Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arsenaal. Jaargang 3 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arsenaal. Jaargang 3
Afbeelding van Arsenaal. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Arsenaal. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.55 MB)

Scans (360.88 MB)

ebook (6.16 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arsenaal. Jaargang 3

(1947)– [tijdschrift] Arsenaal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

[Boekbesprekingen]

De steen op het hart - Sandor Sasdi. - Uitgeverij het Kompas 13e Feniksreeks, Nr 2.

Onze kennis van den stand der moderne letterkunde in landen als Roemenië, Yougo-Slavië en Hongarije is over 't algemeen erg gebrekkig, om niet te zeggen hopeloos miniem.

We zijn voor bedoelde landen nu eenmaal aangewezen op vertalingen en die worden slechts sporadisch op onze boekenmarkt uitgebracht.

Daarom alleen reeds vonden we het een gelukkig initiatief vanwege de uitgeverij Het Kompas om ons eens te meer te verrassen ditmaal met den roman ‘De Steen op het Hart’ van den Hongaar Sandor Sasdi.

De verrassing bleek des te aangenamer na lezing van genoemd werk dat inderdaad, zonder daarom een onsterfelijk meesterwerk te wezen, toch een zeer sterk geschreven boek is, logisch van bouw en merkwaardig door zijn evenwichtigheid.

Op de hoeve van boer Wendel Pinter, een man van aanzien en tevens burgemeester van het dorp, werkt de jonge Peter, een sluwe kerel die nochtans door zijn degelijk werk het vertrouwen wint van zijn baas en diens vrouw Roza. Wanneer Wendel evenwel ontdekt dat Peter het hof maakt aan zijn dochter Marischka, wordt de knecht ruw op zijn plaats gezet daar Wendel zijn eenig kind voor een ander heeft bestemd. Peter en Marischka hebben intusschen echter mekaar reeds eeuwige trouw gezworen en, nadat Wendel door een ongeval om het leven gekomen is wordt het huwelijk tusschen die twee voltrokken. Peter, onvermoeibaar werker als hij is en heerschzuchtig van natuur, breidt de bezittingen van wijlen zijn schoonvader nog uit en wordt zelfs de opvolger van Wendel als burgemeester. Van kinderen wil hij evenwel niets hooren. Telkens wanneer Marischka in blijde verwachting verkeert wordt ze onder dreigementen van haar man gestuurd naar Aglis, de engeltjesmaakster van het dorp. De noodlottige gevolgen blijven dan ook niet uit. Na verloop van jaren blijkt Marischka aangetast door kanker en sterft. Peter blijft alleen achter met de oude Roza die na het verlies eerst van haar man en dan van haar ‘gouden kindje’, erg zonderling gaat doen Er dient verder opgemerkt dat Roza op een bepaald oogenblik het bezit der hoeve met de landerijen overschrijven liet op den naam van haar dochter. Wanneer Marischka op haar sterfbed ligt, weet Peter haar te dwingen haar bezit aan hem over te maken. Peter wordt aldus heer en meester ten nadeele van de oude, sukkelachtige Roza. Want weldra huwt Peter opnieuw met een weduwe die de oude Roza heelemaal niet lijden kan en van Peter bekomt dat zij in het armenhuis wordt gestopt. Nu moet Roza, eens de vrouw van den burgemeester, als bedelares van huis tot huis gaan. Half kindsch geworden belandt ze ook op Peter's hoeve. Men stopt haar wat in den korf en ze kan gaan... Het kleine zoontje der dochter van Peter's nieuwe vrouw werpt haar een steen achterna. De oude vrouw wordt getroffen ‘juist op de plaats waar het hart sloeg...’

Een tragische geschiedenis in den grond die culmineert in de laatste zinnen en diep nazinderen blijft in het gemoed van den lezer.

Men kan aanvoeren dat de schrijver wellicht een al te vrij spel laat aan het toeval en alzoo de handeling min of meer forceert. Daar-tegenover stelt Sasdi zijn natuurlijke, krachtige zegging die ons het verloop der handeling als logisch doet aanvaarden.

Voor enkele jaren was het de jonge Gabor Vaszary die ons met zijn fijne, humoristische verhalen als ‘Mompti’ en ‘Twee naar Parijs’ heerlijk wist te bekoren. Met Sasdi werd ons een ander aspect der moderne Hongaarsche letterkunde geopenbaard: het leven op het land.

We hopen dat ‘De Steen op het Hart’ niet het laatste werk zal zijn dat we van Sasdi in onze taal zullen te lezen krijgen.

