Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Het Belfort. Jaargang 9
Toon afbeeldingen van Het Belfort. Jaargang 9zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,91 MB)

Scans (51,62 MB)

XML (1,83 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 9

(1894)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 338]
[p. 338]

De goede disendach.

In de Handelingen van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent (1o aflevering) komt eene notice voor: ‘De goede disendach’, door den heer Vuylsteke geschreven om te bewijzen dat de bij Jacob de Meyere aangehaalde opstand der Gentsche gemeente, in het jaar 1164, een misslag is, herhaald ‘door de beste geschiedschrijvers van Vlaanderen en Gent’.

Die notice geeft, volgens den heer A. Wauters, te kennen, dat eene andere beroerte te Gent geschiedde in 1348, en veronderstelt daarbij, dat het jaar 1164 door de Meyere, ‘of door een ander, bij wien hij die inlichting vond of die ze hem mededeelde’, verkeerd gelezen was in een rijmstukje, aanvangende:

Anno milleno C ter octo quater quoque deno

(anno milleno, 1000 - C, 100 - ter octo, 24 - quater quoque deno, 40 - samen 1164); wat mis is, dewijl men lezen moet:

Anno milleno, 1000 - C ter, 300 - octo, 8 - quater quoque deno, 40 (1348)

Die berekening is juist, ongetwijfeld - maar: wie bewijst, dat Vlaanderens beste geschiedschrijver uit ouderen tijd zich op dit rijm heeft gegrond om te zeggen, dat er in 1164 te Gent oneenigheid bestond?

De omstandigheid, ‘dat er volstrekt geen stuk noch kronijk uit de XIIe of XIIIe eeuw gekend is, waarin iets voorkomt, dat op(?) den zoogezegden opstand van 1164 gelijkt, zal men licht in twijfel kunnen trekken, dat bovenstaande gedacht inderdaad de bron moet geweest zijn, waaruit dit ingebeeld feit in de geschiedenis werd overgebracht’.

Wij trekken het, bepaald, in twijfel!

Vooreerst, omdat het hoegenaamd niet zeker is, dat de Meyere, opvolgentlijk verblijvende te Hondegem, Ieper, Brugge en Eesen, het rijm wesquaestie, voorkomende in een hs. der St.-Pietersabdij te Gent, heeft gezien; tweedens omdat, veronderstellende, de Meyere zou 't stuk gekend hebben, hij te veel oordeelkunde bezat en te zeer ervaren

[pagina 339]
[p. 339]

was in de Latijnsche taal om eene zoo gansch verkeerde uitlegging te geven van het bedoelde vers, als de heer Wauters heeft doen opmerken.

Het schijnt ons al te vrijpostig, den opstand van 1164 te loochenen omdat er nu geen oorkonden daarvan meer te vinden zijn. Moest men in de geschiedenis alles verwerpen, waaromtrent, in onze dagen, de bewijsstukken niet meer voorhanden zijn, hoe menige bladzijde zou uit onze annalen moeten gescheurd worden!

Volgens ons heeft de Meyere het kreupele monniksrijm hoegenaamd niet tot grondslag genomen van zijn zeggen aangaande den opstand van 1164, zelfs houden wij het er voor, dat hij er geene kennis van heeft gehad;

De heer V. noemt hem, en zeker wel te recht: ‘de gewetensvolle annalist’, en ‘het vertrouwen dat de eerlijke en nauwkeurige Meyerus ten volle verdient, gaf, zoo lang men niet beter wist, aan onze schrijvers het recht, hem op zijn woord te gelooven’.

‘Zoolang men niet beter wist’ - dit woord zal er wel te veel staan; immers omdat Meyerus de bron niet aanduidde, waar hij zegde aan geput te hebben, is het niemand geoorloofd den ‘eerlijken en nauwkeurigen’ schrijver te betichten van lichtzinnigheid of achteloosheid.

Sedert dat de Meyere zijn werk over Vlaanderen schreef, ruim 360 jaren geleden, zijn er honderden, laat ons maar zeggen duizenden oorkonden van het grootste belang, ons verleden betreffende, vernietigd. De geuzen der XVIe eeuw hebben al de kloosterbibliotheken van het land geplunderd, de kostelijkste hoeken en handschriften verbrand, of in 't water geworpen, of verscheurd, en veel, zeer veel van wat in die die dagen van ‘opgheweckt gheloof in de reyne leeringhe Christi’ gespaard bleef - dank aan het vooruitzicht, de waakzaamheid en den ijver der kloosterlingen en kerkbestuurders, ging te loor tijdens de oorlogen der XVIIe eeuw, door Lodewijk XIV, vele jaren lang, in ons land gevoerd.

Eindelijk in onzen tijd werden groote hoeveelheden oude schriftstukken door onkundige of ergdenkende lieden (deze laatsten meest onder den adel) ten vure gedoemd. Wij durven zelfs niet beweren, dat het vernietigen van oude documenten heeft opgehouden...

Tot de verlorene oorkonden behoort een schat van oude schriften, door de Meyere, volgens zijne biographen, te Brugge bijeengebracht en ongetwijfeld voor het opstellen van zijn werk benuttigd.

Zou het zoo een groot wonder geweest zijn, indien de Gentsche gemeente, reeds in de XIe eeuw met belangrijke vrijheden begiftigd, bij uitbreiding van bevolking en gevolglijk met meerdere nijverheid en handel, er in de XIIe eeuw nog andere had geëischt? ‘Un fart hors de contestation (zegt Warnkoenig), c'est que, depuis le XIIe jusqu'à la fin du XIIIe siècle, les Gantois ne cessèrent de réclamer, comme un héritage de leurs ancêtres, des franchises beaucoup plus étendues que celles consenties par les comtes...’ Een opstand in 1164 schijnt dus hoegenaamd niet tot de onmogelijkheden te behooren.

Men merkt nog op, dat men 't stukje wesquaestie niet alleen verkeerd

[pagina 340]
[p. 340]

heeft begrepen, wat het jaartal betreft, maar dat daarin enkel sprake is van eenen opstand der wevers en niet van de wevers, volders, visschers en vleeschhouwers, gelijk Meyerus verhaalt; dus - een nog grovere misslag dan 't verkeerd stellen van eenen datum.

Is dat alléén niet genoeg om de zoogezegde dwaling van den bij uitstek ernstigen kroniekschrijver geheel en al te verwerpen?

De heer V. zal 't ons niet euvel nemen, meenen wij, als wij het gezag van den geleerden priester hooger stellen dan dat van eenig ander historicus; de staatkundige omstandigheden van de XIIe eeuw in aanmerking nemende, houden wij 't met de Meyere, dat de opstand van 1164 inderdaad plaats had, en wij laten deze stelling niet varen zoo lang men ons niet bewijst dat de bij uitstek schrandere, gewetensvolle, vertrouwbare schrijver geen andere bron raadpleegde dan het manke vers van den eenen of anderen rijmlustigen Benediktijner. Om dát, en dát alleen, voor zijn werk te benuttigen - daarvoor was de Meyere een veel te ernstig man!

Als de heer Wauters eene meening heeft uitgedrukt - zouden wij, volgens den heer V. daar moeten ‘amen’ op zeggen en alle oordeel van kant stellen?

Dit zal niemand ernstig beweren, niemand aannemen.

D.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken