Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 352]
[p. 352]

Allerlei.

De tooverflesch.

De natuurkunde leert ons, dat de drukking van de lucht op elken vierkanten palm 103.3 kilo bedraagt. Die drukking speelt een groote rol in de natuur en de kennis van hare kracht lost menig vraagstuk op, dat tot de zoo geruchtmakende goochelwetenschap behoort. Zoo ontdekt men het geheim van de onuitputtelijke en wonderlijke flesch, waaruit de goochelaar een heel stel van fijne likeu ren, naar verkiezing van de toeschouwers schenkt. Die flesch is niet van glas, maar van blik dat door beschildering het glas juist weêrgeeft. Zij is inwendig verdeeld in vijf afdeelingen, gescheiden door wanden, welke in eene lijn met de as der flesch, te samen komen. Elke afdeeling vormt aldus een fleschje op zich zelf, dat een zeer dunnen hals heeft en waaruit de vloeistof niet kan ontsnappen, omdat de drukking der lucht dit belet. Krijgt nu de lucht van eene andere zijde toegang, dan is er evenwicht en de vloeistof kan ontsnappen. Het bier kan niet afgetapt worden uit een vat, dat luchtdicht gesloten is behalve aan de kraan.

Bij de tooverflesch heeft men daartoe vijf gaatjes in den wand er van gemaakt, waardoor de lucht gemeenschap kan hebben met elk der vijf afdeelingen. Wanneer men nu de vingers der hand op die gaatjes plaatst, kan de lucht niet binnen dringen, bij gevolg kan men er geen vloeistof uitgieten. Licht men nu een vinger op, bijv, den duim welke het gaatje van de afdeeling cognac bedekt, dan krijgt men cognac en zoo voorts. Daar de glaasjes zeer klein zijn en men ze niet ten volle vult, kan de goochelaar eene groote menigte van zijne toeschouwers met verschillende likeur voorzien.

Dat is het geheele geheim der tooverflesch.

Een nieuwe pomp.

Nevenstaande afbeelding stelt een door een franschen ingenieur samengestelde pomp voor, die boven de gewone de volgende voordeelen heeft, 1° het stooten wordt vermeden, wanneer men snel pompt. 2° het water kan niet wegzakken en de zuiger droog worden en 3° het water stijgt geregeld in de pomp en men behoeft slechts een buis van geringe doorsnede, zonder dat de hoeveelheid des waters verminderd wordt.



illustratie

De pomp bestaat uit een buisvormigen zuiger A, die aan het ondereinde van een klep en bovenaan een van een kraan voorzien is; in den zuiger bevindt zich een kolf van gewonen vorm die (wat de figuur niet te zien geeft) eveneens een klep moet hebben, wijl de uitgieting boven de kolf plaats heeft.

De zuiger A dringt met zijn ondereinde in een vat B, dat geen gemeenschap met de buitenlucht heeft, en voortdurend tot op zekere hoogte met water is gevuld, nadat eenmaal een zekere hoeveelheid water in de pomp gegoten is. Aan het vat B, dat de functiën van een windketel te vervullen heeft, sluit zich ter zijde de zuigbuis C, welke van onderen eveneens van een klep voorzien is.

Bij iedere opheffing van den kolf ontstaat in B. een gedeeltelijk ledige ruimte, en het water stijgt in de buis C en bijgevolg ook in den zuiger A op. De pomp moet, indien het water in B op zekere hoogte boven de klep van den zuiger staat, steeds onmiddellijk in den gang komen, wijl de onderste klep altijd in het water staat. Al is de beweging van den kolf ook zeer snel, kan hierdoor toch geen stooten ontstaan; omdat het water steeds aan de beweging des kolfs gehoorzaamt en het de in B. zich bevindende lucht niet samendrukken kan. Ofschoon wij deze pompenconstructie niet als eene zuiver nieuwe uitvinding beschouwen mogen, houden wij haar om haar eenvoudigheid en gemakkelijke inrichting voor zeer doelmatig.

Beeedigde priesters.

Den 22 Primaire, jaar VII der Fransche Republiek legden te Antwerpen, 13 priesters den door de Nationale conventie vereischten eed af, welke echter strijdig was met de wetten der Kerk. Een dezer, de Prior der Predikheeren nam de pen op om den eed te teekenen en viel plotseling dood ter aarde. In het stuk dat hier van melding maakt leest men: prêt à signer ledit Gaspar van Honsem est tombé et la mort s'en est suivie. Op het punt van te teekenen is gezegde Gaspar van Honsem gevallen en de dood is er op gevolgd. De ontsteltenis was groot. De republikeinen, die deze schandelijke plechtigheid voorzaten, verbleekten en beefden. Eenige van deze apostaten herriepen later hunnen eed.

Robespierre,

de bloedman van 1793, bracht zijne avonden door bij de tooneelspeelster Mélanie Maillard, eene vrouw zoo eerloos als zij schoon was. Op zekeren avond vertelde hij haar, dat de conventie besloten had het Christendom af te schaften, en den godsdienst der Rede, in de Notre Dame van Parijs in te huldigen.

‘Gij, Mélanie, gij zult de Godin der Rede vertegenwoordigen,’ zegde de dictator; ‘gij zult in plaats van de Godheid aangebeden worden.’

‘Kom, gij spot.’

‘Neen, ik spot niet. Overmorgen, op klokslag van 10 ure zal mijne Mélanie, vergezeld door 10.000 nationale garden, in triomf ter Kerke geleid worden.’

‘Ik ben alzoo de godin van Frankrijk! Robespierre uwe macht is groot!’

Ja, inderdaad, die macht was groot, maar Frankrijk was ook wel diep gevallen. Op 10 November gebeurde wat Robespierre gezegd had. De godin der Rede werd, op eenen triomfwagen door eene juichende menigte en een gansch leger van nationale garden, naar de Notre Dame geleid.

Daar gekomen steeg de eerlooze Mélanie af, en langs een pad met bloemen bestrooid en omwolkt door wierookdampen trad zij in het heiligdom. De klokken van gansch Parijs weêrgalmden, het kanon dommelde en het volk op de knieën voor dat gemeene vrouwspersoon, zong de hymne der vrijheid door Chenier gemaakt.

Den 7 Mei 1794 stond Robespierre op de tribune, en erkende dat er een God was, ‘en was er geen. zegde hij, dan moest men er een uitvinden.’ Onnoodig: die God knipte met zijnen vinger die bloedige macht van het oogenblik weg, en nooit stierf er iemand wreeder en verschrikkelijker dan Robespierre.

Den 28 Juli werden Robespierre, zijn broeder, St. Just, Couthon, Dumas, Henriot egn een aantal andere vereerders der bloedige Rede, naar de guillotine gesleept, na door het volk op de ijselijkste wijze gemarteld te zijn.

Fransche galanterie.

Te Parijs hield men zich onlangs bezig met eene anecdote, die eene aardige bijdrage levert tot de zoo geroemde hoffelijkheid der Franschen. Een maire moest eenen paspoort schrijven voor een rijke hertogin, aan wie hij veel verplichting had. De dame was tamelijk trotsch en de maire verlangend haar te behagen. Maar ongelukkig had zij slechts één oog; dit bracht den maire in verlegenheid, want hoe zou hij hare oogen beschrijven. Na eenig nadenken besloot hij tot het volgende: Oogen donker, schoon, helder, vol uitdrukking - een er van absent.’

Een afdoend bewijs.

De president vraagt: Beschuldigde, kunt gij onder eede verklaren dat dit uw handschrift niet is?

Beschuldigde. Ja, president.

President. Kunt gij het bezweren, dat dit geschrift niet in het minst op het uwe gelijkt?

Beschuldigde. Ja, president.

President. Bedenk, dat gij gehouden zijt het bewijs te leveren dat dit handschrift niet het uwe is.

Beschuldigde. Ja, president.

President. Welaan, laat hooren uw bewijs.

Beschuldigde. President, ik kan niet schrijven.

Toen voor eenigen tijd

te Antwerpen een gesprek werd gevoerd over de voorlezingen aldaar door Carl Vogt gehouden, zeide een jong heertje, dat alle moeite deed om met vinger en duim zijn kneveltje in een sierlijken krul te brengen: ‘Men weet tegenwoordig niet meer waaraan men zich moet houden. Het orthodoxe geloof is niet meer in de mode en in de wetenschap wemelt het van allerlei stelsels. Ik heb daarom dan ook het besluit genomen om nog maar alleen geloof te geven aan hetgeen ik met mijn eigene oogen kan zien.’

‘Heeft mijnheer zijn verstand dan al eens gezien?’ vroeg een bejaard man.

Tijdens het hevig gevecht

bij Kissingen in den oorlog van 1866, ging een Engelschman met zijne vrouw op een gevaarlijk terrein wandelen. Toen de vrouw zegde ‘Lieve man, hier is het toch gevaarlijk’ hernam de snuggere Engelschman, terwijl de kogels al snorrende voorbij vlogen: ‘Dat zijn kogels der Beieren en Pruisen - dat gaat ons niet aan, wij zijn neutraal.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken