Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beatrijs (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beatrijs
Afbeelding van BeatrijsToon afbeelding van titelpagina van Beatrijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.05 MB)

Scans (11.55 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jozef van Mierlo

A.L. Verhofstede



Genre

poëzie

Subgenre

marialegende


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beatrijs

(1947)–Anoniem Beatrijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 1]
[p. 1]

Beatrijs
Nota's bij de tekst door Dr A.L. Verhofstede.Ga naar eindnoot+

De taal van Beatrijs bezit de eenvoud van het genie. Zij is ten eerste eenvoudig op zich zelf, bovendien heeft de dichter, die eer meester was, niet moeten zoeken naar ingewikkelde wendingen of zeldzame woorden om zijn gedachten uit te drukken. Hij doet niet aan mooischrijverij.

Beatrijs leest dus gemakkelijk. De Zuidnederlander, wiens taal min geëvolueerd heeft dan die zijner Noorderburen, vindt er dadelijk een aantal uitdrukkingen in weer die hij nog dagelijks hoort, doch ook voor Noordnederlanders biedt de tekst weinig moeilijkheden.

Alleen om de lezing te vergemakkelijken, ik zou zeggen ‘te versnellen’, gaf ik deze nota's, uitdrukking van mijn eigen zienswijze of van deze van andere, waarbij echter steeds met al de bestaande toelichtingen rekening werd gehouden.

Het meest werden door mij geraadpleegd Roemans, Tinbergen, Stracke, van Mierlo, Verdam, Guiette, Jonckbloet, en de viertalige uitgave van ‘Wiek Op’, onder leiding van H. van Overbeke.

 

Dr Jur. A.L. VERHOFSTEDE.

 

Augustus 1947.

[pagina 2]
[p. 2]

3 vertare: in O.Vl. gewest, is taren = tornen, vandaar snijden, snipperen, vertaren = verspillen. ‘Zijn zin vertaren: zijn geest met onnuttigheden ‘afpijnen’ (Tinb.).
4 doghet: terwille van al de deugden van haar d.i. om reden van hare voortreffelijkheid.
5 en: voor ende.
6 op heven: vgl. ‘uit het verleden ophalen’, uit herinneringen aanhalen. Tinbergen zegt: ‘Aanheffen’.
7 toghede: togen (gewest) tonen.
8 teren: ter ere.
  diene: die hem.
9 ere: een're, van een.
10 onnen: jonnen, gunnen.
11 die poente: mijn doel (punt) wel bereike. Datgene waarop het aankomt (Tinb.).
15 begheven: letterlijk, verlaten, met het idee van verzaken aan. Hier dus die aan de wereld verzaakt heeft. Vgl. vrs 80, 453, 598 e.a.
16 willemijn: Wilhelmiet.
22 ghedane: gedaante, voorkomen.
23-25 dat ik prisede... dats een dinc dat niet en dochte: haar leden prijzen in het bijzonder haar schoonheid, het zou een ding zijn dat niet zou betamen.
31 lat: laks, onzorgvuldig.
 
 
 
39 achter: in.
41 toren: toorn.
  wedermoet: weemoed.
43 ries: dwaas, men zegt van een boomstam dat hij ries is wanneer hij inwendige barsten vertoont.
45 eest: is het.
  lieft: lees lief.
46 sulken: sommigen.
46-48 si dwingt: zij praamt sommigen dat zij niet weten wat doen, spreken of zwijgen om wel te varen (daar hi loen af waent ghecrighen).
51 milde: mild, vrijgevig.
53 dade: deed hij het.
54-58 ghestade: standvastig. Ook vindt men lieden die zo standvastig zijn dat wat hen te beurt valle, groot gewin of klein; de liefde hen weelde, blijdschap en rouw doet delen. Zulke liefde noem ik getrouwe.
59 in constu: ik kan u.
60 gheluux: lees ghelux.
61 ronnen: vloeien.
62 veronnen: ten kwade duiden.

[pagina 3]
[p. 3]

74 verladen: overladen.
76 dient al es cont: dien alles is bekend, die alles weet.
77 niet: in de betekenis van niets.
78 crancheit: mijn zwakheid.
80 begheven: verlaten, zie vs. 15.
85 saen: dadelijk.
86 sine vrame: zijn voordeel.
95 soe hi ierst mochte: zo spoedig hij kon.
100 merde: talmde.
101 woudene vanden: wilde hem vinden, zij zocht hem op.
104 versochten: verzuchten, zuchten slaken.
109 hoe dicke verwandelde: hoe dikwijls hare blijdschap in twijfel oversloeg en omgekeerd. Tinbergen zegt: blije = gelaatskleur?
 
 
 
111 vercoren: uitverkoren.
112 ieghen: tegen.
115 strael: niet de pijl van Cupido, maar de straal (de angel) der bie die na het stralen in de wonde blijft steken en er moet uitgetrokken worden.
117 In: Ic en.
117 verhoghen: verheugen, vreugde kennen.
118 uutghetoghen: uitgetrokken, het middeleeuws schrijft u voor v en w voor uu.
119 sinne: met welbehagen, vgl. ‘er zin in hebben’.
123-124 wi en hadden: wij kregen nooit zoveel verpozing dat wij de gelegenheid hadden ons eens in het geniept te kussen.
127 God ons here: God onze Heer moge vrouwe Venus verdoemen verwensen.
129 vervalven: verwelken.
130-131 constie wel ane u verwerven ende... V.M. (o.n.) verwerpt de interpretatie van wel in de betekenis van uwe gunst dus als substantief. Hij leest: Kon ik wel van u verkrijgen en woudt gij het abijt afleggen. Wel is hier bijwoord en ende is zoveel als ‘dat’.Ga naar voetnoot(*)
134 ghereiden: bereiden, gereedmaken.
136 bonten: bont, pels.
137 sercoet: overkleed; wijd overkleed zonder mouwen dat over hemd en roc wordt gedragen (Tinb.).
138 in begheve: ik verlaat U in geen nood.

[pagina 4]
[p. 4]

147 over VIII nachte: vanavond over (binnen) acht nachten.
148 nemt mijns wachte: wacht op mij.
154 en si: tenzij.
159 Dit gheloefde elc anderen: Dit beloofde elk de andere.
160 ginc wanderen: ging heen.
161 sijn rosside: ter zijdewaart, waar zijn ros gezadeld stond.
163 sinnen telt: zijn weg, vgl. hij ging zijn gang, op den stap van zijn paard.
170 sercoet: vs. 137 overkleed.
172 vel: pels, bedoeld wordt de voering in bont.
175 almoniere: aumônière, geldbeugel.
177 vingherline: ringen.
178 chierheit: opsmuk, allerlei schoons.
179 proeven: navraag doen, onderhoren.
181 .Vc: vijfhonderd.
 
 
 
185 ghetorst: geladen, gestapeld.
192 scoender smale: lieftalliger wezen.
193 mettine: de metten.
198 weder ghewent: teruggekeerd.
199 dormter al ghemene: al te samen op de slaapplaats.
200 coer: koor.
202 dicke: dikwijls.
205 Maria moeder: lees liever ‘Jesu lieve’ (van Mierlo. Stracke.) de tekst wijst uit dat deze lezing zich opdringt.
207 gheduren: verblijven, uithouden.
211 ghenomen discipline: boete gepleegd, zich kastijden.

[pagina 5]
[p. 5]

224 teenen: tot een.
227 onversaghet: onversaghet slaat op Maria en niet op riep. Tinb. zegt ‘onbesproken, onbevlekt’. V.M. (o.n.) onversaghet komt van versegghen, aanmerkingen maken op; iets te zeggen hebben op. Dus ‘onbesproken, alreine, al-schone’.Ga naar voetnoot(*)
229 vernoy: leed; noy, zoals in ennui. Zie ook vs. 527.
230 en es niet te bat een hoy: en het heeft mij geen hooi (geen grashalm) gebaat.
231 te male: t'ene male, geheel.
239 ict: lees ic.
241 ofmense: indien men ze.
243 hets wel recht: het behoort.
244 lijt: wiens weg hem voor Maria's beeld leidt; die voor Maria's beeld voorbijgaat.
247-248 daer omme si ghedinct: het was daarom dat zij bedacht die sleutel daar te hangen. V.M. (o.n.) leest: daaraan (daer omme) denkt zij (aan de gewoonte dat wie vóór het Mariabeeld voorbij gaat naar het Mariabeeld opkijkt), (waer omme) om welke reden zij de sleutel daar hing.Ga naar voetnoot(*)
249 danen: henen.
250 pels: vermoedelijk een haren onderkleed.
255 vare: vrees.
 
 
 
261 stoet: stond.
264 U soe waren bat bequame: bat = beter - U zouden beter passen.
266 Hebter mi om niet te leder: neem mij niet kwalijk.
267 ic salse u gheven sciere: ‘zeere’ is gewesttaal, dadelijk, terstond, idem Verdam.
272 waest: was het.
273 Ghescepen: gesneden.
276 bat: beter.
278 cordewane: in Cordouaans leder.
280 ghebonden: schoenen met linten en sandalen.
281 hoet: hoofd.
284 cussese: kuste haar.
289 ghereide: zadel.

[pagina 6]
[p. 6]

299 wilen: wijlen, destijds.
303 al hebbic ni ghekeert daer an: al heb ik mij tot de wereld gewend.
304 slacht: gelijkt.
  losen: listigen.
  coman: koopman.
305 formine: klatergoud.
308 beswike: ontvallen.
309 scinden: kwetsen, verminken. Dat God mij verminke. Een litteken dragen wordt in O.-Vl. gezegd: geschonden zijn. Vgl. van de pokken geschonden.
311 in scede: ik scheid niet.
313 twien: twijfelen.
315 fel: driest.
  loes: onoprecht.
316-319 Sint dat...
...werdech ware
sinds ik U eenmaal verkoos zou ik zelf aan geen keizerin meer denken, onafgezien dat ik haar waardig ware.
322 ic vore: voer mede.
324 vrouwe af sijn: daar zult ge meesteres van zijn.
326 pande verteren: panden vervreemden - goederen vervreemden.
328 den telt: hunnen weg. Telt is matige stap, zegt Tinbergen (?). Vgl. vs 163.
 
 
 
333 na der naturen sine: naar zijn natuur.
342 ghevoegh: indien het u zou bevallen.
343 beeten: nederzetten - afstijgen; vgl. G. Gezelle in Hiawadha Osseo: ‘Ont zij beette in d'avondsterre’.
346 dorper fel: onbeschaamde dorpse - tegenstelling tusschen plattelandbewoners en lieden uit de kom der gemeente. Een zeker moreel mistrouwen bestaat ten huidigen dage nog bij de mensen van het land ten opzichte van de ‘dorpsen’.
354 Godsat: Gods haat hebt gij die het gezocht hebt.
368 ochtic: indien ik u ooit nog van zoiets gewaag.

[pagina 7]
[p. 7]

374 .m.: duizend.
380 waric: ware ik.
384 dullijc: als een dulle, dwaas.
386 ghere vrouden: geen vreugde.
388 Datter zielen niet: dat de ziel er in niets anders smaak vindt.
391 doeghet...: deugt geen haar, niet in het minste.
392 Jeghen: tegen, vergeleken met
393 Diere om pinen: die er zich voor inspannen, het Fr. peiner.
  vroet: vroed, wijs.
400 ghevel: voorviel.
402 Tes: tot.
  poert: poort, stad.
404 bequaemt: waar het hen zo wel bekwam, beviel.
 
 
 
406 verweenden: verwend, vgl. vs. 579 waar het gekoppeld wordt aan ‘rike’.
408 .ij.: twee.
411 teren: voortleven op.
414 warde: voor waerde.
415 brochtent al over saen: alles spoedig opdoen, verteren.
422 Dies hen wert te moede onsochte: aldus werd het hen zwaar te moede.
425 ghesceet: verschil, misverstand, twist.
427 ghebrac: ontbrak.
430 met oghen nye zeder: zij zag hem sedert dien met geen ogen.
433 hets mi comen soe: het is mij zo (alzo) overkomen. In ‘soe’ ligt de betekenis, dat het geen zij steeds gevreesd heeft haar overkomen is, precies zoals zij het steeds gevreesd heeft. Vervangt men soe door toe dan verarmt men de betekenis, dan wordt het eenvoudig, hetgeen ik steeds gevreesd heb is mij overkomen. Vgl. vs. 900, dat het haar aldus vergaan was, dat haer comen was alsoe. Even zo V.M. (o.n).
435 doghens: gedogen, leed.
436 begheven: verlaten. Vgl vzen 15, 80, 453, 598 e.a.

[pagina 8]
[p. 8]

444 staet mi in staden!: sta mij bij.
448 dorden noet: door de nood.
459 onbequame: onaangenaam.
463 onthelt: onderhield.
471 te loven ende teren: tot lof en eer.
 
 
 
477-482 Si was... ...levede voert: deze verzen zijn volgens sommigen een interpollatie (Tinb. en andere). Stracke aanvaardt dat ze echt zijn doch tussen vers 432 en 433 thuishoren. V.M. (o.n.) is van oordeel dat deze verschuiving niet noodzakelijk is.Ga naar voetnoot(*)
480 doghede: gedogen, uitstaan, lijden.
  meswinde: ellende, tegenspoed.
484 saen: snel.
485 Berouwennesse: voor berouwenesse.
487 hoet: hoofd.
489 plach: gewoon was.
493 Fonteyne boven alle wiven: bron (van alle goed) meer dan enige andere vrouw.
495 torconden: tot getuige.
501 ieghen: sorgen: Ik mag mij wel tegen het oordeel, waar alle zonden aan het licht zullen komen, bezorgd maken.
502 Doghen: God heeft zijn ogen van mij afgewend! (Carel Voorhoeve aangehaald door Tinbergen.)
506 Daer en si vore: tenzij er vooraf biecht van gesproken zij.
508 waen: vergissing.
509 vare: vrees.
510 een hare: een haren kleed, een boete kleed.
514 niet ghedoen: niet bewerken.

[pagina 9]
[p. 9]

517 Fonteyne boven alle doghet: bron (van genade) boven alle goed.
518 verhoghet: verheugd.
519 sceen: zoals het wel is gebleken met Theophilus.
521 op ghegeven: de duivel verpand.
526 onghetroest keytijf: troosteloos katyf, onopgewekt, troosteloos (Verdam) een katyf is in de volksmond een boosaardige vrouw; de oorsprong zou zijn ‘captive’.
527 In wat leven ic noy was: Tinbergen laat dit vers op het volgende slaan en leest: ‘In welk leven ik ooit was, Vrouwe, gedenk dat ik las t'uwer ere een gebed. Mijns inziens is het overbodig aan het woord ‘noy’ enige wijziging aan te brengen. Noy is het Z.-Ned. nooi, node, met tegenzin. Het vers hervat de gedachte ontwikkeld in vzen 569 en volgende en staat in verband met de inhoud der verzen 525 en 526.
533 verbouden: hierop mag ik mij betrouwen, verstouten.
534 onvergouden: onvergoed.
539 vrame: voordeel. Vgl. vs. 86.
543 daer hi u sochte: waar hij (de bode) u zocht die u een boodschap bracht.
545 van bode was ghehoert: zoals nooit enige bode er een had gehoord.
546 die selve woert: de woorden van de bode aangehaald in het ‘Wees-gegroet’.
547 wanc: twijfel.
549 quet: verzoekt, zie vs. 700.
552 verdinghen: zoals in geding, verdedigen.
553 bedinghe: gebed, de klemtoon ligt op bé.
 
 
 
554 Dreef: bedreef, doen, bad.
558 bider beden: leefde van bedelen, van hare bede om brood.
563 ere: van ene.
  spade: laat.
570 weder: ik zal met u delen, wederdelen, mede delen.
575 stoede: stond.
578 trouwen: op mijn woord.
579 verweent: weelderig, rijk, vergl. vs. 406.
584 blame: opspraak, in opspraak komen.
589 verstoet: verstond.

[pagina 10]
[p. 10]

597 reven: raaskallen.
598 Derre: zulke dergelijke.
598 begheven: verlaten, vgl. vs. 5 en 80, 436 en 453.
603 ghemessen: missen.
607 el: iets anders.
608 soe reynen moet: rein gemoed.
611 elve ende der geronde: Elbe en Gironde.
613 gheesteliker: godvruchtiger.
614 Die: in het handschrift staat de rubriek letter aan hoofde van vers 615.
616 maect mi conder: leg mij uit.
618 Doe noemesise: toen noemde zij ze.
619 si haer meende: dat ze haar bedoelde.
622 wedde: pand, bezoldiging, niets aan te bieden dan het groot berouw mijns harte.
626 hoven: oven.
627 gloyen: gloed.
 
 
 
630 Mochtic mier sonden: mocht ik van mijne zonden worden gekweten.
631 verwaten: de wanhoop veroordeeld, vervloekt.
632 verlaten: betrouwen.
640 bederven: zo en liet gij de zondaar niet omkomen,
647 onbescouden: onbescholden onbestraft (Verdam).
648 ghewouden: regelen, bewerken (Verdam). goed berouw kan alles goed maken (Roemans).
654 gisemast: Gisemas, de goede moordenaar.
656 weder ... no: noch... noch.
664 verscoven: verstoken, uitgesloten.

[pagina 11]
[p. 11]

666 Ocht: wijl.
669 in slape sochte: sliep zacht in.
675 verbeden: door haar gebed genade voor u verworven.
683 Wile: vool, sluier.
684 coenlyck: moedig.
685 hoeghelike: bedank Maria hiervoor in hoge mate.
692 yemen: (n)iemand.
695 min no meer: niet min noch meer.
  na dijn ghelike: naar uws gelijke.
698 heet: beveelt.
700 quedde!: zie vers 549 - verzoeken.
 
 
 
703 gheweldechere: geweldige Heer.
704 ghehinct: veroorloof, toestaan.
707 Ochtic: indien ik nu.
708 over dieveghe vinghe: als dievegge aanhield.
709 ghescent: geschonden, geschandvlekt.
710 rumde: voor ruumde, ruimen, verlaten.
  covent: Tinb. schrijft tcovent.
714 Ocht: indien.
715 te minen baten: voor mijn welzijn.
716 Dat sijs niet en moete laten: zij moet het niet nalaten.
719 waen: argwaan, mistrouwen.
726 beide: oponthoud, gij wacht te lang.
729 Doet dat maria u ontbiet: Doe hetgeen Maria u gebiedt.
734 bestaen: niet vertrouwen. Vgl. men kan er niet op bestaan, men kan er niet op rekenen met zekerheid.
735 verbeyt: wachten.
736 eest elfs ghedroch: is het hels bedrog.
737 Dat mi comt te voren: dat mij overkomt.
738 scoren: schoren, stuiten. zo moge ik weldra stuiten, het weze mij gegeven dat enz...
Tinb. vert. scoren door ‘scheuren’, door een of andere formule te niet doen.

[pagina 12]
[p. 12]

746 hiet mi gaen: en mij beveelt te gaan.
753 hiet: beveelt.
755 moecht beiden: gij zoudt wel eens te lang kunnen uitstellen.
756 wanc: aarzeling.
764 twien: twijfelen.
767 hone: hoon, bedrog (Roemans).
771 goeder trouwen: in volle vertrouwen.
772 Opten troest: op de genade van.
 
 
 
783 En: men mag wellicht lezen ‘en’ in de betekenis van eerste lid der dubbele negatie.
783 verbeden: genade verworven door haar gebed: Tinb. e.a.; vgl. vs. 675.
786 wes: wat.
790 sciere: dadelijk, zie vers 267.
796 ieghen hore: tegenover haar, vóór zich.
797 doe: toen.
797 troc: trad of trak, trok: binnen trekken.
803 danen sciet: henen scheiden, heen vlood.
805 ghile: zonder spotternij, in volle ernst.
806 Scone, covele ende wile: schoenen, kap, vool.

[pagina 13]
[p. 13]

816 emmermee: eeuwig.
817 werde: waarde, schat.
819 ghewelt: macht.
821 die ons: lees ‘die es ons’ (Jonckbloet).
824 Hier omme levic vele te sochter: daarom is mij het leven veel lichter.
828 vernoy: verdriet.
829 ghewandelt: door uwe tussenkomst is het zo omgekeerd
830 vroe: dat ik nu gelukkig mag zijn.
833 ware dinc: in der waarheid.
837 berren: branden.
842 evele: euveldaden, misstappen mochte bevrijden.
846 dorloy: de horloge, het uurwerk.
 
 
 
853 ghemene: te samen.
856 lachter: laster.
864 verladen: overladen.
865 en volgende: voorgehouden wordt dat deze verzen tot het slot een bijvoegsel zijn van een latere dichter.
Deze, m.i. verkeerde zienswijze, mocht geen algemene instemming verwerven. Zie de studie van Dr v. Mierlo, in het boek onmiddellijk na het hoofdstuk ‘tekst loutering’.
871 vergronden: doen doorgronden.
877 ontfermenisse: medelijden.
881 covent: Tinb. leest tcovent.

[pagina 14]
[p. 14]

887 Ic en weet west noch oest: ik weet niet waarheen west of oost.
892 becronen: bekreunen beklagen.
898 Gheberst hen yet: gebeurt hen iets.
899 vroe: verheugd.
900 alsoe: aldus. Vgl. vs. 433.
902 goede ware: goede zorg, ware zoals in ‘bewaren’.
907 begaf: begheven, verlaten.
909 vaer: vrees.
910 Voert: verder.
917 ontdecken: bekend maken.
918 in dichten oec vertrecken: in een gedicht uitdrukken, neerschrijven. Verdam door Tinbergen aangehaald emendeert: dichten = bichten; ‘in de biecht mededelen’. Deze emendatie is verleidelijk, zegt V. Mierlo (o.n.), doch verkeerd. Hij wijst mijns inziens terecht naar vermonden, mondelings mededelen, waartegenover staat in dichten vertrekken, schriftelijk mededelen. Dus noch mondelings noch schriftelijk bekend maken.
923 gheruchte: voor gerochte.
 
 
 
925 hire: hij er.
928 met: en tezelfder tijd in grote twijfel.
929 metter scame: de duivel bekoorde haar met beschaamdheid.
932 bedinghen: gebed.
935 al bloet: naakt.
936 dochte haer doet: dat haar dood scheen.
938 vinken weder: ving hem weder.
940 versach: zag.
945 heelt: verbergt.
952 Weder luttel no vele: noch weinig noch veel.
953 Hets doet: het is dood.
954 Al des ghelike: juist op dezelfde wijze.
956 bast: een schil, een pel.

[pagina 15]
[p. 15]

968 deren: leed doen.
975 ende bat: en bad hem, dat hij zou horen haar biecht.
985 vite: leven.
986 dulre: dulle, dwaze.
991 rumede: ruimde, verliet.
993 ye: ooit.
995 gront: in de grond van haar hart.
 
 
 
1001 ghelijt: van liën belijden. (Tinb.)
1008 beleggen: ik zal het zo wijs aan boord legen.
1010 te ghere stede: op geen enkele plaats.
1011 lachter: laster.
1011 ghecrigen: ondergaan.
1014 siere: door zijnre, door zijne.
1020 weder wende: terugkeerde.
1024 Die abt voer: die abt voer henen, ging heen.
1024 gode volen: aan God aanbevolen, (met de wens van goede reis).
1026 vorese: voerde ze.
1032 toghede: toonde.
1034 bidden wi: laat ons bidden.

[pagina 16]
[p. 16]

1038 doemen: vonnissen.

eindnoot+
MEEST GERAADPLEEGDE AUTEURS:
Roemans, Tinbergen, Stracke, Verdam, Guiette, Jonckbloet, van Mierlo, Van der Elst. De viertalige uitgave van ‘Wiek Op’, Brugge 1938. De onuitgegeven nota's van Dr van Mierlo S.J. in afkorting vermeld door V.M. (o.n.).
voetnoot(*)
V.M. (o.n.) afkorting voor Dr J. v. Mierlo S.J. onuitgegeven nota's.
voetnoot(*)
V.M. (o.n.) van Mierlo's onuitgegeven nota's.
voetnoot(*)
V.M. (o.n.) van Mierlo's onuitgegeven nota's.
voetnoot(*)
V.M. (o.n.) van Mierlo's onuitgegeven nota's.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken