Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Awater. Jaargang 7 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Awater. Jaargang 7
Afbeelding van Awater. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Awater. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.78 MB)

Scans (41.68 MB)

ebook (9.82 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Awater. Jaargang 7

(2008)– [tijdschrift] Awater–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Beschouwing
Is kinderpoëzie ook poëzie?

Over praatjes bij plaatjes en etikettenplakkerij



illustratie



illustratie



illustratie

In 2007 publiceerde Gerrit Komrij zijn bloemlezing De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten. Een jaar na dato verantwoordt hij zijn keuzes, buigt zich over de symbiose tussen illustratie en gedicht, en vraagt zich af of kinderpoëzie überhaupt wel bestaat.
door Gerrit Komrij

Plaatjes! Plaatjes! Alle moderne kinderpoëzie is een soort duo-poëzie. Gedichten gemaakt door een tekenaar en een dichter. Bundels die dubbel werk betekenen voor de bibliograaf. Nog een geluk dat de oude systeemkasten met bibliotheekkaartjes niet meer bestaan, want voor elke bundel had je steevast twee kaartjes nodig. Eentje die verwees naar de tekenaar en eentje die verwees naar de dichter. Ruimteverslindend, milieu-verwoestend.

De typische bundel met gedichten voor kinderen, zoals die nu verschijnt, is een bundel waaruit de tekeningen je tegemoet springen. Tekeningen over een hele pagina. Tekeningen die twee pagina's naast elkaar in beslag nemen. Tekeningen die doorkronkelen naar een derde en vierde pagina. Een band of een omslag waarop de tekenaar je toeroept: Hier ben ik!

Dit is mijn boek!

Hier en daar, in een bescheiden hoekje, houdt zich een gedichtje schuil.



illustratie

Er bestaan ook vormen van samenwerking tussen tekenaar en dichter waarbij de poëzie er minder bekaaid vanaf komt. Alle gradaties zijn mogelijk, gedichten die op een verder witte pagina staan of tekenaars die hun best doen zich niet op te dringen.

Bij sommige bundels krijg je de indruk dat de dichter alleen wordt geduld als een soort tekstleverancier. De tekenaar is de baas, hij danst voor en er huppelt een dichtertje achteraan. Dat het vooral om de tekenaar gaat, blijkt vaak al uit de vormgeving van het boek. Het formaat moet in de eerste plaats de illustraties goed doen uitkomen. Het ziet er dan ook heel anders uit dan een klassieke dichtbundel,

[pagina 21]
[p. 21]


illustratie

zo'n bundeltje met alleen maar tekst.

De typische bundel met kindergedichten is vierkant, fors en luxueus.

 

Onlangs nog heeft een kinderdichter de knuppel in het hoenderhok gegooid. ‘Het idee van kinderpoëzie in zwart-witte letters op verder lege pagina's is achterhaald,’ schreef hij. Kinderdichters zouden voortaan beter alleen strips kunnen produceren, boeken waarbij tekst en plaatjes de staat van totale symbiose hebben bereikt en niet langer uit elkaar getrokken kunnen worden. De tekst wordt het plaatje en het plaatje wordt de tekst.

Nu ja, strips bestonden al.

Toch was het een goeie knuppel in een te stil hoenderhok.

 

Dat het moderne kinderboek een vastgeroest model is, staat vast. Sommige gedichten kunnen het uitstekend zonder plaatjes stellen. In zo'n geval zit de tekenaar de dichter maar in de weg. Sommige tekeningen kunnen het ook uitstekend zonder gedichten stellen. In zo'n geval zit etcetera, maar andersom.

In het huidige model is de kans te groot dat twee ijdele ego's op elkaar botsen, ten koste van het kind dat leest of wordt voorgelezen.

Plaatjes in kinderboeken zijn er altijd geweest. Met uiteenlopende rolverdelingen ook. In de achttiende en negentiende eeuw kwam je vooral losse illustraties tegen, afgedrukt buiten de tekst. Ze illustreerden een gedicht of een voorval in het gedicht. De poëzie stond duidelijk voorop.

Aan het eind van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste kwam er een stroom van prentenboeken op de markt. Soms bleef de tekst beperkt tot een paar vierregelige versjes. De illustrator was dominant. De tekst ging in een oogstrelende veelkleurigheid ten onder.

Tussen die twee zweeft het boek met kinderpoëzie van nu. Soms lijkt het of tekenaar en dichter een compromis hebben moeten zoeken. Een andere keer lijkt het op een slijtageslag tussen het tweetal.

 

Toen ik aan De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten begon dacht ik alleen aan tekst. Achteraf lijkt het of dat een principiële beslissing is geweest.

Dat besefte ik pas toen iemand in de bibliotheek me vroeg: ‘En? Neem je ook plaatjes op?’ En iemand anders: ‘Hoe moet dat dan zonder plaatjes?’ Ik had er geen moment bij stilgestaan dat de plaatjes ertoe deden. 't Was helemaal geen principiële beslissing geweest, zo pal voor ik me erin stortte. 't Gebeurde gewoon uit instinct en zonder instinct moet je nooit beginnen aan een bloemlezing.

Ik wist ook niet hoeveel kinderpoëzie er uiteindelijk zou zijn en, wat belangrijker is, hoeveel bloemleesbare kinderpoëzie er uiteindelijk zou zijn.

Als ik op dat moment had geweten hoe de moderne standaardbundel met kindergedichten eruitzag had ik me meteen ook de vraag moeten stellen: bestaat het kindergedicht wel?



illustratie

Ik nam helemaal geen beslissing, laat staan een principiële. Ik zag gedichten voor me. Ik kende een aantal van die gedichten al wel. Voornamelijk nog negentiende-eeuwse, omdat ik ooit kinderpoëzie uit die eeuw had verzameld. Maar vanzelfsprekend ook teksten van Annie M.G. Schmidt en Willem Wilmink en wat een nieuwsgierige lezer onderweg zoal opvangt.

Dat er een apart wereldje van kinderdichters zou bestaan, daar had ik geen idee van. Die wereld was een witte plek op mijn poëtische landkaart. Ik verkende die wereld vanuit een lege lei. Ik kreeg door hoe die wereld was opgebouwd. Hoe divers en facetrijk die was en hoe de boeken in die

[pagina 22]
[p. 22]


illustratie

wereld eruit zagen. Ook toen ik erachter kwam dat moderne kinderdichters hun publicaties altijd maar voor de helft hadden vervaardigd piekerde ik er niet over de tekeningen erbij te betrekken. Aan de andere kant kreeg ik ook nooit het gevoel dat ik de teksten als het ware moest lospeuteren van hun Siamese wederhelft.

Ze konden op eigen benen staan.

 

Prachtig waren die illustraties en die vormgeving soms, daar niet van. Ik zag zulke bundels als verzamelobject, net als de negentiende-eeuwse bundeltjes en de prentenboeken uit het fin-de-siècle en de jaren twintig, lekker om te zien en lekker om vast te houden.

Ik begon sommige tekenaars van nu zelfs te verzamelen, waarbij het me geen lor kon schelen met welke dichter zo'n artiest in zee was gegaan. Vaak zie je bijzonder goeie tekeningen bij rotzooigedichten. Ideale duo's - talenten die aan elkaar gewaagd zijn - bestaan er niet veel.

Ik geloof niet dat kinderpoëzie zich wat dit betreft onderscheidt van wat ik voor het gemak maar de officiële poëzie noem. Ook daar hult het allerergste zich wel eens in een prachtig jasje. Sjieke typografie, ultrahip omslag. Extra duur papier. Dit is een bundel die er toe doet, roept de uitvoering. De inhoud is de muis die meestampt.

 

Door het ontbreken van illustraties is De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten zowel een vertekening van de stand van zaken als een correctie op de vertekening die is ontstaan in de uitgeefpraktijk van kinderpoëzie. 't Is een eenmansactie, welbeschouwd, om de poëzie aan de wurggreep van de designers te onttrekken. Een emancipatiedaad, als je het goed bekijkt.

Ik constateerde tijdens het verzamelen dat de kinderpoëzie niet instortte door het weghalen van een der zogenaamde pijlers. Ook de lezers van de bloemlezing konden daarna, hoop ik, constateren dat die goeie, kale poëzie het op eigen kracht volhield.

Het was geen gehalveerde kinderpoëzie, maar gewoon poëzie.

 

Toch is kinderpoëzie, plaatjes of niet, altijd iets aparts gebleven.

Dat komt, neem ik aan, omdat men het kind pas zo laat heeft ontdekt. Toen was de grotemensenpoëzie al een heel gecompliceerd en heel eigenwijs iets geworden. Hoog en ongenaakbaar.

Dat op het vlak van de kinderpoëzie tekst en illustratie zo wedijveren is een bijzondere constatering, een ander specifiek feit is dat de kinderpoëzie toch pas echt is begonnen met de Verlichting. Tenminste, de kinderpoëzie als een eigen industrie.

Het kind zelf werd een industrie. Het kind werd tot individu gebombardeerd dat om een individuele aanpak vroeg. Eigen kleertjes, eigen maniertjes. Eigen speelgoed, eigen fantasie.

De Verlichting heeft tot op heden de toon gezet in de kinderpoëzie.

Niet alleen omdat er logischerwijze verlicht en voorgelicht moest worden. Maar sindsdien, vergeet dat niet, zijn we het kind ook blijven zien als iemand met een eigen wil en eigen rechten.

Moderne kinderdichters buiten dat gegeven ten volle uit.

De kinderpoëzie begon als een drager van lessen en moraal. Door gedichten leerde je spellen, gedichten dienden als ezelsbruggetjes. Door gedichten leerde je ritme, gedichten vertelden je nuttige verhalen. De poëzie stond in dienst van een onderwijsideaal. Het kind werd ernstig toegesproken.

Leraren en dichters konden er niet langer onderuit: daar stond iemand. Je spreekt geen luchtbel toe of iets wat je niet de moeite waard vindt.

Het modelkind van de Verlichting ontpopte zich als een kind van vlees en bloed. De poëzie groeide mee.

De dichters uit de Verlichtingsperiode wilden met hun poëzie zichzelf een sympathiek en meelevend imago verlenen, ze wilden hun gezag aanvaardbaar maken. En door ondeugende kinderen zo ondeugdelijk mogelijk af te schilderen hielden ze de aandacht van het kind gevangen. Nog steeds zijn die beide elementen doorslaggevend zodra ouders hun kinderen poëzie gaan voorlezen: ze willen de schapen voor zich winnen en ze op sleeptouw nemen.

 

Men kan er niet omheen en deze kanttekeningen bewijzen het: de kinderpoëzie heeft een functie. Het woord functie klinkt als een vloek in de kerk van de grotemensenpoëzie.

Maar zijn ook bij de officiële poëzie van nu, bij die Autonome Sneeuwman, niet nog sporen aan te wijzen van althans een verlangen naar het

illustratie

[pagina 23]
[p. 23]

spelen van een rol? Hoor ik niet af en toe een dichter fluisteren over ‘de terugkeer van ethische en maatschappelijke kwesties’... of liever... over hoe graag hij een publiek zou hebben?

't Verlangen is niet helemaal dood.

 

Als ik De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten met de bescheidenheid die me als altijd siert één succes zou mogen toeschrijven, naast de enorme verkoop, dan is dat het bewijs dat kinderpoëzie het zonder plaatjes kan stellen. Of kinderpoëzie helemaal zonder didactiek en een directe functie kan, weet ik niet. Maar zou ze daarom buiten de boot van de grotemensenpoëzie vallen?

Dan zouden liefdespoëzie en funeraire poëzie met hun specifieke functies (of die nu effect hebben of niet) ook geen poëzie zijn.

Soms vertegenwoordigt kinderpoëzie met haar absurdisme, haar jongleren met taal en haar hang naar experimenten juist de harde kern van de poëzie.

Poëzie is kinderspel, schreef Lucebert.

Ik vind het onderscheid tussen kinderpoëzie en volwassenenpoëzie eerlijk gezegd een beetje flauwekul en een beetje gezocht, echt passend bij een mentaliteit van genre-indeling en etikettenplakkerij.

Een onderscheid dat de boekhouder maakt, maar de poëzie zelf niet.

De kinderpoëzie maakt deel uit van de grotere poëzie, zoals het kind binnenin de mens zit. Maar bij sommige mensen zijn na hun kinderjaren hele stukken uit hun hersens gevallen en daar is niet tegenop te boksen.

De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten, verzameld door Gerrit Komrij. Prometheus, 2007. 1033 Pagina's. €19,95.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten


auteurs

  • Gerrit Komrij