Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 6 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 6
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.89 MB)

Scans (43.43 MB)

ebook (7.16 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 6

(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 284]
[p. 284]

Boekennieuws en kronijk.

La construction flamande mise en rapport avec l'analyse logique par M. l'abbé W. Van der Pol, professeur au petit-séminaire et à l'école normale de Bonne-Espérance.

De schrijver, handelt gelijk de titel zegt, over den zinbouw in de Vlaamsche taal. Om te beginnen, geeft hij de volledige lijst der Vlaamsche en der Fransche voegwoorden, met de vertaling er bij. De verdeeling van zijn werk is gansch redekundig. Eerst over den enkelen zin, waar hij opvolgend den zuiveren en den uitgebreiden onderzoekt, nopens de plaats en den vorm van ieder zindeel. In zijn tweede hoofdstuk verhandelt hij den samengestelden zin, waar hij de woordorde, de plaats en de zinscheiding voor iederen zin kennen doet. Dan volgt eene lijst van eigen Vlaamsche en Fransche uitdrukkingen met de goede vertaling er bij. En het werk sluit met eene kleine bloemenlezing van Vlaamsche en Fransche stukken die de schrijver door aanmerkingen opheldert.

Eene groote deugd van dat werk, volgens mij, is dat het gansch gesteund is op de redekunde. Zoo en zoo alleen diende onze spraakkunst overal geleerd. Laat de spraakkunst van andere talen eene bloote geheugenoefening zijn; onze taal is redekundig, niet willekeurig, en het is ze onteeren, ze doen haten met ze, buiten de logiek, te doen aanleeren. De studie van den zin is, niet een bijkomend aanhangsel, maar het grondstuk der Vlaamsche taal.

't Is mij altijd aangenaam een schoolboek voor de Vlaamsche taal in het Fransch te zien verschijnen. 't Is een teeken dat men eindelijk toch een beetje Vlaamsch begint te leeren in de Waalsche streken. Waarom wordt er in dien aard niet meer gewerkt door de overheden, zoo geestelijke als wereldlijke? Waarom is het in de Waalsche gestichten aan de leerlingen toegelaten voor tweede taal ook het Duitsch en het Engelsch te kiezen? Waarom is de tweede taal niet de Vlaamsche, die toch de taal is van de meeste medeburgers der Walen?.

Het werk dat wij bespreken, is niet enkel aan de Walen en Franschen nuttig; ik zou het ook willen zien in de handen van veel Vlamingen, ja, van sommige Vlaamsche schrijvers: zij zouden er in leeren hoe wonderschoon onze woordenzinschikking is en hoe de Vlaamsche zin dient gemaakt.

Am. Joos.

Over Gentsche Speekwoorden en Spreekwijzen, door Lod. de Vriese. Gent, Is. van Doosselaere, 1891, in-12. Prijs 0,50.

In eigenaardigen vorm doet de schrijver, wien het niet aan humor ontbreekt, den ‘Gentenaar van 't echte bloed’ spreken,

[pagina 285]
[p. 285]

hetgeen voor den schrijver, in onze stad ‘niet gewonnen noch geboren’, eene verdienste te meer is, als bewijzende zijn goed gehoor en zijn klaar begtip. De Gentenaar, in het gemeenzaam gesprek, is weleens een beetje ruw of vrij (zijne middeleeuwsche bouwvormen zijn ook zoo bevallig niet als b.v. die van Brugge); hij ‘doet er geen doekskens om’, als hij zijn gedacht wil uitdrukken: ‘botst het niet, zoo klinkt het’, en somwijlen klinkt het zóo hard, dat degenen, welke hem niet kennen, er niet verre af zijn, hem ‘brutaal’ te noemen, als 't enkel de eeuwenoude vrijmoedigheid en rondborstigheid is, die op zijne tong ligt. Sommige Gentsche uitdrukkingen - wij erkennen dit gereedelijk - passen niet met de wet der XIXe eeuwsche beschaving, en de heer de Vriese heeft zeer wel gedaan, deze maar onverlet te laten.

Is er niets in zijn bundeltje vergeten? Ja wel, maar de schrijver stelde zich minder volledigheid, dan aardigheid voor, en hij heeft zijn doel bereikt. Bovendien, alles opgeven wat eigenaardig klinkt in den mond van Gentenaren was, voor de even gemelde reden, volstrekt ondoenlijk. ‘Voet bij stek houden’ wordt hier niet alleen gezegd door bolders; ‘Joos-Dek’ noemt men een schuchter man; ‘kleppekijker’ een persoon die onder 't spreken niemand durft aan te zien; ‘hij en kan het niet gebeteren’ wordt gezegd van iemand, die een dwaas voorkomen heeft; ‘Merci is opgehangen’ (in antwoord op het Fransche dankwoórd) is hier algemeen; ‘plat als een hakkeberd’ doel! op de vrouw, van wie nooit iemand zal zeggen: ‘moeder is thuis’; ‘loopt naar den weerlicht’, ‘tante weunt op den Kijter’ enz., enz. zijn ook heelemaal ‘plat Gentsch’.

D.

 

Afleidkunde. - Het Etymologisch Woordenboek van hoogleeraar Vercoullie wordt door Kluyver beoordeeld in den Ned. Spectator (8 Nov. '90). Hij sluit zijne keuring als volgt: ‘De heer V. kan er zeker van zijn, dat zijn boek met belangstelling wordt ontvangen. De geringe omvang. en ook de geringe prijs, maken het aantrekkelijk voor ieder, die wel gaarne iets omtrent de afkomst der Nederlandsche woorden zou vernemen; dat het zal gebruikt worden door ieder, die het Nederlandsch moet bestudeeren, spreekt van zelf. Maar tegen een gevaar hebben de gebruikers zich te wachten: zij moeten wel weten dat het gevoelen van den schrijver lang niet altijd door anderen wordt gedeeld. Het is noodig andere werken te raadplegen om de quantiteit van de klinkers in Oudgermaansche vormen te kunnen weten; die quantiteit wordt door den heer V. zoogoed als nooit aangeduid.’

De heer V. heeft ook zekere afleidingen verwaarloosd, die hij in Loquela en Rond den Heerd kon aantreffen. Een voorbeeld: bij Alikas schrijft hij: ‘Het eerste deel is identisch met Eng. alley = knikker. Het tweede is niet klaar. In Rond den Heerd 1882, bl. 277 lezen wij bij het woord bolleket: ‘Eene groote speelbal van steen of ijzer. Ket heeft dezelfde bediedenis als

[pagina 286]
[p. 286]

bolleket en denzelfden wortel als katten, ketten, chasser une ballet une bille. Vl. Kas-marei = fr. chasse-marée. Ketten en kassen houd, aan ketsen of katsen, gelijk spritten aan spritsen, splitten aan splitsen enz.’ Uit dien uitleg wordt het tweede deel van Alikas heel duidelijk.

 

Belgische Apostolische School te Turnhout, gesticht en bestuurd door het Gezelschap van Jesus. 19e jaar. Turnhout, J. Splichal, 1891.

Zielverheffende lezing! Jongelingen, ja! kinderen (want er zijn twaalfjarige apostolieken) die uit innige godsdienstzin en vurige zielenliefde aan al de genoegens van het familieleven, en zelfs aan het vaderland vaarwel zeggen; die, het oog steeds op hun verhevene roeping gericht, met onvermoeibare vlijt hun frissche jeugd aan het verwerven der hun eenmaal onontbeerlijke godsvrucht en wetenschap toewijden: ziedaar een schouwspel waar de blikken van God en zijne Engelen met welbehagen op nedervallen, en dade ziel boven het alledaagsche, het aardsche stijgen doet!

Gezegend werk dat de Paters der Societeit van Jesus daar in het hart onzer Vlaamsche Kempen met zulk troostrijke result taten gesticht hebben en bestieren! Aan welke wereldstreek heeft de Apostolieke School van Turnhout, gedurende de twintig jaren dat zij nu bestaat, geen missionaris verschaft! En hoe diep verknocht blijven dezen steeds aan de bakermat van hun apostelleven! Roerend zijn in dit opzicht de brieven, die zij, zelfs na lange jaren en van de verste kusten, hunne vroegere gezellen en bestuurders toezenden. Niemand zal dit vluchtschriftje van 60 bladen lezen, zonder overtuigd te wezen van het hooger nut der Apostolieke School van Turnhout: ieder zal het zijne willen bijdragen tot het weelderig aangroeien van dit kostelijk hemelgewas, dat onzen Vlaamschen bodem zoozeer ter eere strekt.

 

- Eene legende, welke wij wenschen in 't vergeetboek te zien geraken, komt voor in de Februari-aflevering van Het Katholiek Onderwijs.

Wij lezen daar: ‘Legt den eersten den besten onzer werklieden een schrift voor; indien hij, onder het lezen, op eenige buitengewone woorden staat, zult gij hem aanstonds hooren uitroepen: dat is geen Vlaamsch, want ik versta het niet; die taal wordt iets vreemds voor hem: dat is Hollandsch, zegt hij misprijzend.’

De eerste maal, dat wij iets van dezen aard gedrukt zagen, - 't is al jaren geleden, in een West-Vlaamsch blad - begaven wij ons, eenige dagen nadien, naar eene der bibliotheken van het Davidsfonds, en ondervroegen er ‘den eersten den besten onzer werklieden’, die juist eenige in Holland gedrukte boeken weerbracht, of hij daarin genoegen had gevonden. - Het antwoord was bevestigend, en tot bewijs van zijn gezegde vroeg hij andermaal twee, drie ‘Hollandsche’ werken.

De werkman in quaestie was een geboren Gentenaar, die geen ander dan lager onderwijs genoten, nooit den voet in Holland gesteld had.

[pagina 287]
[p. 287]

Wij namen vervolgens acht op de boeken, door andere werklieden, van beide geslachten, gevraagd, en merkten op, dat zoowel zoogezegde ‘Hollandsche’ werken als Vlaamsche werden gevraagd. Het volk maakt daar geen onderscheid in.

Het kan wel, dat de lezers nu en dan een ten onzent minder gebruikt woord in de boeken ontmoeten, maar dan zullen zij wel aan den zin het hun weinig of niet bekende woord gereedelijk verstaan. Dit is niet alleen waar voor de in Holland uitgegeven schriften, maar ook voor de Vlaamsche. ‘Misprijzen’ zal de Lezer daarom den schrijver niet, maar veeleer hem danken, dat hij hem iets geleerd heeft.

De schrijver van het artikel in Het Katholiek Onderwijs voegt bij zijne opmerking: ‘Wat ligt er in 't gezegde van dien werkman? (namelijk van dengene, door hem bedoeld)... Enkel dees: De schrijvers moeten in hunne boeken die woorden gebruiken, die ik in 't spreken bezig, anders schrijven zij geen Vlaamsch.’

Verondersteld, dat die Lezer slechts 800 verschillige woorden gebruikt, maar dat zijn buurman, die meer ontwikkeld is dan hij, er 1000 kent; de twee honderd van B zouden voor A Hollandsch zijn?

Laat ons de Nederlandsche taal niet verarmen, niet verkrimpen tot eene gewest- of stadssprake! Gelijk de Vlamingen woorden en uitdrukkingen bezigen, welke, in het Noorden thans minder bekend, dáar verdienen heringevoerd te worden, zoo ook zijn er in het Noorden woorden en zegswijzen, die taalkundige waarde hebben, en welke men in het Zaiden niet verstooten mag zonder het verwijt te verdienen van Nederlands taalschat roekeloos te verminken

 

Driejaarlijksche en vijfjaarlijksche prijskampen. - De minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs herinnert dat het 11e tijdvak voor den driejaarlijkschen prijskamp van Nederlandsche tooneelletterkunde (1889-1891), het 9e tijdvak voor den vijfjaarlijkschen prijskamp van natuurlijke wetenschappen (1887-1891) en het 2e tijdvak voor den prijskamp van maatschappelijke wetenschappen (1887-1891), op 31 December aanstaande zullen gesloten worden.

De werken voor deze prijskampen bestemd, zullen tot op 1 Januari 1892 aanvaard worden in het departement van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs (bestuur van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten).

Dit jaar zijn twee vijfjaarlijksche prijzen toe te wijzen voor geschiedenis.

Kon. Vl. Academie. - De Februari-zitting werd gekenmerkt door eene welsprekende en boeiende redevoering van den bestuurder Dr A. Snieders, over het zwaar verlies dat het land, en inzonderheid het Vlaamsche land, ondergaat door het afsterven van Prins Boudewijn.

De heer Stallaert biedt de Fransche uitgave aan van het werk van Dr I. Bauwens, over de lijkbehandelingen, vertaald door Dr A. De Mets, te Antwerpen.

De heer Génard zet zijne belangrijke mededeelingen voort

[pagina 288]
[p. 288]

omtrent de verbuigingen der eigennamen in de vorige eeuwen. - Van den anderen kant werd er in de commissie van hedendaagsche letterkunde besloten aanvang te nemen met het opmaken der lijsten voor het vakwoordenboek, waar reeds vele schrijvers hunne medewerking aan beloofd hebben.

 

Davidsfonds. - Ter gelegenheid van Prins Boudewijns afsterven hebben meest al de afdeelingen eenen rouwbrief naar den Graaf van Vlaanderen gezonden, waarop zij eenen Vlaamschen bedankbrief ontvangen hebben.

Thielt, waar de betreurde prins het beste aandenken gelaten had, tijdens den kleinen oorlog, verleden jaar in die streek gevoerd, heeft daarbij een plechtigen lijkdienst laten vieren, waarop de geestelijke, burgerlijke en militaire overheden aanwezig waren, benevens een stroom van volk. Na het Evangelie sprak de eerw. heer Rootsaert eene merkwaardige lijkrede uit, welke wij met ontroering gelezen hebben in de Gazette van Thielt.

De bloeiende afdeeling Asper houdt weder feest op 2n Paaschdag.

Het Jaarboek is verschenen voor 1891 en aan de afdeelingen uitgedeeld; in April komt het 2e deel van Reus Finhard.

 

Die lieve Franschen! - Altijd dezelfden zijn ze. De boekhandel kondigt de verschijning van een Dictionnaire général de Biographie et d'Histoire etc., door Ch. Dezoby en Th. Bachelet, herzien door Eug. Darsy, 2 boekdeelen in-8o, aan 25 frank.

Wij kennen maar het prospectus, hetwelk een artikel meedeelt over Belgie, waar wij in lezen: ‘Le français est la langue des classes instruites et polies et des autorités centrales de l'État.’ Bijgevolg, wie Vlaamsch spreekt, is niet geleerd en een botterik op den hoop toe. Kan dat wel anders? ‘Beleefde Franschman’ is immers een spreekwoord! Dezelfde kleppers zeggen nog: ‘On parle flamand au N. et à l'O., français et wallon au S.’ Van 't Oosten spreken zij niet, want 't is daar ook Vlaamsch, tot in de provincle Luik. Rekenen zij de helft van Brabant, tot over Brussel, ook misschien tot het Noorden? - Nog iets: ‘L'instruction primaire est obligatoire depuis 1879.’ Wel ingelicht, die lieve Franschen. - En om te eindigen: die heeren noemen, als vrije onderwijsgestichten, de hoogescholen van Leuven en Brussel, en zes Jezuïetencolleges (Antwerpen vergeten). Het vijftigtal bisschoppelijke colleges is hun onbekend, evenals de helft der Staatsen al de bisschoppelijke normaalscholen!

Wij vergeten nog iets: de drijmanschap noemt zes ministeriën, gelijk in 1879.

Misslagen genoeg? En 't prospectus geeft noch het begin, noch het einde van 't artikel!

 

- Een ‘professeur salarié’ van Gent schrijft in een Luiksch blad een smadelijk artikel tegen de Vlaamsche Academie, welke hij noemt eene ‘réunion de dilletanti salariés’. Is dat niet recht liefelijk?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal


auteurs

  • Amaat Honoraat Joos

  • over Lodewijk de Vriese