Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Het Belfort. Jaargang 13
Toon afbeeldingen van Het Belfort. Jaargang 13zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,93 MB)

Scans (33,38 MB)

ebook (4,13 MB)

XML (1,73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 13

(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

Boekennieuws en Kronijk.

Kinderlust, gedichten voor de jeugd, door Th. Coopman. A. Siffer, Gent - Schrijven voor kinderen is een der lastigste taken die men zich denken kan Het alledaagsche verwijt dat aan een werk gedaan wordt is: bombast en opgeschroefdheid; dit feit bewijst hoe moeilijk het is eenvoudig te zijn. En even lastig is het voor de kritiek, een werk voor kinderen te beoordeelen; men keert zoo niet in eens tot de prilste jeugd terug, en ik was wel bang een oordeel uit te spreken over den jongsten dichtbundel van den heer Th. Coopman. Dan heb ik eenvoudig twee kleine blonde lievelingen mijn taak opgelegd. Ik heb ze 's avonds, onder de lamp, aan tafel gezet en hun het boek gegeven. Eerst hadden ze dolle pret met de teekeningen die het werk versieien. Die kleine illustraties zonder pretentie, van den heer Coopman, zoon, oogstten den grootsten bijval in bij mijn twee blondelingen, en dien eersten avond was er volstrekt geen spraak van lezen. De oogen waren alleen beschikbaar voor het ontcijferen van de prentjes, en juist die prentjes waren het, die de heer Coopman, zoon, in kindeilijken trant teekende, die bij mijn lievelingen het grootste enthousiasme verwekten: daar herkenden zij hunne hand. De zoon viel, op enkele teekeningen na, in den smaak van het jong volkje. Sommige schetsjes schenen nochtans te klein en wat lastig om ontcijferen. Den avond nadien kwam de vader aan de beurt Er werd vlot weg gelezen en soms ook gespeld. Stukjes kwamen in één adem erdoor met dolle pret, als: Het ruitertje.

 
Jan
 
Mijne man
 
Wil ruiter spelen
 
Op zijn houten peerd.
 
Hopsa-hopsa-hopsa,
 
Jan is niet verveerd.

en ook de Katten A B C, Het wiegeliedje en Jaakje met zijn fluitje, die allen de grootste vroolijkheid teweegbrachten. Soms bleven de lievelingen half weg in een stuk en keerden het blad om, met de woorden: ‘Neen dat niet, 't is te lang.’ Soms keken de blonde kopjes veiwonderd op en vroegen: ‘Cosijn wat is dat, als de ree er drinken gaat - Uw leven hier is al te kras.?’ En zie, dat zijn juist de kleine fouten van Kinderlust: een stuk dat soms te lang is, een woord dat soms wat vreemd klinkt, een vers dat wat te geleerd is. Ik zelf zou het feit onbemerkt laten voorbijgaan hebben . de kleine critici bemerkten het wel Bij slotsom toch, droeg het werkje hunne volle goedkeuring weg, en meer vraagt de heer Coopman ook niet, denk ik! De jury die Kinderlust terecht met een prijs De Keyn bekroonde, heeft dus ook ‘het publiek’ aan zijne zijde!

[pagina 68]
[p. 68]

Het werkje is uitstekend uitgegeven, een goed stevig papier, een groote klare letter, en het zal nog menige avond onder de lamp komen, tot groot vermaak en vootal tot leerrijk onderwijs van het jonge volkje

Prijs van het werk · fr. 2.00.

H. de M.

 

Herfstrozen, door M E Belpaire Drukkerij Jan Bouchery, Hopland, Antwerpen. - ‘Er behoort in onze dagen moed toe om het uit te spreken dat de waarheid, die Christus is. tot het wezen der poëzie behoort.’ Zoo schreef Dr. Schaepman De kloeke schrijfster van Herfstrozen durft met onbewimpelde overtuiging optreden; in een kunstgewrocht van hooge weerde verdedigt en verheerlijkt zij het christen ideaal.

Laat ons het boek ter hand nemen.

Bij de Zusterkens der Armen Stijl en vertelling spreken van waarheid en leven. uit het gevoel der ziel Waarheid en leven spreken in eenen kring van engelachtige liefde en van beminnelijk eenvoudig geloof en betrouwen. In de Kindersprookjes is alles in kleurige beelden voorgesteld, geschikt voor eene aanschouwingsles van hooge bediedenis. Wat speelsche vlucht en fijne humor krijgen wij te bewonderen bij de mystieke Engeltjes!

De Glimlach is eene oprecht dichterlijke mijmering, die opleidt tot den Gekruiste Het Christen Ideaal getuigt van groote belezenheid en van diepe wijsgerige beschouwing Deze ordelijke, breede, vergelijkende studie levert heerlijke en tevens leerrijke bladzijden. De poëzie van het Christendom daagt voor onze oogen in schitterenden glans en sprekende werkelijkheid.

De Liefderozen (uit de Legenden van de zoete Heilige Elisabeth) zijn frisch van hemelschen dauw Verder, in Allerlei, geldt de spreuk toch niet: ‘Veel boomen en geen bosch’, maar de aantrekkelijkheid wint nog veel door verscheidenheid in de eenheid: eenheid van edel christen gevoel.

De Hoef ter Linde biedt afgewisselde tafereelen, en Vader David zou het eene groote hoedanigheid noemen dat er van tijd tot tijd den lezer iets voor eigen vinding of bedenking wordt overgelaten. De tafereelen zijn in 't algemeen natuurlijk; de karakters zijn bevallig en flink geteekend, ingrijpende gedachten zijn met het verhaal samengevlochten, de ontwikkeling is boeiend, en eenige vertraging prikkelt de nieuwsgierigheid en verhoogt de belangrijkheid. Taalzuiveraar of bediller moge hier of daar op eene kleine onvolmaaktheid wijzen; maar een degelnk, christelijk werk verdient met warme toejuiching in onze vaderlandsche letterkunde te worden begroet. - Om te sluiten nog een woord uit de Herfstrozen, dat als beoordeeling mag gelden voor het boek zelf · ‘De kunst heeft haar doel bereikt, wanneer zij het gebed op de lippen doet klimmen... Wanneer men op die wijze van een kunstwerk kan spreken, dan is de lofspraak volledig.’

 

Antwerpen.

A. Verheyen.

 

Jan-Frans Van de Velde, de Eximius van Beveren (1743-1823), door Th De Decker - Sint-Nikolaas, 1897 8o van XI-296 bl.

Jan-Frans Van de Velde, meest bekend door zijn Synotsis monumentorum collectionis proxime edendae cencifiorum conciliorum omnium archiepiscopatus Mechliniensis (Gent, 1821-22 3 d), was een der geleerdste professors der oude Leuvensche hoogeschool Zijne levensbeschrijving is, na grondige opzoekingen, door den Heer De Decker met groote nauwkeurigheid opgesteld; en door de wijze op dewelke de schrijver zijn ontwerp heeft opgevat, is zijn boek een gewrocht van algemeen belang geworden: het werpt een klaar licht op zekere feiten onzer geschiedenis, die tot nu toe niet volledig opgehelderd waren geworden.

[pagina 69]
[p. 69]

Ik wil hier enkel aanstippen de bladzijden gewijd aan de geschiedenis der Leuvensche Hoogeschool op het laatste der verledene eeuw. Zij zijn eene waardige aanvulling van het belangrijk werk van den heer Arth. Verhaegen. ‘Les cinquante dernières années de l'ancienne Université de Louvain’ Enkel moeten wij doen opmerken dat de schrijver breedvoeriger uitweidt over het verdedigen door Van de Velde der leering en der rechten der Alma Mater dan over zijne leeraarsbaan Zulks is te betreuren. Hadde de heer De Decker ons daarover iets meer medegedeeld, zoo zou hij ons klaarder voor de oogen gesteld hebben dat eene hoogeschool, die groote geleerden gelijk Van de Velde onder haar leeraarskorps telde, op wetenschappelijk gebied niet zoo vervallen was als men het ten tijde van Jozef II wel beweerde.

Zeer belangrijk is het hoofdstuk behandelend de deelneming van Van de Velde aan het zoogenaamd Nationaal Concilië van Parijs in 1811; en van nog meer gewicht zijn de bladzijden over het ‘Apparatus Melanchtonianus’. Het werd door den Eximius op zijne reizen in Duitschland verzameld en was tot nu toe enkel door eene studie van Scheler bekend gemaakt. Het handschrift berust in de K Boekerij van Brussel. Dit gedeelte van het werk van den heer De Decker zal met veel belangstelling gelezen worden door al degenen die zich met de geschiedenis der XVIde eeuw onledig houden. Het Apparatus moest dienen, niet gelijk Scheler het beweert, om enkel al de brieven en schriften van Melanchton uit te geven, maar wel, - de schrijver bewijst zulks heel klaar, - als voornaamste bron eener algemeene geschiedenis der Hervorming in Duitschland. Het is een klaar bewijs der strenge wetenschappelijke methode van Van de Velde: voorwaar, een zeldzaam verschijnsel voor den tijd in den welken de Eximius leefde.

Het boek van den heer De Decker is eene goede grondige bijdrage tot de Belgische Geschiedenis van het einde der 18e en van het begin der 19e eeuw. Prijs: fr. 3.00

Adolf De Ceuleneer.

 

Brem en Varen. - Novellen door Emiel de Grave. Door het Davidsfonds uitgegeven Antwerpen, Jan Bouchery, 1897

‘Het was een heel warme, doodstille middag in Juli.

De zon maakte eenen lichtschilfer van elk boomblad, van elk bewegend waterwalpje; de keikens en de glasscherfjes lagen in het heete zand te blinken en te leven; de gele korenaren stonden pikkensrijp en bogen het hoofd. Geen gerucht was er te hooren, tenzij het eentonig gehamer van den steenscherper op den naburigen molen, en het langzame, zagerige gekakel eener hoender, die zeker juist van haar nest kwam.’

Dat is een die schilderen kan.

Hij heeft oogen en ooren en hij vindt kleuren- en woordenpracht in zijne taal om zijne waarnemingen te vertolken.

Schrijver wil zeker spreken van eene hen, die zooeven van haar nest kwam: zooals men hier een wanklank in de taal verneemt, zoo is er hier en daar een zin in 't verhaal, een trek in de schilderij die met meer smaak kon gekozen worden; maar dit schrijversvermogen zal rijpen.

Hoe menige schrijver onzer eeuw werd beroemd met eenvoudige novellen uit het volksleven. Zie, onlangsleden nog lazen wij schetsen uit het Limburgsch volksleven van Seipgens in den Gids. Hoe genoeglijk is dat niet geteekend! En ons eigen volksleven, in zijne eigene, schilderachtige landschappen bewegend, wat is het bekoorlijk en vol poëzie in zijne echtheid, op de schilderdoeken onzer wijdvermaarde kunstenaars en ook onder 't penseel van een schrijver die niets overdrijft, die afkeer heeft van het leelijke, zich door geene strekkingen laat verleiden... maar enkel schildert!

[pagina 70]
[p. 70]

Emiel de Grave heeft gepoogd en waarlijk 't is van goeden uitval.

Wij leefden mede met Fien den kleermaker, met het arm Rozeken, met Marius op den Dam, alhoewel daar een tintje mislukte mystiek in voorkwam, met de bewoners van het Hulleken; wij zagen wat zij zagen en voelden wat zij voelden...

De schrijver heeft aanleg en 't Davids-Fonds heeft gelijk met zulke uitgaven onze jonge schrijvers aan te moedigen en zijne leden, geleerde en ongeleerde te verblijden.

J. Claerhout.

 

Duikalmanak van Guido Gezelle Prijs 1 fr, franco per post fr. 1,20. - Ziehier hoe Friso, een blad van Groningen, den Duik begroet na eerst een anderen kalender vermeld te hebben

In de tweede plaats vermeld ik dan den Duikalmanak voor 1898 (prijs 1 fr.) verschenen bij A Siffer te Gent, en samengesteld door Dr. Guido Gezelle, en zoowel in boekformaat als in den vorm van scheurkilender te verkrijgen Voor folkloristen is dit boekje onmisbaar, maar 't is aardig en belangrijk voor ieder, die, behalve een goede spreuk, elken dag een en ander weten wil omtrent beteekenis en gebruiken der verschillende dagen. Bovendien helpt dit boekje aan de overwinning van het Vlaamsch, door de gangbare basterd- of schuimwoorden te vertolken in dietsch, zoo b v. staminee = drinkhuis, fruit = ooft, familie = maagschap etc. etc

 

Une Confrérie flamande à Florence du XVme au XVIIIme siècle. Gand. A. Siffer.

De heer Bekaert, opziener bij het departement van schoone kunsten, heeft te Florence ontdekkingen gedaan, die niet van belang ontbloot zijn voor onze nationale geschiedenis.

Hij heeft de bewijzen gevon len van het bestaan van eene Vlaamsche gilde aldaar van de 15de tot de 18de eeuw De oudste bewijsstukken dagteekenen van 1420. De gilde stond on der de bescherming van Ste Barbara en van St Quirijn en had haar lokaal in de keik der Santissima Annunziata. In die gilde waren Vlamingen, Hollanders en Platduitschers vereenigd De Vlaamsche gilde werd in 1785 ontbonden ten gevolge van een besluit van den groot-hertog. die alle gilden afschifte in zijne stad Uit andere stukken, door den heer Bekaert gevonden, blijkt dat een dergelijke gilde te Venetie bestond sedert 1383.

 

Onderwijs der Volkstaal - De heer Fr Van den Weghe, professor aan het Athenaeum te Oostende, heeft zijne bekroonde studie ‘Geschiedkundig overzicht der Volkstaal sedert 1830’ te Antwerpen, bij De la Montagne uitgegeven (1897, 8o van 134 bl) Het is eene prachtig geschreven behandeling over het aanleeren van het Vlaamsch in het Staatsen in het Vrij onderwijs en is eene der beste bijdragen tot de geschiedenis der Vlaamsche beweging die in de laatste jaien verschenen zijn

 

Quellen und Forschungen zur Geschichte und Kunstgeschichte des Missale Romanum im Mittelalter. - Iter Italicum door Adalbert Ebner. - Freiburg 1 B, Herder, 1895. Een boekdeel in 8o van VIII-487 bl met 30 phototypieen. Prijs: 11 50 fr.

Het werk van M. Adalbert Ebner, doktor der godgeleerdheid en leeraar te Eichstatt is tevens de veropenbaring en de gedeeltelijke uitvoering van een groot gedacht.

De ontwikkeling van den kerkdienst in de middeleeuwen is voorzeker een der belangrijkste en gewichtigste vraagstukken der kerkelijke geschiedenis. Om tot de wetenschappelijke oplossing van dit vraagstuk te komen, moeten al de bronnen opgespeurd, de teksten bekend gemaakt,

[pagina 71]
[p. 71]

en in die oorkonden het licht gezocht worden om de moeilijkheden op te helderen, welke de geschiedenis der liturgie in zich houdt.

Één enkelen geleerde is het onmogelijk dit gansche programma uit te voeren; wat hij kan, is methodisch tot de verwezenlijking ervan medewerken.

Ad. Ebner heeft het grondgedacht klaar opgevat, en zijn werk is reeds een reuzenstap tot den einduitslag.

Schrijver moest zich beperken en koos als onderwerp zijner navorschingen de Mis, het middenpunt der liturgie; hij ondernam de studie van het ‘Missale’, de hoofdbron voor de geschiedenis der Mis. Dan ook ging hij de Roomsche liturgie niet te buiten.

Gelijk zij ons gekend is, bevat de Roomsche Mis drij deelen: gezangen, lessen en gebeden van den priester (oraties, praefatie en canon). Van daar, in den beginne, het bestaan van het ‘Antiphonarium’ of ‘Graduale’, het ‘Lectionarium’ (epistel- en evangelieboek) en het ‘Sacramentarium’, drij verzamelingen die allengskens samensmolten om het geheele misboek of ‘Missale’ uit te maken. Daarbij dienen gevoegd het Ordo missae bevattend de rubrieken der Mis, de dagwijzers en soms de doodregisters. Zulke zijn de hoofdbronnen voor de geschiedenis van het misboek en diensvolgens ook van de Mis.

Het eerste zich opdringend werk is het opspeuren van alle dusdanige nog bestaande oorkonden. Ebner is voornemens alle landen van Europa, waar de Roomsche kerkdienst gedurende de middeleeuwen gepleegd werd, te doorreizen om de handschriftelijke letterkunde over de Mis op te zoeken. Tweemaal reeds, in 1890 en 1891, heeft hij Italie bezocht, de bakermat van de Roomsche liturgie.

Zulks is dan onder liturgisch-geschiedkundig opzicht het plan van Ebner, zulk was zijn eerste arbeid.

Nu, de gevonden handschriften hebben eene tweevoudige weerde, eene liturgisch-geschiedkundige, waardoor zij ons toelaten het ontstaan en de vorming van het Roomsch misboek na te gaan, en eene kunstarchaeologische, waardoor zij eene hoofdbron worden voor de geschiedenis der kunst in de middeleeuwen. Ook dit tweede oogpunt heeft schrijver in acht genomen tot groot nut en bevordering der oudheidkunde.

Welke nu, onder dit tweevoudig opzicht, de uitslag is van Ebner's dubbel ‘Iter Italicum’ dat leert ons het werk dat wij beoordeelen.

Het bestaat uit twee deelen · 1o de bronnen, 2o studieen. Het eerste deel heeft twee onderverdeelingen. beschrijving der handschriften welke Ebner zelf onderzocht of door andere leeide kennen, en uitgave van de meest belangrijke teksten.

In de eerste onderverdeeling somt de schrijver in alphabetische orde 39 steden op van Italie, met melding hunner bibliotheken en archieven; hij noemt en beschrijft de ‘Sacramentaria’ en misboeken die zich in elke verzameling bevinden Zoo nauwkeurig is hij, dat hij zelfs de verzamelingen aanduidt waar zijne opzoekingen viuchteloos bleven.

Hij drukt ook zorgvuldig op den palaeographischen aard, het tijdvak en het oord van het ontstaan, de afstamming van de handschriften; hij onderscheidt, waar 't pas geeft, de veischillige liturgische boeken in één handschrift bijeen gebracht, en geeft ieders hoofdkarakter aan wat den inhoud betreft.

Anderzijds vinden wij ook eene nauwkeurige beschrijving van de artistieke versiering der handschriften, en om des te duidelijker tot het verstand te spreken heeft Ebner zijn werk opgeluisterd met 30 phototypieen, die soms toch wat klein en gebrekkig zijn. Eindelijk geeft de schrijver voor ieder handschrift de litteratuur aan, een arbeid die

[pagina 72]
[p. 72]

zoowel van lange opzoekingen als van uitgebreide kennis getuigt.

De uitgegeven teksten zijn ten getalle van één en dertig, hoofdzakelijk getrokken uit verscheidene ‘Ordines missae’, ‘Sacramentaria’ en dagwijzers. Gelijk de handschriften zelven, leveren zij belang op voor meerdere landen van Europa, daar zij uit verschillige landen in Italië zijn te zamen gekomen.

Meerdere tafels, als aanhang aan 't werk geplaatst, vergemakkelijken den vorscher het gebruik der schatten in het eerste deel bijeengebracht.

De Studieen, die het tweede deel uitmaken, hebben geenszins voor doel al de inlichtingen welke de beschrevene handschriften inhouden, te benuttigen. Zij behandelen slechts eenige vraagstukken:

1oHoe en wanneer de verschillige boeken samengesmolten zijn tot het volledig misboek;
2oIn welk deel van het ‘Sacramentarium’ de ‘Canon’ van de Mis ingelascht werd;
3oGeschiedkundige studieën over den tekst van den ‘Canon’, d.i. de bijzonderste verscheidenheden die in den ‘Canon’ voorkomen in de verschillige tijdperken van de middeleeuwen na Gregorius den Groote;
4oDe versierkunst in de ‘Sacramentaria’ en de misboeken, en de geschiedenis dezer kunst.

Die studieen zijn gewichtig en goed afgewerkt, doch zij vormen op verre na de geheele geschiedenis niet van het misboek; menig moeilijk vraagstuk is van kant gelaten. Ook geeft ons Ebner al de teksten niet welke hij in de Italiaansche handschriften gevonden heeft en die nogtans belang opleveien voor de geschiedenis van het ‘Missale’. Onder dit opzicht dus is het werk niet volledig Daarentegen heeft de schrijver willen volledig zijn in het aangeven en de beschrijving der handschriften. Daardoor wordt wel de harmonie van het geheel beschadigd; doch wie zou het den schrijver ten kwade duiden? - Voorzeker had hij meerdere vraagstukken kunnen aanraken, meerdere teksten uitgeven. Doch wat hij ons mededeelt is uiterst belangvol, en veel water ware naar de zee geloopen, eer wij die kostbare uittieksels en gewichtige studieen zouden gekend hebben, hadden wij daartoe de volledige uitgave der teksten en de geheele geschiedenis van het ‘Missale’ moeten afwachten. Ten slotte wenschen wij dat Ebner met denzelfden moed en hetzelfde welgelukken zijne ‘Itinera’ door de andere landen van Europa moge voortzetten, en zoohaast mogelijk nieuwe werken, zoo deugdelijk als het besprokene voortbrengen.

Dr. A. Cauchie.

 

Vlaamsche belangen. - Wij roepen de aandacht op de rubriek van dezen naam welke wij in ‘Het Driemaandelijks Overzicht’ gevoegd hebben.

 

† Alphonse Daudet, een der schitterendste Fiansche romanschrijvers hij onderscheidt zich door vlugheid, fijnheid, geest en volkomen natuurlijkheid. In Nabab, Numa Roumestan. l'Immortel, Sapho, l'Evangéliste, La petite paroisse is de schrijver bitter, wreed en zweept hij met de roede van den spot en het belachelijke de valschheid en de baatzucht, hij is roerend in Jack en Le petit chose en pertig en geestig in zijne lijfstukken: Tartarin de Tarascon, Tartarin sur les Alpes en Port-Tarascon.

Daudet vlecht nooit kronen aan de ondeugd, nochtans beschrijft hij ze met te veel welbehagen en te veel zinnelijkheid, hetgeen maakt dat zijn werk, zonder in den grond zedeloos te zijn, toch gevaarlijk en bedervend is.

Op het gebied der tooneelletterkunde is hij min geslaagd en zijn roem heeft hij met zijne verhalen behaald. Steeds weigerde hij eenen zetel onder den koepel van het Instituut.

Hij is schielijk door de dood getroffen, zijne begraving was christelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Alfred Cauchie

  • A. Verheyen

  • Adolf de Ceuleneer

  • over J.F. van de Velde

  • over Emiel de Grave

  • over Guido Gezelle

  • over Fr. van den Weghe

  • over Th. Coopman

  • over Th. de Decker