F. Adriaenssens

[pagina 85]
[p. 85]

God, mensch, gemeenschap. - E. Roos - Uitg. ‘De Kinkhoorn’, Brugge - Brussel. 28 blz. 9 Fr.

Deze verhandeling werd blijkbaar geschreven uit bewondering voor de Middeleeuwen, hoewel zij niet vreemd waren aan vechtlust, superstitie, immoraliteit e.a. ondeugden. Maar de middeleeuwer aanvaardde, evenals het Russische volk, de boete die uit de zonde voortspruit en trachtte zijn overtredingen niet met allerlei sophismen goed te praten zoals onze geraffineerde moderne Westerse mens. In de Middeleeuwen was de philosophie ondergeschikt aan de theologie (de Scholastiek), niet de mens zoals in de Renaissance en het Humanisme, maar God stond op het voorplan, ‘de innerlijke structuur der middeleeuwsche gemeenschapsordening was op haar beurt de verwezenlijking van het Augustiniaansch ideaal der Civitas Dei’ (blz. 11)

Daarna onderzoekt de auteur de sociale verhoudingen ten tijde der Middeleeuwen en stelt hij vast dat de Staat op het puin der Civitas Dei werd gebouwd. ‘In tegenstelling met de “Civitas Dei” is de Staat louter menschenwerk.’ (blz. 18) Deze breuk met de Middeleeuwen stelde de mens toegankelijk voor individualisme, sophismen en cultuur-pessimisme. Om als besluit aan te tonen hoe ver wij van de geest der Middeleeuwen zijn afgeweken, neemt de auteur Nietzsche als negatief voorbeeld: ‘Hij is er allerminst in geslaagd zich van den geest van het anthropocentrisme te bevrijden, ja, in zijn werk viert het anthropocentrisme een zijner hoogste, maar laatste triomphen. Het is als een laatste opflakkering van krachten, een heroïsch, maar tot mislukken gedoemd pogen, om het onontkoombare noodlot af te wenden. In Nietzsche beleven wij als het ware de stuiptrekkingen van het anthropocentrisme’. (blz. 27)

Meer dan een plan is deze verhandeling eigenlijk niet, maar de ontwerper drong diep genoeg door om ons een klare kijk te doen krijgen op de verhouding God, mens, gemeenschap. Hij weet wat hij wil. En wàt hij wil is in deze ontredderde tijd het overwegen en, omdat het wellicht de enige oplossing biedt, het nastreven waard.

Remi Boeckaert.

Mensen van stand. - Louis De Waegeneire. - Eigen uitgave - Gent 20 blz. 5 Fr.

Ongetwijfeld heeft L. De Waegeneire talent om een van onze beste volksschrijvers te worden. Hij kent de mensen, heeft een persoonlijke ironische kijk en heeft ons iets te zeggen. Jammer is hij nog wat te opdringerig moralistisch, soms te sentimenteel en zijn stijl is nog te schools. Maar alles wijst er op dat wij in deze jongeman ons vertrouwen mogen stellen.

Remi Boeckaert.

Slovaakse sprookjes en Nieuw-Griekse sprookjes vrij bewerkt door Dr Leo Landsman, resp. 44 en 46 blz. geb. 40 Fr. afz. Uitg. Boekuil-Karveel, Apostelstraat, 8-10, Antwerpen.

Hoewel ik me aan literatuur voor de jeugd zo goed als niet interesseer, en ik uit louter toevallige omstandigheden deze sprookjes bespreek, schrik ik er niet voor terug te bekennen dat deze verhaaltjes mij ongemeen hebben geboeid en mij een paar innige ontspanningsuren hebben bezorgd. Onze jongens en meisjes (want voor beide zijn ze geschikt) zullen er de mooiste ogenblikken uit hun kinderjaren en hun ganse bestaan aan beleven, want deze sprookjes zijn meeslepend, origineel, handig geconstrueerd, opvoedend, menselijk, kortom meesterstukjes in hun genre.

Tusschen ‘N.-Gr. Spr.’ en ‘Sl. Spr.’ valt er moeilijk te kiezen, toch zouden wij de voorkeur geven aan de Slovaakse omdat ze iets origineler en verrassender zijn.

Levende kleurplaten, waaraan bij de nieuw-Griekse een treffend nationaal cachet werd gegeven, en stijlvolle tekeningen verluchten deze kleine schatten.

Remi Boeckaert.

[pagina 86]
[p. 86]

Loutering door E. Rinaka. - Drukkerij Aurora, Studentenstraat, 21, Moeskroen.

Een openbaring brengt dit debuut zeker niet. Een klank die hart en geest plots diep aangrijpt en me de omringende wereld doet vergeten, dàt heb ik hier niet gevonden. Wel ontdekte ik hier en daar reeds een persoonlijk accent, een geslaagd vers, een geslaagde strofe, en zelfs bijna een paar geslaagde gedichten. Wat deze herinnerings- en bezinnings-verzen echter tot nogtoe in hoofdzaak missen is relief en kernachtigheid. Van tal van gedichten is me niets bijgebleven. Wat me wèl is bijgebleven is de indruk 1o van iemand die reeds een goed gebouwd vers kan smeden, wanneer hij genoeg zelfkritiek uitoefent en zich niet door gemakzucht laat leiden, 2o van iemand die wel iets te zeggen heeft, doch het nog niet blijvend kan uitdrukken. Hij moet, en dit nog op elke bladzijde, te dikwijls gemeenplaatsen en conventionele zinsneden ter hulp roepen (soms hulpeloze rhetoriek) om zijn gedicht te stofferen. Daardoor gaat de uitwerking van de betere gedeelten verloren. Doch verzen als: ‘Herinnering’, ‘Een beker vol geluk’, het slot van ‘Mijmering bij jaareinde’ of van ‘Gloed’, ook wel ‘Klacht om een dag’ wijzen erop dan Rinaka over mogelijkheden beschikt die hem tot verheugende uitslagen kunnen leiden. De vraag, of deze groei zich zal voltrekken laat ik liever onbeantwoord. Daarover beslist de innerlijke ontwikkeling van de dichter. Maar zaad is stellig aanwezig.

De flauwe en Barnum-reclame-achtige illustraties dezer uitgave waren liefst achterwege gebleven.

Erik van Ruysbeek.

Het leven gaat voorbij. - Louis Sourie (146 bladz. - geb. 45 fr. Uitg. M. Van Haver, Sint-Niklaas-Waas).

Dit boek werd me door de redactie ter recensie gezonden met de mededeling, dat het me erg zou teleurstellen. De redactie heeft geen ongelijk gehad. Nu wil ik niet beweren, dat deze voorspelling haar zodanig ter ere strekt, want er was wel heel weinig scherpzinnigheid vereist om het lot van deze roman te kunnen voorzien.

Terwijl ik hem las kon ik mijn ogen nauwelijks geloven en ben ik meer dan eens naar de titelbladzij gaan kijken om te constateren of dit verhaal wel degelijk door Sourie geschreven was. Want nu weet ik, dat deze man een achtenswaardig burger van rond de veertig moet zijn, terwijl ik bij de lectuur meende te doen te hebben met een product van een puber die voor het eerst tot de ontdekking komt hoe mooi de meisjes zijn op Gods wijde wereld.

Een meer typerend voorbeeld van valse poëzie en romantiek, van lege woordkunst en onbeholpen psychologische uitbeelding kan ik me bezwaarlijk indenken. Het geheel heeft iets weg van Weyts uit ‘Niets dan een droom’ en ‘Ik heet Livine’: een conflict dat niets materieels heeft en een atmosfeer die zodanig in grijze tonen gehouden is dat ze al te drukkend wordt. Maar op de koop toe is Sourie dan nog maar alleen een bleke afstraling van Weyts. Waar deze laatste een zeer mooie taal schrijft doet die van Sourie gewrongen, onnatuurlijk en vooral hol aan. Waar Weyts een scherp ontleder van het menselijk hart is zijn bij Sourie fouten in de psychologische uitbeelding schering en inslag. Zo geeft de jonge held de indruk halsoverkop verliefd te zijn op de heldin, terwijl hij nadien haar liefde afwijst omdat hij zogezegd niets dan vriendschap voor haar voelt. Nochtans kan hij haar niet vergeten, zelfs niet als hij een ander meisje en later een eigen vrouw heeft. Wie deze gemoedstoestand logisch kan uitleggen mag het me eens laten weten. Ik ben in elk geval zeer benieuwd naar de verklaring ervan.

Gedetailleerd zou er rond dit werk nog veel kunnen geschreven worden, maar het is nutteloos. Wij zouden ten slotte de schijn hebben er meer belang aan te hechten dan het in zichzelf waard is. Laten wij hopen, dat Sourie ooit nog eens zijn eigen vorm vindt en zijn persoonlijkheid, - als hij een persoonlijkheid is tenmiste, - op het voorplan geschoven krijgt. In dat geval zijn wij bereid milder over hem te oordelen. Nu echter niet.

Frans Cools


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Remi Boeckaert

  • Erik van Ruysbeek

  • Frans Cools

  • F. Adriaenssens

  • over E. Roos

  • over Leo Landsman

  • over Louis Sourie