Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 4 (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 4
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.71 MB)

Scans (45.08 MB)

XML (1.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 4

(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 366]
[p. 366]

Aan den eerw. heer Nicolaï J.-L.
pastoor van Sussen
ter gelegenheid van zijn gouden Priesterschap.

 
EEN vroolijke stoet, met banieren en krans,
 
Doorschatert, o Sussen, uw stegen!
 
De wapp'rende driekleur, aan gevel en trans,
 
Wuift lokkend den wandelaar tegen!
 
Het klokkengelui mengt zijn staat'lijk gebom
 
Aan 't jeugdig akkoord der fanfaren en trom!
 
Heel Sussen staat prachtig getooid en gesierd!
 
Wat plechtige feest wordt hier heden gevierd?
 
 
 
Wij vieren ons' Herder dees' heugelijke uur.
 
Thans zijn vijftig jaren verdwenen,
 
Dat tint'lend een vonk van 't Apostelijk vuur
 
Van Pinkster zijn kruin heeft omschenen;
 
Dat hij, in het midden der broederenschaar,
 
Ten aanzien van God en zijn heilig altaar,
 
Op 't spoor van den Heiland, met blakende vlijt,
 
Tot redding der zielen zich toe heeft gewijd.
 
 
 
Wij vieren ons' Herder dees' plechtigen dag.
 
't Is schier vijftig jaren geleden
 
Dat 't juichende Sussen hem d'eerste maal zag
 
Het outer des Heeren betreden;
 
Dat hij, vol van vuur, met welsprekenden mond,
 
Door heiligen eed zich plechtstatig verbond,
 
Zijn krachten te schenken tot d'oever van 't graf
 
Der dierbare kudde die Jezus hem gaf.
 
 
 
Wie schetst Nicolaï! uw ijver zoo groot,
 
Uw schrander beleid en uw heerelijk pogen,
 
Waardoor gij uw Sussen, van alles ontbloot,
 
Als 't ware den niet hebt onttogen?...
 
De tempel die schittert met gevel en trans
 
Met torenspits vonkelt in 't zonnegeglans,
 
Is 't werk onzes Herders. - Hij wikte en hij woog!...
 
Straks schoot hier een kerkspits ten hemelschen boog!
[pagina 367]
[p. 367]
 
Wanneer gij dit lachende woonhuis beschouwt,
 
Waar, onder het zaligst genieten,
 
Van zegen besproeid, en van vrede bedauwd,
 
Ons' Herder zijn dagen ziet vlieten;
 
- Dit woonhuis zoo verre van allen bekend,
 
Die lijden aan armoê, aan nood en ellend, -
 
Denk, als gij dit tooverende Eden beschouwt:
 
‘Zijn schrander vernuft heeft dit Eden gebouwd!’
 
 
 
En was ook zijn hoofdzorg om ieders gemoed
 
Van 't goddelijk vuur te doen gloeien;
 
Om zielen, gewasschen in Jezus zijn bloed,
 
In godsdienst en deugd te zien bloeien;
 
De wetenschap, nauw aan den godsdienst verwant,
 
Dat edelste sieraad van 't mensch'lijk verstand,
 
Dat hemelsch geschenk, aan Gods wijsheid ontvloeid,
 
Hield immer zijn leergierig harte geboeid!
 
 
 
't Venijnig gebroedsel,Ga naar voetnoot(1) dat schuilt in den nacht,
 
En smeedt daar zijn heillooze plannen,
 
Dat tronen, altaren en haardsteên belacht,
 
En God uit de school wil verbannen;
 
Dat telkens zijn zege luid brulde in het rond
 
Wanneer het een christene ziele verslond,
 
Het trachtte, gewapend met duivelsche macht,
 
't Geloof te versmachten in 't jeugdig geslacht!
 
 
 
Dat ziet onze Herder. - Zijn priesterlijk hart
 
Is innig geschokt en bewogen.
 
Zijn oog ziet het onweer, zoo dreigend en zwart,
 
Verdonk'ren de hemelsche bogen.
 
Zijn schaapstal, zijn kudde verkeert in gevaar!
 
Zijn lammetjes blaten zoo bang en zoo naar!
 
Daar roept hij, vervuld van der Heiligen moed:
 
‘Ik geef voor mijn kudde én mijn goed én mijn bloed!’
 
 
 
Straks rijst hier een school, waar de ziel van het kind
 
Hoe woedend de baren ook stormen!
 
Een zekere haven, een vaderschoot vindt,
 
En veilig ter deugd zich kan vormen;
 
Waar in zijnen boezem het zaad wordt gezaaid
 
Daar latere leeftijd de vruchten van maait;
 
O wijkplaats van godsvrucht, van leering en licht!
 
Wij zijn uw bestaan onzen herder verplicht!
[pagina 368]
[p. 368]
 
Wie meldt al het goed door uw ijver gesticht,
 
Zoo kwistig gestrooid allerwegen?
 
Uw handpalm, gestaâg tot den lijder gericht,
 
Druipt immer van weldaad en zegen!
 
Wat nooden verlicht en wat tranen gedroogd!
 
Wat zuchten gestild en wat harten verhoogd!
 
Geen wonde zoo scherp en geen droefheid zoo groot,
 
Waar gij geen verzachtenden balsem op goot!
 
 
 
Mocht d'Ouderdom u met zijn zilveren krans
 
Den achtbaren schedel bekronen,
 
De roos der gezondheid, in helderen glans,
 
Versiert nog uw bloeiende koonen!
 
En 't harte!... Al namen uw jaren steeds toe
 
Klopt jeugdig en vreugdig en blij te gemoê!
 
- Een lachende gaard, vol van kleuren en licht,
 
Waar eeuwige Lente haar bloementroon sticht! -
 
 
 
Aanvaard, lieve Vader! zoo teeder bemind,
 
De hulde van al uwe kinderen,
 
De liefde, die ons aan uw harte verbindt,
 
Kan niets, kan de dood niet verminderen!
 
Gij hebt ons gedoopt, en zoo dikwijls gevoed
 
Met Jesus, zijn vleesch en zijn kostelijk bloed!
 
Gij hebt ons den weg naar den hemel getoond!
 
Dáár wordt uwe deugd eens naar waarde beloond!
 
 
 
Dat slechts deze bede, aan ons harte zoo dier,
 
Door Vader niet af word' gewezen!
 
Och! blijf steeds en leef in ons midden alhier,
 
En maak toch uw kinderen geen weezen!
 
Uw liefde heeft gronden zoo vast hier gelegd!
 
Uw liefde schoot wortels zoo hoog en zoo hecht!
 
De boom, die verouderd verplant is van hof,
 
Verkwijnt en versterft en bezwijkt in het stof!
 
 
 
W'erkennen, o God! met een dankbaar gemoed,
 
Uw hoogsten, onschatbaarsten zegen,
 
Dien w'in onzen herder, zoo vroom en zoo vroed,
 
Als blijk uwer goedheid, verkregen;
 
En smeeken dat d'engel die hier hem geleidt,
 
Hem jaren nog welstand en vreugde bereid',
 
Hem trouw vergezell' tot het eind van de reis,
 
En eenmaal hem krone in het hemelsch paleis.
 
 
 
Buvingen.
 
Van Genck, Pr.
voetnoot(1)
De Vrijmetselarij.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken