Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 10 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 10
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (173.61 MB)

XML (1.87 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 10

(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Wenken en vragen.

Om eene taal juist te spreken en te schrijven is de allereerste voorwaarde, de conditio sine qua non, dat de regels der spraakkunst nauwkeung onderhouden worden.

 
Sans la langue en un mot l'auteur le plus divin
 
Est toujours, quoiqu'il fasse, un méchant écrivain.

Doch dit is gemakkelijker om te zeggen dan om te doen, in het Vlaamsch vooral, daar de grammatica maar al te dikwijls malkander tegenspreken.

Een paar voorbeeldjes:

Vercouillie, ‘Nederlandsche Spraakkunst’, pag. 80 zegt:

‘Daarentegen is het bijvoeglijk naamwoord dat met een lidwoord achter een naamwoord staat, wel zelfstandig gebruikt, daar het een als bijstelling gebruikte bijnaam is: de regeering van Karel den Stoute (niet Stouten: - vergelijk: de dood van Willem den Zwijger)’.

En pag. 137:

‘Zeg met: de dood van Karel den Goeden, maar zeg: de dood van Karel den Goede’.

Valette integendeel schrijft in zijne ‘Niederlandische Konversations-Grammatik’, pag. 189 het volgende:

‘Steht das Adjectiv mit einem Artikel hinter dem Substantiv, so wird es gewohnlich schwach dekliniert, z B. Karel de Stoute volgde zijnen Vader, Philips den Goeden, op.’

In ‘Taal en Stijl, derde cursus, Tilburg’ enz. lees ik pag. 44: ‘De attributieve bijv. nw. staan gewoonlijk vóór de zelfst. nw. waarbij ze behooren. Uitgezonderd: I. In namen van geschiedkundige personen. Karel de Groote, Pepijn de Korte, Lodewijk de Vrome.

Opmerking. Men verbuigt zulke bijv. nw. als volgt:

1 Karel de Groote.

2 ontbreekt.

3 Karel den Grooten.

4 Karel den Grooten.’

Ander voorbeeld.

Vercouillie, lib. cit. zegt pag. 112:

‘Bij titels van tijdschriften en boeken, bij namen van kunstwerken komt het lidwoord met het hoofdwoord overeen: ik las in den Gids; wij spraken van den Lucifer van Vondel. Is die titel een volledige of verkorte zin, dan wordt hij natuurlijk als een onzijdig naamwoord beschouwd: toen werd het Wien Neerlandsch Bloed aangeheven.’

Pag. 137 zegt dezelfde schrijver:

‘Zeg niet: ik lees in de Gids, maar zeg: ik lees in den Gids’

Slaan wij Valette nog eens op, om te zien wat deze over onze quaestie schrijft (lib. cit. pag. 181):

‘Wenn der Artikel zum Eigennamen gehort, bleibt er in allen

[pagina 72]
[p. 72]

Fallen unverbogen, z.B. Den Haag is eene schoone stad, der Haag ist eine schone Stadt, zij wonen in Den Haag, sie wohnen im Haag. Als Eigennamen werden auch die Titel der Zeitungen, Zeitschriften u.s.w. betrachtet, z.B. de eerste jaargang van De Gids, der erste Jahrgang vom ‘Gids’, de schrijver van De Vader des Vaderlands, der Autor der Geschichte ‘Wilhelms des Verschwingenen’.

De tegenspraak is in 't oog vallend.

Hoe behoort men dus te schrijven om juist te schrijven?

Dendermonde.

V.H.

 

Bestatigen. Daarstellen. - Niet om te vitten, maar in 't belang van de taal, blijven wij beide deze woorden afkeuren, niettegenstaande Dietsche Stemmen er voor pleit. - ‘Bestatigen’ zou het tijdschrift niet verwerpen, al kan het uit de afleiding van dit woord niet goed wijs worden... ‘Bestatigen wordt thans door iedereen begrepen, en wat meer is, wij kunnen het niet missen. Men wil het, ja, vervangen door waarnemen of vaststellen, en dan schrijft men zinnen als deze: hij streed met eenen moed, dien men tot dan toe niet vastgesteld had. (Gelezen in een Vlaamsch dagblad)’

Wie schrijft zoo iets als de laatstaangehaalde woorden? Een brekebeen, geen taalkenner.

Er zijn meer woorden ter vervanging van 't ongelukkige bestatigen, dan Dietsche Stemmen opgeeft; in den zin, hooger aangehaald, kon men zeer goed stellen: eenen moed, dien men tot dan toe niet opgemerkt had, of waargenomen; ofwel waar niemand, tot dan toe, blijk had van gegeven, enz. enz. 't Is geene reden dit woord te behouden omdat ‘het thans door iedereen begrepen wordt’. Een echt passend woord zou ook, ja beter worden verstaan, en bestatigen is een van die ‘stadhuiswoorden’, welke nooit geleefd hebben in den mond des volks.

Dietsche Stemmen zegt ‘over het zoo zeer gewraakte daarstellen’, dat het dit woord zou durven gebruiken in enkele zeldzame gevallen, als uit zich zelven verstaanbaar. - Mis. 't Woord beteekent niets, of 't is: iets stellen, dáar - op eene bepaalde plaats; - dan moet men het in twee woorden schrijven, en komt niet te pas in den zin waar het (meest door de dagbladschrijvers) wordt gebezigd.

Daar wij nu toch over verkeerde uitdrukkingen handelen, zal het niet ongepast zijn, dunkt ons, het overmatig gebruik van ‘op touw zetten’ af te keuren. Men zet tegenwoordig alles ‘op touw’, een tooneelstuk, een roman zijn op touw gezet; een concert, een volksfeest ook al! Touw heeft geene andere bediedenis dan koord: scheepstouw, touwslagerij, enz. Nu, 't komt me voor, dat het nog al moeilijk zijn moet, een boek, een feest op een touw te zetten. Waarom schrijft men niet: op het getouw? Dat, ten minste, bij vergelijking, is verstaanbaar

P.

Bij de Westvlamingen wordt de uitgang -zeele, -seele, in plaatsnamen, zooals Dadizeele, Swevezeele, Aarseele, Moorseele, enz., met

[pagina 73]
[p. 73]

eene scherplange e gesproken. Daar dit woord aanzien wordt als ontstaan uit een Germ. saliz, Ohd, Os. seli, zou men zele, met eene zachtlange e verwachten.

1o Van waar komt dan die scherplange e bij de Westvlamingen?

2o Hoe luidt dit woord in de andere dietsche gouwen? - wel te verstaan, zoo ver het niet, als uitgang, tot -zle, -sle, sel verzwakt is.

3o Wat is er te denken van hetgeen de E Heer G. Gezelle zegt (Duikalmanak, 1890, 20 Februari)? ‘Zeelen is nog gieten, storten te zeggen bij de Vlamingen; van daar zeele gietkoeke, vla, pale, pannekoeke. Eene vla is eene platte streke lands; eene zeele idem; van daar 't woord Vlanderen, en -seele, in Sysseele, Zweveseele, Dadiseele, Aarseele, enz. Zele is wat el.’

A.D.

Vondel. - In zijn Gijsbreght van Aemstel luidt het, vs. 240 en vlgg.:

 
Maer Diedrick stijf van kop, die nimmer luistren wil
 
Na reden, noch bescheid, en 't veld behoud met kryten,
 
Werd trotzer, overmits de lange Klaes van Kijten,
 
De Sparewouwer reus, zoo onbeschoft als groot,
 
In alles wat hij dreef hem hulp en bijstand bood...

De Sparewouwer reus. Op dit woord geeft Unger-Van Lennep de nota dat het was: ‘een historisch personage, waarvan niet alleen de oude kronieken gewag maken, doch waarvan men nog het vaêm op de kerk van Sparenwoude kan zien afgeteekend. Hij schijnt echter een zeer vreedzame boer geweest te zijn, en lang niet zoo wreed en gevaarlijk als Vondel hem in dit treurspel afschildert.’

‘Wel jongen, ge staat daar weeral als Klaar van Klijte’ placht mijn moeder mij te zeggen als ik daar stond zonder bij voorbeeld te weten waar met mijn handen belenden, en bedeesd en verlegen met mijn persoontje. - Het was voor haar (de spreuk zal wel Veurne-Ambachtsch zijn) gelijkbeteekenend met dwaas, onhandig, lomp.

Is er misschien verband tusschen mijn moeders Klaar van Klijte, en den historischen Klaas van Kijte van Vondel?

 

Nog Vondel. - ‘C'est à (du Bartas) qu'il emprunte le sujet de sa première tragédie. “La Pâque, ou la délivrance des enfants d'Israel du joug de l'Egypte.” Composée en 1610, elle fut jouée en 1612, par les Sociétaires de la Chambre Brabançonne.’

Aldus, E.H. Cam. Looten, in zijn Etude sur le poete néerlandais Vondel... Lille 1889, - bl. 39. Op welke gegevens is dit jaartal 1610 gesteund? Het zal toch wel geen drukfout zijn?...



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken