Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arsenaal. Jaargang 1 (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arsenaal. Jaargang 1
Afbeelding van Arsenaal. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Arsenaal. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.98 MB)

Scans (556.36 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arsenaal. Jaargang 1

(1945)– [tijdschrift] Arsenaal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kroniek der tijdschriften.

‘Nieuwe stemmen’, 1ste jaarg., nr. 2, hoofdred.

Dr. A. Van den Daele, S.J., Brusselsche straat, 13, Aalst. Dit tijdschrift, dat bestemd is voor jonge intellectueelen, brengt ons artikelen van godsdienstigen, sociologischen, wetenschappelijken en letterkundigen aard. Wegens hun vulgariseerend karakter zijn deze artikelen best geschikt voor dilettanten. En meteen werd ‘N. St.’, dat van een sterke katholieke ruggegraat getuigt, als apostolisch middel bedoeld.

‘Nu’, 1ste jaarg. Febr. 1945. Red. A. Carlier, Rijke Klarenstr., 17(1) Gent.

In een ‘In memoriam Aug. Vermeylen’ was K. Jonckheere op zoek naar een plaatsvervanger voor den ‘Van Nu en Strakser’. Van een kale reis teruggekeerd stelt hij vast: ‘Laten we voorloopig verder luisteren naar den echten Vermeylen, die nimmer sterven zal.’ Akkoord. Maar wij, jongeren, hopen op de terugkomst van Kamiel van Baelen, die tijdens de bevrijding door de Duitschers werd aangehouden, en ook wel op Johan Daisne, die nog altijd voor een aantal pseudo-dooven blijkt te moeten spreken. Naar aanleiding van een kleine voordracht over den grooten Elsschot schrijft R. Minne: ‘Over een “literator” spreekt ge, met een stijf bordje aan en een paar glacé-handschoenen. Over een “mensch die schrijft” spreekt ge, met uw handen in

[pagina 143]
[p. 143]

uw broekzakken en een pijp in uw mond.’ Zeer raak. A. Duflou, een jongere die intiem met de Fransche literatuur blijkt te zijn vertrouwd, heeft het thans over Jules Renard en zijn ‘Journal’. Verder een gedicht van H. Schoofs en R. Lanckrock. Ook allerlei vulgariseerende artikelen.

‘Gentsche bladen’. 1 ste jaarg., nr. 2. Redactie: Kanunnikstraat, 23, Gent.

Wat we in ‘Gentsche Bladen’ herhaaldelijk herlazen is het gedicht ‘Eline Vere’ door Wega Vandelier. Mooi heeten we vooral de laatste strophe:

 
Wie weet het verschil tussen bergen en meren?
 
De balkondeur staat open. Eline Vere
 
Sliep zoo klein op de bittere grond.
 
De lente, die de bloemen blondt,
 
Zag zij maar vijf-en-twintig keren.

In een rede, die prof. Fr. De Backer bij het stoffelijk overschot van Aug. Vermeylen uitsprak, onderlijnen wij: ‘Wij willen den geest van Vermeylen voortzetten, een geest die in ons blijft leven, niet enkel als een aandenken, maar als een edele werkelijkheid.’ Een bijdrage van de redactie: ‘Kritiek der Kritiek’ is kort maar doorslaggevend. Het nummer bevat nog een novelle, een blik op de Engelsche literatuur tijdens den oorlog een debat over Johan Daisne, dat voor den auteur van ‘De trap van steen en wolken’ ten goede uitvalt, en tenslotte de kroniek der tijdschriften. Nummer 2 bracht meer eigen werk dan nummer 1, voor ons, jongeren, werd het des te interessenter. ‘Gentsche Bladen’ groeit.

‘De faun’, secretariaat: E. Parez, Grensstraat, 59, Gent. (nr. 2-3-4).

Dit critisch bulletin is zoo agressief dat het van aard is om uit alle zijden reactie te doen ontstaan. Er wordt zooveel neergehaald, dat het heel wat plaatsruimte zou vragen om alles, dat ten onrechte werd vergruizeld terug op te bouwen. De beste bijdragen zijn deze van André Duflou. Op het gebied van de plastische kunst en de Fransche literatuur blijkt hij nog veel ‘interessents’ te zeggen te hebben. Het beste gedicht tot op heden in ‘De Faun’ verschenen is ‘Sappho’ door Sidy De Keyser. In een artikel, waarin E. Parez het heeft over jonge beloften: H. Lampo, P. Van Aken en L.P. Boon, blijkt hij

[pagina 144]
[p. 144]

Kamiel Van Baelen te vergeten, die met zijn roman ‘De oude symphonie van ons hart’ een prestatie leverde waarop zich onze literatuur niet elke decennia vermag te beroemen.

‘Verzet om de waarheid’. Dr. A. Droesbeke, Ferrerlaan, 36, Gent. (n. 3).

Dr. Karel Elebaers, die we als onze beste katholieke criticus beschouwen, schrijft een in memoriam Lode Zielens, waarin hij van Zielens zegt: ‘Het doel dat hij nastreeft is: een maatschappelijke ordening waarin alle menschen gelukkig zouden zijn op aarde. Maar om gelukkig te heeten moeten de menschen streven naar het bezit van een behoorlijk werkelijk goed. Welnu de maatschappelijke ordening waar Lode Zielens naar tracht zal nooit een werkelijkheid zijn, want nooit zal hij dood of ziekte of zonde vermogen weg te cijferen.’ Een nota: ‘De erotiek speelt er een te overwegende rol in, zoodat aan de sexueele verhoudingen - ook aan de abnormale - te groote plaats wordt ingeruimd. Het levensbeeld wordt er door vervalscht’, geeft aanleiding tot discussie. E.H.G. Michiels meent een verschijnsel waar te nemen, dat den heropbloei van een katholieke gemeenschapskunst zou bespoedigen. Wanneer deze van intuïtieven groei en contact met het leven, het echte en volle, moge getuigen, zal ze de normen bevatten die de waarachtigheid van elk kunstwerk bepalen. Want de ervaring heeft ons geleerd, dat we van zuiver litterair standpunt uit, een weinig vertrouwende houding dienen aan te nemen. Naar aanleiding van een artikel ‘De christelijke kunst in nood’ door Br. Maximinus blijkt er een polemiek te kunnen ontstaan met M. Bilcke. ‘Ik ben geneigd een woordje te veranderen in een zin van Br. Maximinus,’ schrijft Bilcke, ‘De kunst werd door menschen MET God (Br. M. schreef ZONDER God) op paden geleid die we nooit hadden mogen betreden.’ Eens temeer blijkt hier een misverstand te zijn begaan, oogenschijnlijk heeft Bilcke maar in den diepsten, eigenlijken zin, heeft Br. Maximnus gelijk. Meschen MET God, zooals Bilcke ze opvat, zijn eigenljjk menschen ZONDER God, zooals Br. Maximinus betoogt, want deze blijken wel UITERLIJK met God te leven. Br. Maximinus kon zich niet klaarder uitspreken dan door een uitlating van Fra Angelico: ‘Om de dingen van den Christus te schilderen moet men MET den Christus leven.’ R. Van de Moortel schrijft: ‘Joris Eckhout leert ons lezen.’ Inderdaad, maar Joris Eeckhout leert ons ook BLOEMLEZEN.

De Redactie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken