Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De wapensmid.

Nevenstaande gravure brengt ons in de werkplaats van een wapensmid, een dier mannen, welke om de behoefte, waarin zij voorzagen, tot voor omstreeksch honderd jaren in onderscheidene landen hoog in aanzien stonden. Een zounestraal heeft voor een oogenblik de werkplaats, die er anders maar somber, zelfs zwart moet uitzien, verhelderd. Alles is met een soort van zwart vernis bedekt, de wapensmid en de raaf, die daar boven onophoudelijk den ridder: sia dood! sla dood! toeroept, niet uitgezonderd. In fiere houding staat de wapensmid voor zijn aambeeld; terwijl zijne linkerhand op den glanzenden degen wijst, ziet hij zwijgend den ridder aan; zijn fijn lachje schijnt te willen zeggen: wat dunkt u, hebt gij ooit beter wapen aangetroffen?

Inderdaad de wapensmid mag er trotsch op zijn: de degen is aan de moeilijkste proeven onderworpen en heeft die op roemrijke wijze doorstaan; de punt heeft het tegen het hardste ijzer uitgehouden; zware hamerslagen hebben hem niet kunnen verbrijzelen, en de degen, langs het aambeeld glijdende, heeft niet de geringste schaar bekomen.

De ridder heeft die proefnemingen met gespannen aandacht gaêgeslagen; iedere maal eischte hij een nieuwe, en toen eindelijk de degen getoond had zelfs aan de moeilijkste eischen te kunnen voldoen, was hij tevreden, stond op, trok zijne beurs en telde den wapensmid het begeerde aantal goudguldens voor.

Volgen wij den ridder, en zien wij wat hij met zijn machtig wapen gaat uitrichten. Wij zijn in het midden der 17e eeuw en plaatsen ons in Duitschland, waar de toestand met dien van vele andere landen overeenkomt. De dertigjarige oorlog heeft in onderscheidene streken een woestijn geschapen, die alleen door de aanhoudende vlijt van vele elkander opvolgende geslachten in een bewoonbaar land zal veranderd worden. De steden zijn van een groot deel harer bewoners beroofd; deze liggen honderd uren van de plaats, waar hunne wieg stond, in den slaap des doods; de dorpen zijn verlaten; asch en puiuhoopen wijzen de plaatsen aan, waar zij weleer stonden en bloeiden; de gehuchten zijn dikwijls geheel vernield. Een enkel huis is er slechts van overgebleven; het strekt tot verblijf van een roover hoofdman, een dergelijke, als wij de woning van den wapensmid zagen verlaten. De landerijen zijn uitgestrekte wildernissen geworden; niet de ploeg maar de hoeven der paarden hebben ze omgewoeld, en het onkruid schiet teu allen kante weeldrig op. Bosschen zijn gedund, verminkt of omgehakt om een doortocht te verleenen aan de steeds aangroeiende legers. De wegen zijn onbruikbaar geworden, de bruggen vernield, en zullen handel en nijverheid zich ontwikkelen, dan moeten eerst duizenden rampen hersteld zijn, dien de oorlog heeft aangebracht.

In afwachting daarvan leeft de rooverhoofdman in de half verlaten landstreek als een vorst op zijn grondgebied. Geen grenzen kennende, beschouwt hij zich overal meester, waar hij zich bevindt, en wie niet voor hem bukken wil, moet de scherpte van zijnen degen gevoelen. Een of ander half verbrand huis, een verwoest kasteel is zijne residentie, het middelpunt van waar zijne bevelen uitgaan, die onverbiddelijk moeten opgevolgd worden. Zijne onderdanen telt hij bij tien-, twintig-, soms honderdtallen. Eenige hunner zijne lijfwacht maken; andere omringen op eenigen afstand zijne woning om iedereen op eerbiedigen afstand daarvan te houden; sommigen wachten in struiken en bosschen, langs wegen en velden op reizigers om hen te berooven; terwijl er ook een zeker deel is, dat zich alleen met bespieden bezig houdt. Het is hunne taak de plaatsen op te zoeken, die zonder groot gevaar aan eene brandschatting kunnen onderworpen woorden; de kasteelen, waarvan de overrompeling veel kans van gelukken heeft; de reizigers te volgen en hunne wegen na te sporen, wanneer zij in te groot getal vereenigd zijn om door afdeelingen der bende te kunnen worden aangevallen.

Heeft men goeden buit opgespoord, en kan die niet dan onder aanvoering van den hoofdman, van den roofridder, genomen worden, dan verlaat hij zijne woning, na zijne schatten begraven of ze aan goede handen toevertrouwd te hebben, en plaatst zich aan het hoofd zijner mannen. Uit adellijk bloed gesproten, was hij eenmaal in het bezit van een schoon kasteel, heerlijke landerijen, welige velden en weiden; ver in den omtrek was zijn naam geëerd en geacht. Dat alles heeft hem de afschuwelijke oorlog ontnomen. Zijn kasteel ligt in puin; zijne akkers zijn vernield. Geen geloof hebbende - de dwaalleer heeft het hem ontnomen - om zijn ongeluk met geduld te dragen, geen moed genoeg om in een der legers een eerlijken strijd te voeren, gaat hij zich op de menschen wreken, hun het lijden betalen, dat zij hem hebben aangebracht. Een onderscheid tusschen schuldigen en onschuldigen maakt hij niet; men heeft het ten zijnen opzichte ook niet gedaan. Hebben zij het lot niet verdiend, dat hij hun gaat bereiden, ook hij heeft niemand aanlerding gegeven om hem ongelukkig te maken?

En zoo in hevige opgewondenheid, met brandende wraak bezield, trekt hij met zijne bende een onbeschermd dorp in en doet een aanval op de bezittingen der bewoners. Willen zij die verdedigen, dan zal hij den degen van den wapensmid beproeven. In een oogenblik is de gruwel

[pagina 332]
[p. 332]

der verwoesting het dorp binnengedrongen, dat nauwlijks begon te herleven an de rampen van den oorlog. Hier verheffen zich del vlammen uit de rieten daken; ginds worden door de bandieten de kudden weggedreven; elders wordt gevochten te midden van een bloedstroom. Met afschuwelijk genot ziet de ridder dat zijn degen het volhoudt tegen de hooivorken en schuppen der boeren; keletterend slaat het staal tegen het ijzer, en als het den den landman dit de vuist heeft geslagen, dringt zijn punt op de borst des ongelukkigen.

Juichend verlaat de roofridder het brandende dorp en verheft de glorie van den wapensmid.



illustratie
Pré-aux-clercs


Inderdaad, in die tijden was het de gouden eeuw der wapensmeden. Sinds men in de oorlogen gebruik maakt van kruit en lood, is hun roem verminderd en menige werkplaats gesloten. Menigeen dacht toen met weemoed aan de verhalen zijns vaders en grootvaders, die zooveel hadden weten te vertellen van den bloei der wapensmederij in de middeleeuwen, toen tournooien en onophoudelijke gevechten onder de ridders

[pagina 333]
[p. 333]

dien tak van nijverheid, tot eene der noodzakelijksten maakten. De christelijke godsdienst had allengs de zeden verzacht, zoodat het vuistrecht zijne schoonste dagen voor altijd moest zien verdwijnen. Maar eene rampzalige scheuring had barbaarschheid en gruwelen weder ingevoerd, en de ketterij van Luther moest Duitschland met den dertigjarigen oorlog betalen. En ware daarmede de ramp nog geëindigd! Dan zou wellicht spoedig veel vergeten zijn geweest. Maar nu ontstond een ander geesel, die Duitschland langer nog dan dertig jaren teisteren en met onverbiddelijke hand de vernieuwing van het grootste gedeelte van Europa tegenwerken zou. De rooverijen vestigden en breidden zich met ongeloofelijen spoed uit. De overgeblevene bevolking had zich te verdedigen zoowel tegen de rooversbenden als tegen wolven en beren, die uit de bosschen in dorpen en woningen drongen. En daar de roovers zich niet gemakkelijk van kruit en lood konden voorzien, bezochten zij de werkplaatsen der wapensmeden, wier industrie nu in korten tijd den vorigen bloei bereikte. Het recht van den sterkste zegepraalde overal en zoolang dat recht zich verzetten kon tegen de wetten des lands, was de voorspoed der wapensmeden verzekerd.



illustratie
De wapensmid.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken