Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 13 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 13
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.93 MB)

Scans (33.38 MB)

ebook (4.13 MB)

XML (1.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 13

(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 536]
[p. 536]

Driemaandelijksch overzicht.

Wetenschappen.

Bijbelkunde. - Het volgend merkwaardig werk is in Duitschland verschenen: Die Allisraelitische Uberlieferung in inschriftlicher beleuchtung, door dr. Hommel. Eerw. pater Van Kasteren bespreekt het in de Studien van dit jaar: L, 1:

‘Met ingenomenheid begroeten wij een werk dat uit de school van Graf en Wellhausen schijnt voort te komen; althans nog in 1890 stond de schrijver, zegt hij, unter den Banne Wellhausens....

Hommel vraagt minder naar den betrekkelijken ouderdom der Pentateuchbronnen, maar tracht de geloofwaardigheid van haar inhoud te onderzoeken door vergelijking met hetgeen de jongste ontdekkingen in Babylonie, ArabiÄ“ en Egypte aan het licht brachten. En de slotsom is deze: Voor zoover men den inhoud der bijbelsche geschiedboeken aan die gegevens kan toetsen, blijken zij eene in alle opzichten betrouwbare overlevering te bevatten - iets wat ongetwijfeld den hoogen oudetdom der in den Pentateuch verwerkte oorkonden onderstelt...’

Stippen wij een vootbeeld aan:

‘Eene geheel bijzondere rol speelt hier het 14e h. van Genesis, het verhaal van den inval der vier oostersche koningen in Palaestina, - het eenige in de geschiedenis van Abraham dat een ruim opzicht opent op de staatkundige toestanden dier dagen. Tot voor een kwart eeuw was de juistheid dier voorstelling met van elders ontleende gegevens niet te staven. Nöldeke en later nog Wellhausen mochten stout beweren: Dass, zur zert Abrahams, vier Könige vom persischen Meerbusen her eine Razzia bis in die Halbinsel des Sinai machen,..., dass sie bij der Gelegenheit fünf Stadtfüisten, welche im lodten Meere hausen. überfallen und gefangen fortschleppen, dass endlich Abraham mit 318 knechten den abziehenden Siegern nachsetzt und ihnen den Raub abjagt, - das sind einfach Unmöglichkeiten. Wien het magister dixit niet voldoende was kon het bewijs vragen, doch bekwam geen antwoord. En het tegenbewijs te leveren vermocht hij niet. De destijds van elders bekende oorkonden bewaarden over den staatkundigen toestand in Abrahams dagen een diep stilzwijgen. Doch die tijd is voorbij. Te Tell-el-Amarna in Opper-Egypte vond men voor eenige jaren een groot getal kleitafeltjes met spijkerschrift, van ongeveer 1400 v. C, dus nog voor den Exodus. Het waren in hoofdzaak brieven van vorsten uit Babyloni. Assyrie, Mesopotamie, Syrie en Palaestina aan de Pharao's Amenophis III

[pagina 537]
[p. 537]

en IV. Al deze brieven, ook die uit Palaestina en Sytie. zijn in de babylonische taal en het babylonische spijkerschrift geschreven, - iets wat natuurlijk een ingrijpenden en langdurigen invloed der babylonische beschaving op Syrie en Palaestina onderstelt. En die invloed moest van des te ouder dagteekening zijn wijl Palaestina, toen de brieven geschreven werden, sinds langen tijd staatkundig niet meer aan Babylon, maar aan Egypte onderworpen was.....

De namen der 4 oostersche koningen in Gen. 14 heetten eenvoudig door den zeer jongen israelitieschen schrijver uitgevonden, en de naam Salem moest een anachronisme zijn: de stad had tot Davids tijd alleen Jebus geheeten. Thans hebben we, uit Tell-el-Amarna, ooispronkelijke brieven, nog voor den Exodus te Urusalim geschreven. En al de vier koningen van Genesis zijn ons uit grootendeels gelijktijdige spijkerschriftbronnen bekend.....’

 

Americanism. - E. Beauvois onderzoekt in het Muséon van dit jaar de oorzaken van de overeenkomst die er bestaat tusschen den godsdienst der oude Mexikanen en den joodschen en katholieken godsdienst.

 

De Muurschilderingen der Leugemeete. - M. Van Malderghem hield staan dat de muurschilderingen der Leugemeete omtrent het jaai 1844 door eenen schilder als tijdverdrijf zouden uitgevoerd zijn en later met kalk bedekt. De ontdekking van wijlen De Vigne zou dus van geener waarde zijn. Hij beweerde verder dat er in deze muurschilderingen verschillende kenteekens worden waargenomen die met het begin der 14e eeuw niet overeenkomen.

In de Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent III, 1 weêrlegt H. Van Duyse wederom in 't lang en breed de beweringen van den heer Van Malderghem.

Hij bewijst dat het onmogelijk was in de jaren 1840 deze muurschilderingen uit te voeren.

Hij toont dat al wat er in deze schilderingen waargenomen wordt, volkomen overeenstemt met al de wapenkundige geplogenheden der 14e eeuw.

 

Vlaamsche Tapijtwevers. - In de jaarboeken der oudheidkundige maatschappij van Brussel, nr 2 van dit jaar staat er eene belangrijke bijdrage van F. Donnet over de Vlaamsche tapijtwevers in de vreemde landen. De kunst kostbare tapijten te weven wierd in menig land door vernuftige Vlamingen ingevoerd.

 

Luthers dood. - Bij Janssen's merkwaardige geschiedenis van het Duitsche volk verschijnt er eene reeks Erlauterungen und Erganzungen onder de leiding van Ludwig Pastor. De eerste aflevering van het eerste deel bevat Luthers Lebensende door Dr Paulus:

‘In het eerste hoofdstuk wordt ons getoond dat wij ons niet moeten verwonderen dat de vraag gesteld wierd of Luthers dood al dan met het gevolg was van zelfmoord...

In het tweede hoofdstuk komen ter sprake de getuigenissen die pleiten voor Luthers zelfmoord. In Duitschland heeft geen enkel katholiek schrijver in de zestiende eeuw het gewaagd er zich verantwoordelijk voor te steller.

[pagina 538]
[p. 538]

Het derde hoofdstuk bevat de getuigenissen zoo van katholieke als protestantsche zijde tegen Luthers zelfmoord

De vertrouwbaarheid dezer getuigenissen woidt zoo duidelijk aangetoond en krachtig verdedigd dat eenieder, gelooven wij, met den schrijver besluiten zal dat Luther, wel onverwacht, doch zacht en kalm. in het bijzijn van verschillende personen, den 18 Februari 1546 tegen drie uur 's morgens, gestorven is - en dat bijgevolg het bericht van zijn huisknecht, die zijn heer 's morgens, hangend und elend erwürgt gevonden zou hebben, volstrekt geen geloof verdient’ (Studien L, 2).

 

De Zuil van Israel. - In 't begin van 1896, vond M. Petrie, te Thèbes, in de puinhoopen van den graftempel van koning Merneptah, zoon van Ramsès II, een groot zuilvormig gedenkteeken, waar er langs den voorsten kant een opschrift op te lezen stond nopens de tempels door Amenophis III gebouwd, terwijl de achterste kant door Merneptah gebruikt wierd om er een lang opschrift op te snijden en zijnen eigenen roem te vereeuwigen. Deze lezing vermeldde, in de voorlaatste lijn, een volk Isiraal geheeten; men bracht dezen naam in verband met de Israelieten die volgens eene z er verspreide, maar niet genoegzaam bewezene meening Egypte onder Merneptah verlaten hadden, om zich naar Palaestina te begeven.

Daarover oordeelt Hoogl. Wiedfmann van Bonn het volgende:

Uit deze lezing kan men enkel besluiten dat er een volk van Israel bestond dat in nood verkeerde en graan te kort had. Men is niet zeker dat dit onder Merneptah gebeurde. De Pharao's hadden trouwens de gewoonte opschriften van vorige koningen af te schrijven om zich de roemrijke daden van die koningen toe te eigenen. Men zou geen stellig bewijs kunnen vinden tegen dezen die meenen dat er gewag gemaakt wordt van den hongersnood die Jacob dwong Palaestina te verlaten, maar ik zou deze veronderstelling niet durven verdedigen Dank aan de vondsten van M. Petrie, bezitten wij toch voor de eerste maal een oud Egyptisch bescheid over 't volk van Israël, maar in den huldigen stand van de wetenschap is het niet mogelijk daar andere besluiten uit af te leiden. (Muséon '98 nr 2).

 

Oortijdsche grotten van het Vesdredal. - Lees in nr 2 van de Annales de la Société Archéologique de Bruxelles eene schoone bijdrage van Dr Tihon over zijne navorschingen in de oortijdsche grotten van het Vesdredal.

De hiatus tusschen de tijdvakken van de gekapte en de geslepen steenwapens wierd veroorzaakt door de koude van het gletschertijdvak die de ooitijdsche stammen naar 't zuiden dreef.

Taalkunde.

Afleidkunde. - In het Zeitschrift für Deutsches Altertum und Deutsche Litteratur XLII, 2, onderzoekt R. Much de aflerding der volgende woorden: Blei, lot, zink, eisen, schwefel, eichhorn, lat. fario, norw. syta, bair. zamer, gemse, oudhoogd. swerban, steiss, gall. brcca, oudijsl. ljort. oudnoorw. lundr.

In de Beitrage zur Geschichte der Deutschen sprache und Litera-

[pagina 539]
[p. 539]

tur XXIII, 1, worden de woorden bakboord en stuurboord uitgeleid; er is eene oude Sassensche boot bewaard te Kiel van 't jaar 400; te Christiania toont men een wikingschip van voor 't jaar 900; 't roer is aan den achtersteven niet vast, maar 't hangt aan een lederen riem al den rechteren kant van 't schip, de stuurman moest het met twee handen bewegen en stond dus vanzelf met zijnen rug naar den bakboord. naar den linkeren kant van 't schip gekeerd.

 

Vergelijkende Spraakkunst. - Het eerste dee! is verschenen van de nieuwe uitgaat van Brugmann's Grundriss der vergleichenden Grammatik der indogermanischen Sprachen. De leering over de klankleer, over de Indogermaansche grondtaal, over de vertakking der talen en den ablaut is gansch omgewerkt

 

Oudsassensch. - Dr. Wadstein zal in het Verein fur Niederdeutsche Sprachforschung eene nieuwe uitgaaf bezorgen van de kleine overblijfselen van de oudsassensche taal. 't Schijnt dat alle handschriften door Dr Gallér zelf niet afgeschreven wierden. Het tweede deel dezer uitgaaf zal de geschiedenis en de beschrijving der handschriften bevatten. In het derde deel zullen wij een oudsassensch woordenboek krijgen waarin ook de woorden van den Heliand en de Genesis zullen opgenomen worden.

 

Woordenschat. - Wij lezen in de Verslagen der K. VI. Academie 1898 bl. 103 de volgende mededeeling:

‘Dit is, in korte trekken, het plan dat de commissie aan de goedkeuring der Academie onderwerpt, en waarvoor zij verzoekt dat de noodige credieten zouden toegestaan worden. De verzameling zou kunnen begonnen worden met de uitgave der twee volgende werken:

1o het Vocabulaer van Noel de Berlaimont, voor het eerst verschenen in 1511; daarvan is echter geen exemplaar bekend; het werd opnieuw gedrukt in 1542, van welke uitgave het eenig bekende exemplaar in de bibliotheek van den hertog van Arenberg te Brussel berust.

2o het Vocabulario para aprender Franches Espannol y Flamincq zonder naam des schrijvers bij Vorsterman te Antwerpen in 1520 verschenen. Van dit werk, waarvan het bestaan slechts kort geleden aan het licht kwam, berust een eenig exemplaar in dezelfde particuliere bibliotheek.’

 

De Alaisiagen. - In Nov. 1883 vond men bij Housesteads in Engeland o.a. het volgend opschrift: Deo Marti Thingso et Duabus alaestagis Bede et Fimmilene et nummibus Augustorum Germani cives Tuthanti v.s.l.m De naam dier Germaansche Alaisiagen heeft reeds menigen taalkenner bekoord. R. Henning poogt eenen nieuwen uitleg te geven in het Z. fur Deutsches Altertum und Deutsche Litteratur XLII, 2. Hij leest a-laisia van 't versterkend voorvoegsel a en 't got. laisian onder wijzen, dus edocentes.

 

Dietsch. - Er is eene afzonderlijke uitgave verschenen, ten prijze van 5 Mark van te Winkel's Geschichte der Niederlandischen Sprache, bij Trübner ie Strassburg. Ze is getrokken uit de tweede uitgaaf van Paul's Grundriss.

 

De Taalgrens. - Het tweede deel is verschenen van Kurth's bekroond werk: La Frontière Linguistique. Het beschrijft de veranderingen welke de taalgrens in 't verleden onderging. Dit opstel is

[pagina 540]
[p. 540]

merkwaardig omdat het de verhouding der beide talen in alle tijdvakken te kennen geeft. In taalkundig opzicht zijn enkel belangrijk de bijvoegsels en de namenkundige boekenlijst.

Vlaamsche belangen.

Aan Durendal. - Ten gevolge van eene bijdrage in 't Belfort verschenen over 't verdwijnen dei Jeune Belgique, verdedigt de heer F. Vanden Bosch in Durendal no 4 de jonge katholieken die de fransche letteren beoefenen.

Wij meenen met hem dat de Vlaamsche Beweging er veel bij zou winnen met minder de politieke mannen, meer de dichters en de kunstenaars te volgen.

De franschsprekenden vergaderen in schitterende congressen waar letteren en wetenschappen met belangstelling besproken worden.

Op onze zitdagen wordt er gestadig over wetsvoorstellen gezaagd.

Wij roepen: vervlaamscht op verstandelijk gebied: al het overige zal volgen

Wij tellen veel te weinig op letterkundig en wetenschappelijk gebied

't Is onze schuld.

 

Koninklijk Vlaamsch Konservatorium. Betooging. - Zondag 15 Mei had er te Antwerpen eene groote betooging plaats wegens het ontslag van Peter Benoit.

Eenige muziekgenootschappen, gevolgd van verscheidene vlaggen vormden den stoet, die onder weg immer in getalsterkte aangroeide. Na eenige straten doorloopen te hebben, begaf men zich naar de woning van Peter Benoit, alwaar eene geestdriftige betooging plaats greep en vervolgens naar het Paleis voor Volksvlijt om aan de ongekondigde meeting deel te nemen.

De heer Karel Weyler deed de twee grieven van meester Benoit kennen • hij wil voor het konservatorium van Antwerpen hetzelfde reglement als dat van Brussel; hij wil dat de leeraars Vlaamsch kunnen vooraleer zij benoemd worden.

De heer J. Hoste zegt dat Benoit alleen weet hoe hij het Konservatorium moet inrichten. Hij moet dus heer en meester zijn.

Do heer J. Sabbe deed uitschijnen dat het Vlaamsch Konservatorium van Antwerpen niet eene muziekschool is voor Antwerpen maar voor heel het Vlaamsche land.

De volgende dagorden werden met algemeene stemmen aangenomen.

De Vlamingen in meeting vergaderd op 15 Mei om zich te verzetten tegen de wijze waarop men te werk gaat tegenover meester Peter Benoit, die zoovele jaren van zijn leven opofferde tot het heropbeuren der nationale muziekkunst, hebben de eer de bevoegde overheden te verzoeken aan den bestuurder van he: Vlaamsch Konservatorium, dezelfde rechten en dezelfde macht toe te kennen, die de bestuurder van het Konservatorium van Brussel geniet.

 

Hulde aan J. De Vriendt. - Op 9 Mei hield het propagandakomiteit van het Algemeen Neêrlandsch Verbond een feestmaal om de zegepraal van de Vlaamsche wet te vieren en den Gentenaar Juliaan De Vriendt hulde te brengen. Verschillende sprekers voerden er het woord. De heer De Vriendt uitte zich nagenoeg in de volgende bewoording:

[pagina 541]
[p. 541]

Als Gentenaar ben ik bijzonder gevoelig aan de bewijzen van eer, achting en genegenheid waarvan ik hier in uw midden het voorwerp ben.

Nog nooit vuelde ik mij zoo vereerd, nog nooit was ik, bij de talrijke eerbewijzen welke mij in mijne kunstenaarsloopbaan te beurt vielen, zoo aangenaam ontroerd en getroffen als thans.

M. Obrie heeft gesproken van den harden strijd welken wij te doorstaan gehad hebben; de strijd was waarlijk hevig; men moet evenwel niet denken dat nu alles gedaan is; verre van daar. Thans hebben wij den eersten slag gewonnen die ons tot verdere zegepralen leiden zal. Om die verdere zegepralen te behalen, zullen wij moedig voortstrijden en sterkte en kracht putten in uwen ijver en uwe werkzaamheid. Daarna het innerde hij dat, 25 a 30 jaar geleden, te Gent een kring van schrijvers en kunstenaars bestond, waar men de belangen van taal, kunst en letteren besprak.

Daar zette de heer De Vriendt destijds de gedachte vooruit dat het beste middel om onze taal vooruit te helpen, was: Vlaamsch te spreken in de vergaderingen der wetgevende lichamen. Weinig dacht hij er toen aan dat hij. die voor het politiek leven niet geboren is, zou geroepen geweest zijn 30 jaar later zelf de eerste zijn eigen voorstel in praktijk te stellen.

 

Pitthem,

J. Cl.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken