Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 11 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 11
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.29 MB)

Scans (41.33 MB)

XML (1.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 11

(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 297]
[p. 297]

Plechtige zitting in de Koninklijke Vlaamsche Academie.

Zooals bekend is, heeft de Academie den 18 October 11. haar tienjarig bestaan plechtig gevierd. Om aan de heuglijke gebeurtenis zoo mogelijk nog meer luister bij te zetten, had zij Z.K. Hoogheid Prins Albrecht uitgenoodigd deze vergadering met zijne tegenwoordigheid te vereeren. Dit had voor gevolg dat een zeer groot getal hoogambtenaren en hoofdofficieren, welke in 't geheel niet Vlaamschgezind eenigen zelfs 't Vlaamsch geheel onkundig zijn, ook de vergadering hebben bijgewoond.

Ook de Ministers Schollaert en Begerem, de heer senator Lammens, de Gentsche Senatois en Volksvertegenwoordigers, de heer Juliaan De Vriendt, alsmede hoogleeraars, raadsheeren van het hof van beroep, rechters, province- en gemeenteraadsleden, letterkundigen en kunstenaars, enz., enz., hebben door hunne tegenwoordigheid bewijs gegeven hunner belangstelling in den bloei der Vlaamsche Academie. Woonden insgelijks de plechtigheid bij: Zijne Hoogwaardigheid de Bisschop van Gent, de heer Gouverneur, de Provinciale Griffier, de Burgemeester, de hoofdgeneraal der bezetting, de generaal der burgerwacht, deze laatsten met hunne stafoversten.

Bij zijne aankomst aan het Academisch paleis werd de Prins door eene talrijke menigte hartelijk toegejuicht, en in de salons geleid, door den heer Gailliard, bestuurder, welsprekend begroet, waarop de Prins met vaste stem antwoordde, betuigende dat het voor hem eene groote vreugde was zich in het midden der Academieleden te bevinden en daardoor een blijk te geven zijner belangstelling in den bloei dezer instelling. Vervolgens werden hem al de Leden der Academie, beurtelings, voorgesteld. en wisselde hij met ieder van hen eenige minzame woorden.

In de nieuwe feestzaal binnengebracht, werd de koninklijke gast door de stormachtige jubelkreten der dichtopeengepakte aanwezigen ontvangen: Leve de Prins! Leve de Prins!

De heer Gailliard verwelkomde, de eerw. heer Claeys las een heerlijk gedicht, de heer Bestuurder weer het woord nemende hield eene merkwaardige rede, waarin hij beknoptelijk het tienjarig bestaan der Academie schetste en de leden herdacht, die haar gedurende dit tijdperk ontvallen waren. Ten slotte deed hij het belang van 's Prinsen bezoek uitschijnen, en bracht Hem daarover den dank uit der Academie en van het Vlaamsche volk.

Het woord werd daarra gegeven aan Prof. Aiberdingk Thijm, die eene belangrijke verhandelig voordroeg over De Kunst, een steun van den

[pagina 298]
[p. 298]

Troon, welke stelling door hem met voorbeelden uit de geschiedenis toegelicht werd.

Vervolgens maakte de bestendige Secretaris den uitslag bekend der prijskampen. De diploma's werden door den Prins met een minzamen gelukwensch aan de bekroonden uitgereikt: de heeren J. en V. van Keirsbilck, van Brugge, de heer Jozef Vuylsteke, snelschrijver van den Senaat, en de heeren A. van Houcke, bouwkundig Ingenieur, te Laken, en J. Sleypen, eerste klerk bij het Ministerie van Spoorwegen.

Na eene korte pauze stond Z.K.H. weer recht, en de Prins hield eene Vlaamsche redevoering. Onbeschrijflijk was de geestdrift, welke de woorden des Prinsen te weeg brachten. Altijd opnieuw begonnen de jubelkreten, en op eene voortreffelijke wijze vertolkte de voorzitter de ontroering der vergadering in de volgende bewoordingen:

‘Gij hoort, Monseigneur, met welke levendige toejuichingen, met welke vreugdekreten de rede door uwe koninklijke Hoogheid uitgesproken, is begroet geworden. Meer dan ooit zijn dus heden de banden toegehaald tusschen u, Monseigneur, den vermoedelijken troonopvolger van Belgie, en het trouwe Vlaamsche volk.

Wanneer ook morgen uwe woorden, door de pers, geheel het land door zullen bekend gemaakt zijn, zal het vreugdegeroep van zooeven in de harten van allen weêtklank vinden.

Ook zullen alle Vlamingen - uwe trouwe Vlamingen - uwe Koninklijke Hoogheid met ons met volle borst toeioepen: Leve de Koning! Leve de Koningin! Leve de Koninklijke Familie! en tot 3 maal toe: Leve Leve Leve Prins Albrecht!’

De tekst van al de aanspraken en redevoeringen zal verschijnen in de afl. Verslagen en Mededeelingen der kon. Vl. Academie, welke dezer dagen zal verschijnen, doch ziehier niettemin het gedicht van den eerw. heer H. Claeys en de redevoering van den Prins:

 
Gedicht van den eerw. heer Claeys.
 
 
 
Koninklijke Hoogheid,
 
 
 
Het uur, dat naadrend ons met blijde hoop vervulde,
 
Biedt U den welkomgroet van 't hartlijkst Vlaamsch onthaal.
 
Dees stichting is een koningshulde
 
Aan onze koninklijke Taal,
 
Die de eêlgesteenten van de Kracht en van het Schoone
 
In 't kunstig loofwerk draagt van haar Vorstinnekrone,
 
En, zeetlend in haar macht en recht,
 
Aan 't Wetboek van haar volk haar zegel heeft gehecht.
 
 
 
Ons Taalkring, mild beschermd van Landsbestuur en Koning,
 
Duur aan het Vlaamsche Volk, bestendigd door den Tijd,
 
Ruim aadmend in deze adelwoning,
 
Brengt, met de garven uit zijn vlijt
 
Gegroeid, het hoofd omkranst van frissche lauwerblâren,
 
Al jubel vierend om zijn eerste tiental jaren,
 
Aan zijn' Beschermheer hulde en dank...
 
Hoe deelt het Vlaamsche land in onzen Jubelklank!
 
 
 
Ons Kroonprins! Belgie's hoop in lentebloei van dagen!
 
Laat ook ons Vlaamsche hulde U danken voor uw daad.
 
Het woord, dat, van uw lippen weggedragen,
 
Straks dóór het luistrend Vlaandren gaat,
[pagina 299]
[p. 299]
 
Geseind naar elke gouw, zal geestdrift ongemeten
 
Verwekken onder 't volk, bij duizend zegekreten:
 
Heil! heil! Ons Vorstenhuis stemt met den Vlaming meê!
 
In Artevelde's oude steê,
 
Waar Willems, Ledeganck, van Duyse, Snellaert streden
 
Heeft Jonkvorst Albrecht ons zijn Vlaamsch geloof beleden.

Redevoering van Prins Albrecht.

 

‘Mevrouwen, Mijne heeren:

 

Met eene groote vreugde heb ik deze plechtige zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie bijgewoond.

Heden, dat het geleeid en letteikundig genootschap zijn 10-jarig bestaan viert, mag het met fierheid achteruitzien op de lofwaardige en verdienstelijke baan, die het tot hiertoe doorloopen heeft.

Van de werkzaamheid uwer leden getuigen de belangrijke verslagen uwer zittingen; van den weldoenden invloed, door u op taalen letterkunde geoefend, is de steeds toenemende bloei der Vlaamsche letteren een genoegzaam bewijs.

Zeker zal ik de tolk uwer eenstemmige gevoelens zijn, wanneer ik aan de heeren Gailliard, Claeys en Alberdingk Thijm, mijne bijzondere achting uitdruk ter gelegenheid der geleerde en verhevene redevoeringen, die zij in deze zitting voorgedragen hebben.

Mijne gelukwenschen ook aan de vlijtige schrijvers, die heden van U de welverdiende belooning van hunnen arbeid hebben ontvangen.

Gij hebt allen, MM. HH. aan dit edel doel medegewerkt: de taal van onzen Vlaamschen stam in eeie te houden, en, dit doende draagt gij tot het gezag en tot den luister van ons dierbaar Vaderland bij.

Het verledene der Vlaamsche Academie, dat ons zooeven door den heer bestuurder is bekend gemaakt, waarborgt hare toekomst.

Onder hare hooge bescherming, en met de hoede onzer instellingen, die de vrijheid der talen, zonder voorrecht en zonder verdrukking, verklaard hebben, zullen de Nederlandsche letteren bij ons niet ophouden te glanzen en te gedijen.

Het Vlaamsche land, dat te allen tijde aan wetenschappen en kunst eene zoo talrijke en roemrijke schaar van verdienstelijke mannen heeft opgeleverd, zal de vaan der beschaving en der edele geestgewrochten altijd hoog en ongeschonden dragen.

Onder uwe leiding zal 't noch aan moed, noch aan gematigheid ontbreken.

De Vlamingen van heden zijn waardig hunner voorouders, die een onzer dichters, van wien wij eerlang het standbeeld in Vlaanderen zullen zien oprijzen, in onsterfelijke woorden aldus heeft afgeschilderd: Zij wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden!’

 

Het feest in de Vlaamsche Academie is een allergewichtigst feit, misschien het belangrijkste dat de geschiedenis van onzen taalstrijd tot hiertoe had aan te teekenen.

Klinke, van Veurne tot Maaseik, van Knokke tot de oostergrens des Vlaamschen land-, het te Deum laudamus!

De gemoedelijke toespraak van Prins Albrecht, we weten het genoeg,

[pagina 300]
[p. 300]

sluit de Vlaamsche beweging hoegenaamd niet; zij herstelt geen enkele onzer grieven, maar zij opent een blijden gezichteinder voor gansch het Nederlandsch sprekende volk onzes lands. Nauwer is, ja, de band toegehaald, welke het Vorstenhuis aan dat volk verbindt. De Vlamingen weten nu, dat hun toekomstige Koning hunne taal spreekt, dat zij hem, in deze, vrij en vrank mogen te woord staan, dat ze voor elkander geene vreemdelingen zullen zijn.

Zij trekken er nu maar voordeel uit!

Het wachtwoord moet het zijn, dat in elke gelegenheid, bij iedere ontmoeting, toevallig of officieel, onze taal aan het hof, bij Prins, later Koning Albrecht, worde gesproken. Dit zal een allergewichtigste dienst zijn, bewezen niet alleen aan de nationale zaak, maar tevens aan den Vorst zelven, die er, hoe langer zoo meer, de genegenheid des volks zal bij winnen.

Laten wij de bewoners van het Waalsche land de Fransche taal gebruiken in hunne betrekkingen met Regeering en bestuur - dat is hun recht, en ook hun plicht; maar bezigen wij, Vlamingen, onze taal, alom waar de redelijkheid het vordert, met fierheid, zonder wankelen of wijken. Doen wij dit, ja, alledaagsch gebruik en gewoonte worden, en de trek van verwondering, die op 18 October 1896, in de Vlaamsche Academie, nog bij enkele uitgenoodigden op te merken was, zal er voor altijd verdwijnen.

Een plaatselijk blad, opgesteld door kleingeestige, haatdragende doctrinairen van de oude, uitstervende school, bevat over de Academiezitting een artikel, geschreven met eene in gal en azijn gedoopte pen, vol beleedigingen jegens de Academie, en de logenachtige bewering herhalende dat er schrijvers zijn die niet tot lid worden gekozen, omdat zij ‘Liberaal’ zijn! Wij zullen de lieve, geestige dingen, daarbij ten berde gebracht, niet meer weerleggen, (ze zijn reeds zoo oud!), maar enkel doen opmerken dat het paar ‘liberalen’, die in bedoeld blad hunnen persoonlijken wrok trachten te koelen, het recht niet hebben te spreken in naam van de geheele ‘liberale’ partij!... In naam van een klein, zeer klein, weldra uitgestorven kapelletje, ja!



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken