Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Awater. Jaargang 4 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Awater. Jaargang 4
Afbeelding van Awater. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Awater. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.56 MB)

Scans (41.70 MB)

ebook (7.44 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Awater. Jaargang 4

(2005)– [tijdschrift] Awater–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Top 3 van 2004
Ongelofelijk! Onontkoombaar!
De beste bundels van 2004

Redactie en medewerkers van Awaters blikken terug op 2004 en selecteerden elk een drietal werken. Favoriet is de nieuwe bundel van oude rot Hans Verhagen: groot ziener en schone verzopen clown vol levenslust.

K. Michel is voor mij bij uitstek de dichter van deze tijd: toegankelijk, filosofisch en verbaasd over de verbanden in de wereld. Geen ivoren toren maar ook geen laagdrempelige volkskunst. Ook in Kleur de schaduwen weer prikkelende gedichten, zoals ‘Ook de vissen’, nota bene een gelegenheidsgedicht over de Haagse Hofvijver, waarin vissen uitzien over de residentie, die zij voor hun zee houden. Speels en relativerend, heet dat, ik hou er wel van.

De derde bundel van Alfred Schaffer Geen hand voor ogen betekent zijn definitieve doorbraak. Er zit iets obsederends in deze ogenschijnlijk zo strakke en haast neurotisch gedisciplineerde verzen die ons zo te zien allerlei handreikingen voor een geordend leven willen verschaffen: ‘Pak aan, hier is je partituur, / begin maar waar je in kunt vallen’. Alsof de maker in een uiterste krachtsinspanning de deksel op een doos van Pandora probeert te houden. De stress is voelbaar tussen de regels: prachtig!

Micha Hamel debuteerde met Alle enen opgeteld, een exuberante, hier en daar wat puberale bundel, die me toch wel bekoorde, al was het maar vanwege de onvermoeibare vitaliteit: ‘Laat mij toch lekker zitten / aan het strand van de bankbiljettenzee’ lijkt me een karakteristieke regel voor deze ongegeneerde eersteling.

 

Rob Schouten

 

Anna Enquist. De tussentijd.

Met enige terughoudendheid begon ik aan de bundel De tussentijd van Anna Enquist, die is opgedragen aan haar bij een verkeersongeval omgekomen dochter. Stel dat iemand zijn grootste gemis beschrijft en daarin faalt? Maar het feit dat de literaire vorm op werkelijkheid berust, heeft de literatuur uitsluitend versterkt. Misschien omdat alleen de sterksten zich eraan durven te wagen. Het is Enquist meer dan je voor mogelijk kunt houden gelukt om te laten voelen wat verlies is voor wie achterblijft. Een van de meest indringende bundels die ik ooit las, een ongelofelijke prestatie.

Bart Meuleman. Hulp.

Een grote verrassing vond ik de bundel Hulp van Bart Meuleman. Al lezende krijg je de indruk dat de ik zijn monologen voert aan de rand van het bed van zijn comateuze geliefde. De grens tussen de ander iets aandoen en zelf geholpen willen worden is onduidelijk. De bundel is intrigerend, laat je met ingehouden adem lezen. De behoefte een oordeel over de ik te vellen wordt telkens gefrustreerd, inleving en vervreemding worden om beurten opgeroepen. Een erg spannende bundel.

Menno Wigman, Dit is mijn dag

De derde bundel van Wigman is er opnieuw een die door zijn technische virtuositeit staat als een huis. De decadente dichters uit het fin de siècle zingen nog altijd mee in zijn toon en onderwerpen, maar Wigman is hen de baas en heeft uit hun klanken vermengd met de zijne een heel eigen geluid gevormd, dat tegelijkertijd klassiek en modern is, romantisch en cynisch, melodisch en ritmisch en dat elke pagina vraagt om een volgende.

 

Hagar Peters

 

Hans Verhagen: Moeder is een rover.

Verhagens beste bundel ooit. Speelse, woedende, lachwekkende, verontrustende, beangstigende en uiterst precieze poëzie van een groot ziener.

H.H. ter Balkt: Anti-canto's en De Astatica.

Ter Balkts beste bundel ooit. Complexe, weerbarstige, woeste, wonderlijke poëzie van ongehoorde rijkdom.

Rob Schouten: Apenlier.

Schoutens beste bundel ooit. Poëzie met een feilloos oog voor de algehele lulligheid die ons omringt.

 

Ilja Leonard Pfeijffer

 

Uit het rijke jaar 2004 laten zich met gemak meer dan drie voortreffelijke nieuwe bundels lichten, maar vooruit: de beste drie.

In Iedereen is er van Jan Baeke kan zelfs de meest stellig verwoorde notie, zorgvuldig onttrokken aan de wereld ‘zoals hier afgebeeld’, op het laatste moment nog in een vraag omslaan. ‘En wat zijn de vragen?’ / ‘Er zijn geen vragen!’ Wel is er een barre en schitterende wereld vol half tastende, half doelbewuste personages en dagen ‘dat weinig dingen gebeuren op het juiste tijdstip’, met onbehaagziek gevoel voor absurditeit en humor’ beschreven in Baekes trefzekere idioom.

In Tafel van Erik Lindner keren oude bekenden uit eerdere bundels terug, zoals Acedia, de lifter, de tram, en de wind ‘snijdt het verhaal en slijt en slijpt’. Van herhaling is geen sprake: het gaat steeds om bijstelling, verscherping, verfijning. Zoals Bas Belleman elders in dit nummer schrijft: ‘Er zijn momenten dat alles om je heen Lindnerachtig wordt.’ Om die momenten te lezen!

Per bundel lijkt Alfred Schaffer zichzelf en zijn lezers harder om de oren te slaan. De gedichten in Geen hand voor ogen staan netter in het gelid dan voorheen, de afdelingen wekken de indruk intern en onderling strenger gecomponeerd te zijn. Maar onder de schijnbare orde van vorm wachten verwarring en onrust: de regels raken met

[pagina 31]
[p. 31]

elkaar in conflict, verhalen vertikken het voltooid te worden, beelden buitelen zich de gedichten uit, de lezer in.

 

Thomas Möhlmann

 

Tsead Bruinja: Batterij.

Ruw maar geraffineerd, afstandelijk maar gevoelig. ‘ik wil een niet te beledigen behendigheid/ met apparaten// en// tijdens het vele repareren/ wil ik vaak niets liever dan hartelijk komen kijken/ bij wie de heerlijkste borsten had// in mijn dorp vechten meerkoeten en kraaien.’ Bruinja is soms net een ongeleid projectiel dat toch doel treft.

Bindervoet en Henkes: Help! The Beatles in het Nederlands.

De vertalingen zijn nog net in 2003 uitgekomen, maar ik las ze pas in 2004. We can work it out wordt Weekend wordt het koud, Yesterday wordt Gisternacht. Het wordt een collectors item, want het is bijna uitverkocht en er komt geen tweede druk.

Bart Meuleman: Hulp.

‘natuurlijk dat ik mij aanpas, maar zegt dat niet, na verloop van tijd,/ dat ik verdwijnen moet, in onverschilligheid, als poeder/ in een kookprogramma?’ Het is een mooie combinatie: de alledaagse toon, de heldere vergelijking en de gekke plaats van ‘na verloop van tijd’. Meuleman is een goede debutant.

 

Bas Belleman

 

Hans Verhagen: Moeder is een rover.

Bundel van het jaar. Hardvochtige poëzie van nu. ‘Hiv’ rijmt op ‘gif’, ‘kwistig stromend rood’ op ‘over de miljoenen uitgesnowd’. Met fijne uitschieters als ‘Laat je ook eens lekker in de zeik nemen/ liefst door mooie vrouwen’, die je tijdens een cursus creatief schrijven op luid boeh-geroep van je klasgenoten zouden komen te staan. Verhagen kraait er niet naar en poseert in de rol van schone verzopen clown op de achterflap.

Erik Lindner: Tafel.

De ultieme non-pleaser. ‘Een man eet een appel in het park.’ ‘Een bot ligt in het zand’. Dat werk. Maar ook dit: ‘Een vrouw houdt een parkeerplaats bezet/ en zwaait naar de auto's die passeren// ze legt een landkaart op het dashboard/ ze draait de spiegel terug en geeft gas.’ Als je in alle abnormale normaalheid een vrouw de achteruitkijkspiegel van haar auto kan laten terugdraaien alvorens weg te rijden, de spiegel die ze eerder had ingeklapt om te voorkomen dat-ie er zou worden afgejast door langsrijdende medeweggebruikers, dan ben je groots.

Lucas Laherto Hirsch: Grond.

Hirsch maakt deel uit van een deels talentvolle groep dichters die hun poëzie zeer regelmatig voorleest tijdens poetry slams en op open podia. Hij is er nog lang niet, maar zal toch ergens in de loop van volgend jaar zijn doorbraak moeten gaan maken in de Nederlandse poëzie. Als hij maar doorgaat met schrappen, verfijnen, en wolken niet aanduidt als ‘watten’ maar gewoon als ‘wolken’. En niet gaat kutkammen over ‘minuscule haartjes op mijn trui’. Maar ‘Laherto’ kan ook een meisje in de supermarkt een zon en een ‘harkenleger’ op de bewasemde deur van de vriezer laten tekenen. ‘Met een koude vinger zegt ze/ dat ze van oorlog houdt// de zon verdwijnt van het glas/ als ze de spinazie pakt’. In de benen, Hirsch!

 

Erik Jan Harmsen

 

Anna Enquist. De tussentijd.

Poëzie als pantser; kale, boze gedichten waarin de feiten op een rijtje worden geramd: ‘daar, in de diepte, daar/ gaat alles verloren, daar/ ga ik het mee doen’. Onontkoombaar pijnlijk.

K. Michel. Kleur de schaduwen.

Poëzie als verleidingskunst; rare, dwingende gedichten die speels maar toch niet vrijblijvend zijn. En blijven verrassen: ‘doen we/ in de hal van het theater / samen zachtjes/ bijna blazend toeoe’. Onontkoombaar ernstig.

Hans Verhagen: Moeder is een rover.

Poëzie als levenslust; uitbundige gedichten waarin het leven in heel zijn narigheid wordt omarmd zonder dat je er depressief van wordt. ‘Wat kun je meer doen dan je uiterste/ gebrek aan best?’ Onontkoombaar.

 

Marja Pruis

 

1. Verliezen is een kunst van Elizabeth Bishop, vertaald door Guus Luijters, (in een mooie uitgave van Wagner & Van Santen). Deze bundel zet ik op één, omdat ik de overweldigende poëzie van Bishop sowieso, altijd, meer zou willen lezen dan ik doe.

2. Dit is mijn dag van Menno Wigman. Een dichtbundel vol regels die je zou willen onthouden, omdat je weet dat er nog vele dagen zullen komen, waarop je de beklemming zult ervaren die Wigman zo treffend weet te verwoorden.

3. Minuscule Oorlogen van Toon Tellegen. Een dichtbundel waarin de absurde willekeur van de dingen een lichtvoetigheid krijgt, die ook deze top drie heeft, (zo zou nummer twee zomaar naar één kunnen wandelen of juist kunnen treuzelen en achterblijven, of zou nummer één plotseling uit het rijtje kunnen verdwijnen, verstoten door een andere sterke dichtbundel, die ik op dit moment over het hoofd zie.)

 

Jannah Loontjens

 

Veel meeslepende poëzie in 2004. Maar voor de levensvatbaarheid van al die mooie gedichten is het van groot belang dat er ook betrokken, eigenwijs en scherpzinnig over poëzie en dichters wordt geschreven. Door liefhebbers en kenners als:

Piet Gerbrandy: Een steeneik op de rotsen. Over poëzie en retorica.

Gepassioneerde essays.

Peter Hofman: Lichtschikkend en zingend. De jonge Lucebert.

Rijk portret van de taalkunstenaar als jonge man.

Yves T'Sjoen, Koen Vergeer (samenstelling): De volksverheffing, jaarboek voor de poëzie.

Inspirerend nieuw initiatief.

 

Ron Rijghard


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rob Schouten

  • Ilja Leonard Pfeijffer

  • Thomas Möhlmann

  • Bas Belleman

  • Erik Jan Harmens

  • Marja Pruis

  • Jannah Loontjens

  • Ron Rijghard

  • Hagar Peeters