Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 4 (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 4
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.71 MB)

Scans (45.08 MB)

XML (1.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 4

(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Over de Dietsche opvoeding.

IN de inleiding van een hoogduitsch boeksken: Der Unterricht in der Muttersprache, gekrönte Preisschrift von Albert Richter, heb ik eenige gedachten gevonden die al lang in mijnen eigenen geest rondgespookt hadden.

Nu mogen ze de wereld in... onder de vleugels van een geleerd en gekroond duitsch schrifteken. Wat in Duitschland waar is, zou dat hier gelogen zijn?

I.

Tot hier toe heeft men van ons Dietschers door de opvoeding een' algemeenen mensch, een wereldburger willen maken. Na onze schooljaren waren wij niet meer Dietscher als Waal of als Griek of als Romein.

Nu begint het tijd te worden dat onze opkweekers eens begrijpen dat de eigen aard van ons volk de echte beschaafdheid niet tegenwerkt of vernietigt; maar dat er geene echte beschaafdheid kan bestaan tenzij ze op onzen eigen (gezuiverden en geblonken) volksaard steune. Die volksaard is een levend iets en deelt leven en kracht mede; maar de ‘cosmopolitische-n’ aard, dien men ons wilt inplanten, is een afgetrokken en uitgedacht wezen, dat kracht noch bloei kan geven noch aan onzen wil noch aan ons verstand.

Het ‘cosmopolitismus’ uit vervlogene en tegenwoordige tijden, het ‘humanismus’ onzer klassieke dagen en de gemeenlandsche opvoeding (die wij onder-

[pagina 128]
[p. 128]

gaan hebben) loopen den weg mis als ze de kinderen tot algemeene menschen willen opleiden. Ze willen ze losscheuren uit het volk en uit de omgeving waarin ze thuis hooren en er een abstracte mensch van vormen: maar er bestaan geen menschen in zulken dooden en afgetrokken zin.

Wilt ge door wereldburgerdom de kennis van den wereld verstaan, zelfs de liefde voor den wereld en de andere volkeren: t'accoord! De volksaardige opleiding en sluit zulk een wereldburgerdom niet uit. Maar men zal zich herrinneren dat de weg naar de wereldkennis door de kennis des geboortelands, de wereldachting en liefde, door de achting en liefde voor zijn eigen volk loopt en zelfs daarop moet gebouwd zijn. En men zal het wel begrijpen dat zulke opleiding tot algemeenen mensch slechts kan grond krijgen door het opkweeken der bijzonderheden en der eigenaardigheden van ieder volk, en dat ‘het cosmopolitismus’ zonder volksaardige bijzonderheden slechts eene hersenschim kan zijn.

II.

Maar de opvoeding der dietschers, zult ge mij zeggen, zal altijd volksaardig zijn, omdat de kinders dietschers zijn en de meesters ook, en dat geen van de twee ooit zijnen dietschen aard heel kan afleggen.

Goed! Maar de echte volksaardige (hier dietsche) opvoeding eischt dat onze eigen aard als zulks erkend, als zulks opgeleid en verzorgd worde.

Ik weet wel dat een dietschgezinde richting in de opleiding der jongelingschap het wezen zelf der opvoeding niet uitmaakt. Maar mogen de nationale bestanddeelen over het hoofd gezien worden? 't Ware eene echte dommigheid! En wat zien we nogtans allewijl in onze scholen?

En dat mij niemand kome zeggen dat onze opvoeding nationaal, dat is belgisch, dus half vlaamsch

[pagina 129]
[p. 129]

en half fransch moet zijn! Ja, door onze staatsbetrekkingen hooren wij tot Belgenland, waar twee talen gesproken worden; maar Belgenland en is niet bevolkt door menschen die half Waal, half Dietscher zijn, in tegendeel het bevat slechts echte Walen of echte Dietschers. Door onze geboorte, door onzen natuur en onzen aard, door onze taal, door onze zeden en gebruiken, door onze geschiedenis, (niet enkel de geschiedenis van onze koningen die gewoonlik in de scholen onderwezen wordt, maar door de gevarenissen en den wandel van ons volk) behooren wij tot het dietsche volk gelijk het in het Noord-Westen van Europa, 't zij in Vrankrijk, 't zij in Belgenland, 't zij in Holland, 't zij in Duitschland leeft en streeft.

Volgens de staatkunde zijn wij Belgen en wij willen Belgen blijven, alware het maar omdat er geene kans bestaat van ooit ons volk onder éénen scepter vereenigd te zien; maar spreekt men van onderwijs en opvoeding, belgische beteekent voor ons dietsche, voor de walen fransche. Het tegenovergestelde ware regelrecht tegen de natuur in, want Belgen in den dooden en afgetrokken zin en bestaan er niet in wezenlikheid.

Ik wil nog wel toegeven dat de volksaardige opleiding niet blindelings moet geschieden en dat onze volkseigenschappen en hoedanigheden, dat de trekken van onzen volksaard moeten getoetst en onderzocht worden, opdat alzoo de goede uit de kwade trekken verkend mogen worden!

Eene volksgenegenheid die niet onderzocht is geweest bij het licht van algemeen zedelike grondbeginsels zal gestadig ontaarden tot eenen belacheliken ‘nationalstolz’ tot gekke hoovaardij: 't Zou onnoozel zijn van te meenen dat men met luidronkende en snorkende volzinnen de echte volksliefde kan scheppen; want die pofferij zal altijd de volksdeugden raken en alzoo niets voortsbrengen als eene valsche eenzijdigheid en eene nationale overdrijving.

[pagina 130]
[p. 130]

't En is niet genoeg om dietschgezind te zijn van zijn hert opgewekt en gloeiend te voelen bij het gedacht van eene nevelvolle toekomst met heure gedroomde heerlikheden, overwinningen en zegepralen; ook niet genoeg van vol begeestering te staan voor de eene of de andere roemrijke daad, en het hart en den mond vol te hebben van ‘bloed en leeuwenklauwen’. Hij alleen die den echten handel en wandel van zijn volk in onze en vroegere tijden nagegaan heeft kan waarlik en hertelik opgetogen zijn over zijn volk; hij alleen kan weten welk doel zijn volk te bereiken heeft en waarhenen het moet en kan streven.

Hij alleen, die den ganschen wandel van zijn volk kent, die van de eene zijde de volksaardige hoedanigheden, van de andere zijde de gebreken heeft nagespeurd, kan een echte dietschgezinde, een goed opgetrokkene dietscher of een goede opkweeker voor dietsche kinders zijn.

III.

En waar zal men het volk en zijnen aard, zijnen handel en wandel bestudeeren?

Zijn het niet: de taal en in 't bijzonder de gouwspraak; de lettervruchten en in 't bijzonder de volksletteren; de geschiedenis en in 't bijzonder de volksgeschiedenis die de drij groote en zuivere spiegels zijn van ons volk!

Maar 't woord volksgeschiedenis vraagt nog eens 'nen uitleg.

Ik verstaan door dit woord niet de handelingen van groote staatsmannen, maar de gevarenissen van het volk zelf; wat het geleden en onderstaan heeft; hoe het gestreden en gezegevierd heeft: wat het bij die of die gebeurtenis gedacht of gedaan heeft; welke gebruiken en gewoonten het gehad of bewaard heeft; welke spelen zijn kind gespeeld heeft; welke de mijmeringen en liedjes waren van zijne jagers in de bosschen, van zijne schippers op het ven en zijne oudjes aan den heerd.

Dat is de geschiedenis, nog niet geschreven, maar

[pagina 131]
[p. 131]

wel bewaard in oude dagboeken, aanteekeningen, registers, vertellingen, overleveringen, spelen, liêkens, kinderrijmkens, enz. enz., maar bijzonder in de volkstaal.

Dat is de geschiedenis die ons grondig ons volk zal leeren kennen, achten en beminnen, in zijnen handel en wandel!....

Maar, zult ge mij vragen, en dit schijnt u een leelike knoop, moesten wij dan de strevingen der vroegere duitsche Romantieken navolgen?

De Romantieken hebben overdreven: zij wouën het volk weer in zijne ontwikkeling van vooren af beginnen laten, en in plaats van de vervlogene tijden te bestudeeren, wouën ze die tijden weer terugroepen. In de plaats van het gemeen volk in zijne straattaal en in zijne gemeene gebruiken en gewoonten te bestudeeren, die taal te ziften en die zeden en gewoonten te veredelen, hebben eenige zulke taal en zulke gewoonten zuiverweg willen opnemen.

Gaan de Humanisten en Pedanten den dwaalweg op met de straattaal en den minderen volksaard niet te willen bestudeeren en benuttigen; zij, zij gongen te ver van den anderen kant: virtus in medio.

IV.

Eindelik komen wij aan de ‘historische Schule’ der Duitschers, met heure spraak- en literatuurvorschers, als de gebr. Grimm; met heure geschiedkundigen, als I. von Müller; der duitsche rechtswetenschap, als Savigny; - aan onze volk- en volkstaalliefhebbers als De Bo, Schuermans, G. Gezelle, de mannen uit ‘Rond den Heerd’, ‘'t Daghet in den Oosten’, ‘Volk- en volkstaal’, enz.

't Is hun te danken dat ons volk in de zonne der wetenschap kan onderzocht en bestudeerd worden.

Ons volk is krank, bijzonder zijne bovenste takken zijn aan 't wegsterven. Waar zal men de echte meesterijen gaan opzoeken?

[pagina 132]
[p. 132]

De Pedanten willen een nieuwerwetsch volk scheppen, zonder echte (d.i. onvertaalbare) eigenaardigheden, zonder leven in zijne taal; een volk met algemeene, wereldbekende gebruiken, gewoonten en gevoegelikheden, zonder echte (d.i. recht eigenaardige, voor Vrankrijk onbehebbelike misschien) echte kenschetsende volkszeden.

Waar zal men echte heelmiddelen vinden tenzij in de volksgeschiedenis, die in de volkstaal en in de volksletteren op heur klaarste afgeteekend staat.

Daar zal men de echte dietschgezindheid putten; die allewijl zoo min gekend en bij zoovelen slechts eene windblaas is. En hoe dikwijls zagen wij die windblaas niet springen!

Daar zal de misopgevoede Dietscher de echte en schoone zeden en handelingen van zijn volk terug aanleeren.

Daar zal het volk zelf achting en liefde krijgen voor zijne eigene taal en zijnen eigen aard.

Daar zal de franschelaar, die geen deel meer maakt van zijn volk, den weg naar zijne woonstede terugvinden.

Daar zullen de Pedanten en andere franschgezinden leeren: dat de neiging tot stam- en zelfs familiebezonderheden altijd diep in het hert van den Dietscher geworteld zat; dat daarin zijn leven en bloei gegrond ligt; dat die bijzonderheden niet eenvoudig mogen gesnoeid, maar dat ze moeten gekweekt en verzorgd worden, en dat langs dien weg alleen het geestelik en het stoffelik heil van ons volk moet gezocht worden.

De vlaamsche beweging ontfranscht ons volk, maar, hoe edel heure bedoeling in 't algemeen ook weze, dikwijls vervlaamscht ze ons en ons volk niet; zij kent onzen volksgeest, onzen eigen aard niet, zij wilt hem al te dikwijls niet navorschen, hoe kan ze ons dan den rechten weg wijzen 't zij in de opvoeding, 't zij in 't onderwijs, 't zij in den gewoonen levenswandel, 't zij in buitengewone gelegenheden?

't Is omdat ik dacht den echten weg te kunnen aanduiden, dat ik deze goedgemeende regels op 't papier geworpen hebbe.

Coob van Val.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken