Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De vogeltjes van den goeden God.

Herinnert gij u, in het nummer 23 der Illustratie, die prachtige plaat, een kleinen vogelvanger voorstellende? Ziet gij nog den kleinen deugniet, die op eene slimme wijze, de arme vogeltjes van den goeden God, die hongerig over de sneeuw dwalen, in zijne val tracht te krijgen? Ja, we waren boos tegen den diplomaat op klompen, die zich arglistig van hen poogde meester te maken, om ze nadien wellicht onbarmhartig te dooden, te plukken en te braden. Doch, gedenk uwe jeugd, en zeg mij of gij u zelf niet dikwijls, even als wij, aan dergelijken moord hebt schuldig gemaakt?

Wij, ten minste, toen wij kind waren en nog in de vrije natuur leefden, pleegden menigmaal hetzelfde misdrijf; ieder jaargetij had zijne eigenaardige wijze om de vogelen den oorlog aan te doen. In het schoone saizoen als zij hunne nesten in het lommerrijk gebladerte, in de holten der boomen, in de gaten des dorptorens, onder de pannendaken des buurmans verborgen, roeiden wij de nesten uit; in het najaar stelden wij strikken, met aanlokkende lijsterbezien, in den winter vallen en kleppen met het lekkere graankorreltje, en wat wij toen deden, doen nog onze opvolgers.

Zelts zijn het niet alleen de kleinen, maar ook de grooten die den lieven, nuttigen vogel een onverbiddelijken oorlog aandoen. Den eersten zij het vergeven, de tweeden zijn inderdaad schulding, doch vinden gelukkig, hunne straf in zich zelf; want iedere vogel dien zij dooden is misschien eene maat graan minder op hunnen zolder. Wanner toch zal men op de dorpen weten, dat men de kleine vogeltjes niet langer vervolgen mag, als waren zij boorsaardige vijanden van het welzijn des menschen? Of denkt men, dat de Schepper die lieve diertjes aan zijne weldoende hand heeft laten ontvliegen, om ons te kwellen en te benadeelen?

Neen, niets dat van Hem komt, is onnuttig en als wij soms dit of dat schepsel veroordeelen, 't komt omdat onze geest nog niet diep genoeg in de geheimen der natuur gedrongen is om te weten tot wat verheven doeleinde hetzelve geschapen is. De aarde, de bloemen, de planten, het graan krielen van insekten, die dikwijls eene wezenlijke vernieling aanrichten; die hier ons stoffelijk nadeel toebrengen, die ginds ons van veel genot berooven; die, bij eene buitengewone uitgebreidheid, zelfs gebrek en honger kunnen doen ontstaan en eene reeks van rampen te weeg brengen. Laat de vogeltjes begaan, en zij zullen die vreeslijke plagen wel van uwen akker, van uw huis afweren. Wat de hand des menschen niet kan tegengaan, beletten zij.

De kleine kuifmees pikt in eenige uren omtrent 2000 bladluizen van uwen rozenboom, die zonder dien kleinen vogel welhaast naakt en dor als een geraamte zou staan; en toch hoeveel genot geeft u die frissche, welriekende en heerlijk gekleurde bloem. De mees, zoo onbarmhartig gejaagd en uitgeroeid, zuivert uwe bosschen en vruchtboomen van de eieren der ringrups, die eens ontloken het gevaarlijke en schier onuitroeibare kruipdier voortbrengt. Het kleine winterkoninkske, dat meestal in onze schuren nestelt, verslindt dagelijks gemiddeld tusschen 3 en 400 kalanders; de koekoek is de groote vernieler der harige rupsen, die onze vlas-akkers benadeelen; de eksters en spechten halen de kankerwormen en andere knagende insekten, uit de schors der boomen. 't Zou ontelbaar zijn indien men moest nagaan wat al rupsen die lieve diertjes voor hunne jongen noodig hebben, en echter kloutert de booze knaap, met vlammend oog, in den appelboom in welken hij de holte ziet, waarin zij hunne kleinen verschuilen.

Een landbouwkundige, de heer von Tchudi, heeft te dezen opzichte, inderdaad bewonderenswaardige inlichtingen gegeven, en doen zien hoe ijverig de verschillende vogelsoorten, elk op eene bijzondere reeks vernielers jacht maken. Deze pikken ze weg van stam, tak of blad; gene boren ze als het ware uit den boombast, andere delven ze uit den grond op; weêr anderen vangen ze, met eene verwonderlijke vlugheid, in het luchtruim. Myriaden en myriaden van eieren, insekten, wormen, spinnen en slakken worden alzoo dagelijks weg genomen, en terwijl de mensch zijne kleine weldoeners met klep, strik en doodend lood beloont, groeit zijn boom, zijn bloem, zijn graanhalm weelderiger en fleuriger op en schenkt hem des te meer goede vruchten.

De vleêrmuis en de nachtuil, die wij zoo dikwijls als gevloekten op de staldeur van den boer gespijkerd zagen, zijn groote verdelgers van onze vijanden. Een paar kerkuilen brengen gemiddeld eene muis per minuut naar den torentrans waar zij, hier of daar in eene spleet, hunne jongen koesteren. Men zegge niet, dat de vogelen veel graan wegpikken en ooft bederven: zij brengen ons voor dat geringe nadeel een duizendvoudig voordeel aan.

In verschillende streken van Europa begint men eindelijk van dien wreeden oorlog, den vogelen aangedaan, terug te komen, en terwijl men sommige soorten in België door de wet beschermt, maakt men in Duitschland kunstmatige woningen voor hen. Op de tentoonstelling van Parijs heeft men een aantal specimen van die nesten, volgens het instinct van ieder vogelsoort, kunnen zien. Duitschland drijft zelfs een reeds vrij aanzienlijken handel in die nesten, holle stronken en anderszins, welke in

[pagina 339]
[p. 339]

de boomen gehangen, welhaast door meezen, spreeuwen, spechten worden betrokken. Het kosteloos betrekken van een goed geplaatst huis vindt immers altijd liefhebbers.

Tot vergoeding van die vrijgevigheid doen de kleine vogelen datgene wat houderden boschwachters-handen niet zouden uitrichten: zij zuiveren de boomen van al het ongedierte, bevorderen den groei en bloei en betalen door hun onvergelijkelijk werk den eigenaar honderdvoudigen intrest, terwijl zij, indien hij niet ten eenemaal een verstoffelijkt mensch is, nog zijne wandelingen door hunne heerlijke melodiën vervroolijken.

Aan diegenen welke dit stelsel zouden willen toepassen, geeft de heer von Tchudi den raad, boomen te kiezen ter plaatsing van kunstmatige nesten, welke niet te laat in 't blad komen en ook niet al te zeer afgezonderd staan. Overigens zou de uitlegging van dit stelsel meer plaats eischen, dan die over welke wij hier beschikken. Wij hopen wel den uitslag der toepassing te doen kennen, die een kundig antwerpsch ontginner en boschaanlegger in de Kempen, voor dit jaar ondernomen heeft. Geen beter overtuigingsmiddel dan de ondervinding, met nauwgezetten geest aangewend.

Wij zijn tevreden dat de mensch, ook in dit geval, zijn belang beter en beter begint te begrijpen; doch wij weten ook hoe langzaam goede beginselen voortgang maken en hoe moeilijk het is, oude begrippen en vooroordeelen, vooral op de dorpen, uit te roeien. Daar zal men nog geruimen tijd den kleinen vogel vervolgen en den onnoozelen uil, als een moordenaar martelen. Maar mocht het stelsel der kunstmatige woningen daar nog zoo spoedig geen ingang vinden, dan toch zouden de plaatselijke overheden zich de voorsprekers van de weldoende vogeltjes van den goeden God kunnen maken.

Hebben wij in onze jeugd aan de vervolging deel genomen, dan trachten wij in rijpere jaren, het kwaad dat wij deden, te vergoeden: wij hangen aarden potten en kruiken, ter inwoning der wel wat onbeschaamde, deugnietachtige en schelmsche, maar toch getrouwe musschen; wij eerbiedigen als een heiligdom de lieve zwaluw, die onder het breede wijngaardblad haar nestje bouwt, en als de winter zijn groot wit tafellaken uitspreidt, maar om er niets op te disschen, rollen wij het als het ware voor onze gevleugelde vrienden weg en noodigen elk wie komen wil, aan de ruimschoots met brood en graan bestrooide plek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken