Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 11 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 11
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.29 MB)

Scans (41.33 MB)

XML (1.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 11

(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

JubelliedGa naar voetnoot(1)

 
Gegroet, o heilig Studiehuis,
 
Hier hebben we, in de schâuw van 't Kruis,
 
Gesteld onze eerste schreden
 
Op 't pad van deugd en wetenschap;
 
Of, op die baan, den wanklen stap
 
Der jonkheid voorgetreden.
 
 
 
Gij ziet, o moederhuis, uw kroost,
 
Van Noord en Zuid en West en Oost,
 
U immer trouw gebleven,
 
In ongetelde rij aan rij,
 
Toestroomen op uw feestgetij,
 
Door Liefde en Dank gedreven.
 
 
 
Wat zijt gij, in uw nieuwste woon,
 
Omkranst met jubelloover,- schoon!
 
Een moeder weeldedronken,
 
Van kindren zonder tal omringd
 
En die den Heer haar loflied zingt,
 
Om zegen mild geschonken.
 
 
 
Maar rijs ook op uit uw voorheen,
 
En toog ons van uw grijs verlêen
 
Der tijden gaan en zwenken.
 
Want zoet is 't voor een kinderhert
 
Al wat zijn moeder eens gewerd
 
Van heil of smert te 'erdenken.
 
 
 
Vier eeuwen zijn op uw bestaan,
 
Met wel en wee voorbijgegaan,
 
En veel hebt gij geleden;
 
Doch, lijk de palm den nek niet bukt
 
Maar opsteekt, als de last hem drukt,
 
Zoo hebt ge 't al doorstreden.
[pagina 134]
[p. 134]
 
Reeds honderd jaar had men uw hoofd
 
Met de driedubble kroon omloofd
 
Van Deugd en Kunst en Kennis;
 
Toen vielen, zweerd en toorts in hand,
 
De geuzen hier in 't Vaderland,
 
Met moord en heiligschennis.
 
 
 
En hunkerend naar bloed en buit,
 
Moordden zij Geeraardsbergen uit,
 
Plunderden huis en erven.
 
En de enkle die hun woede ontging
 
Moest, hopelooze banneling,
 
Gaan in den vreemde zwerven.
 
 
 
Vijf jaren bleef de stede als dood.
 
En de verwoesting was zoo groot,
 
Dat men, na tal van jaren,
 
In de herademende stad,
 
Slechts honderd zestig huizen had
 
Die weer bewoonbaar waren.
 
 
 
't Collegie hief, uit 't stedepuin,
 
In zege weer zijn oude kruin.
 
Maar grootre stormen woeien.
 
't Was, uit 't Hieronymitensticht,
 
Reeds in de Abdij heringericht
 
En, óver de eeuw, aan 't bloeien,
 
 
 
Wanneer 't omwentelingsorkaan,
 
Uit Frankrijks krochten opgegaan,
 
Ook over Vlaandren woedde.
 
Daar holde, door het Denderdal,
 
De vreemde rooversbend, die 't al
 
Te vuur stelde en te bloede.
 
 
 
En, wreeder dan het Geuzenrot,
 
Vierde zij ook haar dolheid bot
 
Op kerk en- kloosterbouwen.
 
En, in dien tijd van gruweldaân,
 
Lag, als om nooit meer op te staan,
 
't Collegie neêrgehouwen.
[pagina 135]
[p. 135]
 
Maar hier in deez' Minimenbouw,
 
Waaruit dan ook het fransche grouw
 
De paters had verdreven,
 
Kwam, zienlijk door de hand geleid
 
Der Godlijke Voorzienigheid,
 
't Collegie wederleven.
 
 
 
Dat is nu drij kwaart eeuwgeleên.
 
Nog woer de storm er over heen.
 
Nog kwamen donkre dagen.
 
Wel wierd de priester uitgezet,
 
Wel kwam er ons een logiewet,
 
Jongstleden nog, verjagen.
 
 
 
Doch kort was 't ballingschap van duur,
 
En als ons huis, dit heuglijk uur,
 
Praalt in zijn jubelloover,
 
En blijft er, van 't vervolgersrot,
 
Geen enkle Geus noch Sansculot
 
Noch één van Humbeeck over!
 
 
 
Nu ziet ge, o Moederhuis, uw kroost
 
Van Noord en Zuid en West en Oost,
 
U immer trouw gebleven,
 
In ongetelde rij aan rij,
 
Toestroomen op uw feestgetij,
 
Door Liefde en Dank gedreven.
 
 
 
De Grijsheid looft u, bij uw feest,
 
Om 't goed gesticht in hert en geest
 
Door 't eeuwenlang verleden.
 
De Jonkheid juicht en jubelt nu
 
En prijst en dankt en zegent u,
 
Om 't luisterrijke heden.
 
 
 
Beschaving komt en Vaderland
 
Erkentelijk kussen u de hand
 
En danken diep bewogen.
 
Met hen te zamen komt de Kerk
 
Haar hulde brengen aan uw werk,
 
Een dankbre traan in de oogen.
[pagina 136]
[p. 136]
 
Wat zijt gij in uw nieuwste woon,
 
Omkranst met zegeloover, schoon!
 
Een moeder weeldedronken,
 
Van kindren zonder tal omringd
 
En die den Heer haar loflied zingt,
 
Om zegen mild geschonken.
 
 
 
Gij, zonen, staaft uw moeders faam.
 
Hoog overal houdt gij heur naam:
 
Gij die in Gods geheimen ziet
 
En priester voorlicht en Leviet;
 
Gij die, met stalen moed en vuur,
 
Voor 't goede strijdt in 't landsbestuur;
 
Die glanst in kunst en wetendheid,
 
Ter hoogeschool de geesten leidt;
 
Of 't jong geslacht aan uwe hand
 
Opleidt voor God en Vaderland;
 
Die van de eerste uur, in heilge vlijt
 
Op 's Heeren wijngaard zwoegend zijt;
 
Die over land en zee u waagt
 
En ginder 't Evangelie draagt;
 
Gij meesters die de hope zijt
 
Van al wie op het ziekbed lijdt;
 
Die onversaagd met raad en daad
 
Voor 't recht van weeuw en weezen staat;
 
Gij zijt heur kroon, gij oudren all',
 
Die jong van hert en kloek van stal
 
Hier aan dit broedermaal vergaart.
 
Weest, jongen, Gij die oudren waard,
 
Stapt moedig op die gloriebaan,
 
Waarop u de ouden vorengaan.
 
En bloei dan aan den Denderboord
 
Dit huis in d' ouden luister voort.
 
Het ga dan, met gerust gemoed,
 
De schoonste toekomst te gemoet.
 
En blijf' zijn ouden roem gestand,
 
Ten Heil van Kerk en Vaderland.
 
 
 
Geeraardsbergen.
 
C. Ap.


illustratie

voetnoot(1)
Bij het jubelfeest van het bisschoppelijk Collegie te Geeraardsbergen en het stichten van den bond der oud-professors en leerlingen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken