Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Kronijk der Maand.

Het vraagpunt der Zondagrust wordt in België druk besproken, niet alleen door die welke den Zondag vieren uit plichtgevoel; maar ook door die welke aan geene positieve godsdienst meer houden.

De eerstgenoemden gaan van een tweeledig doel uit: een zedelijk en een lichamelijk; de tweede beoogen enkel het stoffelijke, dat is de rust, om den volgenden dag weêr des te beter te kunnen voortbrengen.

Het doel kan dus, in zekere opzichten, verschillen; maar de streving is gemeenschappelijk, ten minste in wat betreft de fabrieken, enz.

Verwonderlijk! het liberalism scheidt zich andermaal van het Katholicism, daar waar het de Zondagrust der winkeliers aangaat: die toch, denkt men, hebben niet rechtstreeks rust noodig en vieren dus den Zondag slechts met een godsdienstig doelwit.

Neen, de mensch mag die rust genieten enkel en alleen uit een stoffelijk opzicht; maar slecht wordt voor hem die rust, wanneer zij besteed wordt tot godsdienstige verheffing des geestes!

Altijd hetzelfde stelsel: haat tegen de positieve godsdienst en om deze te schokken, wordt alle logica zelfs verbannen.

Anderen, en ik ken er zoo, zijn verklaarde vijanden van alle rust, omdat zij onvermoeid en rusteloos willen winnen.

In hunne fabrieken zwoegen dag en nacht de menschelijke machines; maar zij zelf vieren den Zondag in een zalig niets-doen. Op dien dag openen zij hunne salons, houden recepties en als het ware open tafel en drinken huichelend, aan het nagerecht, Champagne op het welzijn van den werkman...

En toen ik, nog niet lang geleden, een dergelijken toast bijwoonde, hoorde ik, boven het gerinkel der glazen uit, in het achtergebouw, de zware zuchten der stoommachine, alsof dit laatste rouwde over het getal uitgeputte kinderen en werklieden welke reeds, door zijne onvrijwillige schuld, in het gasthuis waren gestorven....

[pagina 407]
[p. 407]

Zondag, Zondag! Er klinkt iets vroolijks, iets juichend in dat woord; iets dat zingt als een opwekkend klokkenspel in den toren; iets dat blinkt en schittert als de helderste zonneschijn!

De Christen-Sabbath vangt reeds des Zaturdags avonds aan, wanneer men van het werk terug keert.

Ziet die werkman: opgeruimd komt hij huiswaarts, met het schoone vooruitzicht van een ganschen dag rust; in de buidel klingelt het zuur verdiend geld; in zijn hart wordt echter het lied der tevredenheid gezongen.

In de verte ziet hij de werkmanswijk, waar hij met vrouw en kinderen woont.

Ginds, het vijfde of zesde huis is datgene, hetwelk hij eens, door penning bij penning te leggen, het zijne hoopt te noemen.

Ja, dat zal eens zijn, en dan zal hij zijnen kinderen zeggen: ‘dit huis is steen voor steen gebouwd en cent voor cent werd het ook door mij gewonnen.’

Zijne vrouw verschijnt op den dorpel der deur, met het jongste kind op den arm en op haren uitroep: ‘daar is vader!’ draven een drietal kinderen blootvoets en bloothoofds den zwoeger te gemoet.

De kleinste der drie kan de andere twee, in hunnen snellen loop, niet bijhouden; maar toch rept hij de kleine beentjes, om toch ook, al is het wat later, 's vaders vereelte hand te kunnen grijpen en hem huiswaarts geleiden.

Zoo vermoeid kan de werkman niet zijn, of hij tilt den kleinsten dreutel op den schouder, geeft de hand aan het tweede en blij huppelend en springend, loopt het derde, het grootste van al, als kondschapper vooruit.

Dat tafreeltje heeft mij meer dan een Zaturdag avond getroffen, en omtrent het uur, dat ik verre, in de stad, het Angelus hoorde tinken, ging ik herhaalde malen aan het geopend venster, om te zien of mijn gelukkige werkman nog niet kwam.

 

De vrouw van een ander werkman, die een paar huizen verder en aan den overkant der straat woont, zit op den dorpel met een schreeuwend kind op den schoot, en vier of vijf deels half wilde kinderen woelen rond haar.

De arme moeder ziet benijdend op de thuiskomst van haren buurman neêr; zij ook verwacht haar man; doch dezes thuiskomst spiegelt haar al het huiselijk geluk niet voor, dat in de woning aan den overkant heerscht.

Haar man is een dergenen, aan wien zelden of nooit een oogenblik rust wordt gegund; straks komt hij thuis en morgen, bij het krieken van den dag, keert hij naar den arbeid terug.

Huiselijk leven kent hij niet; zijne kinderen, die ter bewaarschool worden gezonden, ziet hij zelden. Wanneer hij in zijne woning terugkeert, slapen zij; wanneer hij heengaat zijn zij nog niet wakker.

De Zondag is hem vreemd geworden; ter kerke gaan is hij van lieverlede ontwend; hij leeft onbekommerd en onnadenkend voort, en de weinige ledige uren welke hem verleend worden, slijt hij in de herberg, welke hem meer toelacht dan het bijzijn eener immer klagende vrouw, die gedurig van het geluk aan den overkant der straat spreekt.

Toch was hij goed in den beginne; maar de verwijdering van den huiselijken haard en dat gedurig Zondagschenden, hebben allengs de stille en eenvoudige gevoelens in hem gedood, hem van haard en kerk vervreemd, en hem integendeel eigen gemaakt met den drankwinkel, en daarenboven met de zoogenaamde volksvoordrachten, waar men haat predikt tegen alles wat overheid en oppermacht is.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken