Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 13 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 13
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.93 MB)

Scans (33.38 MB)

ebook (4.13 MB)

XML (1.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 13

(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 755]
[p. 755]

Waarom?

Wij waren vroeger goede vrienden, maar hadden elkander sedert jaren niet meer gezien. Gij kwaamt bij mij.

- ‘Zijt gij nog gelijk eertijds tot het Vlaamsch genegen?’ vroegt gij met een soort van spotlach op de lippen.

Wanneer ik vijf en twintig jaren achteruitga en herdenk wat ik toen meende en beminde, moet ik belijden dat ik menig gedacht als dwaling, menige genegenheid als begoocheling op de bane liggen liet. De liefde tot de taal is mij bijgebleven. Die liefde lag bij mij niet op de oppervlakte der ziel: zij was geen stof dat wegwaait, geene waterverf die afregent; zij zat diep in mijn hert, zij had het doordrongen, gelijk het bloed het lichaam. Ja, gelijk de stam van den eik die op vruchtbaren grond staat, zoo is zij met de jaren aangegroeid en versterkt. Was zij vroeger, misschien, eene jonge onberedeneerde genegenheid, zij is nu eene gewoonte, eene noodzakelijkheid, die heur waarom heeft.

Waarom bemin ik de Vlaamsche taal?

Omdat zij de mijne is, zoowel als de tong waardoor ik ze spreek, en de adem waardoor ik ze uitbreng; terwijl alle andere taal voor mij eene vreemdelinge is. En ik houd aan het mijne uit gevoel van eigenweerde, want het maakt mij tot iemand. Ik ben er zelfs trotsch op, en 't is een edele fierheid, want, ook op taalgebied, is het beter eigenaar te zijn dan te bedelen of te leenen. Zedelijk vervallen is hij

[pagina 756]
[p. 756]

die, zonder wroeging, zijne eigen taal versmaadt en eene vreemde vereert.

Waarom?

Omdat zij de taal mijner moeder is. Deze eerst leerde mij het Vlaamsch: het is mij eene relikwie van haar. Het Vlaamsch is de gemeenzame band van de betrekkingen tusschen mij en haar. Bij hare beeltenis, die mij hare trekken vertoont, bewaar ik ook hare taal, die mij later hare wenschen en lessen herinneren zal.

Waarom?

Omdat het de taal is van mijn hert. Ik heb blijde en droevige uren beleefd: Ik heb menigen gelukwensch uit geliefde monden gehoord, ik heb het ‘tot wederziens’ ontvangen van dierbare overledenen. Die tafereelen staan diep in mijn hert geprent en 't is mij zoet ze vóor mijnen geest te roepen en te zien leven. Zonder het Vlaamsch wierde mijn hert een graf: wat nu spreekt, zou stom blijven; met het Vlaamsch leven en spreken er zelfs de dooden.

Waarom?

Omdat zij het maaksel, het beeld, het werktuig onzer vaderen is. Ieder van de woorden die ik bezig, is nog vochtig van hunnen adem die het uitbracht; in hare klanknabootsende woorden vind ik hun scherp gehoor en fijn gevoel; in hare vergelijkingen en beelden, hun helder gezicht, hunne wakkere verbeelding en hunnen opmerkenden geest; in hare spreekwoorden, hunne ondervinding, hunne wijsheid, hunne deugd. Sta op, o Maerlant, uit uw graf: wij zullen samen spreken en malkander verstaan.

Waarom?

Omdat zij het schild was mijner jeugd. Vrij zijn voor den jongeling, 't is het paradijs, maar in dit paradijs staat menige verboden vrucht!... Van Vlaanderen zingen en droomen en dichten, dat was mijne liefde en mijn hertelust. Ik kende de strikken niet voor de jonge deugd: ik had noch tijd, noch gene-

[pagina 757]
[p. 757]

genheid om ze op te zoeken en zij, zij lagen verre van mij.

Waarom?

Omdat ik ze onderwijzen moest. Ik had dus tot plicht ze te doen kennen en beminnen. Maar moeten was gecrne doen, want plicht en liefde was één. Hoe dikwijls heb ik mij genoeglijk afgemat om hare schoonheden te kennen en hare rijkdommen op te zoeken! Hoeveel zalige uren heb ik bij mijne leerlingen overgebracht, toen ik, hun sprekende over onze gemeene taal, hunne oogen van fierheid schitteren zag en den gloed om zoo te zeggen voelde die mijne liefde in hunne jonge herten ontstak.

Vraagt gij mij later jaren nog, wanneer wij elkander ontmoeten, of ik nog altijd het Vlaamsch genegen ben, ik zal - dat weet ik - u gelijk nu antwoorden dat ik het bemin als mensch, als zoon, als burger, als priester en professor.

Maar voeg later bij uwe vraag geenen spotlach meer, want eene liefde die, gelijk de mijne, op edele beweegredens steunt, wordt geëerbiedigd door al wie zich zelven wil geeerbiedigd zien.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken