Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

‘Tu es Petrus’

Wie onzer heeft niet meermalen bij het hooren dezer weinige woorden eene zekere kracht in zich gevoeld, die hem opwekte, die hem versterkte in zijn geloof? ‘Gij zijt Petrus.’ In dat woord vinden wij eene geheele geschiedenis samengevat van de gebeurtenissen die de Kerk betreffen; want in alles en altijd was dit de laatste grond, de meest verwijderde en verborgen oorzaak van alle triomphen die de Kerk, bij duizenden behaald heeft. Er wordt geen lang betoog gevraagd om deze meening te staven en haar als een onwankelbare waarheid voor ons oog te bevestigen; wij behoeven slechts met onbevangen oordeel een oogslag te werpen op die heerlijke bladzijde waarop met gouden letteren de zegepraal der Kerk geschreven staat, op de geschiedenis der Kerkvergaderingen in één woord, want daar is de oorsprong te vinden en met de hand te tasten van de glorie die Christus’ Bruid als met een aureool van heerlijkheid heeft gekroond.

[pagina 132]
[p. 132]


illustratie
GEZICHT OP ROME VAN DEN TIBER.


Wij weten het: de kracht van dit woord ligt opgesloten in de belofte door den Zaligmaker gegeven aan Cephas, dien Hij Petrus noemde; in de belofte dat tegen die steenrots de poorten der hel niets zouden vermogen. En inderdaad van af het begin der Kerk, van af het eerste oogenblik, waarop deze troostrijke woorden gesproken werden, vinden wij ze ten volle bewaarheid. Door alle tijden heen was Petrus de steenrots waartegen de woeste baren der wereldzee, door de macht der hel opgejaagd en voortgestooten, zich kwamen breken, en hoewel zij met onweerstaanbaar geweld en donderend geraas den voet dier onwrikbare rots schenen le beuken, nimmer nog heeft hunne woede eenig deeltje, hoe klein dan ook, van dien steen der waarheid kunnen losmaken. Petrus was de rots waartegen zich de ketterijen kwamen verpletteren; zooals een schip tot gruis gestooten en in al zijne deelen uiteengeslagen wordt, op het oogenblik zelf dat het in zijne vaart met eene rots in aanraking komt. Overal vinden wij dic rots, waarop de Kerk gebouwd is, zich tier en vrij verheffende boven het vlak der zee maar nimmer

[pagina 133]
[p. 133]

biedt zij een meer indrukwekkend gezicht dan wel juist in de dagen van storm, wanneer hare grootheid nog te meer uitschittert door het woeden der baren, wier geweld zij trotseert en breidelt.

Reeds eenmaal (op bladzijde 354 en volgg. van den tweeden jaargang) hebben wij met eenige woorden den loop en de verhandelingen der 18 Algemeene Kerkvergaderingen, die reeds gehouden werden, besproken, zoodat het overbodig mag heeten ze hier wederom allen aan te geven. Evenwel kan het zijn nut hebben nogmaals op eenigen terug te komen waardoor onze stelling duidelijker zal toegelicht en op vaste gronden bewezen worden.



illustratie
‘TU ES PETRUS.’ J. Führich invt


Het eerste Algemeene Concilie werd gehouden in het jaar 325 na Christus' Geboorte; het wordt genoemd naar de plaats waar de bisschoppen vergaderden: het Concilie van Nicea. Nauwlijks was de Kerk zegepialend te voorschijn getreden uit een bloedigeu en verwoeden krijg

[pagina 134]
[p. 134]

tegen de heidensche wereld; nauwlijks is de overwinning, die vrucht, uit het bloed van duizenden en millioenen martelaren ontsproten, behaald, of ziet, uit de ingewanden der hel treedt een nieuwe vijand op; ontzaggelijk is zijne kracht, snood zijn aanleg en goddeloos de middelen die hij bezigt om zijn duivelsche plannen door te drijven. Arius was de naam van het opperhoofd dier helsche bende, die in de loochening der Godheid van Christus zelven een verpletterenden hamer meende te vinden om de rots te verbrijzelen, waarop Christus' Kerk stond opgetrokken. De vergaderde Kerk, door den Stedehouder van Christus, door den opvolger van Petrus, saamgeroepen, veroordeelt die dwaling en spreekt er den vloek Gods over uit, en ziet, reeds is het bewaarheid: ‘Gij zijt Petrus,’ uwe Kerk is op eene rots gegrondvest, alle pogingen der hel zullen die grondzuil niet van haar steunpunt rukken, uw werk niet vernielen. De veroordeelde ketterij mocht vrij een aantal jaren voortwoekeren, nog vele landen, vele vorsten en volken tot hare zijde overhalen, zij mocht nog veel christenbloed plengen, maar als een verpletterend gewicht drukt haar de veroordeeling der Kerk loodzwaar op den kop en eindelijk zal zij ondergaan en verdwijnen in de krochten waaruit zij te voorschijn trad.

Ruim eene eeuw later was wederom de Kerk in Concilie vergaderd. In het jaar 431 werd het derde Concilie, dat van Ephese gehouden; ook hier was de snoode toeleg gericht op den Stichter en Voltrekker van het Geloof, op Gods Zoon zelven, wien Nectorius twee personen wilde toekennen, eene goddelijke en eene menschelijke, waarbij dan tevens aan de H. Moedermaagd slechts het moederschap werd toegekend van den menschelijken persoon in Christus. Zoo bestond het de hel de Kerk herhaaldelijk in haar hechtste grondzuilen aan te tasten door aan God zelf zijne Goddelijke Eigenschappen en aan zijne Moeder hare schoonste kroon, het Goddelijk Moederschap, te weigeren. Petrus had door zijn opvolgers de prinsen der Kerk opgeroepen om te oordeelen en te veroordeelen en ook hier verdween eene ketterij van de aarde ter bevestiging van het woord: ‘Gij zijt Petrus, en op die steenrots zal ik mijne Kerk bouwen.’

Nog werden vele ketterijen door den Stoel der waarheid veroordeeld en in den strijd, daarbij gevoerd, zag immer de Kerk hare beginselen zegepralen. Maar tot dusverre was het slechts eene ketterij geweest, die op zich zelve staande, op geene vreemde machten kon roemen, of indien zij er al in mocht slagen den wereldlijken arm tot hare zijde over te halen, dan nog was het deze laatste slechts te doen om een voorbijgaand voordeel te winnen of om aan eene oogenblikkelijke opwelling van heerschzucht en dwingelandij te voldoen. Maar nu werd de Rots het doel der slagen van hen, die met de wereldlijke macht omkleed, in de voorschriften der Kerk eene beteugeling vreezen voor hunne willekeur, die in de Kerk een onverzettelijken hinderpaal vonden, waartegen hun heerschzuchtig streven niets zou vermogen. Dien teugel, hoe heilzaam ook, wilden zij zich niet getroosten, die hinderpaal moest uit den weg geruimd. Het was tegen een heiligen Paus, een waardigen opvolger van den prins der Apostelen, tegen den moedigen Gregorius VII, dat de strijd het eerste werd geopend; met al de woede van een dwingeland die niets ontziet, voor wien niets verheven of heilig is, viel de goddelooze Hendrik IV den Paus aan. Hem stond een uitgebreid en machtig rijk ten dienste, hij kon beschikken over een talloos leger dat hem werd aangevoerd door het zedenbederf van velen onder de prinsen der Kerk, verbonden met de roofzucht der machtigen dezer wereld, die allen te samen zich onder het vaandel geschaard hadden van den duitschen keizer. Het betrof thans niet zoozeer de leer der Kerk als wel hare waardigheid en het aanzien dat zij moest genieten, wilde zij eenige vrucht doen in de harten van die nog half barbaarsche volken, voor wie pracht en luister een machtige spoorslag waren. De Paus was aan eigen macht overgelaten, maar ook die macht, hoe gering en nietig ook voor het menschelijk oog, was voldoende, want de opvolger van Petrus steunde op de steenrots waarvan gezegd was door God zelven, dat Hij daarop eene Kerk zou bouwen en dat de poorten der hel dit gebouw niet zouden overweldigen. De macht des Pausen was overwegend, ja verpletterend voor zijn tegenstander, wiens listen en slimme lagen, door eene onbegrensde macht gesteund, niets vermochten tegen den Stedehouder van Christus. Na een langen strijd sprak de Kerk in Concilie vergaderd haar vonnis uit, en dit vonnis regelde de betrekking van de wereldlijke macht tegenover de geestelijke en omschreef beider rechten. In dien strijd had men wel den Paus in ballingschap zien sterven, maar bij zijn laatsten ademtocht was hij nog vreeselijk voor zijn vijand, die spoedig een veel smartelijker dood zou sterven, maar niet vóór dat ook hij zelf, van zijne macht beroofd, zou gebukt zijn gegaan onder de slagen van zijn eigen zoon, hij die zich dat lot op den hals getrokken had door tegen zijn geestelijken vader snood de hand te verheffen.

Op dezelfde wijze en met niet minder gunstigen uitslag zou men later nogmaals het schouwspel genieten van een strijd door de wereldlijke macht tegen den Paus gevoerd. Maar zooals Hendrik IV moest ook Frederik de tweede onderdoen voor die macht, welke het recht op hare zijde had en daarom door God zelven gesteund werd.

Eindelijk zien wij een nieuwen vijand opdagen, die, geleerd door de neêrlagen van de vroegere bestrijders der Kerk, op andere middelen dacht, welke hij daarin meende te vinden, door meer nog dan zijne voorgangers de hartstochten van het zingenot en de hebzucht te ontteugelen, en het groote beginsel van alle maatschappijen, de gehoorzaamheid aan de gestelde machten, ten minste in princiep te loochenen. Luther, wierp aan de vorsten het lokaas voor der kerkelijke goederen om hunne ledige schatkisten in goeden staat te herstellen, en aan allen, zoo vorsten als volken, gaf zijn stelregel, dat de mensch door het geloof alleen zalig wordt en dat bij gevolg de goede werken en het onderhouden van Gods geboden overtollige zaken waren, aan de hartstochten den vrijen teugel. Zijn pecca fortiter sed, crede fortius (zondig sterk, maar geloof nog sterker) moest hem zoovelen aanvoeren, wier bedorven hart zich niet aan de zuivere leer der Kerk meer kon onderwerpen, die zich niet wilden belemmerd zien door de wetten door God zelf aan den mensch gesteld. In weinige jaren had zijne ketterij, door nog meerderen terzelfder tijd gerugsteund, een groot gedeelte van Duitschland en Frankrijk, Engeland, de Nederlanden overstroomd en nog altijd won zij in kracht en omvang maar ook hier moest het wederom duidelijk blijken dat het woord van God zich niet laat beschamen: ‘Gij zijt Petrus’ zoo had de Zaligmaker gezegd tot den Vorst der Apostelen, en in hem tot zijne opvolgers, ‘en op die steenrots zal ik mijne Kerk bouwen en de poorten der hel zullen tegen haar niet vermogen.’ Petrus riep door zijnen opvolger nogmaals de Kerk te samen om aan het eeuwenheugende gebouw zijn ouden luister te hergeven en weldra was ook nu weêr de kracht der hel gebroken, want van af den dag dat haar het vonnis der Kerk trof in de uitspraken van het Concilie van Trente kon de ketterij geene of bijna geene veroveringen meer maken, en dat niet alleen, want van af dien dag ook teekent haar verval. Door de veroordeeling in hare levensbeginselen getroffen, sleepte zij een tijd lang nog een treurig bestaan voort, om zich eindelijk op te lossen in eene menigte secten, die zich immer in kleiner en kleiner deeltjes afscheidende, weldra slechts eene treurige herinnering moesten na zich laten als van iets dat eenmaal was, maar sinds lang uit den kring der bestaande zaken is weggenomen.

Zoo zagen wij in eenige vluchtige en flauwe trekken de vervulling aangetoond van dat verheven en troostend woord door God zelf tot een sterveling gezegd, toen Hij hem de verhevenste taak opdroeg die ooit aan menschen werd toevertrouwd, de taak namelijk om te waken over zijn werk, om het hem toevertrouwde pand te bewaren en te vermeerderen. Dit woord, dat wij zoo vele malen tot vervulling zagen gebracht worden, is ook een sterkend, opbeurend woord voor ons, daar het ook nog in onzen tijd de overwinning belooft niet alleen, maar zelfs verzekert. Op dat woord steunend riep Pius IX de thans vergaderde Kerk te samen om met Gods hulp en zegen een strijd te voeren, die met niet minder woede tegen de rots van Petrus wordt gestreden. Maar zooals vroeger, sinds dat Goddelijk Woord werd gesproken, zal ook thans de macht der hel niets uitwerken tegen de Kerk, die zij wel kan belagen maar nimmer overwinnen.

X.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken