb alleen gezegd dat ik die jongens wel heb zien werken in ketelmakerijen.

4385. V. Dat is heel wat anders, maar hebt gij gezien dat de jongens in de ketels tegenhouden?

A. Dat direct niet

4386. V. Zijt gij in dezelfde vereeniging met Ansing?

A. Ja.

4387. V. Heeft Ansing u niet het een of ander medegegeven? Hij heeft ons beloofd eene opgaaf te zenden van namen van de werkplaatsen, waar zooveel jongens werken.

A. Neen.

4388. V. Heeft hij ook niet gesproken van jongens, die gebruikt worden om tegen te houden?

A. Daar heeft Ansing niet over gesproken.

4390. V. Wilt gij Ansing herinneren aan zijne belofte, dat hij ons zenden zal wat hij opgeschreven heeft, want gij hoort nu dat het geval van die kleine jongens, die voor het tegenhouden in de ketels gebruikt worden, twijfelachtig is. Uw eigen belang brengt mede, dat die dingen niet twijfelachtig zijn. Gij moet alleen dingen vertellen, die waar zijn, want dat komt uit en daar bederft gij uw eigen zaak mede. Begrijpt gij dat goed?

A. Jawel.

4392. V. Kent gij nog andere punten, die naar uwe meening in deze van belang kunnen zijn?

A. Ik wenschte nog het een en ander mede te deelen omtrent de inrichting van de ambachtsschool.

De inrichting der ambachtsschool te Amsterdam laat veel te wenschen over.

Men zou verwachten dat deze school, die vaak tot model heeft gediend bij de oprichting dezer scholen elders, goed zoude zijn te noemen, maar dit is zoo niet. Het is juist een jaar geleden dat het kwart eeuw bestaan dezer school feestelijk werd gevierd. Maar het nut verbonden aan deze school is, trots een nieuw geslacht is opgestaan, dus meer verlicht, door de werklieden zelve althans niet ingezien.

Wat is daarvan de oorzaak?

Wanneer den ouders de keus werd gelaten voor hun zoon, aangenomen den leeftijd van 12 à 13 jaar bereikt hebbende, tusschen de ambachtsschool en een werkbaas, dan zullen ze de ambachtsschool verkiezen; maar verkeeren de ouders in de omstandigheid dat vader, werkman, zijn huisgezin moetende onderhouden van 10 à 12 gulden per week, dan houdt al zeer spoedig de keus op om nog 5 à 15 gulden jaarlijks, plus kost en kleeren, aan zijn kind ten offer te brengen, want hij mag den een niet stellen boven den ander en hij kan meer dan één zoon hebben, het kunnen er 4 of nog meer zijn. Hij zal dus zijn kind naar den baas zenden.

Ik weet het, Mijnheer de Voorzitter, dat er uitzonderingen bestaan. Ik wil mij zelve eens tot voorbeeld nemen. Mijn vader had zich voorgesteld, dat niemand zijner kinderen de school mocht verlaten voordat zij loffelijk ontslagen werden. Dit viel mij te beurt op 12-jarigen leeftijd. Ofschoon hij met beide handen 7 à 8 gulden per week verdiende kwamen mijn ouders overeen mij op de ambachtsschool te doen plaatsen, slechts dan wanneer dit gratis kon geschieden.

Met niet geringe moeite ging het gepaard, en ik werd geplaatst.

Na verloop van een jaar (er was nog een broertje bijgekomen in dien tijd) werd de schoolperiode te lang van duur en ik moest ook geld verdienen.

Had ik nu op die school ontvangen een bedrag in geld wekelijks, niemand had er over gedacht mij daar af te laten gaan om direct onder allerlei slag volk, ruwe zoowel als meer ontwikkelde werklieden, plaats te doen nemen.

Het nam niet weg dat ik, alhoewel reeds lang van de ambachtsschool, nog vaak hare tentoonstellingen bezocht, die zoo al werden gehouden; en meer tot ontwikkeling gekomen zijnde bespeurde ik tevens dat het onderwijs op zich zelve nog zeer veel te wenschen overliet, althans in het vak van mij,

[pagina 329]
[p. 329]

smeden. Waarom? Omdat het practische onderwijs niet geheel samengaat met het theoretische. Bij het theoretische bepaalt men zich om met den aanvang aan te vangen, hetwelk bij het practische niet het geval is.

Men vindt b.v. op die tentoonstellingen zeer groote stukken, lang niet in overeenkomst met eene jongensbekwaamheid. Om een voorbeeld te noemen, eene brandkast, er staat dan ook de naam van den vervaardiger bij.

Maar ik kan de heilige verzekering geven, dat, indien men dienzelfde leerling een onderdeeltje dier brandkast, al is het eene der geringste, zoude laten vervaardigen, hij de bekwaamheid daartoe mist. En zoo is het met alle stukken die in de smidswerkplaats tentoongesteld zijn. Wat is de oorzaak hiervan: Omdat bij het practische onderwijs ook niet, evenals het theoretische, met den aanvang wordt begonnen.

Het onderwijspersoneel laat ook wel iets te wenschen over. In de smederij zijn 2 onderwijzers voor practisch onderwijs. Deze zijn: 1 voor vuurwerk en 1 voor bank- en plaatwerk.

Beide onderwijzers waren daar eenmaal mijne medeleerlingen. Beiden zijn flink ontwikkelde werklieden geworden, maar beiden zijn uitsluitend bankwerkers, zoodat de een die bankwerker is, de jongens practisch vuurwerk moet leeren.

Ook de gereedschappen zijn daar zeer onvoldoende. De geheele werkplaats zoude zeer groote hervorming moeten ondergaan, wilde zij aanspraak kunnen maken op eene model werkplaats, hetwelk toch zeer noodig was.

En nu de qualiteit der leerlingen. Zijn het de kinderen van den werkman die hier onderwijs ontvangen? In hoofdzaak niet. Het zijn kinderen van hen die een sportje hooger staan op de maatschappelijke ladder.

4393. V. Die quaestie van de ambachtsschool ligt eigenlijk buiten een onderzoek naar den toestand van de fabrieken en werkplaatsen en naar de uitbreiding van de wet op den kinderarbeid. Uwe opmerkingen zijn echter in elk geval waard overwogen te worden. Wenscht gij nog andere punten te bespreken?

A. Ja. De hoofdzaak is, dat er flinke vakscholen komen en de jongens niet voor hun 15de jaar op den winkel komen.

4394. V. Maar gelooft ge dan dat de ouders, wanneer zij de verdiensten van een jongen voor hunne huishouding noodig hebben, zooveel hart voor hun kind zullen hebben, om het toch naar de vakschool te zenden?

A. Wanneer die scholen een wekelijksch bedrag in geld aan de leerlingen uitkeerden. Juist omdat dit niet het geval is, moest ik er af.

4395 V. Gij wenscht dus, dat de jongens een paar jaren langer op de vakschool gaan. Maar gij zoudt tegelijk willen dat die vakscholen juist het bedrag van het daardoor gemiste werkloon zouden uitkeeren. En gij gelooft dat, al zijn er nog zooveel vakscholen, teekenscholen of andere gelegenheden, de jongens, wanneer dat geld er niet bijkomt, er toch niet naar toe zullen gaan?

A. Dat heeft de ondervinding geleerd.

4396. V. Hebt gij nog iets te zeggen?

A. Ja, over den toestand van verschillende werkplaatsen, die nogal te wenschen overlaten, bijv. eene ketelmakers-werkplaats, die bestaat uit een paar schuttingen, met een dak er over. Dit is o.a. naar ik gehoord heb ook het geval bij Suyver.

4397. V. Wij willen u gaarne allen tijd geven die geëischt kan worden; doch als gij komt met zaken, die ge slechts uit de derde hand gehoord hebt, dan snijdt dat geen hout. Wij willen het anders gaarne onderzoeken. Gij zegt dat het bij de heeren Suyver eene slechte gelegenheid zou zijn voor de ketelmakerij. Het is genoteerd. Maar wat hebt gij nu voor zaken, die gij zelf gezien hebt?

A. Er is eene blikslagerswerkplaats (maar ik weet niet welke bedoeld wordt), die te klein is naar het gelang van het getal werklieden en waar een slechte damp staat.

4398 V. Gij komt hier nu om ons over uwe belangen in te lichten en nu brengt gij dingen te berde, waarvan gij zelfs niet weet wat de naam van de werkplaats is. Stel u nu een oogenblik in onze plaats. Hoe willen wij een onder-

[pagina 330]
[p. 330]

zoek laten doen als gij ons niet eens de namen weet op te geven? Wij kunnen die namen toch niet raden. Hoe willen wij die toestanden onderzoeken wanneer ons de namen zelfs niet worden opgegeven?

A. Ware ik als afgevaardigde der vereeniging gekozen ik zou gezorgd hebben dat ik meer beslagen ten ijs ware gekomen.

4399. V. Wie is er dan als afgevaardigde gekozen?

A.B. Theil.

4400. V. Dat hoor ik nu voor het eerst. Ansing, dien wij hier gehad hebben, is immers president van uwe vereeniging?

A. Ja.

4403. V. Zult gij nog eens met Ansing spreken over hetgeen gij hebt opgeschreven?

A. Ja, mijnheer.

4404. De Voorzitter. Dan is uw verhoor afgeloopen.

J. Heuperman.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam