Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Iets over de kloeken.



illustratie

Geen volk der oude wereld was er, zoowel in het Oosten als in het Westen, waaraan het gebruik van bellen en kleine klokken onbekend schijnt te zijn geweest; zoo is het een feit dat het plechtgewaad van den Hoogepriester der Joden met kleine bellen - zooals sommigen willen met evenveel als er dagen in het jaar waren - bezet was, en dat de Egyptenaren ze bij hunne godsdienst-feesten aanwendden. Vooral echter waren het de Romeinen die er gebruik van maakten om openbare en algemeen aangenomen teekens te geven, bij voorbeeld van het openen of sluiten der badplaatsen, van het begin of het einde hunner markten. Wel waren de kleine klokken ook aan de eerste Christenen bekend, maar men mag daarom nog niet aannemen dat zij er zich van bedienden om hunne godsdienstoefeningen aan te kondigen, daar zulks, om de onveiligheid waarin zij verkeerden in de drie eeuwen van Kerkvervolging, niet raadzaam mocht heeten. Eerst in de vierde eeuw komen eenige sporen van haar gebruik, ook voor de godsdienstoefeningen der Christenen, voor; er zijn er die beweren dat Constantijn de Groote reeds eene klok aan eene kerk van Rome heeft geschonken, anderen willen het eerste gebruik van eene klok voor het aankondigen der godsdienst-feesten toegeschreven hebben aan den H. Paulinus, bisschop van Nola in Campanië.

In de Oostersche Kerk was in de kloosters het gebruik, om, zooals ook thans nog in de Westersche in sommige kloosterorden, bijv. de Capucijnen, het geval is, de uren van godsdienstoefeningen of andere samenkomsten aan te kondigen door het zoogenaamde kleppen, hetwelk hierin bestond, dat hij die het teeken gaf, met een hamer op eene lange, dunne plank sloeg, welke hij in de linkerhand hield, en dat hij, door op verschillende afstanden van het rustpunt der plank te slaan, hoogere of lagere tonen voortbracht. In de Westersche Kerk vinden wij nog melding gemaakt van eene klok in de geschriften van den H. Gregorius van Tours, die van een signum (de gewone kerkelijke uitdrukking voor het woord klok, welke veelvuldig signum ecclesiae genoemd wordt) gewaagt vóór den aanvang van de godsdienstoefeningen en tot aankondiging der canonische uren. Te Rome vindt men voor het eerst in het jaar 708 eene klok vermeld, welke gebruikt werd om het begin der godsdienstoefeningen aan te kondigen.

Het schijnt echter dat wij hieronder slechts kleine klokken of bellen te verstaan hebben, welke later, vergroot en verzwaard, meer aan het algemeen gebruik werden dienstig gemaakt om ook op verre afstanden gehoord te worden. Deze vergrooting schrijft men meestal toe aan den H. Paulinus, zooals reeds gezegd werd, bisschop van Nola in Campanië. Wat daarvan te denken zij is onzeker; wel kunnen daarvoor de namen campana, welke aan eene grootere, en nola, die aan eene kleinere klok in de kerktaal gegeven worden, pleiten; zelfs zou men eenige waarschijnlijkheid kunnen vinden in de omstandigheid dat niet alleen de ‘bronzen vazen’ van Campanië, maar ook het huisraad uit gebrande aarde van die streek als eene bijzonderheid aan de ouden bekend waren, maar altijd blijft het onzeker wanneer en door wien het eerste de vervaardiging van grootere klokken of schellen ingevoerd zij.

Sedert de 7e eeuw vindt men in het Westen voortdurend talrijker sporen van het kerkelijk gebruik der klokken. Zoo leest men dat, toen koning Clotharius in 615 de stad Sens belegerde, de bisschop Lupus zich naar de St. Stephanus kerk begaf en de klok (signum ecclesiae) luidde (tangeret), waarop de vijanden op eene overhaaste vlucht sloegen.

[pagina 195]
[p. 195]

Toen den bisschop van Rheims, Rigobert, twee klokken ontnomen waren, wist hij die op wonderdadige wijze terug te bekomen, en in het verhaal van Flodoardus over deze gebeurtenis wordt van het gebruik der klokken gesproken als van iets dat zeer gewoon en alledaagsch was. In de Nederlanden werden de klokken het eerst ingevoerd door den H. Lambertus, terwijl de H. Bonifacius het gebruik er van in Duitschland bekend maakte. In de negende eeuw echter schijnt het algemeen kerkelijk gebruik der klokken in de Westersche Kerk te zijn ingevoerd.



illustratie
FIG. I


Afgezien van de oud- romeinsche tintinnabula of kleine bronzen bellen vindt men in het begin der middeleeuwen twee soorten van klokken: van geslagen ijzer, of van gegoten brons. Waarschijnlijk moet men die welke uit plaatijzer vervaardigd werden voor de oudste houden, tenzij men ze beschouwd wil hebben als een middel waarvan men zich bediende, of bij gebrek aan beter of om de grootere kosten aan gegoten bronzen klokken verbonden. Zulk eene is het klokje van de H. Godeberta dat thans nog te Noyon in Frankrijk bewaard wordt en waarschijnlijk uit de zesde eeuw dagteekent. Het bestaat uit geslagen plaatijzer door klinknagels verbonden. De overlevering wil dat genoemde Heilige er zich van bediende om hare religieusen tot het gebed en de geestelijke oefeningen samen te roepen. Het draagt geen jaartal of opschrift en is bijna geheel zonder versiering; de eenige waarde van dit klokje bestaat in zijn hoogen ouderdom en in de omstandigheid dat het aan eene heilige heeft toebehoord, maar zeer zeker niet in de waarde van de stof waaruit het gemaakt is, of in zijn schoonen toon, daar het bij uitstek dof klinkt. Het heeft eene hoogte van 28, en eene breedte van 22 nederlandsche duimen op zijne grootste breedte.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken