Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 14 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 14
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.89 MB)

Scans (43.77 MB)

XML (1.75 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 14

(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 220]
[p. 220]

Don Lorenzo Perosi.

Wat wij den Lezer aanbieden is eene zeer belangrijke verhandeling uit de Gregoriusbote, (16 jaarg. No 1), Beilage zum Gregorius-Blatt, tot opschrift voerende: Don Lorenzo Perosi und sein neues Oratorium ‘La Risurrezione di Christo’.

Bladen van alle richtingen hebben in den laatsten tijd met zooveel lof over Don Lorenzo Perosi gesproken, dat het den getrouwen Lezer van het Belfort niet onaangenaam kan zijn ook in dit maandschrift iets van den Maestro der Muziek te vernemen; te meer, wijl het overgenomen is uit het Gregorius-Blatt, een orgaan hoog in aanzien.

Ik twijfel niet, of eenieder, die een beetje gevoel voor muziek of poezie bezit, talent en kunst gaarne huldigt zal het vergaan even als mij, en 't met deze eerste kennismaking hoog op hebben. Het stuk, onderteekend door Karl Busch, wordt ons meegedeeld uit Rome, 20 December 1898, en luidt als volgt:

 

Een nieuwe star is opgegaan aan den kunsthemel der Muziek en vervult geheel de omgeving met haren luister. Het reeds lang vuriggewenschte en lang voorbereide Oratorium van Don Lorenzo Perosi ‘La Risurrezione dt Christo’ heeft in Rome zijne eerste opvoering gehad, en de verwachting, die men had voor de toekomst van het nieuwe werk, is niet beschaamd geworden, en is wellicht veire overtroffen.

Don Lorenzo Perosi, de componist van het nieuwe Oratorium, zag het eerste levenslicht te Tortona bij Alexandrie, 20 Dec. 1872. Zijn vader is dirigent van het dômchoor aldaar, en de twee broeders van Don Lorenzo, Don Carlo en Marziano zijn Professoren der Muziek, zoodat men met alle recht mag zeggen: ‘i figli del Perosi nascono colle dita sulla tastiera’. (Perosi's zonen werden geboren met den vinger op den toets) In Don Lorenzo schijnt echter dat erfdeel zijner familie geheel en al tot den hoogsten bloei gerijpt te zijn. Het eerste muziekonderricht genoot de knaap, die van af zijne prilste jeugd hart en smaak had voor al wat goed en edel is, in het huis zijns vaders. Spoedig echter trok hij opwaarts naar het eeuwige Roma, om hier zich verder in de edele muziekkunst te vormen. Te Rome werd hij lid van het Cecilia-instituut, en, na korten tijd, organist in het heer-

[pagina 221]
[p. 221]

lijke Benediktijnerklooster Monte Cassino; hier componeerde hij zijn Pange lingua (1890), dat voor 't eerst te Chicago werd uitgevoerd. Te Monte Cassino op 't graf van den H. Benedictus legde de zeventienjarige Lorenzo de gelofte af, zijn leven in eeuwige maagdelijke reinheid uitsluitend ter eere en in den dienst van God te wijden. In gevolge den raad zijns vaders was Don Lorenzo alsnu (1892) gedurende twee maanden aan het Conservatorium te Milaan. Zijne liefde en bezieling voor de Gregoriaansche choraal spoorden hem aan, naar Duitschland te reizen, waar hij bij den grondlegger en leider der kerkmuziekschool te Regensburg, Professor Haberl, allerbelangrijkste studiën deed. Hier componeerde Don Perosi verschillende heerlijke motetten, die ten volle getuigenis aflegden van zijn talent en van zijne scheppingskracht. Teruggekeerd in Italië werd Don Lorenzo dirigent van San Marco te Venetië. Van hier uit verbreidde zich hoe langer hoe meer de roep over den buitengewoon begaafden jongen Maestro, en de eerste vrucht van zijn onvermoeid werken en streven, was het nieuwe Oratorium ‘La Risurrezione di Lazzaro, dat niet wernig bijdroeg tot zijne hedendaagsche beroemdheid’. Voor eenige weken werd de eerste uitvoering van dit Oratorium te Florence gegeven, en voor ettelijke dagen is hetzelfde stuk ook uitgevoerd te Rome in 't theater Constanzi. Ook het nieuwe Oratorium La Risurrezione di Christo, waarop wij aanstonds meer in 't bijzonder terugkomen, zou in hetzelfde theater uitgevoerd worden. Wijl echter Don Perosi zijn werk zelf zou dirigeeren, was evenwel Hoogeerwaarde Kardinaal-Vicaris Pairochi om zekere redenen met recht tegen de uitvoering van het nieuw stuk in een theater, en op verlangen van zijne Heiligheid den Paus Leo XIII en van den componist zelven had de eerste uitvoering plaats den 13 December in de Basilica dei SS. Apostoli.

 

Te 4 ure in den namiddag was de Basilica zoo vol menschen, dat het verkeer op de piazza dei SS. Apostoli gestremd was en met levensgevaar gepaard ging. Alle toegangskaarten waren terstond verkocht; aanhoudend stroomden nieuwe menschenmassas toe; doch menigeen kon weer naar huis trekken en wachten tot de tweede uitvoering, die Donderdag 15 December plaats had. In een onbegrijpelijk gedrang werkten zich degenen, die gelukkig in 't bezit waren van een toegangskaart, de prachtig versierde, en door electriciteit verlichte kerk binnen. Bij den aanblik der onoverzienbare menschenmenigte dacht men onwillekeurig aan de woorden des dichters:

 
‘Wie telt de volkren, noemt de namen,
 
Die feestlijk hier te zamenkwamen’.

Het leek wel, als of geheel Italië naar Rome was toegestroomd: 16 kardinalen, 50 Aartsbisschoppen en Bisschoppen, ontelbare Priesters, de Heeren Studenten der verschillende Seminariën, kerkelijke vereenigingen met hunne vaandels, kortom, ongeveer 7000 personen vulden de ruime tempelbogen der Eerwaardige Basilica en verwachtten in de grootste spanning den aanvang van het nieuwe Oratorium.

[pagina 222]
[p. 222]

Wie is die jonge Priester, die met bescheiden, neergeslagen blik, in rustige houding het podium betreedt, nauwelijks acht slaande op den ongehoorden bijval, waarvan de groote kathedraal weergalmt? - Don Perosi! -

Klokke 5 1/2 neemt de jonge Maestro in bange verwachting zijne dirigeerplaats in, na eerst door eene kleine, bescheidene buiging de bijvalsbetuigingen der ‘Evviva Don Perosi!’ roepende menigte tot stilte gebracht te hebben. Hij, die op weg naar de kerk zijnen begeleiders bemerkte: ‘componeeren is gemakkelijk, dirigeeren echter moeielijk’, grijpt met bevende hand den maatstok. Plotselinge stilte! Een dofklinkend proeludium bereid ons voor op het eerste deel van het Oratorium en brengt ons in diepe, godsdienstige stemming. Wij voelen ons verplaatst naar het heilig oord, waar het grootste schouwspel der wereld voltrokken werd; wij meenen de laatste woorden des stervenden Zaligmakers te vernemen. De aarde beeft onder het immer machtiger doorklinkende orkest; geheel de natuur siddert en beeft bij het vreeselijke treurspel, dat hemel en aarde bredt. ‘Consummatum est! Jesus... clamans voce magna emisit spiritum’, zoo verhaalt ons in een eenvoudig recitatief de Evangelist. Nauwelijks zijn zijne woorden ten einde, of de scherpe toon der tromba verkondigt ons de opstanding der lichamen van vele heiligen, die daar rustten. Met vrees en angst bekennen de Romeinsche soldaten in het geheel choor met machtig aangrijpende sonans: Vere Filius Dei erat iste! Vervolgens zingt een dameskoor, na een kort overgangsspel van 't orchest, den heerlijken hymnus (cf. Offic. de Venerdi Sancto) ‘Crux fidelis inter omnes arbor una nobilis’. Het publiek kan zich onmogelijk langer bedwingen zijn bijvalsbetuigingen niet te uiten, die de gewijde bogen aanhoudend doorschallen, zoodat Don Perosi een tweede maal dit choornummer dient ten beste te geven. Het zou ons te ver voeren, wilden wij alle afzonderlijke wonderschoone momenten weergeven, waarin choor en orchest de geniale opvatting en kunstvolle bewerking van het Oratorium zeer duidelijk doen uitkomen. Een tweede donderend applaus weerklinkt na het duetto der beide Maria's, die aan het graf des Heeren, het schoone, aangrijpende responsorium: ‘Plange, plange quasi virgo’ uitvoeren, waarbij het aangeboren vibreeren der Italiaansche zangeressen zoo ten volle tot zijn recht komt en ook juist ter plaatse is. Verder mogen we niet onvermeld laten het heerlijke choor der vrome vrouwen aan het graf des Zaligmakers: ‘Recessit pastor bonus, fons aquae vivae’, met den wonderbaren baritonsolo, die niet beter is weer te geven. Het eerste deel wordt besloten door het motette: Ecce quomodo moritur justus... et erit in pace memoria ejus! De muziek, die tot hiertoe, op enkele uitzonderingen na, zich in moll bewoog, gaat allengskens in een dur over en in een gevoel van toekomstige vreugde over de weldra volgende verrijzenis des Heeren eindigt zij in een stemmingsvol accoord, hier en daar onderbroken van het motief, dat wij aanstonds bij het Alleluia terugvinden.

 

Het proeludium tot het tweede hoofddeel brengt ons in de stemming

[pagina 223]
[p. 223]

van den heiligen Paaschmorgen. Nog rust de natuur in stil, treurig zwijgen. Daar hooren wij het allengskens luider en altijd sneller wordend, ons allen zoo bekende blijde Paasch-alleluia (versione dal Gregoriano). Een engelenkoor, onophoudelijk den verrezenen Heiland lof toezingend, verkondigt onder het vreugdevol geschal der horens na het aangehaald Alleluia de verrijzenis des Heeren, welke ons de Evangelist in kort recitatief meedeelt. Maria Magdalena's aria aan het graf des Heeren, ‘Tulerunt Dommum de monumento’ houdt ons nog steeds in eene ietwat droevige stemming, waarvan we echter weldra door het zich herhalende krachtige Alleluia van het engelenkoor ontdaan worden. Maria Magdalena schijnt echter in hare onnoemelijke droefheid den vreugdevollen verrijzenisgroet niet te vernemen. ‘Mulier quid ploras’ en andermaal weerklinkt de droevige solozang: ‘Quia tulerunt Dominum meum’. Daar zet het orgel in, en een kort smart- en vreugdedeelend interludium verbindt den overgang tot het hoogtepunt van het tweede deel. Maria Magdalena vidit Jesum stantem: et non sciebat quia Jesus est. Al grooter en grooter wordt hare droefheid, terwijl van den anderen kant de Paaschvreugde altijd meer en meer doordringt. Dicit et Jesus: Maria! Nu eerst erkent zij haren Meester, en met een uitdrukking van verwondering, smart en overgroote vreugde tegelijk, roept zij: ‘Rabbom!’ Terstond valt het koor der H. Engelen in met een veelmaals herhaald Alleluia, waarmee het koor der H. Apostelen blijde instemt In eene onvergelijkelijk schoone aria brengt Christus hen den vrede: Pax vobis, Sicut misit me Pater et ego mitto vos’... Et ego vobiscum sum ommbus diebus usque ad consummationem saeculi’. Nu volgt het heerlijke Paaschlied: ‘victimae pascali laudes’, met den schoonen wisselzang: ‘Die nobis Maria, quid vidisti in via? in koor en solo. Bij ‘scimus Christum surrexisse’ maakt de componist weer gebruik van den canto fermo als leimotief en besluit zijn werk met een alleluia in vierstemmige fuga à la Bach.

De indruk, dien het meuwe oratorium maakte, is onmogelijk te beschrijven; aan de bijvalsbetuigingen kwam maar geen einde; het geheele Paaschlied victimae pascali laudes met het grootsche Alleluia als finaal moest herhaald worden. De uitvoering was voortreftelijk, wat het orchestreele gedeelte betreft, dat ook het leeuwenaandeel in het werk is; het vocale gedeelte bevredigde.

 

Het auditorium verlangde stormachtig, dat de jonge Maestro voor het voetlicht trad; en deze, na een paar malen beleefd gebogen te hebben, trok zich bescheiden terug.

Alle kerkevorsten omringden later den veelbelovenden componist en wenschten hem allerhartelijkst geluk. Buiten echter werd Don Perosi door het volk opgewacht, dat den jongen Priester stormachtige ovaties bracht. Er is hier maar één roep over den Maestro Don Lorenzo Perosi. De Heilige Vader ontving den 26 jarigen ‘Meester der Muziek’

[pagina 224]
[p. 224]

in afzonderlijke audientie, sprak hem vaderlijk toe over de toekomstige verblijdende scheppingen, schonk hem een dirigeerstok van ebbenhout met brillanten, en benoemde hem in perpetuum tot direttore della capella Sistina naast den beroemden Mustaffa. (Wat deze verheffing resp. benoeming beteekent voor later, zal de jonge Maestro als waar voorstander van de echte Gregoriaansche choraal toonen!) Zoo hebben we dan ook hier weer een bewijs, dat de Kerk en haar Opperhoofd het bevorderen van kunsten en wetenschappen geen hinderpalen stellen, doch waar, degelijk werk weet te beloonen. Wij sluiten ons bericht en vereenigen onze heilwenschen met de wenschen, die heel Italië den jongen veelbelovenden Maestro Don Perosi toeroept.

Moge hij, die voorloopig zijne plaats aan San Marco te Venetie blijft betrekken, steeds verder werken tot verheffing der menschen, tot eere van God en tot roem der Heilige Kerk. ‘Quod det Deus!’

 

A.M.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken