Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

De zorgen des levens.

Er is geen sterveling te vinden, die niet door zorgen geplaagd wordt. Of men op een koningstroon gezeten is, of in eene hut woont, overal wordt men door die kwellingen des levens vervolgd, die echter, hoe pijnlijk zij ook soms mogen zijn, niet zelden dienen om den mensch te sterken voor de tegenspoeden of hem meer ernstig doen denken aan de bestemming waartoe hij geschapen is. Het zijn vooral de groote. de smartelijke zorgen, die ons het oog doen opheffen, omdat daartegen geen menschelijke hulp te vinden is, en die inderdaad dikwijls bijdragen tot een geluk dat wij vroeger niet mochten smaken. Wij willen daarvan een voorbeeld aanhalen.

Mevrouw van Dalen was voor het oog der wereld eene benijdenswaardige vrouw. Zij werd door haar echtgenoot bemind, had een aanvallig kind en kon betrekkelijk veel weelde genieten. Zij had er nooit aan gedacht dat er eens dagen voor haar zouden kunnen aanbreken, waarin zij. even als zoovele duizenden, zorgen moest hebben voor de toekomst. Zij kende ze niet, de zorgen voor het dagelijksch brood, die zoo menigeen op den schouder drukken. Maar daarom dacht zij dan ook minder aan God, dan zij had behooren te doen; zij had er welligt nooit aan gedacht Hem te, danken voor den bnitengewonen zegen welke haar boven zoo vele anderen ten deel viel. Zij kende tot dusverre geene andere zorgen dan die welke de moederlijke en huiselijke plichten haar oplegden.



illustratie
De zorgen des levens.


Uit dien zoeten maar gevaarlijken droom zou zij op eene verschrikkelijke wijze ontwaken. Eensklaps, als een donderslag bij een helderen hemel, komt haar echtgenoot haar de verpletterende tijding mededeelen, dat hij door onvoorziene omstandigheden genoodzaakt is zijne betalingen te staken. Zij waren, zoo als hij hiet noemde, onherstelbaar verloren, want hij zag slechts armoede en schande in het verschiet. Hij had dit wel reeds eenige dagen voorzien doch het gevaar verzwegen om haar niet te verontrusten. Thans moest hij onmiddellijk de vlucht nemen om de schande en welligt de gevangenis te ontloopen.

Zulk een toestand is niet vreemd in onzen tijd, waarin zoo velen zich in halsbrekende spekulatiën werpen om rijkdommen na te jagen. De naijver verdraagt niet dat men anderen hooger dan zich ziet verheffen,

[pagina 29]
[p. 29]


illustratie
De strijders van Christus




illustratie
De kluizenaars en pelgrims.




illustratie
De aanbidding van het Goddelijk Lam.
(Schilderij in St. Bavo's kerk te Gent.)


[pagina 30]
[p. 30]

men denkt er dikwijls te weinig aan, dat eerst de eerste steen gelegd moet worden en de andere steenen een voor een moeten volgen, wanneer men een huis wil bouwen. Het rusteloos streven naar grootheid verlangt dat het gebouw van den hoogmoed als bij tooverslag zal oprijzen, en daardoor bouwt menigeen luchtkasteelen, die slechts voor een oogenblik in de verbeelding bestaan, maar helaas spoedig verdwijnen.

Aan zulk een luchtkasteel was ook de arme vrouw opgeofferd. Ware zij vroeger, veel vroeger bekend geweest met de zorgen die haar man kwelden, zij zou misschien hebben kunnen meêwerken om het ongeval te voorkomen; zij zou eenigen invloed hebben kunnen uitoefenen op de rampzalige speculatie-zucht die haar echtgenoot naar den ondergang bracht; zij zou door spaarzaamheid veel hebben kunnen bezuinigen dat nu in eene zekere mate van weelde verkwist was. Doch de valsche schaamte hield den waren toestand voor haar verborgen; dezelfde weelde moest blijven heerschen, opdat de wereld geen achterdocht zou hebben. Zij was, helaas! niet het eerste slachtoffer van die valsche schaamte, en wanneer wij slechts een vluchtigen blik slaan op de steeds toenemende weelde, welke allerwege heerscht, is het licht te voorspellen dat zij ook het laatste slachtoffer niet zijn zal.

Die tijding was verpletterend voor de arme vrouw, want behalve dat zij thans in eenen toestand ging verkeeren, waaraan zij nooit had gedacht, zou zij van haar man gescheiden worden, en waar moest zij, arme verlatene, blijven? Zij bezwoer hem dat hij nog eene poging zou wagen om het gevaar af te wenden; zij wilde hem alles wat zij aan waarde bezat geven; zij raadde hem aan een zijner vrienden om hulp te verzoeken, doch van Dalen herhaalde altijd dat er geen hulp mogelijk was, en verliet, schier wanhopend, het huis waar hij zoo gelukkig had geleefd.

In de eerste oogenblikken was de nu verlatene vrouw aan de hevigste gemoedsbewegingen ter prooi. Zij wilde haren echtgenoot volgen, maar wie zou dan haar kind, wie hare tachtigjarige moeder verzorgen? En aan wie moest zij haren nood klagen? Hare moeder was tot den staat der kindschheid teruggekeerd. Zij had eens de zorgen des levens gekend, maar zij was thans gevoelloos voor de smarten der dochter, wier eerste stap zij eenmaal zoo zorgvuldig en angstig had gaêgeslagen. ‘Moeder! ik ben rampzalig, ik ben arm!’ riep zij en zij zonk voor de oude vrouw op de knieën neêr, doch die oude vrouw bleef gevoelloos voor haar leed, zij glimlachte en streek haar langs de wangen en de oogen schitterden daarbij, als kwam een enkel vonkske de levensgeesten opwekken door schoone beelden uit een lang verleden. De kleine Herman vloog haar om den hals en weende als zij, doch dat duurde slechts eenige oogenblikken, want hij kende de zorgen des levens niet die der moeder den boezem verscheurden, en waarvan de oude vrouw geen gevoel meer had. Hij sprong op zijn kwikkelpaard en schommelde zich dartel heen en weêr op hetzelfde oogenblik dat hij wellicht zijn vader voor altijd ging verliezen en terwijl zijne moeder schier onder de smarten bezweek. ‘Is er dan niemand die mededoogen met mij heeft,’ zoo kreet de arme vrouw, ‘kan ik dan zelfs geene deelneming vinden bij mijne moeder en bij mijn kind! Is er niemand, mijn God, die mij troost kan geven?’ En zij stak de handen naar den hemel en er kwam eene zucht uit hare borst opwellen, die meer waard was dan troost en bemoediging van vrienden. Even onverwacht als het ongeluk op haar neêrgestort was, kwam ook het bewustzijn in haar op, dat zij er in hare dagen van weelde maar al te weinig aan gedacht had, dat er één God is die ons lot bestiert en dat Hij alleen het is die hulp kan geven, als alle menechelijke hulp onmogelijk schijnt.

En zij zonk op de knieën en smeekte dat de Hemel haar echtgenoot bewaren, en haar en hare oude moeder en haar kind in bescherming nemen zou.

Dat gebed was voor haar een overgang tot een ander leven, een leven in en met God, die maar al te dikwijls vergeten wordt door hen, die de zorgen des levens slechts bij naam kennen.

Het was gelukkig voor de vrouw dat haar pijnlijke toestand slechts kort duurde; haar echtgenoot werd uit zijn moeilijken toestand gered, op het oogenblik dat hij gereed stond om de stad te verlaten. Doch de smartelijke zorg, welke haar gedurende dien bangen tijd het hart verscheurde, was oneindig veel gelukkiger voor haar, want zij had de zorgen des levens leeren kennen en was tot de erkentenis gekomen dat deze weldaden zijn, die ons van hoogerhand worden toegezonden, opdat zij ons nader tot God zullen brengen.

Er zijn inderdaad slechts weinige menschen die geene zorgen kennen al zijn die zorgen ook niet zoo kwellend als die van mevrouw van Dalen. Wanneer men echter manmoedig de zorgen des levens, als een last door de Voorzienigheid opgelegd, op de schouderen neemt, dan wordt het hart opgebeurd, en de berg van moeielijkheid, waartegen men opzag, wijkt om plaats te maken voor het edele zelfbewustzijn der getrouwe plichtsbetrachting. Niet in de weelde en genietingen des levens, maar in het ure des gevaars is de grootheid van ziel te onderscheiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken